Pestprotocol kanjertraining kbs ‘de Toermalijn’ 2015-2016 1. Inleiding De Toermalijn wil de leerlingen een veilig pedagogisch klimaat bieden, een omgeving waarin de kinderen zich op een prettige en positieve wijze kunnen ontwikkelen. De leerkrachten dragen bij aan deze ontwikkeling door het scheppen van een veilig klimaat in en om de school en door het scheppen van een prettige werksfeer in de klas. Op de Toermalijn proberen we dit veilige pedagogische klimaat te bereiken door drie basisregels centraal te stellen: Ben goed voor jezelf; Ben goed voor de ander; Ben goed voor je omgeving. Het centrale begrip hierbij is dat de leerlingen vanuit respect met elkaar omgaan. Dat gaat niet zo maar. Ouders en leerkrachten moeten het de kinderen leren. Dit is een deel van hun vorming en de school speelt een belangrijke rol bij die vorming. Nu kan het op school voorkomen, dat een kind in de groep systematisch wordt gepest. De regels van de leerkracht staan dan niet meer garant voor de sociale (en in sommige gevallen fysieke) veiligheid van het kind. Het is dan van belang dat we met elkaar onder ogen zien, dat er sprake is van een probleem in deze groep. In een klimaat waarin pesten niet wordt gesignaleerd, of erger, wordt gedoogd, komt de veiligheid van het kind in het geding. Dit betekent dat wij op school pesten als ongewenst gedrag beschouwen en dat we met elkaar alles in het werk stellen om pestgedrag te voorkomen en aan te pakken. 1.1.
Plagen en pesten, wat is het verschil?
Wanneer is er nu precies sprake van plagen en wanneer van pesten? We hebben de verschillen in een schema gezet. Plagen Gaat uit van gelijkwaardigheid Wisselende ‘slachtoffers’ Ironisch, meer ‘speels’ van karakter
Pesten Gaat uit van machtsoverwicht Vaak steeds hetzelfde ‘slachtoffer’ Sarcastisch en kwetsend 1
Komt af en toe voor Geen uitsluiting van het kind Weinig bedreigend voor het kind Het kind kan adequaat reageren
Vindt voortdurend en frequent plaats Vaak wel uitsluiting van het slachtoffer Zeer bedreigend voor het kind Het kind kan zich niet meer verdedigen
We spreken van plagen wanneer kinderen vanuit een positie van gelijkwaardigheid elkaar prikkelen en uitdagen. Het vertoonde gedrag vertoont een uitnodigend karakter om er op te reageren; iets terug te doen vanuit een veilige sfeer. Bij pesten gaat het om iets anders. Het slachtoffer voelt zich dan in bijna alle gevallen diep ongelukkig. Hij/zij wordt regelmatig geconfronteerd met vervelend en/of agressief gedrag en kan worden buitengesloten van de sociale groep. 1.2.
Definitie
Op basis van het boven gestelde kunnen we tot de volgende definitie van pesten komen: ‘ Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een leerling of een groep leerlingen van één of meer klasgenoten die niet meer in staat zijn zichzelf te verdedigen’. 1.3.
Doel van het pestprotocol
Dit pestprotocol is opgesteld met als doel, om alle betrokkenen bij de school handvatten te geven om goed te kunnen reageren op situaties van pestgedrag. Dit pestprotocol sluit aan op de kanjertraining die op onze school wordt gegeven. Om de doelstelling te verwezenlijken kiezen we voor een ‘tweesporenbeleid’. a)
Preventief
Om pestgedrag te voorkomen werken we op school met de kanjertraining. Dit programma leert de kinderen gedrag van zichzelf te leren kennen en onwenselijk gedrag te leren ombuigen. Tevens leert het kind andere kinderen aan te spreken op ongewenst gedrag. In de groepen 1 t/m 8 staat ‘kanjertraining’ op het rooster. Ook het leerlingvolgsysteem ‘sociaal-emotionele ontwikkeling’ van de school, Kanvas, is gebaseerd op de kanjertraining. Vanaf groep 3 t/m 8 wordt twee keer per jaar (november en juni) de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen in kaart 2
gebracht d.m.v. een vragenlijst voor de leerkrachten. Vanaf groep 5 vullen ook de leerlingen een vragenlijst in over hoe zij hun welbevinden ervaren. De uitkomsten van de vragenlijst worden op teamniveau besproken en bij de groepsbesprekingen met de I.B. ers. Bij opvallende uitkomsten wordt door de leerkracht en/of door de I.B. er ook een gesprek met de leerling gevoerd. b) Curatief Het is van groot belang, dat er op onze school een vaste aanpak wordt gehanteerd die een eind probeert te maken aan pestgedrag. Daarnaast geeft zo’n vaste aanpak duidelijkheid voor zowel leerlingen, leerkrachten en ouders. De aanpak bestaat uit verschillende stappen: Er wordt met het kind (enkele malen) gesproken. Het krijgt dan de mogelijkheid om inzicht te krijgen in haar/zijn gedrag dit te verbeteren; Het kind wordt enkele malen gewaarschuwd en dringend verzocht het gedrag te veranderen; Wanneer het kind in het negatieve gedrag blijft steken worden er sancties opgelegd. Deze sancties worden doorgenomen met het kind en de ouders; Verbetert het gedrag van het kind niet worden de ouders op school uitgenodigd voor een gesprek samen met hun kind. In dit gesprek wordt het een en ander uitgelegd en wordt de ouders om ondersteuning gevraagd; Mocht dit alles geen verbetering in het gedrag van de ‘pester’ opleveren, dan volgt er een gesprek tussen de ouders en de directie van de school. In dit gesprek komt het overplaatsings-, schorsings- en verwijderingsbeleid aan de orde; Mocht dit alles niets opleveren, dan wordt er een keuze gemaakt voor tijdelijke overplaatsing, schorsing of verwijdering van het kind. Dit vindt plaats op basis van een vaste procedure, zoals beschreven in de Skoba map ‘Regelingen’ onder het hoofdstuk ‘Toelating en verwijdering’. 1.4.
Voorbeelden van pestgedrag
Pestgedrag kan verschillende vormen aannemen. a)
Verbaal pestgedrag 3
We denken dan aan schelden, vernederen, bedreigen, belachelijk maken, uitlachen op lichaamskenmerken of kleding etc. b) Fysiek pestgedrag Dit kan bestaan uit slaan, duwen, trekken, schoppen, bijten etc. c)
Intimiderend pestgedrag We spreken van intimideren wanneer een kind wordt klemgezet, opgewacht, gedwongen iets te doen wat het niet wil doen, iets moet afgeven of betalen etc.
d) Isoleren c.q. uitsluiten Het kind mag geen deel meer uitmaken van de sociale groep. Ze/hij wordt uitgesloten, genegeerd, er wordt niet meer tegen het kind gesproken etc. e) Stelen en/of vernielen van bezittingen Hier zijn heel veel voorbeelden van te noemen. f) Digitaal pesten Dit is een vrij nieuwe vorm van pestgedrag die voor veel kinderen erg bedreigend is. We spreken dan van ‘online pesten’. Kinderen pesten elkaar m.b.v. allerlei vormen van sociale media. Voor leerkrachten is het lastig te bestrijden, omdat ze weinig tot geen zich hebben op het (huis)computergedrag van hun leerlingen. Ze worden vaak alleen geconfronteerd met de gevolgen na afloop. Daarom is het van groot belang vormen van digitaal pesten in een zo vroeg mogelijk stadium in samenwerking met de ouders aan te pakken.
1.5. De betrokkenen We weten dat pesten op allerlei plaatsen voorkomt. Op scholen hebben we echter vooral te maken met het pesten van kinderen door kinderen. Als een kind gepest wordt, heb je te maken met: 4
a)
De gepeste
Sommige kinderen hebben een grotere kans om gepest te worden dan anderen. Dit kan te maken hebben met uiterlijke kenmerken, met vertoond gedrag, met sociale positie etc. Veel kinderen die gepest worden hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat daadwerkelijk actie te ondernemen tegen de pestkoppen. Daarnaast stralen ze hun onmacht ook uit en de pester maakt hier gebruik van. Vaak zijn kinderen die gepest worden angstig en onzeker. Ze hebben een negatief zelfbeeld hetgeen door pesten wordt versterkt. Zo raken ze in een vicieuze cirkel waar ze zonder hulp niet meer uitkomen. b) De pester(s) Dit zijn vaak de mentaal of fysiek sterke kinderen in een groep. Zij kunnen het zich permitteren minder empathisch gedrag te vertonen. Pesters lijken in eerste instantie vaak populair te zijn, maar dwingen hun populariteit veelvuldig af op een negatieve manier. Potentiële pesters hebben vaak feilloos in de gaten welke kinderen gemakkelijk aan te pakken zijn. De zwijgende meerderheid krijgt vaak non verbaal een keuze opgelegd: ‘Je doet mee of niet’. Ook pesters hebben op termijn last van hun pestgedrag. Door hun verkeerde en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om vriendjes voor lange termijn te maken en een vriendschap op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan macht. c)
De omstanders (‘benzine gevers’) en de ‘zwijgers’
De meeste kinderen zijn niet direct betrokken bij het pesten. Veel kinderen blijven op afstand en anderen pesten af en toe eens mee. Dit zijn de kinderen die de pester ‘benzine’ geven. Een van de kenmerken van deze ‘meelopers’ is de angst om zelf gepest te worden. Natuurlijk kan het ook zo zijn dat de meelopers het stoer vinden om mee te doen aan de pesterijen. Het is ook van belang dat de groep van ‘meelopers’ wordt aangepakt. Immers de pester heeft dan weinig of geen toeschouwers meer. Hij of zij krijgt geen bevestiging meer voor het pestgedrag. Het kan zelfs zo zijn dat kinderen ‘kanjergedrag’ gaan vertonen en de pester op zijn of haar gedrag aanspreken. 5
Hierdoor wordt pesten minder vanzelfsprekend en neemt het gevoel van sociale veiligheid in de groep toe. d) De ouders. Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van kinderen die gepest worden en die dit probleem met de leerkracht (of I.B. of directie) willen bespreken zijn vaak emotioneel bij het probleem betrokken. Ze zien hun kind met de week ongelukkiger en onzekerder worden en willen dat het pestgedrag onmiddellijk stopt. Ouders van kinderen die niet direct bij het pestgedrag betrokken zijn kunnen wat meer afstand nemen. Daardoor zijn ze vaak beter in staat om aan hun kind duidelijk te maken dat er iets aan het pesten gedaan moet worden. Pesten is een groepsprobleem, waarbij alle bovengenoemde actoren betrokken raken. Daarom moet aan alle betrokkenen hulp gegeven worden. 2. Te verwachten problemen bij de aanpak van pesten 2.1.
Het gepeste kind
Het gepeste kind schaamt zich vaak. Het voldoet niet aan de normen die de ouders graag in hun kinderen terugzien. Veel gepeste kinderen worden steeds stiller en vereenzamen. Wordt het pesten bespreekbaar gemaakt, dan kan de angst nog toenemen. Immers als vergelding kan de mate van pesten toenemen. 2.2.
De pester
De pester ziet zich in zijn macht bedreigd. Toch kan een duidelijke aanpak ook bij de pester positief werken. Immers er wordt aandacht besteed aan hun onmacht om op een ‘normale’ manier met andere kinderen een relatie op te bouwen. 2.3.
De directe omgeving
Het is belangrijk te weten dat er veel kinderen in de omgeving een vervelend gevoel ontwikkelen omdat ze niet voor de gepeste op durven te komen. Ook melden ze het vaak niet aan de leerkracht, omdat ze bij dit ‘klikken’ angst hebben voor de gevolgen. Daarnaast is er ook een groep die het pestgedrag
6
helemaal niet signaleert of ook nauwelijks compassie voelt met de gepeste. Immers ‘ze/hij vraagt er toch zelf om’. 2.4.
De ouders
Ouders vinden het vaak erg vervelend als bekend wordt dat hun kind een pester en/of meeloper is. Ze hebben ook niet altijd de juiste informatie. Ze zien hun kind thuis niet als pester, dus waarom op school wel. Daarnaast zijn er ook ouders die het pestgedrag van hun kind bagatelliseren. Zij zien pesten als een vorm van ‘voor jezelf opkomen’ of als een onschuldige ‘kwajongensstreek’. Behalve de pester moeten ook ouders vaak doordrongen raken van het ongewenste karakter en nare gevolgen op lange termijn van pestgedrag. 2.5.
De leerkracht
Voor leerkrachten is het belangrijk dat ze het pestgedrag tijdig (kunnen) signaleren en m.b.v. een duidelijke aanpak in de klas stelling kunnen (durven) nemen tegen pestgedrag.
3. Uitgangspunten bij ons pestprotocol Als pestgedrag plaatsvindt, ervaren we dat als een probleem op onze school. Zowel voor de gepeste leerling, de pester, de groep leerlingen er om heen, de leerkrachten en de ouders. De school heeft de verplichting zich in te spannen om pestgedrag te voorkomen en aan te pakken en te zorgen voor een veilig sociaal klimaat waarbij pesten als ongewenst gedrag wordt ervaren en niet wordt geaccepteerd. De verantwoordelijkheid voor de aanpak ligt bij de groepsleerkracht. Leerkrachten en/of andere betrokkenen moeten tijdig alert zijn op pestgedrag in algemene zin en kiezen voor een effectieve aanpak. Dit pestprotocol kan daarbij van ondersteunende en richtinggevende betekenis zijn. Alle kinderen moeten zich op school veilig kunnen voelen, zodat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. Door regels en afspraken zichtbaar te maken,
7
kunnen en mogen kinderen en volwassenen, als er zich ongewenste situaties voordoen, elkaar aanspreken op deze regels. Als je wordt gepest, of als je ruzie hebt met een ander, dan mag je hulp vragen als de leerkracht. Dit wordt absoluut niet gezien als klikken.
4. Het pestprotocol van ‘de Toermalijn’ 4.1. Wat is de inhoud van het pestprotocol? De regel waar wij als school voor staan wat pesten betreft luidt als volgt:
‘ Pesten is niet toelaatbaar en wordt bij ons op school niet geaccepteerd. Wij zijn goed voor onszelf, goed voor de ander en goed voor de omgeving’. De leerkracht neemt de volgende preventieve maatregelen om pestgedrag te voorkomen: a) Aan het begin van het schooljaar worden met de leerlingen de afspraken en regels in de klas besproken. Als de situatie hier aanleiding toe geeft, kunnen die regels natuurlijk ook op andere momenten worden besproken. Ook tijdens de info-avond voor de ouders komen de afspraken en spelregels in de klas aan de orde. b) In elke groep is op het lesrooster terug te vinden op welk moment er tijd is vrij gemaakt om preventief d.m.v. de kanjertraining structureel aandacht te besteden een plagen, pesten en andere vormen van ongewenst gedrag. Natuurlijk moeten ook in het dagelijks handelen van de leerkracht de uitgangspunten van de kanjertraining doorklinken. c) Als er aanleiding toe is, wordt er in een klassikaal gesprek aandacht besteed aan (eventueel) pestgedrag. De leerkracht laat daarmee zien dat hij/zij pestgedrag serieus neemt en voortdurend werkt aan een positieve sfeer in de groep. d) Bij pesten is een goede samenwerking met de ouders belangrijk. Het is niet de bedoeling dat ouders naar school komen om eigenhandig het pestprobleem voor hun kind op te lossen. Wanneer pesten wordt gesignaleerd, nemen leerkrachten, I.B. -ers en de directie hun. 8
verantwoordelijkheid en voeren (indien nodig) overleg met de betrokken ouders. e) Indien er systematisch pestgedrag wordt gesignaleerd wordt de volgende procedure gevolgd: De leerkracht, IB-er, directie dragen de verantwoordelijkheid iedere leerling in alle gevallen te wijzen op pestgedrag. Het pestgedrag wordt (indien aan de orde) gemeld bij de groepsleerkracht of andere betrokken leerkrachten. In iedere groep wordt in deze situatie extra aandacht besteed aan ‘het omgaan met elkaar en het voorkomen van pestgedrag’. Indien er sprake is van incidenteel pestgedrag wordt dit besproken in de groep door de groepsleerkracht. Dit gesprek staat niet op zichzelf, maar dient regelmatig te worden herhaald om controle te houden over het pestgedrag. Deze gesprekken worden in hoofdlijnen vastgelegd in Esis. Indien er sprake is van herhaald pestgedrag worden de ouders van de pester, samen met de pester door de leerkracht gevraagd voor een gesprek. Doel van dit gesprek is om de aanpak onder de aandacht te brengen en de afspraken vast te leggen. Van deze verslaglegging krijgen de ouders en de I.B.-er een kopie. In het verslag wordt ook een afspraak opgenomen voor een nieuw (evaluatief) gesprek. Indien er meerdere leerlingen betrokken zijn bij het pestgedrag kunnen de andere ouders ook op de hoogte worden gebracht. Dit wordt per situatie door de leerkracht bekeken en ingeschat. In een aantal gevallen dient het team en de directie op de hoogte te worden gebracht van het pestgedrag in de groep of in de school. Dit is ter beoordeling van de leerkracht. Indien deze situatie zich voordoet overhandigt de leerkracht de directeur haar/zijn notities van hetgeen er rondom het pestgedrag is gebeurd en welke aanpak is gevolgd. Uiteindelijk kunnen de directeur en/of de I.B.-er een gesprek met de ouders en de pester aangaan. In dit gesprek wordt een verdere aanpak besproken en worden afspraken gemaakt. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, waarvan de ouders een kopie ontvangen. Mogelijkheden zijn: - de leerling bespreken in het ondersteuningsteam; - permanent ambulante begeleiding inschakelen; - hulp zoeken bij de crisisopvang (de Loep), - bijzondere maatregelen (schorsing of verwijdering).
9
4.2. De belangrijkste (gedrags)regels van het pestprotocol De belangrijkste regel van het pesten luidt:
‘Word je gepest, praat er dan thuis en op school over. Houd het niet geheim’.’ De andere belangrijke gedragsregels m.b.t. pestgedrag zijn: Je beoordeelt andere kinderen niet op hun uiterlijk; Je sluit een ander kind niet buiten van activiteiten; Je komt niet zonder toestemming aan de spullen van een ander kind; Je scheldt een ander kind niet uit; Je geeft een ander kind geen bijnamen; Je lacht een ander kind niet uit; Je roddelt niet over andere kinderen; Je bedreigt elkaar niet en doet elkaar geen pijn; Je accepteert een ander kind zoals zij/hij is; Je bemoeit je niet met ruzies door zo maar partij te kiezen; Je probeert een ruzie eerst zelf op te lossen. Lukt dat niet dan vraag je hulp bij de leerkracht of andere volwassenen; Je meldt altijd bij de leerkracht , I.B. of directeur als je zelf gepest wordt of als je merkt dat anderen gepest worden.
4.3. Op weg naar een veilige school; de betrokkenen Hulp aan het gepeste kind is van groot belang. Naast het voorkomen van nieuw pestgedrag, moet er ook aandacht besteed worden aan de verwerking van het eerdere pestgedrag. Dit kan gebeuren door: gesprekken (leerkracht, kind); - schriftelijke verwerking door het kind (verwerkingsschriftje); Hulp aan de pester is ook belangrijk. Zij zijn vaak niet bij machte om op een ‘normale’ manier met andere kinderen om te gaan en hebben daar hulp bij nodig. Die hulp kan bestaan uit: - een gesprek rondom het gewenst gedrag (kanjeraanpak); - een aantal vervolggesprekken (evaluatief). Hulp aan de ‘benzine gevers’ bestaat vooral daaruit dat zij door de kanjerlessen aandacht krijgen voor en reflecteren op hun eigen rol in het 10
gedrag van de pester. Immers zij zorgen voor het publiek waar de pester voor ‘optreedt’. Haal je het publiek weg, dan vindt het gedrag van de pester plaats in een ‘lege zaal’. Dit betekent dat de pester nauwelijks nog bevestiging krijgt voor haar/zijn pestgedrag; Hulp aan de ouders bestaat hierin dat de school aan de ouders kenbaar maakt dat het pesten serieus wordt aangepakt; dat er aandacht en zorg voor is en dat het beleid m.b.t. pesten consistent is. Vandaar ook het protocol; Hulp voor de (groeps)leerkracht bestaat hierin dat we systematisch pesten zien als een probleem van de hele school. Bij de aanpak van dit pestgedrag, dat vaak weerbarstig is helpen en ondersteunen we elkaar. We wisselen expertise uit en geven tijd en aandacht aan elkaar. 4.3.1.
Aanpak van ruzies en pestgedrag in vier stappen
Stap 1 Er eerst zelf uit proberen te komen. Immers tijdens de kanjertraining leer je ook hoe je op een goede manier ruzies kunt voorkomen en oplossen. Stap 2 Op het moment dat je er zelf niet meer uit komt mag je hulp vragen aan de leerkracht of een andere volwassenen. Stap 3 De leerkracht en/of de andere volwassenen brengt de partijen bij elkaar om het een en ander in een gesprek te verhelderen en probeert samen (onderhandelend) een oplossing te vinden vanuit het principe ‘ik blij, jij blij’. De oplossing leggen we vast in een afspraak of afspraken. Stap 4 Bij herhaaldelijk pestgedrag neemt de leerkracht duidelijk stelling. Pestgedrag is bij ons op school onacceptabel. Er volgen dan ook maatregelen die variëren van een bestraffende waarschuwing tot strafmaatregelen. Bij voortgaand pestgedrag worden de ouders ingeschakeld en in een later stadium de directie. Uiteindelijk (in het extreme stadium) kan gekozen worden voor ‘bijzondere maatregelen’ ( schorsing, verwijdering). 4.3.2.
Begeleiding van het gepeste kind
11
De begeleiding van het gepeste kind kan o.a. bestaan uit: Medeleven tonen; Het kind serieus nemen; Het kind laten zien, ervaren hoe je het best op pestgedrag kunt reageren; Observeren wat het kind doet voor en/of na het pestmoment; De sterke kanten van het kind benadrukken; Het negatieve zelfbeeld van het kind bestrijden; Het kind positief feedback geven bij gedrag dat werkt; Praten met de ouders van het gepeste kind; Het gepeste kind niet over-beschermen en voortdurend in de slachtofferrol laten. 4.3.3.
Begeleiding van de pester
Zoeken naar de redenen waarom het kind andere kinderen pest (de baas willen zijn, jaloezie, verveling, problemen thuis, zich buitengesloten voelen etc.); Het kind laten ervaren wat de gevolgen zijn van haar/zijn pestgedrag; Het kind laten zien welke ‘sterke’ kanten de gepeste heeft; Hulp inschakelen in de zin van SoVa-training; Het kind nogmaals goed wijzen op de afspraken en de regels in school; Een gesprek aangaan met de ouders en het kind dat pest; De pester leren niet meteen primair of kwaad te reageren, maar te reageren als de tijger (kanjertraining). 4.3.4.
Consequenties
Pestgedrag kan bij de pester uiteindelijk leiden tot een aantal consequenties. Deze consequenties kunnen de vorm aannemen van een straf. Hierin volgen we altijd een bepaalde opbouw.
Fase 1 Een of meerdere pauzes binnenblijven; Een bepaalde tijd nablijven; Een schriftelijke opdracht, zoals een reflectieve stelopdracht over zijn/haar rol in het pestprobleem; 12
Een bewustwordingsgesprek met de leerkracht; Afspraken maken met de pester en zijn/haar ouders en deze afspraken iedere week evalueren. Fase 2 Bij aanhoudend pestgedrag de I.B.-er en/of de directie inschakelen; Indien nodig, deskundige hulp inschakelen; Indien nodig, plaatsing in een andere groep; Indien nodig kiezen voor een andere school; Indien nodig kiezen voor crisisopvang in relatie met het samenwerkingsverband (de Loep). Fase 3 In extreme gevallen kan er gekozen worden voor tijdelijke schorsing en of verwijdering. De procedures hieromtrent staan beschreven in de map ‘Regelingen’ van Skoba. Deze map staat ter inzage op de beide locaties (docentenkamer). 4.4. Adviezen voor ouders 4.4.1.
Adviezen aan ouders van meelopers en zwijgende middengroep
Neem het probleem waarmee u wordt geconfronteerd serieus; Neem de ouders van het gepeste kind serieus; Ga na wat uw kind (bijvoorbeeld op de computer) doet; Praat met uw kind over de situatie op school en neem daarbij stelling voor de gepeste; 4.4.2.
Adviezen aan ouders van kinderen die pesten
Raak niet in paniek; elk kind loopt kans pester te worden; Probeer achter de mogelijke oorzaak van het pesten te komen; Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet; Neem contact op met de leerkracht en vraag door; Lees informatie over pesten en de aanpak m.b.t. pesten; Laat uw kind (indien nodig) deelnemen aan een sociale vaardigheidstraining. 4.4.3.
Adviezen aan ouders van gepeste kinderen 13
Neem het probleem serieus; Pesten op school kunt u het beste meteen met de leerkracht bespreken; Als blijkt dat uw kind al lange tijd wordt gepest, vraag dit een iets uitgebreidere aanpak. Vraag informatie op en zorg voor goede contacten met de leerkracht van uw kind; Onderneem acties om uw kind zijn/haar zelfvertrouwen terug te krijgen; Stimuleer uw kind weerbaar(der) te worden (sova training); Zorg er voor dat uw kind u altijd blijft vertrouwen; Blijf in gesprek met uw kind; Laat uw kind tekenen en/of opschrijven wat het heeft meegemaakt.
5. De kanjertraining 5.1. Inleiding Op de Toermalijn vinden we de sociale veiligheid erg belangrijk. Als het welbevinden van een kind niet goed is, zal het kind in zijn/haar ontwikkeling ook onvoldoende ‘gedijen’. Alle leerkrachten, maar ook alle ouders (die we zien als onze partners!) moeten willen bijdragen aan dit positieve en veilige klimaat. De vraag hoe wij kijken naar kinderen en de wijze waarop we met kinderen omgaan, staat beschreven in onze visie en missie.
(Meerjarenbeleidsplan 2014-2018). We proberen kinderen dus inzicht te geven in hun gedrag en proberen tegelijk voorbeelden van ‘Good Practice’ aan te dragen. We doen dit met het instrument ‘kanjertraining’. De afgelopen drie jaar hebben vrijwel alle collega’s de opleiding ‘kanjertrainer’ met een diploma afgerond. Dit betekent dat wij ons vanaf 1 januari 2014 ‘kanjerschool’ mogen noemen. Enkele aspecten van de kanjertraining zijn: We werken aan een positief zelfbeeld bij ieder kind; We proberen de kinderen inzicht te geven in de rollen die ze in een groep kunnen spelen; We proberen de kinderen inzicht te geven in wat positief denken over een ander inhoudt; We geven de kinderen voorbeelden van ‘kanjergedrag’. 14
5.2. De vier typen van de kanjertraining De kanjertraining werkt aan de hand van vier gedragstypes, die door middel van een pet zichtbaar worden gemaakt. Ieder type heeft gedragskenmerken. Door de kinderen in contact te brengen met het gedrag van deze vier types krijgen ze inzicht in hun eigen gedrag en in het gedrag van anderen a)
Het type konijn
Het konijn is bang en teruggetrokken. Hij/zij vindt zichzelf waardeloos en vindt dat anderen alles beter en mooier kunnen. Het konijn vindt zichzelf zielig, komt niet voor zichzelf op en komt ook niet voor andere op. Konijntjes gaan met een grote boog om alle problemen heen. Ik houd me wel stil, dan heb ik zo min mogelijk last. (Gele pet) b) Het type pestvogel De pestvogel vindt zichzelf enorm goed. Gelijker tijd vindt hij/zij de anderen waardeloos. Hij/zij laat zijn/haar superioriteit aan iedereen voelen. Hij/zij maakt haar/eigen regels en laat zich niets aan anderen gelegen liggen. De pestvogel heeft geen respect voor anderen en voelt ook geen empathie. Hij/zij is voortdurend op zoek naar conflicten, zodat hij/zij zijn/haar macht kan tonen (zwarte pet). c)
Type aap
De aap is de uitslover en meeloper. De aap wil er zo graag bij horen, maar vindt zichzelf en ook anderen waardeloos. De aap is onzeker, maar probeert dit te verbergen door ‘de clown’ uit te hangen ten koste van anderen. De aap heeft grote bewondering voor de stoere pestvogel en is graag bij hem/haar in de buurt. De aap geeft volop ‘benzine’ aan de pestvogel. De aap is het publiek in het theater van de pestvolgel (rode pet). d) De tijger De tijger wordt ook wel de ’kanjer’ genoemd. De tijger denkt positief over zichzelf, maar ook over de anderen. De tijger is tevreden. Hij/zij weet wanneer het tijd is om in de bres te springen, maar ook wanneer het tijd is om weg te lopen. Angst, agressie en humor zijn bij de tijger in balans. De 15
tijger lost problemen op door onderhandeling; brengt harmonie vanuit het principe ‘ik blij, jij blij’.
5.3. Afspraken die bij de kanjertraining horen We vertrouwen elkaar; We helpen elkaar Niemand speelt de baas; We lachen elkaar niet uit; Niemand is zielig. 5.4. Waar gaat het bij de kanjertraining om? Dat we de kinderen met eenvoudige en heldere regels helpen en houvast bieden; Dat we de kinderen handvatten aanreiken om beter om te kunnen gaan met allerlei sociale situaties; Dat we uitgaan van een positieve levensvisie en proberen kansen te zien in plaats van bedreigingen; Dat we de leerlingen leren een positief zelfbeeld te ontwikkelen. 5.5.
Wat zijn de doelen van de kanjertraining?
De leerkracht wordt gerespecteerd; Pestproblemen worden hanteerbaar opgelost; Leerlingen durven zichzelf te zijn; Leerlingen voelen zich veilig op school; Leerlingen voelen zich bij elkaar betrokken; Leerlingen kunnen hun gevoelens onder woorden brengen; Leerlingen krijgen meer zelfvertrouwen.
16