PRAKTIJKOPDRACHT 7 Artikel
Orthopsychiatrie: in dialoog met ouders Inzetten van het dialoogmodel bij oudergesprekken in de behandeling van hechtingsproblematiek binnen de orthopsychiatrie.
Student: Jos Gulpers (verpleegkundig specialist in opleiding) GGZ-VS 08A November/December 2010 Praktijkopleider: Piet-Hein Zwanikken Aantal woorden: 3131
Orthopsychiatrie: in dialoog met ouders Inzetten van het dialoogmodel bij oudergesprekken in de behandeling van hechtingsproblematiek binnen de orthopsychiatrie. Artikel geschreven door: Jos Gulpers (3ejaars GGZ Verpleegkundig specialist I.O.) Marco is een kleine, wat gedrongen jongen van 12 jaar oud. Hij is opgenomen binnen een orthopsychiatrische behandelgroep in het zuiden van het land. Bij Marco is sprake van oppositioneel opstandig gedrag met onderliggende hechtingsproblematiek. Kenmerkend is zijn grensoverschrijdende gedrag, waarbij hij probeert het contact tussen hem en de ander te bepalen. Hier neemt hij een dominante rol in. Hij weet alles beter en laat anderen weinig ruimte. Marco heeft zowel thuis als in de groep moeite met het accepteren van gezag en gaat met iedereen de discussie aan over van alles en nog wat. In zijn reacties reageert hij verbaal agressief. Zijn gedrag valt nauwelijks te negeren, waarmee hij op een negatieve manier de aandacht op zichzelf vestigt. Marco heeft behoefte aan een duidelijke dagstructuur. Emoties laat hij niet zien. Verdriet en pijn worden alleen geuit in de vorm van boosheid. Marco vertelde aan het begin van de behandeling dat hij beter wil leren omgaan met zijn boosheid en daardoor minder ruzie maakt met zijn moeder. Marco zou heel graag weer thuis willen wonen bij zijn moeder en broertje. Dat is op dit moment echter niet mogelijk, omdat Marco in de thuissituatie juist veel ruzie maakt met zijn moeder en jongere broertje. Marco heeft in het contact eens laten doorschemeren dat hij erg verdrietig is, maar dat hij dit aan niemand zal tonen. Hij heeft zijn gevoelens “opgesloten” in een “kluis” waarvan alléén hij de sleutel heeft en de cijfercombinatie kent. In gesprekken met ouders blijkt dat het taalgebruik van hulpverleners vaak theoretisch en abstract gevonden wordt. Ouders blijven vaak met vragen achter en durven dit niet goed te benoemen in gesprek met hulpverleners. Als hulpverlener is de auteur van dit artikel van mening dat men naast de patiënt en diens systeem moet staan. Het dialoogmodel zou uitermate geschikt kunnen zijn voor de behandeling. Het bevordert de samenwerking met ouders. Een goede samenwerking met ouders is essentieel voor een goed verloop van een behandeling. Het dialoogmodel stimuleert om samen te kijken naar krachten en mogelijkheden en focust niet alleen op onmogelijkheden. Het dialoogmodel is zeer behulpzaam om de behandeling van kinderen in kaart te brengen op een duidelijke en begrijpbare wijze voor leden van het systeem. Voor de schrijver, een GGZ VS i.o., was dit het uitgangspunt voor het starten van oudergesprekken met ouders over de behandeling van jeugdigen binnen de orthopsychiatrie. De behandeling binnen de orthopsychiatrie is zeer specifiek, waarbij op vele vlakken gewerkt wordt aan de behandeling van de jeugdigen. Dit artikel gaat in op het begrip orthopsychiatrie, het beschrijft de doelgroep en de meerwaarde voor de behandeling. Kort wordt de hechtingsproblematiek beschreven in relatie tot de uitvoering van oudergesprekken. Ingegaan wordt op de betekenis van oudergesprekken en het toepassen van de voordelen van het dialoogmodel binnen deze behandelingsvorm. Orthopsychiatrie Al vele jaren staan jongeren met complexe problemen in de publieke belangstelling. Een aantal jaren geleden werd in de media breed aandacht gegeven aan het verschijnsel dat kinderen zonder strafrechtelijke titel toch in justitiële jeugdinrichtingen terecht kwamen. Vooral de behandelcapaciteit voor jongeren met gedragsproblemen schiet nog steeds te kort (Kwartel, van der & Nienoord-Buré, 2009). Jongeren en jeugdigen met zowel psychiatrische als ernstige gedragsproblemen dreigen tussen wal en schip te vallen. De vaak aanwezige psychiatrische problematiek maakt het moeilijk, zo niet onmogelijk, om ze in de jeugdzorg te helpen. Tegelijkertijd zijn deze kinderen door hun gedragsproblemen ook niet te behandelen binnen de reguliere kinder- en jeugdpsychiatrie. Het is deze groep waarop de orthopsychiatrie zich richt. (Kwartel, van der & Nienoord-Buré, 2009). De American
Orthopsychiatric Association is in 1924 opgericht door de Amerikaanse psychiater Karl Menninger. De bedoeling was om een preventieve vorm van geestelijke gezondheidszorg te ontwikkelen (Boon & Haijer, 2008). Landelijk gezien heeft de orthopsychiatrie zich de afgelopen jaren ontwikkeld van een klinisch zorgaanbod aan adolescenten met psychiatrische en ernstige gedragsproblemen tot een breed zorgaanbod (intramuraal, deeltijd- en dagbehandeling en ambulante zorg) voor een leeftijdgroep die uiteenloopt van 6 tot 23 jaar. De doelgroep bestaat uit kinderen en jongeren met complexe problematiek, waaronder gedrags- en psychiatrische problemen dan wel een sterk vermoeden daarvan, waarvoor de reguliere zorg geen adequate behandeling kan bieden (Ministerie van VWS, 2009). De doelgroep bestond in het begin voornamelijk uit adolescenten met ernstige gedragsproblemen opgenomen binnen gesloten afdelingen van GGZ-instellingen. Doordat de hulpverlening in deze instellingen vastliep met deze doelgroep, werd de orthopsychiatrie daarmee een laatste toevluchtsoord voor jongeren met een complexe vraag naar psychiatrische en gedragsregulerende zorg (Kwartel, van der & Nienoord-Buré, 2009). In termen van DSM-IV kan worden gesproken van een heterogene groep met meerdere stoornissen op as I, vaak in combinatie met cluster B persoonlijkheidspathologie (in ontwikkeling) op as II. In de regel is er een langdurige voorgeschiedenis in de hulpverlening. Bij veel jongeren is er sprake van vroegkinderlijke verwaarlozing, ernstige scheefgroei in de ontwikkeling en disfunctioneren in het gezin en sociale groepen (Boon & Haijer, 2008). In de praktijk gaat het om jongeren met een complexe, meervoudige problematiek. Problemen met sociale relaties, de gezinssituatie, met opleiding en/of werk. Deze jongeren hebben vaak een ontwikkelingsachterstand en scheefgroei in de persoonlijkheid, waardoor bepaalde gedragspatronen zich steeds herhalen. Ze vertonen grensoverschrijdend, agressief gedrag en een gebrek aan impulscontrole. Hechtingsstoornissen komen onder deze groep jongeren veel voor. Het gaat vrijwel altijd om jongeren die een langdurige geschiedenis in de hulpverlening hebben gehad, veelal bestaande uit kortdurende contacten en crisissituaties. Problemen zijn in het verleden vaak onvoldoende onderkend, waarbij de juiste diagnose te laat is gesteld. Dit zorgt dat nooit een samenhangende regie op het behandeltraject is geweest. Kenmerkend voor deze jongeren is dat zij vaak veel negatieve ervaringen met de hulpverlening hebben opgedaan (Kwartel, van der & Nienoord-Buré, 2009). De specifieke expertise van de orthopsychiatrie ligt op het gebied van psychiatrische diagnostiek en behandeling. Het gaat bij deze jongeren vaak om een combinatie van meerdere stoornissen, zoals schizofrenie, ernstige stemmingsstoornissen, pervasieve ontwikkelingsstoornissen, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en impulsiviteit of ernstige leerstoornissen. Het verschil tussen bijvoorbeeld de diagnose schizofrenie of een schizotypische persoonlijkheidsstoornis is van grote invloed op de behandeling. Dit benadrukt het belang van accurate psychiatrische diagnostiek (Boendermaker & Bruinsma, 2007). Specifiek voor de orthopsychiatrie is de inzet van ouderavonden, ouderbegeleiding of oudertraining náást functional family therapy. Het behandelklimaat is zo natuurlijk mogelijk. Dit betekent dat jongens en meisjes door elkaar worden geplaatst. (Boendermaker & Bruinsma, 2007). De keuze en de meerwaarde voor de behandeling van Marco binnen de orthopsychiatrie wordt aangehaald in bovenstaande tekst. Binnen de orthopsychiatrie is aandacht voor psychiatrische problematiek en bestaande gedragsproblemen van Marco, waarbij de behandeling op beide factoren is afgestemd. De behandeling en diagnostiek worden duidelijk vormgegeven, waarbij niet alleen Marco behandeld wordt, maar ook het systeem wordt geïnformeerd/behandeld door het inzetten van onder andere oudergesprekken. Marco past zeer goed in de doelgroep zoals hiervoor werd beschreven. In het volgende stuk wordt kort ingegaan op hechtingsproblematiek, waarna oudergesprekken beschreven worden, waarbij het dialoogmodel ingezet kan worden binnen de orthopsychiatrie.
Hechting Zoals eerder beschreven, komt hechtingsproblematiek regelmatig voor binnen de orthopsychiatrie. Voor de behandeling van de doelgroep en bijvoorbeeld ”Marco” is het van belang om te weten wat hechtingsproblematiek inhoudt, alvorens in te gaan op de invulling van de oudergesprekken en het gebruik van het dialoogmodel. De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, de DSM-IV (American Psychiatric Association, 2007) beschrijft een stoornis die betrekking heeft op gehechtheid: de reactieve hechtingsstoornis. Deze is onder te verdelen in de ‘geremde’ en de ‘ontremde’ variant. Kinderen en jeugdigen met een geremde hechtingsstoornis vertonen gestoord gedrag in sociale relaties. Hun gedrag is moeilijk te voorspellen. Boosheid, verdriet en blijdschap wisselen elkaar in rap tempo af. Kinderen reageren ambivalent op volwassenen en andere leeftijdsgenootjes. Het ene moment zoeken zij toenadering en het volgende moment wijzen zij diegene af. Kinderen met een ontremde hechtingsstoornis vertonen niet-selectief hechtingsgedrag. Deze kinderen vertonen oppervlakkig hechtingsgedrag en maken daarbij geen onderscheid tussen bekenden en vreemden, ze zijn zogenoemde allemansvriendjes. Hechtingsstoornissen zijn ernstige en complexe stoornissen in de relatie tussen ouders en kinderen. Hechtingsstoornissen hebben veel oorzaken en vaak is een samenspel van uitlokkende factoren te herkennen. De behandeling van hechtingsstoornissen kan positieve resultaten opleveren. De meest belovende behandelvormen bestaan uit individuele therapie van het kind en ouder-kindtherapie. Preventieve opvoedingsondersteunende maatregelen leiden eveneens tot een positief effect, mits deze langdurig en systemisch worden ingezet (Grietens, 2006). Het beloop en de behandelingsmogelijkheden bij problemen als hechtingsproblematiek worden mede bepaald door omgevingsvariabelen (Maurer & Westermann, 2007). Door het dialoogmodel bij oudergesprekken in te zetten, worden preventieve en opvoedingsondersteunde maatregelen besproken en de bestaande hechtingsproblematiek in kaart gebracht. Allereerst wordt ingegaan op oudergesprekken en vervolgens op de werking van het dialoogmodel bij het voeren van oudergesprekken. Oudergesprekken Voor ouders en het systeem is de verpleegkundig specialist een belangrijke gesprekspartner. De verpleegkundig specialist creëert een brugfunctie tussen enerzijds de behandeling van de jeugdige binnen de leefgroep (afdeling) en anderzijds het leven dat vormgegeven wordt door het gezin. De verpleegkundig specialist tracht de ouderparticipatie door inzet van oudergesprekken te vergroten. Ouderparticipatie is het meedoen, meeweten, meepraten en meebeslissen door ouders, dit heeft onder andere te maken met kennis en vaardigheden met betrekking tot de opvoeding van het kind (Berg & Dekker, 2002). Om ouderparticipatie te vergroten kunnen ouders gecoacht worden in de opvoeding van hun kind(eren). Dit kan bereikt worden door het uitvoeren van onder andere huisbezoeken en oudergesprekken, waarin psycho-educatie en opvoedingsondersteuning ingezet kunnen worden. Opvoedingsondersteuning is - zoals het woord al zegt - ondersteuning aan ouders bij de opvoeding. Opvoedingsondersteuning is onder te verdelen in drie gebieden: concreet de opvoeding ondersteunen, ontwikkeling stimuleren en omgevingsfactoren beïnvloeden (Burggraaf-Huiskes, 2008). Opvoedingsondersteuning kan een bijdrage leveren aan de zorg voor kinderen. Hiertoe behoren alle activiteiten die specifiek tot doel hebben de opvoedingssituatie van kinderen te verbeteren. Het betreft activiteiten die zich richten op zowel het kind, evenals de situatie waarin het kind wordt opgevoed. Dus ook op de opvoeders en de context. Het bespreekbaar maken van zorgen over de ontwikkeling is mede een taak voor de verpleegkundige, dus ook voor de verpleegkundig specialist. Voor de verpleegkundige is een belangrijke rol weggelegd in de opvoedingsondersteuning (Jonkman & de Vree, 2008). Over de behandelingeffectiviteit bij jongeren met hechtingsstoornissen bestaat nauwelijks wetenschappelijke onderbouwing. Over de effectiviteit van de behandeling van hechtingsproblematiek is bekend dat het verminderen van gedragsproblemen, het geven van psycho-educatie aan het gezin en het verbeteren van de ouder-kindrelatie positieve resultaten kunnen opleveren. Hiernaast is het
van belang dat er aandacht is voor het herstellen van de gezinsstructuur en het ontwikkelen van sensitieve responsiviteit bij de ouders (Vaessen, 2008; Vaessen 2009). Wanneer sprake is van een verstoorde ontwikkeling, wordt het belang van opvoedingsondersteuning onderstreept bij de aanwezigheid van psychiatrische en gedragsstoornissen (Burggraaf-Huiskes, 2008). Het is dus zaak dat de verpleegkundig specialist in het contact met ouders voldoende aandacht besteedt aan het vergroten van de ouderparticipatie door het geven van opvoedingsondersteuning tijdens oudergesprekken. Hierbij kan het dialoogmodel goed ingezet worden bij het in kaart brengen van bestaande problematiek. Eveneens kan het gebruikt worden als ordeningsmodel voor het verduidelijken van problemen tijdens oudergesprekken met moeder. Het dialoogmodel Door het gebruik van verschillende concepten en begrippen in de jeugdzorg verloopt de communicatie tussen hulpverleners nogal eens ingewikkeld. Met als gevolg dat misverstanden kunnen ontstaan in de communicatie (Maurer & Westermann, 2007). De vaak aanwezige hechtingsproblematiek noodzaakt tot samenwerking met ouders en het systeem in de begeleiding en behandeling van jeugdigen. Hoe jonger het kind, hoe méér de ouders betrokken moeten worden bij de behandeling (Vaessen, 2003). De omgeving (het systeem) is dus een belangrijke factor bij het beloop van psychiatrische stoornissen en bij gedragsstoornissen. Het (on)vermogen van de omgeving om met problemen om te gaan, is van grote invloed op hoe een patiënt zich ontwikkelt (Boeckhorst, 2003). Het dialoogmodel lijkt uitermate geschikt om communicatie bij oudergesprekken te vergemakkelijken. Het dialoogmodel is gemaakt om in een hulpverleningsrelatie de onderlinge communicatie te vergemakkelijken (Maurer & Westermann, 2003; Eenhoorn, 2007). Het dialoogmodel is geen theoretisch, maar een praktisch model dat in zijn eenvoud een “plaatje” is waarover in gewone woorden gesproken kan worden (Maurer & Westermann, 2007). Het dialoogmodel is als ordeningsmodel ontwikkeld om met hulpvragers gemakkelijker over de probleemdefinitie en aanpak van psychische en psychiatrische klachten te overleggen. Een model dat goed uit te leggen is en overal inzetbaar is, ongeacht de aard, duur en complexiteit van de problematiek (Maurer & Westermann, 2003). Met behulp van het model kunnen observaties en indrukken uit gesprekken met ouders worden uitgelegd. Op een transparante wijze wordt duidelijk waar de krachten en probleemgebieden van de ouders en de jongere zich bevinden en hoe empowerment dit positief kan beïnvloeden (Vaessen, 2009). Het dialoogmodel (zie figuur 1.) sluit goed aan bij de algemene systeemtherapie en bij de dynamische systeemtherapie (Maurer & Westermann, 2003). Het dialoogmodel is een verdere uitwerking van het door Maurer en Westermann eerder geïntroduceerde ID-Model, oftewel het integratie differentiatieModel (Westermann & Maurer, 2003; Maurer & Westermann, 2003). Bij het dialoogmodel wordt ervan uitgegaan dat twee processen van cruciaal belang zijn in de ontwikkelingsgeschiedenis van een mens. Het betreft de begrippen Integratie en differentiatie. Integratie heeft betrekking op het proces van integratie van alle lichaamsfuncties en differentiatie verwoordt het voortdurende veranderingsproces van de lichaamsfuncties. Het uitgangspunt van het model is eenvoudig: De mens wordt gezien als een “regelsysteem”. Als “regelsysteem” komt de mens in de wereld in aanraking met andere “regelsystemen”. Uit de omgeving krijgt men te maken met een veelvoud aan “prikkels”.
Figuur 1 dialoogfiguur (www.dialoogmodel.nl)
Het dialoogmodel gaat over de vraag welke factoren allemaal een rol spelen in de ontwikkeling van een persoon. Bij het dialoogmodel worden de hersenen grofweg ingedeeld in vier gebieden (REGeL): Relaties: Alles wat te maken heeft met hoe je relaties met anderen ervaart. Emoties: Alles wat te maken heeft met je emoties (je gevoel en je stemming). Gedachten: Alles wat te maken heeft met je gedachten. Lichamelijk: Alles wat te maken heeft met hoe het lichamelijk met je gaat. Deze vier gebieden (zie figuur 1 en 2) staan in verbinding met elkaar en beïnvloeden elkaar, kortom deze werken samen als een eenheid. Naast deze interpersoonlijke factoren heeft de omgeving invloed op het gedrag van een persoon. Er bestaat als het ware een kringloop tussen al deze verschillende aspecten die bepaald gedrag tot gevolg hebben. Er kan met heel herkenbare voorbeelden de (normale) ontwikkeling beschreven worden op het relationele, emotionele, lichamelijke en cognitieve gebied. (Maurer & Westermann, 2007; Vaessen, 2003; Vaessen 2008; Vaessen, 2009). Om het functioneren van het kind binnen het dialoogmodel in kaart te brengen, wordt het gebruik van de Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Dissability and Health, Children & youth version (ICF-CY) geadviseerd. De ICF-CY beschrijft de kenmerken van gezondheid en functioneren van kinderen en jongeren (WHO-FIC Collaborating Centre, 2008).
Figuur 2 dialoogvelden (www.dialoogmodel.nl)
Het dialoogmodel sluit goed aan bij de systeemtheorie. Volgens systeemgericht werken is een systeem een eenheid, opgebouwd uit diverse deelverhoudingen. De betrekking tussen deze delen is van groot belang. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen een individueel systeem, waarbij de omgeving een wisselwerking heeft met een individu en omgekeerd. Hiernaast kan een systeem ook opgebouwd zijn uit verschillende subsystemen, denk hierbij aan bijvoorbeeld gezinnen, ouders of de kinderen binnen het systeem. (Nabuurs, 2007). Binnen de systeembenadering is het van belang dat men zich bewust is van alle factoren die een systeem beïnvloeden. Voordelen dialoogmodel bij oudergesprekken Door het dialoogmodel in te zetten bij oudergesprekken, wordt de samenwerking met ouders bevorderd. Bestaande problemen, evenals de krachten en capaciteiten worden samen in kaart gebracht. De hulpverlener neemt plaats “naast” de hulpvragers. Hierdoor zal sneller een sterkte-zwakteanalyse van de situatie bij een jeugdige concreet en compleet samengesteld kunnen worden. Het “plaatje” dat van de situatie geschetst wordt, helpt een begrijpelijk beeld te creëren van de situatie waarin een systeem zich bevindt. Dus niet de vraag aan wie het ligt, maar de uitdaging wie mee kan helpen aan verbetering of herstel komt centraal te staan. Hulpvragers kunnen als volwaardige gesprekspartner meedoen. Hierbij is de basishouding van het model uitnodigend. Het stuurt aan op samenwerking en is eveneens professioneel sturend. De benadering werkt gezamenlijke besluitvorming en empowerment in de hand en is oplossingsgericht (Westermann & Maurer, 2010). Het model kan gebruikt worden bij de intake en het vaststellen van een behandelplan. Eveneens kan het ingezet worden bij het geven van psycho-educatie (Eenhoorn, 2007). Conclusie Samenvattend kan gesteld worden dat de orthopsychiatrie zich landelijk gezien de laatste jaren ontwikkeld heeft tot een breed zorgaanbod voor een doelgroep uiteenlopend in leeftijd van 6-23 jaar. Binnen de orthopsychiatrie staat voornamelijk de complexe problematiek op de voorgrond, zich uitende in psychiatrische en gedragsmatige problematiek. Deze meervoudige problematiek wordt op alle gebieden aangepakt en op elkaar afgestemd, waarbij de meerwaarde ligt op diagnostiek en behandeling. Specifiek voor de orthopsychiatrie is de inzet van ouderbegeleiding, oudertraining naast functional family
therapy. Naast de behandeling die geboden wordt binnen de orthopsychiatrische setting aan Marco, zal de verpleegkundig specialist vanuit systeemtheoretisch oogpunt de ouders betrekken bij de behandeling. Oudergesprekken dragen bij aan de behandeling van jongeren opgenomen binnen de orthopsychiatrie. Hierbij wordt getracht de ouderparticipatie te vergroten, waarbij ouders meedoen, meepraten en meebeslissen in de behandeling. Dit om de ontwikkeling van het kind te bevorderen wanneer sprake is van psychiatrische en gedragsmatige problematiek. Oudergesprekken zullen gericht zijn op het geven van psychoeducatie, het verbeteren van de ouder-kindrelatie - waarbij aandacht voor het verminderen van gedragsproblematiek - en het herstellen van de gezinsstructuur. Hierbij is het van belang dat ouders ondersteund worden in de opvoeding. Oudergesprekken kunnen als interventie worden ingezet in de behandeling. Bij deze oudergesprekken kan heel goed gebruik gemaakt worden van het dialoogmodel om onder andere de bestaande hechtingsproblematiek bij Marco in kaart te brengen. Het helpt de bestaande interactiepatronen in kaart te brengen. Het dialoogmodel kan de communicatie met ouders vergemakkelijken. Het model is goed uit te leggen en is overal inzetbaar, ongeacht de complexiteit en aard van de klachten. Hierin is het dialoogmodel ondersteunend aan de uitvoering van de taken door de verpleegkundig specialist. Het kan goed gehanteerd worden naast de verschillende theorieën en ordeningsprincipes waarvan een verpleegkundig specialist gebruik maakt tijdens de behandeling. Onder andere de ICF-CY kan goed ingezet worden binnen het dialoogmodel om het functioneren van jeugdigen verder in kaart te brengen. De VS richt zich in het behandelproces vooral op het behandelen van de gevolgen van ziek zijn door een psychiatrische stoornis waarbij gedragsstoornissen kunnen voorkomen. Tot de kerntaken van de verpleegkundig specialist behoren: het vaststellen, diagnosticeren, plannen, uitvoeren, coördineren en evalueren van hoogcomplexe GGZ-zorg. De schrijver is van mening dat het dialoogmodel binnen de behandeling van kinderen en jeugdigen heel goed kan worden ingezet bij oudergesprekken. Uiteindelijk wordt samen met ouders gewerkt aan de behandeling waarin de krachten en capaciteiten verder ontwikkeld worden van een jeugdige op relationeel, emotioneel, lichamelijk en cognitief gebied: het REGeL-systeem.
Literatuur American Psychiatric Association. (2007). DSM IV-TR, Beknopte handleiding bij de Diagnostische Criteria van de. Amersfoort: Harcourt, book publishers. Bergh, P. van den & Dekker, M (2002). Ouderparticipatie in de jeugdhulpverlening. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Boeckhorst, F. (2003). Duivelse spiralen. Werkboek voor meervoudig-systemisch denken in de sociale psychiatrie. Warnsveld: GGNet. Boendermaker, L. & Bruinsma, W. (2007). Aanbieders van gesloten jeugdzorg. Een overzicht van de stand van zaken. Opgeroepen op 8 oktober 2010 van: http://www.nji.nl/publicaties/verslag%20kenniskring%20def.pdf Boon, A. & Haijer, Z. (2008). Orthopsychiatrie. Een behandeling voor lastige jonge psychiatrische patiënten. Maandblad geestelijke volksgezondheid, jaargang 63, 1, 41-49. Burggraaf-Huiskes, M. (2008). Opvoedingsondersteuning, als bijzondere vorm van preventie. Bussum: Uitgeverij Coutinho B.V. Eenhoorn, A. (2007). Gezien en gelezen. Beter communiceren in de hulpverlening. Het dialoogmodel als leidraad. Kind en adolescent praktijk, jaargang 6, nummer 4, 195-195. Grietens, H. (2006). Hechtingsstoornissen. Handboek kinderen en adolescenten. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Jonkman, C. & Vree, de, W. (2008). Melding van kindermishandeling. Dilemma’s voor verpleegkundigen. Psychopraxis, jaargang 10, nummer 3, 110-113 Kwartel, A. J. J. van der & Nienoord-Buré, C. D. (2009) Positie en meerwaarde van de orthopsychiatrie. Rapport in opdracht van Ministerie van VWS. Maurer, J. & Westermann, G. (2003). Het ID-Model in de praktijk. In dialoog over problematiek en aanpak. Kind en Adolescent Praktijk, 02, 14-20. Maurer, J. & Westermann, G. (2007). Beter communiceren in de hulpverlening. Het dialoogmodel als leidraad. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Ministerie van VWS (2009). Jeugdzorg: Samen sterk! Een inventariserend onderzoek naar varianten en knelpunten in de intersectorale jeugdzorg. Opgeroepen op 8 oktober 2010 van: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2010/09/17/jeugdzorgsamen-sterk.html Nabuurs, M. (2007). Basisboek systeemgericht werken. Baarn: HB uitgevers. Schuengel, C. (2005). De gehechtheidstheorie als ‘grand theory’? Grenzen en vooruitzichten van een theorie over sociale verbondenheid. Kind en Adolescent, 26, 27-44. Vaessen, G. (2003). Een kink in de kabel. Psychiatrische problemen bij kinderen en jeugdigen in een leefgroep. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Vaessen, G. (2008). Gedragsproblemen bij jongeren met psychiatrische stoornissen. Best practice handelingsplannen voor de praktijk van alledag. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
Vaessen, G. (2009). Als hechten moeilijk is. De rode draad uit het verleden. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Westerman, G. & Maurer, M. (2010). Bewezen effectieve therapie: en toch werkt het niet! Kind en adolescent praktijk, jaargang 9, nummer 3, 100-106 WHO-FIC Collaborating Centre, RIVM (2008). Nederlandse vertaling van de international classification of functioning, disability and health. Children & youth version. Bilthoven.