Preek 14: Galaten 6: “Zachtmoedigheid”. Orde van dienst: Votum en zegengroet Psalm 67: 1, 3 Wet + Johannes 15: 9-13 Psalm 103: 4, 5 Gebed Voor de kinderen: Herten. GK 158 Lezen: Galaten 5: 22-6:18 Psalm 55: 9 Tekst: Galaten 6: 2 Preek Psalm 133 Gebed Collecte GK 165 Zegen. -----Bij de preek: De laatste preek uit de serie over de Galatenbrief. Ja, echt! (Ik zie nu, dat we er vorig jaar maart aan begonnen zijn!) En de preek gaat in feite over het laatste woordje van de brief: het woordje ‘broer’. Over een van de vruchten van de Geest: “zachtmoedigheid”. Een bijzonder slot van een soms erg felle brief. Zachtmoedig is blijkbaar niet hetzelfde als “soft”! De brief eindigt dus met ons samen. Midden in de gemeente. Over het steunen van elkaar in de strijd. Over trots en roddel. Over mildheid en barmhartigheid. Over de wet van Christus. En over een Paulus, die de littekens in zijn lichaam meedraagt en zo zijn brief met bloed ondertekent. En niet alleen zijn eigen bloed, maar vooral met het bloed van zijn Heer. In het midden staat het kruis. De preek gaat over strijd, geluk, steun en onze littekens. Gezegende zondag, Ds. A.A. Kramer. -------------------Voor de kinderen: Herten. Gewei: elk jaar een nieuwe. Om indruk te maken op de vrouwtjes en om mee te vechten. Ze leggen bij het zwemmen soms hun kop even op de rug van het hert dat voor hen zwemt. Voor de Schriftlezing: Vorige week ging de preek over de vrucht van de Geest. Toen ging het vooral over geduld. In feite gaat het nu ook om een vrucht: over zachtmoedigheid. Jezus noemt die vrucht ook al in de Bergrede: “Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten”. Daarom beginnen we met 5:22. -------------
Preek: Inl. “Wat denken de mensen over mij?”. Met die vraag kunnen mensen een leven lang bezig zijn: “Hoor ik er bij?”. Draag ik wel de goede kleren? Heb ik de goede auto? Zeg ik de goede dingen op de Bijbelstudie? Draai ik wel de goede muziek? Ben ik wel cool? Hoe vind je mijn tattoo? En op mijn Hyves-pagina zet ik natuurlijk alleen mijn mooiste foto’s! “Wat denken de mensen over mij?”. En we doen een leven lang ons best om indruk te maken op anderen. Bezig met ons ego. Bang voor gezichtsverlies. Mensen zijn roedeldieren: “Is mijn gewei wel groot genoeg?”. Wat levert dat op? Weinig. Om te beginnen: niemand kijkt naar jou, want iedereen kijkt ook naar zichzelf. Nou, dat lucht al op, denk ik. Anderen kijken niet naar mijn kleren. Ze zijn met hun eigen kleren bezig. En als ze naar mijn kleren kijken, dan is dat vaak om zichzelf te vergelijken. Het levert dus ook heel wat jaloezie op. En trots. Rivaliteit. Geroddel. Maar ook veel onzekerheid. Gepieker: “Wat denken mijn vrienden over mij? Ben ik wel waardevol?”. Dia. Het is daarom een opvallend zinnetje in de brief van Paulus over die mensen, die zo druk zijn met die besnijdenis: “Degenen, die er zo op aandringen, dat u zich laat besnijden, willen alleen een goede indruk maken en voorkomen, dat ze vervolgd worden omwille van het kruis van Christus. Ze zijn voor de besnijdenis, maar leven zelf niet uit de wet; ze willen dat u zich laat besnijden om zich daarop te kunnen laten voorstaan”. Paulus prikt erdoorheen: ze willen alleen maar een goede indruk maken. Ze zijn wel zo druk met die besnijdenis, maar ze houden zelf de wet ook niet helemaal. Stel je voor: zelfs in de gemeente, in de kerk, is er trots, rivaliteit, beter en mooier willen zijn en dus ook jaloezie, roddel, elkaar de voet dwars zetten. Maar dus ook de andere kant: dat mensen het gevoel hebben dat ze er niet bij horen. Want hun leven is niet zo goed. Worstelen met verleidingen. Ze weten minder van de bijbel. Ze hebben ook niet zo’n mooie functie in de kerk. En de opvoeding wil ook maar niet lukken. Hoor ik er wel bij? Dit kom je allemaal vooral tegen in een omgeving waar het om de buitenkant draait. Om gedrag. Om geboden. Om regels. Om prestaties. We noemen dat een “Schaamte-eer-cultuur”. In zo’n cultuur draait het om eer. En het ergste wat je kan overkomen is gezichtsverlies. Dat zie je soms heel pijnlijk terug in de Islam. Soms wordt een jonge dochter door een vriend verleid en hebben ze gemeenschap. Misschien zelfs wel zonder dat ze dat echt wil. Maar als dat ontdekt wordt, wordt die dochter zwaar gestraft. Soms uit de familie gezet. Soms zelfs gedood. We noemen dat “eerwraak”. Want een meisje moet als maagd het huwelijk in gaan.
Over de jongen hoor je vaak niets. Zo’n meisje heeft de eer van de familie geschonden. Dat geeft gezichtsverlies. En dus volgen harde straffen om het gezicht te redden. Thema: “Zachtmoedigheid”.
Dia.
1 strijd. Dat is ook onze strijd. Want misschien hebt u dat vorige week wel gemist. Toen ging de preek over de vrucht van de Geest. Weet u het nog. Over liefde, geloof, geduld…. Allemaal erg mooi. Maar de tekst ging ook over het kruisigen van onze eigen natuur. Van onze hartstochten en begeerten. Dat is lastiger. Maar het hoort er wel bij. En dat heeft u vast gemist vorige week? Of niet? Paulus heeft het er nadrukkelijk over: over de strijd in het leven van een christen: “Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf”. Strijd. Maar een heel vreemde strijd: het is een strijd met jezelf. Eerst was er een andere strijd in je leven. Je streed met de goden. De goden, die jouw leven willen beheersen met hun wetten en bijzondere dagen. Door angst en manipulatie. En door tovenarij, offers, wetten onderhouden, dwong je hen om te geven wat jij nodig hebt. Of er was een strijd met de God van de bijbel. Je had je vragen, de twijfels aan zijn goedheid. Je worstelde met je opvoeding en met al die geboden. Je wilde je leven niet in zijn handen leggen. Je overgeven. Je streed ook met mensen om je heen. Je streed om hun waardering. Je dwong de seksuele liefde vaak af. Door geweld of geld of via Internet. Er was jaloezie, vijandschap, geroddel, woede, rivaliteit…. Maar als je christen word, doe je een moeilijke ontdekking: de vijand zit in mijzelf! In mijn eigen hart! Dat is het moeilijke: de duivel vindt zo makkelijk een plek om bij mij binnen te komen. Ik zet de deur zelf open! Als christen laat je de strijd dus niet achter je. Het is eerder zo dat de strijd zich verplaatst. Eerst streed je met goden en mensen. Met van alles om je heen. Nu strijd je met jezelf. Maar voelt u wat daarvoor nodig is? Dan moet je wel eerst willen zien, dat er ook kwaad in jezelf zit. Verkeerde hartstochten en begeerten. Egoïsme of verwaandheid. Jaloezie. Roddel. Alleen dat al. Dat je dat wilt zien. En dan moet je er ook nog eens tegen strijden! Ja, je moet ze kruisigen. Kruisigen. Dat tekent niet alleen het radicale. Het tekent ook de vernedering. Het gezichtsverlies. Het berouw. 2 geluk. Hoe komt een mens zover?
Dia.
Want dit is kompleet tegennatuurlijk. Wie gaat er nu tegen zijn eigen verlangens strijden? Je koestert je verlangens. En een ander moet onze verlangens zeker niet in de weg gaan staan. Maar wat gebeurt er: nu ga je tegen die verlangens strijden! Hoe kan dat? Ja, dat begint bij God. Bij zijn liefde. Zijn goedheid. Het begint bij Christus. Bij het kruis. Bij het kruis van Jezus leer je twee dingen: Je leert, dat je zondiger bent, dan je ooit had gedacht. Maar tegelijk, dat je meer geliefd bent, dan je ooit durfde dromen. (Tim Keller)
Dia.
Daarom is het kruis voor Paulus zo belangrijk. Dat kruis is een spiegel: Jezus hangt daar voor mij. Dat kruis laat zien, hoe verloren ik ben in mijzelf. Maar het laat mij ook zien hoeveel ik waard ben voor God: Hij heeft mij lief. En als je dat door hebt, is het niet zo belangrijk meer wat de mensen over je denken. Je vergelijkt je niet met anderen. Je bent leerling van Christus. Daarna ga je zien hoe moeizaam en leeg dat oude leven was. Zo onvruchtbaar. Wat heb je aan drank en ruzie? Wat heb je aan jaloezie en roddel? Alleen maar meer eenzaamheid. Wat heb je aan geweld? Wat heb je aan seksuele losbandigheid? Je beschadigt een ander alleen maar. En je blijft zelf leeg achter. Daarnaast ga je oog krijgen voor het geluk, dat God wil geven. En dat dat geluk veel groter is dan alles wat op aarde geluk voorspiegelt. Dat kan je helpen om je voortaan te richten op het geluk, dat God wil geven. Geluk dat nooit meer stuk gaat en altijd blijft. Op zijn paradijs. Op de opstanding. Zo werkt dat. Dat zien we mooi terug in een verhaal uit de Griekse mythologie. Er was eens een eiland dat bewoond werd door sirenes. Die sirenes waren half vogel en half vrouw. Als er schepen langs het eiland voeren, dan begonnen de sirenes te zingen. En ze zongen zo mooi en verleidelijk, dat zeelieden meteen naar het eiland voeren als zij het gezang hoorden. Maar alle schepen liepen stuk op de rosten voor de kust en zonken. Ook de Griek Odysseus kwam langs dit eiland op zijn lange reis naar huis. Hij kende het gevaar. Toch wilde hij vlak langs het eiland varen en het gezang horen. Wat deed hij? Hij liet was in de oren van de roeiers stoppen, zodat ze niets meer konden horen. En hij liet zichzelf aan de mast vastbinden. Maar zijn oren waren open. En zijn mannen moesten bezweren, dat zij hem niet los zouden maken. Hoe graag Odysseus dat ook zou willen. Zo kwamen ze ongedeerd langs de verleidelijke sirenen en de rotsen. Het verhaal wil, dat ook een ander schip langs die sirenen voer. Het schip van de argonauten op zoek naar het gulden vlies. Op dat schip was ook Orpheus. Hij was een zanger met een goddelijke stem. Hij kreeg een lier van de goden, waarmee hij zichzelf begeleidde.
Maar Orpheus liet de oren van zijn roeiers niet dicht maken met was. Hij begon zo mooi te zingen en te spelen, dat de roeiers de zang van de sirenen niet eens meer hoorden. Dat is het: het geluk, dat God ons belooft is wel 1000 keer mooier. Dat helpt om wel van het geluk in deze wereld te genieten, maar om het niet te verafgoden. 3. samen: Daarnaast mogen we elkaar ook steunen in de strijd. Want in die strijd tegen onszelf en tegen de zonden vallen we ook vaak. We zijn nogal zwak. Een misstap is er zomaar. Een verkeerd woord. Een verkeerde gedachte.
Dia.
Wat moet je daarmee, als je een broeder of zuster ziet zondigen? Dia. Dat leert Paulus: “…dan moet je, door de Geest geleid, hem zachtmoedig weer op het rechte pad brengen”. Hoe doe je dat? Dat doe je zachtmoedig. Wat is dat? Want dat klinkt nogal zacht in onze oren. Nogal soft. Alsof het kwaad niet zo slecht is. Nee, zachtmoedig zegt alleen iets over de manier waarop je dat doet. Je doet dat mild. Niet veroordelend. Je weet, dat je zelf ook elke dag wel een misstap doet. Zachtmoedig staat tegenover hoogmoedig. Paulus gebruikt hier een heel mooi woord: “…op het rechte pad brengen”. Er staat een woord, dat letterlijk ‘herstellen’ betekent. Het wordt vaak gebruikt voor het terugzetten van een ontwricht bot. Als je arm uit de kom is of een been gebroken is, dan zet de dokter dat weer terug. Let op hoe positief Paulus dit formuleert. Als wij zien dat iemand in zonde valt, dan draaien wij ons liever wat weg. Als we het niet gezien hebben hoeven we er ook niets mee te doen. Dat wordt allemaal te moeilijk. Zoals je op straat ook weg kunt draaien, als er iemand in elkaar wordt geslagen door een groepje mannen. Je zegt maar niks. Of je ziet het wel, maar je praat er met anderen over: “Weet je wat ik gezien heb….”. Je praat er met elkaar over. Maar niet met de persoon zelf. Weet u wel hoeveel daardoor stuk kan gaan? Zachtmoedig staat tegenover hoogmoedig. Verwaand. En dat gevaar is heel groot in een wettische omgeving. Dan gaat het erom wie de wet het beste houdt. Wie zich braaf aan de regels houdt. Dan voel ik me zomaar beter, dan die broeder, die minder in de kerk komt, dan ik. Of dan dat meisje, dat elke zaterdagavond tot vroeg in de morgen uitgaat. Dan voel ik me een betere ouderling. Dan denk ik dat ik meer van de bijbel weet. En dat laat ik ook erg graag horen. Paulus noemt dat gevaar ook: “Wie denkt dat hij iets is, terwijl hij het niet is, die bedriegt zichzelf”. Maar zo ontmoedig je elkaar alleen maar. Wie voelt zich nu veilig in zo’n gemeente? Een wettische kerk is een harde kerk. Hoe moet het wel? Je moet de ander herstellen.
Draag elkaars last. Dat betekent, dat je naast de ander gaat lopen. Dat je de last overneemt. Omdat je dan pas voelt wat die ander voelt. Het verdriet. De strijd. De somberheid. De eenzaamheid. De verleidingen. Draag elkaars last betekent, dat je naar je broeder of zuster toegaat en gaat praten. Eerst gewoon onder vier ogen. Praten, uit de bijbel lezen. Bidden. Omarmen. Van hart tot hart. Omdat je heel goed weet hoe zwaar het leven en hoe fel de strijd kan zijn. Hoe diep de vragen. Hoe fel de verleidingen. Hoe eenzaam je kunt zijn. We hebben allemaal onze rugzak. En: wat ben je zelf niet vaak gevallen?!! Ja, je schrok van jezelf: “Ben ik zo zwak? Kan satan mij zo makkelijk verleiden?”. Wat mooi als er dan een gemeente om je heen staat, die je opraapt en weer meeneemt. Dat zie je ook heel mooi bij Jezus zelf gebeuren. Petrus heeft hem verloochend en diep pijn gedaan. Terwijl Jezus geslagen wordt en bespuugd, neemt Petrus afstand: “Nee, ik hoor niet bij hem!”. Hij draait zich weg. Wat doet Jezus met Petrus als hij uit de dood is opgestaan? Geeft hij Petrus eens flink onder uit de zak? Spreekt hij hem fel toe te midden van de andere leerlingen? Gezichtsverlies? Of praat hij over Petrus achter zijn rug om met anderen? Nee. We weten uit het evangelie, dat Jezus eerst een ontmoeting met Petrus alleen gehad heeft. Daarna pas heeft Jezus Petrus aangesproken met alle anderen erbij. Op die vroege morgen bij dat vuurtje aan de oever van het meer van Galilea. Maar niet om Petrus te kijk te zetten. Om hem zijn plaats tussen zijn broeders terug te geven. Om te herstellen. Hij gaf geen felle uitbrander. Hij vroeg alleen maar: “Petrus, heb je mij lief?”. “Ja, Here, u weet, dat ik u liefheb”. Meer hoefde niet gezegd te worden. Want daar ging het om. 4 getekend: Ook Paulus heeft Jezus ontmoet. Hij was net op weg om in Damascus wat christenen even flink aan te pakken. Vol hoogmoed was hij. Trots op zichzelf. Want hij had tot dan toe alles gedaan wat God in de wet vroeg. En meer dan dat. Hij stond bovenaan op de ladder van de godsdienst. God moest wel heel erg tevreden over hem zijn. Hij was het teken van de besnijdenis meer dan waard. Totdat Jezus bij hem kwam. Op die weg naar Damascus. Toen Paulus op weg was om weer één van zijn triomfen te vieren. Jezus verscheen en stelde alleen maar een vraag: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij?”. En in één keer besefte Paulus hoe fout hij zat. Hoe dom hij was geweest. Hoe trots. Hoe veroordelend. Maar nu was Paulus veranderd. Hij heeft nu wel andere merktekens in zijn lichaam. Belangrijker dan de besnijdenis. Hij draagt de merktekens van het volgen van Jezus in zijn lichaam. De littekens van het lijden voor Jezus. Hij heeft dat lijden ook nooit ontlopen.
Nooit gezegd: “Ik hoor niet bij hem!”. Om zijn gezicht te redden. Altijd kwam hij voor Jezus uit. Nooit schaamde hij zich. Het kostte hem vuistslagen, steniging, spot, geselslagen: de littekens waren blijvend en diep. Hij noemt die littekens “stigmata”. Dat zijn ook de brandmerken, die een slaaf krijgt. De tattoo’s van die dagen. Ze laten zien, dat hij bij Jezus hoort. De handtekening van de Gekruisigde staat diep in zijn vlees gegrift. Dat is zijn paspoort bij jood en heiden. Amen.