l o o h c s e g o H e t Karel de Gro g Start met voorspron POSITIE OBE Vlaanderen financiert zijn economische en technologische opleidingen weg Lage onderwijsbelastingseenheid (‘OBE’) wurgt professionele bacheloropleidingen met economische of technologische gerichtheid Managementsamenvatting Het nieuwe financieringsmodel voor het
motivering te kunnen worden gevonden
Technologische en economische professi-
hoger onderwijs (2008) maakt de finan-
voor het lage puntengewicht dat aan dit
onele bacheloropleidingen leiden vooral
ciering van hogescholen meer variabel
soort opleidingen wordt toegekend. Ook
op naar knelpuntberoepen. Niet alleen
dan vroeger. De vaste sokkel vermindert
in het buitenland worden bv. technologi-
is er een tekort, er is ook een kwalitatief
ten voordele van studentenaantallen (in-
sche opleidingen steeds beter betoelaagd
probleem: vooral op het gebied van tech-
stroom en doorstroom) gewogen aan de
dan humane, terwijl dat in Vlaanderen net
nische kennis, talenkennis en ervaring
hand van onderwijsbelastingseenheden.
andersom is. Het feit dat het talenonder-
komen de eisen van de werkgevers niet
Dit zijn puntengewichten die zouden cor-
wijs in economische opleidingen duur is
overeen met het aanbod aan werkkrach-
responderen met de onderwijsinspanning
omdat het slechts effectief is als de groe-
ten. Precies deze drie aspecten komen in
die een instelling moet leveren voor een
pen niet te groot zijn, wordt nergens mee-
het gedrang door de systematische onder-
bepaalde opleiding (benodigd materiaal,
genomen.
financiering van economische en techno-
docenten, …).
Het feit of onderwijsactiviteiten op een ef-
logische opleidingen.
Voor ‘zachte opleidingen’ is de onderwijs-
fectieve wijze (dit is: met goed resultaat)
De
belastingseenheid 1,6 (leraar, verpleeg-
in grote groepen kunnen worden georga-
Vlaanderen met zijn ‘Vlaanderen in Actie’
kundige) of 1,4 (sociaal werker). Technolo-
niseerd, bepaalt voor het grootste gedeel-
beoogt vereist een adequate financiering
gische opleidingen krijgen respectievelijk
te de kostprijs van een opleiding (80% van
die niet langer gemodelleerd is op een sy-
slechts 1,2 (als ze tot het zogenaamde
de werkingsmiddelen van een hogeschool
steem van klassikaal onderwijs.
studiegebied Industriële Wetenschappen
gaan immers naar personeelskosten). De
en Technologie behoren) of zelfs 1 (sic!):
kostprijs van economische en technologi-
de opleidingen Toegepaste informatica en
sche opleidingen zijn zeker niet lager dan
Informaticamanagement. De opleidingen
die van leraars of sociaal werkers, wel in-
van het studiegebied Handelswetenschap-
tegendeel:
pen en Bedrijfskunde (logistiek managers,
- Alle professionele opleidingen zijn
accountants, …) krijgen slechts OBE 1. Voor een hogeschool is het erg nadelig wanneer zij veel of grote opleidingen met economische of technologische gerichtheid heeft. Door het te lage puntengewicht dat aan technologische en economische professionele bacheloropleidingen wordt gegeven, brengt de overheid deze opleidingen in gevaar. Volgens de Raad van State zijn verschillende OBE’s toegelaten, maar omwille van het gelijkheidsbeginsel alleen mits een grondige verantwoording van de gebruikte criteria. Nergens blijkt een objectieve
praktijkopleidingen, waarvan de praktijkcomponent zich nooit kan afspelen in grote groepen. - Alle onderwijs gebruikt nu dure infrastructuur: laptops, beamers, smartboard maar vooral: een elektronisch leerplatform - Economische opleidingen zijn in Vlaan-
integrale
talentontwikkeling
die
Wat moet er gebeuren? Als Vlaanderen een Europese topregio wil worden dan moet de onderwijsbelastingseenheid van economische en technologische opleidingen corresponderen met de werkelijke onderwijsinspanning. Dit betekent dat deze minstens op het niveau van de Sociaal-agogische opleidingen moet worden gebracht, dit is een onderwijsbelastingseenheid van 1,4, zonder dat de financiering van de andere opleidingen wordt aangetast.
deren ook (praktische) taalopleidingen. Het rendement van het onderwijs is hier omgekeerd evenredig aan de grootte van de groepen. - Competentiegericht onderwijs is duurder. - De instroom is veranderd: ASO-studenten maken de minderheid uit in een
Karel de Grote-Hogeschool Van Schoonbekestraat 143 2018 Antwerpen Machteld Verbruggen directeur Strategisch Beleid T +32 474 92 01 64 E
[email protected]
hogeschool.
||
l o o h c s e g o H e t Karel de Gro g Start met voorspron POSITIE OBE Vlaanderen financiert zijn economische en technologische opleidingen weg Lage onderwijsbelastingseenheid (‘OBE’) wurgt professionele bacheloropleidingen met economische of technologische gerichtheid
Nieuw financieringsmodel gebaseerd op ONDERWIJSBELASTINGSEENHEID
Onderwijsbelastingseenheid het laagst voor economische en technologische opleidingen!3
Op 14 maart 2008 keurde het Vlaamse parlement het decreet op
Aan de universiteit gelden traditioneel eenvoudige onderwijsbelas-
de financiering van de hogescholen en universiteiten in Vlaanderen
tingseenheden: 1 voor opleidingen uit de humane wetenschappen,
goed. Het financieringsmodel van het hoger onderwijs werd hier-
2 voor positieve wetenschappen en 3 voor biomedische weten-
door fundamenteel gewijzigd. Het vorige model bevatte zeer veel
schappen. Alleen Geneeskunde en Tandheelkunde hebben uitzon-
historische parameters in de berekening van de totale enveloppe
derlijk hoge OBE’s (tussen 3,9 en 4,2, afhankelijk van het feit of het
die aan een instelling werd toegekend. In het nieuwe model zijn
om een bachelor- dan wel masteropleiding gaat).
1
instroom, doorstroom en uitstroom van studenten, gecorrigeerd aan de hand van een onderwijsbelastingseenheid (OBE) doorslag-
Wellicht is het te weinig geweten dat die OBE’s voor professionele
gevend. Hierdoor is het vast gedeelte van de enveloppe sterk af-
opleidingen heel anders zijn verdeeld. De zwaarste onderwijsbelas-
genomen. Het variabel deel is veel belangrijker geworden en het
tingseenheid (1,6) is toegekend aan de lerarenopleidingen (kleuter,
doorwerken van de OBE hierdoor ook.
lager en secundair onderwijs) en opleidingen in de gezondheidszorg
Aan verschillende soorten studenten worden inderdaad verschil-
(verpleegkunde en vroedkunde, bv.). Sociaal-agogische opleidingen
lende puntengewichten toegekend, onderwijsbelastingseenheden
(sociaal assistent, opvoeder-begeleider, psychologisch assistent)
(OBE’s) genoemd, die volgens de memorie van toelichting van het
kunnen nog op een onderwijsbelastingseenheid van 1,4 rekenen.
decreet zouden moeten corresponderen met “de inspanningen die
Technologische opleidingen krijgen respectievelijk slechts 1,2 (als
de instellingen in de verschillende studiegebieden moeten leveren
ze tot het zogenaamde studiegebied Industriële wetenschappen en
en de middelen die zij moeten inzetten om een studiepunt in re-
Technologie behoren) of zelfs 1 (sic!): de opleidingen Toegepaste
kening (te brengen).” “Deze punten weerspiegelen tot op zekere
informatica en Informaticamanagement, die om historische rede-
hoogte de kostprijsverschillen van de onderwijsactiviteiten in de
nen tot het studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde
verschillende disciplines te wijten aan laboratoriumuitrusting, extra
gerekend worden. De opleidingen van dit studiegebied (zoals Be-
assisterend personeel voor praktische oefeningen, materiaalkosten
drijfsmanagement, met de logistiek managers, accountants,…) ko-
enzovoort”.2
men er helemaal bekaaid af, en tellen slechts OBE 1.
studiegebied
puntengewicht
a) Architectuur
1,40
b) Gezondheidszorg
1,60
c) Industriële wetenschappen en technologie
1,20
d) Audiovisuele en beeldende kunst
1,40
e) Muziek en podiumkunsten
1,00
f) Biotechniek
1,40
g) Onderwijs
1,60
h) Sociaal-agogisch werk
1,40
i) Handelswetenschappen en bedrijfskunde
1,00
1 Decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen, B.S., 26 juni 2008 (hierna genoemd: het financieringsdecreet). 2
Memorie van toelichting bij het decreet, p. 34
3
Artikel 23 van het financieringsdecreet.
||
Positie OBE n weg 1997 1998 1999 opleidinge2000 he sc gi lo no ch te en e ch economis Studentenaantal 7068 7318 7.411 7.639 Vlaanderen financiert zijn Middelen miljoen euro
Euro Eerste gevolgen nieuw model zichtbaar
5889 32387
32.387.133,61
5953 32743
6088 33483
6235 34293
3,2E+07
3,3E+07
3,3E+07
3,4E+07
Evolutie studentenaantal t.o.v. middelen voor de basisopleiding (bron:jaarverslag KdG)
(bron: jaarverslagen KdG)
35,4
35,8 2003
richtheid. Deze opleidingen stammen uit
8688
8101
41,0
Stud
Midd
2008
2007
2006
8688
2005
8101
2004 41,0
Studentenaantal
1999
2000
2001
763,9
732,7
552
543
545
2005
2008
741,1
565
2007
731,8
601
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
35403
3,5E+07
706,8
Onderwijzend Personeel
met economische of technologische ge-
39,2
1998
met bijna 9000 studenten bestaat voor hetStudentenaantal
grootste deel uit professionele opleidingen
34293
3,4E+07
Middelen miljoen
2006
1997
35,8
35,4
32,7
31,8
33,5
trokken worden.
34,3
kunnen een aantal pijnlijke conclusies ge-
40,7
7681
7278 37,1
34,3
69522001
33,5
68762000
36,3
32,7
1999 7172
31,8 1998
7639
7411
7318
7068
tiemodel overgenomen. Uit deze oefening
7327
32,4 1997
eerste evaluatie gemaakt worden. Precies omwille van de voorspelbaarheid heeft de
Het opleidingsportfolio van deze hogeschool
7172 6437
Evolutie studentenaantal t.o.v. middelen voor de basisopleiding (bron:jaarverslag KdG)
Een jaar na de inwerkingtreding kan al een
Karel de Grote-Hogeschool de parameters
2002
4
van het model in haar eigen intern alloca-
7681
7278
3,3E+07
2002
7327 6235
40,7
moeten objectief te rechtvaardigen zijn”.
2001
39,2
(‘fairness’): ”verschillen tussen instellingen
33483
37,1
3,3E+07
6952
3,2E+07
6088
32743 6876
31810
2000 7.639
7.411 5953 7172
Anderzijds ambieert het model Euro billijkheid32.387.133,61
7327
7411
7318
7068
32387
1999 7318 5784
36,3
1998 7068 5889
7639
1997
transparant en voorspelbaar te zijn: “InstelStudentenaantal lingen (moeten) de financiëleMiddelen consequenties miljoen euro van hun beslissingen kunnen inschatten”.
32,4
7327
5784 31810
Evolutie studentenaantal t.o.v. middelen voor de basisopleiding
Het financieringmodel heeft de ambitie
1997
2001
EvolutieEvolutiestudentenaantalt.o.v.onderwijzendpersoneel studentenaantal t.o.v. onderwijzend personeel (bron: jaarverslagen KdG)(bron:jaarverslagKdG)
slechts twee van de zes studiegebieden die
1998
1999
2002 717,2
543
545
543
Studentenaantal
533 8688
Studentenaantal
2008
533
8101
2007
7681
522
531 2006
7278
2005
6952
6952
521 6876 2004
6876
533
533
521
522
531
533
533
2003
2004
2005
2006
2007
2008
7172 2003 543 2002
543 545 2001
2002 7327
543 2000
545
543 552 1999
2001 7639
7318
Onderwijzend Personeel
Onderwijzend Personeel
565
Memorie van toelichting bij het decreet, p. 5, punt 2.1 5 Op dit ogenblik bevindt de hogeschool in wat men noemt ‘verevening’: omdat het nieuwe financieringsmodel ondanks de sterke studentenstijging tot een veel lagere betoelaging leidt, past de overheid in een overgangsregime bij tot het niveau van voor het nieuwe systeem. Dit systeem loopt echter af in 2013, waarna het nieuwe financieringsmodel zich met alle kracht zal laten voelen.
2001 732,7
1998
565
552 1999
7068
1998
601
1997
integendeel.5
601
financiering volgt deze evolutie niet, wel
2000
763,9
Evolutiestudentenaantalt.o.v.onderwijzendpersoneel (bron:jaarverslagKdG)
7411
en technologische opleidingen, maar de
2000
dentenaantal vooral fors in de economische
7681
552 7278
565 7172
601 7327
Onderwijzend in 2008). De voorbije jaren groeide het stu- Personeel
7639
741,1
7411
731,8
7318
706,8
7068
Studentenaantal uit (4824 van de 8688 voltijdse studenten
8101
meer dan de helft van het studentenaantal 1997
8688
de hogeschool aanbiedt, maar maken wel
1997
4
school
Karel de Grote-Hoge
||
Vlaanderen
Positie OBE opleidingen weg he sc gi lo no ch te en e ch financiert zijn economis
Dit nieuwe financieringsmodel blijkt dit
Vergelijking studentenaantallen en middelen OBE gewogen binnen KdG
soort opleidingen zo slecht te betoelagen
(bron: eigen telling KdG)
dat het aantrekken van veel studenten in deze opleidingen een hogeschool financieel erg benadeelt: de opleidingen blijken in de praktijk (veel) meer te kosten dan wat de overheid er veil voor heeft. Voorheen werd deze inadequate betoelaging gemaskeerd door het feit dat de financiële middelen van de instellingen voor een aanzienlijk deel (gemiddeld over de jaren 34%) niet studentafhankelijk waren, maar op historische parameters gebaseerd. Doordat het studentafhankelijk deel van de financiële middelen van een instelling nu echter oploopt tot bijna 87% worden de gevolgen pijnlijk duidelijk. Het eigen intern allocatiemodel (dat dus werkt volgens dezelfde principes als het financieringsmodel, maar bovendien nog wat extra solidariteitsmechanismen hanteert) kent zo aan een studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde 30% van de te verdelen middelen voor 40% van de studenten van de hogeschool toe, terwijl een studiegebied Lerarenopleiding met op hetzelfde moment 18% van de studenten
Concreet besliste de hogeschool bijvoorbeeld de technologische opleiding Multimedia-
volgens dit model 22% van de middelen
en Communicatietechnologie (waarvoor zélfs een wachtlijst bestaat) niet verder te laten
opeist.
groeien maar 100 studenten meer te laten starten aan de sociale opleiding Orthopedagogie, richting toegepaste jeugdcriminologie. De werking van het financieringsmodel in de praktijk veroorzaakt dus het tegengestelde effect van wat de overheid met haar beleid op andere terreinen nastreeft. In het kader van het Wetenschaps- en Innovatiebeleid wordt inderdaad veel geïnvesteerd in het warm maken van jongeren voor wetenschap en ondernemingszin.6 Het is dan ook moeilijk te begrijpen waarom de opleidingen die naar deze sectoren toeleiden, zo stiefmoederlijk worden behandeld.
6
Zie bijvoorbeeld: “Actieplan Wetenschapsinformatie en Innovatie - Wetenschap maakt Knap” waarmee De Vlaamse overheid wil de interesse van het brede publiek voor wetenschappen en technologie stimuleren. Ze wil er ook voor zorgen dat jongeren aangemoedigd worden studierichtingen of beroepen in deze domeinen te kiezen. De Vlaamse overheid zegt ondernemerschap, creativiteit en innovatie te willen stimuleren zodat Vlaanderen kan uitgroeien tot een creatieve kennisregio.
school
Karel de Grote-Hoge
||
Vlaanderen
Positie OBE opleidingen weg he sc gi lo no ch te en e ch financiert zijn economis
Geen motivering voor de hogescholen-OBE’s
Geen correcte internationale benchmark
In het advies van de Raad van State bij het ontwerp-decreet7 merkte
“Ze vallen binnen de marges van de internationale benchmarking
deze op dat gelet op het gelijkheidsbeginsel het gebruik van pun-
van wegingsfactoren”9
tengewichten zoals de OBE een grondige verantwoording vereist van de gebruikte criteria. We nemen de motivering van de overheid
In de aanloop naar het decreet liet de overheid een studie uitvoeren
voor deze verschillende OBE’s onder de loep.
door het CHEPS (Centre for Higher Education Policy Studies) van de Universiteit van Twente.10 Vermoedelijk bedoelt men dit rapport
“De oude puntengewichten zijn grotendeels overgenomen uit de
wanneer men verwijst naar internationale benchmark. De conclusie
vorige decreten en behoeven dus geen omstandige motivering”.
die men hieraan verbindt is echter kort door de bocht. Het op zeer
8
korte tijd uitgevoerde onderzoek behelsde slechts een beperkt aanIn het hogescholendecreet uit 1994 werden de puntengewichten
tal landen, waarvan de meeste geen met ons vergelijkbaar systeem
vastgelegd. De invoering ervan werd toen gemotiveerd ‘naar analo-
van (financiering van) het hoger onderwijs hebben zodat de validi-
gie met de universiteiten’. Men motiveerde echter de toedeling van
teit van de benchmark an sich al in vraag kan worden gesteld11. Ne-
de verschillende studiegebieden in verschillende financieringscate-
derland is het enige land met een vergelijkbaar systeem van hoger
gorieën niet (met uitzondering van de kunstopleidingen). Het feit
onderwijs dat in de studie is opgenomen. In Nederland hanteert
dat deze onderwijsbelastingseenheden toen reeds te laag waren,
men volgens deze studie voor professionele opleidingen grosso
werd gemaskeerd doordat de instellingen konden rekenen op een
modo slechts twee wegingsfactoren 1 voor humane opleidingen
historische forfait en het systeem zelf veel minder studentafhan-
(waarbij economische opleidingen behalve een kleine correctie op
kelijk was. Doordat die buffer weggevallen is in het nieuwe mo-
dezelfde voet betoelaagd worden als lerarenopleiding of opleiding
del komen de problemen van de economische en technologische
tot sociaal werker) en 1,3 voor technologische opleidingen. Boven-
opleidingen veel sneller tot uiting. Ook het feit dat niet alleen de
dien is ‘vallen binnen de internationale benchmark’ een formulering
OBE’s te laag zijn, maar ook nog eens toegepast wordt op een te
die veel informatie weglaat . De lage OBE van 1,2 voor technologi-
lage basisfinanciering maakt de situatie acuut. De zogenaamde
sche opleidingen, terwijl humane opleidingen zoals leraar of sociaal
“gesloten enveloppe” van de hogescholen vormt een laatste be-
werker een veel hoger OBE van 1,6 of 1,4 krijgen, is wereldwijd een
langrijke versterkende factor voor de negatieve effecten van de
aberratie. Als er ergens een hoge wegingsfactor wordt toegekend,
OBE. Het bedrag voor financiering van de hogescholen ligt vast en
dan is dit voor medische en technologische opleidingen, niet voor
wordt a rato van het aandeel in de totale studentenpopulatie tus-
humane. Economische of businessopleidingen situeren zich door-
sen de hogescholen verdeeld. Doordat relatieve, en niet absolute
gaans in de humane wetenschappen, en krijgen daarom doorgaans
studentenaantallen bepalend zijn, en dit versterkt wordt door de
een lagere weging dan de technologische opleidingen. Maar zelfs
OBE is het mogelijk dat studentenaantallen van een instelling toe-
dan krijgen ze vaak wel dezelfde weging als opleiding als sociaal
nemen maar de financiering ervan afneemt. Als twee hogescholen
werker bijvoorbeeld, terwijl de opleiding van een sociaal werker
dezelfde stijging in studentenaantallen realiseren, bv elk 500 extra
in Vlaanderen 40% meer mag kosten dan die van een logistiek
studenten, maar hogeschool A realiseert die stijging in het studie-
manager. Economische opleidingen in Vlaanderen onderscheiden
gebied Handelswetenschappen en bedrijfskunde en hogeschool B
zich bovendien van die in de rest van de wereld echter op een be-
in Sociaal-agogisch werk, dan zal er zich door de verschillende OBE
langrijk punt: de beheersing van drie vreemde talen vormt een es-
een verschuiving voordoen van middelen van hogeschool A richting
sentieel onderdeel van het studiepakket. Dat is niet zo in landen als
hogeschool B.
Zweden of Nieuw-Zeeland of zelfs Nederland, dus de internationale benchmark is alvast op dit punt zelfs een beetje gevaarlijk. Het is algemeen geweten dat de talenkennis van de gemiddelde Vlaming er niet op vooruit gaat. Het is ook duidelijk dat talenonderwijs duur
Advies 43.721/1 van 8 november 2007. Met name het Universitair decreet uit 1991 en Hogescholendecreet uit 1994. 9 Memorie van Toelichting, ibidem. 10 Centre for Higher Education Policy Studies, “ Bekostigingstarieven in het hoger onderwijs, een vergelijking tussen zeven landen”, 25 november 2005. 11 Scandinavische landen, Verenigd Koninkrijk, Australië en Nieuw-Zeeland. “Gelet op de tijd die voor de studie beschikbaar is, moet het bij onze casebeschrijvingen blijven bij een weerslag van de feitelijke tariefstelling n kan niet worden ingegaan op de overwegingen die in de zeven landen aan de tarieven ten grondslag hebben gelegen” (rapport, p.5) 7 8
is, omdat het in niet te grote groepen kan worden gegeven om resultaat te hebben. Samengevat: het idee dat de OBE’s steun vinden in een internationale vergelijking gaat niet op.
school
Karel de Grote-Hoge
||
Vlaanderen
Positie OBE opleidingen weg he sc gi lo no ch te en e ch financiert zijn economis
Geen correcte kijk op werkelijke kostprijs opleidingen
1. Professionele opleidingen zijn praktijkopleidingen. Aan de
Keren we terug naar het terechte uitgangspunt dat het doel van
universiteit worden studenten op de eerste plaats voorzien
een OBE erin bestaat de werkelijke kostprijs van de onderwijsacti-
van theoretische bagage die ze later zelf praktisch moeten
viteiten in aanmerking te nemen bij de financiering. Als voorbeeld
uitdiepen al naargelang de baan waarin ze terecht komen.
wordt dan doorgaans dure laboratoriuminfrastructuur aangehaald.
Professionele bachelors worden daarentegen opgeleid voor
Het is dan verwonderlijk dat opleidingen met dure laboinfrastruc-
een welbepaald beroep om vanaf dag één inzetbaar te zijn
tuur (bijvoorbeeld Toegepaste Informatica met zware computernet-
op de werkvloer. De theoretische achtergrond is beperkter, de
werken of een bachelor Autotechnologie die nood heeft aan een
praktische toepassing van de theoretische kennis is daarente-
autotechnologisch centrum) net de laagste OBE’s geniet (1, res-
gen een kerndoelstelling van de opleiding. Deze praktijkop-
pectievelijk 1,2). Anderzijds geeft de voortdurende verwijzing naar
leiding veronderstelt intensieve begeleiding. De belangrijke
de infrastructuur ook geen correct beeld van de kostprijs van de
praktijkcomponent van de opleiding kan zich nooit afspelen
onderwijsactiviteiten. In professionele opleidingen gaat ongeveer
in grote groepen. In praktijkopleidingen zijn de stages ook
80% van de uitgaven naar personeelskosten. Een verschil in OBE
een belangrijk instrument. Een stage veronderstelt individuele
kan dan ook NOOIT uitsluitend vanuit de benodigde infrastructuur
begeleiding en nauw overleg met de stageplaats. Elke stage-
worden gemotiveerd.
plaats is immers anders en de school blijft verantwoordelijk
Het feit of onderwijsactiviteiten op een effectieve wijze (dit
voor het rendement van de stage. Sinds jaren pleiten bedrijven
is: met goed resultaat) in grote groepen kunnen worden ge-
en visitatiecommissies voor langere stages ook voor economi-
organiseerd, bepaalt voor het grootste gedeelte de kostprijs
sche opleidingen. Door een gebrek aan begeleidingscapaciteit
van een opleiding.
blijven de stages er echter beperkt tot twee, maximaal drie
Dit verklaart waarom de te lage financiering van de professionele opleidingen in het algemeen zo een probleem vormt, en de lage OBE van de economische en technologische opleidingen op korte termijn reeds dramatische vormen dreigt aan te nemen :
maanden over de hele opleiding. Het uitvoeren van projecten in samenwerking met bedrijven is nog zo een door alle partijen gewaardeerde vorm van opleiding. Dit kan echter ook alleen in kleine groepen. Op dit moment overtreft het aantal vragen uit het bedrijfsleven ruimschoots de mogelijkheden van de hogescholen om erop in te gaan, precies omdat er onvoldoende begeleidingscapaciteit is.
school
Karel de Grote-Hoge
||
Vlaanderen
Positie OBE opleidingen weg he sc gi lo no ch te en e ch financiert zijn economis
2. Alle onderwijs gebruikt nu dure infrastructuur
De tijd dat voor de instructie alleen krijt en een bord werd gebruikt is lang voorbij. Het gebruik van laptops en smartboards in lessen is volledig ingeburgerd. Een hogeschool die niet over een elektronisch leerplatform beschikt maakt zelfs geen kans om door een visitatie en accreditatie te geraken. Naast de licentiekosten per student hangt hier nog een belangrijk prijskaartje van uitbouw en onderhoud van netwerkinfrastructuur aan vast. Deze aanzienlijke kosten zijn exact dezelfde voor elke student ongeacht het soort opleiding dat deze volgt.
3. Economische opleidingen zijn in Vlaanderen ook
taalopleidingen.
Minstens een derde van de vakken zijn immers taalvakken. De opleiding beoogt niet de vorming van taalkundigen, maar van mensen die in staat zijn vreemde talen te gebruiken op de werkvloer: in telefoongesprekken, presentaties, rapporten. De nadruk ligt dus op de praktijk van het taalgebruik. Het rendement van het onderwijs is hier omgekeerd evenredig aan de grootte van de groepen.
4. Competentiegericht onderwijs is duurder.
5. De instroom is veranderd
Tot voor enkele jaren was het onderwijs in hogescholen, alhoewel er meer aandacht was voor praktijk, toch nog sterk
Op relatief korte tijd is het profiel van een hogeschoolstudent fundamenteel gewijzigd. Waar vroeger de ASO-studenten
gericht op kennisoverdracht. De noodzaak vanuit het bedrijfs-
zich verdeelden over universiteit en hogeschool, en de laat-
leven om te kunnen beschikken over onmiddellijk inzetbare
sten aangevuld worden met de top uit het TSO, dan is voor
arbeidskrachten gecombineerd met de vaststelling dat een
de meeste ASO-studenten een professionele opleiding zeker
aantal attitudes die vroeger verondersteld waren niet langer
als eerste keuze geen optie meer. De klaslokalen vullen zich
algemeen aanwezig zijn, leidde tot de invoering van het com-
steeds meer met studenten uit het TSO, terwijl de studenten
petentiegericht onderwijs. Dit competentiegericht onderwijs
uit het ASO gaandeweg een minderheid vormen. Ook uit het
is door de invoering van het accreditatiestelsel de norm ge-
BSO gaan steeds meer studenten voortstuderen. (bv de oplei-
worden en behelst een geïntegreerd aanbod van kennis, vaar-
ding bedrijfsmanagement/accountancy, had dit academiejaar
digheden en attitudes die ook geïntegreerd worden getoetst.
slechts 23% ASO-studenten, 67 % TSO-studenten en zelfs
Kort gezegd: als vroeger het onderwijs opgesplitst was in the-
10% BSO-studenten).
orie (kennis - hoorcollege) en praktijk (vaardigheden: oefeningen en stage) dan is daar nog een factor bijgekomen (attitude) en zijn de drie geïntegreerd. Dit betekent de facto dat theorie of kennis niet per se meer via hoorcollege wordt aangebracht, maar door middel van probleemgestuurd onderwijs de drie aspecten geïntegreerd worden. Dus geen theorieles meer over ‘hoe maak ik een businessplan?’, maar een mini-onderneming waarin men de theorie over businessplannen verwerft aan de hand van een concrete casus, waarin men ook vaardigheden leert (bijvoorbeeld boekhouden) en attitudes (flexibiliteit, nauwkeurigheid, stiptheid …). De leerwinst is bij deze vorm van onderwijs veel groter, de investering echter ook. Ook de geïntegreerde toetsing van de competenties is duurder dan het klassieke examen. Ter vergelijking: voor een assessment bij een recruteringsbureau (waarmee een geïntegreerde toetsing vergelijkbaar is) betaalt men gemakkelijk 2000 euro.
school
Karel de Grote-Hoge
||
Vlaanderen
Positie OBE opleidingen weg he sc gi lo no ch te en e ch financiert zijn economis
ASO over de jaren 41,50%
Om deze studenten dezelfde competenties bij te brengen is echter een ander traject nodig en wel om de volgende redenen:
41,00%
- Deze studenten hebben vaak een tekort aan voorkennis. Hun kennis van Frans
40,50%
wiskunde of zelfs Nederlands (en niet alleen dat van allochtonen) beantwoordt niet aan de beginvoorwaarden die nor-
40,00%
maal in een hogeschool gehanteerd worden. Allerlei remediëringstrajecten
39,50%
worden opgezet om deze studenten bij te spijkeren.
39,00%
- De studenten hebben onvoldoende studievaardigheden. Wie met succes een ASO-studierichting
TSO over de jaren 47,50%
heeft
afgewerkt,
heeft tijdens dit traject geleerd om te gaan met grote studiegehelen, studieplanningen en dergelijke. Studenten uit TSO en zeker BSO blijken zich deze
47,00%
vaardigheden onvoldoende eigen te heb-
46,50%
ben gemaakt. Een veel sterkere begeleiding, minstens tijdens het eerste jaar van
46,00%
de studie, is nodig.
45,50%
- De studiemotivatie is minder uitgesproken. Het behalen van een hoger diploma
45,00%
is in Vlaanderen de norm geworden. Dit
44,50%
is ook een doelstelling van de Vlaamse overheid. Studenten schrijven zich dan
44,00%
ook massaal in in het hoger onderwijs,
43,50%
maar velen doen dit niet langer uit intrinsieke motivatie maar omdat er nu eenmaal geen andere optie is. De studenten
BSO over de jaren 8,00%
zijn minder gemotiveerd uit zichzelf, maar moeten ‘gemotiveerd worden’. Dit doen we met meer variëteit aan werk-
7,90%
vormen en ook het gebruik aan nieuwe
7,80%
technologieën en competentiegericht
7,70%
onderwijs helpt hierbij, maar opnieuw geldt dat dit duurder is.
7,60% 7,50% 7,40% 7,30% 7,20% 7,10%
Bron: eigen telling KdG
school
Karel de Grote-Hoge
||
Vlaanderen
Positie OBE opleidingen weg he sc gi lo no ch te en e ch financiert zijn economis
Gevolgen: kwantitatieve en kwalitatieve tekorten
ter alleen mogelijk en op lange termijn houdbaar indien het aan-
In Vlaanderen is het al geruime tijd moeilijk om bepaalde vacatu-
deel van dit soort opleidingen in een hogeschool niet te groot is.
res in te vullen. Er is een kwantitatief probleem door een te ge-
Het kan ook niet de bedoeling zijn van een financieringsmodel dat
ringe instroom van goed geschoolde mensen naar de arbeidsmarkt.
opleidingen slechts levensvatbaar zijn op voorwaarde dat ze kun-
Daarnaast is er ook een kwalitatief probleem:de instroom naar de
nen aanleunen bij beter betoelaagde opleidingen. Het is onduidelijk
arbeidsmarkt is soms wel voldoende, maar de werkzoekenden vol-
waarom met de aanbevelingen van de visitatiecommissies voor een
doen niet (helemaal) aan de eisen van de arbeidsmarkt.12 Vooral op
correctere betoelaging van dit soort opleidingen, nochtans ruim
het gebied van technische kennis, talenkennis, en ervaring komen
voor de totstandkoming van het nieuwe financieringsdecreet, geen
de eisen van de werkgevers niet overeen met het aanbod aan werk-
rekening werd gehouden:
krachten.13 Precies deze drie aspecten komen in het gedrang door
“De commissie beveelt verder aan om bij de besprekingen over de
de systematische onderfinanciering van economische en technolo-
nieuwe financiering van de hogescholen aan dit probleem de nodi-
gische opleidingen.
ge aandacht te besteden en hierbij in rekening te brengen dat veel van de nieuw opgelegde taken (kwaliteitszorg,onderwijsvernieu-
Voor de hogescholen betekent de onderfinanciering van dit soort
wing,…)
opleidingen kiezen tussen kwantiteit of kwaliteit: ofwel behoudt
schouwd.”15
als
opleidingsonafhankelijk
moeten
worden
be-
men het geëiste kwaliteitsniveau en laat men minder studenten afstuderen (wachtlijsten bij inschrijving), ofwel doet men toegevingen
Bovendien gaat veel maatschappelijk kapitaal verloren. Uit onder-
op de kwaliteit wat onder meer zeer sterk zal gevoeld worden in
zoek is gebleken dat afstudeerwerken van studenten uit hogescho-
het talenonderwijs (groepen van 50 à 70 studenten voor een taal-
len in KMO’s een valorisatiepotentieel hebben van 78% maar dat
vak!).
slechts 12,5 % ervan op korte termijn gevaloriseerd wordt. “De basisreden van het verlies is het gebrek aan financiering voor ken-
Kwaliteit en ontwikkeling bedreigd
nisvalorisatie. De hogescholen beschikken over een grote variëteit
In de positioneringspaper over talent uit het “Vlaanderen in Ac-
van competenties om kennis te vertalen naar praktische innovatie
tie”-plan zijn de doorbraken die men voor het onderwijs voorziet
en praktische vorming, en om nieuwe praktijkgerichte kennis te
aanzienlijk. Men wil dat elke school een voorbeeld is van integrale
ontwikkelen, maar er is daarvoor geen financiering voorzien. De
talentontwikkeling: “De school opereert samen met bedrijven,
hogescholen hebben zelf te weinig omkadering om die belangrijke
social profit- en overheidsinstellingen en de samenleving in een
rol ten volle te kunnen benutten.”16
geïntegreerde leeromgeving. Ze scoort hoog op zorgbeleid en stimuleert tot competentieontwikkeling, creativiteit en ondernemer-
Wat moet er gebeuren?
schap/werknemerschap en internationale oriëntatie” . De hoge-
Als Vlaanderen een Europese topregio wil worden dan
scholen staan klaar om dit waar te maken, maar de samenleving
moet de onderwijsbelastingseenheid van economische en
moet beseffen dat dit onmogelijk kan gerealiseerd worden met een
technologische opleidingen corresponderen met de werkelijke
financiering die gemodelleerd is op een systeem van klassikaal on-
onderwijsinspanning. Dit betekent dat deze minstens op het
derwijs.
niveau van de Sociaal-agogische opleidingen moet worden
gebracht, dit is een onderwijsbelastingseenheid van 1,4,
Dat de onderfinanciering van deze opleidingen een bedreiging
zonder dat de financiering van de andere opleidingen wordt
vormt voor de kwaliteit, blijkt overigens ook uit de visitatierappor-
aangetast.
14
ten. De commissies erkennen doorgaans de onderfinanciering van de betreffende opleidingen en doen beroep op de ‘interdepartementale solidariteit’ om hieraan een oplossing te bieden. Dit is ech-
Zie bv. Frank Vandenbroucke, Beleidsnota Werk, p. 14. Dit is zelfs nu in crisistijd nog zo, zie bv. “Eén op de vier jobs geraakt niet ingevuld”, de Standaard (Economie en Financiën), 10 maart 2009. 13 “Zwaarste knelpunten vormen nog altijd de technische beroepen. De instroom uit het technisch onderwijs naar de arbeidsmarkt is te klein. De participatie van vrouwen en allochtonen aan het technisch onderwijs ligt te laag.” “ Meer vraag naar hoger onderwijs, talenkennis en ervaring bij knelpuntberoepen” uit ANALYSE VACATURES en KNELPUNTBEROEPEN, Algemene Trends 2002, Databeheer en –analyse. 12
14
15 16
A. DEMEULEMEESTER, Talent:elk talent telt. Positioneringspaper Vlaanderen in Actie Atelier talent, p. 36 Visitatierapport bedrijfsbeheer 7 december 2004. H-Ogelijn, Tijdschrift VVKHO, maart 2009, p.4
school
Karel de Grote-Hoge
||