Algemene inleiding Afrika in één dag beleven in Safaripark Beekse Bergen in Hilvarenbeek wacht een Afrikaans avontuur met brullende leeuwen, nieuwsgierige giraffen en overstekende zebra’s. In het grootste wildlife park van Nederland ontmoet je 1.500 dieren in hun natuurlijke omgeving. Ook Calimero – de grootste olifant van Europa – woont hier. Net als neushoorns, chimpansees en jachtluipaarden. Safaripark Beekse Bergen kun je op vier manieren ontdekken. Wandelend, met de safaribus, de safariboot of met de eigen auto. Onderweg beleef je de spannendste avonturen en vertellen rangers beestachtig interessante weetjes. In het safaripark proef je de sfeer van het Afrikaanse continent! Bij de pinguïns en tijgers achter in het park komen de verschillende safarivormen samen en kun je eenvoudig wisselen. Handige plattegronden geven aan welke dieren je tegenkomt tijdens de verschillende safaritochten. Op deze beestachtige website vind je alvast informatie over de dieren, evenementen,openingstijden, voordelige abonnementen en nog veel meer! Maar het echte avontuur: dat beleef je in Safaripark Beekse Bergen.
2
3
Opdrachten Voor biologie ga je naar een safaripark om een gedragsonderzoek te doen. Je mag hiervoor zelf uitzoeken welk dier je graag wilt bekijken. Nu kun je een dier nemen waar je al veel vanaf weet, maar het is juist leuk bij een opdracht als deze om een dier te kiezen waar je zelfs nog nooit van gehoord hebt. Je kunt hiervoor de website van het safaripark bezoeken. Hier staat een uitgebreide lijst van alle aanwezige dieren. Website: www.safaripark.nl
Je doet dit onderzoek in groepjes van 3 personen. Denk na bij de keuze van je dier! Een luiaard is leuk, maar is erg traag en weinig actief!
Opdracht 1 Het zoeken naar informatie Voor je naar de dierentuin gaat, heb je al gekozen welk dier je gaat bekijken. Over dit dier ga je informatie zoeken op het Internet of met behulp van boeken. Je zoekt op: Hoe ziet het dier eruit? In welke landen komt het dier in het wild voor? In wat voor soort omgeving leeft het dier?(woestijn, bos, zee etc.) Wat eet het dier? Hoe plant het dier zich voort? Wat zijn de grootste (natuurlijke) vijanden van dit dier? Tot welke groep van de gewervelde dieren hoort het dier (vissenamfibiëen-reptielen-vogels-zoogdieren)? Ook zoek je hier plaatjes bij. Deze informatie wordt een onderdeel van je verslag dus sla het goed op en bewaar het! Je kunt een uitdraai meenemen naar de dierentuin.
4
Opdracht 2: een gedragsoverzicht maken\ Hierbij ga je kijken naar de dingen die het dier doet. Alle verschillende handelingen zet je in een lijst, zodat je een mooi overzicht krijgt. Je gaat nu zelf een gedragsoverzicht maken. Hiervoor heb je nodig: kladpapier plankje om op te schrijven evt. een verrekijker voor het geval dat het dier verder weg zit. Dit ga je doen: Je gaat 10 minuten het dier bekijken en iedereen noteert wat hij/zij het dier ziet doen. Bijvoorbeeld: lopen, grazen, met poot over hoofd aaien, met vleugels slaan etc. Bekijk samen wat iedereen gezien en opgeschreven heeft en maak hiervan één lijst. Alle gedragingen krijgen een precieze beschrijving en een naam. Een voorbeeld zie je hier onder. Kijk goed! Een dier doet meer dan je op het eerste gezicht zou denken! Zich poetsen
Het eigen lichaam met de poten wrijven
Sociaal poetsen en likken
Likken, poetsen en kammen van de vacht van een soortgenoot
Bijten
Met de tanden aan een object knagen (geen voedsel) of een soortgenoot bijten
Roffelen
Met de achterpoten ritmisch op de grond slaan
Trommelen
Met de voorpoten ritmisch tegen de wand slaan
Duwen
Met de voorpoten een object verschuiven
Toetsen
Aan een object snuffelen
Keuren
Aan een soortgenoot snuffelen
Als je alles hebt beschreven en een naam hebt gegeven, kun je het netjes invullen in het schema op de volgende pagina. Geef de gedragingen ook een duidelijke afkorting. Dat is makkelijk voor het maken van een overzicht van het gedrag in een tijdsschema.
5
Gedragsoverzicht Handeling
Afkorting
Beschrijving
6
Opdracht 3 Een gedrag in tijdsschema maken Wat heb je nodig: je gedragsoverzicht van opdracht 2 een schema om een tijdsschema te maken (zie volgende pagina) een stopwatch of horloge met secondewijzer Wat moet je doen: maak een gedrag in tijdsschema van het dier gedurende 10 minuten. Schrijf daarbij elke 5 seconden op welke handelingen het dier doet. Werk daarbij op de volgende manier samen: (gebruik schema volgende pagina) - één leerling geeft aan wanneer de 5 sec. om zijn - één leerling noemt de handelingen - één leerling noteert de afkortingen van de handelingen - wissel af en toe van rol als je dit allemaal gedaan hebt, probeer je uit het gedrag in tijdsschema conclusies te trekken. Bijvoorbeeld: Welke handelingen komen het vaakst of het langst voor? Zijn er bepaalde handelingen die alleen vlak na elkaar voorkomen? Schrijf hierbij op wat je is opgevallen!
7
Minuut 1
Minuut 2
Minuut 3
Minuut 4
Minuut 5
Minuut 6
Minuut 7
Minuut 8
Minuut 9
Minuut 10
Na 5 sec Na 10 sec Na 15 sec Na 20 sec Na 25 sec Na 30 sec Na 35 sec Na 40 sec Na 45 sec Na 50 sec Na 55 sec Na 60 sec Na 5 sec Na 10 sec Na 15 sec Na 20 sec Na 25 sec Na 30 sec Na 35 sec Na 40 sec Na 45 sec Na 50 sec Na 55 sec Na 60 sec
8
Opdracht 4 een verslag maken Uiteindelijk lever je per drietal één verslag in. Het verslag bestaat uit: - titelpagina - inhoudsopgave - inleiding - opdracht 1 - opdracht 2 - opdracht 3 - eigen mening per persoon: Hierin staat: wat je geleerd hebt wat vond je leuk wat vond je minder leuk hoe ging de samenwerking in de groep, heeft iedereen zijn werk gedaan?
Nummer de pagina’s en lever het in een mapje in bij de biologiedocent!