Jaargang 20, nr. 4, december 2009
Uitgave van Fugro Ingenieursbureau B.V., Fugro-Inpark B.V. en Fugro Aerial Mapping B.V.
‘Praktijkproef dijkdeuvels’ 6 ‑ Bouwproces parkeergarage beheersbaar door intensieve metingen 7 ‑ Steeds vaker funderingsonderzoek in bestaande bouw 8 ‑ 370 km Maasoevers binnen enkele dagen ingemeten 9 ‑ ‘Soms lijkt het hier wel de Noordpool’ 10 ‑ Schoon water gaat over gezondheid 12 ‑ Met 80 km per uur alle verkeersmiddelen in beeld 13 ‑ ‘Havengebied Amsterdam is rood, grachtengordel groen’ 14 ‑ Grondwatervoorraad Flevoland goed beschermd 16 ‑ Vinproeven in Antwerps havenslib 18 ‑ Verbeterde kwaliteitscontrole op realisatie paal funderingen 19 ‑ Monitoring maakt innovatieve matrasfundering mogelijk 20 ‑ Geautomatiseerd meten bij piping-test onder IJkdijk 22 ‑ Fugro actief tijdens waterconferentie H209 in New York 23 ‑ Laserscannen maakt buitendienststelling overbodig 24 ‑ Kalender
1
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Nieuwe methoden dijkversterking in praktijk beproefd
Foto: Daan Eijmaal
Innovatie is zaak van lange adem
Boorinstallatie voor de 27 m lange dijkdeuvels.
V
anaf 2001 is een consor‑ tium van aannemers en ingenieursbureaus bezig met de ontwikkeling van de dijk‑ deuvel; een innovatieve manier van dijkversterken. In opdracht van het Waterschap Rivieren‑ land is dit jaar een praktijkproef op ware grootte uitgevoerd. De betrokkenen kijken alvast vooruit naar de volgende stap. ‘Nederland als proeftuin voor innovatieve delta-technieken.’
zette prijsvraag leverde achttien inzendingen en uiteindelijk drie winnaars op. Eén daarvan was een concept ‘expanding columns’, later omgedoopt tot ‘dijkdeuvels’, van het consortium Δ-Dike. Deze groep bestond uit de aannemingsbedrijven GMB, Van Oord Nederland en BAM Grondtechniek, en de ingenieursbureaus Arcadis, DHV en Fugro. Inmiddels gaan de marktpartijen verder onder de naam Dijkdeuvel VOF.
In 2001 startte Rijkswaterstaat samen met CUR Bouw & Infra het project INSIDE. Met dit initiatief wilde men marktpartijen aansporen innovatieve, ruimtebesparende en kostenbewuste methoden te ontwikkelen voor dijkversterking. Een door Rijkswaterstaat opge-
Het Waterschap Rivierenland beheert de dijkring rond de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, waar onder andere de Lekdijk deel van uitmaakt. Over een traject van 12 km (van Kinderdijk naar het Schoonhovense Veer) is het gevaar van afschuiving door opdrijven hier
2
Artist impression van de boring van dijkdeuvels.
reëel. Als de ondergrond van een dijk bestaat uit een dikke deklaag van veen en lichte klei op de pleistocene zandlaag, kan door een hogere waterstand in de rivier de opwaartse druk van het grondwa-
ter vanuit het diepe zand op de bovenliggende deklaag zo hoog worden, dat de veen- en kleilaag worden opgedrukt. De dijk verliest dan zijn steun en kan onderuit schuiven.
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Innovatieve methoden
Overzicht van het proefvak in de lekdijk.
Foto’s: Maas Communicatie
De Lekdijk bij Nieuw-Lekkerland is grotendeels nog wel hoog genoeg, maar de stabiliteit ervan voldoet niet aan de nieuwste veiligheidseisen. Hoofd projectbureau van Waterschap Rivierenland, Frans van den Berg, legt uit hoe men dit wilde aanpakken: ‘De normale reactie bij dit soort zaken is de aanleg van een brede en dikke steunberm langs de dijk. Door het gewicht van deze berm wordt opdrijven voorkomen. Deze methode heeft enkele nadelen: je hebt binnendijks ruimte nodig, waardoor er vaak huizen moeten worden onteigend en gesloopt. Verder duurt de uitvoering circa vijf jaar en het zettingproces zelfs nog langer. Al met al dus een flinke en zeer langdurige ingreep met hoge kosten en veel maatschappelijke gevolgen. In dit geval hebben we langs het betrokken traject te maken met zo’n 450 huizen, waaronder eeuwenoude, beeldbepalende boerderijen. Nu bestaan er natuurlijk alternatieven voor dijkverzwaring, zoals stalen damwanden of diepwanden. Maar ook die oplossing kan redelijk complex zijn en is niet altijd even duurzaam en uitbreidbaar. Toen we dus nog wat verder gingen kijken, kwamen we de innovatieve methoden uit het INSIDE-traject tegen.’
ENW-goedkeuring Adjunct-directeur Jan van Dijk van GMB en Werner Halter, projectleider van Fugro, vertellen hoe hun concept tot ontwikkeling is geko-
V.l.n.r.: Werner Halter (Fugro), Frans van den Berg (Rivierenland) en Jan van Dijk (GMB).
men. Van Dijk: ‘Je bent bij dijkversterking bezig met de veiligheid
van honderdduizenden mensen, dus we nemen geen enkel risico. Nadat wij de initiële INSIDE-prijsvraag hadden gewonnen, zijn wij ons concept verder gaan doorontwikkelen. De betrokken ingenieursbureaus, waaronder Fugro, hebben bijvoorbeeld uitgebreid zaken als de stabiliteit van de dijk, de vervorming van de ondergrond rondom de ‘expander’ en de weerstand van de dijkdeuvels berekend. De aannemingsbedrijven hebben de afzonderlijke componenten van de dijkdeuvel met praktijkproeven getest. Rijkswaterstaat had daarbij via ENW een adviserende rol, waarbij zij een begeleidings-
commissie van CUR Bouw & Infra aanstelde voor het volgen van de vorderingen.’ Halter vult aan: ‘Binnen het INSIDE-project heeft ons concept tussen 2002 en 2005 allerlei test- en validatiefasen succesvol doorlopen. Dit mondde uit in een praktijkproef in de Diefdijk bij Leerdam in september 2005. In 2006 heeft een vakjury tijdens ‘Nederland Innovatief’ de dijkdeuvel benoemd tot uitvinding van het jaar. Met name de werkwijze en de technische uitvoeringsvorm werden als innovatief beschouwd. In 2007 volgde een positief CUR-
3
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Dijkdeuvel De dijkdeuvel is eigenlijk de grote broer van de houten deuvel van de bekende pen-en-gatverbinding. Het concept bestaat uit een dikwandige stalen buis (200 mm doorsnee), verlengd met een indrukbuis. De lengte van de buis hangt af van de hoogte van de dijk en de diepteligging van de zandlaag. Bij de proef bij de Lekdijk waren de deuvels 27 m (!) lang. De buis is over het deel dat in de slappe klei- en veenlagen komt te zitten, voorzien van enkele gaten. Om dit deel van de buis zit aan de buitenzijde een niet-doorlatende kous van geweven kunststof. De buis wordt door een relatief lichte machine de grond ingedrukt tot enkele meters in het zand. Daarna wordt van bovenaf bentoniet-cement in deze expander geïnjecteerd, waardoor de kous uitzet naargelang de weerstand die zij ondervindt van de grondlaag waarin ze zich bevindt. De uitgezette kous heeft een maximale doorsnee van 800 mm. Er ontstaat dus een ondergrondse, bobbelige plug, die met een stalen punt in de zandlaag onder de dijk is verankerd. Bovendien drukken de deuvels de omringende slappe grond ook nog samen, waardoor deze steviger wordt. Dit concept werkt actief: hoe meer druk erop komt, des te vaster hij komt te zitten. Door 50 tot 100 van deze deuvels per 100 strekkende meter dijk aan te brengen, wordt het risico van afschuiving tot binnen de vereiste grenzen teruggebracht.
rapport. Maar de grote doorbraak was de ENW-goedkeuring voor het dijkdeuvel-concept in 2008.’
Zekerheid Het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW), geleid door Rijkswaterstaat, heeft met een gedegen beoordeling aangetoond dat de dijkdeuvel een effectieve dijkversterkingmethode is, met name op plaatsen waar macro-instabiliteit van het binnentalud en ruimte gebruik een probleem zijn. Van den Berg legt uit waarom men bij dit soort onderwerpen niet over een nacht ijs gaat: ‘Het probleem bij een waterkering is dat hij zelden maximaal wordt belast: je ontwerpt hem voor een maatgevend hoogwater van één keer in de 2.000 jaar. En dan moet je wel zeker weten dat hij het ook doet, die ene keer. Je wilt geen enkel risico, dus de bestaande en bewezen techniek van dijkverbreding wordt vaak toegepast. Maar als waterschap willen we ook wat meer ‘gereedschap’ tot onze beschikking hebben, om maatwerk te kunnen leveren in bijzondere omstandigheden. Ook willen we meer concurrentie stimuleren, in het kader van de ontwikkelingen op het gebied van aanbesteden en soorten contracten, bijvoorbeeld ‘design&construct’. Van oudsher werken waterschappen vooral met RAW-bestekken en naar verwachting zal dat in de toekomst toch gaan veranderen. Mede daarom zijn wij gaan kijken naar alternatieven, zoals de dijkdeuvels. We hebben toen drie consortia gevraagd
Jan van Dijk: ‘Veiligheid van honderdduizenden mensen.’
een voorstel te doen om de stabiliteitsproblemen in verschillende proefvakken van onze Lekdijk aan te pakken.’
Praktijkproeven Van Dijk vervolgt: ‘Begin 2009 heeft het waterschap voor een praktijkproef de twee volgens haar meest kansrijke methoden aangewezen. Waaronder dus de dijkdeuvel. Vervolgens hebben de ingenieursbureaus nog de nodige
berekeningen en onderzoeken uitgevoerd voor dit specifieke dijkstuk.’ Halter: ‘Dat klopt. In vergelijking met de eerste proef in de Diefdijk hebben we de omvang van de deuvels flink opgeschaald. Toen hadden we palen van 14 m lengte met een expander (de kous) van 8 m, nu is dat 28,5 m paal en 12 m Installatieprincipe van de deuvels.
4
kous! Ook de diameter is bijna verdubbeld van 500 tot 800 mm. Dan kom je nieuwe problemen tegen waarvoor je weer nieuwe oplossingen moet verzinnen. Bovendien boorden we in de Diefdijk loodrecht naar beneden, en was het verzoek van Waterschap Rivieren land om schuin te boren. ‘Oké’, zegt de aannemer dan, maar dat moet vervolgens wel goed worden berekend. Fugro heeft de afgelopen jaren in de ontwerpfase vooral
meegedacht over de methodiek van het concept en veiligheidsfilosofie. Daarbij gaat het om de vraag hoe je aantoont dat een dijkdeuvel veilig genoeg is en welke afmetingen hij moet hebben om de sterkte van de dijk voldoende te verhogen. In de laatste fase zitten we in het projectteam en zijn we verantwoordelijk voor de monitoring en het grondonderzoek.’
Foto: Daan Eijmaal
Fugro Info, nr. 4, december 2009
ook als er een tijdje geen vooruitgang lijkt te zijn. Blijven praten en nadenken met je partners. Natuurlijk kom je problemen tegen, maar door die op te lossen kom je steeds verder. En je hebt opdrachtgevers nodig die lef tonen, zoals in dit geval het Waterschap Rivierenland.’
Werner Halter: ‘Nadenken over veiligheidsfilosofie.’
Leerpunten Van Dijk vat samen: ‘Een belangrijk leerpunt voor ons bij dit traject is dat twee dingen onmisbaar zijn voor succes bij het ontwikkelen van innovatieve methoden. Ten eerste moet je zelf doorzetten,
Van den Berg beaamt dat: ‘Je hebt het over veiligheid, dus je kunt geen risico’s nemen. Dit gebied – met momenteel 250.000 inwoners – heeft in de ons bekende geschiedenis 33 keer onder water gestaan. Vroeger gingen mensen daar anders mee om. De boerderijen stonden op terpen en hadden voorzieningen om het vee op zolder te stallen. Tegenwoordig accepteert men eigenlijk geen risico’s meer. Je wilt als waterschap dus 100% zekerheid. We zijn tevreden met de gevolgde aanpak; de praktijkproef ziet er hoopgevend uit.
rapport) beoordelen en evalueren. Daar komen aanbevelingen en leermomenten uit. We verwachten daarna een besluit over de verdere dijkversterking te kunnen nemen.’
Internationale proeftuin
Frans van den Berg: ‘100% zekerheid.’
Het zou mooi zijn als binnenkort nog een hoog water optreedt, om wat extra extreme meetresultaten te hebben. En om het rekenmodel te controleren, zou een centrifuge proef ook nog wel handig zijn. Eind dit jaar gaan we de resultaten (waaronder het monitorings
Van Dijk besluit: ‘Je hebt met de dijkdeuvel een mooie duurzame methode in handen die met weinig materiaal en kleine machines – dus relatief goedkoop – een grote mate van veiligheid biedt. Dit concept is niet alleen prima toepasbaar in de rest van Nederland, maar ook in buitenlandse delta’s zoals rondom New Orleans, bij Sacramento in Californië, in Egypte of Bangladesh. Wij verwachten er dan ook veel van, met name nu de staatssecretaris heeft aangegeven dat dit onderwerp hoog op haar agenda staat. Nederland wil op dit gebied de internationale proeftuin zijn, dus dat biedt ons voldoende kansen.’
5
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Monitoring geïntensiveerd na onverwachte zetting
De bouwkuip meet 300 x 35 m en bestaat uit stalen damwanden, sommige op slechts 6 m van bestaande panden die zijn gefundeerd op staal. Vanwege de grote lengte van de bouwput is deze verdeeld in drie compartimenten. De fundering van de kelder bestaat uit geboorde palen, aangebracht vanuit een deels ontgraven bouwput. Na het installeren van de palen en de stempeling wordt de bouwput nat ontgraven tot circa 8 m diepte. Vervolgens stort men onderwaterbeton en kan de put worden leeggepompt.
Monitoring uitgebreid Vanwege de kwetsbare locatie worden tijdens het graven en droogzetten van de bouwput de grondwaterstand, horizontale grondverplaatsingen, verplaatsingen van de damwand en mogelijke zettingen nauwkeurig en frequent gemonitord. Na het onverwacht optreden van zetting in de omgeving in het begin van het project is de intensiteit van de monitoring nog aanzienlijk vergroot. Rondom de gehele bouwput zijn peilbuizen aangebracht waarin de freatische grondwaterstand en de stijghoogte
in het eerste watervoerende zandpakket worden gemeten. De frequentie waarmee dit gebeurt, is afhankelijk van de werkzaamheden die op dat moment worden uitgevoerd. Zo wordt de grondwaterstand tijdens het vullen of leegpompen van een compartiment dagelijks gemeten. Tijdens het maken van de palen gebeurt dit wekelijks. Door de meetresultaten van de grondwaterstanden te vergelijken met historische gegevens kan men tevens in de gaten houden of de aanleg van de kelder geen barrièrewerking veroorzaakt waarbij grondwater in de omgeving zelfs zou kunnen worden opgestuwd.
Barrièrewerking Het installeren van een zeer lang en/of diep waterkerend scherm (bijvoorbeeld een damwand) kan het natuurlijke verloop van het grondwater verstoren, doordat bijvoorbeeld een watervoerende laag (grotendeels) wordt afgesloten. Hierdoor kan het gebeuren dat de grondwaterstand aan één zijde van de damwand wordt opgestuwd waardoor de grondwaterstand veel hoger wordt dan gewenst. Dit kan negatieve effecten hebben op de aanwezige bebouwing en begroeiing.
Hellingmetingen
grondverplaatsingen onder de damwand te kunnen meten, zijn op een aantal locaties tevens hellingmeetbuizen tot grotere diepte geïnstalleerd. Op basis van de metingen kan worden bepaald in hoeverre de damwand zich verplaatst als gevolg van het maken van de palen, het ontgraven, of het vullen (met water) en legen van de bouwkuip. Er is een proef uitgevoerd met het vervaardigen van palen en het gelijktijdig meten van de horizontale grondverplaatsingen. Aan de hand hiervan kon men vaststellen of het maken van de palen invloed had op de omgeving. De horizontale grondverplaatsing is daarbij gemeten met behulp van 15 hellingmeetbuizen van circa 25 m. Omdat voor de installatie hiervan slechts anderhalve week beschikbaar was, heeft Fugro hiervoor een innovatieve methode ingezet, met behulp van een sondeerwagen en een trilblok. Mede op basis van de palenproef is besloten om op kwetsbare locaties een ander paaltype te kiezen.
Zettingen Om eventuele zettingen vroegtijdig te kunnen vaststellen zijn rondom de gehele bouwput meetbouten aangebracht op aangrenzende objecten. Door deze 150 punten regelmatig opnieuw te meten kan men goed in de gaten houden of zettingen optreden. Daarnaast
Het wegdrukken van de damwand aan de noordzijde van het Damsterdiep.
onitort Fugro de damwand en m een aantal woningen met behulp van een tachymeter en meetspiegels. Hierdoor kan nauwkeurig worden bepaald of er horizontale dan wel verticale verplaatsingen zijn. Sinds de monitoring intensiever is ingezet, kan tijdig worden bijgestuurd. Hierdoor kon o.a. worden voorkomen dat er significante schade ontstond. Ook werd duidelijk welke bouwactiviteiten invloed hebben op de omgeving. Dergelijk inzicht is essentieel om het bouwproces goed te laten verlopen.
Meer informatie: Hindrik Bijma, 050 - 541 24 32,
[email protected]
Vóór het plaatsen van de damwand zijn op een aantal damplanken stalen kokers gelast, die na het installeren van de planken dienen als hellingmeetbuis. Deze manier van monteren maakte de installatie van een groot deel van de helling meetbuizen relatief eenvoudig. De vervormingen van de damwand kunnen zo exact worden gemeten. Om ook eventuele horizontale
Foto: Onno Dijkstra / FIBV
V
anwege toenemende parkeerproblemen in het centrum van Groningen heeft de gemeente enige jaren geleden besloten een nieuwe, grote parkeergarage in het centrum te bouwen. De aanleg van deze tweelaagse kelder aan het Damsterdiep is in 2007 begonnen. Vanwege de omvang van de bouwput en de dichte bebouwing in de directe omge‑ ving werden hoge eisen aan de monitoring gesteld. Een veelzij‑ dige en uitdagende klus voor de ingenieurs van Fugro.
Foto: FIBV
Bouwproces parkeergarage beheersbaar door intensieve metingen
Voor het installeren van de hellingmeetbuizen gebruikte Fugro in verband met de tijdsdruk een innovatieve methode.
6
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Veel knowhow bij Fugro over funderingen van oudere panden
D
e noodzaak van het uit‑ voeren van funderings‑ onderzoek bij oudere panden is de afgelopen 10 jaar steeds onomstotelijker gewor‑ den. Aanleiding hiervoor waren grootschalige problemen met houten paalfunderingen in de gemeenten Haarlem, Zaanstad, Dordrecht en Rotterdam. Dit leidde tot een aantal initiatieven op het gebied van onderzoek, in‑ spectie en oplossingsrichtingen. Fugro is als expert in funderings‑ onderzoek betrokken bij veel van deze ontwikkelingen. Rond het jaar 2000 is de problematiek voor heel Nederland geïnventariseerd en in 2003 werd een ‘Protocol voor het uitvoeren van funderingsinspecties’ opgesteld. Van 2002 tot 2006 is binnen de Europese Unie het onderzoek BACPOLES uitgevoerd, dat veel kennis over bacteriële aantasting heeft opgeleverd. Begin 2009 heeft Gemeentewerken Rotterdam een conceptrichtlijn opgesteld voor het uitvoeren van funderingsonderzoek, een initiatief dat Fugro – gezien de pragmatische benadering ervan – steunt. Ook verscheen dit jaar de brochure ‘Het herkennen en aanpakken van eventuele funderingsproblemen bij koop of verkoop van een woning’ van VROM, VNG, NVM en de SPFN (Stichting Platform Funderingen Nederland). De SPFN heeft verder een funderingsparagraaf opgesteld voor koopcontracten.
Woningbezit in beeld Vooral woningbouwverenigingen willen de restlevensduur van de funderingen van hun woningbezit weten. Daarmee kunnen zij hun reserveringen voor funderingsherstel of voor sloop/nieuwbouw in de
toekomst bepalen. Fugro helpt hen daarbij vaak, onder andere vanwege de jarenlange ervaring op het gebied van onderzoek aan oudere funderingen, het beoordelen van de kwaliteit en het inschatten van de restlevensduur. Het gaat dan meestal om houten paalfunderingen, die over het algemeen in de loop der tijd langzaam in kwaliteit achteruitgaan. Maar ook funderingen op staal (stroken of poeren gefundeerd op zand) worden regelmatig beoordeeld. Sinds 2000 voerde Fugro op meer dan 2.500 locaties funderingsinspecties met specifiek houtonderzoek op funderingspalen en -balken uit. Daarnaast monitort Fugro vanuit de kantoren Amsterdam en Hardinxveld-Giessendam de zakkingsnelheid van enkele duizenden meetbouten in talrijke panden in geheel Nederland. Het onderzoek begint altijd met een eerste (kosteneffectieve) fase, waarna wordt beoordeeld of het zinvol is te investeren in een tweede fase: de uitvoering van funderingsinspecties. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek kan in de derde fase een advies voor funderingsherstel of -verbetering worden opgesteld.
Eerste indruk De eerste fase van het funderingsonderzoek bestaat meestal uit drie relatief eenvoudige methoden die al een goede indruk van de kwaliteit van de funderingen geven. Het gaat daarbij om archiefonderzoek, lintvoeg- en vloerwaterpassingen en visuele inspecties. Bij het archiefonderzoek worden de oprichtingstekeningen gezocht en komt meestal het ontwerp van de funderingen boven water. Aan de hand van lintvoeg- en vloerwa-
Foto: FIBV
Steeds vaker funderingsonderzoek in bestaande bouw
100 Jaar oude bebouwing in Amsterdam.
Een redelijke houten paalfundering.
terpassingen worden de zakkingsverschillen vastgesteld, die zijn opgetreden sinds de bouw van de woningen. De absolute zakkingen kunnen ook vaak worden bepaald door de huidige vloerpeilen te meten en die te vergelijken met de aanlegniveaus. Bij de visuele inspecties worden de woningen visueel gecontroleerd op eventuele scheurvorming en scheefstand, maar ook op constructieve bij zonderheden.
Renovatie of splitsing
Funderingsinspecties In een tweede fase kunnen op locaties met relatief veel zakking funderingsinspecties worden uitgevoerd. Daarbij wordt de fundering ontgraven, ingemeten en gefotografeerd. Ook worden houtmonsters genomen die in het laboratorium worden beoordeeld op houtsoort, eventuele type en mate van aantasting. Hierna volgt een definitieve kwaliteitsbeoordeling van de funderingen en een inschatting van de restlevensduur. Door meetbouten in de woningen te plaatsen en nauwkeurigheidswaterpassingen uit te voeren, wordt de toename van de zakking gemonitord en kan de restlevens duur steeds beter worden bepaald.
Dit soort onderzoek kan interessant zijn wanneer men de renovatie of herbestemming van een ouder complex overweegt. In zo’n geval kan funderingsonderzoek uitwijzen of deze investeringen verantwoord zijn op de bestaande fundering. Een andere toepassing is bij het splitsen van panden: de verkoper moet in dat geval tegenwoordig aan de koper van een appartement over het algemeen een garantie bieden dat de fundering ten minste 25 jaar onderhoudsvrij is. De laatste jaren is het bij het aan- c.q. verkopen van een ouder pand steeds gebruikelijker dat de kwaliteit van de fundering wordt bepaald. Dit gebeurt omdat men de waarde van het pand in relatie tot de investering beter wil kunnen vaststellen en het risico op verborgen gebreken wil verminderen. Steeds vaker laten ook particulieren onderzoek uitvoeren naar de kwaliteit van hun funderingen, om daarmee reserveringen voor eventueel toekomstig funderingsherstel beter te kunnen plannen. Meer informatie: Herman Keijer, 020 - 613 34 46
[email protected]
7
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Flexibiliteit FLI-MAP beloond
370 km Maasoevers binnen enkele dagen ingemeten
D
oor de geringe regenval in de zomermaanden stond het waterpeil in de Maas dit jaar eind september uitzonderlijk laag. Een ideaal moment voor de Data ICT Dienst (DID) van Rijkswaterstaat om een gedetailleerde opname te maken van de kribben en de zandbanken in en langs de rivier.
moesten vanaf de Belgische grens tot aan de Biesbosch worden ingevlogen: een traject van ruim 370 km. Bijkomende voorwaarde: het water bij peilstation Borgharen moest ónder NAP +38 m staan. Een flinke opgave, vooral vanwege de slechte weersvooruitzichten op dat moment. Twee dagen na de gunning begonnen de projectvoorbereidingen en het mobiliseren van het FLI-MAP-systeem. Ondertussen trok de eerste najaarsstorm over het land. De uitdaging voor het FLI-MAPteam was om letterlijk tussen de buien door het project uit te voeren, binnen de gestelde eisen. Door nauwlettend de weersvooruitzichten in de gaten te houden en tijdens de opklaringen te vliegen, werden binnen enkele dagen de beide Maasoevers met in totaal ruim 8.200 hectare ingevlogen. Zes dagen na de gunning was het project afgerond. En dat was geen dag te vroeg: door hevige buien een dag later steeg het waterpeil in één dag met ruim 2 m, tot boven NAP +40 m.
CSI: FLI-MAP helpt bij forensisch onderzoek Bij een grootschalig gewelds incident tijdens een festival op het
8
Foto’s: FAMBV
De DID vroeg Fugro op dinsdag 29 september om een aanbieding voor deze calamiteitenopdracht. Beide oevers van de rivier De Maas
Laagwater op de rivier de Maas.
Hoogtevisualisatie aan de hand van laserdata.
strand van Hoek van Holland op 22 augustus jl. viel één dode door een schietpartij. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft Fugro gevraagd met grote spoed het betrokken gebied in te meten, met het oog op het verdere onderzoek. Het NFI wilde graag een zeer gedetailleerde momentopname van het gebied hebben, vóórdat graafwerkzaamheden in het kader
van verder onderzoek zouden plaatsvinden. Nadat rond 12.30 uur de opdracht tot inwinning werd gegund, vertrok het FLI-MAP-team meteen naar vliegveld Lelystad om het systeem te mobiliseren. Het lukte nog dezelfde dag, voor het vallen van de avond en tussen de regenbuien door, het festivalterrein te scannen. Uiteindelijk bestond de momentopname uit een dataset van meer dan 40 punten per
vierkante meter en fotobeelden met een zeer hoge pixelresolutie (kleiner dan 4 cm).
Meer informatie: Suri Bayirli, 070 - 317 07 12,
[email protected]
Fugro Info, nr. 4, december 2009
ACHTER DE SCHERMEN Meten op de Maasvlakte
Foto’s: Niels Gerritsen / Ooms Construction
‘Soms lijkt het hier wel de Noordpool’
Marcel de Bruijn (links) en Dennis Verwest (rechts) trotseren een zandstorm.
I
n vier jaar tijd is het noord‑ westelijk deel van de Maas‑ vlakte flink veranderd. Wat eerst een kale zandvlakte was, is nu een redelijk begaanbaar terrein met daarop de enorme Euromax-containerterminal. Dennis Verwest, landmeter bij Fugro, was er vanaf het begin bij. Hij vertelt over de barre om‑ standigheden waarin hij en zijn collega’s hier soms werken.
Wo 18-11-2009 – 15.16 uur ‘Vandaag is zo’n dag waarop het buitenwerk bijna onmogelijk was’, vertelt Dennis Verwest. ‘We hebben vanmorgen ons instrumentarium opgezet en metingen verricht in windkracht 9 tot 10. We zitten hier zowat op zee. Op de Maasvlakte betekent dat dus ook écht windkracht 9 tot 10. Om zich te beschermen tegen rondwaaiend zand dragen veel mensen stof- of skibrillen. Ook zijn warme, winddichte offshorepakken onmisbaar
in de koudere maanden. Soms lijkt het hier wel de Noordpool. Mijn collega en ik hebben een keer meegemaakt dat wij als enige nog buiten werk verrichtten op het wit besneeuwde terrein. Toen we terugkwamen in de keet, bleek dat bijna iedereen inmiddels naar huis was gestuurd omdat de situatie te extreem was.’ Ook de instrumenten hebben onder deze omstandigheden te lijden. Dennis: ‘Vooral het nauwkeurige materiaal, zoals de tachymeter, is kwetsbaar. Dit instrument is computergestuurd en bevat veel gevoelige onderdelen. Als daar zand tussenkomt, gaat het kraken en bovendien slijt het sneller. Uiteraard proberen we het materiaal zo goed mogelijk te beschermen. Vandaag was de aannemer zo vriendelijk om een aantal containers in de wind te plaatsen. Zo konden wij gewoon doorgaan met ons werk.’
9
Fugro Info, nr. 4, december 2009
OPINIE Watersector werkt aan ‘slimmer-dan-slimme’ oplossingen
Schoon water gaat over gezondheid
V
ewin (Vereniging van wa‑ terbedrijven in Nederland) is een netwerkorganisatie die in Den Haag, Brussel en we‑ reldwijd op de bres springt voor schoon water. Directeur Theo Schmitz geeft zijn visie op de toekomst van ons drinkwater, de gevolgen van de klimaatverande‑ ringen en de samenhang tussen waterkwaliteit en veiligheid. ‘De waterbedrijven leveren voor 0,15 cent per liter overal schoon drinkwater aan de inwoners van Nederland. Daarmee neemt ons land een bijzondere positie in de wereld in. Nederlanders beschouwen de aanwezigheid van betrouwbaar drinkwater als vanzelfsprekend. Maar dat is het niet. Van alle water op aarde is 98,5% zout. Zoet water is schaars. Een groot deel van het beschikbare zoete water op de wereld is vies. En wordt steeds viezer. Van vele kanten wordt ons doel – schoon water voor iedereen – bedreigd. Voor drinkbaar water moeten we veel schoonmaken: grondwater, oppervlaktewater, afval- en rioolwater. We zijn onderdeel van een veel grotere keten. Als grondwater schoon is, maar de bodem sterk vervuild, heb je toch een probleem. In het kader van de Millennium Goals spreken we over integrale aanpak: water én sanitatie. Sanitatie is daarbij méér dan persoonlijke hygiëne. Het gaat om schone handen en billen, én om schone straten – wij noemen dat ‘solid waste’. Dat lukt niet in ons eentje: daarvoor is de hulp van iedereen nodig: overheden zoals gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat, maar uiteindelijk ook van alle (wereld)burgers.’
Theo Schmitz: ‘Afsluitdijk grootste prestatie../”
Integrale aanpak ‘Waterbeheerders moeten rekening houden met de belangen van natuur, milieu, landbouw en ruimtelijke ordening. In het kader van dat ‘integrale waterbeheer’ praten wij daarom met vele partijen. In Nederland met alle departementen, in Brussel met heel veel DirectoratenGeneraal en wereldwijd in VN-verband met bijvoorbeeld de World Health Organisation. Schoon water gaat over gezondheid. Als mensen gezond zijn, leiden ze een prettiger leven, leren en werken ze beter, presteren ze meer. We kijken allereerst naar wat we noemen de ‘Grote cyclus’. Dat is de grote, hydrologische kringloop van verdamping uit zee, neerslag en verdamping boven continenten en de terugstroom via rivieren en ondergrond naar zee. Daar leeft de mens op, overal ter wereld, in de bergen, in alle rivierdalen en
‘Zoet water is leven. Zout water betekent problemen’
10
delta’s. Zonder water geen leven. Die grote cyclus proberen we schoon te krijgen via de kleine keten. In ons land ziet dat er zo uit: wij nemen uit het oppervlaktewater van rivieren en meren (verantwoordelijkheid van waterschappen) zoet water in en maken er drinkwater van. Na gebruik door burgers en bedrijven komt dat afvalwater in het riool (van gemeenten) terecht, waarna het wordt gezuiverd (waterschappen) en weer in het oppervlaktewater komt.’ ‘We verkeren in Nederland in de gelukkige positie dat we verder konden bouwen op wat zich hier geologisch en historisch heeft opgebouwd. Wij zaten in het verleden in onze rivierdelta op terpen of heuvels, waar de zoute zee omheen spoelde. Langzamerhand hebben we die zilte invloed teruggedrongen door dijkjes, polders, sluizen, molens en pompen. Onze dijken waren bedoeld tégen de zee, maar hielden ook het rivierwater vast. Voor mij is de grootste
waterbouwkundige prestatie de aanleg van de Afsluitdijk. Behalve werkgelegenheid en veiligheid voor een groot deel van ons land, creëerden we daarmee een enorm zoetwaterbekken waar we nu nog enorm veel plezier van hebben. De samenhang tussen waterkwaliteit en veiligheid is hier dus al eeuwen oud.’
Nieuwe wereld ‘Wij hebben een flinke periode de tijd gehad voor deze ontwikkeling. En zelfs toen ging niet zonder slag of stoot. Onze voorouders hebben de nodige ellende doorgemaakt: overstromingen, ziekten, enz. Maar wij hadden het geluk dat we begonnen op een beperkte schaal, met een kleine bevolking. Landen die nu dezelfde problemen moeten trotseren, hebben die tijd niet. Het moet nu vlugger en op veel grotere schaal. Bangladesh, Jakarta, Manila, New Orleans: er moeten snel oplossingen komen voor tientallen miljoenen mensen. Daar kunnen wij als Nederland
Fugro Info, nr. 4, december 2009
dus een rol spelen; onze watersector heeft een enorme kennis opgebouwd, die nog steeds verder wordt ontwikkeld. Onze knowhow is geld waard. Wij richten onze processen in volgens het ‘cradleto-cradle’-principe: we beginnen geen proces meer zónder afvaloplossingen. Zo min mogelijk verspilling, zoveel mogelijk hergebruik. Een voorbeeld: als wij water ontharden, houden wij kalk over. Daarvoor hebben wij de Reststoffenunie opgericht, die kalk en ook ijzer weer als pellets verkoopt. De rode kleur van bakstenen komt van ónze ijzer-pellets. In Amsterdam
metro rijden, en worden tienduizenden huishoudens van energie voorzien. In afvalwater zit vijfmaal zoveel energie als wat je nodig hebt om die energie eruit te halen. Dat biedt dus kansen.’
Samenhang kwaliteit en veiligheid ‘In Nederland hebben we op watergebied veel opgelost, maar er zijn nog steeds grote dreigingen, zoals de Commissie Veerman al heeft aangegeven. Belangrijkste uitdaging voor ons is de verhouding tussen zoet en zout water. Zoet water is leven, zout water
‘Nederland is fasen vooruit op alle andere delta’s in de wereld’ staat een energiecentrale waar we het solid waste en de sludge uit de stadsriolen omzetten in energie. Daarmee kan de Amsterdamse
betekent problemen. De verzilting van het grondwater neemt toe. Ons land was ooit zee; het zout zit hier overal in de ondergrond. En
komt ook op steeds meer plekken naar boven, in de vorm van zoute kwellen. Het kost veel zoet water om dat zoute water uit te spoelen, terug naar zee. Daar willen we slimme dingen voor verzinnen. Eén daarvan is méér hergebruik van zoet water. Laat ons mooie zoete water niet zomaar de zee in stromen, want dan ben je het kwijt. Hou het tegen, sla het op. En zet de zeewaterkeringen niet zomaar open.’
Bijdrage aan blauwgroene evolutie ‘Wij zijn fasen vooruit op andere delta’s in de wereld met het zoeken naar oplossingen. Hoe kunnen we nog weer slimmer worden? Hoe vaak kun je water hergebruiken? Kun je brak water betaalbaarder zoet maken met nanomembranen? Nano kost minder energie en dus minder geld. Laten we de huidige milieudiscussie uit
Vewin in cijfers Opgericht Aantal leden Aantal medewerkers Afzet Aansluitingen Netwerk Prijs Leveringsbetrouwbaarheid Bronnen
de coulissen van de C02 halen. Kijk naar het water, waar Nederland zoveel oplossingen voor de gevolgen van de klimaatverandering in huis heeft. De klimaatdiscussie gaat in zijn concreetheid over water: stijging van de zeespiegel, verdroging, woestijnvorming, enzovoort. Rivieren worden onrustiger: zomers staan ze droog, ’s winters overstromen ze meer. Daar moeten we iets aan doen: water opvangen en beter verdelen in de tijd, bijvoorbeeld. Onze sterke kant is het vinden van oplossingen die slimmer dan slim zijn. Daar komen we ook Fugro tegen met wie we denken en werken aan mogelijke extra stappen in de blauw-groene evolutie. Werken aan een nieuwe wereld; het kan even duren, maar ik ben optimistisch. Het gaat lukken!’
1952 10 4.500 1,2 miljard m3 drinkwater 7,4 miljoen 116.000 km € 1,50 / m3 < 12 minuten onderbreking per jaar 50% grondwater, 50% oppervlaktewater
11
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Snelle, nauwkeurige en veilige meettechniek op en om wegen
Foto: FINP
Met 80 km per uur alle verkeersmiddelen in beeld
Een 360º-foto levert gecombineerd met laserdata nauwkeurige data voor uiteenlopende toepassingen.
B
egin december 2009 heeft Fugro op de ‘Geo InfoXChange’ in Jaar‑ beurs Utrecht een gloednieuwe meettechniek gepresenteerd: DRIVE-MAP. Dit innovatieve meetsysteem is een combinatie van 360º-fototechniek, hoge resolutiecamera’s en laser scanning. Gemonteerd op een auto wint DRIVE-MAP langs en op wegen snel en zonder verkeershinder nauwkeurige geo-informatie in. Dat biedt legio mogelijkheden, onder andere voor beheerders van verkeers‑ middelen. De DRIVE-MAP-meetwagen is voorzien van een 360°-fotocamera, vier hoge resolutiecamera’s en zeer nauwkeurige laserscanners. Voor de plaatsbepaling van
12
het voertuig gebruikt Fugro een GNSS-ontvanger, een traagheids navigatiesysteem en een afstandmeter. Al rijdend genereert het systeem een zeer gedetailleerd beeld van de omgeving van de weg. De meting gebeurt met een snelheid van maximaal 80 km/u. Hierdoor is het niet nodig om wegen af te zetten en ontstaan geen onveilige situaties voor de landmeters en ander verkeer. DRIVE–MAP heeft nog meer voordelen: de ingewonnen data is door de diverse meetinstrumenten zeer rijk en biedt daarmee voor geodatabases veel attribuutinformatie. Daarnaast kan de data ook erg goed en eenvoudig meervoudig worden gebruikt. Zo worden beheersystemen voor verkeersborden, lichtmasten, wegmeubilair
of groenvoorzieningen volledig gevuld op basis van de informatie uit DRIVE-MAP. De ‘ruwe’ DRIVE-MAP-data zelf is desgewenst ook beschikbaar voor opdrachtgevers. Na een DRIVE-MAP-opname kunnen ook panoramafoto’s worden geleverd, of losse detailfoto’s die aan een GIS kunnen worden gekoppeld. Fugro verzorgt verder de hosting van deze gegevens, zodat de opdrachtgever daar geen omkijken naar heeft. Zowel foto’s als de laserdata zijn geogerefereerd en kunnen worden gebruikt om coördinaten in het terrein te bepalen. Door deze databronnen te combineren wordt de geometrie goed gekarteerd met een nauwkeurigheid tot ongeveer 1 cm.
DRIVE-MAP biedt voordelen bij onder andere: - mutatiedetectie van grootschalige topografie; - het bijhouden van grootschalige topografische bestanden, zoals de GBKN (of BGT) en het DTB van Rijkswaterstaat; - het bijhouden van databases voor wegbeheer, groenbeheer, enzovoort; - de nauwkeurige modellering van gebouwen en civieltechnische kunstwerken; - het aanvullen van Fugro’s FLI-MAP-data.
Meer informatie: Pim Voogd, 070 - 317 07 36,
[email protected]
Fugro Info, nr. 4, december 2009
MotionMap geeft snelheid van bodembewegingen kleur
‘Havengebied Amsterdam is rood, grachtengordel groen’
Fugro ontwikkelde MotionMap, een database die hoogteveranderingen van de bodem in kaart brengt door ze een kleur te geven. Op deze manier zijn bodemdaling en zakking van gebouwen binnen stedelijk of landelijk gebied gemakkelijk en op eenduidige wijze te monitoren. MotionMap is een database die een overzicht geeft van verticale bewegingen van gebouwen en het maaiveld in Nederland. Hiermee worden bodemdaling (of -stijging) en verzakking van gebouwen zichtbaar. Met een frequentie van ruim eenmaal per maand wordt
een deformatiemeting uitgevoerd op basis van Envisat radardata van de European Space Agency (ESA). MotionMap beschikt daardoor over een complete dataset van begin 2004 tot het einde van 2008.
De techniek De analysetechniek die MotionMap gebruikt, noemt men Persistant Scatterer InSAR (PSI). Hierbij zendt een radarsatelliet golven uit die goed reflecteren op bepaalde objecten. In stedelijk gebied treft men gemiddeld enkele honderden natuurlijke reflectoren per km2 aan. Een rechte hoek in een gebouw (zoals een balkon) reflecteert het radarsignaal vaak zeer goed. Andere reflectoren zijn bijvoorbeeld stortsteen, hekwerken en hoogspanningsmasten. In landelijk gebied worden minder reflectoren gevonden, omdat er minder gebouwen staan. Toch bevat MotionMap ook deformatiegegevens van deze gebieden, maar met een kleinere dichtheid dan in stedelijke gebieden.
Deformatiesnelheid MotionMap maakt inzichtelijk of
Foto: Google Street View
D
e bodem in Nederland daalt door natuurlijke processen zoals wijzi‑ ging in klimaat. Ook menselijke activiteiten zoals bouwen, en het winnen van grondwater en delfstoffen leveren een bijdrage. Objecten die zijn gefundeerd in de bodem zakken onder invloed van deze processen en door wijzigingen van belasting op de funderingen, maar ook door effecten van bouwen in de omgeving.
Groene stippen zijn stabiel, rood betekent ‘verzakking’.
een gebouw zakt, stijgt of stabiel staat. Maar daarnaast meet het systeem de deformatiesnelheden van natuurlijke reflectoren. Zo wordt ook duidelijk met welke snelheid een punt zakt of stijgt. De beweging van het punt wordt aangegeven met een kleur, waarbij groen betekent ‘stabiel’. Oranje punten geven lichte daling weer, rode een sterkere daling en blauwe punten een stijging. MotionMap geeft de beweging niet alleen met kleuren weer, maar ook in de vorm van een grafiek per reflector. De database biedt daarmee een visueel en numeriek overzicht van de stabiliteit van het interessegebied.
Foto: Rob Bucker / FIBV
Verzakking in Amsterdam De database bevat ook de deformaties van Amsterdam. De MotionMap van de stad laat verzakkingen zien aan de westrand en in het havengebied. Om de aard van de verzakkingen in de westelijke gebieden te achterhalen is op sommige plekken nadere inspectie nodig. De grachtengordel vertoont vrijwel alleen groene (stabiele) punten.
Amsterdam die mooie stad is gebouwd op palen. Als die stad eens ommeviel wie zou dat betalen? Eén van de uitzonderingen is een verzakking in Stadsdeel Westerpark, bij de houtzaagmolen ‘De Otter’ uit 1631. Aan de hand van het rode punt in MotionMap is te zien dat de houtzaagmolen zakt. Door middel van Fugro’s geodatabank en grondonderzoek kan inzicht worden verkregen in de ondergrond. De adviseurs van Fugro kunnen vervolgens de oorzaken signaleren en verhelpen. Door gerichte monitoring en Motion Map wordt de houtzaagmolen gemonitord en kan deze worden behouden.
Meer informatie: Maarten Bomers, 070 - 317 07 76,
[email protected]
De molen en enkele nabijgelegen gebouwen vertonen verzakkingsverschijnselen.
13
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Ligging scheidende lagen in kaart gebracht vanwege herziening boringsvrije zone
Grondwatervoorraad Flevoland goed beschermd
I
In Zuidelijk Flevoland is al geruime tijd een boringsvrije zone ingesteld. Hierbinnen gelden, ter bescherming van de grondwatervoorraad, beperkingen aan de diepte en omvang van grondroerende activiteiten. De boringsvrije zone heeft als doel de grondwatervoorraad in het derde watervoerende pakket te beschermen. Hieruit onttrekt drinkwaterbedrijf Vitens grond water voor Flevoland, Gelderland en Utrecht.
Niet meer diep boren De verordening biedt nu nog de mogelijkheid voor een ontheffing om tóch dieper te boren. Daarbij wordt per geval gekeken waar beschermende kleilagen zitten; deze bepalen de uiteindelijke boordiepte. Maar in verband met heldere regelgeving wil de provincie nu vóóraf de bruikbare ruimte voor bijvoorbeeld energieopslag of grondwaterwinning vastleggen. In de nieuwe verordening komt een absoluut verbod voor bodemverstoringen zoals onttrekkingen uit en infiltraties in het diepere watervoerende pakket. Ondiepere grondwateronttrekkingen bóven de beschermende kleilagen blijven
14
Illustratie: Provincie Flevoland
n de ‘Verordening voor de fy‑ sieke leefomgeving’ heeft de provincie Flevoland een bo‑ ringsvrije zone vastgelegd voor Zuidelijk Flevoland. Een kaart geeft de maximaal toegestane diepten van nieuwe boorput‑ ten aan. In het verleden waren ontheffingen mogelijk, maar dat is na 22 december 2009 voorbij. In opdracht van de provincie karteerde Fugro de ondergrond en stelde een nauwkeurig ge‑ schematiseerd geohydrologisch bodemmodel op.
Kaart van de boringsvrije zone in Zuidelijk Flevoland.
op basis van een vergunning- of meldingsplicht mogelijk. Om de ondergrondse ruimte maximaal te benutten is voorafgaand aan deze wijziging een nauwkeurige kartering van de ondergrond uitgevoerd. Dit heeft geleid tot een kaart van de boringsvrije zone, die goed aansluit bij de beschermende kleilagen. De gewijzigde verordening treedt tegelijk met de Waterwet in werking, waarschijnlijk op 22 december 2009. De grenzen van de boringsvrije zone van vóór de herziening van de verordening hebben een verticale resolutie van 10 m. Hiermee is een veilige bovengrens aangehouden, want de scheidende lagen liggen vaak dieper. De ruimte tot deze diepte kan worden benut voor onttrekkingen en infiltraties. Belangrijke criteria bij het verlenen van een ontheffing zijn in het hui-
dige beleid het niet-doorboren van de onderliggende kleilagen en het ongemoeid laten van het zoete water dat voor de openbare drinkwatervoorziening is gereserveerd. In de praktijk leidt dit nu vaak tot veel (onderzoeks)tijd, kosten en lange discussies tussen initiatiefnemers en bevoegd gezag.
Ondergrond gekarteerd Een absoluut verbod in de boringsvrije zone betekent dat dieper boren dan de aangegeven diepten niet meer mogelijk is. Dit verbod geldt voor alle boringen en onttrekkingen waarbij ofwel de provincie ofwel het waterschap het bevoegde gezag is. Het uitgangspunt hierbij is het voorzorgsbeginsel; ingrepen die een bedreiging zijn voor het grondwater, worden geweerd. In de oude situatie had de boringsvrije zone een flinke verti-
cale marge (van 10 m). Daarom verwachtte de provincie dat een absoluut verbod op basis van deze ‘oude’ grenzen als gevolg zou hebben dat veel ondergrondse ruimte niet langer kon worden benut voor andere doeleinden. Om binnen de nieuwe verordening toch maximaal gebruik te kunnen maken van de aanwezige ruimte heeft Fugro een nauwkeurige kartering van de ondergrond uitgevoerd. Op basis van deze kartering zijn nieuwe horizontale en verticale grenzen van de boringsvrije zone vastgesteld die zo goed mogelijk aansluiten bij de bovenzijde van de natuurlijke scheidende lagen.
Geohydrologische schematisatie Eerst zijn bodemdata van verschillende bronnen verzameld en is een literatuuronderzoek uitgevoerd. Op basis van deze gegevens zijn lithologische en geohydrologische
Fugro Info, nr. 4, december 2009
De top van het diepere watervoerend pakket ligt onder het grootste gedeelte van Zuidelijk Flevoland tussen ca. 80 en 120 m beneden NAP. De scheidende laag hierboven bestaat uit slecht tot matig doorlatende glaciale afzettingen en mariene Eemklei, afgezet in het glaciale bekken van de Gelderse Vallei. Deze scheidende laag is in het glaciale bekken zeer goed ontwikkeld en erg dik, terwijl de dikte van de Eemklei naar de noord-, oost- en westrand van de boringsvrije zone afneemt. Hier bestaat de klei hoofdzakelijk nog uit lenzen en komen lokaal ook keileemschollen voor. Bovenin de scheidende laag is de Eemklei overwegend sterk gelaagd met zandige tussenlagen.
Interpretatie bodemdata De geohydrologische schematisatie is voornamelijk gebaseerd op diepe boringen. Deze geven goed inzicht in de bodemopbouw, maar de hoeveelheid data is beperkt doordat weinig boringen zijn uitgevoerd. Om de dichtheid van de data te verhogen zijn aanvullend hierop sondeergegevens met kleefmeting gebruikt uit de archieven van Fugro, de gemeente Almere en de provincie Flevoland. Sondeergegevens hebben als voordeel dat hiermee relatief dunne lagen kunnen worden onderscheiden; bij boorwerkzaamheden worden die verstoord en kunnen ze niet meer worden herkend in het eindresultaat. Met behulp van sondeergegevens kan de bovenzijde van een scheidende laag juist nauwkeurig in beeld worden gebracht. Dit is met name het geval als naast een kleefmeting bij het sondeerwerk ook een continumeting van de wateroverspanning wordt uitgevoerd.
dit zo efficiënt mogelijk te doen is een GIS-applicatie ontwikkeld waarbinnen de sondeergegevens kunnen worden gekoppeld aan de geohydrologische schematisatie.
Kaartvervaardiging en kwaliteitsanalyse Voor de interpolatie van de geïnterpreteerde hoogteligging van de scheidende laag tot een vlakdekkende kaart zijn verschillende technieken bruikbaar, elk met eigen voor- en nadelen. De keuze voor de interpolatietechniek is sterk afhankelijk van de kwaliteit en verspreiding van de data, alsmede van een eventuele trend die in de data aanwezig is. De keuze tussen diverse inter polatietechnieken kan, zeker bij een lage datadichtheid, leiden tot grote verschillen in het eindresultaat van de kartering. Daarom moet deze afweging bij iedere kartering opnieuw worden gemaakt op basis van de kenmerken van het projectgebied en de beschikbare data. Na een afweging van verschillende voor- en nadelen is in dit geval voor de interpolatie uitgegaan van de Kriging interpolatiemethode met verwijdering van een kwadratische trend in de data. Bij het beoordelen van aanvragen voor boringen of grondwater systemen – bijvoorbeeld voor grondwateronttrekking of bodem-
energiesystemen – moet men kunnen beschikken over een werkbare kaart waarop de perceelsgrenzen duidelijk zijn aangegeven. De geïnterpoleerde hoogte van de top van de scheidende laag is daarom omgezet naar een kaart met een kavelindeling.
Bruikbare bronnen Voor het vervaardigen van deze kaart is gebruikgemaakt van verschillende soorten data, zowel uit het DINO-archief als uit de archieven van de provincie en Rijkswaterstaat. Deze gegevens waren voornamelijk bruikbaar voor locaties in het buitengebied en voor locaties waar de scheidende laag dieper voorkwam. Daarnaast zijn sondeer- en boorgegevens uit het archief van Fugro en sondeergegevens van de gemeente Almere gebruikt. Dergelijke gegevens (vaak aanwezig in gemeentelijke archieven) hebben een hoge datadichtheid in bebouwde gebieden. Voor de kartering in Zuidelijk Flevoland was door deze aanvullende informatie in bebouwde gebieden voor ongeveer tienmaal zo veel locaties bodeminformatie beschikbaar. Dit zijn tevens de gebieden waar vaak wordt gekeken naar de toepassing van bijvoorbeeld ondergrondse energieopslag. Het gebruik van sondeergegevens uit archieven leidt er daarom toe dat de datadichtheid, juist op locaties
waar een zeer nauwkeurige kartering noodzakelijk is, erg hoog is. Daarnaast geldt voor de sondeerdata dat op één locatie vaak meerdere sonderingen beschikbaar zijn, waardoor de gegevens nóg beter kunnen worden geverifieerd. Sondeergegevens vormen daarom met name in bebouwde gebieden met veel economische activiteit een bruikbare aanvulling op de boringen, en moeten bij een betrouwbare kartering dan ook zeker worden ‘meegenomen’.
Maatwerk vóóraf De keuze van de provincie om een absoluut verbod in te stellen maakte het noodzakelijk om het maatwerk dat voorheen bij de ontheffingen werd geleverd, nu al bij het opstellen van de verordening te leveren. Ontheffingen zijn immers niet meer mogelijk. De maximale diepte van boorputten voor het gehele gebied van de boringsvrije zone moet op voorhand worden vastgesteld. Bij de aanpak hebben de provincie en Fugro nauw samengewerkt. Fugro heeft hierbij de methodiek voor de kartering ontwikkeld en de kartering uitgevoerd. Daarnaast fungeerde Fugro als sparringpartner bij het maken van keuzes in het dilemma tussen het bieden van ruimte voor ontwikkeling en grondwaterbescherming. De provincie leverde de gebiedskennis en is verantwoordelijk voor de gemaakte keuzes en voor de kwaliteit van het eindproduct. Door het naar voren halen van de nauwkeurige kartering wordt de geohydrologische interpretatie in één keer gedaan. De resulterende kaart geeft duidelijkheid aan derden over wat wel en niet kan. Hierdoor zijn bijvoorbeeld potenties voor bodemenergie in het gebied vóóraf duidelijk.
Illustratie: FIBV
dwarsprofielen van de bodem vervaardigd en is een geschematiseerd geohydrologisch bodem model opgesteld.
Op basis van de geohydrologische schematisatie zijn de sondeergegevens geïnterpreteerd. Om
Meer informatie: Bas Berbee, 070 - 311 13 87,
[email protected]
Geïnterpoleerde ligging van de top van de scheidende laag.
15
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Innovatieve combinatie bolconus en vinproeven
Vinproeven in Antwerps havenslib
D
irect naast het Liefkens hoek-tunneltracé bij Antwerpen komt een nieuwe geboorde spoortunnel, waarvoor onder andere een diepe damwand wordt geheid in een havendok. Opdrachtgever Locobouw wil weten hoe het staat met de stabiliteit van het slib dat zich hiertegen onder water ophoopt. Fugro voerde enkele vinproeven uit om daar achter te komen.
Foto: Noëlle Stolk, FIBV
Direct naast de bestaande Liefkenshoek-autotunnel en de in het verlengde daarvan liggende Frans Thijsmantunnel komt een nieuwe geboorde spoortunnel. Omdat de boortunnel onder het Kanaaldok 2B weinig tot geen ‘dekking’ zal hebben, bestaat hier de kans op een blow-out ofwel instorting voor het boorfront. Om dit te voorkomen wordt aan weerszijden van het tunneltraject onder water een damwand geplaatst. Het slib daartussen wordt weggebaggerd en aangevuld met zand en grout. De bovenzijde van de tunnel kan hier vervolgens doorheen worden geboord.
Het overboord hijsen van de korf onder aan de boorpijp in Kanaaldok 2B.
juist zand- en kleilaagjes bevatten. Om deze redenen wilde opdrachtgever Locobouw de ongedraineerde schuifsterkte van het slib op locatie bepalen met zogeheten vinproeven.
De damwanden die het havendok kruisen, moeten diep worden weggeheid, zodat de scheepvaart geen hinder ondervindt. Het slib zal daardoor in een talud tegen de damwand aan liggen. Om te kunnen weten onder welk talud het slib stabiel blijft liggen, moet onder andere de ongedraineerde schuifsterkte van het slib bekend zijn.
Fugro heeft speciaal voor vinproeven op locatie een conus ontwikkeld met een vinblad op de punt. Deze wordt vervolgens aange-
16
10
20
30
40
50
60
1
2
Depth Below Seafloor [m]
3
In-situ vinproeven
4 1
5
6
7
8 GeODin/N5125 Ball probe and in-stu vane.GLO/2009-10-16 17:49:25
Van slib is het moeilijk een ongeroerd monster te nemen en te bewerken in het laboratorium zonder dat het monster instort. Ook is het lastig om te bepalen waar de grens ligt tussen slib en water. Slib kan heel waterig zijn of
Ground Model
Undrained Shear Strength [kPa] 0
9 Undrained shear strength best estimate In-situ vane shear Derived from BPT Remoulded in-situ vane shear
Location(s): BPT308 VST308BIS
Note(s): - NB = 11 and NB = 15.5 are used to derive cu from BPT - Formula qB / NB = cu is used to derive cu from BPT
Afgeleide ongedraineerde schuifsterkte van de bolconus gecombineerd met de resultaten van de vin-proeven. UNDRAINED SHEAR STRENGTH VERSUS DEPTH
VIN PROEVEN LIEFKENSHOEK SPOORVERBINDING KANAALDOK 2B - ANTWERP, BELGIUM
Fugro Report No. N5125-01 (1)
Plate 1
dreven door een elektromotor die in de conus is ingebouwd. Het principe is gelijk aan de vinproeven die in een laboratorium worden uitgevoerd. Met de in-situ vin kan geen puntdruk gemeten worden, en er is altijd een kans dat het vinblad afbreekt in harde zand- of kleilagen.
Bolconus Een andere mogelijkheid voor dit soort proeven is de inzet van de bolconus. Dit heeft enkele voordelen boven de in-situ vin. Deze bolconus heeft een bal als drukoppervlak, in plaats van een punt. Verder heeft deze conus een drukopnemer die gevoeliger is dan bij een reguliere conus. De maximale druk die gemeten kan worden is 2,5 MPa, met een waterspanningsmeter op ‘kop’ van de bol en direct achter de bol. Met de bolconus is exact zichtbaar ‘waar het slib begint’. Aan de hand
hiervan kan de beste diepte voor de vinproeven precies worden bepaald. Op basis van de gemeten conusweerstand wordt een indruk gekregen van de sterkte van de grond en kan dus vooraf worden bepaald welk vinblad het meest geschikt is om de testen uit te voeren. Een combinatie van de twee methoden levert daarom een duidelijke meerwaarde op. Fugro heeft dan ook goede ervaringen opgedaan met het gebruik van een bolconus voor metingen in slib.
Jack-up rig De opdrachtgever heeft het advies gevolgd en vroeg Fugro om zowel de bolconus in te zetten als de vinproeven uit te voeren vanaf een vaste jack-up rig. De waterdiepte in de Antwerpse haven is hier zo’n 14 à 18 m; bovendien zorgt de scheepvaart nog voor de nodige golven. Voor de stabiliteit van de sondeerstang tijdens het sonderen
Fugro Info, nr. 4, december 2009
De vinproef De afschuifweerstand van grond of slib is afhankelijk van verschillende bodemkenmerken, waaronder de granulaire samenstelling en het vochtgehalte. Voor het direct in-situ of in een grondmonster bepalen van de afschuifweerstand van de bodemlagen zijn verschillende meetmethoden ontwikkeld. De vinproef is een zeer eenvoudige praktische en economische meetmethode. Het werkingsprincipe van deze afschuifweerstandsmeters is eenvoudig. Een as met daaraan bevestigd een ‘vinblad’ (of vin) wordt verticaal in de grond gestoken, waarna deze met een bepaalde snelheid en kracht wordt rondgedraaid. De benodigde kracht (eigenlijk moment) wordt gemeten op het breekpunt van de grond en daaruit is de afschuifweerstand op de plaats van het meetpunt te berekenen. Afhankelijk van de te verwachten sterkte van de grondsoort kunnen verschillende vinbladen worden gebruikt.
Foto: Noëlle Stolk, FIBV
Een totale proef bestaat uit het bepalen van de ongedraineerde schuifsterkte en de remoulded (geroerde) ongedraineerde schuifsterkte. Het standaardprogramma voor de vinproef is als volgt: - op diepte drukken van de in-situ vin; - 5 minuten wachten om de waterspanning aan te laten passen; - roteren van de vin tot bezwijken met een maximum van 90˚ met een snelheid van 0,2˚/sec; - roteren van de vin 720˚ (2 volle rotaties) met een snelheid van 0,6˚/sec voor het bereiken van de remoulded test fase; - roteren van de vin 45˚ met een snelheid van 0,2˚/sec; - op diepte drukken van de in-situ vin op de gewenste diepte en de volgende proef uitvoeren. Een totale proef duurt ongeveer 30 à 45 minuten. Met het in- en uitbouwen van de in-situ vin en uitgaande van 8 proeven per locatie kan er één onderzoekslocatie per dag worden afgewerkt.
Het ontluchten van de bolconus.
Combinatie Het sonderen met de bolconus leverde in Antwerpen enkele goede sonderingen van circa 4 m en 9 m diepte op. De vinproeven werden uitgevoerd op een paar meter afstand van de sonderingen. Daardoor kon de keuze voor het te gebruiken vinblad perfect op deze locatie worden afgestemd op basis van de resultaten van de bol-sondering. Ook de vinproe-
ven bleken van goede kwaliteit. Vooral bij de diepere vinproeven is duidelijk te zien wanneer de grond bezwijkt. Hieruit blijkt dat deze innovatieve combinatie van methoden een goede inschatting oplevert van de sterkte van het slib en hoe het kan worden verwerkt als eenmaal is uitgebaggerd. Het equipment dat gebruikt wordt voor de uitvoering van de proeven en sonderingen is mobiel en flexibel inzetbaar. Hierdoor kan deze methode voor verschillende complexe omstandigheden geschikt zijn.
Foto: Martijn van der Valk, FIBV
en het uitvoeren van de vinproeven, en om ervoor te zorgen dat het slib niet wordt geroerd, heeft Fugro een grote ‘korf’ ontwikkeld die deels in het 8 m dikke slib zakt. De korf en een boorpijp worden overboord gehesen en op de bovenkant van het slib ingebouwd.
Meer informatie: Martijn van der Valk, 070 - 311 14 81,
[email protected] Drie soorten vinbladen.
17
Fugro Info, nr. 4, december 2009
CUR-aanbeveling 114
Verbeterde kwaliteitscontrole op realisatie paalfunderingen
O
nder de vlag van CUR Bouw & Infra heeft de commissie VC90 de ‘Aanbeveling 114’ opgesteld. De publicatie schept duidelijkheid en uniformiteit over de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder bij het maken van paalfunderingen. Daarnaast geeft de aanbeveling de nodige technische informatie over de verschillende soorten paalfun‑ deringen. Fugro verzorgde de eindrapportage en schreef over de geotechnische aspecten en de invloed op de omgeving. Bijna alle bouwwerken in Nederland worden gefundeerd op palen. De paalfundering is de basis van woningen, flat- en kantoorgebouwen, bruggen, enzovoort. De kwaliteit van de fundering bepaalt voor een groot deel de kwaliteit van het bouwwerk dat erop staat. Goed toezicht bij het heien en boren van paalfunderingen is daarom van groot belang voor de uiteindelijke kwaliteit. Verder onderstrepen actuele ontwikkelingen in de bouw de noodzaak tot goede afspraken over de kwaliteit. Voorbeelden zijn: de ontwikkelingen van verschillende nieuwe contractvormen en de risicoverdeling tussen opdracht gever en opdrachtnemer.
De heibespreking Een ‘heibespreking’ is een belangrijk moment tijdens het bouwproces. Voorafgaand aan elk heiwerk moeten toezichthouder, constructeur, hoofdaannemer, funderingsbedrijf, bevoegd gezag en eventueel de opdrachtgever met elkaar om de tafel om duidelijke afspraken te maken. Het advies is om het bespreekverslag
18
CUR-aanbeveling 114.
daarvan (‘de vergaderstaat’) in te brengen als ingekomen stuk. Op die manier hebben de afspraken ook een juridische status. Ook zijn de afspraken een leidraad voor de toezichthouder.
Onderwerpen als verantwoording, bevoegdheid, lokale en landelijke regelgeving en de minimale ouderdom van prefab betonnen heipalen hebben bij de totstandkoming van de aanbeveling tot stevige discussies geleid.
Eenduidige regels en leidraden
Deskundigheid
De CUR-aanbeveling bevat eenduidige begrippen, regels en leidraden voor de praktijk ten aanzien van de: - terminologie; - taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de toezichthouder en opdrachtgever; - uit te voeren controles en te noteren gegevens; - mogelijke problemen; - procedure bij afwijkingen en geschillen; - invloed op de omgeving; - rapportage.
Deskundig toezicht is van groot belang bij het signaleren, noteren en communiceren van onrechtmatigheden en het voorkomen van problemen tijdens de realisatie van paalfunderingen. Veel van de problemen hebben een relatie met de ondergrond en de omgeving. Basiskennis over geotechniek, trillingen, geluid en gebouwzakking wordt dan ook aanbevolen. Het oplossen van problemen die met de ondergrond te maken hebben, moet altijd worden overgelaten aan een geotechnisch adviseur.
CUR-aanbeveling 114 ‘Toezicht op de realisatie van paal funderingen’ (68 pag.) kan worden besteld via de CUR in Gouda. Een bijbehorende set van hei- en boorstaten kan worden gedownload van www.curbouweninfra.nl.
Meer informatie: Mark-Peter Rooduijn, 070 - 311 12 66,
[email protected]
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Ongelijkvloerse kruising gefundeerd op geocel en geogrid
Monitoring maakt innovatieve matrasfundering mogelijk
Voor de opbouw van de op- en afritten is gekozen voor een circa 6 m hoge, verticale gewapende grondconstructie. Omdat zich op deze plek in de ondergrond een slappe veenlaag (van ongeveer 2,5 m dik) bevindt, voorzag men in de uitvoering risico’s voor de stabiliteit en vervormingen. Als oplossing hiervoor werd gedacht aan een geocel in combinatie met een gewapende grondconstructie. Zo’n cel bestaat uit een 1 m dikke matras, opgebouwd uit driehoeken die worden gevuld met grofkorrelig materiaal. Deze matras levert een sterke en stijve fundering op, waardoor geen dure grondverbetering of damwand nodig is. Bovenop deze geocel wordt vervolgens de gewapende grondconstructie geplaatst, in de vorm van horizontale geogrids. Fugro is in het voortraject bij dit project betrokken om het effect in kaart te brengen van deze constructie op de bestaande rondweg, de ondergrond en de nabijgelegen gasleiding. Mede op basis van deze berekeningen kon
deze techniek hier voor het eerst in Nederland worden toegepast.
Monitoring Omdat er sprake is van een nieuw en gewaagd ontwerp, is het noodzakelijk om ook tijdens de opbouw goed te monitoren. Fugro heeft een monitoringsplan gemaakt en aansluitend de monitoring uitgevoerd. Om de zettingen, horizontale verplaatsingen van de ondergrond en de stabiliteit van de ophogingen te controleren zijn zettingsslangen, hellingmeters en waterspanningsmeters toegepast.
Foto: Maarten Boelhouwer / FIBV
A
an de zuidzijde van Sneek wordt de bestaan‑ de rondweg opgewaar‑ deerd tot een kruisingsvrije autosnelweg. Een onderdeel van dit project is de aansluiting van de Lemmerweg met het nieuwe traject van de A7. Deze aanslui‑ ting wordt uitgevoerd als een ongelijkvloerse kruising in de vorm van een hooggelegen ovale rotonde. Vanwege de lokale bodemgesteldheid vergt de fun‑ dering voor de toe- en afritten extra aandacht. Onder andere de intensieve monitoring van Fugro maakte een innovatieve funde‑ ringsmethode mogelijk.
Zettingsslangen Voor de monitoring van de zettingen onder de toe- en afritten zijn veertien slangen (met een diameter van 63 mm) onder de geomatras geplaatst. Een sensor – gekoppeld aan een met glycerine gevuld reservoir – meet de hydrostatische druk die wordt aangegeven door de diepte van de slang ten opzichte van een vast punt. Het voordeel ten opzichte van de traditionele zakbaken is dat met deze methode een profiel van de zettingen ontstaat op de plek van de zettingsslangen. Zakbaken blokkeren bovendien vaak de uitvoeringswerkzaamheden en worden gemakkelijk verstoord. De meetnauwkeurigheid van de zettingsslangen is daardoor groter. In het ontwerp zijn zettingen van circa 1 m voorspeld. De gemeten waarden blijven hierbij tot nu toe iets achter.
Hellingmeters Om het effect op de bestaande rondweg en de nabijgelegen gasleiding te monitoren heeft Fugro 36 hellingmeters geplaatst om de horizontale grondverplaatsingen te meten. De gemeten horizontale
De opbouw van de geomatras.
De resultaten van de zettingsmetingen.
verplaatsing bleek in de praktijk achter te blijven bij de berekende waarden. Dit kan worden verklaard door de voorzichtige opbouw van de constructie waardoor de grond zich beter aanpast aan de belasting.
overspanning in de onderliggende veenlaag, waardoor kan worden bepaald of volgens planning verder opgehoogd kan worden. Inmiddels zijn alle constructies op hoogte en zijn geen onverwachte effecten opgetreden.
Waterspanningsmeters Om de stabiliteit van de ophoging in de gaten te houden zijn 28 waterspanningsmeters geplaatst. Deze meters registreren de water-
Meer informatie: Maarten Boelhouwer, 050 - 541 24 32,
[email protected]
19
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Proefdijk bezweek na vier dagen
Geautomatiseerd meten bij piping-test onder IJkdijk
D
e IJkdijk is een project dat in de wereld zijn weerga niet kent. Dit initiatief van N.V. NOM, STOWA, Stichting IDL, Deltares en TNO richt zich op het ontwikkelen, testen en valideren van sensor‑ systemen in waterkeringen. Er worden op en in de dijk ver‑ schillende systemen getest. Bij een recente praktijkproef naar het verschijnsel ‘piping’ voerde Fugro geautomatiseerde defor‑ matiemetingen uit.
De technologie, die is ontwikkeld bij de IJkdijk, wordt aansluitend vertaald naar de praktijk, door deze te testen in bestaande dijken in Nederland. De IJkdijk sluit hierbij aan bij het onderzoeksprogramma Flood Control 2015, waarin overheid en bedrijfsleven samenwerken om de informatievoorziening tijdens acute overstromingsdreigingen te verbeteren. Op een locatie bij Bellingwolde worden proeven uitgevoerd om het piping-effect in dijken te onderzoeken.
Piping Bij een hoge waterstand kan het voorkomen dat er, ten gevolge van de hoge druk, aan de voet van een dijk (kwel)water doorsijpelt. Wanneer dit water zandkorrels meevoert, ontstaat een buis vormige doorgang (pipe) onder de
20
Foto: Frans Faber, FINP
Om een algemeen toepasbaar monitorings- en prognosesysteem voor de sterkte van waterkeringen te kunnen ontwikkelen, worden op de IJkdijk experimenten uitgevoerd op werkelijke schaal, onder gecontroleerde omstandigheden. De dijk is daarvoor specifiek geprepareerd.
Opstelling van de Robotic Total Station met accukast en zonnepaneel.
dijk die steeds verder groeit en zo de stabiliteit van de waterkering in gevaar brengt. De dijk kan hierdoor verzwakken en in het ergste geval bezwijken. Het onderzoek Veiligheid Nederland in Kaart (VNK) bestempelde piping enkele jaren geleden als een potentieel gevaarlijk faalmechanisme en adviseerde om dit verschijnsel verder te onderzoeken. De proeven vinden plaats in twee dijkvakken van 4 m diep, 40 m lang en 25 m breed. In het ene vak
bestaat de ondergrond uit grof zand en in de andere uit fijn zand. In ieder vak bevindt zich, haaks op de lengte, een dijk met aan de ene zijde hoogwater (ruim 2 m) en aan de andere zijde laagwater (0,1 m). Dit hoogteverschil wordt kunstmatig in stand gehouden door doorsijpelend water aan de laagwaterzijde weg te pompen en door het peil aan de hoogwaterzijde aan te vullen. Meetapparatuur registreert onder meer de waterspanning en de ver-
vorming van de dijken. Daarnaast zullen warmtegevoelige camera’s het pipingproces vastleggen.
Daglichtpaneel De Stichting IJkdijk heeft Fugro opdracht gegeven voor het uitvoeren van geautomatiseerde deformatiemetingen bij de praktijkproef naar het pipingverschijnsel. Voor het monitoren van de deformatiepunten gebruikt Fugro een Robotic Total Station (RTS). Hiermee is het mogelijk om automatisch 24 uur per dag te meten. De RTS staat
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Deformatiemetingen over de vier dagen
De dijk van de toekomst Om de dijk van de toekomst te ontwikkelen maken Stichting IJkdijk en haar partners gebruik van sensortechnologie. Deze technologie kan naar verwachting ook worden gebruikt om inzicht te geven in de actuele sterkte van die dijk. Het ontwikkelprogramma van Stichting IJkdijk richt zich niet alleen op waterkeringen en de wetenschap hier omheen, maar ook op de benodigde informatie- en communicatietechnologie, de koppeling met de beheerpraktijk van waterkeringbeheerders (waterschappen, Rijkswaterstaat, provincies), het op de markt brengen van technologie en de daarmee samenhangende economische ontwikkeling in binnen- en buitenland. Nederland is internationaal koploper op het gebied van watermanagement en -veiligheid: het IJkdijk-programma versterkt dat in wetenschappelijk, beheertechnisch en economisch opzicht.
Hoe wordt de dijk vormgegeven? De Stichting IJkdijk werkt samen met kennisinstellingen, het bedrijfsleven en beheerders van waterkeringen. Het bedrijfsleven levert technologie, kennis, financiën en menskracht. De beheerders (eindgebruikers zoals de waterschappen, Rijkswaterstaat en de provincies) zijn ook nauw betrokken in dit traject. De komende jaren wordt de ontwikkelde technologie in de beheerpraktijk toegepast, waarvan LiveDijk Eems haven het eerste voorbeeld is. De kennisinstellingen leveren expertise op het gebied van de koppeling tussen ict en dijktechnologie.
Wat zijn de mogelijke gevolgen van de dijk van de toekomst? -D oor beter inzicht in het gedrag en de actuele kwaliteit van waterkeringen te krijgen kan op tijd worden geëvacueerd. Dus niet te vroeg, te laat of onnodig. -D ijken hoeven wellicht minder zwaar te worden aangelegd of verbeterd; scherper ontwerpen wordt mogelijk. Dit scheelt honderden miljoenen, mogelijk zelfs miljarden euro's. Voor derdewereldlanden is het wellicht eenvoudiger en goedkoper om bestaande dijken goed te monitoren, dan om hun dijken te verzwaren. -H et beheer van dijken kan nog verder worden geoptimaliseerd waardoor kostenbesparingen mogelijk zijn. -N ederland bouwt haar internationale koppositie als leider op het gebied van water uit. Een grote markt ligt open.
op een frame op een speciaal aangelegde terp en is voorzien van een accu die wordt opgeladen via een daglichtpaneel. Deze accu heeft voldoende capaciteit om de meting fulltime uit te kunnen voeren, maar bij noodgevallen kan worden gebruikgemaakt van een 220V-aansluiting.
zaamheden op afstand worden bestuurd. De meetgegevens zijn voor de opdrachtgever direct beschikbaar op een website, in tabel- en grafiekvorm. Omdat Fugro met eigen software werkt, kan de presentatie van de gegevens ook op andere, door de opdrachtgever gewenste wijzen worden verzorgd.
De metingen worden gerelateerd aan vier stabiele referentiepunten in de omgeving van de testdijk, waaraan een miniprisma is bevestigd. Op de testdijk worden 28 meetpunten (miniprisma’s) geplaatst in vier rijen, op verschillende hoogten.
De metingen zijn zeer goed verlopen en gaven een goed beeld van het bezwijken van de testdijk. Op basis van de gegevens van alle sensoren heeft de opdrachtgever een analyse gedaan naar het piping-effect en het falen van een dijk. Op basis hiervan is men tot de conclusie gekomen dat de automatische tachymetrische metingen zoals Fugro die uitvoerde, geen substantiële aanvulling opleveren voor de uiteindelijke analyse van het piping-effect. Daarom zijn de metingen stopgezet.
Geheel automatisch De metingen worden van de Total Station naar een veld-pc gestuurd, waarbij meteen wordt getoetst of ze correct zijn. Hierbij wordt de actuele meting vergeleken met de vorige. Als dit verschil groter is dan een vooraf gedefinieerde drempelwaarde, wordt de meting verworpen en wordt het punt opnieuw gemeten. Pas als de metingen zijn geaccepteerd, worden ze verzonden naar de database en gerapporteerd. Deze verwerking vindt volautomatisch plaats.
Beheer op afstand De veld-pc heeft een internetverbinding, zodat de meetgegevens direct naar de centrale server kunnen worden verstuurd. Ook kan de meet-pc zo voor onderhoudswerk-
Meer informatie: Harm Kooistra, 0512 - 582 487 of 06 - 53 84 93 83,
[email protected]
21
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Amerikaanse aandacht voor delta-problematiek
Fugro actief tijdens waterconferentie H209 in New York
I
Vierhonderd jaar later werd dit historische feit in New York feestelijk herdacht, onder meer met een groots opgezet Water Forum H209: ‘Water Challenges for Coastal Cities’. Op 9 en 10 september jl. waren ruim 500 deelnemers uit Amerika en Nederland aanwezig in het Liberty Science Center, pal naast het Vrijheidsbeeld. Ze bespraken hoe deltagebieden zouden moeten omgaan met klimaatverandering en zeespiegelstijging. Fugro was in opdracht van het Netherlands Water Partnership (NWP) betrokken bij de organisatie van de conferentie en leverde tal van sprekers.
Foto’s: FIBV
n september 1609 arriveerde Kapitein Henry Hudson in New York. Namens de VOC was hij met De Halve Maen op zoek gegaan naar een nieuwe route richting het Verre Oosten. Het liep echter anders: toen pakijs en extreme kou de tocht verhinderden, gooide hij het roer om en voer naar het westen. Zo kwam hij aan bij de monding van de rivier die sindsdien zijn naam draagt, de Hudson. Hij zette voet aan land bij Mannahatta, het huidige Manhattan.
De replica van De Halve Maen met rechts op de achtergrond het Liberty Science Center.
Nederlandse en Amerikaanse business leaders, planning experts, ingenieurs, politici en de ambtelijke top van diverse departementen maakten afspraken om samen te werken bij de aanpak van de waterproblemen en de eisen die in de 21ste eeuw worden gesteld aan duurzaam beheer van kustgebie-
Ook de Nederlandse bruine vloot was zichtbaar aanwezig in de haven van New York.
22
den en havensteden. De focus lag uiteraard op de situatie in Nederland en in de grootstedelijke regio New York/New Jersey. Maar de uitkomsten zijn belangrijk voor alle kustregio’s in de wereld. Want het zijn die drukbevolkte deltagebieden met een grote economische waarde en met een kwetsbare infrastructuur, die steeds meer het risico lopen getroffen te worden door overstromingen en tornado’s. Fugro verzorgde tijdens de conferentie workshops over Flood protection, Disaster and Emergency Management, Waterfront Protection en Early Warning Systems. Er was grote belangstelling voor de door Fugro en Deltares ontwikkelde REAL-methodiek (Rapid Engineering Assessment of Levees), een op GIS gebaseerde
geavanceerde onderzoek- en meettechnologie om snel inzicht te krijgen in de sterkte van dijken. H209 was voor Fugro een prima podium om zich te presenteren aan de Amerikaanse en Nederlandse watersector. De betrokken Fugro-werkmaatschappijen in Amerika, Canada en Nederland hebben kans gezien gezamenlijk de dienstverlening op het gebied van waterveiligheid en kustbeheer in delta’s en estuaria onder de aandacht te brengen en zich zo te positioneren voor verdergaande activiteiten in de New Yorkse regio.
Voor meer informatie: Peter van der Kolk, 070 - 311 12 78,
[email protected]
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Werken aan spoor veiliger door innovatieve meetmethode
Stopmachine
Laserscannen maakt buitendienststelling overbodig
Een stopmachine is een spooronderhoudsmachine voor het lichten en schiften (zijdelings verplaatsen) van het spoor.
Foto’s: Jan-Kees den Haan / FINP
Deze zelfrijdende machine kan het spoor enkele millimeters tot enkele centimeters oplichten, om vervolgens met zogeheten pikkels ballast onder de dwarsliggers te stoppen. Hierdoor komt het spoor in een strakke lijn te liggen. Deze pikkels worden door een hydraulisch systeem op een hoge frequentie aan het trillen gebracht en verdicht. De losse ballastdeeltjes vallen als het ware in elkaar en vormen daardoor een stevige ondergrond voor de dwarsliggers.
H
et Nederlandse spoor‑ wegnet is één van de drukst bereden netten van de wereld. Spoorbeheerder ProRail heeft het onderhoud van dit drukke net via conces‑ sies gegund aan een aantal gecertificeerde spooraannemers die in verschillende deelgebie‑ den werken.
Om zijn werk te kunnen doen moet de voertuigbedienaar weten hoeveel het spoor gelicht of geschift moet worden. Een uitzetter schrijft deze gegevens met krijt op de spoorstaaf. De machinist leest deze gegevens af en voert ze in de machine.
Shift-tekeningen tonen aan dat werk is uitgevoerd binnen de gestelde normering.
Omdat ProRail de functionaliteit van de sporen ook wil uitbreiden, laat het bedrijf jaarlijks diverse vernieuwingsprojecten uitvoeren. BAM Rail is één van de spooraannemers die zo’n project verricht en heeft Fugro gevraagd om voorafgaand een opname te doen van de spoorligging. Bij dit project in de Amsterdamse Westhaven heeft BAM Rail een tweetal wissels en een stuk spoor
Er zijn verschillende soorten stopmachines, die afhankelijk van het type werkzaamheden worden ingezet. Zo zijn er machines voor het lichten van korte stukken spoor, voor het lichten van wissels en kruisingen, en machines voor het werk op de vrije baan.
vernieuwd. Bovendien is de bestaande ballast verwijderd en vervangen door nieuwe ballast. De oude wissels zijn vervangen door nieuwe wissels met nieuwe spoorstaven. Fugro heeft voor BAM de sporen ingemeten en vanuit de meetgegevens een 3D-alignement ontworpen. Alle buitenwerkzaamheden zijn uitgevoerd onder het door ProRail
opgestelde NVW-regime in de beveiligingsklasse PW (Persoonlijke Waarneming) of BD (BuitenDienststelling).
Risicoanalyse Voor de buitenwerkzaamheden heeft Fugro een gecertificeerd spoorwegveiligheidsbureau ingezet. Op basis van de NVWvoorschriften en een risicoanalyse ter plaatse heeft dit bureau de
Wanneer grotere stukken spoor (die zowel horizontaal als verticaal in een rechte lijn liggen) moeten worden gestopt, maakt men gebruik van een laser. Deze laser wordt – gemonteerd op een frame met spoorwieltjes – tot enkele honderden meters voor de machine in het spoor geplaatst. Met deze laser als richtpunt legt de stopmachine het spoor in een kaarsrechte lijn.
Lees verder op pagina 24
23
Fugro Info, nr. 4, december 2009
Colofon
Fugro Info is een uitgave van Fugro Ingenieursbureau B.V., Fugro-Inpark B.V. en Fugro Aerial Mapping B.V.; alle onderdeel van Fugro N.V., een internationaal opererende groep ingenieursbureaus die gegevens over het aardoppervlak en de (zee)bodem verzamelen en interpreteren, met wereldwijd meer dan 13.000 medewerkers in meer dan 50 landen. Oplage: 5.000 exemplaren Correspondentie-adres: Fugro-Inpark B.V., Postbus 3000, 2260 DA Leidschendam T 070 - 317 07 00 F 070 - 317 07 50 Fugro op Internet: www.fugro.nl of www.fugro-nederland.nl Redactie: mw. R. Lancel, ing. M. Pehlig, Ph. Reedijk, mw. A.J. van Vliet
Eindredactie, vormgeving en productie: Maas Communicatie, Rotterdam.
beveiligingsklasse bepaald voor de werkzaamheden. De conclusie was dat een gedeelte van het werk in beveiligingsklasse BD van het NVW-regime viel. Dit zou betekenen dat hier het treinverkeer moet worden stilgelegd voor de meetwerkzaamheden. Een ander deel van het werk viel in de beveiligingsklasse PW.
Laserscanner Fugro heeft besloten om dat laatste gedeelte tachymetrisch in te meten. Door het ‘BD- gedeelte’ met een laserscanner te meten, hoefde niemand fysiek het spoor te betreden. Hierdoor gold ook voor dit traject de beveiligingsklasse PW en hoefde er geen trein minder te rijden! Op basis van de ingemeten sporen en wissels heeft Fugro daarna een alignement bepaald dat voldoet aan de OVS-voorschriften van ProRail én dat bij BAM voor een optimale uitvoering zorgt. BAM Rail heeft de door Fugro
ontworpen alignementen vervolgens gebruikt om de stopmachine aan te sturen.
As built-meting Na afloop van de uitvoering van BAM Rail heeft Fugro een as built-meting uitgevoerd. Op basis van deze meetgegevens is een toets uitgevoerd in hoeverre de uitgevoerde werkzaamheden overeenkomen met de ontworpen alignementen. BAM Rail heeft de tekeningen (schift- en lichtplot) van Fugro als opleverdocument gebruikt richting ProRail om aan te tonen dat het werk is uitgevoerd binnen de gestelde normering.
Meer informatie: Jack Vogelaar, 06 - 55 85 55 24 of 070 - 317 07 00,
[email protected]
Kalender
F
ugro Ingenieursbureau, Fugro-Inpark en/of Fugro Aerial Mapping zijn de komende periode vertegenwoordigd op de volgende congressen en beurzen:
24
Aquatech India
Delftse bedrijvendagen
3 t/m 5 februari 2010 Pragati Maidan exhibition centre in New Delhi, India www.india.aquatech.trade.com
9 februari 2010 Aula congrescentrum, TU Delft www.delftsebedrijvendagen.nl
Fugro Info wordt verspreid onder relaties en medewerkers van de Fugro-Groep Nederland. Overname van (delen van) artikelen is toegestaan indien de bron wordt vermeld.
Fugro Ingenieursbureau B.V. Veurse Achterweg 10 Postbus 63, 2260 AB Leidschendam T 070 - 311 13 33 F 070 - 327 70 91 Vestigingen in: Amsterdam, Arnhem, Breda, Groningen, HardinxveldGiessendam, Leidschendam, Nieuwegein en Weert Fugro-Inpark B.V. Dillenburgsingel 69 Postbus 3000, 2260 DA Leidschendam T 070 - 317 07 00 F 070 - 317 07 50 Vestigingen in: Amsterdam, Arnhem, Breda, Drachten en Leidschendam Fugro Aerial Mapping B.V. Dillenburgsingel 69 Postbus 3000, 2260 DA Leidschendam T 070 - 317 07 00 F 070 - 317 07 50