personenstelsel. De verkiesbare personen hebben dus geen achterban nodig; ze zitten op persoonlijke titel in het bestuur.
Figuren 7.12 en 7.13 Zetelverdeling algemeen en dagelijks bestuur 23 waterschappen
Ingezetenen
Ingezetenen
•
Gebouwd
•
Gebouwd
•
Ongebouwd
•
Ongebouwd
•
Glasgebouwd
Bedrijfsgebouwd a Anders
Bedrijfsgebouwd
Ongebouwd natuurbeheerders •
Anders
Hoewel de waterschapsverkiezingen dus geen gebruik maken van een lijstenstelsel, hebben de natuur- en landbouworganisaties wel de kandidatuur van bepaalde personen ondersteund om op die manier hun belang in de categorie 'ingezetenen' te versterken. Met name de landbouworganisaties en de 'groenen' hebben zich op dit punt sterk gemaakt met wisselend succes. Uit figuur 7.14 blijkt bijvoorbeeld dat het aantal groenen varieert van 9 tot 23%. Ook uit landelijke overzichten van de Stichting Natuur en Milieu blijkt het aantal groene zetels in de waterschapsbesturen rond de 15% te schommelen. Het aantal zetels voor de landbouw varieert van 25 tot 47%. Hoewel sinds 1991 de samenstelling van de besturen sterk is veranderd, blijft de landbouw nog steeds sterk vertegenwoordigd. Opvallend is ook de intrede van vrouwen in waterschapsbesturen, die tot voor kort echte mannenbolwerken waren.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
145
Figuur 7.14 Vrouwen, groenen en boeren in waterschaps-
Kenmerken zetelverdeling nieuw gekozen waterschapsbesturen 1999 Waterschap
Zetels
Alblasserwaard 35 De Brielse Dijkring 35 42 Delfland 30 Goeree-Overflakkee Groot-Haarlemmermeer 24 De Groote Waard 30 Hollandse Eilanden en Waarden 35 De Oude Rijnstromen 32 Rijnland 36 Schieland 39 24 Wilck en Wiericke IJsselmonde 30 Totaal 392
Vrouwen
%
"Groenen"*
%
WLTO* *
%
3 6 8 3 3 4
9% 17% 19% 10% 13% 13%
3 4 6 4 4 7
9% 11% 14% 13% 17% 23%
12 12 15 13 7 13
34% 34% 36% 43% 29% 43%
5 5 10 10 5 4 66
14% 16% 28% 26% 21% 13% 17%
7 6 8 5 4 4 62
20% 19% 22% 13% 17% 13% 16%
2 15 9 11 8 9 126
6% 47% 25% 28% 33% 30% 32%
* ondersteuning kandidatuur door provinciale natuur- en milieuorganisaties * * ondersteuning kandidatuur door Westelijke Land en Tuinbouworganisatie
Waterschapsverkiezingen: op weg naar een lijstenstelsel?
De opkomstpercentages bij de waterschapsverkiezingen zijn betrekkelijk laag. Voor de categorie 'ongebouwd' liggen de percentages nog rond de 50%, omdat de landbouw zich nog altijd nauw betrokken voelt bij het waterschap. De opkomst bij de categorie 'ingezetenen' en bij gebouwd is echter beduidend lager; rond de 25%. Dat komt niet zozeer door de geringe bekendheid met het werk van het waterschap als wel door de onbekendheid van de kandidaten. Vergelijken we de opkomstpercentages van 1999 met die van 1995, dan is er sprake van een hogere opkomst, die gedeeltelijk verklaard kan worden uit het gebruik van nieuwe stemmethoden (stemmen per post of telefoon). Omdat het verkiezingsstelsel zo ingewikkeld is en de opkomst zo laag, is een discussie gestart over de bestuurssamenstelling en de verkiezingen. Vanwege de verbreding van de taken van het waterschap, de schaalvergroting en de veranderende samenstelling van het waterschapsbestuur, raakt de discussie over de verkiezingen en de samenstelling van het bestuur ook aan de relatie met provincie en gemeente. De waterschappen neigen naar een lijstenstelsel voor de categorie 'ingezetenen'. Voorde landbouw, natuurterreinbeherende organisaties en bedrijven zouden vaste zetels gereserveerd blijven. Of deze voorstellen het in precies deze vorm zullen halen, is nog onbekend. Wel is duidelijk dat de ontwikkelingen in de bestuurlijke en maatschappelijke omgeving van het waterschap hun uitwerking op de samenstelling van de waterschapsbesturen niet hebben gemist. De samenstelling van de besturen en de wijze van verkiezingen krijgen steeds meer het karakter van die van het algemeen bestuur.
146
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
Op weg naar invloed op de ruimtelijke ordening: waterkansenkaarten
De veranderende positie van het waterschap komt ook naar voren in de wijze van opereren van waterschappen, met name in de relatie met de ruimtelijke ordening. De 'waterkansenkaart' is momenteel het middel waarmee het waterschap probeert invloed uit te oefenen op het ruimtelijke beleid van gemeenten en provincies. Vrijwel alle waterschappen vervaardigen al dan niet in samenwerking met provincies waterkansenkaarten (zie figuur 7.15). Daarbij is er overigens sprake van een bonte verscheidenheid. Figuur7.15 Overzicht van waterkansenkaarten naar stadium van ontwikkeling per oktober 2000
C=^ ] ideevorming | in ontwikkelin | |
Mei 2001
delen gereed gereed
Koersen op de tijdgeest
147
slotconclusies
Het waterbeheer zit op een omslagpunt en is op bepaalde aspecten het omslagpunt zelfs al voorbij. Dat er nog veel moet gebeuren is ook duidelijk. Water krijgt de komende decennia in Nederland daadwerkelijk weer meer ruimte. Voor de grote rivieren en voor regionale grensoverschrijdende watersystemen vindt er in toenemende mate internationaal overleg plaats. Het denken in termen van de waarde van water maakt duidelijk dat water niet alleen kosten met zich meebrengt, zoals de bescherming tegen overstroming, maar ook baten kent. De gebruikers krijgen de kosten van het waterbeheer ook steeds meer op hun rekening, naar de mate waarin ze baat hebben bij het waterbeheer. Van een volledige cost recovery is echter nog geen sprake. Ten slotte worden door de verandering van de samenstelling van de waterschapsbesturen burgers meer bij het werk van het waterschap betrokken. Andere belangen, zoals wonen, werken, recreatie en natuur, gaan daarbij een grotere rol spelen bij het waterschap. Met deze ontwikkeling wordt de buitenwereld binnen gehaald. Ook proberen waterbeheerders met onder meer waterkansenkaarten een grotere invloed op de ruimtelijke ordening uit te oefenen. Hiermee proberen ze de buitenwereld op een voor hen gunstige wijze te beïnvloeden. Het zijn twee kanten van dezelfde omslag, die zich nu op bestuurlijk gebied voltrekt.
148
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
Literatuur
Bossche, M. van den, et al., 1999, De Nederlandse watersportindustrie; economische betekenis en structuur, NEI/Stichting Maritiem Land, Delft University Press. Brunt, Lodewijk, 1973, Stedeling op het platteland, Boom, Meppel CBS, 1999, Watervoorziening van industrie, delfstoffenwinning en elektriciteitscentrales, CBS, Den Haag. CBS, 1999, Statistieken van de openbare voorzieningsbedrijven in Nederland, CBS, Den Haag. CBS, 2000, Lokale lastenmonitor (mondelinge mededeling) Centraal Planbureau, 2000, Ruimte voor water; Kosten en baten van zes projecten en enige alternatieven, Werkdocument 130, UITGEVER, Den Haag. Commissie Integraal Waterbeheer, 1999, Water in beeld 1999, Den Haag. Commissie Integraal Waterbeheer, 2000, Water in Beeld 2000, Den Haag. Commissie Waterbeheer 21 e eeuw, 1999, Sturende internationale ontwikkelingen voor het Nederlandse waterbeheer, verslag discussiebijeenkomst, Park Plaza, Utrecht, 26 november 1999, Plaats onbekend. Commissie Waterbeheer 21e eeuw, 2000, Waterbeleid voor de 21e eeuw, UITGEVER, Den Haag. Ernst & Young Consulting, 2000, Een bestuursschouw van het waterschap (Commissie Toonen), UITGEVER, Utrecht. Haperen, HJ. van, 1999, Waterbeheer en de Samenleving; Maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland en hun gevolgen voor het waterbeheer, Aquest rapport, RIZA, Lelystad. IPO, 2000, Waterbergingskansenkaart, Den Haag. Kabinetsstandpunt Waterbeheer 21ste eeuw, 2000, Den Haag. LEI-DLO, 1994, Grondwateronttrekking door de land- en tuinbouw, bruto toegevoegde waarde in marktprijzen, publicatie 3.157, UITGEVER, Den Haag. LEI-DLO, 1999, Land- en tuinbouwcijfers 1999, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1989, Derde Nota Waterhuishouding, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1996, Achtergrondnota Toekomst voor Water, Watersysteemverkenningen, RIZA-nota 96.058, RIKZ rapport 96.030, Lelystad/Den Haag.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
149
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat Generaal Rijkswaterstaat, 1996, Waterrecreatie, Watersysteemverkenningen 1996, RIZA rapport 97.028, Lelystad. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1999, Het Verborgen Vermogen, uitgave voor afscheidssymposium Henk Saeijs, HID Rijkswaterstaat Zeeland, Plaats onbekend. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2000, Interne notitie. Water aan zet: de rol van water in de VU NO, Den Haag. Nationaal Groenfonds en Bouwfonds, 1999, Van Confrontatie naar symbiose, Hoevelaken. Nederlands Studie Centrum, 1999, De toegevoegde waarde van water in de stad, Congresmap, World Trade Center, 3 november 1999, Rotterdam. Noord- en Zuid-Hollandse waterschappen, 1999, Evaluatie waterschapsverkiezingen 1999, Leiden. Paarlberg et al., 1999, De toekomst van de natte natuur in Nederland, Eindrapport Nationaal Onderzoek Verdroging, RIZA, Lelystad. Otto, F., 1998, Een beeld van de Noordzee, Economische gegevens van de belangrijkste gebruiksfuncties, RIKZ-98.032, Den Haag. Rathenau Instituut, 2000, Het blauwe goud verzilveren, Rathenau Instituut, Den Haag. RIZA, 1996, Doelgroepstudie Beroepsbinnenvisserij, Watersysteemverkenningen, RIZA rapport 97.093, Lelystad. RIZA, 2000, Verbruikcijfer water voor elektriciteitscentrales, mondelinge mededeling EMP, Lelystad. RIZA, 2000, Ruimte voor Rijntakken, Wat het onderzoek ons heeft geleerd, Lelystad. RIZA, 2001, Waterkansenkaarten; een inventarisatie en analyse van waterkansenkaarten in Nederland, RIZA rapport 2001.010. Lelystad. RIZA, 2001, De toekomst van het GGOR. RIZA rapport 2001.002/STOWA rapport 2001 -4a. Lelystad. RIZA en RIKZ, 2000, Trends in Water, een bijdrage aan het Trendrapport V&W, RIZA- Werkdocument 2000.038X, Waterverkenningen, Lelystad. RIKZ en RIZA, 1998, Kroniek van het Jaarboek monitoring Rijkswateren, Den Haag. RIVM/DLO, 1997, Natuurverkenning 1997, Bilthoven. RIVM/DLO, 1999, Natuurbalans 1999, Bilthoven. Saeijs, H. en L. Korver-Alzerda, 1999, Alle water heeft zijn prijs (ongepubliceerd). Saeijs, H.L.F., 2001, Een nieuwe globale waterbalans voor Nederland. (in voorbereiding).
150
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
Schwartz, M., 1998, Integraal waterbeheer, Collegedictaat Faculteit der ruimtelijke wetenschap, Universiteit Groningen, Groningen. Schwartz, M., 1996, Betrokkenheid burger bij uitvoering waterbeheer, Planologische discussiebijdragen 1996, Den Haag. Tops, prof.dr. P.W., dr. M.J.GJ.A. Boogers en drs. R. Ranger, 2000, Tussen stuw en sluis; een bestuurskundig onderzoek naar het toekomstig waterschapsbestel in het Hollands Noorderkwartier, Tilburg. Unie van waterschappen, werkgroep bestuurssamenstelling en verkiezingen, 2000, Naar een nieuwe bestuurssamenstelling, Den Haag. Unie van Waterschappen, 1999, Waterschapsbelastingen in de 21e eeuw, Eindrapport van de Commissie onderzoek financiering (commissie Togtema), Den Haag. Ven, G.P. van de (red.), 1993, Leefbaar Laagland, Geschiedenis van de waterbeheersing en landaanwinning in Nederland, Matrijs, Utrecht. Vlist, AA. van der, 1998, Duurzaamheid als planningsopgave; gebiedsgerichte afstemming tussen de ruimtelijke ordening, het waterhuishoudkundig beleid en het milieubeleid voor het landelijk gebied, Wageningen.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
151
152
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
8
ICT-toepassingen
8.1 Inleiding: kansen en uitdagingen De mogelijkheden van de dynamische informatie- en communicatietechnologie (ICT) en het internet bieden ook voor V&W vele kansen en uitdagingen. In voorgaande hoofdstukken van dit trendrapport is aandacht besteed aan technologische ontwikkeling in het algemeen. De ontwikkeling naar een informatiemaatschappij en een eerste beeld van de veranderingen die daarmee gepaard kunnen gaan, voor bijvoorbeeld de plaats en tijdstip van activiteiten, zijn daarin aan de orde gekomen. Dit hoofdstuk gaat binnen vier thema's meer specifiek in op opvallende trends en hun doorwerking op het beleidsterrein van V&W. Ten eerste de dynamische ontwikkeling van de telecommunicatie, waarbij de snelle opmars van internet en de mobiele communicatie in het oog springen. Vervolgens de doorwerking van deze ontwikkelingen voor het beleidsterrein 'post'. Ten derde de telematicatoepassingen die leiden tot optimalisatie van het verkeer- en vervoersysteem, door de bestaande fysieke infrastructuur beter te benutten, en door het creëren van nieuwe mogelijkheden, zoals nieuwe diensten. Tenslotte wordt ingegaan op de betekenisvan ICT voor V&W als organisatie (e-government).
8.2 Telecommunicatie ICT maakt het mogelijk om informatie in de vorm van tekst, beeld en geluid over (grote) afstand te transporteren. Door digitalisering van informatiediensten is transmissie langs vele wegen mogelijk, zowel draadgebonden (koper, coax, glasvezelkabels) als draadloos (ether, satelliet). Steeds meer vergelijkbare diensten kunnen via verschillende infrastructuurnetwerken worden afgewikkeld. Uniforme standaarden, zoals het IP-protocol, maken netwerken steeds meer compatibel. Dat is al het geval bij de verschillende hoofdinfrastructuren, de zogenoemde backbones. Door digitalisering van de toegangsnetten (tv-kabel, maar ook de omroepsignalen via de ether) ontstaan ook op dat niveau uitwisselbare en concurrerende netwerken. De interoperabiliteit van deze schakels is eveneens in hoge mate gestandaardiseerd. De consument heeft dagelijks te maken met producten als telefoniediensten (vast en mobiel), radio- en tv-diensten en inmiddels ook internetdiensten. In de zakelijke markt gaat het dan om het verzenden van data en telefoniediensten. De hiergenoemde hoofdproducten zijn
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
153
eigenlijk meer een containerbegrip voor vele onderliggende zaken. Voor consumenten zijn dat vooral fax, tekstberichten en buzzers, (het downloaden van) video en muziek, teleleren, telewinkelen, telebankieren, e-mail, GPS en teletekst. Maar ook 'dynamische bewegwijzering' en 'actuele route-informatie' behoren tot ICT-diensten. Voor de zakelijke markt gaat het vooral om diensten als berichtenverkeer, fax, EDI, call centers, telewerken, e-commerce en videoconferencing. Er zijn duidelijke verschillen tussen zakelijke gebruikers en consumenten. Deze verschillen hebben betrekking op de aard en de omvang van de vraag en het aanbod van ICT-diensten, de functionele vormgeving en het gebruik van randapparatuur, het kostenniveau en de structuur, het capaciteitsbeslag op met name de infrastructuur, de kwaliteit en de fijnmazigheid van het toegangsnet en het inkoopbeleid van diensten. Liberalisering en een nieuwe telecommunicatiewet
De snelle ontwikkelingen en het proces rond de liberalisering van de telecomindustrie zijn mede aanleiding geweest voor de totstandkoming van een nieuwe telecommunicatiewet, die in 1998 van kracht werd. Hiermee is de basis gelegd vooreen open telecommarkt. Het accent verschuift van 'niets mag, tenzij' naar'alles mag, mits'. De wet biedt een duidelijk kader, bedoeld om op zo kort mogelijke termijn volledige concurrentie op de telecommarkt mogelijk te maken. Volledige
concurrentie, die moet leiden tot hoogwaardige telecomvoorzieningen tegen redelijke prijzen. Sinds de liberalisering van de telecommunicatiemarkt zijn er veel aanbieders bijgekomen. Bij de toezichthouder OPTA staan er medio 2000 zo'n 480 geregistreerd. De positie van KPN op de Nederlandse markt is desalniettemin met een aandeel van circa 85%
154
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
nog steeds dominant. In het rapport 'liberalisation milestones' van British Telecom scoort Nederland na het Verenigd Koninkrijk duidelijk als tweede in Europa in deze ontwikkeling. Volgens British Telecom is in Nederland de grootste progressie gerealiseerd. De winst is met name behaald door maatregelen van de OPTA in verband met interconnectie (kostengeoriënteerd, transparant) en laagdrempelige toetreding van de nieuwe telecomoperators. Deze hebben alleen een registratieplicht. Een belangrijk effect van tien jaar liberalisering in ons land is dat de tarieven voor internationale telefonie in die tijd meer dan gedecimeerd zijn. Uit gegevens van de OPTA blijkt dat de prijzen voor telecommunicatie in Nederland in vergelijking met andere Europese landen relatief laag zijn, vooral voor consumenten en zakelijke gebruikers. Nederland neemt in dit opzicht na Zweden de tweede plaats in. Mobiele telefonie
In 1994 is KPN (toen nog PTT Telecom) met GSM van start gegaan. In het voorjaar van 1995 is een schoonheidswedstrijd gehouden, op basis waarvan Libertel een vergunning heeft gekregen voor een GSMnetwerk in de 900 MHz-band. In februari 1998 zijn de GSM-frequenties in de 1800 MHz-band geveild. Tijdens deze veiling hebben Telfort, Dutchtone en Ben vergunningen verworven. Ook KPN en Libertel hebben bij de veiling 1800 frequenties verworven, maar mochten deze frequenties twee jaar lang niet gebruiken. De verhevigde competitie heeft er toe geleid dat eind 1998 de markt voor mobiele communicatie in een stroomversnelling is geraakt. Een extra stimulans hierbij was de introductie van vooruit betaalde telefoonkaarten voor de GSM-telefoon (pre-paid). Begin 2000 bestond al de helft van de markt voor mobiele telefonie uit gebruikers met een pre-paid-kaart. Alleen al in de eerste negen maanden van 2000 is het aantal mobiele bellers toegenomen van 6,8 miljoen in januari naar 9,3 miljoen in september.
Figuur 8.1 Aantal mobiele telefoonaansluitingen 1990-2000 (miljoen).
—. 1 ° g 9 =• 8 oi ü -O o
x c ai uo
E=
7 6
5
If 4 < 3 32 8 jü
~
1
0 jan-91
Mei 2001
jan-94
Koersen op de tijdgeest
jan-95
jan-96
jan-97
.1
jan-98
jan-99
jan-00
sep-00
155
Dataverkeer
Op dit moment is het volume van het spraakverkeer ongeveer gelijk aan het dataverkeer. De verwachte groei in spraak bedraagt ongeveer 3 tot 5% per jaar, terwijl het dataverkeer met ongeveer 40% per jaar zal groeien. Het (mobiele) internetgebruik neemt een belangrijk deel van deze groei voor zijn rekening. Het spraakverkeer zal vergaand gedigitaliseerd worden, wat efficiënter gebruik van de beschikbare bandbreedte mogelijk maakt. Door het gebruik van nieuwe pakketgeschakelde transmissietechnieken (zoals 'Voice-over Internet Protocol'), zal overigens het onderscheid tussen spraak- en datacommunicatie vervagen. Het grootschalig gebruik van de mobiele communicatie (spraak) en de enorme groei in het dataverkeer (nieuwe elektronische diensten) zorgt ervoor dat er een steeds grotere druk op het frequentiespectrum komt. Nieuwe digitale transmissietechnieken (nog niet operationeel) maken het mogelijk het spectrum beter te benutten. Voorbeelden hiervan zijn UMTS (volgende generatie GSM), de digitale radio (DAB) en de digitale televisie (DVB). In 2000 is de veiling gehouden van vijf vergunningen voor IMT-2000, waarvan er aan één de verplichting is gekoppeld van het gebruik van de UMTS-standaard. De vergunning schrijft voor uiterlijk 1 januari 2003 met commerciële dienstverlening te starten. Uiteindelijk moet uiterlijk 1 januari 2007 dekking gerealiseerd zijn in alle steden met meer dan 25.000 inwoners, inclusief de verbindingswegen daartussen. Dit komt overeen met ongeveer 60% van de bevolking.
8.3 Technologische toepassingen en de postsector
De postsector maakt onderdeel uit van zowel de communicatiemarkt als de vervoersmarkt. Voor beide markten zullen de belangrijkste ontwikkelingen op postgebied worden weergegeven. De communicatiemarkt
De communicatiemarkt in zijn totaliteit vertoont een sterke groei. De groei van de postdiensten is daarbij achtergebleven. Aan de andere kant is de voorspelling dat het fysieke berichtenverkeer onder invloed van alternatieven als de fax, e-mail in absolute termen af zou gaan nemen, tot op heden niet uitgekomen. Voor de internationale poststromen worden ondanks het lonkende alternatief van elektronische berichtenuitwisseling groeipercentages van 5 tot 10% per jaar verwacht (figuur 8.2 en 8.3). Door middel van ICT kunnen postbedrijven op een andere wijze voorzien in de behoeften van de consument, bijvoorbeeld door het verwer-
156
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
Figuur 8.2 Ontwikkeling internationaal postvervoer door TPG.
Figuur 8.3 Ontwikkeling postvervoer in Nederland door TPG.
Totaal volume internationale post (kg x 1000)
Aantal bezorgde poststukken (min.) Aantal poststukken per adres
1997
1998
1999
82.500
85.116
91.246
1995
1996
1997
1998
1999
6.240 904
6.415 916
6.629 934
7.009 974
7.063 979
ken van bestellingen en adreswijzigingen via internet. Ook ontstaan er hybride vormen van dienstverlening, waarbij het fysieke en het elektronische verkeer aan elkaar worden gekoppeld. Een dergelijke dienst is print & mail: de klant verzendt data via elektronische weg, het bedrijf print en verwerkt ze op de gunstigste locatie en distribueert ze vervolgens in binnen- of buitenland. Met behulp van nieuwe technologieën kan aldus de meest efficiënte route worden afgelegd, waarmee de distributie wordt beperkt.
De vervoermarkt
De poststromen zijn een afgeleide van zowel maatschappelijke als economische ontwikkelingen, zoals individualisering en globalisering. De wereld wordt kleiner, internet geeft toegang tot producten uit de hele wereld, en de consument verlangt steeds meer maatwerk. Voor de post betekent dit een uitbreiding van internationale vervoerstromen en
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
157
de noodzaak om meer differentiatie in de servicekaders van de dienstverlening aan te brengen. De ontwikkeling van e-commerce is van directe invloed op de post. Belangrijk voor de postbedrijven is de trend dat de tussenhandel wordt uitgeschakeld. Het internet opent een kanaal waardoor direct contact mogelijk wordt tussen producent en consument. Deze trend kan een grote invloed hebben op de goederenstromen en op de distributiesector. Steeds meer zullen we te maken krijgen met grote aantallen kleinere zendingen, waarbij mogelijk de post, met zijn traditionele netwerk, een bindende factor zal vormen. De postbedrijven in Europa hebben, in tegenstelling tot andere vervoersbedrijven, veel ervaring met fijnmazige distributie. Deze bedrijven kunnen daarom bij de aflevering van de via internet bestelde producten aan de consument een belangrijke rol gaan vervullen. Om voldoende schaal- en scopevoordelen te behalen zullen deze bedrijven de leveringen van diverse aanbieders moeten bundelen om een efficiënte, fijnmazige distributie te realiseren. Hiermee wordt een mogelijk negatief mobiliteitseffect tegengegaan. Het is belangrijk om deze functie uit te bouwen, omdat bijvoorbeeld in de Verenigde Staten is gebleken dat onvoldoende controle over de fysieke distributie (transport) belemmerend werkt voor de ontwikkeling van e-commerce. Dit is ook een van de redenen dat tijdens de top van Lissabon de liberalisering van de Europese postmarkt, in het kader van de ontwikkeling van de interne markt, ruime aandacht heeft gekregen. Naast de specifieke rol die de postbedrijven op de business-to-consumermarkt naar verwachting kunnen gaan vervullen, zullen zij ook in concurrentie met andere vervoersbedrijven op de business-to-businessmarkt hun diensten verlenen. De postbedrijven investeren in diensten waarmee de klant prijs en serviceopties selecteert en de zending kan volgen. Een andere mogelijkheid is het verifiëren van de identiteit van de afzender van e-mail berichten.
Figuur 8.4 Post verliest marktaandeel op de communicatiemarkt.
1900
1910
1920 H
158
Mei 2001
1930 Mail
Koersen op de tijdgeest
1940
1950 Telecom
1960
1970 Fax
1980 •
1990
E-mail
2000
2010
8.4 Telematica en Verkeer en Vervoer Door de economische groei, de toenemende internationalisering en Europese integratie neemt de druk op de bereikbaarheid (congestie) en leefbaarheid (milieu en veiligheid) verder toe. Deze ontwikkelingen hebben ook consequenties voor de bereikbaarheid van stedelijke centra en de doorstroming op belangrijke doorgaande wegen. Fysieke infrastructuur aanleggen alleen is niet meer voldoende om de trend van groeiende automobiliteit op te kunnen vangen. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat voert daarom al sinds 1990 een specifiek telematicabeleid voor Verkeer en Vervoer. Dit beleid staat verwoord in de Nota Telematica Verkeer en Vervoer 3 (TVV3 1998-2003). Ook in het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) komt telematica binnen de benoemde thema's als bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid, nadrukkelijk aan de orde. Toepassingen van ICT op de weginfrastructuur maken concepten mogelijk als slimme wegen; een weg die volledig op eigen gelegenheid (zonder menselijke tussenkomst) reageert op de actuele verkeerssituatie (dynamische rijstrookindeling, snelheidsadvies en dergelijke). Daarnaast zullen veel veranderingen in verkeer en vervoer totstandkomen als gevolg van ontwikkelingen die gedreven zijn door telematica21'. We onderscheiden er twee: de wijze waarop het voertuig met zijn omgeving communiceert (A) en het intelligenter worden van het voertuig zelf (B). Beide ontwikkelingen hebben een grote impact op de wijze waarop de samenleving verkeer en vervoer gebruikt en integreert in het dagelijks handelen. De door telematica gedreven trends A. Trends in de ontwikkeling en het gebruik van mobiele (data)communicatienetwerken Net zoals in de rest van Europa voltrekt zich in Nederland een ware revolutie op het gebied van mobiele communicatie. Een van de ontwikkelingen is toegang tot internet vanuit mobiele omgevingen (auto, openbaar ver 'oer, goederen vervoer). Met systemen als GSM-data (GPRS), U M I S en WAP wordt het mogelijk permanent online te zijn. De Web Connected Car lijkt daarmee in sneltreinvaart op ons af te komen.
De term 'telematica' omvat de integratie van telecommunicatie en informatica.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
159
B. Trends in het beschikbaar komen van intelligentie in het voertuig Een boordcomputer voor in de (personen)auto is mogelijk geworden door de miniaturisering van apparatuur en toenemende capaciteit (rekenkracht en opslag) van computers. Ook de betrouwbaarheid van zowel de computer als van de software is sterk toegenomen. Daarnaast worden als gevolg van lagere productiekosten de boordcomputers steeds goedkoper. Dit heeft er toe geleid dat de automobiel- en ICT-industrie tal van nieuwe producten en diensten ontwikkelen voor de auto. Initiatieven voor samenwerking tussen automobiel- en telecommunicatie-industrie zijn er reeds in de vorm van een communicatieplatform voor de (middenklasse)auto. Deze samenwerking van marktpartijen in de ontwikkeling van in-car-applicaties zal naar alle waarschijnlijkheid navolging krijgen. Voor veel autofabrikanten is telematica immers een nieuw middel om zich te kunnen onderscheiden. Ingegeven door de congestieproblematiek is voor de mobilist 'in-car'-elektronica een middel om beter geïnformeerd op reis te gaan (reisinformatie, navigatie, plaatsbepaling), of voor bedrijven om hun logistieke proces beter te beheersen. Ook de overheid draagt aan deze ontwikkeling haar steentje bij. Door middel van regelgeving (digitale tachograaf, registratie zakelijke kilometers, enzovoort) dwingt zij de plaatsing van boordsystemen af. Trends in de ontwikkeling van (nieuwe) telematicadiensten voor Verkeer en Vervoer De brede beschikbaarheid van GSM wordt wel als drijvende kracht gezien achter de voertuiggebonden telematicaontwikkelingen. De basiscomponent mobiele communicatie (GSM en de overgangstechnologieën naar UMTS), in combinatie met mobiele rekenkracht (intelligent voertuig) en plaatsbepaling (GPS), zorgt voor tal van innovatieve combinaties van producten en diensten. Deze groep van diensten heet ook wel Location Based Services (LBS). Er wordt in de komende vijfjaar een sterke groei van deze mobiele locatiegebonden diensten verwacht, met name in locatiegebonden informatievoorziening (zie figuren 8.5 en 8.6). De technologie op het gebied van automatische identificatie (Elektronisch Kenteken als onderdeel van EVI22)) ontwikkelt zich eveneens zeer snel. In combinatie met positiebepaling (GPS) kunnen en zullen er voertuig- én zelfs persoonsgebonden telematicadiensten ontstaan.
221
Mei 2001
De afkorting EVI staat voor 'Elektronische Voertuig Informatie'. Met behulp van EVI kunnen voertuigen in de toekomst op eenduidige wijze en betrouwbare wijze geïdentificeerd worden. Het doel van EVI is tweeledig. Het ene doel van EVI is het terugdringen van fraude met de kentekenplaat. Het andere doel van EVI is om het systeem uit te rusten met publieke toepassingen (ten behoeve van bijvoorbeeld verkeershandhaving en verkeersmanagement) gekoppeld aan private toepassingen (zoals klantspecifieke reisinformatie, navigatiesystemen, etc). Door zowel publieke als private toepassingen aan dit systeem te koppelen, kan de implementatie van een EVI-systeem versneld worden.
Koersen op de tijdgeest
Figuur 8.5 LBS-abonnees in Europa, naar dienstverleningscategorieën
Subscribers (millions) 250
200
150
IOC)
50
2000
Figuur 8.6 Opbrengsten uit LBSin Europa
2001
2002
2003
2004
2005
Location-based Billing
Roadside Assistance
Location-based Information
Traffic & Navigation
LBS revenues US$ (billions)
35 30 25 20 15
10
2000
Mei 2001
2001
2002
2003
2004
2005
Location-based Billing
Roadside Assistance
Location-based Information
Traffic & Navigation
Koersen op de tijdgeest
161
Tezamen met locatiegebonden betalingen (location-based billing) worden (binnen vijfjaar!) nieuwe concepten mogelijk, met tijds- én plaatsafhankelijke tarieven. Het gebruik van de fysieke infrastructuur kan op termijn op deze wijze verrekend worden. Een ander voorbeeld van locatiegebonden diensten is het project GSMove, waarin gekeken wordt hoe met behulp van mobiele communicatie (GSM + Bluetooth) voor het gebruik van verkeers- en vervoersdiensten tijd- en trajectafhankelijk betaald kan worden. Door de grote mogelijkheden (ook in termen van revenuen) die de ICT-toepassingen bieden, proberen marktpartijen zich steeds meeren beter toegang te verschaffen tot de eindgebruiker. Dit gebeurt binnen alle sectoren; de detailhandel, de financiële sector en ook de verkeerssector. Ook hier is een trend zichtbaar: partijen maken zich los van hun traditionele rol en zoeken naar wegen voor het aanbieden van toegevoegde waardediensten. Zo willen aannemers zich voor het aanleggen van fysieke infrastructuur gaan toeleggen op het aanbieden van telematicadiensten voor het gebruik van deze infrastructuur. Dit zal leiden tot meer informatie in de auto en gepersonaliseerde telematicadiensten voor de mobilist, zoals op maat gesneden reisinformatie.
Koersen op de tijdgeest
Gevolgen van de trends op de uitvoering van de kerntaken van V & W
De beschreven trends vragen om een herbezinning op de rol van V&W bij de totstandkoming van telematicadiensten. Door het groeiend aantal partijen wordt het ook steeds duidelijker dat de grootschalige implementatie van telematicadiensten door V&W een andere benadering vergt. Een benadering vanuit een breder perspectief dan de ontwikkeling van telematica als beleidsinstrument sec is noodzakelijk. Voor het (versneld) implementeren van telematicadiensten moet er vanuit de overheid meer aandacht komen voor wat de markt aan de ontwikkeling bij zou kunnen dragen. V&W zou kunnen besluiten om voor de uitvoering van haar kerntaken in verkeer en vervoer de benodigde informatie af te nemen van commerciële of wellicht publiekprivate diensten (PPS-constructie). Zowel in het binnenland (ITS Nederland/Connekt) als het buitenland (ERTICO) zijn reeds publiekprivate samenwerkingsverbanden. Deze zijn gericht op het versneld implementeren van kansrijke, betaalbare telematicadiensten. Er ligt hier een kans voor V&W om, aanhakend op de beschreven trends, niet alleen te investeren in walgebonden telematica-infrastructuur ([tollportalen, DRIPS, lusdetectiesystemen, enzovoort), maar ook gebruik te maken van de mogelijkheden van de voertuiggebonden telematicasystemen (in-car-applicaties), door samenwerking te zoeken met de markt. Binnen het EVI-project worden hier de eerste aanzetten reeds toe gegeven. Het gebruik van exacte locatiegegevens zoals beoogd in verschillende telematicatoepassingen, kan leiden tot een inbreuk op privacy. Het gaat hier immers om gevoelige persoonsgegevens. Om hier vanuit privacy-oogpunt goed mee om te gaan, is er een Europees initiatief om het gebruik van locatiegegevens aan bepaalde voorwaarden te binden. Het gaat hier om locatiegegevens die door openbare telecommunicatienetwerken kunnen worden verwerkt.
8.5 E-governement In hoofdstuk 2 is een cultuurfilosofische beschouwing gegeven over mogelijke effecten van de ICT-ontwikkeling op het functioneren van de overheid. In deze paragraaf gaan we nader in op de feitelijke ontwikkelingen en de mogelijke toepassingen . Natuurlijk hebben overheidsorganisaties, net als veel andere organisaties, de afgelopen decennia veel geïnvesteerd in automatisering en informatievoorziening. Daarbij kwam, in tegenstelling tot bij veel marktorganisaties, het grootste deel van de investeringen aanvankelijk niet ten goede aan het primaire proces, maar aan zaken als automatisering van bedrijfsvoering, personeelsadministraties en dergelijke.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
163
De laatste jaren vindt er, vaak onderde noemer van 'kennismanagement', een inhaalslag plaats bij de overheid. Het ontwikkelen van kennissystemen, het delen van kennis via kenniscommunities, competentieprofielen, best-practices en lessons-learned op intranet, kennisontsluiting via speciale browsers, webportals en Clearing Houses; allemaal activiteiten die inmiddels niet meer weg te denken zijn bij Figuur 8.7 Overheid en internet Categorieën
Aantal org. per categorie
Adviesorganen 31 Ambassades 630 Diensten gemeente Diensten ministeries Diensten onderzoeksgerelateerd d) Gemeenten b) 537 22 Kamers van Koophandel c) Ministeries 14 Openbaar ministerie 24 Provinciesc) 13 Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties 40 Rechterlijke macht 91 Regiokorpsen 25 Staten Generaal 2 Universiteiten 14 Varia Waterschappen c) 65 Zelfstandige bestuursorganen 221 Totaal 1729
Aantal werkende sites 1999
Aantal werkende sites 2000
Procent toename
Niet bereikbaar a)
In procent van totaal 2000
5 1 10
9% 1% 17%
Totaal 2000
12 28 20 28
19 50 24 48
58% 79% 20% 71%
69 158 21 13 21 13
61 229 22 14 21 13
-12% 45% 5% 8% 0% 0%
9 34
13% 13%
70 263 22 14 21 13
22 2 13 2 14 28 21
24 17 25 2 14 68 33
9% 750% 92% 0% 0% 143% 57%
1 5
4% 23%
1 5
1% 13%
25 22 25 2 14 69 38
51 536
114 798
124% 49%
10 81
8% 9%
124 879
19 55 25 58
a) Niet bereikbare sites zijn in aanbouw (under construction), of zijn na vijf pogingen niet bereikt, of zijn om andere redenen niet bereikt gedurende de onderzoeksperiode. b) Omvat ook sites van deelgemeenten; aantal organisaties per categorie omvat enkel de gemeenten zelf, niet de deelgemeenten. c) Inclusief gezamenlijke site. d) Dit geldt ook voor andere categorieën dan Diensten onderzoeksgereiateerd: Ten opzichte van 1999 zijn een aantal instanties in andere categorieën ondergebracht, omdat hun indeling achteraf beter in een andere categorie had kunnen plaatsvinden.
Met deze ontwikkeling verschuift het accent van bedrijfsprocessen naar interne communicatie en vervolgens naar communicatie met de burger. Het resultaat van deze ontwikkeling wordt wel aangeduid als e-govemment. Hoe is het gesteld met hete-government? Eind 2000 heeft 52% van de overheidsorganisaties een internetsite. Dat is in vergelijking met 1999 een stijging van maar liefst 49%. Ook de kwaliteitvan de sites
164
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
voor wat betreft de benutting van de internettechnologie, groeit langzaam maar gestaag. Grofweg zijn er bij e-government drie functionaliteiten te onderkennen: de rol van ICT bij dienstverlening (e-diensten), meebeslissen (e-democratie) en handhaving (e-handhaving). E-diensten
De algemene informatieverstrekking, bijvoorbeeld over taken en opbouw van de organisatie, is bij ruim 70% van de sites goed geregeld. De bestuurlijke informatievoorziening (politieke agenda, toekomstig beleid, enzovoort) blijft hierbij achter met zo'n 36%. Recent onderzoek geeft aan dat de respons op vragen naar informatie in het kader van de WOB (Wet Openbaarheid Bestuur) vrij laag is. Er wordt vrijwel nooit een bevestiging gestuurd, de reactietijd is gemiddeld 3,5 dag en 40% reageert helemaal niet. Het on-line opvragen van rapporten, het opvragen van formulieren, uittreksels van geboorteregisters, aanvraag van paspoorten, vergunningen, en dergelijke kan bij ongeveer eenderde van de sites. Een duidelijke trend bij deze vorm van dienstverlening is dat men streeft naar één loket op internet, waarbij de burger/klant voor al zijn vragen en voor verschillende diensten terecht kan. De technologie is inmiddels zo ver dat dit geen probleem meer is. De organisatorische verkokering achter het loket (de back office) is voornamelijk de bottleneck. E-democratie
Ongeveer 35% van de huidige overheidssites heeft interactieve mogelijkheden. Meestal bestaat de interactiviteit er uit dat er via e-mail vragen gesteld kunnen worden, bestanden rechtsreeks van de site kunnen worden gedownload of suggesties over de site zelf kunnen worden gedaan. Het gericht verspreiden vanuit de overheid van informatie, bijvoorbeeld via interessegebieden van burgers, komt nog weinig voor. Dit geldt ook voor voorzieningen zoals chatboxen en discussieplatforms. Deze meest 'democratische' voorzieningen worden door 13% van de overheidssites geboden. De situatie bij de ministeries (zie figuur 8.8) is illustratief voor de situatie bij de gehele overheid. Van e-democratie, in de zin van inspraakprocedures of interactieve besluitvormingsprocessen via het web, of het afhandelen van referenda of stemmen via internet, is dus nog nauwelijks sprake. Op bescheiden schaal wordt er inmiddels wel mee geëxperimenteerd. Zo heeft VROM in aanloop naarde Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening een groot debat georganiseerd op internet ('Geef mij de Ruimte'). Stemmen via internet gebeurt nog helemaal niet. Ook hiervoor geldt dat de techniek niet de bottleneck is. Technisch kan er al veel op dit terrein, al moet er op het gebied van privacy en identificatie nog wel het
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
165
nodige gebeuren. Belangrijker is het draagvlak bij bestuurders en burger. Recent onderzoek hiernaar duidt op een snel groeiend draagvlak. Een grotere opkomst bij verkiezingen wordt zelfs voor mogelijk gehouden, omdat 24% van de niet-stemmers (Tweede-Kamerverkiezingen) aangeeft wel via internet te willen stemmen. Een voorwaarde voor brede toepassing van een democratisch medium is dat in principe iedereen toegang heeft tot internet. In 1999 had weliswaar 66% (in 1998: 60% en in 1997 55%) van de huishoudens in Nederland een pc, maar daarvan had slechts 40% (in 1998: 27%) een internetaansluiting. Met de huidige groei kan het dus nog wel vijfjaar duren voordat het overgrote deel van de huishoudens een internetaansluiting heeft.
Figuur 8.8 Interactiviteit bij ministeries
Mogelijkheid per e-mail vragen stellen Discussiemogelijkheid aanwezig Verspreiding nieuwsberichten via e-mail Mogelijkheid om suggesties te doen over de site Mogelijkheid aangeven intressegebieden Mogelijkheid downloaden bestanden 0%
•
20%
40%
60%
1999 2000, websites die in 1999 meededen
80%
100%
• 2000 Zi gemiddelde 2000
E-handhaving
De ICT-ontwikkeling biedt de overheid ook op het gebied van handhaving ongekende mogelijkheden. Zeker als deze ontwikkeling gekoppeld wordt aan andere technologische ontwikkelingen, zoals geavanceerde plaatsbepalingsystemen (GPS) of audiovisuele hulpmiddelen. Bij het elektronische huisarrest maakt men al van deze techniek gebruik. In feite is binnen een paar jaar bijna iedere Nederlander via zijn of haar voertuig, GSM of smartcard te volgen en in geval te corrigeren bij overtredingen. Intensievere cameracontrole en automatisering van de afhandeling heeft ertoe geleid dat het aantal boetes voor snelheidsovertredingen in zeven jaar tijd is verdrievoudigd (van 2.5 miljoen in 1993 naar 7.8 miljoen in 2000).
166
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
Van installatie van bewakingssystemen, zoals videocamera's en snelheidsradars gaat bovendien een preventieve werking uit op het publiek. Voor hun veiligheid (of wellicht vooral de illusie van veiligheid) lijken burgers daarbij steeds vaker bereid hun burgerrecht of dat van hun medeburgers op privacygebied in te leveren. De maatschappelijke acceptatie van dit type overheidsinterventies lijkt groeiende. Deze ontwikkeling heeft, zoals vaak bij technologieontwikkeling, ook een schaduwzijde. Zo verschijnen er op initiatief van burgers in de VS zogenoemde digitale schandpalen, waarop (vermeende) misdadigers met foto en al getoond worden. Bij dit soort ontwikkelingen is ook een actieve rol van de overheid weggelegd, met name op het gebied van privacy; vooropgesteld natuurlijk dat de overheid voldoende kennis heeft van deze ontwikkelingen en voldoende stuurkracht behoudt om er toezicht op te houden. Conclusie
Op het gebied van e-government gaan de ontwikkelingen snel. De potentiële mogelijkheden zijn echter vele malen groter dan de feitelijke ontwikkelingen laten zien. Desondanks zal een aantal van bovengenoemde ontwikkelingen op het gebied van e-diensten, e-democratie en e-handhaving over tien jaar gemeengoed zijn. Welke dat zijn, is nu nog niet duidelijk, maar het is aan de overheid en haar klant, de burger, zelf om te bepalen hoe ver ze gaan. Want uiteindelijk gaat het hier niet om technische mogelijkheden, maar vooral om een normen-en-waardendiscussie.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
167
Literatuur
British Telecom, 2000, Liberalisation Milestones, Londen. EPN website: www.epn.nl Intercai Nederland BV, 2000, Concurrentie tussen infrastructuren. Samenvatting ontwikkelingen toegangsnetten. Ministerie van Verkeer en Waterstaat (DGTP), Den Haag. Joanknecht & Vieveen BV, 2000, LBS Location BasedServices, vervolg op 'De mogelijkheden van de opvolgers van SCSM voor verkeers- en vervoersdiensten'. Ministerie van Verkeer en Waterstaat (DGTP), Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2000, Van A naar Beter, NVVP 2001 -2020, Beleidsvoornemen. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2000, Netwerken in Cijfers. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat (DGTP), 1998, Telematica Verkeer en Vervoer III (1998-2003), Implementatie via marktoriëntatie. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag. NEI, 2001, Internetmonitor Overheid, Websites 2000. NEI Arbeid en Onderwijs, Rotterdam. TNT Postgroep NV, 2001, TPG Jaarverslag 2000. TNT NV, Amsterdam Vries, M. de, 2001, Met elektronische overheidsinformatie het nieuwe millennium in: hoe het was, hoe het is en hoe het moet worden. Studie 42, Rathenau Instituut, Den Haag.
168
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
9
Uitdagingen voor V&W
9.1 Inleiding: kansen en dilemma's In de voorgaande hoofdstukken staan heel wat trends beschreven; trends die elk voor V&W aanknopingspunt zijn voor beleidsontwikkeling. Daar waar de trends elkaar versterken of juist tegenwerken, liggen bijzondere opgaven die zowel kansen als dilemma's met zich meebrengen. Vier daarvan hebben we er in dit afsluitende hoofdstuk uitgelicht, omdat we verwachten dat ze in de nabije toekomst veel aandacht zullen krijgen bij beleidsvorming, onderzoek en innovatiebeleid. We sluiten het hoofdstuk af met de 'paradigmashift' waar V&W middenin zit.
9.2 Overheid zoekt klant De overheid stelt de burger centraal. In hoofdstuk 2 zijn de sociaalculturele uitgangspunten van deze onmiskenbare trend geschetst. Beleidsmakers wegen in toenemende mate de wensen van mensen als belangrijk uitgangspunt mee. Overheidsproducten en -diensten die zich in het verleden op een aanbodmarkt manifesteerden, gaan tegenwoordig in de richtingvan een vraagmarkt. Onderwijs, zorg, sociale zekerheid en nu zelfs ook vervoer worden steeds meer op de behoeften van de burger toegesneden, waarbij die burger ook nog keuzes kan maken. En daarmee gaat de overheid haar burgers als klant beschouwen.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
169
Burger en consument
De overheid maakt het zich daarmee niet gemakkelijk. De overheid is nu eenmaal geen bedrijf en 'de burger als klant' is dan ook een vrij onduidelijk concept. Er bestaan bovendien veel soorten burgers: senioren en tieners, allochtonen, nieuwe rijken, dinkies en yuppen; en ze hebben allemaal hun eigen specifieke wensen. Door de voortschrijdende individualisering neemt deze 'marktsegmentatie' bovendien steeds verder toe. Inspelen op de behoeften van al deze verschillende klanten vergt kennis van percepties, behoeften en feitelijk gedrag. Voor bedrijven betekent dit soort kennis concurrentievoordeel; de snelle ontwikkeling van klantpasjes is hiervan een sprekend voorbeeld. VoorV&W betekent dit soort kennis vooral: beter presteren. Maar Verkeer en Waterstaat beschikt nauwelijks over kennis van haar klanten. Voor het onderzoek ligt hier dus een belangrijke taak: meer onderzoek op sociaal-cultureel en bestuurlijk terrein. Daarbij zal er ook ruimte moeten komen voor marketingkennis. Dus niet alleen investeren in Research & Development, maar ook in Marketing & Sales. Passende instrumenten
De burger is de ene dag een kritische consument die als klant bediend wil worden, de andere dag weer gewoon een staatsburger, die een gelijke en rechtvaardige behandeling verwacht van de overheid. Aan deze laatste de lastige opgave daar een passende mix aan instrumenten tegenover te stellen. Staatsburgers moeten daarbij aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid voor het algemeen belang; consumenten op hun individuele behoeften. Traditioneel instrumentarium, zoals regelgeving, voorlichting en handhaving past goed bij het eerste; beprijzingen productdifferentiatie bij het tweede. Verkeersveiligheid wordt door wet- en regelgeving en voorlichting bevorderd. Het instrument beprijzing sluit het best aan bij sterk individuele mobiliteitsbehoeften. De consequentie van een consumentenbenadering via beprijzing is wel, dat de consument kwaliteitseisen gaat stellen aan het product. Men is bereid een spitsheffing te betalen, maar eist dan wel de garantie dat men door kan rijden. De vraag is of de overheid dit ook echt waar kan maken. Schuivende verantwoordelijkheden
Het klantgerichte marktdenken zal grote gevolgen hebben voor overheidsorganisaties. Temeer daar er onduidelijkheid bestaat over wat nu eigenlijk precies het publieke domein is. Voor V&W aanleiding tot een brede heroriëntatie. Wat is voor een ministerie de rol en positie op een vraagmarkt voor mobiliteit, telecom en water? Hoe verhoudt de wetgevende taak zich tot de dienstverlenende taak? En hoe verhouden beide zich weer tot de handhavingstaak? Waar ligt de grens van de
170
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
verschillende verantwoordelijkheden van overheid en burgers/consumenten? Enschede en Volendam hebben duidelijk gemaakt dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen burgers, bedrijfsleven en de 'nieuwe overheid', bepaald niet helder is. Daar liggen dus nog grote uitdagingen, ook op het werkterrein van V&W.
9.3 Luxeproblemen Nederland wordt rijker. Dat is één van de belangrijkste sociaal-economische trends van de afgelopen tijd (zie ook hoofdstuk 2). En het geldt voor vrijwel iedereen; slechts kleine groepen in de samenleving delen niet of onvoldoende in de welvaart. Veel zaken die we tien jaar geleden nog als luxe beschouwden, zijn nu al heel gewoon. Prima natuurlijk, maar de medaille heeft ook een keerzijde. Zo leidt meer inkomen tot meer consumptieve bestedingen en meer consumptie op haar beurt óók -of misschien wel juist in het dotcomtijdperk- tot meer transport van goederen. Meer mobiliteit
Meer inkomen leidt er ook toe dat mensen hogere eisen gaan stellen aan hun mobiliteit: het moet sneller, comfortabeler, veiliger en vooral verder. De personenmobiliteit groeit dan ook sterk, en de mogelijkheid van verplaatsen is een belangrijk onderdeel geworden van de kwaliteit van het bestaan. Men zoekt een woonplaats met een prettige leefomgeving en neemt daarmee grote woonwerkafstanden voor lief. De recreatiemobiliteit neemt binnen de gegroeide personenmobiliteit een steeds prominenter plaats in. Tientallen kilometers files voor Six Flags of de Efteling zijn tegenwoordig een normaal verschijnsel, en van een lang weekend snorkelen in de Rode Zee kijkt vrijwel niemand meer raar op. Het vliegtuig brengt ons snel en tegen een redelijke prijs naar exotische bestemmingen, waar vorige generaties slechts van konden dromen.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
171
Meer auto
Er komen niet alleen meer verplaatsingen; door hoge inkomens en de toenemende individualisering is de mobiliteitsconsument ook steeds kieskeuriger over de manier van verplaatsen. De auto wint het met afstand van het openbaar vervoer als het gaat om maatwerk, gebruiksgemak, privacy en luxe. Auto's worden ook steeds veiliger en luxueuzer gemaakt; ABS, airbags, boordcomputer en airco zijn al standaard in veel modellen. Dit alles maakt de auto wel steeds zwaarder, wat weer nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Meer inkomen leidt dus tot meer verplaatsingen van goederen en van personen, en tot minder duurzame vormen van mobiliteit. Dit heeft grote gevolgen voor onze leefomgeving. Geluid, stank, visuele hinder en versnippering door weg- en vliegverkeer bedreigen in toenemende mate de kwaliteit van onze woonomgeving, van natuur en van het landschap. Werkland of leefland?
En daarmee komen we bij een belangrijk dilemma. Want meer inkomen, de motor achter de mobiliteitsgroei, leidt er ook toe dat mensen hogere eisen gaan stellen aan hun leefomgeving. Ze willen groen of water bij de woning, desnoods door te verhuizen of er een woning bij te nemen. Ook rust en ruimte om te wandelen zijn gewild; de druk van de werkweek wordt al fietsend of kanoend gecompenseerd. Liefst natuurlijk vlak bij huis, maar gaat dat niet, dan pakken we de auto en zetten de fietsen achterop. Het lijkt een vicieuze cirkel, in stand gehouden door tegenstrijdige eisen van de burger, die pendelt tussen 'werkland' en 'leefland'. Het dilemma dat dit gedrag oplevert, krijgt de overheid op haar bord. Aan de ene kant verwachten de burgers dat de overheid ze accommodeert in hun individuele mobiliteitswensen, en aan de andere kant eisen we dat de overheid de collectieve waarden van natuur en landschap in stand houdt. Hoe kan V&W op deze tegengestelde behoeften inspelen? Kennen we de psychologische en culturele achtergronden wel voldoende? En waar ligt hier de grens tussen publieke en private verantwoordelijkheden?
172
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
i / ITO,
^MPT
1
. A/i
\ L
ÉÈÉÉII'ilIm a
.... ...,
1
™
ESPVNT",
iA\
ÊÊ
Kennis als oplossing?
Gegeven de toekomstige mobiliteitsgroei is de opgave duidelijk: een creatieve zoektocht naar oplossingen die bijdragen aan duurzamere vormen van mobiliteit is noodzaak. De hele bandbreedte aan innovaties, van schone motoren tot vervoersarrangementen in samenwerking met de vermaaksindustrie, hoort daarbij. V&W kan hierbij een impulsrol vervullen, maar kan het niet alleen. De markt, de mobiele burger en de verschillende maatschappelijke sectoren zullen ook hun steentje bij moeten dragen. Er zijn ook nieuwe ruimtelijke vraagstukken. Niet alle functies zijn overal met behoud van voldoende kwaliteit te realiseren. Soms zullen duidelijke keuzes nodig zijn. Een stiltegebied is niet te combineren met een luchthaven en een open landschap (een wijds uitzicht), ook niet met een bedrijventerrein (een zichtlocatie). Toch lijkt er met goede wil en veel creativiteit meer mogelijk op het gebied van meervoudig ruimtegebruik. Hier ligt dan ook een belangrijke uitdaging voor het ruimtelijk onderzoek.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
173
9.4 Technologie: is the sky the limit? Laat de technologietrends, zoals die beschreven worden in met name hoofdstuk 3 en 8, goed doordringen en er doemt een duidelijk beeld op. Er kan steeds meer, en alles kan ook beter en sneller. De technologische ontwikkeling, een samenspel van technologiegedreven en marktgedreven ontwikkelingen, maakt vrijwel alle problemen binnen afzienbare tijd oplosbaar. Zelfbereid drinkwater, emissieloze voertuigen, intelligente wegen en auto's, de virtuele overheid; als we maar een beetje geduld hebben komt het er allemaal wel. Black box
Het lijkt te mooi om waar te zijn, en dat is het natuurlijk ook. De geschiedenis heeft geleerd dat de ontwikkeling van de technologie niet altijd vanzelf tot goede oplossingen leidt. Ook verkeerde ontwikkelingen krijgen immers een kans. Momenteel is het de voedingsindustrie, die vanwege de doorgeschoten 'vertechnologisering' in het beklaagdenbankje staat, maar wie volgt? De voortschrijdende technologie kan verworden tot een black box. Slimme technologie neemt ons, burgers en overheid, veel zaken uit handen. Dat vinden we prettig, maar het leidt ook tot vervreemding. We kunnen nog zulke veilige constructies en processen bedenken, als de menselijke maat buiten beschouwing blijft, kan het nog steeds goed mis gaan. En dan wordt er al snel naar de overheid gekeken. Maar wat kan die overheid feitelijk nog inbrengen als het om technologische ontwikkelingen gaat? Vraag en aanbod op internationale markten stuwen de technologieontwikkeling voort. Het vergt een daadkrachtige en vooral slimme overheid die hierin kan en wil interveniëren, ter bescherming van het publieke belang. Reguleren of stimuleren?
De snelle technologieontwikkeling noopt ons tot het maken van keuzes over wat wel en wat niet mag. Dit zijn normatieve discussies, waar overheid en burgers het voortouw in moeten nemen; de vraag of je mensen mag klonen, laatje niet aan de markt over. De aantasting van privacy in de openbare ruimte en op internet is ook een publiek belang. Daar zal de overheid, als mogelijke uitkomst van een maatschappelijk debat, regels voor moeten opstellen. De geschiedenis leert dat wet- en regelgeving wel degelijk technologieontwikkeling kan sturen. Strenge milieuregels hebben in onder andere Japan en de VS tot schonere motoren geleid. Op het gebied van de voertuigveiligheid zijn er vergelijkbare ervaringen. De CFK's zijn door kordaat internationaal optreden uit onze koelkasten verbannen. Internationale en nationale wetgeving kan dus zeker helpen om technologie een gewenste richting uit te sturen, maar ze verloopt traag.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
Op sommige technologiegebieden gaan de ontwikkelingen dermate snel, dat sturing via wet nauwelijks mogelijk is. De 'time-to-market' van nieuwe telecommunicatieproducten is pakweg één jaar. Daar kan een overheid niet tegenop met nieuw beleid. In zo'n geval kan een stimulerend innovatiebeleid mogelijk wel soelaas bieden. Innovatie-impulsen
Omdat V&W van oudsher nauw betrokken is bij technologieontwikkeling op verschillende beleidsterreinen, ligt hier dus een belangrijke opgave. Met gerichte innovatie-impulsen kan het ministerie veilige en duurzame oplossingen bevorderen. V&W moet het daarbij vooral zoeken in een goede mix van oude en nieuwe technologieën; combinaties met meerwaarde van bijvoorbeeld weg- en waterbouw en ICT. Uitgekiende, gezamenlijke toepassingen van slimme wegen, slimme voertuigen en slimme logistiek, schone voertuigen en schone vervoersystemen. Dit alles biedt de markt legio uitdagingen. Het innovatiebeleid moet echter ook verder gaan. De beschreven ontwikkelingen in verkeer en vervoer, in het waterbeheer en de telecommunicatie vragen in toenemende mate om innovaties op het grensvlak van technologie, burger en bestuur. Dit type innovaties, waarbij de rol en positie van de overheid zelf in het geding is, wordt wel aangeduid als systeem- of rethink-innovaties. Dit type innovaties is te groot voor de markt alleen. Systeeminnovaties vergen een actieve en creatieve overheid, die ook haar eigen rol durft te problematiseren. Doorbraaktechnologie
In bijna alle hoofdstukken zijn ICT-trends aan de orde geweest. ICT is met de biotechnologie dé doorbraaktechnologie van het afgelopen decennium en de ontwikkelingen verlopen ongekend snel. De kennis over de gevolgen voor V&W is nog gering. Wat betekent deze overduidelijke, maar ook onzekere ontwikkeling voor het V&Wbeleid? Moet V&W net als bij de 'harde' infrastructuur gaan investeren in de ICT-infrastructuur, of laten we dit aan de markt over? En wat zijn de gevolgen van e-commerce voor het internationale handelsverkeer, voor logistieke concepten, stedelijke distributie, de 'harde' infrastructuur en voor het leefmilieu in en rond de steden? Voor V&W als overheidsorganisatie doemen weer andere typen vragen op. Gaat we in het digitale tijdperk op weg naar een 'lege staat' (a la Paul Frissen) of juist naar een 'Big Brother-staat' (alaGeorge Orwell), met op elk wegportaal een zender die ons via GSM of voertuig permanent in de gaten houdt? Gaat de rijksoverheid op weg naar een e-government en zo ja, wat betekenen de ontwikkelingen op het gebied van e-democatie, e-dienstverlening en e-handhaving voor de ambtenaar die bij V&W werkt?
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
175
9.5 Gecontroleerd vernatten is nodig In hoofdstuk 4 is uitgebreid beschreven dat we door allerlei natuurlijke en menselijke invloeden de komende decennia de kans lopen in grote delen van Nederland natte voeten te krijgen. De relatieve zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, toegenomen neerslagen mogelijk stormen zijn een potentiële bedreiging voor welvaart en welzijn. In extreme gevallen is zelfs het leven van burgers in gevaar. De bijzondere geografische positie van Nederland, aan de delta van een aantal grote rivieren, vereist daarom een blijvend waakzame rijksoverheid. De historie geeft aan dat wie denkt de 'waterwolf' in bedwang te hebben, bedrogen uit kan komen. Oude problemen, nieuwe kansen
Deze waterdreiging is voor Nederland dus geen nieuw gegeven. Maar 'dankzij' de hoge rivierstanden van de negentiger jaren en de discussies over de klimaatverandering, staat het onderwerp sinds kort weer hoog op de agenda. Zoals naar voren komt in hoofdstuk 7, is er inmiddels een duidelijke omslag merkbaar in het denken over het waterbeheer. Nederland beschikt met de grote kennis en kunde op het gebied van het waterbeheer en een goed gevulde schatkist over het vermogen om aloude problemen om te zetten in nieuwe kansen. Dat een groot deel van Nederland 'natter' gaat worden, staat wel vast. Daar is betrekkelijk weinig aan te doen, maar er is wel veel méé te doen. Juist door het water op de juiste tijd en op de juiste plaats de ruimte te geven, kan de situatie veiliger worden. Veiliger dan wanneer we simpelweg doorgaan met dijken verhogen en land droogmalen, want dat zal op de lange duur de problemen alleen maar verergeren.
176
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
Ruimte voor water in de kustzone en in rivierstroomgebieden biedt dus bescherming tegen overstroming en dient daarmee een groot publiek belang. Maar ruimte voor water kan ook tegemoet komen aan individuele behoeften van burgers. De Nederlander verloochent zijn volksaard namelijk niet en zoekt het water graag op. En met de groei van de welvaart neemt ook de behoefte aan water als recreatieruimte toe; als locatie voor een tweede woning of als ligplaats voor de boot. Ook neemt open water een steeds belangrijker plaats in bij woningbouw; wonen aan het water drijft de woningprijs op. Daar waar deze behoeften zich manifesteren in 'laag Nederland', is waterbeheer dus mooi te koppelen aan woningbouw. Maar ook aan natuurbeheer en natuurontwikkeling, want de Nederlandse overheid heeft tenslotte een grote internationale verantwoordelijkheid voor de bescherming van onze wetlands. Ruimte voor water kan een kwantitatieve en kwalitatieve impuls geven aan deze wetlands. Kortom, er liggen belangrijke kansen om 'blauw' met 'rood' en 'groen' te combineren. Een krachtiger overheid?
Benutting van deze kansen is echter niet eenvoudig. Er zit een 'maar' aan al deze nieuwe kansen. Meer ruimte voor water vraagt ook om een gedeeltelijke herinrichtingen herbestemming van Nederland. Daarmee komen bestaande rechten van burgers en bedrijven in het geding. Dit druist in tegen de trend van een terugtredende en meer klantgerichte overheid. Toch vergt de gecontroleerde 'vernatting' van Nederland juist een krachtige regie door de rijksoverheid, omdat veiligheidsbeleid boven lokale en individuele belangen uitstijgt. Een krachtige regie is ook nodig vanwege de internationale dimensie van kust- en rivierbeheer. Voor de inrichting en het beheer van stroomgebieden, zeeën en kusten zijn onderhandelingen en afspraken tussen naties nu eenmaal onmisbaar. Ook hier wachten dus nog de nodige vragen op een antwoord. Welke oplossingen biedt meervoudig ruimtegebruik? Hoe kunnen deze oplossingen daadwerkelijk gerealiseerd worden? Hoe wordt de boodschap 'ruimte voor water' overgebracht aan de burger? Hoe kan het interbestuurlijk management bij het waterbeheer vormgegeven worden? En last but not least: hoe gaan we om met het internationale spanningsveld? Kortom, er is nog veel verbeeldingskracht van politiek en bestuur, van onderzoekers en ontwerpers nodig om tot nieuwe fysieke en bestuurlijke landschappen te komen die voor de aan het water toebedachte ruimte nodig zijn.
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
177
Slotconclusie
De bovenstaande vier aandachtsgebieden bevatten belangrijke uitdagingen voor de beleidsontwikkeling van V&W. En ook voor het kennisen innovatiebeleid. Het valt op dat veel vraagstukken om kennis vragen uit de hoek van de gammadisciplines. De vraag naar cultuursociologen, economen, bestuurskundigen, gedragswetenschappersen communicatiedeskundigen bij V&W groeit. Zij kunnen de technischjuridische aanpak, waarin V&W traditioneel zo sterk is, in een breder kader plaatsten. Hun opmars is een gevolg -en tevens een mooie illustratie- van de paradigmashift waar V&W midden in zit. Een paradigmashift met drie verschillende fasen : •
Oriëntatie op de techniek: V&W heeft pasklare technische oplossingen en gaat daarmee op zoek naar een probleem. • Oriëntatie op het probleem: V&W stelt het probleem centraal, waarna een zoektocht naar 'technische' oplossingen start, die eindigt bij de bestaande technische oplossingen, of aanleiding geeft tot technische innovaties. • Oriëntatie op gebruikerswensen: V&W oriënteert zich op wat de samenleving verwacht en welke oplossingsrichtingen de samenleving zelf aangeeft. Dit vormt de basis voor nieuwe bestuurlijke arrangementen en ook innovatieve techniek. De drie fasen overlappen elkaar. Er is dus sprake van een cumulatie van oriëntaties, waardoor de complexiteit van 'het beleid maken' toeneemt. De paradigmashift zal dus belangrijke consequenties hebben voor V&W. Voor V&W zelf, voor de relatie met burgers en verschillende maatschappelijke verbanden. Het is waar, "vroeger was het makkelijker", maar van een departement dat midden in de veranderende samenleving staat en scherp naar die samenleving luistert, wordt nu eenmaal veel verwacht. Daarmee is de cirkel rond, en kunnen we dit trendrapport besluiten zoals we begonnen zijn: met de aloude Griekse wijsheid 'panta rhei'; alles stroomt.
178
Mei 2001
Koersen op de tijdgeest
Bronnen van figuren
Hoofstuk 7; geen bronvermelding Hoofstuk 2: Figuur 2.1: CBS Figuur 2.2: Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NiDi) Figuur 2.3: NiDi Figuur 2.4: NiDi Figuur 2.5: NiDi Figuur 2.6: CBS Figuur 2.7: UNCTAD Figuur 2.8: CBS Hoofstuk 3: Figuur 3.1: Figuur 3.2: Figuur 3.4: Figuur 3.5: Figuur 3.6:
Seifert & Waltzer, 1991 (zie literatuurlijst) Grübleen Nakicenovic, 1991 (zie literatuurlijst) De Digitale Delta (zie literatuurlijst) TNO Inro (zie literatuurlijst) VEWIN
Hoofstuk 4: Figuur 4.1: Wessel e.a., 1999. Zie literatuurlijst Figuur 4.2: RIVM Figuur 4.3: Commissie Waterbeheer 21e eeuw Figuur 4.4: Commissie Waterbeheer 21e eeuw Figuur 4.5,4.6,4.7,4.8: Kwakernaak e.a., 1998. Zie literatuurlijst Hoofstuk 5: Figuur 5.1 Figuur 5.2 Figuur 5.3 Figuur 5.4 Figuur 5.5 Figuur 5.6
Figuur 5.7 Figuur 5.8 Figuur 5.9
Mei 2001
CBS, Bodemstatistiek 1997 Commissie Waterbeheer 21e eeuw ministerie van Economische Zaken Staring Centrum, DLO Rijksplanologische Dienst (RPD) Meester, W.J., 1999, Subjectieve waardering van vestigingsplaatsen door ondernemers, Ned. Geogr. Studies CBS.AVV, RPD Klijn e.a., 1999. Zie literatuurlijst Natuurmonumenten, Unie van Provinciale Landschappen
Koersen op de tijdgeest
179
Figuur 5.10: Natuurbalans 2000. Zie literatuurlijst Figuur 5.11: Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, ministerie van VROM Hoofstuk 6: Figuur 6.1 CBS, AVV, TGL Figuur 6.2 AVV, CBS Figuur 6.3 AVV, CBS Figuur 6.5 AVV Figuur 6.6 CBS Figuur 6.7 TNO Figuur 6.8 RIVM Figuur 6.9 AVV, CBS Figuur 6.1 3: CBS, AVV Figuur 6.1 1: AVV Hoofstuk 7: Figuur 7.1 Figuur 7.2 Figuur 7.3 Figuur 7.4 Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur
RIZA CBS RIZA Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, ministerie van VROM 7.5 RIZA, CBS 7.6 CBS, LEI DLO, RIZA, Otto 1998 (zie literatuurlijst) Saeijs 2001 (zie literatuurlijst) 7.7 RWS 7.8 RIZA 7.9 WB 21, Rathenau-instituut 7.1 3: Unie van Waterschappen (UvW) 7.1 1: RIZA 7.1 2,7.13,7.14: UvW 7.1 5: RIZA
Hoofstuk 8: Figuur 8.1: DCTP Figuur 8.2,8.3,8.4: TPG 2000 Figuur 8.5, 8.6: The Strategis Group Europe Figuur 8.7,8.8: NEI Hoofstuk 9:
180
Mei 2001
geen bronvermelding
Koersen op de tijdgeest