Kyoto en chemie/petrochemie in Antwerpen
Gemeenschappelijk standpunt Gouverneur Provincie Antwerpen Burgemeester en Schepenen Stad Antwerpen Petrochemie/chemie Havengebied Antwerpen
INHOUD 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7.
Betekenis van de chemie/petrochemie regio Antwerpen Huidige bedreigingen voor chemie/petrochemie in Antwerpen Toelichting bij het Kyoto-protocol De Belgische verplichting in het kader van het Kyoto-protocol Bijdrage Antwerpse chemie/petrochemie tot de Belgische reductiedoelstelling Aanpak van de Kyoto-problematiek 6.1 Gebruik Kyotomechanismen door België/Vlaanderen en EUrichtlijn Emission Trading 6.2 Energiebenchmarkingconvenant (EBC) voor de ondernemingen 6.3 Heronderhandelen Kyoto-reductiedoelstelling Samenvatting
1
1. Betekenis van de chemie/petrochemie voor de regio Antwerpen. Het Antwerps Havengebied vormt onmiskenbaar één van de essentiële pijlers van het socioeconomisch weefsel in Vlaanderen. Dankzij een jarenlange constructieve samenwerking tussen overheid en industrie heeft dit gebied zich duurzaam, in de volle betekenis van dit woord, kunnen ontwikkelen. Op sociaal vlak staat de chemie/petrochemie in voor bijna 75 000 jobs in Antwerpen en omgeving, waarvan 13 000 directe werkgelegenheid in de Antwerpse Haven (23%). Ook op ecologisch vlak heeft de industrie sinds de jaren 70 sterk bijgedragen tot een verbetering van het leefmilieu. Zo verminderden de atmosferische emissies per ton product met een factor 5 tot 20, en namen de lozingen van afvalwater af met een factor 50 tot 100. Economisch bekeken investeerde de chemie/petrochemie 730 miljoen € in 2001, zijnde 52% van alle investeringen in de Antwerpse Haven. Deze gegevens tonen treffend aan dat de chemie/petrochemie een essentiële en duurzame pijler vormt voor de voor Vlaanderen belangrijke Antwerpse Haven. In de loop der jaren kon de chemie/petrochemie zich opwerken tot de grootste megacluster ter wereld na Houston, VS. 2. Huidige bedreigingen voor de chemie/petrochemie in Antwerpen. Het laatste decennium worden de activiteiten van de chemie/petrochemie in Antwerpen echter bedreigd door twee grote bewegingen. Nieuwe megaclusters rijzen uit de grond in Azië en het Midden-Oosten, vanwege de grote en sterk groeiende markt enerzijds en de aanwezigheid van goedkope grondstoffen anderzijds. De massale investeringen in deze regio’s maken het voor Europa moeilijker om zijn concurrentiepositie op wereldvlak te behouden. Een tweede fenomeen is echter de verslechtering van de positie van België en Vlaanderen binnen Europa. De noodzakelijke randvoorwaarden om concurrentieel te kunnen blijven aan een hoog tempo. We denken hierbij - aan de personeelskosten en het gebrek aan flexibilisering; - aan de overheidslasten op energieën waardoor de elektriciteit in 2010 tot 11€/MWh dreigt duurder te worden (zie bijlage 1). Dit zal leiden tot tientallen miljoenen bijkomende lasten daar waar in de ons omringende landen worden deze lasten per vestiging geplafonneerd zijn tot bvb. 65.000 €/jaar in Nederland of 500.000 €/jaar in Frankrijk; het behoeft geen betoog dat hierdoor Rotterdam of Terneuzen aantrekkelijker worden dan Antwerpen voor het uitvoeren van energie-intensieve investeringen. - aan het hoge niveau van de resultaatsonafhankelijke belastingen die al op tafel moeten gelegd worden vooraleer een ton geproduceerd werd - aan de mobiliteitsproblematiek waardoor in Vlaanderen en in het bijzonder in Antwerpen het verkeersnet dichtslibt - aan de overregulering, o.a. door de lawine aan EU-richtlijnen die in Vlaanderen systematisch verstrengd worden. Specifiek denken we aan de National Emission Ceilings (NEC) waarbij absolute emissiegrenzen opgelegd worden, de onrealistische wijze van het toekennen van lozingsnormen voor afvalwater in Vlaanderen waarbij geen onderscheid tussen stedelijk en industrieel afvalwater gemaakt wordt, de problematiek van de natuurgebieden (Habitat, Vogelrichtlijn),... Wij zijn van mening dat de overheid en de publieke opinie in het algemeen zich dit probleem niet terdege realiseert. Het concurrentieel nadeel dat onze industrie zo oploopt, leidt nu al tot minder investeringen, lagere productie en dus ook minder tewerkstelling. Alleen al tijdens het afgelopen jaar werd het verdwijnen van meer dan 1 000 arbeidsplaatsen in diverse chemische en petrochemische bedrijven in onze regio aangekondigd.
2
Komt hierbij dan nu nog de toepassing van het Kyoto protocol. Door de groei die de laatste jaren in Vlaanderen werd gerealiseerd en door de energiebesparende maatregelen die de Antwerpse industrie vroeger al heeft genomen, vrezen wij dat de toepassing van het protocol in de huidige versie, samen met de Europese richtlijn emissiehandel zal leiden tot een bijkomende en significante reductie van de tewerkstelling. Door zijn rol van toeleverancier van grondstoffen, zal het verdwijnen van de chemie in de Antwerpse regio bovendien een domino-effect veroorzaken in de andere industrieën (verwerkende nijverheid, metaal, automobiel, ...) die onmogelijk op economische wijze al hun grondstoffen van elders kunnen betrekken. De impact hiervan op de werkgelegenheid zal dan onherroepelijk gigantisch zijn. De politieke wereld, de industrie en de sociale partners samen moeten daarom in staat zijn hiervoor oplossingen uit te werken zodat de verwachte verbetering van het milieu gerealiseerd wordt, zonder dat dit banen moet kosten in de Antwerpse regio. 3. Toelichting bij het Kyoto-protocol Het Kyoto-protocol beoogt een wereldwijde reductie van de emissie van broeikasgassen te realiseren. Deze doelstelling wil men onder meer bewerkstelligen door een efficiënte inzet van energie en grondstoffen. Als middel hiertoe werden een aantal broeikasgassen geselecteerd, waaronder CO2 (koolstofdioxide) en N2O (lachgas) als voornaamste, waarvoor een wereldwijde reductiedoelstelling vastgelegd werd van 5.2 % ten opzichte van het referentiejaar 1990, te bereiken tegen 2012. Deze doelstelling werd verder verdeeld naar minus 8 % ten opzichte van 1990 voor de Europese Unie en minus 7.5 % voor België. Zoals bekend, hebben de VS en Australië het protocol niet geratificeerd en nemen zij dus ook niet deel. Daarnaast krijgen landen zoals bijvoorbeeld China, Singapore, Zuid-Korea en de oliestaten in het MiddenOosten zelfs geen reductiedoelstellingen opgelegd. Ten slotte is het onduidelijk of Rusland het protocol zal ratificeren. De realisatie van deze doelstelling moet gebeuren door binnenlandse reductiemaatregelen eventueel aangevuld met emissiehandel (waarbij landen met een tekort aan emissierechten deze kunnen aankopen bij landen met een overschot), en 'ontwikkelingshulpinstrumenten' zoals JI (Joint Implementation) en CDM (Clean Development Mechanism). Bij deze laatste realiseert een land reducties in een ander land en krijgt hiervoor in ruil emissierechten. 4. De Belgische verplichting in het kader van het Kyoto-protocol De Belgische Kyoto-verplichting beoogt een reductie van de uitstoot van broeikasgassen met 7.5 % ten opzichte van het referentiejaar 1990. Voor een overzicht van de reductiedoelstellingen van andere landen, zie bijlage 2. De Belgische reductiedoelstelling staat in schril contrast met de huidige toestand: in 2000 was deze emissie namelijk reeds 7% hoger dan in 1990 en op dit ogenblik is dit verschil wellicht nog groter geworden. Deze verhoging is het gevolg van de toename van de welvaart in onze regio, gekenmerkt door de hoge aanwezigheid van energie-intensieve bedrijven, een hoge bevolkingsdichtheid en een dicht verkeersnet. Dit betekent evenwel dat vanaf nu tot 2012 deze uitstoot met minstens 14.5 % of ca. 20 miljoen ton CO2 moet afnemen. Dit zonder rekening te houden met de (noodzakelijke) economische groei en de daarbij horende tewerkstelling die tijdens deze periode nog zal gerealiseerd worden. En dit ook ondanks de grote inspanningen die in het verleden op dit vlak reeds zijn gebeurd.
3
5. Bijdrage van de Antwerpse chemie/petrochemie tot de reductie van de emissie van broeikasgassen De chemische en petrochemische industrie van de Antwerpse regio heeft vanaf haar oprichting in de jaren zestig en zeventig permanent haar energie-efficiëntie geoptimaliseerd én haar emissie drastisch verminderd. Economie en ecologie werden door grote investeringen intensief en voortdurend verbeterd. Belangrijke realisaties op dit gebied zijn: -integratie van het energieverbruik, waarbij overtollige energie naar andere installaties die energie nodig hebben, wordt geleid. -oude energiecentrales werden door nieuwe moderne en efficiënte centrales vervangen (bijvoorbeeld de warmtekrachtkoppeling) -sterke verbetering van de grondstof- en energie-efficiëntie en dus lagere emissies door capaciteitsverhoging in installaties die zodoende op wereldschaal niveau werden gebracht -bouw van milieuvriendelijke opwerkingsinstallaties van nevenstromen met gelijktijdige opwekking van energie -aanpak van het mobiliteitsprobleem door het reduceren van het aantal transporten middels aanleg van pijpleidingnetwerken en het organiseren van collectief personeelsvervoer De verwijzing naar het referentiejaar 1990 in de Kyoto-doelstelling bevat een dubbele paradox : Enerzijds heeft de Antwerpse chemie/petrochemie reeds voor 1990 verregaande maatregelen genomen om de energie-efficiëntie sterk te verhogen en de uitstoot van broeikasgassen bijgevolg te beperken. Op deze wijze wordt in het Antwerpse Havengebied jaarlijks een uitstoot van minstens 10 miljoen ton CO2 vermeden. Door de arbitraire keuze van 1990 als referentiejaar dreigt deze inspanning echter niet erkend te worden. Anderzijds werd na 1990 opnieuw sterk geïnvesteerd in het Antwerps Havengebied. Wegens een hoge aanwezigheid van basischemie, gebeurde dit zeer dikwijls in energie-intensieve installaties. Moderne, zeer energie-efficiënte 'world scale'-installaties werden gebouwd met in hun zog uiteraard de creatie van directe en indirecte werkgelegenheid. Een treffend voorbeeld hiervan is de bouw van een moderne ammoniakinstallatie bij BASF Antwerpen in 1992 waarbij tegelijk drie oude installaties in Duitsland en Nederland gesloten werden. Dit leidde tot een verhoging van de emissies in Antwerpen, maar globaal verminderde de uitstoot op Europees vlak. Vermits deze investering na het referentiejaar 1990 plaatsvond moet deze uitstoot nu in Vlaanderen worden gereduceerd, niettegenstaande het feit dat ze afkomstig is uit een hoog efficiënte installatie, terwijl Nederland en Duitsland “profiteren” van het feit dat er na 1990 een energie onvriendelijke installatie werd gesloten. Deze beide vaststellingen, namelijk verregaande inspanningen voor 1990 en een sterke groei na 1990 door investeringen in nieuwe hoog energie-efficiënte installaties, leiden onvermijdelijk tot de conclusie dat er weinig verder reductiepotentieel binnen de Antwerpse chemie/petrochemie aanwezig is. De Antwerpse chemie/petrochemie zal ook in de toekomst alle economisch haalbare en zinvolle investeringen uit voeren ten einde de energie-efficiëntie nog meer te optimaliseren. Zoals reeds aangegeven, kan dit nog leiden tot een weliswaar marginale bijdrage tot de geschetste problematiek. 6. Aanpak van de Kyoto-problematiek Vooreerst wordt het gebruik van de Kyoto-mechanismen door België/Vlaanderen en de gevolgen hiervan toegelicht. Vervolgens wordt toegelicht hoe en onder welke voorwaarden de energiebenchmarkingconvenant (EBC) hierin een rol kan spelen. Ten slotte zal blijken dat
4
de heronderhandeling van de verdeling van de Kyoto-doelstelling onontkoombaar is om een belangrijk verlies aan socio-economische welvaart in Vlaanderen/België te verhinderen. 6.1. Gebruik emissiehandel
Kyoto-mechanismen
door
België/Vlaanderen
en
EU-richtlijn
Het is duidelijk dat België / Vlaanderen bij de benadering van de Kyoto-problematiek verder moeten kijken dan enkel naar de industrie. Daar waar de broeikasgasuitstoot van de chemie/petrochemie overeenkomt met ca. 14 % van de totale Vlaamse uitstoot, liggen ook relevante aandelen bij andere sectoren zoals de verwarming van gebouwen (14 %), verkeer en vervoer (18 %) en de energieopwekking (18 %), waarbij de uitstoot van deze laatste sector enkel maar kan toenemen bij de uitfasering van de kernenergie (zie bijlage 3 voor een overzicht). Ook in deze sectoren dringt zich een aanpak op zoals de onder 6.2 beschreven EBC-benadering waarbij gegarandeerd wordt dat alle economisch haalbare maatregelen getroffen worden. Naast deze sectorale aanpak, kan ook een verstandige regionale aanpak, dit wil zeggen de verdeling van de inspanningen tussen Vlaanderen en Wallonië, tot een bijkomende optimalisatie leiden. De verwachtingen hieromtrent mogen echter ook niet te hoog gespannen staan, omdat Wallonië ten opzichte van het referentiejaar 1990 op hetzelfde niveau staat, Vlaanderen op + 12 %, zodat in ieder geval bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn. Het is evenwel essentieel te erkennen dat de reductiedoelstelling voor België als gevolg van de foutieve Belgische onderhandeling niet haalbaar is door interne reductiemaatregelen alleen. Dit betekent dat ons land en onze regio in belangrijke mate bijkomende emissierechten zullen moeten verwerven. De problematiek hierbij is dat de EU de inzet van de door het Kyoto-protocol geoorloofde instrumenten wenst te beperken en dat uiteraard de nodige financiering voor deze instrumenten vereist is. Deze financiering dient noodzakelijkerwijze via de belastingbetaler gerealiseerd te worden, wat enkel maar kan leiden tot een verarming van onze maatschappij. Indien België bijvoorbeeld via emissiehandel het tekort aan emissierechten zou compenseren, zoals ook in het regeerakkoord vooropgesteld wordt, leidt dit tot een geschatte jaarlijkse kost van ca. 500 miljoen € die enkel maar toeneemt bij verdere economische groei. De EU-richtlijn emissiehandel tussen ondernemingen die de EU zelfs onafhankelijk van de inwerkingtreding van het Kyoto-protocol heeft ingevoerd, zal evenzeer bijdragen tot het benadelen van de concurrentiepostie van de petrochemische en chemische industrie in de Antwerpse regio en een verdere distorsie van de concurrentie binnen de EU leiden. Het gevolg hiervan is duidelijk: de Belgische en Vlaamse ondernemingen worden gedreven naar delocalisatie van hun activiteiten en tewerkstelling in de richting van landen met een gunstiger ondernemingsklimaat zowel binnen als buiten Europa. 6.2. Energiebenchmarkingconvenant (EBC) voor de ondernemingen De Vlaamse Regering heeft einde 2002 de Energiebenchmarkingconvenant (EBC) goedgekeurd. Via benchmarken kunnen de ondernemingen op een objectieve wijze aantonen welke inspanningen ter verhoging van de energie-efficiëntie reeds geleverd werden en wat het eventuele potentieel aan verdere optimalisering van de energie-efficiëntie is. In de huidige vorm zijn er echter een aantal aanpassingen aan het EBC nodig waardoor de noodzakelijke rechtszekerheid kan worden gecreëerd. : -de Vlaamse Regering moet de garantie kunnen bieden en bijgevolg het aangepast wettelijk kader, dat de door haar voorgestelde allocatiemethode ook opgenomen zal worden in het Belgisch allocatieplan en vervolgens daadwerkelijk door de EU zal worden aanvaard.
5
-dit impliceert dat aan de deelnemende ondernemingen alle noodzakelijke emissiecertificaten kostenloos worden toegewezen, waarbij onmogelijk kan worden aanvaard dat de hieraan verbonden kosten rechtstreeks of onrechtstreeks opnieuw worden verhaald op de ondernemingen die hun verplichtingen nakomen. -Indien zou blijken dat de door de ondernemingen onder de convenant te nemen maatregelen in concreto economisch niet haalbaar zijn gelet op de draagkracht van de onderneming of een onderdeel ervan, dient de draagwijdte van het energieplan, op te stellen in het raam van de convenant, te kunnen worden aangepast. 6.3. Heronderhandelen Kyoto-reductiedoelstelling Uiteindelijk vormt de meest voor de hand liggende oplossing het heronderhandelen van de Kyoto-reductiedoelstelling. Met de inzichten waarover België en Vlaanderen nu beschikken, was de aanvaarding van deze doelstelling nooit gebeurd. De onderstaande tabel illustreert treffend de scheefgetrokken verdeling van de doelstelling binnen de EU.
België Frankrijk Duitsland
Aandeel CO2-uitstoot in EU (%) 3 14 24
Reductiekost (€/ton) 90 20 14
Aandeel CO2reductiekost in EU (%) 11 3 3
De reducties moeten bijgevolg daar genomen worden waar dit economisch het meest zinvol is gebaseerd op de meest kostenefficiënte maatregelen op wereldniveau. Het land per land vastleggen van doelstellingen miskent het essentiële kenmerk van het broeikaseffect: waar de uitstoot ontstaat speelt immers geen enkele rol, enkel hoeveel er op wereldschaal uitgestoten wordt is van belang. De producten die momenteel in Vlaanderen gemaakt worden zijn nodig. Er is vraag naar. Men kan zich dus gemakkelijk voorstellen dat indien de productie bij ons wordt terug geschroefd wegens de Kyoto norm, deze producten ergens anders ter wereld zullen worden geproduceerd. De uiteindelijke winst voor het milieu is dus nul of misschien zelfs negatief als niet dezelfde energie-efficiënte productiemethodes worden gebruikt. Net zoals van de industrie de nodige creativiteit gevraagd wordt, verwacht men ook van de overheid de nodige creativiteit om de doelstellingen op de juiste wijze vast te leggen. Het zal van politieke moed getuigen om deze discussie te openen. Andere landen in de EU die in de Belgische situatie verzeild dreigen te geraken, zoals Nederland, Italië en Spanje, zullen hierop zeker inspelen. Spanje heeft onlangs zelfs publiek verklaard uit haar reductieverplichting te willen stappen. De toetreding van de nieuwe EU-lidstaten kan hierbij als aanleiding voor het openen van de discussies aangegrepen worden. 7. Samenvatting Het Kyoto-protocol (wetgevend kader en instrumentarium) vormt een grote extra bedreiging voor de (Antwerpse) chemie/petrochemie en tewerkstelling: de competitiviteit komt verder in het gedrang en het risico op delocalisatie neemt toe, zonder vermindering van emissies op wereld vlak. We stellen volgend actie plan voor opdat de industrie haar competitiviteit behoudt, terwijl de oorspronkelijke doelstelling van Kyoto wordt gehandhaafd. - heronderhandelen van de Belgische verplichting in het kader van Kyoto-protocol - onderhandelen van een faire en economisch verantwoorde verdeling van de verplichting tussen de 3 gewesten
6
- inspanning op een kost verantwoorde manier verdelen over de verschillende (trading en non trading) sectoren - ervoor zorgen dat de industrie haar competitiviteit behoudt door kostenloze allocatie van voldoende emissie rechten De Energiebenchmarkingconvenant (EBC) kan tot dat laatste een mogelijke oplossing zijn op voorwaarde dat: - er geen oneconomische maatregelen worden opgelegd - er geen bijkomende lasten worden opgelegd - er voldoende emissierechten kostenloos worden toegewezen, indien aan de objectieven wordt beantwoord - dat de toepasbaarheid ervan binnen een Belgisch Nationaal Allocatie Plan door de EU instanties bevestigd wordt
7
Bijlage 1 overzicht energielasten
Toeslagen Elektriciteit 14,0
12,0
[ € / MWh ]
10,0
? Heffing t.v.v. gemeentes Kyoto Fonds Fonds t.v.v. NIRAS Bijdrage meerkost WKK Bijdrage meerkost Groen Heffing CREG Heffing Sociaal Fonds
8,0
6,0
4,0
2,0
0,0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
8
Bijlage 2
Wie moet hoeveel reduceren ? Land stand 2000 Europese Unie - 4,0 % België + 7,0 % Duitsland - 18,7 % Frankrijk - 0,2 % Verenigd Koninkrijk - 14,0 % Nederland + 6,1 % Italië + 4,4 % Spanje + 23,2 % Portugal + 22,4 % Griekenland + 16,9 % VS Japan Rusland
doelstelling - 8,0 % - 7,5 % - 21,0 % 0 % - 12,5 % - 6,0 % - 6,6 % + 15,0 % + 27,0 % + 25,0 % - 7,0 % - 6,0 % 0 %
9
verschil - 4,0 % - 14,5 % - 2,3 % + 0,2 % + 1,5 % - 12,1 % - 11,0 % - 8,2 % + 4,6 % + 8,1 %
Bijlage 3
Broeikasgasuitstoot per sector in Vlaanderen • Industrie
• • • • •
39 %
– waarvan chemie en petrochemie Energie-opwekking Verwarming gebouwen Verkeer en vervoer Landbouw Storten afval
10
14 % 18 % 14 % 18 % 9% 2%
32%