Beste reiziger
Philibert Schogt Beste reiziger Roman
Uitgeverij De Arbeiderspers Amsterdam · Antwerpen
SCS-COC-001256
De auteur ontving voor het schrijven van dit boek een werkbeurs van het Fonds voor de Letteren. Copyright © 2009 Philibert Schogt Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en /of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. Omslagontwerp: Steven van der Gaauw Omslagillustratie: Stefan Cruysberghs, www.scip.be isbn 978 90 295 7191 3 / nur 301 www.arbeiderspers.nl
1
Beste reiziger, Je bevindt je in het zuidwesten van Ierland, om precies te zijn zit je naast me in de auto op weg naar de Atlantische Oceaan. Nu verwacht je misschien dat ik het lieflijke heuvellandschap om ons heen ga beschrijven, of dat ik ga uitweiden over het weer, dat tot nu toe honderd procent meevalt. Of hoe het is om links te rijden, in mijn eigen auto nog wel, dus met het stuur aan de verkeerde kant, waardoor ik meer zicht heb op de weelderige bermbegroeiing dan op het tegemoetkomende verkeer. Maar dat komt allemaal wel. Ik heb nu even pauze. Ik ben hier namelijk niet op vakantie. Ik ben hier om de jouwe voor te bereiden. Samen met vier collega’s werk ik aan Groot-Brittannië en Ierland, een nieuwe reisgids die deel gaat uitmaken van de populaire À la Carte-reeks. Volgens de planning ligt hij vanaf januari in de winkel, ruim op tijd voor jouw volgende zomervakantie. Voor het geval je de reeks nog niet kent, ‘À la Carte’ zegt het eigenlijk al: we richten ons op reizigers die geen genoegen nemen met een standaardtoeristenmenu, op kritische, kieskeurige mensen met een avontuurlijke instelling, die hun vakantie zo veel mogelijk zelf willen vormgeven. Maar het kan natuurlijk ook dat je een van onze gidsen al een keer mee op reis hebt genomen, naar Mexico bijvoorbeeld, of Turkije, of Spanje. Dan heb je vast wel eens achter in zo’n boek gekeken, naar alle portretfotootjes van het onderzoeksteam. Ik ben Max Vermeer, die jongen met het schalkse lachje – zo typeerde een vriendin mij ooit –, alsof ik het leven 5
maar niet serieus kan nemen. Ergens had ze wel gelijk. Tenminste, tot zo’n drie weken geleden. Maar laat ik niet op de zaak vooruitlopen. Terwijl de rest van het team nu over Groot-Brittannië uitwaaiert, moet ik in mijn eentje Ierland in kaart brengen. Daar heb ik vier maanden de tijd voor. Naast het beschrijven van de belangrijkste bezienswaardigheden mag ik allerlei restaurants en pubs uitproberen, en overnacht ik telkens in een ander hotel of een bed-and-breakfast, alles uiteraard op kosten van de uitgeverij. Dat klinkt iets mooier dan het in werkelijkheid is. Gezien het bestedingspatroon van onze doelgroep ligt de nadruk op low‑ tot midbudget-etablissementen, met slechts een enkele uitschieter naar boven – ‘voor als je een keertje flink wilt uitpakken,’ schrijven we dan in de gids. Niet dat je mij zult horen klagen. Ik zou niet durven. Als ik mensen vertel wat ik doe, slaan ze steil achterover. ‘Jezus man, wat een droombaan! Hoe heb je dát voor elkaar gekregen?’ Eerijk gezegd heb ik gewoon geluk gehad. Zo’n jaar of vijf geleden kreeg ik een uitnodiging voor de bruiloft van een oude jeugdvriend, Erik Hoogendijk. Misschien herken je de naam. Hij is tegenwoordig journalist. Op de middelbare school vormden wij een onafscheidelijk duo, maar de vriendschap had een flinke deuk opgelopen tijdens een trektocht van een paar maanden die we na ons eindexamen door Mexico maakten. Sindsdien waren we steeds verder uit elkaar gegroeid. Na mijn mislukte studie Nederlands fladderde ik nog altijd van het ene uitzendbaantje naar het andere. Hij had ondertussen zijn ware roeping gevonden en begon al aardig naam te maken met zijn indringende reportages vanuit diverse derdewereldlanden. De laatste keer dat we in de kroeg hadden afgesproken was hij net terug uit Oost-Congo, waar hij onderzoek had gedaan naar een gruwelijke slachtpartij in een vluchtelingenkamp. Toen ik genoeg details had gehoord en van onderwerp probeerde te veranderen, werd hij boos. Het was nog precies zo6
als in Mexico, verzuchtte hij. Ik was een mooiweerspeler die zijn ogen sloot voor alle ellende in de wereld. Hoofdschuddend had hij zich afgevraagd waarom we überhaupt nog met elkaar omgingen. Een legitieme vraag, temeer omdat Florianne, de aanstaande bruid, een uitgesproken hekel aan me had. Toen ik me op een verjaardagsfeestje van Erik liet ontvallen dat ik nooit naar de stembus ging, kreeg ik de wind van voren. ‘Weer-zin-wekkend’ vond ze mijn weigering om zelfs de miniemste bijdrage te leveren aan het democratische proces. Ik was dan ook enigszins verbaasd over de uitnodiging. Wilde Erik onze vriendschap toch nog een kans geven? Of moest ik er niet te veel achter zoeken, en voerden de bruid en bruidegom een ruim toelatingsbeleid omdat ze hun afgehuurde feestzaaltje anders niet vol zouden krijgen? Met lichte tegenzin én een donatie voor Artsen zonder Grenzen (‘in plaats van cadeaus’) begaf ik me naar het feest. Ik kende er vrijwel niemand en hing al enige tijd rond bij de tafel met drankjes en hapjes. Naast me stond een oudere man de feestgangers met een minzame glimlach te observeren. ‘Vroeger was ik haar lievelingsoom,’ zei hij opeens tegen mij, terwijl hij met zijn wijnglas in de richting van de bruid gebaarde. ‘Tegenwoordig vindt ze dat ik windhandel bedrijf in luxeproblemen.’ Als medeparia van het bruidspaar wekte hij meteen mijn sympathie en nieuwsgierigheid. Zo raakte ik aan de praat met Victor Groenendaal, dé Groenendaal van de gelijknamige uitgeverij, een uit de hand gelopen hobby uit zijn hippietijd, vertelde hij, toen hij yoga‑ en meditatiehandleidinkjes samenstelde en onder zijn vrienden verspreidde. Inmiddels stond hij aan het hoofd van een heus imperium, gespecialiseerd in zelfhulpliteratuur, met een breed scala aan onderwerpen, variërend van de modernste dieetmethodes tot bespiegelingen van de Dalai Lama, van burn-outpreventie tot erotische tips voor vijfenzestigplussers. 7
Wat de kritiek van zijn nichtje betrof: hij was dan misschien een naïeve idealist uit de flowerpowergeneratie, toch was hij er heilig van overtuigd dat als mensen maar serieus genoeg werkten aan hun persoonlijke ontwikkeling, de wereld als geheel er ook beter van zou worden. Of vond ik dat onzin? ‘Nee hoor,’ zei ik, meer omdat ik hem aardig vond dan omdat ik erover had nagedacht. Momenteel was hij bezig een Nederlandstalige reisgidsenserie op te zetten. Reizen kon je tenslotte ook als een vorm van zelfhulp beschouwen, een vorm die bovendien zo massaal werd beoefend vandaag de dag, en met zoveel energie en toewijding, dat je bijna kon spreken van een nieuwe wereldreligie. Kortom, het was de hoogste tijd dat zijn uitgeverij er aandacht aan besteedde. Binnenkort zou er een eerste team afreizen naar Mexico, dat als ‘pilotproject’ moest dienen. Naar Mexico? Ik vertelde hem dat ik er een paar maanden was geweest, samen met Erik. Dat de reis onze vriendschap bepaald geen goed had gedaan, vermeldde ik er maar niet bij. Het was tenslotte feest. O ja? Hij zocht nog iemand voor de zuidelijke provincies. Had ik misschien interesse? Dat kon hij niet serieus menen. Hij kende me amper. Maar voordat ik kon reageren vroeg Erik met luide stem ieders aandacht. Er volgde een geëmotioneerd loflied aan zijn bruid, waarin hij haar prees om haar geloof in een betere wereld, dat zo indruiste tegen de heersende mode van cynisme en onverschilligheid. Verbeeldde ik het me, of wierp de bruid op dat moment een vernietigende blik in mijn richting? Na een daverend applaus werd de muziek harder gezet. Iedereen ging dansen. Victor heb ik de rest van de avond niet meer gesproken. Zoals ik al dacht was zijn genereuze aanbod slechts een luchtbelletje, opgeborreld in het enthousiasme van het moment. Maar ik kende toentertijd Victors intuïtieve, impulsieve manier van zakendoen nog niet. Eerste indrukken zijn voor 8
hem minstens zo belangrijk als een goed cv of een verantwoord businessplan, en hij had meteen ‘een goed gevoel’ bij mij gehad, zo vertelde hij mij later. De volgende ochtend belde hij me uit bed met een curieuze vraag: of ik ooit in Alkmaar was geweest. Als kind misschien een keer, maar hoezo? Hij wilde dat ik er een kijkje ging nemen en er een stukje over schreef. Om alvast te oefenen voor Mexico. Te verbluft om er iets tegen in te brengen struinde ik nog dezelfde middag met een aantekenboekje door de Kaasstad rond. Victor was tevreden met het resultaat, en van het een kwam het ander: nog geen twee weken later zat ik in het vliegtuig naar Cancún. Mijn toetreding tot het À la Carte-team heeft me echter wel de vriendschap met Erik gekost, of wat er nog van over was. ‘De wereld is geen attractiepark,’ e-mailde hij me vanuit Islamabad, waar hij een exclusief interview met een talibanleider had weten te regelen, dat hem zijn eerste journalistieke prijs zou opleveren. ‘Nu scheiden onze wegen definitief.’ Sindsdien hebben we geen enkel contact meer gehad. Een paar jaar geleden is hij vader geworden: Victor liet me het geboortekaartje zien. Ik weet niet eens meer of het om een jongen of een meisje ging. Het had zo’n moderne, geslachtloze naam – Vlan, of Kelle, iets in die trant. Eriks naam kom ik nog wel eens onder een krantenartikel tegen, meestal nadat ik een stuk heb moeten overslaan omdat het me te gruwelijk werd. Onlangs zag ik hem in een actualiteitenprogramma voorbijkomen, met een itempje over Sierra Leone. Waar het precies over ging weet ik niet meer. Wat me vooral is bijgebleven, is dat hij nu toch echt dik begon te worden. Hij was altijd al aan de stevige kant geweest. Van het een kwam het ander. Zo gaat het meestal bij mij. Stuurloos zou ik mezelf nog net niet willen noemen, maar ik doe weinig moeite om de dingen naar mijn hand te zetten. Van kinds af aan is alles me komen aanwaaien. Daar word je 9
lui van, of misschien ben ik van nature lui en zijn de goden me gunstig gezind. De laatste vijf jaar reis ik de hele wereld af in dienst van À la Carte, en zo’n drie weken geleden kwam ik met de veerboot aan in de haven van Rosslare, de zuidoostelijke hoek van Ierland. De county’s Wexford, Waterford en Cork heb ik in grote lijnen al in kaart gebracht. Onze volgende bestemming is de Ring of Kerry, de befaamde rondweg die over een van de mooiste en ruigste schiereilanden van de westkust loopt. Ik heb voor vanavond een kamer gereserveerd in Sarah Doohan’s bed-and-breakfast, gelegen aan St. Finnegan’s Bay, met uitzicht op de Skelligs, twee eilandjes die door de Unesco tot wereldcultureel erfgoed zijn uitgeroepen en alom gerekend worden tot de absolute hoogtepunten van een Ierse vakantie. Als de weersomstandigheden het toelaten, varen we er morgen met een klein bootje heen. Misschien denk jij nu ook: jezus man, wat een droombaan. Het werk heeft zijn leuke kanten, dat zal ik niet ontkennen. En ik ga echt niet losbarsten in een klaagzang over hoe zwaar het eigenlijk is. Dat is het namelijk niet. Maar een droombaan? Dat maakt de buitenwereld ervan. Na al die jaren kan ik me nog steeds verbazen over het heilige ontzag dat men voor ons beroep heeft. Misschien heeft Victor gelijk en beantwoordt het toerisme inderdaad aan een diepreligieuze behoefte in de moderne mens. Hij heeft het dan ook liever over het ‘toeristendom’. Sinds we met z’n allen niet meer zo heel erg in God geloven, zo stelt hij, durven we ook niet meer te rekenen op een mooier leven na de dood. In plaats van de rit geduldig uit te zitten, kiezen we eieren voor ons geld door nu alvast de sleur – het moderne equivalent van het tranendal – te doorbreken. Minstens één keer per jaar trekken we de voordeur achter ons dicht om op vakantie te gaan. Daarmee hopen we de gelukzalige staat van zorgeloosheid waar we vroeger in het hiernamaals tot in de eeuwigheid van mochten genieten ergens op 10
aarde na te bootsen. Al is het maar voor drie weken. En nooit volmaakt. Als je het zo bekijkt, vervul ik als reisgidsmedewerker een buitengewoon nobele taak. Zoals je vroeger in de Bijbel kon lezen wat je moest doen en laten om in de hemel te komen, zo kan ik je vertellen wat je moet doen en laten om een leuke vakantie te hebben. Met andere woorden, beste reiziger: ik ben de weg. Toegegeven: mijn adviezen zijn minder zaligmakend dan die van Jezus, maar als een zorgeloze vakantie het hoogst haalbare is wat ons vandaag de dag resteert, dan is het niet meer zo verwonderlijk dat mensen me met zulke verschrikte ogen aankijken als ze me vragen: ‘Heb je nog leuke tips voor ons?’ Het klinkt verwaand, maar de waan komt wel van twee kanten. Op mijn vele reizen heb ik dankbaar gebruikgemaakt van het heilige aureool dat mijn beroep omgeeft – of misbruik, zullen sommigen zeggen. Niet dat ik me laat fêteren door horecapersoneel of andere belanghebbenden in ruil voor een gunstige vermelding in de gids. Dat zou voor een À la Cartemedewerker een doodzonde zijn. Om iedere schijn van omkoopbaarheid te voorkomen sla ik zelfs het onschuldigste kopje koffie van het huis meestal af. Minder scrupules heb ik tegenover de toeristen, en vooral de toeristes, die ik onderweg tegenkom. Hoe overtrokken hun bewondering voor mijn werkzaamheden ook is, het is te verleidelijk om daar niet af en toe de vruchten van te plukken. Ik zie er weinig kwaad in. Al met al leidde ik een heerlijk luizenleventje dat ik nog vele jaren probleemloos had kunnen volhouden. Tot zo’n drie weken geleden. Zoals ik een aantal kilometers terug al liet doorschemeren is er op weg hiernaartoe iets voorgevallen wat me niet in de koude kleren is gaan zitten. Vandaar deze time-out. 11
Vandaar dat ik dit gesprek met jou heb aangeknoopt. Ik wil nu eens niet de grote reisgidsmedewerker uithangen, de stoere bink met de droombaan, de heilige met de sleutel tot het aardse paradijs. Tegenover jou wil ik open kaart spelen. Maar om dat voor elkaar te krijgen, wil ik er eerst helemaal zeker van zijn dat je ons gesprek niet met de verkeerde verwachtingen in gaat. We zullen het stralende aureool dat mij vanwege mijn beroep omgeeft moeten afbreken, een aureool dat gevoed wordt door een aantal hardnekkige misverstanden die ik in de komende kilometers met jou wil doornemen. Ondertussen wordt het hoe langer hoe mooier om ons heen, zoals je te zijner tijd in de gids zult kunnen lezen. Ik beloof je dat ik vanavond als we in de bed-and-breakfast zijn aangekomen mijn laptopje zal openklappen en braaf verslag zal doen van wat we onderweg hebben gezien. Ik ben niet vergeten waarvoor ik hier ben. Maar je moet nog even geduld hebben. Eerst de misverstanden. ‘Je zult wel veel avonturen hebben beleefd,’ zeggen de mensen tegen me. Deemoedig slaan ze hun ogen neer, denkend aan hun eigen saaie leventje. Ziedaar het eerste en waarschijnlijk het grootste misverstand. Onze gidsen zijn weliswaar bedoeld voor reizigers met een avontuurlijke instelling, maar zelf ben ik liever lui dan moe. Dat houdt in dat ik risico’s zo veel mogelijk vermijd. Om je een voorbeeld te geven: van de winter, toen de planning voor de nieuwe gidsen werd gemaakt, hoopte Victor niet alleen dat ik leiding zou geven aan het Indonesië-team, maar dat ik bovendien het uiterst ontoegankelijke Irian Jaya voor mijn rekening zou nemen. Als iemand die loodzware klus aankon, dan was ik het wel. Reuze spannend, natuurlijk. En vleiend, dat mijn baas zo’n vertrouwen in mij toonde. Door de jaren heen is hij me meer en meer als zijn rechterhand gaan beschouwen. Stel je voor: ik had nu midden in de rimboe kunnen zitten. Je kent de tafere12
len inmiddels wel, van al die reisprogramma’s op tv. Manmoedig had ik me een peniskoker moeten laten aanmeten door schaterlachende inboorlingen, om vervolgens als houten klaas met mijn nieuwe vrienden rond het kampvuur te dansen. Als beloning voor mijn getoonde sportiviteit zou ik een bord vol krioelende sagowormen onder mijn neus geschoven krijgen. Ik had maar ‘ja’ tegen Irian Jaya hoeven zeggen en ik had je in geuren en kleuren kunnen beschrijven hoe het voelt om zo’n dikke witte larf tussen je tong en je verhemelte te pletten. Maar ik koos voor Ierland. Lekker westers, lekker makkelijk. Ik kan me voorstellen dat je teleurgesteld in me bent. Avontuurlijkheid staat immers hoog in het vaandel van een à-lacarter. ‘Waar de touringcars rechtdoor denderen, durf jij zijwegen in te slaan,’ zo luidde een slagzin in een van onze advertentiecampagnes. Meer dan de gemiddelde toerist ben je bereid ontberingen te ondergaan om bijzondere dingen mee te maken, om je grenzen te verleggen. Nu zouden we ter verdediging kunnen aanvoeren dat we niet per se naar verre oorden hoeven af te reizen om avonturen te beleven. Dat is absoluut waar, alleen ben je bij mij toch echt aan het verkeerde adres. Noem het lui, noem het laf, maar ik heb nooit de aandrang gevoeld om mijn grenzen te verleggen. Niet dat ik zo tevreden over mezelf ben, maar van kinds af aan heb ik het gevoel gehad dat wat ik ook doe of meemaak, ik toch min of meer aan mezelf gelijk zal blijven. Waarom dan onnodig energie verbruiken? Nee, alleen al binnen mijn huidige team had je het veel beter kunnen treffen, bijvoorbeeld met mijn collega’s Maartje en Dirk-Jan, die samen ‘op Londen zijn gezet’. Het lijkt misschien gek dat één enkele stad maar liefst twee medewerkers krijgt toebedeeld, terwijl ik in mijn eentje een heel land moet bestrijken. Maar vergeet niet dat er meer dan twee keer zoveel mensen in Londen wonen als in Ierland – de exacte cijfers hou je van me te goed, ik heb ze ergens genoteerd. Het verschil 13
in jaarlijkse bezoekersaantallen zal nog groter uitvallen in het voordeel van de Engelse hoofdstad. Er is daar ook zoveel te zien en te doen dat het me niet zal verbazen als mijn collega’s met twee keer zoveel kopij thuiskomen als ik. Dirk-Jan voldoet nog het best aan het klassieke beeld van de avonturier; dat wil zeggen, jaren geleden is hij op de motor door Centraal-Azië gaan trekken, helemaal tot in Mongolië. Eindeloze verhalen kan hij erover vertellen, over motorpech midden in de woestijn, over netelige situaties met zwaarbewapende legerpatrouilles, over de hartverwarmende gastvrijheid van nomadenfamilies, waar wij in het rijke Westen nog veel van kunnen leren. Je vraagt je misschien af wat zo’n motorheld in hartje Londen te zoeken heeft. Het antwoord: een garage. Hij heeft zijn geliefde Yamaha huppeldepup-cc mee het Kanaal over genomen en kan hem zolang stallen bij een Engelse effectenhandelaar annex motorrijder met wie hij destijds een paar duizend kilometer door Turkmenistan of een van die andere obscure voormalige Sovjetrepublieken is opgetrokken. Zo kan hij er in zijn vrije uurtjes aan blijven sleutelen, dromend van zijn volgende grote project: Afrika van noord naar zuid doorklieven, van Tunis naar Kaap de Goede Hoop. Want het werk voor À la Carte doet hij puur en alleen om geld te sparen voor zijn ‘echte’ reis, zo verzekert hij ons nu al jaren, en dat ‘avontuurlijke’ waar onze gidsen zo prat op gaan is voor hem nog veel en veel te tam. Ook Maartje is een echte avonturier, maar dan op het gebied van seks, drugs en rock-’n-roll. Draait bij Dirk-Jan alles om de motor, zij vindt vervulling in het bijwonen van wilde feesten. Drop haar in een willekeurige metropool waar ook ter wereld en ze weet in no time de hotspots te vinden waar de lokale party scene druk in de weer is met het verleggen van alle denkbare grenzen. ‘In het begin was het wel even wennen,’ vertelt ze ons dan met een ondeugende glimlach, ‘maar toen ik me er eenmaal aan overgaf...’ Net als Dirk-Jan vindt ze het maar een duffe zooi bij À la Carte, maar zolang ze op kos14
ten van de zaak overal de beest mag uithangen is ze ook bereid stukjes te schrijven over oude stadswijken, leuke rommelmarktjes en andersoortige toeristische ongein, zoals zij het noemt. Was je maar in Londen, denk je nu misschien, of was Maartje of Dirk-Jan maar hier in Ierland. Dan was er iets te beleven geweest. Toch verzeker ik je dat alles goed komt als je de reisgids eenmaal in handen hebt. Je zult het verschil tussen mijn proza en dat van mijn collega’s nauwelijks opmerken. Ierland zal net zo opwindend op je overkomen als Londen. Dat komt in de eerste plaats door Jolanda, onze onvolprezen bureauredacteur, die erop toeziet dat de stijlen van de verschillende bijdragen niet te ver uiteenlopen. Waar Dirk-Jans toon te cool dreigt te worden of die van Maartje te hijgerig, grijpt ze met de rode pen in. Nu zou je kunnen denken dat het omgekeerde ook geldt: dat ze het proza van een slome duikelaar als ik juist een extra slinger moet geven. Maar dat doe ik zelf al. Lees te zijner tijd maar hoe ik de Celtic grunge-band bejubel die ik in een pub in Galway heb zien optreden, ‘met een sound zo rafelig als de kustlijn van Connemara’. Het doet niet ter zake of ik in de desbetreffende pub urenlang finaal uit mijn dak ben gegaan, of dat ik even mijn neus om de hoek heb gestoken en meteen ben teruggekeerd naar mijn hotel. Ik zal het je nog sterker vertellen: ik ben nog niet eens in Galway geweest, laat staan dat ik zou weten hoe Celtic grunge klinkt. Maar bladerend door de diverse Ierland-gidsen die ik uit de bibliotheek heb meegenomen om mijn eigen research tijdens deze reis te vergemakkelijken, begreep ik dat het uitgaansleven aldaar helemaal te gek is. Ik loop trouwens wel vaker op de zaken vooruit. Dat scheelt me een hoop werk als ik eenmaal ter plaatse ben. Als de feiten maar kloppen, doet het er niet toe hoe ik ze heb verzameld. Vergeet niet waar het bij een À la Carte-gids om draait: het draait om jóú, beste reiziger. Jíj moet hier volgend jaar avon15
turen kunnen beleven, jíj moet hier je grenzen komen verleggen, mocht je daar behoefte aan hebben. Wat ik onderweg wel of niet meemaak is van geen enkel belang. Over onderweg iets meemaken gesproken: we reden net langs de restanten van een ronde toren, zoals er hier zoveel ruïnes staan, zomaar, midden in een weiland. Negendeeeuws? Dertiende-eeuws? Ik zou het bij god niet weten. Gelukkig doet het er niet toe. Over deze streek heb ik al genoeg materiaal verzameld. Met het negeren van de toren hoop ik een tweede misverstand de wereld uit te helpen: ik ben geen Ierland-deskundige, en zal het ook nooit worden. Evenmin was ik een Turkije‑ of Mexico-deskundige toen ik die landen in kaart bracht. Het klinkt cru, maar welbeschouwd streef ik ernaar om zo min mogelijk te weten te komen over waar ik ben. Ik vervul mijn opdracht zoals ik op de middelbare school voor een proefwerk leerde. Hoe kon ik met een minimale inspanning toch nog een voldoende halen? Onder mijn klasgenoten stond ik bekend als ‘de man van zes-min’. Onze leraar Latijn, tevens mentor in ons eindexamenjaar, verweet me dat ik bewust onderpresteerde. ‘Je bent een slimme jongen, Max Vermeer,’ zei hij op een dag tegen me. ‘Maar met jouw labbekakkerige instelling kom je niet ver in deze wereld.’ Nu zou ik hem zijn ongelijk onder de neus kunnen wrijven door hem vanuit alle windstreken te bestoken met jolige ansichtkaarten: ‘Groeten uit Acapulco’, ‘Groeten uit Antalya’, ‘Groeten uit het Alhambra’ van ‘de labbekakker die niet ver in deze wereld zou komen’. Maar ik koester geen wrok tegen de arme man. Hij heeft het destijds moeilijk genoeg gehad met onze klas. Halverwege het jaar – zijn laatste voordat hij met pensioen zou gaan – raakte hij zo zwaar overspannen dat hij in een kliniek moest worden opgenomen. Een terugkeer naar het klaslokaal zat er niet meer in, en alle festiviteiten rond zijn aanstaande afscheid moesten worden afgeblazen. Wij deden er als 16
leerlingen nogal lacherig over, ik denk om ons schuldgevoel te verbergen. Het is nu te laat, natuurlijk – ik weet niet eens of hij nog in leven is –, maar soms fantaseer ik dat ik speciaal voor mijn oude mentor de labbekakkerigheid van me af schud om eindelijk mijn schouders ergens onder te zetten. Ik weet alleen nooit waaronder. Hij is niet de enige die mij tevergeefs een schop onder de kont heeft willen geven. De preek van mijn vader was ook al geen voldoende stimulans om mijn studie voort te zetten, de boze tranen van diverse vriendinnen hielpen niet om mijn relaties met hen serieuzer te nemen, het koele laatste e-mailtje van Erik heeft mij niet tot meer maatschappelijk engagement bewogen. Dat neemt niet weg dat ik het vervelend vind om mensen teleur te stellen. Daarom wil ik jou een stap voor blijven door het imago van mijn beroep af te breken voordat jij het kunt opbouwen. Welaan: je was al niet met een avonturier op stap, en nu blijk ik dus evenmin een deskundige te zijn. Ik besef dat ik met deze tweede bekentenis opnieuw indruis tegen de gangbare À-la-Carte-moraal. Je hoort je meer dan de doorsneetoerist te verdiepen in het land waar je naartoe gaat, in de taal, in de cultuur, in de geschiedenis. En daarom hoopte je dat ik een bron zou zijn van allerlei interessante verhalen over dit fascinerende land. In plaats daarvan zit je met iemand opgescheept die er net zo weinig verstand van heeft als jij, iemand die zonder schroom langs een prachtige ruïne rijdt. En het zal niet de laatste keer zijn dat ik een bezienswaardigheid onbesproken laat. Was je maar in Schotland, met mijn collega Joost. Eigenlijk had hij historicus zullen worden, totdat een knallende ruzie met zijn promotor een abrupt einde maakte aan zijn academische aspiraties. Gekrenkt in zijn trots zwerft hij nu over de wereld als eenvoudige reisgidsmedewerker, maar in zijn hart 17
is hij nog altijd wetenschapper. Waar ik hooguit een paar reisgidsjes meeneem, stouwt hij zijn rugzak vol met lijvige studies over het land van bestemming. Eenmaal ter plaatse doet hij niets liever dan in bibliotheken en gemeentearchieven rondsnuffelen. In musea leest hij álle tekstbordjes van a tot z, knoopt gesprekken aan met de suppoosten en regelt afspraken met de conservatoren. Alles wat je over Schotland zou willen weten, had Joost je kunnen vertellen. En nog heel veel meer. Terwijl de kans groot is dat ik bij jouw eerste vraag over Ierland al met een bek vol tanden zou staan. Toch geldt ook nu: heb geduld en wacht tot de gids verschijnt. Dan zul je zien dat Ierland even goed uit de verf komt als Schotland. Of dat Schotland even slecht uit de verf komt als Ierland. Maar hoe je het ook bekijkt, ik durf te wedden dat de meeste lezers niet zullen raden wie van ons tweeën de doctorandus is en wie de drop-out. Arme Joost. Iedere keer dat hij zijn zwaargehavende tekst terugkrijgt van de bureauredactie is het een drama. ‘Zo zit er toch geen samenhang meer in?’ ‘Precies,’ zegt Jolanda dan met een vermoeide glimlach. De hapsnap-stijl van onze reisgidsen, voor een serieuze intellectueel als Joost een gruwel, is mij juist op het lijf geschreven. Ik beperk mijn research weliswaar tot een minimum, het rendement van mijn inspanningen benadert de honderd procent. Ik heb een neus voor weetjes die onze lezers leuk zullen vinden. Ik pluk ze uit folders, ik vang ze op uit gesprekken, ik googel zo nu en dan een kwartiertje. Of ik schrijf ze over uit de reisgidsen die ik bij me heb. Net niet letterlijk natuurlijk, om beschuldigingen van plagiaat te voorkomen. De kennis die ik je te bieden heb is tamelijk oppervlakkig, dat geef ik direct toe, maar wel voldoende voor een reisgids. Trouwens, als je meer diepgang zoekt, kun je altijd zelf naar de bibliotheek gaan of op internet verder speuren. Wat let je? Je bent niet voor niets à-la-carter. Leve de zelfwerkzaamheid! Maar het allerbeste kun je hier in levenden lijve pools18
hoogte komen nemen, volgend jaar. Dan kun je ter plaatse en per attractie precies bepalen hoeveel extra informatie je nodig denkt te hebben, om dit land ‘goed’ te leren kennen. Ondertussen zijn de heuvels om ons heen steeds hoger geworden, hoog genoeg om bergen te mogen heten. Ze zijn mooi, maar wat wil je? Dat zijn bergen meestal. Met deze nuchtere constatering hoop ik een derde misvatting de wereld uit te helpen: ik ben geen schrijver. Ja, oké, letterlijk natuurlijk wel. Ik noteer waar je kunt eten, waar je kunt overnachten en wat er onderweg te zien valt. Maar verwacht alsjeblieft niet dat ik mijn indrukken van Ierland op een bloemrijke, originele of diepzinnige manier onder woorden ga brengen. Als het even kan blijft een berg bij mij een berg, een pub een pub, een oude Ier een oude Ier. Ik vind dat volstrekt normaal. Vergeet niet dat een gids als de onze vooral bedoeld is om reizigers te informeren, niet om ze te vermaken. Ik mag rustig zeggen dat Portmagee, het vissersdorpje dat op ons programma voor morgenochtend staat, pittoresk is. En klaar is Kees. Echte schrijvers komen daar niet mee weg. Show, don’t tell, hebben ze geleerd. Dus moeten ze alinea’s lang over de kleurige vissersbootjes gaan ouwehoeren, die zo fraai worden weerspiegeld in het rimpelloze water van de baai. Of ze laten in de ochtendmist een zwijgzame oude visser over de kade lopen, bij voorkeur mank of dronken en het liefst allebei, zodat er nog een verhaal achter zit. Terwijl de brave zielen op iedere zin zitten te zwoegen, strooi ik naar hartenlust met ‘pittoresk’, ‘sfeervol’, ‘adembenemend’ en al die andere clichés uit de reisbranche. Hooguit moet ik ze een kleine extra draai meegeven, om onze reizigers eraan te herinneren dat ze niet met een gewone gids te maken hebben, maar met een bijzondere. Dan weten ze ook weer dat ze zelf bijzonder zijn, of op z’n minst anders dan de doorsneetoerist. Zo’n draai is snel gemaakt. Ik schrijf bijvoorbeeld dat Portmagee ‘bijna te pittoresk’ is, waardoor het overdag wordt 19
overstelpt door busladingen toeristen. ‘Maar als je er ’s morgens vroeg of aan het eind van de middag rondloopt,’ stel ik mijn lezers vervolgens gerust, ‘dan kun je nog in alle stilte genieten van de authentieke sfeer.’ Door de touringcars door het beeld heen te trekken en ze vervolgens weer te laten verdwijnen, spoel ik het begrip ‘pittoresk’ als het ware schoon. Sla de verantwoorde reisgidsen uit het buitenland er maar eens op na, de Lonely Planet, de Rough Guide, de Guide Rotard. Ze doen het allemaal. Af en toe zo’n kunstje uithalen is voldoende. Meer hoef ik niet te doen. Sterker nog: stilistische capriolen worden door onze lezers snel als hinderlijk ervaren. Wij reisgidsschrijvers moeten onze plaats kennen. Voor ons luidt het adagium eerder: Tell, don’t show, want de ster van de show, dat ben jij. Dus moeten we die show niet van je willen stelen. Ik wijs je de weg naar Portmagee, maar als je er eenmaal bent wil je er op jouw manier van kunnen genieten, met je eigen zintuigen (al dan niet bijgestaan door een camera), met je eigen gedachten en je eigen emoties. Dat de bootjes er zo mooi bij liggen of dat de oude visser een markante kop heeft, dat zie je heus wel; daar heb je mijn literaire geleuter niet voor nodig. Wie zich toch bezondigt aan overdadige lyriek wordt onmiddellijk teruggefloten door de bureauredactie. Dat ondervindt mijn collega Egbert, die in de komende maanden Engeland in kaart moet brengen, afgezien van Londen. Hij combineert het werk voor À la Carte met zijn ware passie: het schrijven van reisverhalen. Nu en dan lukt het hem om er eentje aan een glossy te slijten, maar hij heeft nog altijd geen uitgever gevonden die bereid is om ze te bundelen. Ook onze eigen Victor durft het niet aan (‘Zeg eens eerlijk Max: wat vind jij van die verhalen van Egbert?’). Al houdt Egbert zich meestal in toom in de stukjes die hij voor de reisgids schrijft, soms gaan zijn literaire neigingen met hem aan de wandel, vooral in zijn natuurbeschrijvingen. 20
Gelukkig vat hij de ingrepen van de bureauredactie sportief op: ‘Ach, kleine Jolanda. Heb je alle bloemetjes weer geplukt?’ Nogmaals: het is maar een reisgids waar ik voor schrijf, en ik ben maar een eenvoudige informatieverschaffer. Als jij je zinnen wilt prikkelen, kun je beter reisverhalen gaan lezen, of desnoods een roman die zich hier afspeelt. Maar ook nu is de allerbeste remedie tegen mogelijke teleurstelling: je koffers of je rugzak pakken en hier zelf naartoe komen. Dan kun je volledig op je eigen innerlijke rijkdom vertrouwen om je reis door dit prachtige land tot een overweldigende ervaring te maken, in plaats van op de mijne te rekenen en van een koude kermis thuis te komen. Ziezo. We zijn een stuk opgeschoten, en dan bedoel ik niet alleen qua kilometers. Ik ben bijzonder tevreden over ons kennismakingsgesprek. Je bent een paar illusies armer, maar dat was precies de bedoeling. Alle mooie eigenschappen die je mij had willen toekennen kun je beter bij mijn collega’s zoeken, of nog liever bij jezelf. Jij bent de dappere avonturier, de bevlogen onderzoeker, de gevoelige dichter. Ik niet. Wie of wat ben ik wél? Ziedaar het probleem. Tot voor kort dacht ik dat ik het wist – dat wil zeggen, tot voor kort hield ik me er niet mee bezig. Ik was een luiwammes die overal de kantjes van afliep en verder geloofde ik het wel. Maar zoals ik al eerder liet doorschemeren, is er onderweg hiernaartoe iets gebeurd, iets waar ik al de hele tijd omheen draai. Misschien is het je opgevallen dat ik één deel van Groot-Brittannië nog niet heb genoemd. En dat er dus één collega van mijn huidige team nog niet ter sprake is gekomen. Het gaat om Wales, en om Linda. Kort samengevat komt het op het volgende neer: op Victors verzoek heb ik haar een lift naar Swansea gegeven, de stad waar ze haar ronde van Wales wilde beginnen. Ik reed er toch langs op weg naar het havenplaatsje Fishguard, het vertrekpunt van de ferry naar Ierland. In de auto raakten we in ge21
sprek, we gingen elkaar steeds leuker vinden, en van het een kwam het ander. Ik ben die dag niet verder gekomen dan haar hotelkamer. Nu heb ik wel vaker onverwachte avontuurtjes. Ze horen een beetje bij een reizend bestaan. Niet dat ik zo’n losbol ben – alweer een misvatting! Er kunnen maanden, zelfs hele jaren voorbijgaan zonder dat er iets noemenswaardigs op dat gebied gebeurt. Meestal blijft het bij een enkele nacht, soms bloeit er een kortstondige romance op. Maar al snel komt het moment dat de wegen zich noodgedwongen moeten scheiden. Ik lijd er niet echt onder. De meisjes in kwestie over het algemeen ook niet. Ze weten waar ze aan beginnen als ze met een reisgidsmedewerker in zee gaan. Maar sinds de nacht in Swansea ben ik volledig van de kaart, en dat is een nieuwe ervaring voor me. Zou ik op mijn dertigste (zo oud ben ik namelijk, dat had ik je nog niet verteld) voor het eerst in mijn leven ‘echt’ verliefd zijn? Ik heb de mensen die dat roepen nooit vertrouwd. Nu doe ik het zelf. Morgen vliegt haar vriend Peter naar Cardiff. Haar vriend, ja. Hij zou een week vakantie opnemen om haar in Wales te komen opzoeken. Zal ze haar slippertje aan hem opbiechten? Of weet hij het al? Een serieus meisje als Linda kan zoiets niet lang verborgen houden. Het gevolg: hun eerste echte relatiecrisis – ze kennen elkaar van de middelbare school, en als ik het goed begrijp hebben ze geen van beiden ooit een ander gehad. Witte gezichten, huilbuien, bittere verwijten over en weer. Eventueel een paar dagen van ijzig stilzwijgen. Maar dan een woeste vrijpartij om het goed te maken. Geen onwaarschijnlijk scenario, helaas, als ik het nuchter bekijk. Zeker gezien Linda’s opmerking aan het ontbijt, de ochtend na onze liefdesnacht: we waren te ver gegaan. Nog een slecht teken: de smachtende sms’jes waarmee ik haar na een paar dagen van diplomatieke stilte ben gaan bestoken, heeft ze tot nu toe onbeantwoord gelaten. Even hoopte ik dat 22
het aan mijn mobieltje lag, maar van Egbert kreeg ik keurig antwoord toen ik hem een testberichtje stuurde. Dat er iets met Linda’s mobieltje aan de hand zou kunnen zijn, hoewel theoretisch niet onmogelijk, vond ik een te onnozele gedachte van mezelf, op het sneue af. Godzijdank bleek mijn volgende hulphypothese – dat haar iets was overkomen – eveneens ongegrond. Navraag bij de redactie leerde dat ze afgelopen vrijdag precies volgens plan in Abergheveny was aangekomen. Alles wijst erop dat Swansea voor Linda een afgesloten hoofdstuk is. Toch geef ik me niet zomaar gewonnen. Als ze écht niets meer van me wilde horen, dan had ze me dat allang laten weten. Nee, ze is net zo verliefd op mij als ik op haar, alleen weet ze zich momenteel geen raad met de situatie. Eerst moet ze Peter in levenden lijve tegenover zich hebben, om de relatie met hem te kunnen verbreken. Pas dan kan ze zich op mij richten. Morgen is het zover. Geloof jij het? Ik ook niet. Maar vooral ’s nachts maak ik mezelf gek met dit soort wanhopige gedachtekronkels. Sinds Swansea heb ik nauwelijks meer een oog dichtgedaan. Vandaar deze time-out. Beste reiziger, jij moet me door deze moeilijke periode heen helpen. Terwijl ik Ierland voor jou in kaart breng, mag jij me helpen mezelf in kaart te brengen. Want ik kan mezelf dan wel schertsend hebben vergeleken met Jezus, op dit moment ben ik de weg eerder kwijt dan dat ik hem ben. Wie ben ik, hoe sta ik in het leven, hoe moet ik verder? Dit soort existentiële vragen liet ik tot voor kort over aan de pechvogels en de moeilijkdoeners van deze wereld. Nu moet ik er zelf aan geloven. Even voor de goede orde: het is beslist niet mijn gewoonte om jou rechtstreeks toe te spreken. ‘Beste reiziger’ is de ietwat oubollige aanhef die Victor gebruikt in de voorwoorden die hij bij iedere gids voor zijn rekening neemt. Wij veldwerkers beperken ons tot het onpersoonlijke ‘je’, zoals in de zin: ‘Je 23
kunt de spectaculaire kustweg nemen, of de iets snellere weg binnendoor.’ Liever was ik mijn innerlijke zoektocht met ‘Lieve Linda’ begonnen, maar dat leek me niet verstandig. Om te beginnen ben ik niet dichterlijk genoeg om mijn gevoelens voor haar onder woorden te brengen. Bovendien zou ik me binnen de kortste keren vastdraaien in mijn wanhoop door me op haar te richten, terwijl ik haar juist moet loslaten. Een andere optie heb ik niet, als ik tenminste realistisch ben. Door te doen alsof jij hier naast me in de auto zit hoop ik te kalmeren, af te koelen, terug te keren tot de orde van de dag. Ik ben nuchterder dan je misschien denkt. Ik besef maar al te goed dat jij voorlopig slechts een gedachtespinsel bent, een geest uit de toekomst die pas volgend jaar een mens van vlees en bloed zal worden, om precies te zijn vanaf het moment dat je Groot-Brittannië en Ierland in de boekhandel ziet liggen, het oppakt, en Victors aanhef leest. Voorlopig ben je veroordeeld tot een virtueel bestaan ergens in mijn getroebleerde brein. Ik benijd je niet, maar laat ik je tegelijkertijd geruststellen: ons gesprek hoeft niet lang te duren. Ik blijf lui, ook als ik mijn blik naar binnen keer. We hoeven niet tot een of andere kern door te dringen. Heeft de mens überhaupt een kern? Ik geloof dat we dat vandaag de dag niet eens meer mogen zeggen. Geen kern dus, hooguit een paar herkenningspunten, genoeg om de weg naar mijn oude, vertrouwde leventje terug te vinden. Het lucht me al enorm op dat het hoge woord eruit is, dat ik tegen jou over Linda ben begonnen. Wie weet zijn we al uitgepraat als we zo dadelijk bij de bed-and-breakfast aankomen. We zijn er trouwens bijna. Als ik me niet vergis ligt St. Finnegan’s Bay aan de andere kant van de steile helling waar de weg ons nu omhoogvoert. Daarna zul je geen last meer van me hebben. Aan dit gesprek zul je geen enkele herinnering overhouden. Jij wordt gewoon weer de reiziger die met de nieuwe À la Carte-gids 24