28
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
27
Bouwhistorie Archeologie Architectuurhistorie Cultuurhistorie
29
26
25
24
23
22
20
Inventariserend archeologisch veldonderzoek Karterende fase 19
18
Drs. M.J. van Putten
Augustus 2006 BAAC - rapport 06.201
BAAC bv
21
28
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
27
Bouwhistorie Archeologie Architectuurhistorie Cultuurhistorie
29
26
25
24
23
21
20
Inventariserend archeologisch veldonderzoek Karterende fase 19
18
Drs. M.J. Van Putten
Augustus 2006 BAAC - rapport 06.201
BAAC bv
22
Colofon ISBN:
90-5985-583-3
Auteur:
drs. M.J. van Putten
Redactie:
dr. ir. L.A. Tebbens drs. N.T.D. Eeltink
Autorisatie:
drs. N.T.D. Eeltink
Veldwerk:
drs. M.J. van Putten
Cartografie:
J. Heersink
Reproductie:
ing. R. Koster
Copyright:
Gemeente Venray/ BAAC bv
Gecontroleerd
dr. ir. L. A. Tebbens
Geautoriseerd (senior archeoloog)
drs. N.T.D. Eeltink
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente Venray en/of BAAC bv te Deventer.
BAAC bv Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ‘s-Hertogenbosch Tel.: (073) 61 36 219 Fax: (073) 61 49 877 E-mail:
[email protected]
Postbus 2015 7420 AA Deventer Tel.: (0570) 67 00 55 Fax: (0570) 61 84 30 E-mail:
[email protected]
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
Administratieve gegevens Onderzoekgegevens: Datum
: augustus 2006
Uitvoerder
: Onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv
BAAC-rapport
: 06.201
Beheer documentatie
: BAAC bv te Deventer
Opdrachtgever
: Gemeente Venray
Contactpersoon
: dhr. H. Verkuijlen
Plan van Aanpak
: dr. L.A. Tebbens
Bevoegd gezag
: Gemeente Venray, adviseur provincie Limburg
Meldingsnummer (Archis)
: 18681
Onderzoeksnummer (Archis)
: 15078
Documentatie en eventuele vondsten van dit onderzoek zullen worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Limburg te Maastricht
Locatiegegevens: Provincie
: Limburg
Gemeente
: Venray
Plaats
: Oirlo
Kadastrale gegevens
: gemeente Venray, sectie onbekend, nummers 1725, 1734, 1774, 1806 en 1808
Toponiem
: Plangebied Deputé Petersstraat
Kaartblad
: 52 E Blitterswijck
Oppervlakte
: circa 1,8 ha
RD-coördinaten (x,y)
: 200.197; 391.492 (NW) 200.368; 391.555 (NO) 200.266; 391.389 (ZW) 200.405; 391.421 (ZO)
2
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
Inhoud Administratieve gegevens
2
Inhoud
3
1 Inleiding 1.1 Onderzoekskader 1.2 Ligging van het gebied
4 4 5
2 Werkwijze 2.1 Bureauonderzoek 2.2 Inventariserend veldonderzoek
6 6 6
3 Resultaten bureauonderzoek 3.1 Geologie en geomorfologie 3.2 Bodem 3.3 Geschiedenis en bebouwing 3.4 Bekende archeologische waarden 3.5 Archeologische verwachting
8 8 8 9 10 12
Resultaten veldonderzoek 4 4.1 Inleiding 4.2 Veldwaarnemingen 4.3 Booronderzoek 4.4 Archeologische indicatoren 4.5 Archeologische interpretatie
13 13 13 13 14 14
Conclusies en aanbevelingen 5 5.1 Beantwoording onderzoeksvragen 5.2 Aanbevelingen
16 16 17
6
18
Literatuur en kaarten
Bijlagen Bijlage 1: Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2: Boorpuntenkaart Bijlage 3: Boorstaten Bijlage 4: Vondstenlijst Bijlage 5: Begrippenlijst
3
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
1
Inleiding
1.1
Onderzoekskader In opdracht van de gemeente Venray heeft het onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuurhistorie en Cultuurhistorie (BAAC bv) een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door middel van het plaatsen van grondboringen (kartende fase) op een terrein ten zuiden van de bebouwing aan de Deputé Petersstraat te Oirlo. Aanleiding voor dit onderzoek is de geplande nieuwbouw van enkele woonhuizen op het betreffende terrein. Voor zover bekend zullen de huizen niet worden onderkelderd. De geplande verstoringsdiepte zal circa 1 meter bedragen. Als gevolg van de geplande bouwactiviteiten en de daarmee gepaard gaande bodemingrepen bestaat een gerede kans dat archeologische waarden verstoord of vernietigd zullen worden. Het doel van dit inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting door eventuele archeologische resten en/of vindplaatsen in het plangebied te inventariseren. Om de doelstellingen zoals deze zijn opgesteld in het plan van aanpak (Tebbens 2006) te realiseren, dient op de volgende onderzoeksvragen een antwoord te worden gegeven: • • • • •
Hoe is de bodemopbouw van het gebied en is deze nog intact? Zijn er archeologische waarden aanwezig? Wat is de diepteligging van de archeologische resten? Wat is de vermoedelijke aard, omvang en datering van eventuele vindplaatsen? In hoeverre worden eventuele archeologische resten bedreigd door de voorgenomen bodemingrepen?
Het onderzoek is gesplitst in twee delen; een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Het doel van het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een archeologisch verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied op te stellen. Bij het inventariserend veldonderzoek wordt dit model getoetst en zo nodig bijgesteld. In dit rapport zijn de resultaten van het onderzoek beschreven. Op basis van deze resultaten worden aanbevelingen gedaan over de eventueel noodzakelijke bescherming van het gebied of mogelijk vervolgonderzoek. Het veldwerk voor dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2006. Het onderzoek is uitgevoerd conform het handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 2.2 (CvAK 2005).
4
BAAC bv
1.2
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
Ligging van het gebied De onderzoekslocatie bevindt zich aan de zuidoost rand van de bebouwde kom van Oirlo, gemeente Venray, provincie Limburg (figuur 1.1). Het perceel is momenteel grotendeels in gebruik als landbouwgrond (weiland). De westelijke grens bestaat uit een met klinkers verhard pad. In het oostelijke deel is bebouwing aanwezig in de vorm van twee schuren. De oppervlakte van het onderzoeksgebied bedraagt circa 1,8 hectare.
Figuur 1.1 Ligging van het onderzoeksgebied op de topografische ondergrond.
5
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
2
Werkwijze
2.1
Bureauonderzoek Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een specifiek archeologisch verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied opgesteld. Hierbij zijn onder andere de bodemkaart, de geomorfologische kaart en de geologische overzichtskaart geraadpleegd. Tevens zijn gedurende het bureauonderzoek de bekende archeologische waarden in of rond het onderzoeksgebied geïnventariseerd. Bij de inventarisatie van de archeologische waarden is gebruik gemaakt van gegevens uit de Cultuur Historische Waardenkaart van de provincie Limburg (Provinciaal Omgevingsplan Limburg), het Centraal Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Hierbij is het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS-II) gebruikt. Daarnaast is zowel Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de ROB geraadpleegd, als de Grote Historische Atlas van Nederland (Wolters-Noordhoff 1992) en de eerste kadastrale kaart uit de periode 1812-1830 (De Woonomgeving 2006). Tevens is contact opgenomen met de Archeologische Werkgroep Venray (de heer Bloemen) en de Archeologische Werkgroep Oirlo (mevrouw Van Rijswijck). Tenslotte is relevante achtergrondliteratuur bestudeerd met betrekking tot de geologie, geomorfologie en de bodemopbouw van het gebied.
2.2
Inventariserend veldonderzoek Bij het inventariserend veldonderzoek (karterende fase) wordt het opgestelde verwachtingsmodel getoetst. Hierbij is gebruik gemaakt van een boorkartering, omdat oudere laagpakketten niet meer aan het oppervlak liggen, waardoor archeologische indicatoren aan het oog onttrokken kunnen zijn. Archeologische indicatoren kunnen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats. Deze indicatoren kunnen bestaan uit bijvoorbeeld aardewerk, fosfaatvlekken, verbrande huttenleem, vuursteen, metaal, houtskool en al dan niet verbrand bot. Ook geeft het booronderzoek informatie over de intactheid van de bodem en daarmee informatie over de gaafheid van een eventuele archeologische vindplaats. Gezien het feit dat het terrein ten tijde van het veldwerk was ingezaaid met gras is geen oppervlaktekartering uitgevoerd. Wel zijn enkele molshopen geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 15 centimeter waarbij de bodemkundige (De Bakker en Schelling 1989) en lithologische (NEN 5104) gesteldheid van de grond is beschreven. Eveneens is gekeken naar de mate van intactheid van het bodemprofiel. Een nog intact bodemprofiel kan betekenen dat een eventueel aanwezige vindplaats nog gaaf en goed geconserveerd is. De grondmonsters zijn gezeefd over een zeef met maaswijdte van 4 bij 4 millimeter. Eventuele vondsten die in de boringen zijn aangetroffen, zijn meegenomen en gedetermineerd. Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken, zijn de boringen uitgevoerd tot minimaal 25 cm in de C-horizont. 6
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
De boringen zijn in het vereiste boorraster van 40 x 50 meter geplaatst. Hierbij liggen de boorraaien 40 meter uit elkaar en is de afstand tussen de boringen onderling 50 meter. Om de spreiding van de boringen zo optimaal mogelijk te laten zijn, verspringen de boringen in een raai telkens 25 meter ten opzichte van die in de naastgelegen raai. In het onderzoeksgebied zijn in totaal 16 boringen geplaatst. Hiervan zijn twaalf boringen in het geplande raster geplaatst. Vier boringen zijn na overleg met de opdrachtgever ter waardering van een mogelijke vindplaats geplaatst. De locaties (x, y) van de boringen zijn ingemeten met behulp van een meetlint. De hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van NAP ter plekke van de boringen is bepaald met behulp van een waterpasinstrument en het dichtstbijzijnde NAP-punt van de Adviesdienst Geo-informatie en ICT (AGI) van Rijkswaterstaat.
7
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
3
Resultaten bureauonderzoek
3.1
Geologie en geomorfologie Het onderzoeksterrein ligt in het Zuid-Nederlandse zandgebied, waartoe grote delen van Noord-Brabant en Limburg behoren (Berendsen 2000). Het gebied is nooit door landijs bedekt geweest. Gedurende de laatste ijstijd (Weichselien, 115.000 - 10.000 jaar geleden) is het klimaat van grote invloed geweest op het huidige landschap. Er heerste een zeer koud en droog klimaat waarbij vegetatie nagenoeg ontbrak. Hierdoor ontstonden op grote schaal zandverstuivingen, waarbij het oppervlak met zogenaamd dekzand werd bedekt. Het dekzandpakket wordt gerekend tot de Formatie van Boxtel (De Mulder et al. 2003). Tijdens het Vroeg- en Midden Pleniglaciaal (58.000-29.000 jaar geleden) trad op grootte schaal verspoeling op van het toen aanwezige dekzand. Hierdoor werden zandlagen afgezet, afgewisseld met leemlagen. Dergelijke afzettingen worden fluvioperiglaciale afzettingen genoemd. Volgens de geologische kaart van Nederland (Rijks Geologische Dient 1961) bevinden zich dergelijke fluvioperiglaciale afzettingen binnen het onderzoeksgebied, onder een dun pakket dekzand. Deze afzettingen vertonen een grote variatie in korrelgrootte en worden ook wel ‘Brabantse leem’ genoemd. Gedurende de latere perioden van het Weichselien was het klimaat droger dan in voorgaande perioden. Deze droogte in combinatie met een schaars begroeid landschap zorgde ervoor dat de wind wederom vrij spel had, waardoor op grote schaal dekzand kon worden afgezet. Het dekzandreliëf bestaat voor het grootste gedeelte uit dekzandruggen en dekzandwelvingen. De ruggen zijn vaak duidelijk te zien en kunnen meer dan 1,5 meter boven hun omgeving uitsteken. De dekzandwelvingen zijn minder geaccidenteerd. Behalve deze reliëfrijke gebieden zijn er ook gebieden waar het dekzand in de vorm van vlakten is afgezet. Het dekzand is soms in een tweetal verschillende fases onder te verdelen. Op de overgang tussen deze twee fases is op bepaalde plaatsen een dunne bodem gevormd. Deze laag staat bekend als de Laag van Usselo en vertegenwoordigt een oude begroeiinghorizont die zich ontwikkeld heeft op een voormalig landoppervlak of als een veenlaag, gedurende het Allerød-interstadiaal (Berendsen 1998). In het Holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden tot heden) werd gedurende een warmer en vochtiger wordend klimaat het dekzandreliëf door vegetatie vastgelegd. Het onderzoeksgebied ligt volgens de geomorfologische kaart van Nederland (RGD/Stiboka, 1990) in een gebied met dekzandruggen. Op circa 300 meter ten zuiden van het onderzoeksgebied ligt een zuidwest-noordoost georiënteerd beekdal.
3.2
Bodem Volgens de Bodemkaart van Nederland (Stiboka 1975) bevinden zich in het onderzoeksgebied hoge zwarte enkeerdgronden, gevormd in lemig fijn zand (codering: zEZ23). 8
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
Zwarte enkeerdgronden zijn zandgronden met een niet-vergraven, dikke humushoudende bovengrond (Aa-horizont van minimaal 50 cm dik). Deze dikke humushoudende bovengrond wordt ook wel een plaggendek of esdek genoemd. Dit plaggendek is ontstaan door het eeuwenlang opbrengen van gemengde plaggen en potstalmest op de akkers. De plaggen werden gestoken op nabij liggende gras-, bosof heidepercelen en in de potstal uitgespreid om de uitwerpselen van het vee op te vangen. Vaak werd ook het nederzettingsafval vermengd met de plaggen, waardoor in esdekken vaak ‘mestaardewerk’ voorkomt. De plaggen werden met de uitwerpselen en het nederzettingsafval vervolgens als mest op de akkers gebracht. Op een akkercomplex op arme zandgrond konden zo gedurende langere tijd gewassen verbouwd worden, zonder dat de bodemvruchtbaarheid daarbij uitgeput raakte. De oogsten konden daardoor op peil blijven. Zwarte enkeerdgronden hebben meestal een zandig tot zwak lemig esdek. Ze worden vooral aangetroffen als complexen van oude bouwlandgronden op de hoger gelegen dekzandruggen. De nabijheid van zwarte enkeerdgronden bij heideontginningen suggereert dat de zwarte kleur vooral het gevolg is van het gebruik van heideplaggen. Ter plaatse van de esdekken kan het originele maaiveld zijn opgehoogd met minimaal 0,5 meter en lokaal zelfs meer dan 1 m grond, terwijl het maaiveld in de afgeplagde gebieden rondom het akkercomplex juist verlaagd is. Bij hele dikke plaggendekken (> 1 meter) is soms sprake van een bruin esdek in de ondergrond en een donkerbruin tot zwart esdek in de top van de bodem. Dit kan wijzen op een meerfasige opbouw van het esdek, waarbij verschillende brongebieden voor het strooisel zijn afgeplagd. Een karakteristiek bodemprofiel van een hoge zwarte enkeerdgrond is weergegeven in tabel 3.1. Tabel 3.1
Schematisch bodemprofiel van een hoge zwarte enkeerdgrond (naar Stiboka, 1975) diepte (cm) horizont lithologie kleur omschrijving matig humeus, sterk zeer donker 0-30 Aap esdek lemig, zeer fijn zand grijsbruin matig humusarm, zwak lemig, zeer fijn 30-70 Aa donkerbruin esdek zand matig humeus, sterk donker begraven humushoudende 70-95 Ahb lemig, zeer fijn zand grijsbruin bovengrond zeer humusarm, sterk donker 95-120 Cg dekzand lemig, zeer fijn zand geelbruin
3.3
Geschiedenis en bebouwing Oirlo heeft een zeer oude geschiedenis. Vondsten die in en rond Oirlo zijn gedaan duiden erop dat het gebied hier al vanaf de Steentijd is bewoond (zie ook paragraaf 3.4). De eerste schriftelijke gegevens over Oirlo dateren uit omstreeks 1300. Oirlo was destijds een eigen heerlijkheid, behorende tot het graafschap Gelre (Historie van Oirlo 2006). De oudste middeleeuwse bewoning concentreerde zich voornamelijk rond de kerk, op de hoek van de huidige Hoofdstraat en de Deputé Petersstraat. Het onderzoeksgebied is in de periode Late Middeleeuwen tot nu waarschijnlijk nooit bebouwd geweest. Op 9
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
oud kaartmateriaal daterend uit het begin van de 19de eeuw (Tranchotkaart 1803-1820, eerste kadastrale kaart uit de periode 1812-1830 en de Grote Historische Provincie Atlas van Limburg 1837-1844) is te zien dat het onderzoeksgebied in die tijd ook al in gebruik was als akkerbouwgrond. De huidige bebouwing aan de Deputé Petersstraat stamt uit de 20ste eeuw.
Figuur 3.1 Uitsnede van de eerste kadastrale kaart uit de periode 1812-1830 van het plangebied en omgeving. De globale ligging van het onderzoeksgebied is middels een rood kader weergegeven (De Woonomgeving 2006).
3.4
Bekende archeologische waarden Tijdens het bureauonderzoek zijn de archeologische vondstmeldingen in en rond het onderzoeksgebied geïnventariseerd met behulp van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Limburg en het ARCHIS-II gegevensbestand van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De onderverdeling van de indicatieve waarden zoals weergegeven op de CHW en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW, 2de generatie) is in het onderzoeksgebied en omgeving gebaseerd op de statische relatie tussen het bodemtype en archeologische vindplaatsen. Het onderzoeksgebied bevindt zich zowel op de CHW als de IKAW in een zone met een hoge archeologische verwachting. Uit inventarisatie van de bovenstaande gegevensbestanden is gebleken dat in het onderzoeksgebied zelf geen waarnemingen bekend zijn. Echter, binnen een straal van circa 200 meter rond het onderzoeksgebied zijn vier waarnemingen bekend. Pal ten oosten van het onderzoeksgebied is bij eerder onderzoek een fragment vroeg 10
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
middeleeuws aardewerk aangetroffen op een diepte van 60 tot 80 centimeter (waarnemingsnummer 405449). Op circa 150 meter ten noordoosten van het onderzoeksterrein is eveneens bij eerder onderzoek een fragment bewerkt vuursteen aangetroffen op een diepte tussen 110 en 160 centimeter. Het vuursteen is gedateerd als Vroeg Neolitisch (waarnemingsnummer 405451). Op ongeveer 200 meter ten noordwesten van het onderzoeksgebied zou in een weiland een complete urn zijn aangetroffen, mogelijk daterend uit de Bronstijd. De urn is echter “verloren geraakt” (waarnemingsnummer 28259). Tot slot zijn pal ten westen van het onderzoeksterrein enkele fragmenten aardewerk en glas uit de Nieuwe tijd aangetroffen (waarnemingsnummer 16162). Bij zowel de Archeologische Werkgroep Venray als de Archeologische Werkgroep Oirlo is naast de hierboven vernoemde vondsten geen aanvullende informatie bekend over vondsten binnen het onderzoeksgebied. Volgens mevrouw Van Rijswijck (Archeologische Werkgroep Oirlo) is ten oosten van de spoorweg, richting Meerlo, IJzertijd aardewerk aangetroffen. Deze vondsten staan niet vermeld in Archis.
Figuur 3.2 Uitsnede van de IKAW met AMK-terreinen en ARCHIS-waarnemingen voor het onderzoeksgebied en omgeving. Het plangebied is weergegeven met een rode contour.
Op de Archeologische Monumentenkaart staan terreinen vermeld die door de ROB en de provincie zijn geselecteerd vanwege hun archeologische waarde. Een aantal van deze terreinen hebben eveneens de beschermde status van archeologisch monument. Op circa een kilometer ten westen van het onderzoeksgebied bevindt zich een terrein van zeer hoge archeologische waarde (Hoogriebroek; Zandhoek, CMA-nr 52B-009, monumentnr. 11126). Het betreft een terrein waar bij opgravingen in het kader van de aanleg van de A73 bewoningssporen zijn aangetroffen uit de Midden-Bronstijd, de Vroege- en Late IJzertijd en de Romeinse tijd. 11
BAAC bv
3.5
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
Archeologische verwachting Op basis van het bureauonderzoek kan een specifiek archeologisch verwachtingsmodel worden opgesteld. Het onderzoeksgebied ligt in een gebied met dekzandruggen, afgedekt met een esdek. Omdat de enkeerdgronden zijn gevormd onder hoge en droge omstandigheden en vaak gelegen zijn nabij oude nederzettingen of hoeven is de kans op het aantreffen van vindplaatsen zeer hoog. Archeologische vondsten en bewoningssporen kunnen bij een intact bodemprofiel worden verwacht aan de basis van het esdek en in de top (Ah-, E-, Bh- en Bshorizonten) van een eventueel daar onder begraven bodemprofiel (meestal een humuspodzol). De plaggenbemesting kwam vanaf ongeveer de 11e eeuw in zwang, zodat vooral vindplaatsen van vóór de Middeleeuwen nog intact en goed geconserveerd kunnen zijn. Vanwege de dikte van het esdek zullen eventuele vindplaatsen veelal nog gaaf aanwezig zijn, omdat ze door de ophoging geleidelijk buiten het bereik van het eergetouw en de keerploeg (sinds de 15e-16e eeuw) zijn geraakt. De oudere grondbewerking (met eergetouw) zal hooguit de bovenste 15 cm van de oude bodem hebben geroerd en dus nauwelijks verstoringen van de originele bodem hebben veroorzaakt. Eventueel mestaardewerk uit de Middeleeuwen en uit recentere periode is meestal van elders aangevoerd en duidt dan geen vindplaats ter plaatse aan. Pre-middeleeuws aardewerk dat zich in (de basis van) het esdek bevindt kan door biologische activiteit en regelmatig ploegen omhoog gewerkt zijn en daardoor weer wel een aanwijzing zijn voor een vindplaats in de begraven ondergrond onder het esdek. De grondwaterstand is meestal laag en het profiel is dus goed ontwaterd. Hierdoor zullen met name organische resten en botmateriaal minder goed geconserveerd zijn. Er zijn geen archeologische vondsten bekend binnen het plangebied. In de directe omgeving is een viertal archeologische waarnemingen bekend daterend van Neolithicum tot in de Nieuwe tijd. Het terrein is in ieder geval sinds begin 19e eeuw niet bebouwd geweest en waarschijnlijk al sinds de Late Middeleeuwen in gebruik als landbouwgrond. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de specifieke archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied hoog is. Het gebied was in principe bewoonbaar vanaf het Laat-Paleolithicum en er zijn vanuit de literatuur geen aanwijzingen voor erosie van oudere bodemlagen. Er kunnen dus resten uit alle archeologische periodes vanaf het Laat-Paleolithicum worden verwacht. Gezien de waarnemingen uit de nabije omgeving heeft het gebied een specifiek hoge verwachting voor vondsten uit het Neolithicum tot de Late Middeleeuwen.
12
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
4
Resultaten veldonderzoek
4.1
Inleiding Tijdens het veldonderzoek, uitgevoerd op 23 augustus 2006, zijn in totaal 16 boringen verricht. Vier van deze boringen (nummers 10A, B, C en D) zijn geplaatst ter waardering van een mogelijke vindplaats ter plaatse van boring 10. De boringen zijn tot gemiddeld 130 centimeter beneden maaiveld uitgevoerd. Bij het boren is gebruik gemaakt van een boor met een diameter van 15 centimeter. De locaties van de boringen staan weergegeven op de boorpuntenkaart (bijlage 2). De maaiveldhoogte (in meter t.o.v. NAP) is per boring vermeld in de boorstaten (bijlage 3). Hieronder volgt een beschrijving van de resultaten van het booronderzoek.
4.2
Veldwaarnemingen Het onderzoeksterrein bestaat grotendeels uit weiland (percelen 1774 en 1725). Uit van omwonenden verkregen informatie is gebleken dat deze delen van het terrein in het (recente) verleden ook in gebruik zijn geweest als akkerland. Zo zouden ter plaatse circa 10 à 15 jaar geleden asperges zijn geteeld. In het westen wordt het weiland begrensd door een met klinkers verharde weg (percelen 1734 en 1808). In verband met deze verharding zijn hier geen boringen geplaatst. Het noordoostelijke deel van het terrein (perceel 1806) is deels in gebruik als weideveld, deels als gazon en deels als oprit. Het terrein vertoont een enigszins glooiend karakter waarbij het zuidelijk gelegen deel circa 30 tot 40 centimeter hoger ligt dan het noordelijke deel. De hoogtes variëren van 23,69 tot 24,16 meter + NAP.
Figuur 4.1 Overzicht van het onderzoeksterrein. De linkerfoto toont het overgrote deel van het terrein, perceel 1774). De foto is in zuidoostelijke richting genomen. De rechterfoto geeft een overzicht van het aan de Petersstraat grenzende deel van perceel 1806, dat thans voornamelijk in gebruik is als tuin. De foto is in zuidelijke richting genomen.
4.3
Booronderzoek In alle boringen is een dik humeus dek aangetroffen op dekzand. Het humeuze dek heeft een dikte van maximaal 110 centimeter. Het materiaal in deze bodemhorizont bestaat uit matig siltig, overwegend matig humeus, matig fijn zand (korrelgrootte 150210 µm). In de meeste boringen is de humeuze top op basis van kleur in twee delen onder te verdelen; een donkerbruine top van circa 40 centimeter en een grijsbruine, 13
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
zeer droge en rulle laag daaronder. Het verschil in kleur duidt echter niet op een verschil in bodemhorizont maar is veroorzaakt door het verschil in vochtgehalte. Gezien de dikte van het humeuze pakket (> 50 centimeter) is er bodemkundig gezien sprake van een enkeerdgrond (conform de bodemkaart van Nederland). Echter, in 15 van de 16 boringen zijn aanwijzingen aangetroffen die duiden op verstoring van het gehele humeuze dek. Deze aanwijzingen bestaan uit een vlekkerig karakter (brokjes Cmateriaal naast humeus materiaal), recent antropogeen materiaal zoals baksteen, kachelslak en plastic tot in de basis van het humeuze dek, en/of een scherpe grens tussen het humeuze dek en de onderliggende C-horizont. Een dergelijke diepe verstoring van het complete esdek tot in het moedermateriaal is kenmerkend voor de aspergeteelt. Direct onder het humeuze dek is matig fijn, matig siltig, overwegend beigegeel zand aangetroffen (korrelgrootte 150-210 µm). Het betreft dekzand. In geen van de boringen zijn bodemhorizonten aangetroffen die duiden op (restanten van) een begraven bodem onder het esdek. Indien een dergelijke bodem aanwezig is geweest (wat wel de verwachting is, gezien de ouderdom van het dekzand), dan is deze door de aspergeteelt geheel verstoord. In enkele boringen is onder het dekzand, op dieptes variërend van 120 centimeter tot 160 centimeter beneden maaiveld, sterk tot uiterst siltig, leemrijk zand aangetroffen. Het zand heeft een korrelgrootte van 150-210 µm en is ijzerhoudend. Het betreft fluvioperiglaciale afzettingen, het zogenaamde Brabantse leem (zie paragraaf 3.1).
4.4
Archeologische indicatoren Tijdens het veldwerk zijn in 7 van de 16 boringen archeologische indicatoren aangetroffen. Het betreft één fragmentje verbrand bot, 6 fragmenten aardewerk en één fragment bouwkeramiek. Van de 6 fragmenten aardewerk zijn drie gedateerd op vroeg middeleeuws. Het betreffen fragmentjes van een Karolingische bolpot (vondsten 3, 6 en 7). Twee fragmentjes zijn vanwege de zeer geringe afmetingen ondetermineerbaar (vondst 2) en één fragmentje betreft waarschijnlijk Merovingisch aardewerk (vondst 5). Het fragment bouwkeramiek betreft mogelijk een deel van een Romeinse tegula (vondst 4). Romeinse bouwmaterialen werden in de Vroege Middeleeuwen soms hergebruikt. Voor een uitgebreidere beschrijving van de vondsten wordt verwezen naar de vondstenlijst in bijlage 4. Eén van de vroeg middeleeuwse vondsten (vondst 6, boring 10) is in het schone moedermateriaal aangetroffen, op een diepte van 120 centimeter beneden maaiveld. Het betreft derhalve geen mestaardewerk. Dit geldt eveneens voor vondst 7, welke is aangetroffen in één van de vier waarderende boringen rondom boring 10 (boring 10A) op dezelfde diepte, in het C-materiaal. Vondst 2 is eveneens in het schone moedermateriaal aangetroffen. Vondst 3 (boring 4) is in de basis van het esdek aangetroffen. Het betreft hier waarschijnlijk geen mestaardewerk. De overige vondsten (nummers 1, 4 en 5) zijn in verstoorde context aangetroffen. In bijlage 2 is de verspreiding van de vondsten weergegeven.
4.5
Archeologische interpretatie Het onderzoeksgebied bevindt zich in een gebied met dekzandruggen, afgedekt met een esdek. Dergelijke dekzandruggen lagen relatief hoog en droog en vormden 14
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
aantrekkelijke vestigingsgebieden. Het esdek fungeert als een beschermende deklaag voor vondstmateriaal daterend uit de tijd voor het opbrengen van het esdek. Landschappelijk gezien heeft het gebied derhalve een hoge archeologische waarde. De bodemopbouw zoals aangetroffen tijdens het veldwerk duidt erop dat grote delen van het gebied tot in het C-materiaal zijn verstoord als gevolg van aspergeteelt in het verleden. Er zijn geen begraven horizonten aangetroffen. Het is derhalve niet te achterhalen wat de hoogte is geweest van het oorspronkelijke maaiveld, in de periode voor het opbrengen van het esdek. De vondst van twee fragmenten Karolingisch aardewerk in de onverstoorde C-horizont ter plaatse van de boringen 10 en 10A en een fragment Karolingisch aardewerk in de intacte basis van het esdek ter plaatse van boring 4 duidt echter op een mogelijke aanwezigheid van een vroeg middeleeuwse vindplaats ter plaatse van deze boringen. Ondanks dat de top van het oorspronkelijke maaiveld zeer waarschijnlijk is verstoord kunnen ter plaatse wel grondsporen aanwezig zijn (bijvoorbeeld paalgaten, afvalkuilen en waterputten). Op basis van het onderhavige onderzoek blijft de hoge verwachting voor het onderzoeksgebied gehandhaafd. Het gebied krijgt een specifiek hoge verwachting toegekend op het aantreffen van een vroeg middeleeuwse vindplaats (Karolingische en Merovingische Tijd).
15
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
5
Conclusies en aanbevelingen
5.1
Beantwoording onderzoeksvragen •
Hoe is de bodemopbouw van het gebied en is deze nog intact? In alle boringen is een zogenaamd AC-profiel aangetroffen. Het profiel bestaat uit een maximaal 110 centimeter dik humeus dek op dekzand. Het materiaal in deze bodemhorizont bestaat uit matig siltig, overwegend matig humeus, matig fijn zand (korrelgrootte 150-210 µm). Het betreft een door de mens in de loop van de eeuwen opgebracht esdek. In nagenoeg alle boringen zijn aanwijzingen aangetoffen die duiden op verstoring van het gehele esdek (vlekkerig karakter, recent baksteen, kachelslak en plastic tot in de basis van het esdek, en/of een scherpe grens tussen het humeuze dek en de onderliggende C-horizont). In geen van de boringen zijn bodemhorizonten aangetroffen die duiden op een begraven bodem onder het esdek. Een dergelijke diepe verstoring van het complete esdek tot in het moedermateriaal is kenmerkend voor de aspergeteelt. Direct onder het humeuze dek is matig fijn, matig siltig, overwegend beigegeel zand aangetroffen (korrelgrootte 150-210 µm). Het betreft dekzand. Onder het dekzand is op dieptes variërend van 120 centimeter tot 160 centimeter beneden maaiveld, sterk tot uiterst siltig, leemrijk zand aangetroffen (korrelgrootte 150-210 µm). Het betreft fluvioperiglaciale afzettingen, het zogenaamde brabantse leem.
•
Zijn er archeologische waarden aanwezig? Er zijn in totaal 7 vondsten gedaan. Het betreft voornamelijk fragmenten aardewerk. Tevens is een fragment bouwkeramiek en een fragment verbrand bot aangetroffen. Het aardewerk is gedateerd als vroeg middeleeuws. Het fragment bouwkeramiek betreft mogelijk een deel van een Romeinse tegula. In bijlage 2 is de verspreiding van de vondsten weergegeven.
•
Wat is de diepteligging van de archeologische resten? Vier van de vondsten zijn in onverstoorde context aangetroffen. Eén van deze vondsten betreft ondetermineerbaar aardewerk, aangetroffen in het C-materiaal op een diepte van 100 centimeter beneden maaiveld (vondst 2, boring 3). De overige drie vondsten betreffen vroeg middeleeuws aardewerk en zijn aangetroffen in de basis van het esdek (vondst 3) en de top van het C-materiaal op dieptes van respectievelijk 100 en 120 centimeter beneden maaiveld.
•
Wat is de vermoedelijke aard, omvang en datering van eventuele vindplaatsen? Over de vermoedelijke aard en omvang van de vindplaatsen ter plaatse van de boringen 4, 10 en 10A is op basis van het onderhavige onderzoek geen uitspraak te doen. Het betreft een vroeg middeleeuwse vindplaats.
•
In welke mate wordt een eventueel aanwezig bodemarchief verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? De relevante vondsten (nummers 4, 10 en 10A) bevinden zich op dieptes van respectievelijk 100 en 120 centimeter beneden maaiveld, op de grens tussen 16
BAAC bv
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
het humeuze dek naar het C-materiaal en op de grens van de verwachte verstoringsdiepte van 1 meter. Indien een vroeg middeleeuwse nederzetting aanwezig is, zullen eventuele grondsporen hiervan het duidelijkst zichtbaar zijn in de top van het C-materiaal, direct onder het esdek. Bij een verwachte verstoringsdiepte van 1 meter zal de top van het C-materiaal net wel of net niet worden blootgelegd. De ervaring leert echter dat bij het bouwrijp maken van bouwterreinen het gehele esdek wordt verwijderd, waarbij de in dit geval relevante bodemlaag wordt blootgelegd en aangetast. De verwachting is derhalve dat het (eventueel) aanwezige bodemarchief zal worden verstoord bij de geplande werkzaamheden.
5.2
Aanbevelingen Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek adviseert BAAC bv dat een archeologisch vervolgonderzoek is gewenst in de vorm van proefsleufonderzoek. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de aard, omvang, gaafheid, conserveringsgraad en datering van de eventuele vindplaats(en). Bovendien wordt met een proefsleuf informatie verkregen over het voorkomen van eventuele grondsporen die met een booronderzoek zelden zullen worden gevonden. Op basis hiervan kan de archeologische waarde van het gebied worden vastgesteld. In eerste instantie zal vervolgonderzoek zich moeten richten op de locaties ter plaatse van de boringen 4, 10 en 10A. Mocht uit het vervolgonderzoek blijken dat ter plaatse een grote vindplaats aanwezig is (bijvoorbeeld een nederzetting), kan worden overwogen om ook de rest van het terrein middels een proefsleufonderzoek nader te onderzoeken.
Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever er op attenderen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat er bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. Het selectieadvies dient namelijk eerst beoordeeld te worden door het bevoegd gezag, waarna een selectiebesluit zal volgen.
17
BAAC bv
6
Plangebied Deputé Petersstraat te Oirlo
Literatuur en kaarten Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, Staring Centrum, Wageningen. Berendsen, H.J.A. 1998: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen, 2e druk. De Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff bv, Houten. Historie van Oirlo, 2006. Website geraadpleegd in augustus 2006 via www.dorpenvenray.nl Tebbens, L.A., 2006. Plan van Aanpak Plangebied d. Petersstraat te Oirlo. BAAC bv, Deventer. Stichting voor Bodemkartering, 1975. Bodemkaart van Nederland. Toelichting bij kaartblad 52 Oost Venlo. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, 2005. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Eindrapport van de Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Den Haag.
Geraadpleegde kaarten ANWB, 2004. Topografische atlas Limburg (1:25.000), ANWB, Den Haag Archeologische Monumentenkaart, provincie Limburg/ Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Website geraadpleegd in augustus 2006 via ARCHIS II. Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg, 2006. Website geraadpleegd in augustus 2006 via www.flexiweb.limburg.nl De Woonomgeving, 2006. Eerste Kadastrale kaart uit de periode 1812-1830. Website geraadpleegd in augustus 2006 via www.dewoonomgeving.nl Landesvermessungsamt Nordrhein-Westfalen, 1971. Kartenaufnahme durch Tranchot und v. Müffling 1803-1820, 19 Venraij. (1:25.000). Publikation der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde XII – 2. Abteilung – Neue Folge, Berlin. Rijks Geologische Dienst,1961. Geologische kaart van Nederland (1:50.000) blad Venlo West (52 W). Rijks Geologische Dienst, Haarlem. Rijks Geologische Dienst/Stichting voor Bodemkartering, 1990. Geomorfologische kaart van Nederland Blad 52 Venlo (1:50.000). RGD/Stiboka, Haarlem/Wageningen Stichting voor Bodemkartering, 1975. Bodemkaart van Nederland Blad 52 Venlo West (1:50.000). Stiboka, Wageningen Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1992. Grote Historische Provincie Atlas, Limburg 1837-1844, schaal 1:50.000. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen.
18
Bijlage 1 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Bijlage 1: Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom in jaren
Chronostratigrafie
MIS
Holoceen 11.755 12.745
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
13.675
Laat Weichselien (ijstijd)
14.025
Laat
15.700
29.000
50.000
1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm)
Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal
3
Formatie van Kreftenheye
Formatie van Boxtel
4
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
Pleistoceen
Kwartair
75.000
115.000
410.000
Midden
370.000
Midden
130.000
5a 5c 5d
Eemien (warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien (warme periode)
Formatie van Beegden
5b
Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Urk
Elsterien (ijstijd) 475.000
Cromerien (warme periode)
2.600.000
Vroeg
Vroeg
850.000
Pre-Cromerien
Formatie van Sterksel
Formatie van Peelo
Cal. jaren v/n Chr. 1950
14
C jaren
Chronostratigrafie
Pollen zones
0
Vb2 Laat
1500
450 0 12
Subatlanticum koeler vochtiger
Vb1 Va
Vegetatie Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem
Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd
800 815
2650
IVb
3755
5000
4900
Holoceen Midden
2000
5300
8240
9000
8800
12.745
III
Boreaal warmer
II
Preboreaal warmer
I
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
15.700
13.000
35.000
Atlanticum warm vochtig
10.150
LaatWeichselien (LaatGlaciaal) Laat-Pleistoceen Weichselien (ijstijd)
11.755
IVa
8000
Vroeg
7020
Subboreaal koeler droger
Vroege Dryas LW I Bølling
Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen)
Bronstijd
Neolithicum
Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend
Mesolithicum
parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000
Eemien (warme periode)
300.000
Midden-Pleistoceen
130.000
Midden-Paleolithicum loofbos
Saalien (ijstijd)
Vroeg-Paleolithicum
Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Bijlage 2 Boorpunten- en vondstverspreidingskaart
Bijlage 3 Boorstaten
Bijlage: Boorstaten en overzicht gebruikte afkortingen in de boorstaten Textuurindeling (NEN 5104) Hoofdnaam
Toevoeging
Gradiënt toevoeging
G = grind
g = grindig
1 = zwak
Z = zand
z = zandig
2 = matig
L = leem
s = siltig
3 = sterk
K = klei
k = kleiig
4 = uiterst
V = veen
h = humeus m = mineraalarm
Archeologische indicatoren: hk l b aw vs bk fos
= = = = = = =
houtskool leem (verbrand) bot aardewerk vuursteen baksteen/puin fosfaat
x = indicator aanwezig Gradiënt 1 = weinig 2 = matig 3 = veel
Afkortingen in de kolom ‘bijzonderheden’: geroerd: veraard: z: sg: mg: gg: ST: fe c: v(ondst)x: ger: sch: bijm: org resten: Mn: bk: spi: zfz: H2S: vl:
verploegde of verstoorde bodem geoxideerd humeus materiaal zand(ig) slecht gesorteerd materiaal matig gesorteerd materiaal goed gesorteerd materiaal steentje(s), kiezel ijzerconcreties een als vondst meegenomen “geroerd” schelpen bijmenging organische resten Mangaan(-concreties) baksteen spikkel opvallend fijn zand sulfaat aanwezig vlekken
Overige afkortingen: plr
=
o/r Ca
= =
Fe
=
Gw
=
Horz. =
plantenresten (r = riet, h = hout) oxidatie/reductie calcium (kalkgehalte: 1 = afwezig, 2 = hoorbaar, 3 = hoorbaar/zichtbaar bruisen) ijzer (1 = afwezig, 2 = ijzerhoudend, 3 = sterk ijzerhoudend) grondwater (GLG/ GHG = gemiddeld laagste/gemiddeld hoogste grondwaterstand) bodemhorizont (volgens De Bakker en Schelling, 1989)
Code
06.201
Gemeente Venray
Locatie Depute Petersstraat
boorpuntnummer x-coördinaat y-coördinaat
BAAC bv
Postbus 2015 7420 AA Deventer
1 200307 391566
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 24,01
0570-670055
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik gazon
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos Bijzonderheden (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 spi bk 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ brokje C-mat. 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 spi bk 50 Zs2h1 grbr 150-210 1 1 \ grindje 60 Zs2h1 grbr 150-210 1 1 \ 70 Zs2h1 grbr 150-210 1 1 \ grindje 80 Zs2h1 grbr 150-210 1 1 \ 1 spi bk 90 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 Aa 100 Zs2 be 150-210 1 1 C scherpe grens 110 Zs2 be 150-210 1 2 Cg grindje 120 Zs2 be 150-210 1 2 Fe-concr. 130 Zs2 be 150-210 1 2 140 150 160 170 180 190 200 Opmerking; verstoord profiel tot een diepte van 80 cm, waarschijnlijk als gevolg van de aanleg van de tuin.
boorpuntnummer x-coördinaat y-coördinaat
2 200216 391479
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 24,14
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 2 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 2 50 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 1 60 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 70 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 80 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 2 90 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 100 Zs2h2 lgrbr 150-210 1 1 \ 2 110 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 120 Zs2 orbe 150-210 1 2 AC 130 Zs2 gebe 150-210 1 2 Cg 140 Zs2 gebe 150-210 1 2 150 Zs2 gebe 150-210 1 2 160 Zs3 orge 150-210 1 3 2Cg 170 Zs3 orge 150-210 1 3 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
Bijzonderheden
bk grind bk, grind spi bk grind bk spi bk, kachelslak licht vlekkerig, vondst 1
grind, Fe-concr. brabantse leem
Code
06.201
Gemeente Venray
Locatie Depute Petersstraat
boorpuntnummer x-coördinaat y-coördinaat
7420 AA Deventer
3 200262 391501
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 23,69
x-coördinaat y-coördinaat
4 200307 391521
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 23,77
0570-670055
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 2 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 50 Zs2h2 br 150-210 1 1 \ 60 Zs2h2 br 150-210 1 1 \ 70 Zs2h2 br 150-210 1 1 \ 80 Zs2h2 br 150-210 1 1 \ 2 90 Zs2 bege 150-210 1 1 C 100 Zs2 bege 150-210 1 1 x 110 Zs2 bege 150-210 1 1 120 Zs3 bege 150-210 1 2 Cg 130 Zs3 bege 150-210 1 2 140 150 160 170 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
boorpuntnummer
BAAC bv
Postbus 2015
Bijzonderheden
plastic spi bk
spi bk, kachelslak scherpe grens vondst 2 brabantse leem
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 br 1 1 \ 20 Zs2h2 br 1 1 \ 30 Zs2h2 br 1 1 \ 40 Zs2h2 grbr 1 1 \ 50 Zs2h2 grbr 1 1 \ 60 Zs2h2 grbr 1 1 \ 1 70 Zs2h2 grbr 1 1 \ 2 80 Zs2h2 grbr 1 1 \ 1 90 Zs2h2 2 dbr 1 1 Aa 100 Zs2h2 2 dbr 1 1 110 Zs2 begr 1 1 AC 1 120 Zs2 be 1 2 Cg 130 Zs2 be 1 2 140 Zs2 be 1 2 150 Zs2 orbe 1 3 160 170 180 190 200 Opmerking; top 30 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
Bijzonderheden
grindje plastic spi bk bk spi bk vondst 3 grindje, spi hk kiezel Fe-concr.
Code
Gemeente Venray
06.201
Locatie Depute Petersstraat
7420 AA Deventer
5
boorpuntnummer
datum
200353 391542
x-coördinaat y-coördinaat
BAAC bv
Postbus 2015
23-aug-06
hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23,99
0570-670055
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 50 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 60 Zs2h1 br 150-210 1 1 \ 1 70 Zs2h1 br 150-210 1 1 \ 1 80 Zs2h1 br 150-210 1 1 \ 90 Zs2h1 br 150-210 1 1 \ 100 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 Aa 2 110 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 1 120 Zs2 be 150-210 1 2 Cg 130 Zs2 be 150-210 1 2 140 Zs2 be 150-210 1 2 150 160 170 180 190 200 Opmerking; top 50 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
6
boorpuntnummer x-coördinaat y-coördinaat diepte in cm textuur -mv 10 Zs2h2 20 Zs2h2 30 Zs2h2 40 Zs2h2 50 Zs2h2 60 Zs2 70 Zs2 80 Zs2 90 Zs2 100 Zs2 110 Zs2 120 Zs2 130 Zs3 140 Zs4 150 160 170 180 190 200 Opmerking
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
200255 391453 plr
kleur dbr dbr dbr dbr grbr grge bege bege bege bege bege bege or or
23-aug-06
o/r
M50 (µm) 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210
23,86
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2
\ \ \ \ \ AC 1C
recent aw spi bk
spi bk spi bk, kersenpit spi bk
vondst 4 kachelslak grindje Fe-concr.
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
Ca Fe Gw Horz. hk hl b 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Bijzonderheden
aw vs bk/p fos
1
Bijzonderheden
spi bk, kachelslak
grindje
grindje 2Cg
brabantse leem Fe-concr.
Code
06.201
Gemeente Venray
Locatie Depute Petersstraat
boorpuntnummer x-coördinaat y-coördinaat
7420 AA Deventer
7 200301 391475
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 23,91
x-coördinaat y-coördinaat
8 200346 391495
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 23,81
0570-670055
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 50 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 1 60 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 1 70 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 80 Zs2h2 grbr/bege 150-210 1 1 \ 90 Zs2h2 grbr/bege 150-210 1 1 \ 100 Zs2h2 grbr/bege 150-210 1 1 \ 110 Zs3 bege 150-210 1 1 1C 120 Zs3 bege 150-210 1 1 130 Zs3 bege 150-210 1 1 140 Zs3 bege 150-210 1 3 2cg 150 Zs3 bege 150-210 1 3 160 170 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
boorpuntnummer
BAAC bv
Postbus 2015
Bijzonderheden
grindje licht vlekkerig spi bk spi bk, grindje vlekkerig, verstoord " " , kiezel " "
brabantse leem Fe-concr.
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 50 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 60 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 70 Zs2h2 br/bege 150-210 1 1 \ 80 Zs2h2 br/bege 150-210 1 1 \ 90 Zs2 br/bege 150-210 1 1 C 100 Zs2 bege 150-210 1 2 1 110 Zs2 bege 150-210 1 2 Cg 120 Zs2 bege 150-210 1 2 130 Zs2 bege 150-210 1 2 140 150 160 170 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
Bijzonderheden
plastic grindje plastic vlekkerig, verstoord " ", kachelslak spi hk, Fe-concr. Fe-concr. grindje
Code
06.201
Gemeente Venray
Locatie Depute Petersstraat
boorpuntnummer x-coördinaat y-coördinaat
7420 AA Deventer
9 200294 391427
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 24,08
x-coördinaat y-coördinaat
10 200333 391445
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 24,12
0570-670055
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 50 Zs2h1 grbr 150-210 1 1 \ 60 Zs2h1 grbr 150-210 1 1 \ x 70 Zs2h1 grbr 150-210 1 1 \ 80 Zs2h1 grbr 150-210 1 1 \ 90 Zs2 bege 150-210 1 1 C 100 Zs2 bege 150-210 1 1 110 Zs2 bege 150-210 1 1 120 Zs2 bege 150-210 1 1 130 Zs2 bege 150-210 1 1 140 150 160 170 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
boorpuntnummer
BAAC bv
Postbus 2015
Bijzonderheden
spi bk spi bk
vondst 5 vlekkerig, verstoord " "
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 50 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 60 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 70 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 80 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 90 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 100 Zs2h2 br 150-210 1 1 \ 110 Zs2 bege 150-210 1 2 Cg 120 Zs2 bege 150-210 1 2 x 130 Zs2 bege 150-210 1 2 140 Zs2 bege 150-210 1 2 150 160 170 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
Bijzonderheden
plastic spi bk
plastic, licht vlekkerig vondst 6
Code
Gemeente Venray
06.201
Locatie Depute Petersstraat
7420 AA Deventer
10A
boorpuntnummer
datum
x-coördinaat y-coördinaat diepte in cm textuur -mv 10 Zs2h2 20 Zs2h2 30 Zs2h2 40 Zs2h2 50 Zs2h2 60 Zs2h2 70 Zs2h2 80 Zs2h2 90 Zs2h2 100 Zs2 110 Zs2 120 Zs2 130 Zs2 140 150 160 170 180 190 200 Opmerking
kleur
o/r
dbr dbr dbr dbr grbr grbr grbr grbr grbr bege bege bege bege
M50 (µm) 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210
10B
boorpuntnummer x-coördinaat y-coördinaat diepte in cm textuur -mv 10 Zs2h2 20 Zs2h2 30 Zs2h2 40 Zs2h2 50 Zs2h2 60 Zs2h2 70 Zs2h2 80 Zs2h2 90 Zs2h2 100 Zs2h2 110 Zs2 120 Zs2 130 Zs2 140 150 160 170 180 190 200 Opmerking
23-aug-06
hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP) plr
kleur dbr dbr dbr dbr grbr grbr grbr grbr grbr grbr/bege bege bege bege
24,1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
o/r
M50 (µm) 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210 150-210
boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
spi bk grindje
1
spi bk
lichtvlekkerig " " spi hk vondst 7
x
24,13
Bijzonderheden
1
1
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
Ca Fe Gw Horz. hk hl b 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
aw vs bk/p fos
\ \ \ \ \ \ \ \ \ C
23-aug-06
hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
0570-670055
rapporteur M.J. van Putten
Ca Fe Gw Horz. hk hl b
datum
200336 391455 plr
BAAC bv
Postbus 2015
\ \ \ \ \ \ \ \ \ \ C 1
aw vs bk/p fos
Bijzonderheden
1 1 2 1
spi bk spi bk bk spi bk
1
vlekkerig, verstoord, bk spi hk
Code
06.201
Gemeente Venray
Locatie Depute Petersstraat
boorpuntnummer x-coördinaat y-coördinaat
10C 200347 391452
7420 AA Deventer
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 24,16
x-coördinaat y-coördinaat
10D 200343 391441
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 24,1
0570-670055
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 50 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 1 60 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 70 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 80 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 90 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 100 Zs2h2 grbr/bege 150-210 1 1 \ 110 Zs2 bege 150-210 1 1 C 120 Zs2 bege 150-210 1 1 130 Zs2 bege 150-210 1 2 Cg 140 150 160 170 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
boorpuntnummer
BAAC bv
Postbus 2015
Bijzonderheden spi bk spi bk spi bk grindje licht vlekkerig vlekkerig, verstoord grindje Fe-concr.
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 50 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 60 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 70 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 80 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 1 90 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 100 Zs2h2 grbr/bege 150-210 1 1 \ 110 Zs2 bege 150-210 1 1 C 120 Zs2 bege 150-210 1 1 130 Zs2 bege 150-210 1 2 Cg 140 Zs2 bege 150-210 1 2 150 160 170 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
Bijzonderheden
spi bk spi bk grindje spi bk vlekkerig, verstoord
Fe-concr., kiezel
Code
06.201
Gemeente Venray
Locatie Depute Petersstraat
boorpuntnummer x-coördinaat y-coördinaat
7420 AA Deventer
11 200381 391468
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 23,88
x-coördinaat y-coördinaat
12 200380 391423
datum hoogte maaiveld (m t.o.v. NAP)
23-aug-06 24,04
0570-670055
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 50 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 1 60 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 70 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 80 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 90 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 100 Zs2h2/Zs2 grbr/bege 150-210 1 1 \ 110 Zs2 bege 150-210 1 1 Cg 120 Zs2 bege 150-210 1 2 130 Zs2 bege 150-210 1 2 140 150 160 170 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
boorpuntnummer
BAAC bv
Postbus 2015
Bijzonderheden
spi bk
spi bk recent glas grindje
vlekkerig, verstoord fe-concr.
rapporteur M.J. van Putten boorsysteem edelman 15 cm bodemgebruik weide
diepte in cm textuur plr kleur o/r M50 Ca Fe Gw Horz. hk hl b aw vs bk/p fos (µm) -mv 10 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 20 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 1 30 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 40 Zs2h2 dbr 150-210 1 1 \ 50 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 60 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 1 70 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 80 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 90 Zs2h2 grbr 150-210 1 1 \ 100 Zs2 bege 150-210 1 1 C 110 Zs2 bege 150-210 1 1 1 120 Zs2 bege 150-210 1 1 130 Zs2 bege 150-210 1 1 140 150 160 170 180 190 200 Opmerking; top 40 cm is vochtig, het hieronder aanwezige humeuze pakket is zeer droog en rul
Bijzonderheden
spi bk
grindje spi bk
scherpe grens spi hk grindje
Bijlage 4 Vondstenlijst en verklaring afkortingen periodisering
Bijlage 4: Vondstenlijst Projectnummer: 06.201 Gemeente: Venray Plaats: Oirlo Toponiem: Plangebied Depute Petersstraat
vondstnummer boring opp. kartering diepte Horizont soort aantal fragment grootte-klasse bakselsoort 1 2 110 verstoord verbrand bot 1
5
9
60
verstoord
ker
1
begin datering eind datering begin periode eind periode opmerkingen nvt nvt nvt nvt datering onmogelijk gezien de zeer geringe grootte van de vondsten valt slechts vast te nvt nvt nvt nvt stellen dat het aardewerk betreft. Een datering is niet mogelijk fragmentje van een Karolingische bolpot 700 na Chr 1000 na Chr. VMEC VMED betreft mogelijk een deel van een romeinse tegula 12 voor Chr. 1800 na Chr. ROM NT betreft waarschijnlijk een fragmentje merovingisch aardewerk 12 voor Chr. 800 na Chr. ROM VMEC
6
10
120
C
ker
1
700 na Chr
1000 na Chr.
VMEC
VMED
7
10A
110-120
C
ker
1
700 na Chr
1000 na Chr.
VMEC
VMED
2
3
100
C
ker
2
3
4
100
Aa
ker
1
4
5
100
verstoord
bker
1
bakseltype handgevormd/gedraaid
vorm
type
fragmentje van een Karolingische bolpot fragmentje van een Karolingische bolpot
Afkortingen periodisering Code
Periode
Tijdspan
PALEO PALEOV PALEOM PALEOL PALEOLA PALEOLB
Paleolithicum / oude steentijd Paleolithicum vroeg Paleolithicum midden Paleolithicum laat Paleolithicum laat A Paleolithicum laat B
tot 8800 v.C. tot 300.000 v.C. 300.000 - 35.000 v.C. 35.000 - 8800 v.C. 35.000 - 18.000 v.C. 18.000 - 8800 v.C.
MESO MESOV MESOM MESOL
Mesolithicum / midden-steentijd Mesolithicum vroeg Mesolithicum midden Mesolithicum laat
8800 - 4900 v.C. 8800 - 7100 v.C. 7100 - 6450 v.C. 6450 - 4900 v.C.
NEO NEOV NEOVA NEOVB NEOM NEOMA NEOMB NEOL NEOLA NEOLB
Neolithicum / jonge steentijd Neolithicum vroeg Neolithicum vroeg A Neolithicum vroeg B Neolithicum midden Neolithicum midden A Neolithicum midden 8 Neolithicum laat Neolithicum laat A Neolithicum laat B
5300 - 2000 v.C. 5300 - 4200 v.C. 5300 - 4900 v.C. 4900 - 4200 v.C. 4200 - 2850 v.C. 4200 - 3400 v.C. 3400 - 2850 v.C. 2850 - 2000 v.C. 2850 - 2450 v.C. 2450 - 2000 v.C.
BRONS BRONSV BRONSM BRONSMA BRONSMB BRONSL
Bronstijd Bronstijd vroeg Bronstijd midden Bronstijd midden A Bronstijd midden B Bronstijd laat
2000 - 800 v.C. 2000 - 1800 v.C. 1800 - 1100 v.C. 1800 - 1500 v.C. 1500 - 1100 v.C. 1100 - 800 v.C.
IJZ IJZV IJZM IJZL
IJzertijd IJzertijd vroeg IJzertijd midden IJzertijd laat
800 - 12 v.C. 800 - 500 v.C. 500 - 250 v.C. 250 - 12 v.C.
ROM ROMY ROMVA ROMVB ROMM ROMMA ROMMB ROML ROMLA ROMLB
Romeinse tijd Romeinse tijd vroeg Romeinse tijd vroeg A Romeinse tijd vroeg B Romeinse tijd midden Romeinse tijd midden A Romeinse tijd midden B Romeinse tijd laat Romeinse tijd laat A Romeinse tijd laat B
12 v.C. - 450 A.D. 12 v.C. - 70 A.D. 12 v.C. - 25 A.D. 25 - 70 A.D. 70 - 270 A.D. 70 - 150 A.D. 150 - 270 A.D. 270 - 450 A.D. 270 - 350 A.D. 350 - 450 A.D.
ME VME VMEA VMEB VMEC VMED LME LMEA LMEB
Middeleeuwen Middeleeuwen vroeg Middeleeuwen vroeg A Middeleeuwen vroeg B Middeleeuwen vroeg C Middeleeuwen vroeg D Middeleeuwen laat Middeleeuwen laat A Middeleeuwen laat B
450 - 1500 A.D. 450 - 1050 A.D. 450 - 525 A.D. 525 - 725 A.D. 725 - 900 A.D. 900 - 1050 A.D. 1050 - 1500 A.D. 1050 - 1250 A.D. 1250 - 1500 A.D.
NT NTA NTB NTC
Nieuwe tijd Nieuwe tijd A Nieuwe tijd B Nieuwe tijd C
1500 - heden 1500 - 1650 A.D. 1650 -1850 A.D. 1850 - heden
Bijlage 5 Begrippenlijst
Begrippenlijst Afkortingen ARCHIS BAAC CAA CMA IKAW IVO KNA NAP NEN PvE ROB -mv
ARCHeologisch Informatie Systeem Bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie Centraal Archeologisch Archief Centraal Monumentenarchief Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Inventariserend veldonderzoek Kwaliteitsnorm Nederlands Archeologie Normaal Amsterdams Peil Nederlandse Norm 5104: classificatie van onverharde grondmonsters Programma van Eisen Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek beneden maaiveld
Verklarende woordenlijst A-horizont A/C profiel Afzetting Antropogeen Archeologie
Archeologisch monument
B-horizont
Booronderzoek
BP
Donkergekleurde bodemhorizont waarin humus door bodemdieren, planten,schimmels en bacteriën is omgezet en gemengd met de eventuele minerale delen Bodemprofiel waarin een humusrijke A-horizont direct gelegen is op het ongeroerde moedermateriaal (C-horizont). Neerslag of bezinking van materiaal. Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen gemaakt/veroorzaakt). Wetenschap die zich ten doel stelt om door middel van studie van de materiële nalatenschap inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen in het verleden. Aard, omvang en kwaliteit van deze vindplaatsen rechtvaardigen blijvend behoud uit wetenschappelijke en/of cultuurhistorische overwegingen. Al naar gelang de betekenis die aan deze aspecten wordt toegekend, verdienen deze vindplaatsen te worden geplaatst op het beschermings-programma van Rijk, provincie of gemeente. Uit dien hoofde dient daarom te worden gestreefd naar een ongestoord behoud van de daarin aanwezige archeologische sporen. Werkzaamheden gericht op het behoud zijn uiteraard toegestaan. Een minerale (soms moerige) horizont in een bodem, waarin een of meer van de volgende kenmerken voorkomen: Inspoeling van kleimineralen, aluminium, ijzer of humus uit hoger liggende horizonten, al dan niet in combinatie (bijna) volledige homogenisatie met bovendien zodanige veranderingen dat: oNieuwvorming van kleimineralen is opgetreden en/of oAluminium en ijzer(hydro)oxiden zijn vrijgekomen, of oEen blokkige of prismatische structuur is ontstaan. karteringsmethode bij veldinventarisatie, gebaseerd op het verrichten van grondboringen, waarbij vooral gelet wordt op het voorkomen van archeologische indicaties zoals aardewerkfragmenten, houtskool en fosfaatconcentraties Before Present, gebruikt voor ouderdomsbepalingen op grond van het meten van de hoeveelheid radio-actieve koolstof in organisch materiaal (de C14- of14C-methode) worden gewoonlijk opgegeven in
C-horizont
Dekzand Eenmanses Enkeerdgronden
Erosie
Esdek
Formatie Gehomogeniseerd Holoceen Horizont Inventariserend Veldonderzoek
Veldpodzol
Nederzetting (-sterrein)
Pleistoceen
Podzol
Proefsleuvenonderzoek
Prospectie Sediment
jaren voor heden (=1950); jaarringen-onderzoek heeft vastgesteld dat deze dateringen af kunnen wijken van de werkelijke ouderdom. Weinig (C1) of niet (C2) door bodemprocessen veranderd sediment of eventueel verweerd vast gesteente volgend op vast gesteente. Om te worden geclassificeerd als C-horizont dient het om soortgelijk materiaal te gaan als hetgeen waarin de A- en B-horizonten zijn ontwikkeld. Fijnzandige afzettingen die onder koude omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden uit de laatste ijstijd vormen in grote delen van Nederland een 'dek' Aanduiding voor een kleine es die slechts door één of enkele boeren wordt bewerkt; vaak ook aangeduid met de term kamp. Dikke eerdgrond (= laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen) ontwikkeld op zandgrond onder invloed van de mens; worden ook wel essen genoemd. Verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht. In geval van een es is de opgebrachte laag ten minste 50 cm dik. De term es is gangbaar in Noord- en Oost-Nederland. In Midden-Nederland wordt gesproken van enk of eng en in Zuid-Nederland van akker of veld. Een sedimentpakket dat qua herkomst en lithologische samenstelling een eenheid vormt. Volledig opgenomen zijn in de teeltlaag of bouwvoor. jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar v. Chr. tot heden) Een qua kleur, textuur en wordingsgeschiedenis homogene bodemlaag met karakteristieke eigenschappen Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de archeologische verwachting, gebaseerd op het bureauonderzoek middels waarnemingen in het veld Humuspodzolgronden met een humushoudende bovengrond dunner dan 30 cm. Dergelijke gronden worden hoofdzakelijk aangetroffen in jonge ontginningsgebieden. Woonplaats; de aard en samenstelling van het in het veld aangetroffen sporen en materiaal wordt geïnterpreteerd als resten van bewoning in het verleden. Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud. Na de laatste IJstijd begint het Holoceen (ca. 8800 v. Chr.) Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont). Het gehele proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van humus en ijzer heet podzolering. opgraving van beperkte omvang op één of meerdere locaties binnen een vindplaats dan wel in de vorm van één of meerdere sleuven om nadere gegevens te verzamelen over aard, omvang, diepteligging, e.d. van grondsporen waarbij de grondsporen zo veel mogelijk intact worden gelaten. Proefonderzoek kan noodzakelijk zijn in het kader van een inventariserend veldonderzoek, maar dient met name ter voorbereiding van de opgraving systematische opsporing van archeologische waarden door middel van non-destructieve methoden en technieken Afzetting gevormd door accumulatie van losse gesteentefragmentjes (zoals zand of klei) en eventueel delen van organismen.
Stratigrafie Veen Verwachtingskaart
Vindplaats
Opeenvolging van lagen in de ondergrond (niet alleen in de bodem) Geheel of grotendeels uit enigszins ingekoolde, maar nauwelijks vergane plantenresten opgebouwde afzetting. Kaart waarop gebieden staan aangegeven met een zekere archeologische verwachting; deze verwachting is gebaseerd op een wetenschappelijk model (gebaseerd op kennis over lokatiekeuze, fysische geografie, statistische relaties, etc.). Een ruimtelijk begrensd gebied, waarbinnen zich archeologische informatie bevindt.