Plan van aanpak M.e.r. wegomlegging Zuidhorn -definitief-
Groningen, januari 2005
Afdeling Verkeer & Vervoer
Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding .............................................................................. 3 2. Probleemstelling ................................................................. 4 3. Doelstelling ......................................................................... 5 4. Afbakening.......................................................................... 6 5. Werkwijze ........................................................................... 7 5.1 M.e.r.-procedure............................................................ 7 5.2 De Startnotitie................................................................ 7 6. Organisatie ......................................................................... 9 7. Middelen ........................................................................... 11 8. Planning............................................................................ 12 9. Communicatie................................................................... 13
Bijlage 1: inbedden van de m.e.r.-studie in het POP Bijlage 2: tracés uit deelstudie A Bijlage 3: tracés uit deelstudie B
2
1. Inleiding Het rijk is in de periode 2002-2011 bezig met het verruimen van de vaarweg Lemmer-Delfzijl tot vaarwegklasse V-a. Daarnaast moeten de bruggen geschikt gemaakt worden voor een doorvaarthoogte bij drielaags containervaart. Uiteindelijk moet de vaarweg een volwaardige klasse-V profiel krijgen en de bruggen moeten geschikt worden gemaakt voor vierlaags containervaart. De huidige brug in de N355 over het Van Starkenborghkanaal voldoet niet aan deze eis en moet daarom worden vervangen. De gemeente Zuidhorn is gestart met de planontwikkeling van een omvangrijke nieuwe woonwijk van 750 woningen in de 1e fase (tot 1.100 woningen in de 2e fase) ten oosten van de N355. Een nieuw woonzorgcentrum maakt onderdeel uit van die plannen. De provincie wil in de Oostrand een berging inrichten van de grond die vrijkomt bij de opwaardering van het Van Starkenborghkanaal. De N355 vormt een fysieke barrière tussen de nieuwe locatie van de woonwijk en de dorpskom van Zuidhorn enerzijds en Noord-en Zuidhorn anderszijds. Het College van Burgmeester en Wethouders van de gemeente Zuidhorn en het College van Gedeputeerde Staten zijn overeengekomen dat de ontwikkeling van het gebied gezamenlijk en integraal wordt aangepakt. Hiertoe is een intentie- en samenwerkingsovereenkomst gesloten. In de structuurschets Zuidhorn Oostrand is het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zuidhorn nader ingegaan op de samenhang tussen de diverse plannen en de gewenste ontwikkelingsrichting voor de ruimtelijke inrichting van het gebied ten oosten van Zuidhorn.
In de projectstudies ''Kanaal en bruggen Zuidhorn deel A en B'' van de provincie Groningen is onderzocht op welke wijze de bruggen moeten worden vervangen en of de N355 moet worden omgelegd In de studie zijn diverse alternatieven onderzocht. Op basis van de structuurschets van de gemeente en de projectstudies van de provincie hebben zowel het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zuidhorn als het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen een voorlopige voorkeur uitgesproken voor variant 7, een oostelijke omlegging om Noordhorn en Zuidhorn heen. Inmiddels is de m.e.r. grondberging afgerond. Om het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven en vanwege de grote betrokkenheid van de inwoners in Zuidhorn en Noordhorn heeft het College van Gedeputeerde Staten, als verantwoordelijk wegbeheerder van de N355, besloten een vrijwillige m.e.r.-tracéstudie te starten. In principe is het aanleggen van een nieuwe wegverbinding door zijn aard – het vertrekpunt is dat landbouwverkeer op de weg is toegestaan - niet m.e.r.-plichtig. Door een m.e.r.-procedure te volgen wordt zodanige milieu-informatie gegenereerd dat de inbreng van het milieubelang in het besluitvormingsproces is gewaarborgd. Een verplicht onderdeel van de m.e.r. is om de milieueffecten van diverse alternatieven met elkaar te vergelijken. Hiermee krijgt het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming. Een m.e.r.-procedure is altijd gekoppeld aan het nemen van een besluit. Indien wordt besloten tot een omlegging om Zuidhorn en of Noordhorn dient het Provinciaal OmgevingsPlan (POP) van de Provincie Groningen partieel te worden herzien (wijziging
3
functiekaart). Voor het inbedden van de m.e.r. in het POP is in bijlage 1 een schema opgenomen. De gemeente zal volgtijdelijk een voorbereidingsbesluit nemen voor aanpassing van het bestemmingsplan. Bij het uitvoeren van een vrijwillige m.e.r. gelden dezelfde richtlijnen en wordt dezelfde systematiek gevolgd als bij een verplichte m.e.r.studie. Hoewel het om een formaliteit gaat, moet ook bij een vrijwillige m.e.r. toestemming worden gevraagd aan het ministerie van VROM opdat de Commissie m.e.r. geconsulteerd kan worden. Hiermee krijgt de vrijwillige m.e.r. een formeel karakter en is niet meer vrijblijvend.
2. Probleemstelling Probleemstelling Als gevolg van de uitbouw van de vaarweg Lemmer-Delfzijl moet onder andere de brug in Zuidhorn in de N355 worden vernieuwd. Daarnaast is de gemeente Zuidhorn bezig met de ruimtelijke ontwikkeling van de Oostrand. Deze twee zaken maken een herbezinning op de hoofdwegenstructuur in Zuidhorn noodzakelijk. De centrale vraag is welke tracévariant de beste oplossing biedt gegeven de fysieke barrière tussen enerzijds de nieuwe woonwijk aan de Oostrand en de kom van Zuidhorn en anderzijds Noordhorn en Zuidhorn.
In de m.e.r.-procedure wordt een aantal alternatieven bestudeerd. Wettelijk vastgelegd betreft dat in ieder geval het Nul-alternatief (wat gebeurt er als er op de bestaande route(s) niets wijzigt), het Nulplus-alternatief (de bestaande route(s) optimaliseren) en het Meest Milieuvriendelijke Alternatief (MMA). De milieueffecten van de verschillende alternatieven worden zorgvuldig beschreven. Pas daarna wordt een keuze gemaakt. Met andere woorden: behalve een omlegging zullen ook de mogelijkheden op de bestaande wegverbindingen worden bestudeerd. De keuze voor een omlegging staat dus niet bij voorbaat vast.
4
3. Doelstelling De hoofddoelstelling: Het optimaliseren van het functioneren van de regionale verbinding Groningen- Leeuwarden in- en om Zuidhorn, waarbij de schadelijke effecten op landschap, cultuur, water, bodem, geluid en ververkeer en vervoer zoveel mogelijk worden beperkt. Tevens wordt getracht de fysieke barrière tussen enerzijds de nieuwe locatie van de woonwijk en de dorpskom van Zuidhorn en anderzijds Noordhorn en de kom van Zuidhorn te slechten.
Subdoelstelling 2: Het stroomlijnen van het besluitvormingsproces, waarbij ook omwonenden en belangengroeperingen de mogelijkheid hebben om te reageren.
Subdoelstelling 1: Goede afweging van de varianten mogelijk maken door het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) waar minimaal de volgende onderwerpen aan bod komen: 1. Beschrijven van het knelpunt waarvoor het voornemen een oplossing moet bieden (probleem en doelstelling); 2. Het beschrijven van de bestaande situatie en autonome ontwikkelingen op het gebied van verkeer (zowel nat als droog) en (openbaar) vervoer, cultuurhistorie, grond- en oppervlaktewater, bodem, geluid, landbouw, natuur, landschap en externe veiligheid; 3. Een beschrijving van de voorgenomen activiteit en wat met deze activiteit wordt beoogd; 4. Het afbakenen van te ontwikkelen (tracé)alternatieven en varianten; 5. Beschrijven van de effecten op het gebied van verkeer en (openbaar) vervoer, cultuurhistorie, grond- en oppervlaktewater, bodem, archeologie, geluid, landbouw, natuur, landschap en externe veiligheid; 6. Een vergelijking van de alternatieven en het aangeven van een voorkeursalternatief; 7. Leemte in kennis.
5
4. Afbakening Tunnel/aquaduct In de deelstudie A is ingegaan op de mogelijkheden het Van Starkenborghkanaal te kruisen doormiddel van een tunnel/aquaduct. In de deelsstudie is volstaan met de korte mededeling dat een tunnel dusdanig duur is (ca. 20 mln euro meerkosten) dat dit geen reëel alternatief is. Tijdens de inspraakmomenten in Noord- en Zuidhorn is gebleken dat er (vooral in Noordhorn) toch de sterke wens leeft om een tunnel in plaats van een brug te maken. In de startnotitie zal daarom nader worden ingegaan op de (on)wenselijkheid van het realiseren van een tunnel, hetzij op dezelfde plek als de huidige brug of op de geplande kruising ten oosten van de nieuwe wijk. Naast kosten zal aandacht worden besteed aan functionele voor- en nadelen.
beschrijft de situatie 2000 en 2020. Voor de m.e.r. wordt gebruik gemaakt van dit model dat in Omnitrans beschikbaar is (gemaakt door Goudappel Coffeng). In de intentieovereenkomst ‘Integrale ontwikkeling Oostrand Zuidhorn’ willen de provincie en de gemeente onder andere de volgende doelstelling realiseren: omlegging van de N355 oostelijk van de woonwijk met daaraan gekoppeld een overbrugging van het Van Starkenborghkanaal en vervanging van de huidige hefbrug tussen Noord- en Zuidhorn. In het MER wordt als uitgangspunt geformuleerd dat alternatieven worden onderzocht vanaf de N355, Friesestraatweg in noordelijke richting. Alternatief 7, dan wel een nieuwe brug en een omlegging van de N355 ten zuiden van het Van Starkenborghkanaal is een voornemen en daarmee geen gegeven.
In deelstudie A is een groot aantal alternatieven op het bestaande tracé en westelijk c.q. oostelijk om Zuidhorn (en Noordhorn) heen bestudeerd (zie bijlage 2). Geconcludeerd is dat naast de alternatieven op het bestaande tracé alleen alternatieven oostelijk om Zuidhorn (en Noordhorn) verder dienen te worden onderzocht. In deelstudie B is dit gebeurd waarbij uiteindelijk de voorkeur is uitgesproken door beide colleges voor variant 7 (zie bijlage 3). In Noordhorn leeft juist sterk de wens een zuidwestelijke omlegging dan wel een tunnel/aquaduct te realiseren. In de startnotitie zal nader worden onderbouwd waarom alleen de oostelijke alternatieven in het MER nader dienen te worden onderzocht. Hierin wordt ook het studiegebied afgebakend. Provincie en gemeente hebben ten behoeve van de deelstudies gezamenlijk een verkeers- en vervoermodel ontwikkeld voor Zuidhorn. Dit model, dat in eigendom is van de provincie Groningen,
6
5. Werkwijze 5.1 M.e.r.-procedure Initiatiefnemer: Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen Bevoegd gezag (BG): Provinciale Staten van de provincie Groningen De Startnotitie en het MER worden getoetst door de Landelijke Onafhankelijke Commissie voor de m.e.r. voordat hierover definitieve besluitvorming plaatsvindt. Tijdens de toetsing worden de (tijdens het proces ingebrachte) inspraakreacties nadrukkelijk meegenomen. Een m.e.r.-procedure is onderverdeeld in een aantal stappen, te weten: 1. Opstellen startnotitie Hierin worden door de initiatiefnemers, de voorgenomen activiteit en de te onderzoeken milieugevolgen globaal beschreven. 2. Vaststellen startnotitie door initiatiefnemer (GS) 3. Bekendmaking startnotitie 4. Inspraak/advies startnotitie 5. Richtlijnenadvies Commissie m.e.r. 6. Vaststellen richtlijnen m.e.r. door bevoegd gezag (PS) Hierbij wordt aangegeven welke alternatieven op welke aspecten worden beoordeeld. 7. Opstellen milieueffectrapport (MER) 8. Aanvaardbaarheidsbeoordeling Het bevoegd gezag beoordeeld of het MER voldoet aan de richtlijnen en wettelijke eisen (proceduretoets) 9. Bekendmaking MER 10. Inspraak/advies MER 11. Toetsingsadvies Commissie m.e.r.
12. 13.
Deze commissie beoordeelt of er voldoende essentiële informatie aanwezig is om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming Besluit door bevoegd gezag Evaluatie
Te nemen besluit: wijziging functiekaart POP en hieraan wijziging bestemmingsplan koppelen (voorbereidingsbesluit bestemmingsplan volgt tijdelijk erna).
5.2 De Startnotitie De initiatiefnemers stellen de startnotitie op. Dit document bevat de basisgegevens van het project. Er staat in beschreven voor welk probleem een initiatief genomen wordt, zodat dat probleem opgelost kan worden. Het te nemen besluit wordt in de startnotitie aangegeven. Als het bevoegd gezag de startnotitie publiceert, begint de procedure. De startnotitie milieueffectrapportage moet minimaal het volgende bevatten: • naam en adres van de initiatiefnemers; • een globale beschrijving van wat met de activiteit wordt beoogd; • een globale beschrijving van de aard en omvang van de voorgenomen activiteit; • een globale beschrijving van de plaats (plaatsen) waar de voorgenomen activiteit wordt gedacht; • een vermelding van het besluit (de besluiten) ter voorbereiding waarvan het milieueffectrapport wordt gemaakt; • een overzicht van eerder genomen besluiten van overheidsorganen, die betrekking hebben op de activiteit en die invloed kunnen hebben op het besluit (de besluiten) ter voorbereiding waarvan het MER wordt gemaakt;
7
•
een globale beschrijving van de te verwachten gevolgen voor het milieu.
Belangrijk voor de eerste fase van de startnotitie is de afbakening van het project. Dit houdt het volgende in: toespitsen van de informatie in het MER op de voor de besluitvorming relevante informatie. Met dit door scoping verkregen inzicht moet het mogelijk zijn onderbouwde keuzen te maken ten aanzien van de uit te werken informatie. In de startnotitie zal naar voren komen welke alternatieven en (milieu)aspecten in de MER aanbod komen maar ook welke alternatieven / aspecten niet relevant zijn.
8
•
6. Organisatie Voor de m.e.r.-studie wordt een stuurgroep, projectgroep (kerngroep) en een klankbordgroep opgericht. De samenstelling van de stuurgroep is als volgt: Provincie Groningen Dhr. T.A. Musschenga (voorzitter) Dhr. M. Calon Dhr. J.G. ten Raa (projectleider) Dhr. F.W. Woudstra (secretaris) Afstemming met de gemeente Zuidhorn vindt onder andere plaats via de stuurgroep Oostrand. Zij zullen worden vertegenwoordigd door: • Dhr. Fennema • Dhr. Hielema • Dhr. De Vries In de projectgroep zijn de volgende organisaties/ organisatieonderdelen vertegenwoordigd: Provincie Groningen: • Hans ten Raa (voorzitter) afdeling Verkeer & Vervoer • Fokke Woudstra (coördinator) afdeling Verkeer & Vervoer • Frank Antoni afdeling Ruimtelijke Plannen • Jan Poel afdeling Wegenbouw • Piet van der Ploeg afdeling Landelijk Gebied • Hans Roelofs afdeling Milieutoezicht • Steven Duursma afdeling Beton & Waterbouw • Nicolette Boelens afdeling Communicatie en Kabinet • Jacob Dwarshuis afdeling Milieuvergunningen Overig • Fred Mahler • Gerard Zeemans
gemeente Zuidhorn Waterschap Noorderzijlvest
Helmer Jansen
Rijkswaterstaat Directie NoordNederland
De cursief gedrukte projectgroepleden maken ook deel uit van de kerngroep. De volgende personen ontvangen de stukken van de projectgroep als agendalid: • Henny Groenendijk Provincie Groningen (afdeling Landelijk Gebied) • Nico Rawee Provincie Groningen (afdeling Landinrichting en Water) • Jan van Zweeden Provincie Groningen (afdeling milieuverguningen) • Martin Clobus Gemeente Zuidhorn • S. Mack/ L. Klamer Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) • Wim Torenga Rijkswaterstaat Directie NoordNederland • Jos Woldering Regiomanager regio centraal Groningen (afdeling Omgevingsbeleid)
Naast de stuurgroep en de ambtelijke project(kern)groep wordt gewerkt met een klankbordgroep bestaande uit vertegenwoordigers van belangengroeperingen uit de gemeente Zuidhorn en uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in Zuidhorn. Deze klankbordgroep wordt betrokken bij iedere stap in het proces voordat besluitvorming plaatsvindt. Taken en verantwoordelijkheden De stuurgroep heeft als taak het bewaken van de voortgang van het project en het accorderen van de voorstellen van de projectgroep.
9
De projectgroep is verantwoordelijk voor de totstandkoming van de producten en de voorstellen ten behoeve van behandeling in de stuurgroep. De inhoudelijke werkzaamheden van de projectgroep starten wanneer het door haar op te stellen plan van aanpak door de stuurgroep is goedgekeurd.
De overige leden van de projectgroep zijn verantwoordelijk voor de schriftelijke en/of mondelinge vakinhoudelijke inbreng, (tussentijdse) terugkoppeling en de voorbereiding van de besluitvorming in eigen huis.
De kerngroep is samen met externe adviseurs verantwoordelijk voor het opstellen van de producten. De klankbordgroep is verantwoordelijk voor de inbreng vanuit de diverse bewonersorganisaties. Leden van de klankbordgroep koppelen terug in hun eigen organisatie. Met overige geïnteresseerden uit bijvoorbeeld de landbouw zal op ad-hoc basis gecommuniceerd worden. De projectleider, tevens vertegenwoordiger van de projectgroep in de stuurgroep, is verantwoordelijk voor de integratie van de verschillende beleidsvelden, het initiëren, het totstandbrengen en vormgeven van alternatieven en varianten, de voortgang, het maken van afspraken met het lijnmanagement over de inzet van personeel en financiële middelen, het oplossen van meningsverschillen, het organiseren van inspraak, de kwaliteit van de planstudie en de financiële bewaking. De projectleider zal indien gewenst periodiek de voortgang van het project terugkoppelen naar de opdrachtgever. Tevens zal onmiddellijk melding worden gemaakt van gebeurtenissen, welke de voortgang van het project negatief kunnen beïnvloeden. De projectcoördinator is verantwoordelijk voor de administratieve, bestuurlijke en juridische afhandeling van de producten. Tevens levert de projectcoördinator een inhoudelijke bijdrage aan de planstudie. De projectcoördinator bereidt de besluitvorming van het bevoegd gezag voor.
10
7. Middelen Het aantal benodigde uren voor het project worden als volgt ingeschat: gemiddeld per totaal kwartaal project Projectleider 40 200 Projectcoördinator 50 250 leden kerngroep 25 125 leden projectgroep 12,5 60
De financiële dekking van de m.e.r. is als volgt: excl. BTW Provincie Groningen € 50.000*) Regiovisie Groningen-Assen Communicatie Verkeersonderzoek
€ 50.000 € 5.000 € 8.500
Totaal
€ 113.500
*) Uit het projectbudget/Actualisering H2I
Van een aantal afdelingen van de provincie Groningen worden belangrijke bijdragen verwacht. De uren hiervoor geraamd zijn (naast bovenstaande uren): afdeling Wegenbouw (WE) Waterbouw(BW)
totaal 150 uur 150 uur
extra taken uittekenen varianten en begroten uittekenen kunstwerken en begroten
Financiën: Begroting totaal project: excl BTW opdracht startnotitie en MER communicatie/visualisatie meerwerk/onvoorzien totaal
€113.500
11
8. Planning De m.e.r.-studie omlegging N355 Zuidhorn is een bepalende stap qua tijdsplanning in de realisering van de 1e fase van de uitbouw van de vaarweg Lemmer-Delfzijl tot klasse Va-kanaal. Belangrijke moment zijn: Grondberging 2006-2007 Wegaanleg 2008-2009 Draaibrug 2011 De planning voor de m.e.r.-studie is als volgt:
Planning m.e.r. (onder voorbehoud) stap 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
omschrijving Opstellen startnotitie Vaststellen startnotitie door GS Bekendmaking startnotitie Inspraak/advies startnotitie Richtlijnenadvies Commissie m.e.r. Vaststellen richtlijnen m.e.r. door bevoegd gezag (PS) Opstellen milieueffectrapport (MER)* Aanvaardbaarheidsbeoordeling Bekendmaking MER Inspraak/advies MER Toetsingsadvies Commissie m.e.r. Besluit door bevoegd gezag Evaluatie
start nov-04 8 mrt-05 22 mrt-05 mrt-05 jun-05
eind jan-05
31 aug-05 okt-05 feb-06 mrt-06 mrt-06 jun-06 jul-06
5 okt-05 feb-06 mrt-06
jun-05
mei-06
zoals beschreven in besluit
* start voorbereidingen in juni 2005
12
9. Communicatie Interne communicatie: Er wordt vanuit gegaan dat ieder projectgroep lid zelf naar zijn/haar afdeling terugkoppelt. Het plan van aanpak wordt besproken in het Hoofdenoverleg verkeer en vervoer van de Regiovisie Groningen-Assen, het Functioneel Overleg Verkeer & Vervoer en ruimtelijke ordening van de provincie Groningen en in de stuurgroep Oostrand Zuidhorn. De startnotitie evenals het MER in het Hoofdenoverleg verkeer en vervoer van de Regiovisie, in alle relevante functionele overleggen binnen de provincie Groningen. Externe communicatie: De externe communicatie wordt in principe centraal via de projectorganisatie verzorgd. Externe communicatie wordt voorbereid door de projectcoördinator in samenwerking met de afdeling Communicatie en Kabinet van de provincie Groningen. Zo nodig zal dit in overleg met de gemeentelijke voorlichters worden voorbereid. Inhoudelijke informatie wordt slechts dan verstrekt wanneer daarover afspraken zijn gemaakt met de projectgroep, stuurgroep of projectleider. Contacten met de commissie voor de m.e.r. zullen door de m.e.r.-coördinator (afdeling MTZ) van de provincie Groningen worden verzorgd. Een onderdeel van de externe communicatie is de inzet van de klankbordgroep . Daarnaast zal bij afronding van de startnotitie en het MER een brede voorlichting worden voorbereid. Deze kan zowel uit mondelinge communicatie als schriftelijke communicatie bestaan zoals bijeenkomsten, persberichten en brochures. In overleg met de afdeling communicatie en kabinet van de provincie Groningen wordt een communicatieplan opgesteld.
13
Bijlage 1: inbedden van de m.e.r.-studie in het POP
14
Bijlage 2: tracés uit deelstudie A
15
Bijlage 3: tracés uit deelstudie B
8
7
6
1b 1a F
16