PREEK OVER HC ZONDAG 40 Pijnacker-Nootdorp, 31 mei 2015 Liturgie Votum/groet Zingen Gebed Tekst Zingen Lezen Preek Zingen Geloofsbelijdenis Zingen Dankgebed Collecte Slotzang Zegen
ds. R.T. te Velde
Psalm 99:1, 3, 4 HC zondag 40 Psalm 11:1-3 Galaten 5:13-26 Liedboek 252:1-4 Gezang 107:1
Liedboek 285:3, 4
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, In mijn vrije tijd kijk ik graag naar detectiveseries op televisie. Spannend om alle aanwijzingen te volgen, irritant om je op dwaalsporen te laten brengen. En de opluchting als uiteindelijk de dader wordt opgepakt: nu geschiedt er gerechtigheid. In zo’n televisiefilm zijn het verzonnen verhalen. Toch gebeurt het bijna dagelijks in Nederland dat de een de ander om het leven brengt. Vorig jaar was dat 137 keer. De vraag die altijd bij mij boven komt: hoe kom je daartoe? Wat brengt je zover dat je een ander opzettelijk het leven ontneemt. Iets wat je niet kunt terugdraaien, waar je ongelooflijk veel mee kapotmaakt. In de actualiteit van Nederland hoor je dan vaak over ‘afrekeningen in het criminele circuit’. Drugsbendes die in elkaars vaarwater zitten, en dan ruim je de figuren op die je in de weg lopen. Vaak gaat het ook over ‘problemen in de relationele sfeer’. Veel van de moorden, in films en in het echt, worden gepleegd door mensen die heel dicht bij elkaar staan. Je familie, je ex, de buurman met wie je al jaren mot hebt. Zo dichtbij is het ook begonnen: de eerste moord werd gepleegd tussen broers. Kaïn kon het niet uitstaan dat z’n jongere broer Abel bij God een streepje voor had. Maar wat brengt je dan zover dat je denkt: ik sla hem dood? In Genesis 4 krijgt Kaïn van tevoren nog een waarschuwing van God: “Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker?” Maar dat mocht niet meer helpen. Kaïn had zich er zo in vastgebeten, hij lokte z’n broer mee het open veld in, en maakte hem daar af. Het is verrassend als we bij Paulus in Galaten 5 bijna dezelfde uitdrukking tegenkomen: “Draag elkaar geen kwaad hart toe”. Dat was wat mij triggerde in de bijbellezing, en hier zit volgens mij de sleutel om het gebod van vanmiddag te benaderen. Pleeg geen moord – dat begint al een heel stuk eerder, met een kwaad hart. Hoe komen mensen ertoe om een ander van het leven te beroven? Daar kunnen allerlei motieven voor zijn. Maar uiteindelijk gebeurt er iets in je hart, dat je geen goed meer voor die ander over hebt. Dat je hem of haar alleen nog maar weg kunt wensen uit je leven, en de volgende stap is dat je dat ook doet. * Pleeg geen moord – als je het alleen maar letterlijk neemt, dan kun je dit gebod van God van je afhouden. Het zal niet gauw gebeuren dat wij met een pistool of een mes klaarstaan om een ander te doden. Gelukkig niet!
1
Toch zegt het veel over onze wereld dat God dit tegen ons moet zeggen: geen moord! Want vanaf die eerste moord, tussen twee broers, is het niet meer opgehouden. Onze wereld barst van de conflicten, van de grote en de kleine oorlogen. En daarin vallen elke dag slachtoffers. We gruwen van de bloedbaden die worden aangericht door ISIS en Boko Haram. We kijken schichtig om ons heen als we ’s avonds laat met de metro of de tram door Rotterdam moeten. Stel je voor dat je bij een schiet- of steekpartij betrokken raakt of bij een gewapende overval. Onze wereld is vol geweld. Wij mensen gunnen elkaar de ruimte niet. En als het niet is met grof en gewapend geweld, dan kunnen we op nog zoveel andere manieren elkaar het leven onmogelijk maken. Denk aan het pesten op het schoolplein: met de hele groep tegen die ene die zich niet durft verweren. Paulus zet dat allemaal aan de kant van “onze eigen wil”, in vers 19 van Galaten 5. Als je ons onze gang laat gaan, zoals we zijn van onszelf, dan is dit wat er uit komt: een wereld vol geweld, waar mensen elkaar kapot maken. Het is wel opvallend dat als Paulus een rijtje voorbeelden geeft van wat onze eigen wil allemaal aan lelijks produceert, dat hij dan in vers 20 juist allemaal dingen noemt die te maken hebben met moord en doodslag. Hij heeft het over vijandschap en tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit en afgunst. Dat roept die hele wereld op van spanningen, van mensen die boos zijn op elkaar en met elkaar op de vuist gaan. Als God met zijn gebod komt “Pleeg geen moord”, dan gaat het wel ergens over. Dan brengt dit gebod aan het licht hoe wij er vanuit onszelf voorstaan. Daar zitten wij juist vol mee. “Het is bekend wat onze eigen wil allemaal teweegbrengt”, zo begint Paulus. Nou inderdaad: je hoeft de krant er maar voor op te slaan en je komt het achter elkaar tegen. Afrekeningen in het criminele circuit, steekpartijen op de middelbare school, mishandeling als het tussen twee exen uit de hand loopt. Als ik voor m’n ontspanning een detectiveserie kijk, dan zit daar ook iets akeligs in. Je kunt er spannende televisie van maken, maar wat voor een wereld is dit eigenlijk? Als mensen zo door haat worden gedreven, als ze de ander niet meer kunnen uitstaan – wat zijn we er dan beroerd aan toe met z’n allen. En wat is het dan goed dat God komt met zijn gebod: Pleeg geen moord! En dat Paulus het op zijn eigen manier brengt: Draag elkaar geen kwaad hart toe! * Paulus legt het nog wat dichterbij in dit stukje uit Galaten 5. Dat pittige verhaal over onze eigen wil en alle narigheid die daaruit voortkomt, dat spitst Paulus toe op hoe je met elkaar omgaat in de christelijke gemeente. Kijk maar in vers 15: “Maar wanneer u elkaar aanvliegt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden.” Hier komt het beeld op van wilde dieren. Zeg maar een panter die aanvalt op een antilope en met zijn scherpe tanden het arme beest aan flarden scheurt. Of een roofvogel die zijn klauwen zet in het kansloze konijntje. Zo gaan de mensen in de gemeente elkaar te lijf. Geen fraai beeld. Daarom komt Paulus met dit hele verhaal: laat je leiden door de Geest, laten niet de agressieve impulsen en de haat je in de greep houden. Draag elkaar geen kwaad hart toe. Hoe hebben wij dat in onze gemeente van Pijnacker-Nootdorp? We gaan meestal beschaafd met elkaar om. Maar wat zit daar onder? Als de een over de ander zegt: Ik ben helemaal klaar met jou – waar ben je dan aan toe? Als er twee, drie jaar geleden iets vervelends is voorgevallen, en je kunt elkaar nog altijd niet normaal aankijken – hoe diep zit dan de wrok bij ons van binnen? Als we de communicatie verbreken en de ander negeren, dan is het net alsof die ander niet telt en alsof die niet bestaat. Als gevoelens van zurigheid en bitterheid zich vastzetten in onze verhoudingen, en die signalen krijg ik af en toe, dan komt het wel even binnen als Paulus zegt: Draag elkaar geen kwaad hart toe! Hoe ver zitten wij daar vanaf? Ik kan dat niet voor ieder persoonlijk invullen. Er gebeuren gelukkig ook heel veel mooie dingen. Gisteren hadden we een mooie dag als mannen van deze gemeente. Dan zie je mensen die elkaar opzoeken, over alle grenzen van leeftijd en interesse heen. Dan zijn
2
we in gesprek over de dingen die we allemaal tegenkomen en waar we in moeten kiezen. Dan hebben we elkaar iets te bieden. Die kant is er ook. Als we deze woorden van Paulus op onszelf betrekken, dan laat het iets zien van hoe moeilijk het is om werkelijk in liefde met elkaar te leven. Niet voor niets ging het tussen de eerste twee broers zo gruwelijk mis. Het is helemaal niet simpel om mens en medemens te zijn. Dat is waar God ons op aanspreekt in het tweede rijtje geboden. Je naaste, je medemens, dat is letterlijk degene die vlak naast jou leeft. Zo dichtbij, dat je op elkaars lip zit, en dan zit je elkaar ook wel eens enorm in de weg. Daarom komt het er in de gemeente zo op aan. Broers en zussen ben je van elkaar. Aan elkaar gegeven, maar soms voelt het ook als tot elkaar veroordeeld. Je komt elkaar tegen, en dan geeft het wrijving of dan gaat het botsen. We zijn ook allemaal maar mensen. Wanneer God ons aanspreekt als mens en medemens, dan is de christelijke gemeente daarvan misschien wel de eerste oefenplaats (of de tweede: het begint thuis, in je gezin, met broertjes en zusjes). Die eerste oefenplaats is dus ook de eerste testcase: gaat het lukken? Wat wij vanuit onszelf najagen, zoals Paulus het zegt – daar krijg je ook binnen de gemeente mee te maken. Dat najagen draait toch meestal om onszelf: hoe behoud ik mijn eigen plekje, hoe zorg ik dat ik krijg wat ik graag wil, hoe voorkom ik dat anderen over mij heen lopen? Als Paulus het gebod van God op deze manier vertaalt, dan is het een spiegel waar we maar eens goed in moeten kijken: Draag elkaar geen kwaad hart toe! Beproef zo eens je eigen motieven als je met anderen in gesprek bent, of als je dat gesprek juist uit de weg gaat. Check daar je reflexen op, het wegwerpgebaar dat je zomaar maakt, of je ogen die automatisch de andere kant op draaien als die of die in beeld komt. Ga na of je bereid bent om ruimte te geven aan iemand die anders is dan jij, of dat je alleen maar last hebt van hem of haar en dat je die ander dan het liefst weg zou wensen. * Zo komt ‘ie wel heel dichtbij: geen kwaad hart. Het gebeurt je zomaar dat je daar toch door wordt meegesleept. Het zijn de reflexen van zelfbescherming, van woede als jou iets wordt aangedaan, van buitensluiten wat jou niet goed uitkomt. Je hebt soms niet eens in de gaten hoeveel je daarmee kapot kunt maken bij de ander. En nu is de vraag natuurlijk: hoe kun je daar weer uitkomen? Een wereld die maar blijft ronddraaien in een spiraal van geweld en steeds nieuw geweld. Mensen die het op persoonlijk vlak maar niet voor elkaar krijgen om vrede te sluiten. Is daar een uitweg voor? Paulus begint er dit stukje mee, in vers 13: U bent geroepen om vrij te zijn! Denk even terug aan vorige week. Toen ging het over slaven die vastzitten, maar die bevrijd worden door Jezus Christus. En dan leren ze door de Heilige Geest ook echt leven als vrije kinderen. Dat is hetzelfde wat Paulus hier bedoelt, alleen een beetje anders ingevuld. Slaven die vastzitten – hier gaat het dan over al die begeertes en impulsen van ons. Vandaag speciaal over de gevoelens van vijandigheid en wrok, dat je een ander niet kunt uitstaan, dat je boos bent en boos blijft ook als die vervelende aanvaring al lang weer voorbij is. Wat wij ten diepste nodig hebben, is dat we uit die cirkel van boosheid en haat getrokken worden. Dat de ban van het kwaad wordt doorbroken, want zolang we bezigblijven op dat niveau van onze eigen wil, wordt er steeds nieuwe voeding aan dat kwade hart gegeven. Dat is het prachtige van hoe Paulus begint: dit is al de realiteit, hier ben je al uit bevrijd! Dat is de grote overgang die je meemaakt als je christen wordt: nu ben je geen slaaf meer van je impulsen. Je wordt niet meer geregeerd door het reactiepatroon van ‘als iemand mij iets aandoet, dan pak ik ‘m terug’. Je bent vrijgekocht door Jezus, en nu mag je een nieuw leven starten. Een leven dat op die totaal andere basis staat: je hoeft niet meer alles voor jezelf te doen om jezelf overeind te houden in de harde strijd om het
3
bestaan. Want er is iemand die alles voor je heeft gedaan. Iemand die met genade naar je kijkt en je alles gunt en je alles geeft. Je mag beginnen in de vrijheid. Zo alleen wordt dat kwade hart van ons opengezet en kan het goede binnenkomen. Niet door brute kracht, maar door de Heilige Geest van God. Die kan ons kwade hart omturnen tot een goed hart. Heel radicaal is dat: een ingreep waar geen woorden voor zijn en die je niet op een röntgenfoto of een MRI-scan kunt vastleggen. Maar die wel alles in je leven anders maakt: je gerichtheid, je houding, je gevoelens en je reacties gaan 180 graden om. Dit hebben wij niet zelf in de hand, maar dit overkomt ons als God met ons aan de slag gaat. Paulus zet twee werelden tegenover elkaar, twee manieren van bestaan. Aan de ene kant onze eigen wil, en daar weten we genoeg van. Aan de andere kant de Geest van Christus, en daar gaan we ook steeds meer van ervaren. Die twee staan tegenover elkaar. Paulus gebruikt er verschillende woorden voor wat er in die twee werelden gebeurt. “Het is bekend wat onze eigen wil allemaal teweegbrengt” – daar zijn we zelf actief in, onze wil is de producent van al die nare dingen, vijandschap, ruzie, rivaliteit en noem maar op. Dat is iets wat we zelf doen, ons werk. Bij de Geest (vers 22) gebruikt Paulus een ander woord: vrucht. Dat is het cruciale verschil. Deze nieuwe realiteit, dit leven op een volstrekt andere basis, dat wordt aan ons gegeven, dat begint in ons te groeien. Dat komt niet uit onze eigen handen, maar dat brengt de Geest bij ons binnen. Het is een vrucht die leeft en groeit op de levenskracht van Christus. Daarmee mogen we beginnen, met wat God in ons doet: niet langer een kwaad hart, maar een goed hart. * Van daaruit kan het gaan groeien. De ene vrucht van de Geest vouwt zich open in een veelvoud van prachtige deugden. Dat is zo opvallend als je de twee rijtjes die Paulus geeft in Galaten 5 naast elkaar zet. Aan de kant van onze eigen wil, ons kwade hart, zijn het allemaal keiharde feiten, gedrag waarin onze boosheid naar boven komt. Maar aan de kant van wat de Geest ons wilt geven, gaat het een stuk dieper. Dat zit niet in gedrag, maar daar komen kwaliteiten naar boven die het verschil maken in alles wat we doen. Liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Juist die prachtige kwaliteiten pikt de Catechismus eruit in het laatste antwoord. God trekt niet alleen een streep met zijn gebod: Pleeg geen moord. Dat streep trekken is heel erg nodig, want onze wereld gaat eraan kapot, aan de haat die ons verteert en het geweld waarin wij elkaar meeslepen. Maar God tekent ook een prachtig beeld van hoe het wél moet en hoe het wél kan: dat wij onze naaste liefhebben als onszelf, dat we geduldig, vredelievend, zachtmoedig, barmhartig en vriendelijk zijn. Dat is het beeld van Jezus. Zo is Hij helemaal. En dat is waar God ons in meeneemt, waar Hij aan werkt in ons hart door zijn Geest. Zo zullen we leren leven vanuit een goed hart. Elkaar een kwaad hart toedragen wordt steeds meer verleden tijd. Heb je daar ook zo’n zin in? Ik kan daar enorm naar verlangen. Ik merk hoe de reflexen van mijn eigen wil worden omgebogen in de richting van de Geest. Ik leer een nieuw patroon aan: het draait niet meer om mezelf, maar ik krijg ruimte om anderen naast mij te hebben en iets goeds voor ze te doen. Als het niet gaat op mijn manier, dan leer ik geduld om te kijken hoe het ook anders kan. Als ik in conflicten terechtkom, dan ga ik ze niet erger maken, maar dan probeer ik te proeven waar het de ander om te doen is, en dan wil ik daar ruimte voor maken. Als iemand chagrijnig tegen me doet, dan snauw ik niet terug, maar dan vraag ik wat je dwarszit. Als we botsen met onze meningen of met onze wensen, dan zal ik jou niet afschrijven, maar dan blijf ik op zoek naar de diepere verbinding. Een wensdroom? Er komt nog niet zoveel van terecht. We vallen zomaar terug in ons oude reactiepatroon. Maar geef de moed niet op! Vruchten hebben tijd nodig, om te
4
groeien en te rijpen. “Geduld”, staat er in het rijtje. Daar gaat God ons in voor. Zijn werk is iets van de lange adem. Zijn Geest werkt onvermoeibaar in ons door, die geeft niet op. Ze gaan er wel komen, die vruchten. Ons kwade hart is omgezet en wordt steeds meer gevuld met de liefde van de HEER. Amen
5