Twentse Taalbank M. Hesselink-van de Riet
Plaggen- en boerenturfgereedschap in Noord-Twente Bij het eerste lustrum van Heemkunde Albergen zag de Jaarboekredactie op de bij die gelegenheid ingerichte tentoonstelling een aantal interessante voorwerpen betreffende de nu niet meer beoefende 'ambachten' van het plaggen- en turfsteken. Dat werd de aanleiding voor onderstaande studie, waarin getracht is vast te leggen, hoe boeren en veenarbeiders in een nog n.abij verleden brandstof en strooisel wonnen in de 'veldgrond'. Ook de onderlinge verschillen, o.a. in de namen van het gereedschap tot uiting komend, zijn zoveel mogelijk opgespoord. Gelukkig konden nog vertegenwoordigers van de generatie, die met deze zaken heeft geleefd, de inlichtingen verschaffen. De foto's zijn van de schrijfster. Het gebied dat onderzocht is, omvat de volgende plaatsen: Breklenkamp (afgekort als Br.), Albergen (Alb.), Vriezenveen (Vri.), Westerhaar (West.), Vroomshoop (Vro.), Wierden (Wi.). Deze afkortingen zijn gebruikt om de plaatselijke benamingen aan te geven. De plaggen die besproken worden zijn: 1. 'Schelplaggen '(Alb.). 2. 'Dekkerplaggen · (Alb.). 3. 'Braandplaggen '(Alb.). 4. 'Schadden·. Ad 1. 'Schelplaggen' (schollen) hadden het formaat 5x l 5x20 cm en werden gemaaid met:
a. · 'n Plaggenzicht· 1 ) .
124
Twentse Taalbank In de andere hand hield men een houten vorkje om de plaggen op hoopjes van 3 à 4 stuks te leggen. De plaggen dienden als 'streijssel' (Alb.), 'streui'sel' (Vro.) in de stal. In het blad bij de 'dil' (Alb.), 'huis' (Vro.) staan de voorletters van de eigenaar. b. "n Plaggenmei)er · 2 ) (Alb.), die een kromme boom heeft en één 'dul' (Alb.). De methode is dezelfde als die van een plaggenzicht. Daarna werden de plaggen met de hand opgerold.
c. "n Scharpe schup' (Alb.). Met de greep stapelde men de plaggen op.
d. · 't VUfhoe~je' (Vri., Vro.). Men stapelde de plaggen met dezelfde schop op, op hoopjes van 5 à 6 stuks.
e. 'De spa ' (Vro., Vri.) De plaggen werden met de schop op hun kop gelegd om te drogen. Daarna zette men ze op "n rie'(Vro.) van 15 à 20 stuks.
125
Twentse Taalbank Ad 2. 'Dekkerplaggen' waren 50 tot 100 cm groot en dienden voor het afdekken van aardappelen en knolrapen bij vorst. In de 'tuffelhel' (aardappelkelders) werden ze tegen de zijwanden gezet en op de produkten van de oogst. In Vroomshoop maakte men een lange 'koele' (kuil), daarin werden de aardappelen 'mooi liek maakt' en 't geheel dekte men af met stro , plaggen en zand. De plaats waar men ze wilde steken , werd eerst kort gemaaid met: a. Een zeis. b. Daarna werden ze met een 'snit' (Alb.) 'afgeritst' , om 't formaat aan te geven.
c. Vervolgens stak men ze met 'ne scharpe schup · (Alb.). De werkwijze was als volgt:
c
opbeur'n. Dit gebeurde door twee personen.
>
d. In Vriezenveen gebruikte men de spa of bonkschoffel. Hier was de werkwijze:
126
Het opbeuren deed men met de hand of met een haak.
Twentse Taalbank Ad 3. Braandplaggen of zodd'n (Br.) werden gestoken met een: a. 'Puntschup' (Alb.), in Vriezenveen en Vroomshoop "t Vijfhoekje' genoemd. Er waren verschillende methoden om ze te steken: 1. in een keer eruit wippen
2. bovenzicht
3. dwarsdoorsnede
Twee-aan-twee werden ze opgezet om veertien dagen te drogen, waarna ze werden omgezet. Voor St. Jaopik moest men klaar zijn. Onderstaande schets geeft een situatie aan van het gebruik bij het losse vuur. In de vuurkolk lag 'kleufholt' (Alb.) met er omheen 3 à 4 korte of lange turven. Aan de buitenkant van de turven werden 4 à 5 brandplaggen gezet met de wortels naar buiten, om gericht te stoken.
b. In Wierden stak men ze met een lange, smaltoelopende, puntige schop, die aan de zijkanten scherp was.
127
Twentse Taalbank Ad 4. Schadden of 'scharren' (Br.). Het zijn korte heideplaggen met veen eronder. De veenlaag was niet dikker dan 25 cm. Ze werden gestoken met: l. 'Schaddestikker'
3
).
Hij is voorzien van een naam uit de vorige eeuw .
•
2. In Albergen en Breklenkamp werkte men met een 'turfschup'. Het schopje was zo'n lO cm. breed.
De huisbrandturf A. "t Bleutsel' (Alb., Br.). "t Bonksel': Vriezenveen.
''t Greff (Alb .) 'de Koelt (Vri.)
A -t
128
Twentse Taalbank A. 't Bleutsel werd afgebleut met een 'smitschup'. (Alb.). Dat heette het 'bleu ten.'
.
/~z&r
In Vriezenveen gebeurde dat met de spa of bonkschoffel. De kruk heet daar 'de hilte.' B. Met het 'stikiezer, paivoet' (Alb.), 'stikker, paievoute' (Vri.) werd de turf op grootte afgestoken.
C. Vervolgens gebruikte men een 'platschup' (Alb.), 'oplegger', of 'opschot' (Vri.), om de turven horizontaal door te steken. Vroeger had men in Vriezenveen en het Vriezenveense Veld de 'veenspa' in gebruik, dan had men geen stikker en opschot nodig.
_ _ _ _._;,i Oplegger.
Opschot (afkomstig uit Drente).
129
Twentse Taalbank D. De turven zette men met de 'ofzetter' (Alb.), 'de bree' (Yri.) op de heide of de 'turfkaor' (Alb.), 'turfkarre, de graverswage' (het Yriezenveense Veld).
f
~:
De ofzetter had ronde platte tanden en een extra lange steel om de turven ver weg te zetten. In plaats van de bree of ofzetter gebruikte men ook wel de platschup of veenspa. E. Op de kruiwagen, voorzien van de naam van de eigenaar, bracht men de turf een eind op het droge veld. Men stapelde ze twee aan twee, tot een hoogte van acht turven.
Twentse Taalbank F. Dan kwam de 'turfladder' (Alb.), 'wagenladder' (Vri.) er aan te pas om de turven naar huis te brengen. De eerste turven werden erin gegooid, daarna ging men ze 'lagen' (Alb.), 'rimmen' (Yri.). Achter de wagen hing "n benne of kwarf' (West.), hoofdzakelijk voor het paarde voer.
G. Als de plaats om de turf te graven erg drassig was, dan droeg men speciale 'turf- of vènkloompe' 4 ) (Br.).
131
Twentse Taalbank Onder de klompen had men 'voetplanken' (Vri.). Het linker paar was gebruikelijk. Bij de klomp op de rechterfoto had men een gleuf door het hout gebrand. Vroeger waren de plankjes met pek ingesmeerd aan de onderkant.
De paarden hadden in Albergen ook plankjes onder de voeten. In Vrieze nveen jutezakken. 1
2
3 4
)
)
) )
In het Grols Museum te Groenlo. In het Museum De Waag te Almelo. In het Grols Museum te Groenlo. G alerie De Klooster-esch te Almelo.
Veel dank ben ik verschuldigd aan: 1. De Stichting Veenmuseum te Westerhaar - Vriezenveensewijk. 2. De stichting Heemkunde Denekamp. 3. De Oudheidkundige Vereniging Den Ham - Vroomshoop en vele inwoners van Albergen.
132