Inhoudsopgave Personalia (stand per 31 december 2011)
1
Vijfjarig overzicht kerncijfers (bedragen in € miljoen)
4
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13
Bestuursverslag Doelstelling en beleid Bestuur en verantwoordingsorgaan Organisatie, verantwoording, toezicht en uitvoering Pensioenregelingen Externe ontwikkelingen en nieuwe wetgeving Ontwikkelingen op het gebied van Pension Fund Governance en medezeggenschap Risicomanagement Premiebeleid Toeslagbeleid Vermogensbeheer en beleggingsresultaat Financiële positie, toereikendheidstoets en herstelplan Communicatie Toekomstige ontwikkelingen en voornemens van het bestuur
5 6 6 7 11 13
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.5 2.5.1 2.6 2.7 2.7.1
Jaarrekening 2011 Balans per 31 december 2011 Staat van baten en lasten over 2011 Kasstroomoverzicht Toelichting behorende bij de jaarrekening 2011 Algemeen Bepalingen wet- en regelgeving Waarderings- en berekeningsgrondslagen Toelichting op de balans per 31 december 2011 Risicobeheer en derivaten Niet in de balans opgenomen verplichtingen Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011 Verbonden partijen
50 50 52 54 55 55 55 55 62 76 91 92 101
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Overige gegevens Uitvoeringsovereenkomst Gebeurtenissen na balansdatum Samenvatting verslag van de compliance officer Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring verantwoordingsorgaan
102 102 104 105 107 109 111
18 21 25 27 29 38 42 46
Bijlage 1: Samenvatting pensioenregelingen
116
Bijlage 2: Overzicht gebruikte afkortingen en begrippen
126
16 mei 2012
0
Jaarverslag 2011
Personalia (stand per 31 december 2011) Bestuur Het bestuur bestaat uit acht leden. De statuten bepalen dat hiervan vier benoemd zijn door de onderneming, twee benoemd zijn door de Ondernemingsraad (OR) en twee gekozen zijn door de gepensioneerden. De zittingstermijn bedraagt vier jaar. Het volgende overzicht laat de bestuurssamenstelling per 31 december 2011 zien, waarbij het jaar waarin de zittingstermijn eindigt tussen haakjes wordt vermeld. Bestuursleden, benoemd door de onderneming De heer drs. L. Burgers (2013) Mevrouw drs. C.T.M. van Mierlo, voorzitter bestuur (2015) De heer H.G. Monsou, vanaf 1 juni 2011, plaatsvervangend secretaris bestuur vanaf 7 december 2011 (2014) De heer G. Veltman, plaatsvervangend voorzitter bestuur (2012) Bestuursleden, benoemd door de Ondernemingsraad (OR) De heer R. Burema, secretaris bestuur (2013) De heer K. Meindertsma, vanaf 1 juni (2015) Bestuursleden, gekozen door de gepensioneerden De heer M. Hildebrand RA (2012) Vacature, ontstaan per 26 oktober 2011 (2014)
Dagelijks bestuur en commissies Vanuit het bestuur zijn een dagelijks bestuur (DB), een aanspreekpunt voor Integraal Risicomanagement (IRM) en drie commissies ingesteld. De leden van de commissies bestaan uit zowel bestuursleden, medewerkers van het bestuursbureau als externe leden. In sommige gevallen is een vaste adviseur aan de commissie toegevoegd. De samenstelling van deze vijf gremia is per 31 december 2011 als volgt: Dagelijks bestuur De heer R. Burema De heer drs. L. Burgers Mevrouw drs. C.T.M. van Mierlo (voorzitter) Aanspreekpunt Integraal Risicomanagement De heer K. Meindertsma, vanaf 1 oktober 2011 Beleggingscommissie De heer drs. L. Burgers (voorzitter) De heer M. Hildebrand RA De heer K. Meindertsma, vanaf 1 juni 2011 De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG Adviseur: de heer drs. M. Iglesias del Sol CFA, Towers Watson
16 mei 2012
1
Jaarverslag 2011
Commissie Communicatie De heer R. Burema (voorzitter) De heer A. van Dijk, Sara Lee Corporate and Public Relations De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG Mevrouw A. Nijland, Sara Lee Human Resources De heer B.C. van der Kwast Commissie Pension Fund Governance De heer H.G. Monsou, vanaf 1 juni 2011 (voorzitter) De heer drs. A. Aanstoot, vanaf 16 januari 2011 De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG De heer K. Hulzebos, Sara Lee Finance and Accounting
Verantwoordingsorgaan en compliance Vertegenwoordigers van de onderneming (KDE) De heer P.W.J. Huiskens (2015), Sara Lee Human Resources De heer H.J.W. van Wageningen (2013), Sara Lee HR Operations & Facility Management Vertegenwoordigers van de deelnemers (OR) De heer F.U. de Boer (2013) De heer C. de Mol (2015) Vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden (VGDE) De heer S. Meerema, vanaf 1 juni 2011 (2015) De heer C. Schipper, voorzitter VO (2013) Compliance officer De heer K. Hulzebos, Sara Lee Finance and Accounting
Bestuursbureau
De heer drs. A. Aanstoot (vanaf 16 januari 2011) De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG, directeur De heer B.C. van der Kwast, medewerker bestuursbureau Mevrouw S. Soesbergen, secretaresse (parttime) De heer mr. drs. E.S. de Vries RC, senior medewerker bestuursbureau (ad interim)
Administrateurs
TKP Pensioen BV (middelloonregeling) ABN AMRO Pension Services (beleggingsarrangement BPR)
Advies en certificering
Adviserend actuaris: de heer B. den Hartog Actuaris AG, werkzaam bij Towers Watson Certificerend actuaris: de heer ir. drs. G. Veluwenkamp Actuaris AG, werkzaam bij Towers Watson Certificerend accountant: de heer drs. H.C. van der Rijst RA, werkzaam bij PWC Accountants N.V.
16 mei 2012
2
Jaarverslag 2011
Intern toezicht - visitatiecommissie De visitatiecommissie bestaat uit drie visitatoren van het onafhankelijke samenwerkingsverband VisitatieOpMaat: De heer D. Wenting AAG RBA De heer H.J. Strang RA De heer drs. J. Groenewoud
Externe vermogensbeheerders
Aberdeen International Fund Managers Limited BlackRock Advisors Limited Goldman Sachs Asset Management International Unlimited Kempen Capital Management N.V. Legal & General Assurance (Pensions Management) Limited SNS Asset Management N.V. Northern Trust Global Investments Limited
Custodian The Northern Trust Company
Herverzekeraar Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V.
16 mei 2012
3
Jaarverslag 2011
Vijfjarig overzicht kerncijfers (bedragen in € miljoen) Aantallen per einde verslagjaar Actieven, exclusief aspirant deelnemers *) Premievrije deelnemers Pensioengerechtigd **) Totaal
2011 1.951
2010 2.167
2009 2.399
2008 2.853
2007 2.966
3.498
3.614
3.637
3.452
3.473
4.149
4.027
3.935
3.849
3.752
9.598
9.808
9.971
10.154
10.191
2008 52
2007 40
41 13 (3) 50
40 48
3,00%
1,00%
1,48%
1,25%
2008 946
2007 1.088
-12,5%
-3,3%
997 - 47 13,3 nvt 95% nvt nvt nvt
835 250
Staat van Baten en Lasten over verslagjaar (exclusief BPR) 2011 2010 2009 Totale premiebijdrage deelnemers, 26 30 71 werkgevers e.a. - Ontvangen premie regulier 25 25 26 - Indexatie volgend kalenderjaar 1 5 13 - Herstelactie exit-WAO - Herstelpremie onderneming 32 Pensioenuitkeringen 59 56 54 Toeslagen actieven - Per 1-1 van verslagjaar C&T 1,10% 1,00% 3,50% H&BC 1,65% 1,00% - Per 1-1 na verslagjaar C&T 0,45% 1,10% H&BC 1,25% 1,65% Toeslagen inactieven - Per 1-1 van verslagjaar Nihil 0,40% Nihil - Per 1-1 na verslagjaar Nihil Nihil Balans einde verslagjaar (exclusief BPR en overige assets) 2011 2010 2009 Waarde beleggingen 1.220 1.196 1.118 voor risico fonds Rendement 4,6% 9,3% 15,3% Nominale verplichtingen op marktwaarde Voorziening pensioenverplichtingen 1.226 1.111 1.023 Reserves (exclusief TRA) -24 77 91 Duration van de verplichtingen 14,5 13,7 12,8 Percentage afdekking renterisico 62% 53% 51% Dekkingsgraad nominaal 98% 107% 109% Toeslagreserve actieven (TRA) 58 nvt nvt Rendement TRA 0,4% nvt nvt Dekkingsgraad reëel 68% 73% 73% (vanaf 2011: inclusief TRA)
nvt 130% nvt nvt nvt
*) Bij de actieve deelnemers zijn voormalige medewerkers van de onderneming inbegrepen voor wie om verschillende redenen (tijdelijke) voortzetting van pensioenopbouw van toepassing is. Dit betreft exit-wao‟ers, situaties waarin een sociaal plan (Outplacement of Ouderenregeling) van toepassing is en voormalige medewerkers die werkzaam zijn bij verkochte bedrijfsonderdelen. In totaal gaat het per 31 december 2011 om 502 actieve deelnemers. **) Van de 4.149 pensioengerechtigden ultimo 2011, gaat het in 289 gevallen om vroegpensioeners.
16 mei 2012
4
Jaarverslag 2011
1 Bestuursverslag Hierbij bieden wij ingevolge artikel 15 van de statuten, welke voor het laatst gewijzigd zijn op 11 mei 2010, ons jaarverslag aan over de gang van zaken bij Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland (PSLN) over het per 31 december 2011 geëindigde boekjaar. Dit is het zesde jaarverslag van de per 1 januari 2006 door fusie van de drie voormalige pensioenfondsen ontstane stichting. De eerste rechtsvoorganger van de stichting werd op 31 december 1949 opgericht, zodat de stichting inmiddels een historie van 62 jaar heeft. De uitgangspunten van het Financieel Toetsingskader (FTK) en de verslaggevingsrichtlijnen – in het bijzonder Richtlijn 610 voor de jaarverslaggeving van pensioenfondsen - zijn leidend voor dit verslag en de jaarrekening. Daarnaast wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met relevant geachte onderwerpen en met de richtlijnen voor transparantie. Van de in het jaarverslag gebruikte afkortingen en begrippen is na hoofdstuk 3 een overzicht met de betekenissen hiervan terug te vinden. Door middel van dit bestuursverslag geven wij een overzicht van het verslagjaar 2011. De turbulentie, waar we nu al enkele jaren op wijzen, is nog steeds van toepassing en zal naar het er nu uitziet voorlopig ook nog actueel blijven. Absolute zekerheden zijn er nooit geweest; in 2011 werd echter wel heel duidelijk dat er meer aan de hand is dan „een tijdelijke dip zoals we die wel eerder hebben gezien‟. De pensioenwereld gaat echt andere tijden tegemoet. Naast diverse externe ontwikkelingen, is intern bij PSLN ook het nodige gebeurd in 2011. We hebben hier gedurende het jaar al middels de nieuwsbrieven over geïnformeerd. In dit bestuursverslag laten we dit nog eens overzichtelijk de revue passeren. Daarnaast zijn uiteraard de cijfers over 2011 compleet opgenomen. De vergrijzing van ons fonds is duidelijk in de meerjarige cijfers terug te zien. Bijsturen wordt daarom steeds lastiger. Uit deze ontwikkelingen is het duidelijk dat het beheersen van de risico‟s en het vinden van de juiste balans tussen rendement en risico eerste prioriteit moet krijgen en dit heeft dan ook continu onze aandacht. In het jaarverslag is daarom ook veel aandacht aan risicomanagement besteed. Tijdig en transparant communiceren naar onze deelnemers is zeker niet de minste uitdaging. Wij zullen er dan ook steeds naar blijven streven om onze „stakeholders‟ betrokken te houden bij de ontwikkelingen van het pensioenfonds. Hiertoe zal zeker ook een verbetering en uitbreiding van onze website bijdragen. Naast dit jaarverslag is een verkort publicitair jaarverslag opgesteld. Dit verkorte jaarverslag wordt aan de actieve deelnemers en pensioengerechtigden toegezonden en op verzoek aan overige belangstellenden verstrekt. Zowel het volledige jaarverslag als de verkorte versie zijn raadpleegbaar op de website.
16 mei 2012
5
Jaarverslag 2011
1.1
Doelstelling en beleid
De stichting heeft ten doel het doen van pensioenuitkeringen overeenkomstig de pensioenreglementen en het beheren en doen beheren van de middelen van de stichting. Het beleid van het bestuur is beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Deze is door het bestuur voor het laatst vastgesteld op 7 december 2011. Uitgangspunt van het beleid is dat alle belangen op evenwichtige wijze worden afgewogen, de financiële positie van het pensioenfonds zoveel mogelijk wordt beschermd en consistentie bestaat tussen gewekte verwachtingen, de financiële opzet en de communicatie daarover.
1.2
Bestuur en verantwoordingsorgaan
Bestuur PSLN hanteert het paritaire bestuursmodel. De geledingen zijn vermeld bij Personalia. Jaarlijks eindigt de zittingstermijn van 2 van de 8 bestuursleden. In juni 2011 eindigde de zittingstermijn van de heer A. Verkruyssen (namens de Ondernemingsraad) en mevrouw C. van Mierlo (namens de onderneming). Wegens zijn vertrek bij de onderneming is het bestuurslidmaatschap van de heer E.R. de Groot (namens de onderneming) eveneens in juni 2011 (tussentijds) beëindigd. Mevrouw van Mierlo is door de onderneming herbenoemd voor een periode van 4 jaar en vervolgens door het bestuur herkozen als voorzitter. Door de Ondernemingsraad is de heer K. Meindertsma voorgedragen als nieuw bestuurslid, met zittingsperiode 2011-2015. Door de onderneming is de heer H. Monsou voorgedragen als nieuw bestuurslid, met overname van zittingsperiode van de heer De Groot tot medio 2014. De geldende procedure, inclusief het gebruik van een functie- en competentieprofiel en de toetsing door DNB, is voor beide heren in de zomer van 2011 afgerond. Besloten is om bij te voorziene vacatures 9 maanden voor het ontstaan hiervan met het wervingsproces te starten. De heer A. Six (namens de pensioengerechtigden) heeft zijn bestuurslidmaatschap per 26 oktober 2011 op eigen verzoek beëindigd. Het wervingsproces voor de opvolging is direct begin november opgestart. Ook voor een tweetal vacatures die in mei 2012 zullen ontstaan zijn eind oktober, in samenwerking met de betreffende geleding, wervingsprocessen in werking gezet.
Verantwoordingsorgaan In het jaar 2011 liepen de zittingstermijnen af van de heren P.W.J. Huiskens (onderneming), C. de Mol (Ondernemingsraad) en H. de Heus (pensioengerechtigden). De heren Huiskens en De Mol zijn herbenoemd tot 2015. De heer De Heus heeft zich wegens omstandigheden niet beschikbaar gesteld voor herbenoeming. De heer S. Meerema is in zijn plaats benoemd als lid van het verantwoordingsorgaan tot 2015.
16 mei 2012
6
Jaarverslag 2011
1.3
Organisatie, verantwoording, toezicht en uitvoering
Dit hoofdstuk belicht de organisatie van en rond het pensioenfonds. De volgende onderwerpen worden belicht: wijze van aansturing en uitvoering; verantwoording; toezicht; uitvoerders en adviseurs; verslaglegging; administratieve uitvoering van de pensioenregeling; monitoring uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer.
Wijze van aansturing en uitvoering De wijze van aansturing en uitvoering van het pensioenfonds is samengevat in het volgende overzicht:
De verantwoordelijkheden en taakverdeling binnen (dagelijks) bestuur, commissies en bestuursbureau zijn vastgelegd in diverse documenten.
Verantwoording Het afleggen van verantwoording en het bereiken van transparantie over het beleid is een wettelijke taak van het bestuur. Het pensioenfonds voert structureel activiteiten uit ten aanzien van het afleggen van verantwoording aan de belanghebbenden. Een centrale rol hierbij is weggelegd voor het verantwoordingsorgaan (VO). Hierbij is sprake van een vertegenwoordiging van alle relevante belanghebbenden: de onderneming, de deelnemers en
16 mei 2012
7
Jaarverslag 2011
de pensioengerechtigden. Het VO is bevoegd om jaarlijks een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur van PSLN, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het VO heeft geen formele auditfunctie en draagt ook geen aansprakelijkheidsrisico ten aanzien van PSLN. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt of bestuursbesluiten gebaseerd zijn op een evenwichtige belangenbehartiging. Daarnaast geeft ze haar oordeel over het communicatieplan en enkele zaken in de governance structuur, zoals de inrichting van het intern toezicht en (eventuele) kostenvergoedingsregelingen. Het verantwoordingsorgaan geeft sinds 2007 een verklaring af in het jaarverslag. In dit jaarverslag is de verklaring van het verantwoordingsorgaan opgenomen in hoofdstuk 3.6. In het jaarverslag legt het Bestuur verantwoording af aan alle betrokkenen over het gevoerde beleid. Om deze verantwoording meer toegankelijk te maken voor al onze deelnemers, wordt tevens een beknopte (populaire) versie van het jaarverslag gemaakt en naar het huisadres van alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden verzonden. In een begrijpelijke en beknopte stijl worden hierin alle belangrijke ontwikkelingen uiteen gezet.
Toezicht Op elk pensioenfonds in Nederland is extern toezicht door de toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) van toepassing. Er is in het verslagjaar op meerdere momenten contact en correspondentie geweest met de toezichthouders. In het kader van het toetsingstraject voor de nieuwe pensioenregeling en de toekenning van de Aanvullende toeslag voor actieve C&T-deelnemers per 1 januari 2012 heeft afstemming met DNB plaatsgevonden. Er zijn geen aanwijzingen, sancties of andere maatregelen aan PSLN kenbaar gemaakt. PSLN heeft bezwaar aangetekend tegen de grondslag die DNB hanteert voor de toezichtskosten over 2011, aangezien daarbij de herstelpremie van 2009 tot de omzet wordt gerekend. DNB heeft, na een telefonische hoorzitting waarin PSLN haar bezwaar kon toelichten, laten weten geen beleidsvrijheid te hebben ten aanzien van de toepassing van de wettelijke regeling waarin de verdeelsleutel is vastgelegd. Bij PSLN is een visitatiecommissie ingesteld: VisitatieOpMaat (VOM), welke bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. Deze deskundigen focussen bij de visitatie vooral op de organisatie, gehanteerde procedures om tot besluiten te komen, functioneren van het bestuur en het risicomanagement in brede zin. VOM heeft in 2009 een volledige visitatie uitgevoerd. De invulling van het risicomanagement wordt mede gebaseerd op de aanbevelingen uit het opgestelde visitatierapport. In 2012 zal opnieuw een volledige visitatie plaatsvinden.
Uitvoerders en adviseurs De diverse uitvoerders waarmee PSLN contracten heeft afgesloten, zijn vermeld onder de Personalia: De pensioenuitvoerder: TKP te Groningen; De administrateur van het beleggingsdeel van de BPR: ABN AMRO Pension Services te Amsterdam; De custodian die de beleggingen administreert en alle noodzakelijke acties hierop uitvoert, en daarnaast namens het pensioenfonds activiteiten uitvoert op het gebied van securities lending, afdekking van valuta risico‟s en tevens performance-rapportages levert: Northern Trust Company te London; Een zevental vermogensbeheerders, aan wie één of meerdere specifieke mandaten zijn verstrekt om een deel van het vermogen binnen gegeven richtlijnen te beleggen.
16 mei 2012
8
Jaarverslag 2011
Tot slot schakelt het pensioenfonds waar nodig externe specialisten als adviseur in. De vaste adviseurs zijn ook bij de Personalia vermeld.
Verslaglegging De vervaardiging van het jaarverslag 2011, de kwartaalstaten (K) en jaarstaten (J) voor DNB is uitbesteed aan TKP. De accountant en waarmerkend actuaris van PSLN zijn ongewijzigd ten opzichte van boekjaar 2010 en hebben wederom de verslaggeving en de interne beheersing van het pensioenfonds beoordeeld. PSLN hanteert een maximum van 6 verslagjaren ten aanzien van de persoon die kan certificeren als accountant dan wel als waarmerkend actuaris. Het bestuur zal zich periodiek overtuigen van de deskundigheid en onafhankelijkheid van de certificeerders en indien nodig maatregelen nemen.
Administratieve uitvoering van de pensioenregeling De administratie van de pensioenen (middelloonregeling) wordt uitgevoerd door TKP. Per kwartaal rapporteert TKP over de administratieve performance. Deze toetsing vindt plaats op basis van de kwaliteitsstandaard ISAE 3402. In hoofdstuk 1.7 – Risicomanagement wordt ingegaan op deze standaard.
Monitoring uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer Het bestuur werkt met twee begrotingen: voor de uitvoeringskosten en voor het vermogensbeheer. De ontwikkeling van beide kostencategorieën wordt op kwartaalbasis gemonitord. De vermelde bedragen zijn inclusief BTW. De uitvoeringskosten werden in 2011 begroot op € 1,7 miljoen en zijn ook in werkelijkheid uitgekomen op € 1,7 miljoen. Door het bestuur is aan DNB verzocht om in de toekomst eerder een indicatie voor de toezichtskosten te krijgen, zodat hiermee ook rekening gehouden kan worden in de begroting. Voor 2012 worden de uitvoeringskosten begroot op ongeveer € 1,8 miljoen. In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten per deelnemer en per deelnemer exclusief premievrije deelnemers weergegeven over het huidige jaar en over de afgelopen vier jaar. PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN Per einde verslagjaar (* € 1.000)
2011
2010
2009
2008
2007
Actieven, exclusief aspirant deelnemers Premievrije deelnemers Pensioengerechtigd Totaal
1.951 3.498 4.149 9.598
2.167 3.614 4.027 9.808
2.399 3.637 3.935 9.971
2.853 3.452 3.849 10.154
2.966 3.473 3.752 10.191
Pensioenuitvoeringskosten
1.694
1.636
1.731
1.401
1.555
176
167
174
138
153
278
264
273
209
231
Uitvoeringskosten per deelnemer Uitvoeringskosten per deelnemer exclusief premievrije deelnemers
16 mei 2012
9
Jaarverslag 2011
De kosten voor het vermogensbeheer (inclusief dienstverlening door custodian, performancemeting, advies, interne kosten en BTW) werden in 2011 begroot op ongeveer € 2,0 miljoen, ofwel 0,22% van het belegde vermogen. De daadwerkelijke kosten voor het vermogensbeheer bedroegen € 1,6 miljoen, ofwel 0,14% van het belegde vermogen. Het verschil werd met name veroorzaakt door de verwerking van het BTW aftrekrecht. Deze kosten zijn grotendeels gebaseerd op de facturen van de vermogensbeheerders, custodian en adviseur. Voor 2 vermogensbeheerders zijn de kosten opgenomen op basis van een separate opgave, aangezien de kosten boekhoudkundig onderdeel zijn van de indirecte beleggingsresultaten. In onderstaande tabel worden de vermogensbeheerkosten als percentage weergegeven van het belegd vermogen over het huidige jaar en over de afgelopen vier jaar. VERMOGENSBEHEERKOSTEN Per einde verslagjaar Waarde van de beleggingen (in € miljoen – eindstand Waarde van de beleggingen (in € miljoen – gemiddeld Vermogensbeheerskosten (excl. perf. fees, na aftrekrecht BTW en in € 1.000) kosten onttrokken aan SNSfondsen kosten onttrokken aan Blackrockfondsen Totale vermogensbeheerkosten (excl. perf. fees) Vermogensbeheerkosten als % van het belegd vermogen
2011
2010
2009
2008
2007
1.220
1.196
1.118
946
1.088
1.208
1.157
1.032
1.017
1.123
1.388
2.175
2.200
1.872
3.357
100
247
0
0
0
162
123
0
0
0
1.650
2.545
2.200
1.872
3.357
0,14%
0,22%
0,21%
0,18%
0,30%
De transactiekosten zijn niet in bovenvermelde bedragen begrepen, aangezien deze informatie niet beschikbaar is. Er wordt overleg met de vermogensbeheerders gevoerd om (een schatting van) deze kosten inzichtelijk te krijgen, zodat deze kosten eveneens verantwoord kunnen worden. Performance fees worden niet begroot, omdat in die situatie ook sprake is van extra opbrengsten wegens behaalde outperformance. In 2011 is aan Aberdeen een performance fee betaald van € 1,3 miljoen. Deze fee had betrekking op de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011. Aan Goldman Sachs is een performance fee betaald van € 1,6 miljoen. Deze fee had betrekking op de periode van 1 april 2009 tot en met 30 september 2011. De totale vermogensbeheerkosten kwamen hierdoor uit op ongeveer € 4,5 miljoen
16 mei 2012
10
Jaarverslag 2011
1.4
Pensioenregelingen
De pensioenregelingen zijn voor het laatst per 1 april 2011 aangepast en vastgelegd in de 2011-reglementen. De 2011-reglementen zijn eind 2011 door het bestuur vastgesteld en in december zijn de parameters voor 2012 opnieuw vastgesteld en gepubliceerd. Schematisch overzicht van de pensioenregelingen per 1 april 2011 Geboortejaren tot en met 1949 62-65
65-plus Reglement BPR – t/m 1949 boven € 70.000
Reglement B – t/m 1949 - Opbouw 4,71% - Geen franchise
Reglement A – t/m 1949 - Opbouw 1,75% - Franchise € 19.894
Vroegpensioen van 62 tot 65 jaar
Ouderdomspensioen vanaf 65
Geboortejaren vanaf 1950
65-plus Reglement BPR – vanaf 1950 boven € 70.000
Vanaf 2006 is geen opbouw van vroegpensioen meer toegestaan voor geboortejaren van 1950 en hoger. Per 31-12-2005 zijn reeds opgebouwde rechten voor de geboortejaren 1950 tot en met 1960 premievrij gemaakt.
Reglement A – vanaf 1950 - Opbouw 2,25% - Franchise € 12.898 Ouderdomspensioen vanaf 65
De pensioenregelingen worden in de bijlage na hoofdstuk 3 beknopt omschreven. In de Coffee&Tea middelloonregeling (C&T-regeling) zijn door de CAO partijen per 1 april 2011 de volgende onderdelen aangepast: De toeslagverlening voor actieve deelnemers is omgezet van onvoorwaardelijke - naar voorwaardelijke toeslagen. Als overgangsregeling is hierbij een eenmalige financiering van € 60 miljoen door de onderneming beschikbaar gesteld ten behoeve van de vorming van een bestemde Toeslagreserve actieven (TRA). Het maximum pensioensalaris in de middelloonregeling is verlaagd van € 89.067 naar € 70.000. De jaarlijkse aanpassing van dit bedrag wordt opgeschort totdat het bedrag van € 55.000, verhoogd met de loonindex, boven € 70.000 uit stijgt. Deze „schaduwgrens‟ wordt jaarlijks gepubliceerd. De deelnemersbijdrage is gelijk aan 4% van de pensioengrondslag. Deelnemers die reeds per 31 maart 2011 aan de regeling deelnamen groeien in 8 jaar, met stappen van 0,5% per jaar, naar dit percentage toe.
16 mei 2012
11
Jaarverslag 2011
Het bestuur heeft de door cao partijen voorgenomen wijzigingen vooraf getoetst op compleetheid, duidelijkheid, wet- en regelgeving, evenwichtigheid en uitvoerbaarheid en daarbij tevens de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst betrokken. Dit heeft tot diverse aanvullende afspraken geleid, met name ten aanzien van de TRA (zie hoofdstuk 1.8). De deelnemers aan de C&T regeling hebben in juni 2011 een Informatiebulletin ontvangen, waarin de onderneming en het pensioenfonds een toelichting op de wijzigingen geven. Om diverse redenen (verkochte bedrijfsonderdelen, sociaal plan en dergelijke) zijn uitzonderingen afgesproken op de toepasselijkheid van de genoemde wijzigingen: Een groep op wie het verlaagde maximum voor het pensioensalaris niet van toepassing is; Een groep op wie de drie wijzigingen niet van toepassing zijn. Deze groepen zijn vastgelegd in een (gesloten) standenregister per 1 april 2011. In de reglementen van de BPR regeling is de franchise aangepast aan het verlaagde maximum pensioensalaris van de middelloonregeling. Het percentage voor de deelnemersbijdrage is eveneens aangepast en is voor de gehele BPR grondslag identiek aan het percentage in de middelloonregeling. In het kader van de zorgplicht wordt voor de beschikbare premieregeling een beleggingsstandaard gehanteerd, waarbij het beleggingssaldo vanaf acht jaar voor de beoogde pensioendatum geleidelijk wordt omgezet naar langlopende staatsleningen. Hierdoor wordt het beleggings- en renterisico fasegewijs afgebouwd en zijn deze risico‟s enige tijd vóór de beoogde pensioendatum gemitigeerd. In 2011 zijn voor de uitvoering van de BPR regeling nieuwe Lifecyclefondsen geïntroduceerd: de beoogde geleidelijke afbouw naar langlopende Staatsleningen wordt hierin automatisch vanaf 8 jaar voor de pensioenrichtleeftijd uitgevoerd; de jaarlijkse handmatige omzettingen zijn derhalve niet meer nodig; vanwege gebruikmaking van index trackers als onderliggende blokken, is de Total Expense Ratio ongeveer 0,5% lager dan bij de oude Lifecyclefondsen. Ook in het verslagjaar 2011 hadden BPR-deelnemers de mogelijkheid om op de pensioendatum een pensioenknip toe te passen waarbij een deel van het opgebouwde kapitaal wordt aangewend voor de inkoop van pensioen. Met het resterende kapitaal wordt ten laatste na 5 jaar pensioen ingekocht. PSLN biedt deze knip mogelijkheid zolang dit wettelijk is toegestaan. ABN AMRO Pension Services voert het beleggingsarrangement voor de beschikbare premieregeling uit en is een specialistische afdeling van ABN AMRO Nederland. Omdat in beleggingsfondsen wordt deelgenomen via Stichting ABN AMRO Beleggingsrekeningen heeft dit tot gevolg dat de inleg van de deelnemers is ondergebracht in een aparte entiteit, die juridisch gescheiden is van de bank en alleen een bewaar- en administratiefunctie mag hebben. Verder is in 2011 aan de keuzelijst die hoort bij de mogelijkheid van Opting-out een viertal index trackers toegevoegd. Een complete lijst, inclusief ISIN-code en Total Expense Ratio, wordt bijgehouden op de website van het pensioenfonds en periodiek geactualiseerd. De deelnemers hebben toegang gekregen tot een individueel deel op een BPR-webportal, waarin zij de fondsen op hun BPR rekening kunnen monitoren. Hierin wordt ook aandacht aan de zorgplicht besteed. De overeenkomst met ABN AMRO is aangegaan voor onbepaalde tijd en kent een opzegtermijn van 3 maanden.
16 mei 2012
12
Jaarverslag 2011
1.5
Externe ontwikkelingen en nieuwe wetgeving
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen vormden in het verslagjaar de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een versterking van het bestuur van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. AOW-uitkering op verjaardag Het wetsvoorstel om de AOW-uitkering in te laten gaan op de verjaardag dat de gerechtigde 65 jaar wordt, is in december 2011 door de Eerste Kamer aangenomen en zal per 1 april 2012 in werking treden. Tot 1 april 2012 gaat de AOW-uitkering nog in op de eerste dag van maand waarin de gerechtigde 65 jaar wordt. Deze wijziging kan ertoe leiden dat er geen aansluiting meer is tussen de ingangsdatum van de AOW-uitkering, het ouderdomspensioen en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waardoor inkomensconsequenties kunnen optreden. Een eventuele wijziging van de pensioenregeling om die gevolgen op te vangen, is een zaak van sociale partners. Het fonds heeft de deelnemers gewezen op de consequenties van deze wetswijziging. Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW In dit wetsvoorstel, dat in oktober 2011 als ontwerp bij de Tweede Kamer is ingediend, gaat het om de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, de mogelijkheid om de AOW-uitkering eerder of later in te laten gaan en om een extra verhoging van de AOW-uitkering. Voorgesteld wordt de AOW-leeftijd in 2020 te verhogen naar 66 jaar en naar verwachting in 2025 naar 67 jaar. Afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting maakt het wetsvoorstel een verdere verhoging mogelijk. Daarnaast wordt geregeld dat de AOW-uitkering onder actuariële herrekening zowel kan worden vervroegd als uitgesteld. Tot slot zal de AOWuitkering volgens het wetsvoorstel tussen 2012 en 2028 extra worden verhoogd. Voor wat betreft aanpassing van het Witteveen-kader zal de fiscale pensioenrichtleeftijd volgens het wetsvoorstel in 2014 worden verhoogd naar 67 jaar. Een verdere verhoging is net als voor de AOW - mogelijk. Het voorstel voorziet niet in een verlaging van de fiscaal maximale opbouwpercentages, zij het dat de huidige maximale opbouwpercentages gekoppeld zullen worden aan de hogere pensioenleeftijd. (Door)werken en bijverdienen bij vervroeging van pensioeningangsdatum Voor vervroeging van de pensioeningangsdatum gold tot voor kort de fiscale eis dat dit alleen mogelijk was voor het gedeelte dat de deelnemer stopt met werken. De deelnemer diende een verklaring te ondertekenen, waarin hij verklaart te stoppen met werken en ook niet meer de intentie heeft weer te gaan werken. De staatssecretaris van Financiën heeft bij Besluit van 30 augustus 2011 bekend gemaakt dat deze eis komt te vervallen voor zover het pensioen niet vóór de 60e verjaardag vervroegd ingaat. Dit betekent dat bij een vervroeging van pensioen vanaf de 60-jarige leeftijd, niet meer getoetst hoeft te worden of de deelnemer stopt met werken. Gaat het pensioen na vervroeging eerder in dan op 60-jarige leeftijd, dan geldt de voorwaarde nog wel; bij PSLN is 60 jaar de vroegst mogelijke vervroegde pensioendatum zodat de verklaring niet meer nodig is.
16 mei 2012
13
Jaarverslag 2011
Afwijkende teksten toeslagenmatrix Per 1 april 2011 is de wetgeving rondom de toeslagenmatrix gewijzigd. De wet is zodanig aangepast dat afwijken van de standaardteksten van de zogenoemde voorwaardelijkheidsverklaring is toegestaan als het gebruik van de standaardteksten tot onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie aan de deelnemer zou leiden. De voorwaardelijkheidsverklaring dient in alle persoonlijke uitingen opgenomen te worden voor zover in deze uitingen over toeslagen wordt gesproken. De AFM zal achteraf controleren in hoeverre de afwijkingen bijdragen aan de begrijpelijkheid en/of juistheid van de voorwaardelijkheidsverklaring. In de wet is expliciet bepaald dat de afwijkingsmogelijkheid zich beperkt tot de voorwaardelijkheidsverklaring in persoonlijke uitingen. Dit heeft tot gevolg dat er vooralsnog geen mogelijkheid is om in pensioenreglementen en de uitvoeringsovereenkomsten van de standaardtekst van de voorwaardelijkheidsverklaring af te wijken. De beoordeling daarvan ligt bij DNB. Wijziging melding arbeidsongeschiktheid Artikel 37 van de Pensioenwet is ten aanzien van de melding van de arbeidsongeschiktheid gewijzigd. Voorheen werd hierin bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn met het UWV een contract te sluiten op grond waarvan het UWV aan de pensioenuitvoerder de arbeidsongeschiktheid van de medewerker meldt. Deze verplichting is vervallen. In plaats daarvan geldt dat het UWV aan een pensioenuitvoerder automatisch de arbeidsongeschiktheidsmeldingen en de daarin optredende mutaties doorgeeft. Standaard uitruil partnerpensioen In de Pensioenwet is een bepaling opgenomen waarin geregeld is dat bij baanwisseling een standaarduitruil plaatsvindt van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, als dat is opgenomen in de pensioenregeling. Dit betekent, dat de uitruil plaatsvindt, tenzij de deelnemer en de partner nadrukkelijk aangeven niet te kiezen voor de uitruil. Op de pensioendatum was een standaarduitruil voor pensioenregelingen met een partnerpensioen op risicobasis al voorgeschreven. Het issue van de standaarduitruil is alleen van toepassing bij de BPR regeling. Op de pensioendatum wordt voor de aanwending van het BPR kapitaal als standaard een ouderdomspensioen met 70% partnerpensioen aangeboden. Het bestuur heeft de mogelijkheden van inkoop van partnerpensioen bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum nog in onderzoek.
16 mei 2012
14
Jaarverslag 2011
Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het kabinet heeft in februari 2012 het wetsvoorstel „Wet versterking bestuur pensioenfondsen‟ ingediend bij de Tweede Kamer. Samenvattend staan de volgende uitgangspunten bij de herziening van de wettelijke regels centraal: versterking van de deskundigheid van het bestuur en het intern toezicht; adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers; stroomlijning van taken en organen. Ten opzichte van de huidige wettelijke regels beoogt het wetsvoorstel naast het paritaire model ook de keuze voor een model met onafhankelijke bestuurders mogelijk te maken. Een en ander heeft ook consequenties voor het toezicht en de deelnemersraad / belanghebbenden vertegenwoordiging. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2013. Pensioenfondsen krijgen na inwerkingtreding van het wetsvoorstel, met uitzondering van enkele bepalingen, een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. In september 2011 heeft het bestuur in een workshop de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van het huidige bestuursmodel van PSLN besproken. Ook is nagegaan welke elementen behouden moeten worden en welke verbeteringen mogelijk zijn indien andere bestuursmodellen wettelijk toegestaan zullen worden. Het bestuur wacht eerst de definitieve wetgeving af, voordat hier verdere besluitvorming over zal plaatsvinden. Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen Vanaf 10 december 2011 is de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van kracht. Pensioenfondsen worden hiermee verplicht om volgens voorschriften van DNB een financieel crisisplan te maken, hierover te communiceren met belanghebbenden en het plan „up-to-date‟ te houden. DNB gaat er van uit dat pensioenfondsen uiterlijk 1 mei 2012 een crisisplan gemaakt hebben en opgenomen hebben in de ABTN. DNB is van mening dat pensioenfondsen zich daarmee beter op een financiële crisis kunnen voorbereiden. Bovendien geeft een crisisplan deelnemers inzicht in de mogelijke gevolgen van zo‟n crisissituatie voor hun pensioen. Het bestuur heeft zich tijdens de opleidingsdag in november 2011 voorbereid op het opstellen van een financieel crisisplan voor PSLN. Begin 2012 is een workshop gehouden om vorm te geven aan de verdere invulling en daarna is het plan door het bestuur vastgesteld en aan de ABTN toegevoegd. Beleidsregel ‘Deskundigheid’ Nadat DNB en AFM in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde „Beleidsregel Deskundigheid‟ hadden gepubliceerd, is deze beleidsregel op 1 januari 2011 in werking getreden. In de beleidsregel zijn de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. De beleidsregel geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden en zal in 2012 leiden tot een uitbreiding van het deskundigheidsplan. Voor elk bestuurslid is per 1 januari 2012 een individueel dossier aangelegd, waarin de relevante informatie wordt bijgehouden. Pensioenakkoord Op 10 juni 2011 presenteerde de Stichting van de Arbeid de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord van juni 2010.
16 mei 2012
15
Jaarverslag 2011
Om de gevolgen van de stijging van de levensverwachting het hoofd te bieden, worden voorstellen gedaan voor meer voorwaardelijke pensioenen, bijvoorbeeld met betrekking tot de pensioenleeftijd. Daarnaast zouden pensioenregelingen meer dan nu het geval is, moeten kunnen „mee-ademen‟ met de financiële positie van het pensioenfonds om de schokbestendigheid van het stelsel te vergroten. Voor een aantal van de voorstellen is aanpassing van de Pensioenwet, het FTK en de fiscale pensioenwetgeving nodig. Het is aan de decentrale sociale partners om vervolgens nadere invulling te geven aan het Pensioenakkoord. Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK niet eerder dan in 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2014. Het bestuur volgt de ontwikkelingen op dit relevante dossier op de voet. Aangezien in mei 2012 de hoofdlijnennotitie zal verschijnen, zal eind juni 2012 een workshop aan dit dossier worden besteed. Verantwoordelijkheidsverdeling tussen fondsbestuur en sociale partners De uitwerking van het Pensioenakkoord heeft het vraagstuk van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen sociale partners (als verantwoordelijken voor de arbeidsvoorwaarden) en het pensioenfondsbestuur (als uitvoerder van de pensioenregeling) pregnanter dan tot nu toe op tafel gelegd. Bij het traject van de regelingsherziening van 2011 is gebleken dat de praktische invulling in concrete situaties niet gemakkelijk is. Een concreet plan van aanpak waar partijen zich vooraf aan conformeren is nodig om de wederzijdse verwachtingen goed op elkaar te laten aansluiten. Over dit dossier is door de Pensioenfederatie intensief gesproken met de Stichting van de Arbeid. In een notitie van de Pensioenfederatie van december 2011 wordt uitgebreid ingegaan op deze verantwoordelijkheidsverdeling. Het bestuur heeft hier met belangstelling kennis van genomen. Aanbevelingen uitvoeringskosten In 2011 heeft de Pensioenfederatie aanbevelingen opgesteld met betrekking tot de communicatie over de uitvoeringskosten van pensioenfondsen. In de aanbevelingen onderstreept de Federatie het belang van kostentransparantie. De kosten moeten volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds en beschikbaar zijn voor deelnemers. De aanbevelingen benoemen de verschillende kosten van het pensioenbeheer en het vermogensbeheer. Er worden aanbevelingen gedaan hoe deze kosten gecommuniceerd kunnen worden en hoe de communicatie kan worden uitgesplitst naar de verschillende groepen stakeholders. Bij de aanbevelingen geldt het principe „pas toe of leg uit‟, waarbij de Pensioenfederatie de voortgang gaat monitoren. Het bestuur onderschrijft de aanbevelingen en heeft in 2011 in een Nieuwsbrief een eerste artikel over de uitvoeringskosten opgenomen. Met name bij de transactiekosten in het vermogensbeheer zullen nog stappen gezet moeten worden om de transparantie op het beoogde niveau te brengen. Het bestuur zal zich inspannen om de aanbevelingen zoveel mogelijk toe te passen. Vanaf boekjaar 2012 zal gebruik worden gemaakt van CEM-benchmarking. CEM is een internationaal toonaangevend bedrijf op het gebied van kostenvergelijking in de pensioensector. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid De koepelorganisaties van pensioenfondsen en verzekeraars hebben in 2011 op hoofdlijnen een akkoord bereikt om op uniforme wijze het inloop- dan wel het uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid te dekken. Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van
16 mei 2012
16
Jaarverslag 2011
arbeidsongeschiktheid nadat een medewerker bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. De nieuwe uitvoerder krijgt volgens de afspraken de mogelijkheid dit risico te beperken. Het kabinet heeft aangegeven de gemaakte afspraken in wetgeving te willen verankeren nadat een aantal onderdelen van die afspraken juridisch zijn getoetst. Indien die toetsing geen belemmeringen oplevert voor een wettelijke uitwerking, zal het kabinet naar verwachting in de loop van 2012 aan de Tweede Kamer het betreffende wetsvoorstel aanbieden.
16 mei 2012
17
Jaarverslag 2011
1.6
Ontwikkelingen op het gebied van Pension Fund Governance en medezeggenschap
Pension Fund Governance (PFG) is een verzamelbegrip voor alles wat met een goed functionerend pensioenfonds te maken heeft. De kernthema‟s van PFG zijn: zorgvuldig bestuur, goed functioneren van individuele bestuursleden en het bestuur als geheel, adequaat intern toezicht, open en transparante wijze van verantwoording, bevordering deskundigheid en integriteit. Het bestuur hanteert daarbij de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Star) en Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur‟ (Pensioenfederatie) als een belangrijke leidraad. Zorgvuldig bestuur PSLN geeft invulling aan zorgvuldig bestuur door bij alle beleidsbeslissingen het principe van evenwichtige belangenafweging voorop te stellen. Bestuursleden opereren daarbij genoegzaam onafhankelijk. Bij zowel beleidsbeslissingen als fondsdocumenten wordt rekening gehouden met adviezen van deskundigen en indien noodzakelijk vindt juridische-/fiscale toetsing plaats. Het bestuur wordt ondersteund door een bestuursbureau dat zich voornamelijk bezighoudt met beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende werkzaamheden. Elke commissie bestaat uit bestuursleden, een medewerker van het bestuursbureau en wordt eventueel aangevuld met (externe) adviseurs. Het bestuursbureau organiseert voorafgaand aan iedere bestuursvergadering een workshop over specifieke onderwerpen die van belang zijn voor het bestuur. Maandelijks informeert het bestuursbureau het bestuur over de financiële ontwikkeling (vermogen, VPV, performance, dekkingsgraad e.d). Verder wordt het bestuur per kwartaal uitgebreid geïnformeerd over alle relevante ontwikkelingen van het fonds, inclusief de financiële kengetallen. Ook stuurt het bestuursbureau externe partijen aan, beoordeeld zij de er de performance van de vermogensbeheerders en de performance van de pensioenuitvoeringsorganisatie en rapporteert hierover aan het bestuur of een commissie. Voor de informatievoorziening van het bestuursbureau aan het bestuur wordt gebruik gemaakt van een Cockpit en digitale media. Ten aanzien van actuariële werkzaamheden bestaat er een scheiding tussen de adviseur van het pensioenfonds en de waarmerkend actuaris. Functioneren van bestuursleden en bestuur als geheel Het bestuur is zich ervan bewust dat het besturen van een pensioenfonds, mede als gevolg van deskundigheidsvereisten, ontwikkelen van competenties en het uitvoeren van projecten, steeds meer tijdsbesteding vergt. Voor nieuwe kandidaat-bestuursleden maakt PSLN gebruik van een algemeen functie- en competentieprofiel. Het functie- en competentieprofiel is in 2011 geactualiseerd. Bij de jaarlijkse Pension Fund Governance workshop op 9 september 2011 is uitgebreid stilgestaan bij de sterktes en zwaktes van het huidige bestuursmodel van PSLN. Door de PFGcommissie is als voorbereiding op deze workshop een SWOT-analyse opgesteld. Deze analyse is uitgebreid besproken. Ook zijn de mogelijke bestuursmodellen kort besproken. Nadat het wetsvoorstel „Versterking bestuur pensioenfondsen‟ is aangenomen zal er opnieuw aandacht worden besteed aan het bestuursmodel dat het beste bij PSLN past.
16 mei 2012
18
Jaarverslag 2011
In 2011 heeft het bestuur besloten om jaarlijkse een evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel plaats te laten vinden. Deze evaluatie wordt voorbereid door de PFGcommissie. Intern toezicht Het bestuur ziet (intern) toezicht door onafhankelijke deskundigen als een gelegenheid om de interne bestuursprocessen, besluitvormingsprocedures en de maatregelen ter beheersing van de risico‟s verder te verbeteren. Het bestuur heeft in 2007 besloten om intern toezicht bij PSLN in te vullen door de benoeming van een visitatiecommissie. Er zijn drie visitatoren van VisitatieOpMaat aangesteld (zie Personalia). In het verslagjaar 2011 heeft geen (deel)visitatie plaatsgevonden. Het rapport van de uitgevoerde visitatie in 2009 bood het bestuur in verslagjaar nog voldoende handvaten om de zorgvuldigheid van het bestuur, waaronder inbedding van risicomanagement, verder te vergroten. Bovendien gaf het rapport geen aanleiding tot ingrijpende maatregelen. In 2012 zal een volledige visitatie plaatsvinden, waarbij een reglement voor de visitatiecommissie als uitgangspunt gehanteerd zal worden. Verantwoording Het bestuur legt verantwoording af aan de belanghebbenden middels het jaarverslag, waarvan ook een verkorte versie gepubliceerd wordt. Ook tussentijds worden regelmatig bestuursbesluiten aan de belanghebbenden gecommuniceerd en verantwoord, vooral door hier aandacht aan te geven in de Nieuwsbrief Pensioen, welke in 2011 vier keer is verschenen en aan alle actieve deelnemers en gepensioneerden is verzonden. Het bestuur heeft twee gezamenlijke besprekingen per jaar met het verantwoordingsorgaan, om eventuele vragen of opmerkingen door te nemen. Het verantwoordingsorgaan krijgt regelmatig relevante documenten toegezonden. Tevens is eind 2011 een eigen omgeving voor het verantwoordingsorgaan op het bestuurdersportal ingericht, waarop periodiek documentatie wordt geplaatst. Deskundigheid De aanbevelingen van de commissie Frijns en Goudswaard waren mede aanleiding voor het wetsvoorstel „Versterking bestuur pensioenfondsen‟ waarin twee bestuursmodellen zijn geïntroduceerd. DNB en AFM hebben per 1 januari 2011 de beleidsregel opgesteld waarin duidelijke eisen worden gesteld aan de deskundigheid van beleidsbepalers van financiële instellingen. Het is duidelijk dat de eisen aan de kwaliteit, deskundigheid en tijdsbesteding van bestuurders van pensioenfondsen steeds verder worden opgeschroefd. Tijdens een workshop in september 2011 zijn de hiervoor genoemde ontwikkelingen en het door de Pensioenfederatie opgestelde document „Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur‟ uitgebreid aan de orde geweest. Ter bevordering van de deskundigheid is in 2011 opnieuw een zestal interne workshops gehouden (waarvan twee ook voor het verantwoordingsorgaan). In november is de jaarlijkse opleidingsdag georganiseerd. Bij vervanging van bestuursleden wordt zoveel mogelijk aangestuurd op adequate aanvulling op de deskundigheidsmatrix. Het bestuur streeft naar een evenwichtige verdeling van de deskundigheidsgebieden over de bestuursleden. Naast het dagelijks bestuur zijn daarom drie commissies ingesteld, waar bestuursleden zitting in hebben (zie Personalia). Integriteitsbeleid De commissie PFG heeft in samenwerking met het Nederlands Compliance Instituut een eerste aanzet voor het integriteitsbeleid gemaakt. Doelstelling van dit integriteitsbeleid is te
16 mei 2012
19
Jaarverslag 2011
stimuleren dat aan PSLN verbonden personen op alle niveaus handelen in overeenstemming met maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen in het algemeen, en de specifieke waarden en normen die gelden voor PSLN in het bijzonder. Het gaat daarbij om de volgende vier gebieden: persoonlijke integriteit van bestuurders en andere verbonden personen; organisatorische integriteit (interne procedures en maatregelen op het gebied van administratieve organisatie en interne controle ter bestrijding van onoorbaar gedrag); relationele integriteit (marktgedrag van het pensioenfonds in haar relatie tot derden alsmede het gedrag van derden dat PSLN kan aantasten); integriteit met betrekking tot marktgedrag (het voorkomen van koersmanipulatie c.q. koersstabilisatie rond emissies, het bijsturen van koersen teneinde andere gerelateerde transacties te beïnvloeden). Voor personen die in en rond PSLN een functie vervullen is een gedragscode van toepassing. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de inhoud en zwaarte van de rol en functie van de betreffende persoon (verbonden personen, betrokkenen en insiders). De gedragscode wordt bij aanvang van de functie voor akkoord ondertekend en jaarlijks wordt tijdens de vergadering waarin het jaarverslag wordt behandeld een verklaring van naleving ondertekend. De compliance officer is door het bestuur aangesteld en is daarmee het aanspreekpunt voor de interpretatie en uitvoering van de gedragscode. De compliance officer meldt zijn bevindingen aan het bestuur na de completering van het dossier met ondertekende verklaringen van naleving. Een samenvatting van het rapport van de compliance officer is opgenomen in hoofdstuk 3.3. Transparantie Het bestuur is voorstander van een transparant beleid. In dit kader is in verslagjaar een document „‟openbaarheid van fondsdocumenten‟‟ opgesteld. Hierbij is per fondsdocument vastgesteld in welke categorie deze ingedeeld wordt: bestuur, direct betrokkenen, ”opvraagbaar met vertrouwelijke behandeling” en openbaar. Medezeggenschap pensioengerechtigden Vanaf 2008 worden twee zetels in het bestuur van PSLN ingevuld door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. In overleg met de Vereniging van Gepensioneerden Douwe Egberts (VGDE) is naar mogelijkheden gezocht om het verkiezingsproces ten behoeve van de vervulling van gepensioneerdenzetels te vereenvoudigen. Gezien het draagvlak van de VGDE (bijna 1.500 leden), vervult deze vereniging een bijzondere positie bij de invulling van deze bestuurszetels. De VGDE doet een voordracht, rekening houdend met het functie- en competentieprofiel. Het pensioenfonds zorgt voor verspreiding van de relevante informatie over de betreffende kandidaat. Andere voordrachten door pensioengerechtigden zijn onder voorwaarden mogelijk. Mocht dit het geval zijn, dan zal het bestuur verkiezingen organiseren. In 2011 is het verkiezingsreglement herzien. Er is nog geen gebruik gemaakt van het verkiezingsreglement, omdat buiten de VGDE-kandidaten geen andere kandidaten zijn voorgedragen.
16 mei 2012
20
Jaarverslag 2011
1.7
Risicomanagement
Door periodieke rapportages en actuele onderwerpen die tijdens de workshops voorafgaand aan de bestuursvergaderingen worden behandeld krijgt het bestuur een actueel beeld van de risico‟s die het fonds loopt. Het jaar 2011 stond voor PSLN in het teken van de verdere inbedding van het risicomanagement. Voor de inbedding van het risicomanagementproces wordt de indeling van FIRM gevolgd Dit staat voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. Voor structurering en onderbouwing van het risicomanagement proces is PSLN in Nederland de eerste gebruiker van eControls, aangeboden door eShare. Deze aanbieder is na een uitgebreid selectietraject geselecteerd als partij die een tool biedt ter ondersteuning van de visie/wensen die PSLN heeft voor de verdere inbedding van het integraal risicomanagement. Met behulp van eControls is een risicobeheersingsproces opgesteld. In totaal zijn er binnen dit project 166 risico‟s benoemd. In eerste instantie is er voor gekozen om de voor PSLN belangrijkste 50 FIRM risico‟s te inventariseren en vast te leggen in eControls. Per risico zal de impact worden bepaald, wat de beheersingsmaatregelen zijn en hoe het risico periodiek onder de aandacht van het bestuur of een commissie wordt gebracht. Indien er zich een risico incident plaatsvindt, zal dit meteen worden gemeld en wordt de opvolging gemonitord. eControls voorziet daarbij in een audit trail. PSLN loopt hierbij het volgende proces door:
Bij de inventarisatie van de risico‟s en beheersingscategorieën worden de onderstaande FIRM categorieën gehanteerd. Risicocategorieën Financiële risico’s Matching- / renterisico Marktrisico Kredietrisico Verzekeringstechnisch risico
Beheersingscategorieën Niet-financiële risico’s Omgevingsrisico Operationeel risico Uitbestedingsrisico IT-risico Integriteitsrisico Juridisch risico
Risicospecifieke beheersing Organisatie Management Solvabiliteitsbeheer Liquidititeitsbeheer
Een uitgebreide toelichting van de begrippen is te vinden in de begrippenlijst.
16 mei 2012
21
Jaarverslag 2011
In het verslagjaar 2011 is aan de verschillende risico‟s de volgende aandacht besteed.
Financiële risico’s Financiële risico‟s worden periodiek (dagelijks, wekelijks, maandelijks of per kwartaal) gemonitord. De monitoring vindt plaats door het bestuur en/of commissies, ondersteund door het bestuursbureau. Voor de monitoring wordt gebruik gemaakt van de informatie die door de pensioenuitvoerder en custodian – via een webportal - beschikbaar wordt gesteld. De door de custodian verstrekte beleggingsinformatie wordt aangevuld met maand - en kwartaalrapportages van de vermogensbeheerders en de pensioenuitvoerder. Matching- /renterisico Het strategisch beleid van PSLN is om het renterisico gedeeltelijk af te dekken. PSLN heeft hiervoor een matchingportefeuille ingericht, die als doel heeft om de waardeontwikkeling van de verplichtingen op termijn voor 75% af te dekken. De wijze van afdekking is vastgelegd in het beleggingsplan. De monitoring van het renterisico vindt plaats door de beleggingscommissie. Ieder kwartaal wordt door een externe partij een rentescan uitgevoerd. Het valutabeleid is erop gericht om de exposure naar USD, GBP en Japanse Yen geheel of gedeeltelijk af te dekken. Marktrisico Het beleid op het gebied van marktrisico is vastgelegd in de beleggingsrichtlijnen en is vastgesteld op basis van een ALM-studie. In de beleggingsrichtlijnen is vastgelegd door welke partij en op welke wijze (spreiding en soorten beleggingen) het vermogen belegd dient te worden. De beleggingsrichtlijnen worden vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevatten alle limieten waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. De beleggingscommissie komt 10 keer per jaar bijeen en gaat na wat nodig is om de in het beleggingsplan opgenomen doelstellingen te realiseren en zet de hierbij behorende acties uit indien daartoe aanleiding is. Kredietrisico Het kredietrisico wordt beoordeeld op basis van de beleggingsrapportages van de vermogensbeheerders. In het beleggingsplan is de minimale rating van een tegenpartij vastgelegd en onder andere hoeveel er belegd mag worden in emerging markets debt en corporate high yield obligaties. Voor de beleggingscommissie is een taak weggelegd om de risico‟s te monitoren en daar waar nodig mitigerende acties te initiëren. Verzekeringstechnisch risico Voor het overlijdensrisico heeft het pensioenfonds een herverzekeringsovereenkomst met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. gesloten. De herverzekering bestaat uit een integrale stoplossdekking en een proportionele herverzekeringsovereenkomst. Het langlevenrisico wordt door het fonds in eigen beheer gehouden. De grondslagen waarop de technische voorzieningen gebaseerd worden, staan vermeld in Uitwerking actuariële grondslagen. Voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt sinds ultimo 2007 een schadereserve voor exitWAO-ers gevormd in eigen beheer. Ontwikkeling van deze reserve als gevolg van mutaties in het bestand worden afgerekend met de onderneming. De onderneming houdt een voorziening voor langdurig zieken aan. Als de Uitvoeringsovereenkomst op enig moment niet wordt verlengd, zal het pensioenfonds een beroep op deze voorziening doen. Bij eventuele discontinuïteit van de onderneming met collectief ontslag als gevolg, bestaat er reglementair geen recht meer op premievrije voortzetting van pensioenopbouw voor deze langdurig zieken.
16 mei 2012
22
Jaarverslag 2011
Niet financiële risico’s Omgevingsrisico Binnen het bestuur is sprake is van een paritaire samenstelling. Er wordt een zekere diversiteit beoogd en het is de verantwoordelijkheid van het bestuur gezamenlijke doelstellingen na te streven. De verschillende te behartigen belangen van alle belanghebbenden worden evenwichtig afgewogen; door middel van een schema „fair pension deal‟ wordt de evenwichtigheid in kaart gebracht. Het bestuur streeft naar een hoge mate van transparantie, inclusief openbaarheid van fondsdocumenten waar mogelijk en nuttig. Op regelmatige basis vindt afstemming plaats tussen een delegatie van het bestuur en verschillende groepen belanghebbenden. Het bestuur hecht er veel waarde aan om duidelijk en begrijpelijk te communiceren met haar belanghebbenden. Dit gebeurt zowel via persoonlijke communicatie, als in presentaties, nieuwsbrieven en digitale media. Het bestuur geeft invulling aan het maatschappelijk verantwoord ondernemen, onder andere door het implementeren van beleid op het gebied van Social Responsible Investments (zie hoofdstuk 1.9 en Verklaring beleggingsbeginselen). Operationeel risico Om te waarborgen dat het bestuur van PSLN goed blijft functioneren indien bestuursleden onverwacht niet in staat zijn om zijn of haar werkzaamheden uit te voeren wordt een “Short Term Succession Plan” opgesteld. Ondersteuning van het bestuur en commissies vindt voornamelijk plaats vanuit het bestuursbureau. Verder heeft het bestuursbureau een belangrijke taak bij het coördineren en uitvoeren van operationele activiteiten. De activiteiten zijn vastgelegd in een document ten behoeve van de administratieve organisatie. De huidige bezetting van het bestuursbureau maakt het mogelijk dat het “Short Term Succession Plan” goed toepasbaar is. Uitbestedingsrisico De deelnemers-, uitkeringen- en financiële administratie worden uitgevoerd door TKP Pensioen. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst afgesloten. De administratie van de beleggingen voor rekening en risico van deelnemers uit hoofde van de beschikbare premie regeling wordt uitgevoerd door ABN AMRO Pension Services Nederland. Zowel met TKP als met ABN AMRO is een SLA afgesloten. Het pensioenfonds ontvangt elk kwartaal SLA rapportages. TKP rapporteert over haar bedrijfsvoering aan klanten op basis van ISAE 3402 type II. Het rapport bevat een managementverklaring en een oordeel van een externe accountant en is gebaseerd op een uitgebreide risicoanalyse vanuit het perspectief van de klant. In de managementverklaring bevestigt de directie van TKP dat het beschreven beheersingsraamwerk voldoende is om de geïdentificeerde risico‟s te beheersen. Daarnaast bevestigt de directie dat de beschreven maatregelen gedurende de afgelopen periode voldoende effectief zijn geweest. De externe accountant PwC heeft een “Assurance rapport” afgegeven bij het ISAE 3402 type II-rapport voor TKP. Voor Northern Trust zijn procedures opgesteld en vastgelegd in een procedureboek (SSAE 16 Soc 1). Met Northern Trust is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. Iedere maand worden de discretionaire mandaten door Northern Trust afgetekend. Eens per kwartaal worden de beleggingsresultaten geëvalueerd door de beleggingscommissie aan de hand van kwartaalrapportages. Met de verschillende vermogensbeheerders zijn afspraken vastgelegd in Service Level Agreements. De beleggingscommissie heeft regelmatig een overleg met de vertegenwoordigers
16 mei 2012
23
Jaarverslag 2011
van de vermogensbeheerders. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan performance en samenstelling van de portefeuilles. Verder vindt er periodiek een overleg plaats tussen een afvaardiging van de beleggingscommissie en de vermogensbeheerders. Ieder kwartaal hebben medewerkers van het bestuursbureau een operationeel overleg met de pensioenuitvoerder en de custodian. Tijdens dit overleg wordt de performance besproken en vindt overleg plaats over allerlei operationele zaken. Selectie van externe dienstverleners vindt plaats op basis van eisen van DNB en eisen van het bestuur met betrekking tot deskundigheid, cultuur, etc. De werkzaamheden met Towers Watson B.V. als actuariëel-, beleggings- en juridisch adviseur zijn vastgelegd in een “engagement letter”. Juridisch risico Voor de beheersing van het juridisch risico maakt PSLN gebruik van informatie/kennisoverdracht op het gebied van wet- en regelgeving van pensioenkoepels, de actuaris, toezichthouders en externe juridische adviseurs. Relevante fondsdocumenten worden juridisch getoetst door externe adviseurs. Integriteitsrisico Er is een gedragscode opgesteld die voldoet aan de eisen van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Deze gedragscode wordt door direct betrokkenen bij PSLN ondertekend bij zowel de start van de functie als een jaarlijks verklaring van naleving. Het pensioenfonds heeft een compliance officer aangesteld. De compliance officer houdt toezicht op naleving van de gedragscode.
16 mei 2012
24
Jaarverslag 2011
1.8
Premiebeleid
In dit hoofdstuk wordt het premiebeleid bij de regelingen voor risico van het fonds beschreven. De stortingen in de BPR regeling (voor risico van de deelnemers) worden maandelijks door de onderneming afgedragen en zijn niet in dit hoofdstuk opgenomen. De genoemde cijfers in dit hoofdstuk betreffen bedragen in € 1.000. Naar aanleiding van de herziening van de pensioenregeling per 1 april 2011 is in het verslagjaar tevens de uitvoeringsovereenkomst herzien. Het bestuur heeft aangedrongen op een meerjarige overeenkomst, waarin tevens de intentie van beide partijen is vastgelegd om het pensioenfonds ook in de toekomst robuust gefinancierd te houden. De nieuwe uitvoeringsovereenkomst heeft een looptijd van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2016. Vanaf 1 april 2011 gelden daarbij nieuwe bepalingen, die met name betrekking hebben op de nieuwe pensioenregeling. Vanaf 1 januari 2012 zijn daarnaast diverse afspraken gemaakt, waaronder een nieuwe doorsneepremie van 26% van het pensioensalaris. Dit percentage is gebaseerd op de meest recente prognose-overlevingstabel, een rekenrente van 3% en een solvabiliteitsopslag van 15%. Als samenvatting bij de jaarrekening is een overzicht van de elementen van de uitvoeringsovereenkomst 2011-2016 opgenomen. Als uitzondering op de gebruikelijke afspraken is de feitelijke premie in 2011 niet gebaseerd op een doorsneepercentage. De reden hiervan is dat de inhoud van de regelingsherziening aan het begin van het verslagjaar nog niet bekend was. Ten aanzien van de feitelijke premie voor 2011 is in de uitvoeringsovereenkomst een opstelsom van diverse onderdelen afgesproken: de actuariële kosten voor inkoop van de toegekende nominale pensioenaanspraken en onvoorwaardelijke toeslagen per 1-1-2012, rekening houdend met de betreffende RTS (primo resp. ultimo verslagjaar) en verhoogd met een solvabiliteitsopslag van 15%; de risicopremies voor de BPR regeling; mutaties in de schadereserve exit-WAO‟ers die het gevolg zijn van in- en revalidering; een vast bedrag van 1.600 als opslag voor uitvoeringskosten1. Daarnaast verbindt de onderneming zich jegens het pensioenfonds tot het beschikbaar stellen van een herstelpremie, indien het pensioenfonds per balansdatum een dekkingstekort heeft. Deze herstelpremie is gelijk aan 1/3 van het verschil tussen de benodigde middelen voor het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen en de aanwezige middelen en is gemaximeerd op de feitelijke jaarpremie. Vanaf 1 januari 2012 geldt de aanvullende beperking dat het totaal van de herstelpremies gedurende een herstelplanperiode niet hoger kan worden dan € 75.000. Betaalde herstelpremies die betrekking hebben op dekkingstekorten van eind 2008 en eind 2011 worden daarbij niet meegenomen. De herstelpremie wordt vastgesteld en is verschuldigd nadat de jaarrekening door het bestuur is vastgesteld en wordt derhalve pas in het volgende verslagjaar verwerkt. Per ultimo 2010 was geen sprake van een dekkingstekort, zodat in verslagjaar geen herstelpremie is ontvangen. Per ultimo 2011 bedroeg het dekkingstekort € 75.793 (= het verschil tussen het aanwezig vermogen (exclusief de bestemmingsreserve TRA) en het vermogen waarbij de dekkingsgraad gelijk is aan het minimaal vereist eigen vermogen), zodat 1
In verslagjaar is, naast de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst, een additioneel bedrag van 300 ontvangen ten
behoeve van de additionele werkzaamheden inzake serviceverlening aan voortgezette deelnemers. In de te toetsen premies en de analyses wordt dit bedrag niet meegenomen.
16 mei 2012
25
Jaarverslag 2011
in 2012 een herstelpremie van € 25.264 door de onderneming verschuldigd is2. Deze wordt vanaf de maand mei 2012 meegeteld bij het vermogen van het fonds (dekkingsgraad:+2,0%) en wordt uiterlijk medio juni door de onderneming voldaan. In verslagjaar was de toeslag voor actieven H&BC onvoorwaardelijk en de koopsom hiervoor is onderdeel van de premie. In boekjaar 2011 is voor deze groep een toeslag ad 1,25% per 1 januari 2012 verwerkt. De basistoeslag voor actieven C&T en de toeslag voor inactieven zijn voorwaardelijk en vormen geen onderdeel van de premie. Zie verder bij Toeslagbeleid in hoofdstuk 1.9. De kostendekkende - en feitelijke premie voor het verslagjaar zijn als volgt vastgesteld en worden hieronder kort toegelicht: Omschrijving Kostendekkende premie Ontvangen feitelijke premie
Bedrag € 25.517 € 25.756
Kostendekkende premie De kostendekkende premie is bepaald op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende componenten: koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging; benodigde solvabiliteitsopslag over bovengenoemd premieonderdeel; koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren; opslag voor uitvoeringskosten; de mutatie van de schadereserve voor exit-WAO‟ers voor zover deze wordt veroorzaakt door mutaties in het bestand (inclusief de mate van arbeidsongeschiktheid). De kostendekkende premie in 2011 bedraagt € 25.517.
Feitelijke premie De ontvangen feitelijke premie dient minimaal gelijk te zijn aan de kostendekkende premie. De ontvangen premie is als volgt samengesteld: Ontvangen feitelijke premie in 2011 Premie 2011 (inclusief FVP-bijdrage) Premie in verband met verwerking onvoorwaardelijke toeslag actieven H&BC per 1 januari 2012 Totaal
€ 24.874 € 882 €
25.756
De feitelijke premie wijkt af van de kostendekkende premie. De solvabiliteitsopslag in de kostendekkende premie wijkt af van de solvabiliteitsopslag in de feitelijke premie (14,9% t.o.v. 15,0%). Daarnaast is in de feitelijke premie een extra koopsom opgenomen van € 300 ter dekking van additionele uitvoeringskosten, de afrekening van vorig jaar en de FVP koopsommen. Het fonds voldoet aan de wettelijke eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie op basis van de rts.
2
Bij toepassing van de reguliere RTS in plaats van de door DNB voorgeschreven gemiddelde RTS over 90 dagen zou de herstelpremie op het maximum bedrag (€ 25.756) hebben gelegen.
16 mei 2012
26
Jaarverslag 2011
1.9
Toeslagbeleid
De Pensioenwet schrijft voor dat duidelijk gecommuniceerd moet worden over de toeslagen voor actieven enerzijds en voor de pensioengerechtigden en slapers (inactieven) anderzijds. De communicatie moet consistent zijn met de financiering en de te verwachten realisatie. Belangrijkste punten zijn het al dan niet voorwaardelijk zijn van de toeslagen, de maatstaf, het ambitieniveau en het effect van negatieve omstandigheden op de realisatie van de ambitie. Bij het toeslagbeleid hanteert het bestuur een interne richtlijn, waarmee consistente besluitvorming wordt nagestreefd. De grenzen voor gedeeltelijke respectievelijk volledige toeslagen liggen daarbij op 110% respectievelijk 120% (tot 1 april 2011 was deze grens 125%). Het bestuur houdt bij de besluitvorming rekening met de interne richtlijn en met wettelijke bepalingen, maar kan ook andere factoren in haar besluitvorming laten meewegen. Toeslagen inactieve deelnemers De voorwaardelijke toeslagen voor inactieve deelnemers worden gefinancierd uit de middelen van PSLN. De door de onderneming en deelnemers te betalen premie bevat derhalve geen opslag voor toeslagen voor de inactieven en er wordt door PSLN ook geen reserve aangehouden voor toekomstige toeslagen. Ook in het verleden is de voorwaardelijkheid van de toeslagen van inactieven consequent gecommuniceerd. De reglementaire maatstaf is de afgeleide consumentenprijsindex met peildatum oktober. Bij de afgeleide index worden effecten door belastingmaatregelen buiten beschouwing gelaten. Een bestuursbesluit is bepalend voor de mate waarin toekenning hiervan kan plaatsvinden en daarmee voor de uiteindelijke hoogte van de toeslag. Zoals hierboven al aangegeven wordt een interne richtlijn gehanteerd ten behoeve van een consistente uitvoering. Gebruikelijk is om in de decembervergadering een besluit te nemen over de toeslagverlening per 1 januari van het daaropvolgende jaar. Beschikking over de informatie ten aanzien van de uitkomst van de maatstaf per oktober en de dekkingsgraad per eind november zijn daarbij noodzakelijk. De maatstaf in oktober 2011 bedroeg 2,33%. Het bestuur heeft, gelet op het niveau van de dekkingsgraad (ongeveer 96% per eind november), unaniem besloten om voor inactieve deelnemers geen indexatie per 1 januari 2012 toe te passen. Pensioengerechtigden hebben medio december 2011 een brief ontvangen, waarin het besluit wordt toegelicht. Ook is het besluit toegelicht bij het bestuur van de VGDE. Het is inmiddels de vierde keer in het bestaan van ons fonds dat de toeslagverlening aan inactieven helaas overgeslagen moet worden: eerder in 2004, 2009 en 2011 en nu ook in 2012. Het volgende overzicht laat de ontwikkeling zien van de maatstaf en de toekenning: Jaar A B
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2,89%
3,35%
3,24%
1,77%
0,82%
1,42%
1,25%
1,48%
2,53%
0,40%
1,38%
2,33%
102,89
106,34
109,78
111,73
112,64
114,24
115,67
117,38
120,35
120,83
122,49
125,35
2,89%
3,35%
3,24%
0,00%
0,82%
1,42%
1,25%
1,48%
0,00%
0,40%
0,00%
0,00%
102,89
106,34
109,78
109,78
110,68
112,25
113,66
115,34
115,34
115,80
115,80
115,80
A = de reglementaire maatstaf CPI afgeleid per oktober en B = de verleende toeslagen op basis van genomen bestuursbesluiten. De jaarlijkse percentages zijn in de eerste en derde rij genoemd en het gecumuleerde bedrag (bij een start voor beiden van 100 in het jaar 2000) in de tweede en vierde rij. In 2012 staat
16 mei 2012
27
Jaarverslag 2011
de maatstaf (A) op een indexcijfer van 125,35. Als het bestuur altijd toeslagen had kunnen verlenen volgens de maatstaf, dan zou de 100 in 2000 dus zijn aangegroeid tot 125,35 in 2012. De door het bestuur verleende toeslagen (B) komen uit op het lagere niveau van 115,80 wat ruim 8% lager ligt dan het niveau van 125,35. Het is bij de huidige afspraken voor de lange termijn de ambitie om het indexcijfer B op het niveau van indexcijfer A te krijgen. Dit zal dan moeten plaatsvinden door middel van een toeslag voor inactieven die hoger ligt dan de maatstaf (gedurende meerdere jaren). Indexatie middelloonrechten actieve deelnemers Voor de actieve deelnemers geldt sinds de invoering van de middelloonregeling in 2004 een indexatie van de opgebouwde rechten op basis van de betreffende CAO-verhoging in het voorafgaande kalenderjaar. Deze indexatie was tot 1 april 2011 onvoorwaardelijk en de te verwachten kosten hiervan werden begrepen in de hoogte van het percentage van de doorsneepremie (2008-2010: 31% van het pensioensalaris). Ten aanzien van de C&T-regeling is de toeslagverlening voor actieve deelnemers per 1 april 2011 door de CAO partijen omgezet van een onvoorwaardelijk naar een voorwaardelijk toeslagbeleid. De financiering hiervan vindt, net als bij de inactieve deelnemers, plaats uit de middelen van het fonds. Ook hier is voor de lange termijn de ambitie dat door het behalen van beleggingsresultaten voldoende financiering voor deze toeslagverlening zal worden gevonden. Als overgangsregeling is een eenmalige financiering van € 60 miljoen door de onderneming beschikbaar gesteld ten behoeve van de vorming van een bestemde Toeslagreserve actieven (TRA). De bestemde reserve is in juli 2011 aangelegd en wordt in dit boekjaar via de resultatenrekening in de balans opgenomen onder het eigen vermogen. De bestemde reserve wordt niet tot de middelen voor risico pensioenfonds gerekend en blijft buiten de berekening van de dekkingsgraad. Het bestuur kan hieruit middels een bestuursbesluit jaarlijks een Aanvullende toeslag toekennen. Doelstelling is dat de TRA gedurende ten minste 15 jaar ondersteuning verleent aan het realiseren van de toeslagambitie. Bij de toepassing van de interne richtlijn voor toeslagen aan actieve C&T deelnemers zijn twee onderdelen aan de orde: a. De Basistoeslag, te financieren uit de algemene middelen van het fonds. Als leidraad wordt hierbij de dekkingsgraad gehanteerd. Om dezelfde reden als vermeld bij de inactieven heeft het bestuur besloten dat per 1 januari 2012 geen basistoeslag kan worden toegekend. b. De Aanvullende toeslag, te financieren uit de TRA. Hiervoor wordt de Leidraad actieventoeslag (LAT) gehanteerd, waarbij de pro rata beleggingen voor actieven worden verhoogd met de TRA en vervolgens worden gedeeld door de pro rata verplichtingen voor actieven. De LAT per 30 november 2011 bedroeg 112,0%. De leidraad levert hierbij een Aanvullende toeslag van 0,45% (20% van 2,25%). Vanwege het dekkingstekort heeft het bestuur onderzocht welke consequenties al dan niet toekennen betekent. Zowel ten aanzien van de herstelcapaciteit als ten aanzien van het risico op afstempelen werden geen negatieve consequenties voorzien. Na een positief advies van de adviserend actuaris en geen bezwaar vanuit DNB is de Aanvullende toeslag van 0,45% definitief toegekend. De kosten (inclusief de kosten van het beheer van de TRA) zijn iets meer dan € 1,9 miljoen en reeds verwerkt in het verslagjaar. In verslagjaar was de toeslag voor actieven H&BC nog wel onvoorwaardelijk en de koopsom hiervoor is onderdeel van de premie. In boekjaar 2011 is voor deze groep een toeslag ad 1,25% per 1 januari 2012 verwerkt. Dit is een gesloten groep, waarvan een deel bij verkochte bedrijfsonderdelen werkt en de pensioenopbouw bij PSLN tijdelijk wordt voortgezet.
16 mei 2012
28
Jaarverslag 2011
1.10 Vermogensbeheer en beleggingsresultaat Algemeen De financiële markten zijn eind 2011 nog steeds in de ban van de schuldencrisis. Tijdens de kredietcrisis, die begon in 2008, moesten overheden inspringen om een systeemcrisis in de financiële markten te voorkomen. Dit deden ze door banken en verzekeraars te steunen met kapitaal en in enkele gevallen zelfs te nationaliseren. Door de daaropvolgende recessie werden overheden ook nog eens genoodzaakt om de economie te stimuleren. Hierdoor raakte het huishoudboekje van veel overheden verder uit balans. Dientengevolge zijn de financiële markten gaan twijfelen of bepaalde overheden wel in staat zullen zijn om hun schulden af te lossen. De koersen van staatsobligaties van die landen kwamen daardoor zwaar onder druk te staan met nieuwe verliezen voor financiële instellingen tot gevolg. Sommige Europese landen en financiële instellingen kunnen zich inmiddels beduidend lastiger (en dus duurder) financieren. Begin 2012 worden de economische omstandigheden nog steeds beïnvloed door de voortdurende euro schuldencrisis en het gebrek aan daadkrachtig optreden van overheden. Significante macro risico's en een teruglopend producenten- en consumentenvertrouwen zijn het gevolg alsmede groeiende interbancaire funding problemen. Hoewel waarderingen van met name aandelen en bedrijfsleningen inmiddels relatief aantrekkelijk te noemen zijn, vooral in het licht van recente data in de US en emerging markets (zoals China), zal voor het bestrijden van de eurocrisis een daadkrachtig optreden van de ECB nodig zijn. Eind 2011 is een eerste stap hiertoe gezet door de verschaffing van onbeperkte liquiditeiten aan banken in de Eurozone. Overheden worden dus door de markt gedwongen om te gaan bezuinigen. Teruglopend producenten- en consumentenvertrouwen kan leiden tot lagere consumptieve bestedingen en lagere bedrijfsinvesteringen. De economische groei in de ontwikkelde markten zal hierdoor in de komende jaren, vooral in de Eurozone, laag zijn. Aangezien de opkomende markten niet gebukt gaan onder een grote schuldenlast, zullen deze landen naar verwachting een hogere economische groei kunnen laten zien hetgeen de wereldeconomie enigszins ondersteunt. De economische terugval is dus nog niet achter de rug. Een verdere verslechtering van de economische situatie is zeker niet uitgesloten, met als grootste risico voor het pensioenfonds verder dalende rentes en aandelenkoersen. Voor de middellange termijn dient tegelijkertijd rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van een oplopende inflatie. Begin 2012 liggen swaprentes en Duitse en Nederlandse staatsrentes op historisch lage niveaus. Er wordt vrijwel geen groei voor de economie voorzien en een inflatie van circa 2,5% verwacht. De rente zal uitsluitend kunnen gaan stijgen wanneer de economische berichten vanuit de Eurozone positiever worden. De crisis biedt echter ook weer nieuwe kansen. Voor bedrijfsobligaties en zakelijk waarden is nu sprake van aantrekkelijkere waarderingen, die op termijn kunnen zorgen voor hogere rendementen. Voor 2012 lijkt daarom een meer dynamisch beleid geboden, waarbij, vooral binnen de return portefeuille, op actieve wijze gebruik wordt gemaakt van de kansen die financiële markten bieden. Voor het komende jaar verwachten we voor bedrijfsobligaties een beter rendement dan voor staatsobligaties. Grondstofprijzen zullen naar verwachting onveranderd hoog blijven. Voor aandelen is de situatie zeer afhankelijk van de economische ontwikkeling, maar de huidige
16 mei 2012
29
Jaarverslag 2011
waardering lijkt ruimte te bieden voor positieve rendementen. Binnen aandelen wordt de voorkeur gegeven voor opkomende markten, mede vanwege de verwachting dat de valuta‟s van deze landen zullen appreciëren. Het risicoscenario blijft een verdere escalatie van de euro schuldencrisis, met een ongecontroleerde exit van landen uit de euro.
Vermogensbeheer bij PSLN Strategische asset allocatie De strategische asset allocatie (SAA) is de voor de langere termijn vastgestelde na te streven beleggingsmix, welke hoort bij de situatie van PSLN en voor de lange termijn uitgaat van een optimale afweging tussen risico (ofwel een stabiele dekkingsgraad, zodat de kans op een tekort voldoende klein is) en rendement (ofwel een voldoende hoge dekkingsgraad, zodat de kans op het verlenen van toeslagen in voldoende mate aan de ambitie tegemoet komt). Daarnaast wordt ook meer aandacht gegeven aan „stresstesten‟ door bijvoorbeeld de neerwaartse beweging van de dekkingsgraad bij extreem lage renteniveau‟s te beperken. In 2011 is de SAA niet gewijzigd:
Commodities: 2,5% Infrastructuur: 2,5% Indirect vastgoed: 5% Aandelen emerging markten: 5% Aandelen ontwikkelde markten: 25% Vastrentende waarden actief: 24% Vastrentende waarden passief: 36%
De Matching-portefeuille bestaat uit de twee grote punten links (totaal 60%) en is bij twee managers ondergebracht, een actieve- en een passieve manager: De actieve manager belegt 24% van het totale vermogen in deze categorie en doet dit in euro- bedrijfsobligaties en andere instrumenten die horen bij het innemen van posities in de vastrentende markten; het principe van maatschappelijk verantwoord beleggen leidt voor dit mandaat tot een uitsluitingslijst. De passieve manager belegt 36% van het totale vermogen in deze categorie, maar beperkt zich tot langlopende euro-staatsleningen en rente-instrumenten. Met de staatsleningen wordt een behoorlijk deel van het renterisico gereduceerd. Met de renteinstrumenten wordt dit in het strategisch beleid aangevuld tot een niveau van maximaal 75% renterisico-afdekking. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een beleggingsvehikel (Client Specific Unitised Fund; CSUF) waarin PSLN diverse financiële instrumenten voor de afdekking van het rente- en/of inflatierisico beschikbaar heeft.
16 mei 2012
30
Jaarverslag 2011
De Return-portefeuille bestaat uit de vijf kleinere punten rechts: één van 25%, twee van 5% en twee van 2,5% (totaal 40%). Omdat deze onderdelen wereldwijd belegd worden, is over de returnportefeuille een „currency overlay‟ gelegd. Hiermee worden de belangrijkste vreemde valuta afgedekt naar de euro. De grootste beleggingscategorie van 25% wordt in twee mandaten wereldwijd belegd in „ontwikkelde markten‟. Daarbij wordt belegd in de grote economieën van Europa, Noord Amerika en de ontwikkelde Aziatische economieën, zoals Japan. Hierbij wordt uitgegaan van passief beheer (index-volgend), waarbij tevens het principe van maatschappelijk verantwoord beleggen wordt toegepast (zie ook de Social Responsible Investments) bij SRI). Een aparte categorie ter grootte van 5% belegt in een actief beheerde geconcentreerde portefeuille van aandelen in de opkomende markten. Om de risico‟s van dit mandaat te beperken, worden alle opkomende markten gespreid opgenomen, ofwel LatijnsAmerikaanse, Centraal-/Oost Europese en opkomende Aziatische economieën zoals China en India. De andere categorie van 5% belegt in een actief beheerde portefeuille van Europees beursgenoteerd vastgoed. De kleinste mandaten van elk 2,5% betreffen categorieën die volgens de economische modellen een link hebben met de inflatie: Commodities (grondstoffen) en Infrastructuur (tolwegen, luchthavens en dergelijke). Omdat dit om vrij beperkte mandaten gaat en er toch voldoende spreiding in aangebracht moet worden, worden hier gepoolde passief beheerde fondsen voor gebruikt. Eind 2011 is besloten dat Infrastructuur definitief niet ingevuld zal worden (zie bij Risicobudgetteringsstudie), waardoor vooralsnog het percentage voor Aandelen in ontwikkelde markten op 27,5% wordt gesteld. De strategische weging van Returnportefeuille is 40%, maar de werkelijke weging mag zich normaal gesproken binnen de bandbreedte van 30% tot 50% bewegen. Zolang het pensioenfonds in herstel is, worden rebalancing activiteiten geleidelijk en voorzichtig uitgevoerd.
16 mei 2012
31
Jaarverslag 2011
Tactische allocatie en activiteiten in 2011 In 2011 zijn door de beleggingscommissie de volgende activiteiten uitgevoerd: Matching portefeuille Vastrentend – passief
60%
Activiteiten
Renteafdekking
36%
Afbouw Europese staatsleningen van alle looptijden naar nihil.
Ingezette instrumenten Maart 2011: -20-jarige renteswaption met payerswap op 4,85% -20-jarige renteswaption met receiverswap op 3,32%. Beide jaarcontracten settelen „in cash‟.
Vastrentend – actief
24%
Verscherpte monitor op Financials. Ivm liquideitenplanning: cash sweep procedure opgezet. Mandaat leverde outperformance; de perf.fee t/m september 2011 is afgerekend.
Return portefeuille Aandelen ontwikkelde markten Aandelen opkomende markten
40%
Activiteiten
Valuta afdekking
27,5%
Geen bijzonderheden
5%
Alternatieve beleggingen vastgoed
5%
Alternatieve beleggingen Commodities Alternatieve beleggingen Infrastructuur
2,5%
De blijvende sterke outperformance is onder de aandacht en wordt gemonitord. Mandaat is grootste overweging ten opzichte van SAA, mede door marktontwikkelingen en performance. Performance fee t/m september 2011 is afgerekend. Dit mandaat is nog steeds onder verscherpte aandacht en wordt maandelijks gemonitord. Er hebben diverse gesprekken met de vermogensbeheerder plaatsgevonden. Vervanging portefeuille manager. Geen bijzonderheden.
In 2011 werden de US dollar en de Japanse yen volledig afgedekt. Het Britse pond werd voor een derde deel afgedekt. Wegens de eurocrisis is eind 2011 besloten de US dollar en Japanse yen voor twee derde deel af te dekken.
16 mei 2012
0%
Afdekking vindt plaats door middel van een lagensysteem, waarbij iedere maand een tranche wordt aangelegd van een 3-maands contract. Er lopen dus steeds drie contracten per valutasoort, die samen de beoogde afdekking realiseren. Bijsturing vindt dus maandelijks plaats.
Het 2,5%-belang is bij Aandelen ontwikkelde markten ondergebracht (27,5% in plaats van 25%).
32
Jaarverslag 2011
In de periode oktober tot en met december 2011 heeft de beleggingscommissie een risicobudgetteringsstudie uitgevoerd, waarbij de ALM studie van de nieuwe pensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst als fundament is genomen. Begin 2012 zijn de resultaten bij het bestuur gepresenteerd en is de basis voor enkele aanpassingen in de strategische asset allocatie gelegd. Er worden geen grote aanpassingen in de strategische asset allocatie verwacht; in de Returnportefeuille worden in 2012 verbeteringen in de Alternatieve beleggingssoorten Vastgoed en Infrastructuur verwacht. Daarbij wordt ervoor gewaakt dat er geen risico wordt toegevoegd en het herstel niet wordt vertraagd.
Belegging van de Toeslagreserve actieven (beleggingen TRA) In hoofdstuk 1.4 en 1.8 is toegelicht dat per 1 april 2011 de toeslagverlening voor actieve deelnemers in de C&T regeling gewijzigd is van onvoorwaardelijk naar „voorwaardelijk met overgangsregeling‟. Een basistoeslag wordt betaald uit de algemene middelen van PSLN. De overgangsregeling houdt in dat het bestuur een Aanvullende toeslag uit de Toeslagreserve actieven (TRA) kan toekennen. Hiervoor is in 2011 door de onderneming eenmalig een bedrag ad € 60 miljoen beschikbaar gesteld. De bestemming van de TRA is een langdurige ondersteuning van de verwachte realisatie van de toeslagen voor actieven. Als de TRA geen waarde meer heeft wordt de overgangsregeling beëindigd. De positie van TRA op balans is tweeërlei: 1. een „bestemmingsreserve TRA‟ bij de Passiva 2. een zelfstandig beleggingsdepot „beleggingen TRA‟ bij Activa. Beide balansposten zijn per definitie aan elkaar gelijk. De beleggingsresultaten van – en onttrekkingen uit het beleggingsdepot worden (in de interne kwartaal- en externe jaarrapportage) periodiek verwerkt in de bestemmingsreserve TRA. Het strategische beleggingsbeleid van de beleggingen TRA is afgestemd op de doelstelling van de bestemmingsreserve TRA. Dit strategische beleggingsbeleid luidt als volgt: TRA Categorie Credits Inflation Linked Bonds
Allocatie 66,7% 33,3%
Benchmark Barclays Capital Global EUR Corporates 5+ ex BBB Barclays Capital € Govt EMU HICP-L AAA All Stocks
Social Responsible Investments (SRI)/Maatschappelijk verantwoord beleggen Het pensioenfonds heeft een helder kader ontwikkeld voor maatschappelijk verantwoord beleggen. De doelstelling van het pensioenfonds is bij het beleggingsbeleid leidend en mag zo min mogelijk worden benadeeld. Social Responsible Investments heeft binnen dit raamwerk een plek gekregen. Ook heeft het bestuur aangegeven dat de gedragscode van Sara Lee Corporation bij de verdere invulling van het beleid ten aanzien van Social Responsible Investments dient te worden betrokken.
16 mei 2012
33
Jaarverslag 2011
Er zijn afspraken gemaakt over SRI in de gebieden van vastgoed, aandelen ontwikkelde markten en bedrijfsobligaties. De manager van Europees vastgoed, Kempen Capital Management, heeft in 2009 besloten samen te werken met Global Ethical Standard Investment Services (GES) om in kaart te brengen of de bedrijven waarin (ten behoeve van derden) wordt belegd zich ethisch verantwoord gedragen. GES is leidend op het gebied van ethisch verantwoord beleggen in Europa. GES vertegenwoordigt momenteel zowel vermogensbeheerders als eindbeleggers met een totaal belegd vermogen van €700 miljard. Kempen Capital Management heeft ervoor gekozen om middels „engagement‟ managementteams van Europese beursgenoteerde vastgoedondernemingen bewust te maken van hun score. Het doel daarvan is om een verbetering teweeg te brengen bij deze ondernemingen. Sinds 2010 is PSLN overgestapt op verantwoorde passieve fondsen van SNS Asset Management (SNS AM). De filosofie van deze fondsen sluit goed aan bij de uitgangspunten van het pensioenfonds. Voor de SNS AM fondsen vormen internationale verdragen de richtlijn voor het beleggingsbeleid. Voorbeelden van deze verdragen zijn de VN Verklaring voor de Rechten van de Mens of de OESO Richtlijnen op het vlak van omkoping en corruptie. Daarnaast spelen wapenverdragen een centrale rol in het beleggingsbeleid, zoals de verdragen gericht op het terugdringen en uitbannen van landmijnen, clusterbommen en nucleaire, biologische en chemische wapens. Goed renderend vermogensbeheer gaat niet uit van het uitsluiten van ondernemingen, maar van het beleggen in goede ondernemingen. Als in een aantal gevallen een onderneming niet beantwoordt aan de criteria, maar de schending van de uitgangspunten beperkt is, kiest de vermogensbeheerder voor een goed gesprek met de onderneming. Het uitblijven van resultaat als gevolg van het gesprek, kan ertoe leiden dat de onderneming wordt uitgesloten. Of dat in werkelijkheid ook gebeurt hangt af van de ernst van de schending. In 2011 hebben de SNS AM Fondsen in totaal 10 Europese ondernemingen uitgesloten. In de Verenigde Staten belegt SNS AM niet in 18 ondernemingen, terwijl in de regio Pacific 3 bedrijven buiten het beleggingsuniversum blijven. De vermogensbeheerder ging in 2011 het gesprek aan met 3 ondernemingen. Als gevolg van de gesprekken viel het Indiase Vedanta Resources Plc. alsnog uit het universum. Ondanks inspanningen voor een constructieve dialoog met de onderneming, blijken de verschillen in visie betreffende de omgang met mensenrechten te groot om te passen in het beleid van SNS AM. Daarom is deze onderneming ná enkele gesprekken alsnog van belegging uitgesloten. De uitsluitingslijst van de SNS AM fondsen wordt tevens toegepast op het andere aandelenmandaat bij Northern Trust Global Investors en het mandaat in bedrijfsobligaties bij Goldman Sachs. Per 1 juli 2011 is de uitsluitingslijst bijgewerkt en op de website gepubliceerd.
16 mei 2012
34
Jaarverslag 2011
Samenstelling beleggingen en rendement in 2011 De samenstelling van de beleggingen en de procentuele verdeling daarvan per balansdatum blijken uit het volgende overzicht (bedragen in € x 1.000): Categorie Leningen Obligaties Aandelen ontwikkelde markten Aandelen opkomende markten Vastgoed beleggingen Grondstoffen Cash / Deposito‟s / Overig Totaal
Ultimo 2011 240 744.330 282.699 82.335 49.183 33.430 28.064 1.202.041
% 61 23 7 4 3 2 100
Ultimo 2010 265 721.772 292.370 89.190 50.672 35.140 6.295 1.195.704
% 60 25 7 4 3 1 100
De strategische asset allocatie leverde in 2011 een rendement op van 4,4% (2010: 8,9%). Doordat de beleggingsmix in werkelijkheid afweek van de SAA (negatief effect) en de beheerders per saldo outperformance realiseerden (positief effect), was het behaalde rendement per saldo 4,6% (2010: 9,3%). Het behaalde rendement in 2011 per beleggingscategorie luidt als volgt: Categorie Obligaties Aandelen Aandelen onroerend goed Totaal excl valuta afdekking Valuta afdekking Totaal incl valuta afdekking
Rendement 2011 + 12,9% 5,5% 14,2% + 5,2% 0,6% + 4,6%
Benchmark 2011 + 10,5% 6,7% 13,5% + 5,0% 0,6% + 4,4%
Verschil 2011 + 2,4% + 1,2% 0,7% + 0,2% +
0,2%
Stijgingen van de waarde van grondstoffen en aandelen ontstonden deels door de gedaalde koers van de Euro, maar omdat de exposure naar de belangrijkste vreemde valuta continue worden afgedekt, leidde dit in 2011 tot een negatief rendement op valuta afdekking. De vooraf beoogde mate van rente-afdekking wordt onderbouwd door de verwachte cashflow‟s uit de beleggingen in de Matchingportefeuille te confronteren met de cashflow‟s die volgen uit de pensioenverplichtingen. In de praktijk kan deze vooraf beoogde mate van afdekking vanwege diverse oorzaken achteraf hoger of lager uitpakken. Dit is inherent aan het gebruik van andere instrumenten dan alleen renteswaps. Daarom wordt in de diverse rapportages op verschillende manieren door het bestuur naar het rente-risico gekeken. Onderdeel van de monitoring van het renterisico is de vergelijking van het rendement in de Matching Portefeuille met het fictieve rendement op de cashflow van de verplichtingen (Liability benchmark). Dit fictieve rendement wordt vastgesteld door de cashflow van de verplichtingen contant te maken tegen de Rentetermijnstructuur en vervolgens het verloop van de contante waarden in een rendement uit te drukken. Ook wordt vanuit de Resultatenrekening nagegaan wat de toename in de Matchingportefeuille (Assets) is door waarde-ontwikkeling en ontvangen interest enerzijds en in de Voorziening Pensioenverplichtingen (Liabilities) door RTS-ontwikkeling en benodigde interest anderzijds.
16 mei 2012
35
Jaarverslag 2011
Deze cijfers zijn als volgt: Meting effectiviteit renteafdekking in Matching portefeuille Rendement Assets en Liabilities
Bedragen Assets en Liabilities
Matching portef. Rendement
Verplichtingen Liability benchmark
Verschil
+ 12,9% Toename
+ 13,5% Toename a.g.v. RTS en interest
- 0,6% Afdekking
90.189
186.403
48,4%
Het achterblijven van de toename in de Assets is met name in het vierde kwartaal ontstaan. De impact van de euro-crisis op vooral de Franse staatsleningen en Financials is hier de oorzaak van. De risico‟s voor PSLN op deze gebieden worden extra gemonitord door de beleggingscommissie. Indien nodig worden extra maatregelen genomen. Tot slot wordt in dit kader tevens gemonitord hoe hoog het openstaande renterisico voor elk gedeelte van de looptijden is. Dit wordt gemeten door de impact uit te drukken in balanseffecten per 1 basispunt renteverschil (PV01). Eind 2011 was 59% van dit balanseffect afgedekt: 36% door de langlopende staatsobligaties, 8% door de Credits, 7% door de Swaps en 8% door de Swaptions. Hoewel het strategische minimum op 50% ligt, is het streven om de bescherming tegen lage renteniveau‟s op dit bereikte peil van ongeveer 60% te houden. De Toeslagreserve actieven (TRA) wordt afzonderlijk belegd en gerapporteerd. Beleggingen TRA Categorie Credits Inflation Linked Bonds Nog te onttrekken Balanspositie Tra
Ultimo 2011 39.935 20.162 1.910 58.187
%
Ultimo 2010
66,5% 33,5%
Nvt Nvt
Het nog te onttrekken bedrag ad € 1.910 hangt samen met de toekenning van de Aanvullende toeslag van 0,45% voor actieven C&T en de kosten voor het beheer van de TRA. In januari 2012 is deze onttrekking uitgevoerd. De performance van de TRA wordt separaat gerapporteerd en luidt als volgt: TRA (rendementen vanaf 20-7-2011) Credits Inflation Linked Bonds Totaal
Rendement 2011 + 0,2% + 0,9% + 0,4%
Benchmark 2011 + 0,1% + 0,8% + 0,3%
Verschil 2011 +0,1% +0,1% +0,1%
De vermogensbeheerders worden periodiek bij de beleggingscommissie uitgenodigd om een toelichting te geven op het gevoerde beleid, de gerealiseerde afwijkingen en de wijze waarop aan eventuele beleidsaanpassingen vorm wordt gegeven. De oorzaken van de gerealiseerde afwijkingen zijn divers van aard. De criteria die gehanteerd worden bij de selectie van gespecialiseerde vermogensbeheerders betreffen zowel de historisch behaalde performance, als de kwaliteit en stabiliteit van het team.
16 mei 2012
36
Jaarverslag 2011
Dit is noodzakelijk om een voldoende mate van vertrouwen te hebben ten aanzien van de kwaliteit van de toekomstige performance. Er wordt per categorie expliciet aangegeven of passief belegd moet worden, dan wel een mandaat met een zekere mate van vrijheid aan een actieve beheerder zal worden verstrekt. De maatstaf hiervoor is de „tracking error‟, die een rekenmaatstaf vormt voor de afwijking ten opzichte van de benchmark.
16 mei 2012
37
Jaarverslag 2011
1.11 Financiële positie, toereikendheidstoets en herstelplan In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële positie, de toereikendheidstoets en het herstelplan. De bedragen zijn in € x 1.000. Financiële positie De technische voorziening (TV) steeg in het verslagjaar met circa 10% tot € 1.226.101. De voornaamste oorzaak van deze stijging is de gedaalde RTS. Als gevolg hiervan is in 2011 € 143.000, oftewel 12,9% toegevoegd aan de voorziening. Voor de bepaling van de technische voorziening per 31 december 2011 is de door DNB gepubliceerde RTS op basis van de gemiddelde swapcurve van 90 handelsdagen gehanteerd. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. Het aanwezig vermogen daalde met € 101.168 van € 76.863 ultimo 2010 tot - € 24.305 ultimo 2011. Op grond hiervan bedroeg de dekkingsgraad van het fonds ultimo verslagjaar 98%. De dekkingsgraad is in 2011 9 procentpunten gedaald ten opzichte van ultimo 2010. Bij de berekening van de verplichtingen van het fonds wordt uitgegaan van levensverwachtingen van de deelnemers. Deze levenskansen worden ontleend aan de overlevingstabellen opgesteld door het Actuarieel Genootschap. Afwijkingen van deze aangenomen levensverwachtingen betekenen een verzekeringstechnisch risico voor het fonds. Om dit risico beheersbaar te houden, is het beleid van het bestuur erop gericht om steeds de laatst beschikbare overlevingstabellen te gebruiken voor het berekenen van de levens- en overlijdenskansen. Bij de bepaling van de levens- en overlijdenskansen wordt in 2011 rekening gehouden met de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2010 – 2060. Dit is consistent met de methodiek die in de ABTN is beschreven. De hiervoor genoemde prognosetafel is gebaseerd op de bevolkingssterfte in de jaren 1987 tot en met 2008. Bij deze prognosetafel wordt onderscheid gemaakt tussen de verwachte sterfte op korte termijn en de verwachte sterfte op lange termijn. Hiervoor is een aparte korte termijntrend bepaald, die uitgaat van een waargenomen sterfte tussen 2002 en 2008. De prognosetafel is vervolgens vastgesteld door de kortetermijntrend de eerste jaren door te trekken en vervolgens langzaam af te vlakken naar de trend op lange termijn. Hierdoor stijgt de levensverwachting de eerstkomende jaren naar verwachting sneller dan in latere jaren. Omdat de prognosetafel is gebaseerd op bevolkingsgegevens dient er nog een correctie plaats te vinden op basis van fondsspecifieke karakteristieken van de deelnemerspopulatie van PSLN om te komen tot voor het fonds prudente grondslagen. PSLN maakt hiervoor gebruik van de door Towers Watson in 2010 geactualiseerde ervaringssterfte.
16 mei 2012
38
Jaarverslag 2011
Actuariële analyse van het resultaat Het resultaat in dit verslagjaar bedraagt € 42.981 negatief. Hieronder worden enige aspecten genoemd die tot het negatieve resultaat hebben geleid. De beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds bedroegen € 49.778. Er is in 2011 (na aftrek kosten vermogensbeheer) een beleggingsrendement gerealiseerd van 4,6%, terwijl voor het oprenten van de technische voorziening gemiddeld een rendement van 1,3% nodig was. De benodigde interest is gebaseerd op de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur ultimo vorig boekjaar. Na aftrek van het benodigd rendement is per saldo op de beleggingen een positief resultaat behaald van € 35.954. De wijziging van de rentetermijnstructuur geeft een negatief resultaat van € 142.627. De eenmalige storting van de onderneming in verband met de gewijzigde toeslagverlening voor actieve deelnemers in de C&T-regeling heeft geleid tot een positief resultaat van € 60.000. Dit bedrag is bij de resultaatbestemming toegewezen aan de bestemmingsreserve TRA. De premieafrekening met de werkgever gaf een positief resultaat van € 2.527. De bij de werkgever in rekening gebrachte premie was ruimschoots voldoende voor een dekking van de comingservicekoopsommen en de indexatiekoopsommen. Het positieve resultaat op inkomende en uitgaande waardeoverdrachten bedraagt € 193. Het positieve resultaat op kosten bedraagt € 1.393. Het negatieve resultaat tussen de verwachte en werkelijke uitkeringen en afkopen bedraagt € 35. Op grondslagen (sterftekansen, partnerfrequenties en dergelijke) werd in 2011 een positief resultaat geboekt van € 1.142. Dit werd met name veroorzaakt doordat meer gepensioneerden overleden dan volgens de grondslagen verwacht werd Uit hoofde van toeslagverlening werd in 2011 een negatief resultaat behaald van € 1.480. Dit resultaat bestaat uit een positieve premiecomponent inzake de actuariële premie voor de onvoorwaardelijke toeslagverlening aan de actieve deelnemers van de H&BC regeling van € 882. De mutatie van de voorziening bestaat naast de inkoop van de toeslagverlening aan de H&BC deelnemers uit de toeslagverlening die gefinancierd worden uit de Toeslagreserve actieven. Het negatieve resultaat op andere oorzaken bedraagt € 48. Beoordeling van de financiële positie en ontvangen premie De financiële positie van het pensioenfonds wordt beoordeeld op basis van het FTK. Dit levert ultimo 2011 de volgende kengetallen op: Aanwezig vermogen Technische Voorziening Minimaal vereist eigen vermogen (4,2%)3 Dekkingspositie
€ € € €
1.201.796 1.226.101 51.488 - 75.793
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen (exclusief minimaal vereist eigen vermogen)
€ €
51.488 114.703
3
Beleidsmatig wordt uitgegaan van een minimaal vereist eigen vermogen van 5,0%. Het minimaal vereist eigen vermogen conform de berekening zoals opgenomen in artikel 131 van de Pensioenwet en artikel 11 van het Besluit Financieel Toetsingskader bedraagt 4,2%.
16 mei 2012
39
Jaarverslag 2011
De toetsing van het premieniveau over 2011 levert de volgende kengetallen op (zie hoofdstuk 1.8): Kostendekkende premie € 25.517 Feitelijke premie (exclusief BPR) € 25.756 De feitelijke premie wijkt af van de kostendekkende premie. De solvabiliteitsopslag in de kostendekkende premie wijkt af van de solvabiliteitsopslag in de feitelijke premie (14,9% t.o.v. 15,0%). Daarnaast is in de feitelijke premie een extra koopsom opgenomen van € 300 ter dekking van additionele uitvoeringskosten, de afrekening van vorig jaar en de FVP koopsommen. Het fonds voldoet aan de wettelijke toets dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. Voor de periode 2012 tot en met 2016 wordt uitgegaan van een reguliere premie van 26%, die gebaseerd is op de nieuwe pensioenregeling, een rekenrente van 3% en de nieuwste overlevingstabellen. Aangezien een solvabiliteitsopslag van 15% wordt toegepast, volstaat de premie ook indien het RTS-niveau iets onder 3% ligt. Herstelplan Begin 2009 is op grond van artikel 140 van de Pensioenwet een kortetermijn- (3-jarig) en een langetermijn (15-jarig) herstelplan bij DNB ingediend. De analyse van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2008 laat zien door welke oorzaken het tekort in 2008 is ontstaan:
Realisatie 2008
Beginstand
Premie
Uitkering
Indexering
RTS
Overrendement
Overig
Eindstand
130,0%
-0,4%
2,0%
0,0%
-18,8%
-18,2%
0,7%
95,3%
Het bestuur monitort het verloop van het herstelplan op kwartaalbasis. Het 3-jarige plan had een einddatum van 31 december 2011. Vanwege de impact van de nieuwe overlevingstabellen heeft PSLN eind 2010 alsnog gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de termijn van herstelplan te wijzigen naar 5 jaar zodat de einddatum werd opgeschoven naar 31 december 2013. Het volgende overzicht laat de realisatie in 2011 zien in relatie tot de verwachting voor 2011 zoals deze was opgenomen in het ingediende 5-jarige korte termijn herstelplan.
Herstelplan 2011 Realisatie 2011
Beginstand
Premie
Uitkering
Indexering
RTS
Rendement
Overig
Eindstand
98,8%
1,4%
-0,1%
0,0%
0%
3,7%
0,1%
104,0%
106,9%
0,1%
0,4%
-0,1%
-11,3%
2,0%
-0,0%
98,0%
Tot en met juli 2011 was er geen sprake van een dekkingstekort. Vanaf juli zette de dekkingsgraad een gestage daling in, vooral door een lagere RTS. Vanaf begin oktober 2011 zijn de procedures voor waardeoverdrachten opnieuw opgeschort, totdat de dekkingsgraad weer het niveau van 100% zal bereiken.
16 mei 2012
40
Jaarverslag 2011
Bij de evaluatie van het herstelplan per ultimo 2011 kan het volgende worden vastgesteld. a. De onderdelen „Premie‟, „Uitkering‟ en „Indexatie‟ lagen per saldo goed in lijn met het kortetermijnherstelplan. b. Het onderdeel „RTS‟ had een forse negatieve bijdrage. Hier stond maar deels een positieve bijdrage van het onderdeel „Rendement‟ tegenover. c. Het onderdeel „Overig‟ wordt met name veroorzaakt door kruiseffecten. Voor het verwachte herstelpad van het kortetermijnherstelplan in 2012 en 2013 geldt bij een verwacht rendement van 5,0% en gelijkblijvende RTS het volgende schema:
Herstelpad 2012 Herstelpad 2013
Beginstand
Premie
Uitkering
Indexering
RTS
Rendement
Overig
Eindstand
98,0%
2,4%
-0,1%
0,0%
0,0%
3,3%
0,1%
103,7%
103,7%
0,7%
0,2%
0,0%
0,0%
3,7%
0,1%
108,4%
DNB kan op grond van haar onderzoek nog opmerkingen bij dit schema maken. Op basis van dit schema zal PSLN dus tijdig voldoen aan de minimum eis. Het fonds heeft daarom geen aankondiging van een voorgenomen rechtenkorting hoeven doen. Volgens het lange termijnherstelplan zal het echter tot 2015 duren voordat toeslagverlening aan inactieven weer kan worden hervat. Bij de gekozen uitgangspunten wordt een verwacht niveau van ongeveer 90% van de maatstaf pas op langere termijn (2020 en verder) mogelijk. Als het renteniveau blijvend laag is, zal de komende jaren dus rekening gehouden moeten worden met een geleidelijke aantasting van de koopkracht van de pensioengerechtigden.
16 mei 2012
41
Jaarverslag 2011
1.12 Communicatie PSLN streeft naar een transparante, makkelijk toegankelijke en begrijpelijke informatievoorziening. Uit een schriftelijke enquête (2009) en gesprekken blijkt dat het vermijden van afkortingen en het hanteren van begrijpelijke taal blijvend aandacht vragen. Hiermee wordt in de communicatie-uitingen zoveel mogelijk rekening gehouden. De voorgenomen communicatie activiteiten worden jaarlijks beschreven in een communicatieplan met een jaarplanning. De bijzonderheden van de pensioencommunicatie hebben in 2011 voor een belangrijk deel in het teken gestaan van de herziening van de pensioenregeling per 1 april 2011, de verbeteringen in de BPR-beleggingsmogelijkheden en de begeleiding van deelnemers met geboortejaren 1950-1959. Als gevolg van de financiële crisis en de voorbereidingen op de aanpassingen in het pensioenstelsel in 2014 zijn tevens communicatieactiviteiten uitgevoerd om deelnemers over de consequenties van de toegenomen onzekerheid te informeren. In 2011 vonden onder andere de volgende activiteiten plaats: Periodieke communicatie In het verslagjaar is vier keer een Nieuwsbrief Pensioen verschenen; Pensioengerechtigden hebben in januari een jaarbericht 2011, in februari een fiscale opgave over 2010 en in december een partnermailing ontvangen; Actieve C&T deelnemers hebben in mei een Informatiebulletin over de nieuwe pensioenregeling ontvangen; Actieve deelnemers hebben in juni een Uniform Pensioenoverzicht 2011 voor de middelloonregeling ontvangen; Actieve BPR deelnemers hebben in juni tevens een Uniform Pensioenoverzicht 2011 voor de BPR regeling ontvangen; Tegelijk met de verzending van de UPO‟s werd de Planner op de website geactualiseerd; Inactieve deelnemers ontvangen één keer in de drie jaar een Uniform Pensioenoverzicht; de eerstvolgende keer is 2012; In juli is een verkorte versie van het jaarverslag gepubliceerd en naar de actieve deelnemers en pensioengerechtigden toegestuurd; Jaarlijks vindt er een zorgplicht actie plaats voor de deelnemers aan de beschikbare premieregeling. Communicatie over financiële positie van het fonds Op de website wordt maandelijks de dekkingsgraad gepubliceerd; Communicatie over het dekkingstekort en het herstelplan en de mogelijke gevolgen voor deelnemers heeft op de volgende wijze plaatsgevonden: o Publicaties op de website; o Via de periodieke nieuwsbrieven; o Via een persoonlijke brief aan de (gewezen) deelnemers. Communicatie aan specifieke deelnemersgroepen Aan medewerkers van H&BC die betrokken zijn in de verkoop van het betreffende bedrijfsonderdeel zijn brieven verstuurd en zijn presentaties gegeven; Aan deelnemers die geboren zijn in de periode van 1950 tot 1959 en op 1 januari 2006 in dienst waren is de mogelijkheid geboden om in een HR-planner gesprek te worden geïnformeerd over de flexibiliseringsmogelijkheden die de pensioenregeling biedt om op
16 mei 2012
42
Jaarverslag 2011
62-jarige leeftijd uit te treden. Met behulp van een rekentool wordt in een persoonlijk gesprek de pensioensituatie geschetst; In bovenvermelde groep zijn tevens deelnemers die een ouderenregeling in het kader van een sociaal plan van de onderneming hebben getekend. De inkomenssituatie tussen 62 en 65 jaar wordt eveneens via een HR-planner gesprek in kaart gebracht. Op de jaarvergaderingen van de VGDE werd de actuele situatie en verwachtingen van het pensioenfonds voor de gepensioneerden uiteen gezet.
Uitbreiding van de website (www.pensioenfondssaralee.nl) De website is vernieuwd, waarbij zowel de navigatie, als de structuur en de eventcommunicatie sterk zijn verbeterd. Ook zijn na bespreking in het bestuur bij Bestuur en controle een groot aantal fondsdocumenten op het openbare deel van de website gepubliceerd. Op de website worden periodiek relevante documenten en communicatie uitingen gepubliceerd. Ook is gestart met het houden van een poll via de website. Communicatie via de helpdesk De dagelijks hulpvragen van deelnemers over allerlei aspecten van de pensioenregeling lopen allereerst via de helpdesk van TKP. Van belang hierbij is dat de deelnemers zich tijdig en adequaat geholpen voelen. In 2011 zijn bij de Pensioendesk van het pensioenfonds ruim 1.000 vragen gesteld. Driekwart van alle schriftelijke vragen werden binnen 2 weken (normtijd) beantwoord. Voor het restant was meer tijd benodigd, omdat het hier met name verzoeken betrof om uitwerking van de historische pensioenopbouw. De betreffende deelnemers worden tussentijds op de hoogte gehouden van de te verwachten beantwoordingstermijn. Het overgrote deel van de vragen per e-mail wordt binnen 2 werkdagen beantwoord. In onderstaande figuur is het verloop van de communicatie per “kanaal” opgenomen, vanaf het 4 e kwartaal van 2010 tot en met het 4e kwartaal van 2011. Verloop communicatie per "kanaal"
400
359
350
281
300
234
228
250 200 150
100
100
83
58 12
50
50
19
19
6
0 1e kwartaal
2e kwartaal Telefonisch
16 mei 2012
3e kwartaal Schriftelijk
43
4e kwartaal
E-mail
Jaarverslag 2011
In de volgende tabel valt af te lezen over welke onderwerpen er per telefoon vragen gesteld worden. Q1-2011
Q2-2011
Q3-2011
Q4-2011
TOTAAL
%
105
41
50
50
246
22,3%
Pensioenoverzicht
23
39
33
30
125
11,3%
(Pre)pensionering
69
33
42
56
200
18,1%
Toekenning pensioen
26
25
30
43
124
11,2%
NAW-gegevens
23
24
16
22
85
7,7%
Waardeoverdracht
11
16
29
10
66
6,0%
Echtscheiding
10
15
12
7
44
4,0% 5,8%
Onderwerp Jaaropgave / Specificatie
Overig *)
26
10
7
21
64
Afkoop klein pensioen
20
8
0
14
42
3,8%
Pensioenplanner / Website
12
7
1
9
29
2,6%
Aanvraag pensioen
10
4
13
9
36
3,3%
8
4
0
0
12
1,1%
11
3
1
7
22
2,0%
5
2
0
3
10
0,9%
359
231
234
281
1.105
100%
A-factor In- en uitdiensttredingen Arbeidsongeschiktheid Totaal *) onder andere AnW, Pensioenregister
Sinds de invoering van het Pensioenregister komen er maandelijks gemiddeld ongeveer 180 aanvragen voor digitale informatie binnen (www.mijnpensioenoverzicht.nl) In 2011 zijn enkele klachten binnengekomen. Hierbij was één situatie die rechtstreeks aan de Ombudsman Pensioenen werd gestuurd, maar na behandeling niet is gehonoreerd. Het betrof een situatie van een gepensioneerde die ten onrechte verzekering van een partnerpensioen claimde, terwijl al ruim 15 jaar een ongehuwden ouderdomspensioen werd uitgekeerd. PSLN heeft hier wel aanleiding in gezien om de communicatie rond de pensioeningangsdatum over het partnerpensioen kritisch na te lopen. Aangezien ook jaarlijks een partneropgave wordt verstrekt, zal signalering van soortgelijke situaties sneller plaatsvinden en zoveel mogelijk voorkomen worden. Crisis-communicatie In het kader van crisis-communicatie heeft het pensioenfonds geprobeerd een goede balans te vinden tussen enerzijds het wijzen op de risico‟s waaraan het Nederlandse pensioenstelsel bloot staat en anderzijds het voorkomen van onnodige onrust. Ook voor 2011 is weer een aantal focuspunten gekozen. Op basis van de heftige ontwikkelingen in de 2e helft van 2011 heeft het bestuur getracht de deelnemers transparant en frequent op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Waar mogelijk is het streven van het bestuur om tijdens presentaties en persoonlijke gesprekken directe communicatie met de deelnemers te hebben. Ontwikkelingen in 2012 Voor het verslagjaar 2012 is opnieuw een communicatieplan opgesteld. Hierbij is het uitgangspunt een goede communicatie bij wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden. Voor zover mogelijk wordt rekening gehouden met een doelgroepbenadering. Er wordt gebruik gemaakt van zowel schriftelijke, mondelinge als elektronische communicatiemiddelen.
16 mei 2012
44
Jaarverslag 2011
In dit communicatieplan is een aantal zaken benoemd en uitgewerkt die in 2012 extra aandacht zullen vragen. Periodieke communicatie, waaronder ook een maandelijkse digitale nieuwsbrief. Een nieuwe naam en nieuw logo; Mogelijke wijziging van de pensioenregeling en de communicatie hierover met de deelnemers; Communicatie over (mogelijke) aanpassing van Wet- en regelgeving zoals: o Verhoging pensioenleeftijd voor nieuwe pensioenopbouw naar 67 jaar in 2014; o Aanpassing van het FTK in 2014; Zorgplicht voor BPR (partnerpensioen en beleggingsstandaard); Deelnemerscommunicatie aan medewerkers van verkochte organisatie onderdelen en voormalige medewerkers die zijn vertrokken onder een reorganisatie met betrekking tot de gevolgen voor de pensioenopbouw; Verdere benutting van de mogelijkheden die externe websites bieden. Onder andere het bieden van informatie waardoor een deelnemer beter inzicht krijgt in zijn of haar pensioensituatie. Ook zal een Engelstalig deel op de website worden gemaakt; Gerichte communicatie aan deelnemers die de 61-jarige leeftijd bereiken en hen in 12 maanden (samen met de HR Business Partner) begeleiden bij ingang op leeftijd 62 of een keuze voor de flexibiliseringsmogelijkheden van de pensioenregeling; Het aan belanghebbenden beschikbaar stellen van een verkort jaarverslag. Het is de bedoeling om in 2012 opnieuw een deelnemersenquête onder de actieven, postactieven en pensioengerechtigden uit te voeren en te meten hoe de deelnemers de communicatie over de pensioenregeling beoordelen.
16 mei 2012
45
Jaarverslag 2011
1.13 Toekomstige ontwikkelingen en voornemens van het bestuur In hoofdstuk 1.5 zijn reeds de voornemens van het bestuur bij de externe ontwikkelingen en wetgeving vermeld. In dit hoofdstuk beperken we ons daarom tot de verwachtingen van het bestuur ten aanzien van interne ontwikkelingen voor 2012 en later. Herstelplan en financieel crisisplan In 2012 en 2013 zullen de uitvoering van de acties, communicatie en monitoring van het herstelplan aandacht blijven vragen. De overboeking van de herstelpremie van ruim € 25 miljoen per uiterlijk 15 juni 2012 is met de onderneming afgestemd . Het bestuur zal ervoor waken dat geen besluiten worden genomen waardoor risico‟s zouden kunnen toenemen. In april is het financieel crisisplan vastgesteld, waarin de van toepassing zijnde processen bij het bereiken van een kritisch niveau van de dekkingsgraad zijn beschreven. Pensioenregelingen De volgende twee aanpassingen in de pensioenregelingen zijn voorzien: a. Deelnemers die de H&BC-regeling (Household and BodyCare) volgen en niet werkzaam zijn bij een verkocht bedrijfsonderdeel, zijn per 1 januari 2012 geharmoniseerd naar de C&T-regeling. Hierbij gelden dezelfde overgangsregels als bij de wijzigingen per 1 april 2011 van toepassing waren: een ingroeiregeling voor de deelnemersbijdrage en postactieven die door de regelingsherziening in de BPR-regeling zouden komen, blijven volledig in de middelloonregeling opbouwen. Het standenregister dat in de Uitvoeringsovereenkomst is opgenomen wordt hier op aangepast. b. De premiestaffel in de BPR regeling wordt periodiek door de onderneming geëvalueerd. In 2011 is deze evaluatie gestart. Door de lagere rendementen en verhoogde levensverwachting ligt aanpassing voor de hand. Daarbij zal ook aandacht gegeven moeten worden aan de additionele fiscale wet- en regelgeving, die van toepassing is in situaties waarin de gehanteerde rekenrente lager ligt dan 4%. Daarnaast zal in het pensioenreglement de overlijdensdekking voor een premievrije deelnemer verduidelijkt worden. Tijdelijke voortzetting van pensioenopbouw voor deelnemers die zijn meegegaan met verkochte bedrijfsonderdelen Tot uiterlijk eind 2014 kan sprake zijn van voortgezette pensioenopbouw voor deelnemers die zijn meegegaan met door Sara Lee verkochte bedrijfsonderdelen. In deze situatie blijft het ongewijzigde pensioenreglement van toepassing zoals dat gold bij de overgang naar de nieuwe werkgever. Op hoofdlijnen betreft dit de volgende groepen: - Sanex (verkocht in december 2010): verkocht aan Unilever, doorverkocht aan Procter & Gamble, ongeveer 30 deelnemers. De uiterste termijn van voortgezette deelname is inmiddels per 31 december 2011 beëindigd; - ShoeCare (verkocht in april 2011), verkocht aan SC Johnson. Bij aanvang betrof dit ongeveer 20 deelnemers, waarvan er ultimo boekjaar nog ongeveer 10 deelnemers waren. De voortgezette opbouw stopt uiterlijk 31 maart 2012; - BodyCare (verkocht in december 2010), Unilever. Bij aanvang ongeveer 175 medewerkers. Een deel is in dienst getreden bij Unilever en mag/mocht daarbij individuele waardeoverdracht laten uitvoeren. In fasen worden groepen deelnemers in 2011 en 2012 geplaatst in een Outplacementtraject of Ouderenregeling. De populatie in de vestiging Amersfoort kan als uiterste per 1 augustus 2012 in een
16 mei 2012
46
Jaarverslag 2011
Outplacementtraject worden opgenomen, met een uiterste termijn van voortgezette deelname bij PSLN tot 31 december 2014. In een eerder stadium is AirCare aan Procter & Gamble verkocht. Hiervoor gold een beperkte voortzettingstermijn voor een beperkte groep deelnemers. Ook hier is sprake van een klein aantal deelnemers die tijdelijk pensioenopbouw mogen voortzetten in verband met een Outplacementtraject. In het standenregister zijn deze groepen vastgelegd en worden gemonitord, zodat de pensioenopbouw en de communicatie hierover correct verloopt. De pensioenpremie wordt bij Koninklijke Douwe Egberts in rekening gebracht. Ten behoeve van doorbelasting wordt een specificatie van de kosten opgesteld. Ook levert het bestuursbureau ondersteuning bij de Ouderenregelingen. Voor deze extra werkzaamheden ontvangt het fonds een separate vergoeding. Gevolgen opsplitsing Sara Lee Begin 2011 heeft Sara Lee Corporation aangekondigd dat de onderneming zichzelf zal opsplitsen in twee afzonderlijke beursgenoteerde ondernemingen: een „Vleesbedrijf‟ in de VS en een „Koffie&Thee bedrijf‟ welke in Europa zal worden gevestigd. Het nieuwe moederbedrijf krijgt de naam D.E MasterBlenders 1753, gaat medio 2012 in Amsterdam naar de beurs en houdt haar hoofdkantoor eveneens in Amsterdam. Dit betekent dat dit nieuwe moederbedrijf zal gaan rapporteren volgens de IFRS-regels (nu US GAAP). De eventuele gevolgen voor PSLN worden in 2012 geïnventariseerd. Het gaat daarbij met name om aanpassing van de naam en het logo van het fonds. De afspraken in de Uitvoeringsovereenkomst lopen tot en met eind 2016 en worden niet door de opsplitsing geraakt. Risicobudgetteringsstudie Aansluitend op de ALM studie is in 2011 een risicobudgetteringsstudie gestart, die begin 2012 is afgerond. Dit kan in 2012 leiden tot enkele aanpassingen in de Return portefeuille. Voorzien wordt dat het vastgoedmandaat zal overgaan van Europees naar Wereldwijd en dat de nog openstaande 2,5% allocatie (niet eerder ingevuld een mogelijke invulling zal gaan krijgen naar Emerging Marktets Debt of Emerging Markets Equity. Visitatie De visitatiecommissie VisitatieOpMaat zal in de periode april tot en met september 2012 een vervolgvisitatie bij PSLN uitvoeren. Nadat in 2009 een eerste volledige visitatie is uitgevoerd, is dit de tweede keer dat een volledige visitatie bij PSLN wordt uitgevoerd. De risicobeheersing wordt vanuit bestuurlijk perspectief in vier stappen nagelopen: Risico identificatie en risicoweging, Risicobeleid, Implementatie en inbedding in de organisatie en tot slot de Monitoring, terugkoppeling en follow-up. Bij deze vervolgvisitatie zullen enkele onderwerpen extra worden belicht, zoals een SWOT analyse, het functioneren van het pensioenfonds en de kwaliteit van de organisatie (mede in het licht van goed pensioenfondsbestuur en het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen), als ook de organisatie rondom risicomanagement en crisismanagement. Digitalisering fondsdocumenten en verdere uitrol eControls In het jaar 2011 is het bestuurdersportal en eShare (Elvin even uitleggen wat dit is) in gebruik genomen wat tot een verdere digitalisering leidt. In het jaar 2012 wordt dit verder uitgewerkt. Voor nieuwe bestuursleden en VO-leden wordt een introductiecursus gegeven, waarbij het portal en eShare als leidraad worden genomen.
16 mei 2012
47
Jaarverslag 2011
Reactie van het bestuur op de verklaring van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft in haar vergadering van 27 april 2012 een verklaring bij het jaarverslag 2011 voorbereid. De verklaring is opgenomen in hoofdstuk 3.6 van dit jaarverslag. Het bestuur stelt de constructieve opstelling van het verantwoordingsorgaan op prijs. Mede hierdoor is het mogelijk het verslagleggingstraject tijdig te kunnen afronden. Het bestuur heeft goede nota genomen van de punten die in de verklaring genoemd zijn onder „Beoordeling door het VO‟. In de gezamenlijke vergaderingen zal de status van deze punten nader worden toegelicht.
Het verzoek van het VO om twee keer per jaar een uitgebreide mondelinge toelichting bij de Cockpitrapportage te krijgen kan het VO in overleg met het bestuursbureau inplannen.
Het bestuur zal ten aanzien van het uitbestedingsbeleid nadere criteria vastleggen die gelden voor de selectie van vermogensbeheerders. Deze zullen met het VO worden gedeeld. Als het VO (na de toelichting in de introductiecursus) nadere gedetailleerde informatie wenst, zal het bestuur nagaan in hoeverre hier mogelijkheden voor zijn.
Ten aanzien van communicatie noemt het VO enkele aandachtspunten die bij het bestuur bekend zijn en onder de aandacht zullen blijven.
Bij het premiebeleid benadrukken wij dat het bestuur kiest voor een zeer prudente benadering. Bij de wettelijke toets ten aanzien van de kostendekkende premie wordt uitgegaan van de rentetermijnstructuur. Ook de feitelijke premie is robuust. Hoewel de kracht van de herstelpremie hoe langer hoe minder wordt, is deze afspraak met de onderneming voor een meerjarige periode gemaakt en geeft in slechte omstandigheden een goede steun in de rug.
De verwerking van de lagere rekenrente en update van overlevingsgrondslagen in de beschikbare premieregeling is in eerste instantie een zaak van de cao partijen. De toezegging in deze regeling is immers de premie zelf en aanpassing van de premiestaffel is derhalve een onderwerp voor de pensioenovereenkomst. Verder zal PSLN bij de communicatie meer aandacht besteden aan het risico dat de ambitie niet wordt gehaald.
Ten aanzien van de toeslagverlening vraag het VO om een verduidelijking over de regels voor verhoogde toeslagverlening. Zoals bekend heeft het bestuur enige jaren geleden besloten om een toeslagmeter bij te houden, waarmee de ambitie ten aanzien van toeslagen voor inactieven op collectief niveau wordt geregistreerd. In 2011 is een aparte toeslagmeter voor de actieven opgezet. Naast het uitgangspunt van evenwichtige belangenafweging zijn geen richtlijnen gesteld ten aanzien van het moment waarop verhoogde toeslagen mogelijk worden en in welke mate deze verstrekt kunnen worden. De solvabele positie van PSLN op lange termijn staat hierbij altijd voorop. Gelet op de diverse omstandigheden die zich kunnen voordoen, is het bestuur niet voornemens op voorhand een gedetailleerde richtlijn af te spreken.
Als er op enig moment sprake is van korting op de nominale pensioenrechten, zullen deze op individueel niveau worden geregistreerd en (zo mogelijk) in de toekomst als zodanig worden hersteld. Ook hier geldt om soortgelijke redenen dat er geen gedetailleerde richtlijn voor herstel zal worden vastgelegd. Voor meer informatie verwijzen we naar het Financieel crisisplan, dat op 4 april 2012 is vastgesteld.
16 mei 2012
48
Jaarverslag 2011
De geleidelijke uitbreiding van de risicomonitoring en documentatie hiervan in eProcedures is een langdurig proces, waar naar verwachting geen einddatum aan gekoppeld zal worden. Door de inbedding in de bestuurscyclus zal het VO via de notulen van de bestuursvergaderingen de status periodiek kunnen volgen. Ook de visitatiecommissie zal dit in 2012 nader onderzoeken en vermoedelijk met aanbevelingen komen.
Op kwartaalbasis blijft het bestuur het herstelplan monitoren. Omdat deze pro forma tussenevaluaties in de Cockpitrapportage worden vastgelegd, zal het VO in het vervolg twee keer per jaar worden voorzien van een update.
Het bestuur is het met het VO eens dat de inspanning voor de nieuwe regeling en uitvoeringsovereenkomst inderdaad vrij fors is geweest. Het toetsingstraject dat in dit verband zorgvuldig is uitgevoerd, heeft echter wel haar vruchten afgeworpen: bij de (eveneens arbeidsintensieve) implementatie hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. Met de onderneming zijn de „lessons learned‟ besproken. Het probleem van de verantwoordelijkheidsverdeling en (bij meerdere onderwerpen) in elkaar grijpen van beleid en uitvoering is een lastig fenomeen, waarover inmiddels ook documentatie is verschenen. Bij mogelijke nieuwe trajecten zal in een projectaanpak vooraf naar duidelijkheid worden gestreefd.
Het tijdsbeslag voor bestuursleden is regelmatig onder de aandacht en wordt bij de werving van nieuwe bestuursleden ook expliciet in het functie- en competentieprofiel vermeld. Ook bij zelfevaluaties zal dit punt expliciet als individuele vraag aan de orde worden gesteld.
Het bestuur dankt het verantwoordingsorgaan voor haar bijdrage aan de beoordeling van het beleid en het opstellen van de verklaring bij het jaarverslag. Het bestuur is verheugd over de positieve conclusie en zal zich ook in het komende jaar op dezelfde wijze inzetten om dit vertrouwen opnieuw waar te maken. Tot slot Het bestuur spreekt tot slot haar dank uit aan degenen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland en aan de totstandkoming van dit jaarverslag. Utrecht, 16 mei 2012 Namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland C.T.M. van Mierlo, voorzitter
16 mei 2012
R. Burema, secretaris
49
Jaarverslag 2011
2 Jaarrekening 2011 2.1
Balans per 31 december 2011
Na bestemming van het saldo van baten en lasten (bedragen in € x 1.000)
31 december 2011
31 december 2010
ACTIVA Beleggingen
[1]
Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
49.183 398.464 744.330 27.465 599
Beleggingen TRA Beleggingen voor risico deelnemers Vorderingen en overlopende activa Premies Premievrije polissen herverzekering Overige vorderingen
Overige activa Liquide middelen
50.672 416.700 722.037 5.302 993 1.220.041
1.195.704
58.187
0
13.268 1.291.496
11.308 1.207.012
[2] 300 1.002 2.001
[3]
5.418 1.047 418 3.303
6.883
1.934
3.259
1.296.733
1.217.154
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans.
16 mei 2012
50
Jaarverslag 2011
31 december 2011
31 december 2010
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal Algemene reserve Bestemmingsreserve TRA
[4] 1 -24.306 58.187
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
[5]
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
[6]
Overige schulden en overlopende passiva Derivaten Overige schulden
[7]
16 mei 2012
1 76.862 0 33.882
76.863
1.226.101
1.110.560
13.268
11.308
16.997 6.485
51
13.519 4.904 23.482
18.423
1.296.733
1.217.154
Jaarverslag 2011
2.2
Staat van baten en lasten over 2011 2011
(bedragen in € x 1.000)
BATEN Premiebijdragen (van werkgevers en medewerkers) Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten TRA Beleggingsresultaten risico deelnemers Baten uit herverzekering Overige baten
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten
2010
[8] 25.756 2.909
30.439 2.142
49.778 80
99.973 0
[13] [14]
-7 173 60.036 138.725
726 474 942 134.696
[15] [16]
59.124 1.694
56.460 1.636
[9] [10] [11] [12]
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen
[17]
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo overdrachten van rechten Onttrekkingen risico deelnemers Lasten uit herverzekering Overige lasten
[18] [19] [20] [21] [22]
Saldo van baten en lasten
18.400 2.362 13.903 -59.089
20.482 4.540 13.016 -56.337
-1.177 142.627
-1.165 84.146
0
24.284
-2.270
-1.080
785
-404 115.541
87.482
1.960 2.054 942 386 5
2.132 254 735 289 128
181.706
149.116
-42.981
-14.420
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten.
16 mei 2012
52
Jaarverslag 2011
2011
2010
Bestemming saldo van baten en lasten Bestemmingsreserve TRA Algemene reserve
58.187 -101.168
0 -14.420
-42.981
-14.420
Uit het resultaat wordt allereerst het bedrag toegevoegd aan/onttrokken van de bestemmingsreserve TRA, zodat deze bestemmingsreserve gelijk is aan de beleggingen TRA. Het resterende saldo van baten en lasten wordt toegevoegd aan/onttrokken van de algemene reserve.
16 mei 2012
53
Jaarverslag 2011
2.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Overige inkomsten
Uitgaven Pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Pensioenuitvoeringskosten Premie herverzekering Overige lasten
2011
33.403
31.782
368
1.077
455 31 34.257
174 942 33.975
59.204
56.477
2.610 1.521 257 6 63.598
1.144 1.734 229 127 59.711
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer
2010
(29.341)
(25.736)
21.074
25.279
778.256 799.330
1.501.742 1.527.021
766.215 5.099 771.314
1.496.017 4.526 1.500.543
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
28.016
26.478
Totale kasstroom
-1.325
742
3.259 -1.325
2.517 742
1.934
3.259
Het verloop van de liquide middelen is als volgt: Liquide middelen per 1 januari Mutatie liquide middelen Liquide middelen per 31 december
16 mei 2012
54
Jaarverslag 2011
2.4
Toelichting behorende bij de jaarrekening 2011
2.4.1
Algemeen
Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland, statutair gevestigd te Joure (hierna te noemen “het fonds”) is een ondernemingspensioenfonds. Het fonds stelt zich ten doel: het toekennen van aanspraken op, casu quo het uitkeren van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun partners, respectievelijk ex-partners en hun kinderen, overeenkomstig het bepaalde in statuten en reglementen voor de volgende onderneming: Koninklijke Douwe Egberts BV, statutair gevestigd te Joure.
2.4.2
Bepalingen wet- en regelgeving
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Alle bedragen zijn vermeld in euro‟s x 1.000.
2.4.3
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
16 mei 2012
55
Jaarverslag 2011
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico‟s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro‟s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen marktwaarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. Algemeen beleggingen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen marktwaarde. Overlopende activa inzake beleggingen en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort belegging. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van de marktwaarde. Derivaten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico‟s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid.
16 mei 2012
56
Jaarverslag 2011
Bij zowel de beursgenoteerde als de niet-beursgenoteerde beleggingen is sprake van een frequente marktwaardering. Niet-beursgenoteerde fondsen hebben onderliggende beursgenoteerde beleggingen, waarbij de intrinsieke waarde van het fonds dagelijks dan wel wekelijks bepaald wordt. De gebruikte niet-beursgenoteerde derivaten zijn verhandelbaar en worden frequent en door diverse partijen gewaardeerd. Een wettelijke herwaarderingsreserve is derhalve niet nodig en daarom ook niet opgenomen. Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde per 31 december. Voor beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de marktwaarde van de onderliggende beleggingen representeert. Voor beursgenoteerde aandelen is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers. Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in fondsen met beleggingen in vastrentende waarden is dit de berekende intrinsieke waarde, die de marktwaarde van de onderliggende beleggingen representeert. Voor beursgenoteerde obligaties is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers. Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen marktwaarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Positieve posities uit hoofde van derivatencontracten worden opgenomen onder de beleggingen; indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Grondslagen voor beleggingen TRA De grondslagen voor de waardering van de beleggingen TRA zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. Grondslagen voor beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
16 mei 2012
57
Jaarverslag 2011
Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk wordt een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de marktwaarde, inclusief de transactiekosten. Na eerste verwerking wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, gewoonlijk gelijk aan de nominale waarde. Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen de kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Het streven is om een algemene reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het vereist eigen vermogen wordt hierbij bepaald op basis van de standaardmethode zoals aangegeven door DNB. Bestemmingsreserve Toeslagreserve actieven (TRA) De bestemmingsreserve TRA is per definitie gelijk aan de beleggingen TRA. De beleggingsresultaten en onttrekkingen uit het beleggingsdepot worden verwerkt in de bestemmingsreserve TRA. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de betreffende balansposten. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglement(en) en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-antecondities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in
16 mei 2012
58
Jaarverslag 2011
overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: a. Overlevingskansen en sterftetrend Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2010-2060. Om rekening te houden met het gegeven dat de werkende populatie gezonder is dan de niet-werkende populatie is een leeftijdsafhankelijke afslag op de sterftekansen toegepast. Ter dekking van latent wezenpensioen worden de lasten van het partnerpensioen bij nog niet ingegaan partnerpensioen verhoogd met 5%. Voor ingegaan wezenpensioen zijn geen overlevingskansen in aanmerking genomen. b. Partnerfrequentie Voor de partnerfrequentie is gebruik gemaakt van een eigen partnerfrequentietabel. De partnerfrequentie van de man is op leeftijd 18 gelijk aan 0,03, vervolgens loopt deze op naar 1 op leeftijd 65. De partnerfrequentie van de vrouw is op leeftijd 18 gelijk aan 0,07, vervolgens loopt deze op naar 0,87 op leeftijd 50, loopt vervolgens weer af naar 0,73 op leeftijd 64 en is gelijk aan 1 op leeftijd 65. Voor pensioengerechtigden wordt de feitelijke burgerlijke staat in acht genomen. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat mannelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar jongere vrouw. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat vrouwelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar oudere man. c. Marktrente Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen worden de opgebouwde pensioenaanspraken contant gemaakt op basis van de rentetermijnstructuur (RTS) op de balansdatum zoals door DNB gepubliceerd. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad van 3,4%. d.
Overige bijzonderheden
Excassokosten Voor excassokosten wordt een voorziening getroffen, die gebaseerd wordt op de contante waarde van de geschatte jaarlijkse uitvoeringskosten in het geval dat alle actieve deelnemers per balansdatum premievrij zouden worden gemaakt. Contantmaking geschiedt op basis van de rentetermijnstructuur in reële termijn, ofwel rekening houdend met de verwachte inflatie. Uitgedrukt als percentage van de netto technische voorzieningen is de excasso-opslag primo 2011 2,0% en ultimo 2011 2,1% (primo 2010 2,1% en ultimo 2010 2,0%). De schadereserve voor exit-WAO‟ers Een deelnemer die een WAO- of WIA-uitkering ontvangt en wiens arbeidscontract is beëindigd, heeft de status van exit-WAO‟er. Een exit-WAO‟er bouwt alleen 65-plus pensioen op. De mate van arbeidsongeschiktheid (arbeidsongeschiktheidsklasse) is hierbij mede bepalend voor de
16 mei 2012
59
Jaarverslag 2011
mate waarin deze pensioenopbouw wordt voortgezet. Voor deelnemers met status exit-WAO is de - op basis van prudente grondslagen vastgestelde - actuariële contante waarde van de nog op te bouwen pensioenaanspraken, inclusief de toegekende toeslagen, afgefinancierd. Het verschil tussen de betreffende waarden van de te bereiken rechten en de verkregen rechten wordt aangemerkt als schadereserve exit-WAO‟ers. De schadereserve voor exit-WAO‟ers wordt vastgesteld op basis van dezelfde grondslagen als de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. Derhalve gelden de grondslagen van het pensioenfonds en wordt rekening gehouden met een excasso-opslag en een wezenopslag per ultimo van het boekjaar. In verband met de aard van de groep exit-WAO‟ers wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de beschikbarepremieregeling voor deelnemers. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. De waardering van de voorziening voor risico deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorziening aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de marktwaarde, inclusief de transactiekosten. Na eerste verwerking worden de schulden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, gewoonlijk gelijk aan de nominale waarde. Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Premiebijdragen (van werkgevers en medewerkers) Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbarepremieregeling. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten worden verstaan rentebaten en –lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de toegerekende interne kosten verstaan.
16 mei 2012
60
Jaarverslag 2011
Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. Herverzekering Uitkeringen uit hoofde van herverzekering Hieronder zijn opgenomen de in het boekjaar aan het fonds toegekende uitkeringen uit hoofde van herverzekering. Premies herverzekering Ter zake van het overlijdensrisico heeft het pensioenfonds een herverzekeringsovereenkomst met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. De herverzekering bestaat uit een integrale stoplossdekking. Het eigen behoud bedraagt € 500 per deelnemer. Voor de herverzekeraar geldt een maximale aansprakelijkheid van € 20.000 per kalenderjaar. De prioriteit is 268% van de risicopremie eigen rekening met een minimum van € 5.168 per kalenderjaar. De contractperiode bedraagt 12 maanden en wordt vervolgens zonder opzegging telkens verlengd met 12 maanden. Tevens heeft het pensioenfonds een proportionele herverzekeringsovereenkomst met een eigen behoud van € 500 en een obligo van € 3.500 per deelnemer per jaar. De contractperiode loopt van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014. Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
16 mei 2012
61
Jaarverslag 2011
2.5
Toelichting op de balans per 31 december 2011
(bedragen in € x 1.000)
1. BELEGGINGEN BELEGGINGEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Stand per 1 januari 2010
49.354
328.324
737.585
2.614
0 1.117.877
Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardeontwikkeling
27.035 -23.044 0 -2.673
563.321 -549.057 0 74.112
885.620 -906.983 0 5.815
18.812 -12.849 0 -3.275
6.955 1.501.743 -5.976 -1.497.909 0 0 14 73.993
Stand per 31 december 2010
50.672
416.700
722.037
5.302
993 1.195.704
Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardeontwikkeling
28.889 -22.190 186 -8.374
23.321 -13.873 1.860 -29.544
693.174 -727.914 1.376 55.657
91.136 -86.228 0 17.255
Stand per 31 december 2011
49.183
398.464
744.330
27.465
Overige beleggingen
6.113 -6.107 -352 -48
Totaal
842.633 -856.312 3.070 34.946
599 1.220.041
Het fonds maakt gebruik van bruikleen effecten waarbij de juridische eigendom wordt overgedragen aan derden, zie securities lending voor meer informatie. Reconsiliatie van de waardering door de custodian met de waardering door de manager. In het mandaat van GSAM was ultimo 2011 sprake van een waarderingsverschil met de opgave van de custodian die groter is dan de tolerantiegrens van 30 basispunten. Uit een opgave van de custodian blijkt dat het verschil wordt veroorzaakt door enkele verschillen tussen de prijs die GSAM hanteert en de prijs die de custodian hanteert. Door een onafhankelijke derde partij is op verzoek van PSLN een nader onderzoek uitgevoerd naar de betrouwbaarheid van de gehanteerde prijzen. De uitkomst van dit onderzoek is dat de prijsverschillen worden veroorzaakt door verschillende gehanteerde tijdszones ten aanzien van de slotkoersen. De prijzen die door de derde partij is bepaald liggen in lijn met de prijzen die door de custodian zijn vastgesteld. De opgave van de custodian wordt derhalve niet aangepast. Alle overige mandaten gaven verschillen binnen de tolerantiegrens.
16 mei 2012
62
Jaarverslag 2011
31-dec-10
31-dec-11 Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed Kortlopende vorderingen inzake vastgoedbeleggingen Liquide middelen inzake vastgoedbeleggingen
48.610
50.617
46
55
527 49.183
0 50.672
31-dec-11 Aandelen Directe beleggingen Officieel genoteerde aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen Kortlopende vorderingen inzake aandelen - dividendbelasting - te ontvangen inzake verkopen - overige
16 mei 2012
152.119
161.924
243.708
254.477
348 0 280
0 9 47 628 0 2.009 398.464
Kortlopende schulden inzake aandelen Liquide middelen inzake aandelen
63
31-dec-10
56 -56 299 416.700
Jaarverslag 2011
31-dec-11 Vastrentende waarden Obligaties Directe beleggingen Officieel genoteerd Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen Kortlopende vorderingen inzake obligaties Liquide middelen inzake obligaties
31-dec-10
297.149
305.930
438.901
415.761
6.539 1.500
0 81 744.089
Leningen Kortlopende vorderingen inzake leningen - aflossing en interest
265 -24
Totaal vastrentende waarden
289 -24 241
265
744.330
722.037
31-dec-11 Derivaten Valutaderivaten Rentederivaten Credit default swaps Totaal derivaten
721.772
31-dec-10
1.410 25.743 312
1.708 3.209 385 27.465
31-dec-10
31-dec-11 Overige beleggingen Liquide middelen inzake overige beleggingen Totaal overige beleggingen
5.302
599
993 599
993
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benaderd als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
16 mei 2012
64
Jaarverslag 2011
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe Afgeleide marktnotering marktnotering
Per 31 december 2011 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten (actief en passief) Overige beleggingen
Per 31 december 2010 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten (actief en passief) Overige beleggingen
395.827 297.149 48.610
438.902
Waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
2.637 8.279 573
398.464 744.330 49.183
10.468 599
10.468 599
741.586
438.902
22.556
1.203.044
416.401 257.908 50.617
453.140
299 10.989 55
416.700 722.037 50.672
-8.217 993
-8.217 993
4.119
1.182.185
724.926
453.140
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld.
16 mei 2012
65
Jaarverslag 2011
BELEGGINGEN TRA Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
Stand per 31 december 2010
0
0
0
0
0
0
Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardeontwikkeling
0 0 0 0
0 0 0 0
60.000 -1.910 0 97
0 0 0 0
0 0 0 0
60.000 -1.910 0 97
Stand per 31 december 2011
0
0
58.187
0
0
58.187
Per 1 april 2011 is de toeslagverlening voor actieve deelnemers in de C&T-regeling gewijzigd van onvoorwaardelijk naar „voorwaardelijk met overgangsregeling‟. Een toeslag die betaald wordt uit de algemene middelen van PSLN, wordt de basistoeslag genoemd. De overgangsregeling houdt in dat het bestuur een Aanvullende toeslag uit de Toeslagreserve actieven (TRA) kan toekennen. Hiervoor is in 2011 door de onderneming eenmalig een bedrag ad € 60.000 beschikbaar gesteld. De bestemming van de TRA is een langdurige ondersteuning van de verwachte realisatie van de toeslagen voor actieven. Als de TRA geen waarde meer heeft wordt de overgangsregeling beëindigd. De positie van TRA op de balans is tweeërlei: 1. een „bestemmingsreserve TRA‟ bij de Passiva 2. een zelfstandig beleggingsdepot „beleggingen TRA‟ bij de Activa. Beide balansposten zijn per definitie aan elkaar gelijk. De beleggingsresultaten en onttrekkingen uit het beleggingsdepot worden verwerkt in de bestemmingsreserve TRA. Bij de besluitvorming over de basistoeslag en de aanvullende toeslag hanteert het bestuur interne richtlijnen en randvoorwaarden. Deze zijn in de ABTN vastgelegd. Het bestuur heeft besloten dat per 1 januari 2012 de basistoeslag nihil is en de aanvullende toeslag 0,45%. Aan de definitieve toekenning van de aanvullende toeslag is een proces van evenwichtige belangenafweging, positief advies van de adviserend actuaris en voorleggen van voorgenomen besluit aan DNB vooraf gegaan. Omdat er geen sprake is van vertraging van het herstel en bovendien geen voorgenomen rechtenkortingen aan de orde zijn, heeft DNB geen bezwaar tegen de aanvullende toeslag van 0,45%. Het tarief voor de inkoop van de aanvullende toeslag wordt gebaseerd op de actuariële grondslagen van het fonds, inclusief de solvabiliteitsopslag welke in de premiesystematiek is opgenomen (momenteel 15%). Hiermee is een bedrag gemoeid van € 1.891. De hoogte van de daadwerkelijke onttrekking uit de beleggingen TRA is gelijk aan de inkoopkosten ad 1.891 plus alle aan de TRA toe te rekenen kosten (beheer- en beleggingskosten) ad 17. In januari 2012 is in totaal € 1.910 (€ 1.891 + € 17 = € 1.908; de onttrekking is afgerond op € 1.910) aan de TRA-beleggingen onttrokken. De impact van de toekenning van 0,45% op de VPV en de onttrekking uit de bestemmingsreserve TRA en beleggingen TRA zijn verwerkt in de balans per 31 december 2011.
16 mei 2012
66
Jaarverslag 2011
Voor de actieve deelnemers aan de H&BC regeling is per 1 januari 2012 een onvoorwaardelijke toeslag van 1,25% toegekend. Deze is verwerkt in de premie over 2011 en eveneens in de VPV per 31 december 2011.
16 mei 2012
67
Jaarverslag 2011
BELEGGINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
Stand per 1 januari 2010
38
3.076
4.696
0
1.366
9.176
Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardeontwikkeling
8 0 0 11
229 -11 0 443
1.359 -553 0 201
0 0 0 0
545 -171 0 71
2.141 -735 0 726
Stand per 31 december 2010
57
3.737
5.703
0
1.811
11.308
Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardeontwikkeling
418 -267 451 -164
2.439 -1.641 -437 -237
2.645 -1.533 -96 346
0 0 0 0
305 -400 82 49
5.807 -3.841 0 -6
Stand per 31 december 2011
495
3.861
7.065
0
1.847
13.268
31-dec-11
31-dec-10
Vastgoedbeleggingen Indirecte beleggingen Participaties in vastgoedfondsen
495
57
Aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen
3.861
3.737
Vastrentende waarden Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen
7.065
5.703
Overige beleggingen Overige beleggingen
1.847
1.811
13.268
11.308
Totaal beleggingen voor risico deelnemers
16 mei 2012
68
Jaarverslag 2011
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Premies 31-dec-11 Te vorderen van werkgever uit hoofde van premie Vorderingen inzake premie
31-dec-10
300 300
5.418 5.418
Premievrije polissen herverzekering 31-dec-11 Premievrije polissen herverzekering Vorderingen inzake premievrije polissen herverzekering
31-dec-10 1.002
1.047
1.002
1.047
De vordering inzake premievrije polissen herverzekering betreft de waarde van de aan het fonds gecedeerde premievrije polissen, die op dezelfde wijze wordt berekend als de voorziening pensioenverplichtingen. De vordering bedraagt per 31 december 2011 € 1.002 (2010: € 1.047) en heeft een looptijd van meer dan één jaar. Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake overige vorderingen: 31-dec-11
31-dec-10 1.910 10 36 1 43 1
0 5 0 5 407 1
Totaal van de overige vorderingen
2.001
418
Totaal vorderingen en overlopende activa
3.303
6.883
Onttrekking TRA Overlopende rente Te ontvangen dividendbelasting Uitkeringen Uit hoofde van herverzekeringen Overige
3. LIQUIDE MIDDELEN 31-dec-11 Rekening courant ING-bank
31-dec-10
1.934 1.934 De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
16 mei 2012
69
3.259 3.259
Jaarverslag 2011
PASSIVA 4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Wettelijke Bestemen mingsstatutaire reserve TRA reserves
Stichtingskapitaal
Algemene reserve
Stand per 1 januari 2010
1
91.282
0
Bestemming saldo van baten en lasten Overige mutaties
0 0
-14.420 0
Stand per 31 december 2010
1
Bestemming saldo van baten en lasten Overige mutaties Stand per 31 december 2011
Overige reserves
Totaal
0
0
91.283
0 0
0 0
0 0
-14.420 0
76.862
0
0
0
76.863
0 0
-101.168 0
0 0
58.187 0
0 0
-42.981 0
1
-24.306
0
58.187
0
33.882
31-dec-11 Solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen (exclusief bestemmingsreserve TRA) Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
31-dec-10
-24.305 51.488 175.710
76.863 45.424 165.728
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2011 98,0% (31 december 2010: 106,9%). De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden -/- bestemmingsreserve TRA -/- voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers) / Technische voorzieningen. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen per 31 december 2011 bedraagt: 104,2% (31 december 2010: 104,2%). De dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen per 31 december 2011 bedraagt: 114,3% (31 december 2010: 114,9%). Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model, waarbij een opslag is opgenomen voor het actief beheer van de beleggingsportefeuille. Deze opslag is verwerkt in S10 en heeft een omvang van tweemaal de tracking error. Er is verondersteld dat het actief risico ongecorreleerd is met de andere risicofactoren. De dekkingsgraad van het pensioenfonds per 31 december 2011 is lager dan de vereiste dekkingsgraad en eveneens lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. De
16 mei 2012
70
Jaarverslag 2011
vermogenspositie van het pensioenfonds per 31 december 2011 kan derhalve worden gekarakteriseerd als een dekkingstekort. Bestemmingsreserve TRA Per 1 april 2011 is de toeslagverlening voor actieve deelnemers in de C&T-regeling gewijzigd van onvoorwaardelijk naar „voorwaardelijk met overgangsregeling‟. Een toeslag die betaald wordt uit de algemene middelen van PSLN, wordt de basistoeslag genoemd. De overgangsregeling houdt in dat het bestuur een Aanvullende toeslag uit de Toeslagreserve actieven (TRA) kan toekennen. Hiervoor is in 2011 door de onderneming eenmalig een bedrag ad € 60.000 beschikbaar gesteld. De bestemming van de TRA is een langdurige ondersteuning van de verwachte realisatie van de toeslagen voor actieven. Als de TRA geen waarde meer heeft wordt de overgangsregeling beëindigd. De positie van TRA op de balans is tweeërlei: 1. een „bestemmingsreserve TRA‟ bij de Passiva 2. een zelfstandig beleggingsdepot „beleggingen TRA‟ bij de Activa. Beide balansposten zijn per definitie aan elkaar gelijk. De beleggingsresultaten en onttrekkingen uit het beleggingsdepot worden verwerkt in de bestemmingsreserve TRA. Bij de besluitvorming over de basistoeslag en de aanvullende toeslag hanteert het bestuur interne richtlijnen en randvoorwaarden. Deze zijn in de ABTN vastgelegd. Het bestuur heeft besloten dat per 1 januari 2012 de basistoeslag nihil is en de aanvullende toeslag 0,45%. Aan de definitieve toekenning van de aanvullende toeslag is een proces van evenwichtige belangenafweging, positief advies van de adviserend actuaris en voorleggen van voorgenomen besluit aan DNB vooraf gegaan. Omdat er geen sprake is van vertraging van het herstel en bovendien geen voorgenomen rechtenkortingen aan de orde zijn, heeft DNB geen bezwaar tegen de aanvullende toeslag van 0,45%. Het tarief voor de inkoop van de aanvullende toeslag wordt gebaseerd op de actuariële grondslagen van het fonds, inclusief de solvabiliteitsopslag welke in de premiesystematiek is opgenomen (momenteel 15%). Hiermee is een bedrag gemoeid van € 1.891. De hoogte van de daadwerkelijke onttrekking uit de beleggingen TRA is gelijk aan de inkoopkosten ad € 1.891 plus alle aan de TRA toe te rekenen kosten (beheer- en beleggingskosten) ad € 17. In januari 2012 is in totaal € 1.910 aan de Tra-beleggingen onttrokken. De impact van de toekenning van 0,45% op de VPV en de onttrekking uit de bestemmingsreserve TRA en beleggingen TRA zijn verwerkt in de balans per 31 december 2011. Voor de actieve deelnemers aan de H&BC regeling is per 1 januari 2012 een onvoorwaardelijke toeslag van 1,25% toegekend. Deze is verwerkt in de premie over 2011 en eveneens in de VPV per 31 december 2011. Herstelplan Doordat de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2010 achterbleef bij het herstelpad zoals geformuleerd in het op 27 maart 2009 ingediende korte- en langetermijnherstelplan, heeft het bestuur besloten om een aangepast herstelplan in te dienen bij DNB. Het aangepaste herstelplan is op 10 december 2010 ingediend bij DNB. DNB heeft het nieuwe herstelplan (zowel het kortetermijn- als het langetermijnherstelplan) op 27 januari 2011 goedgekeurd. In het aangepaste herstelplan wordt alsnog gebruik gemaakt van de mogelijkheid te kiezen voor een hersteltermijn van 5 jaar i.p.v. 3 jaar, de einddatum van het kortetermijnherstelplan is
16 mei 2012
71
Jaarverslag 2011
hierdoor opgeschoven naar 31 december 2013. De maatregelen komen overeen met het oorspronkelijke herstelplan, maar de gebruikte parameters zijn wel geactualiseerd. Eén van de maatregelen die is opgenomen in zowel het oorspronkelijke als het aangepaste herstelplan is de fair pension deal die met de onderneming is overeengekomen. Onderdeel van deze fair pension deal is dat bij een dekkingsgraad onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen in het volgende boekjaar een extra premie door de onderneming wordt gestort. Deze extra premie bedraagt 1/3 van het verschil tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het aanwezig vermogen, met een maximum van de feitelijke jaarpremie over het boekjaar waarin de dekkingsgraad onder de minimaal vereiste dekkingsgraad lag. Vanaf 1 januari 2012 geldt de aanvullende beperking dat het totaal van de herstelpremies gedurende een herstelplanperiode niet hoger kan worden dan € 75.000. Betaalde herstelpremies die betrekking hebben op dekkingstekorten van eind 2008 en eind 2011 worden daarbij niet meegenomen. De herstelpremie wordt vastgesteld en is verschuldigd nadat de jaarrekening door het bestuur is vastgesteld en wordt derhalve pas in het volgende verslagjaar verwerkt. Ultimo 2009 en ultimo 2010 was de dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor er geen extra premie verschuldigd is. Tot en met juli 2011 was er geen sprake van een dekkingstekort. Vanaf juli zette de dekkingsgraad een gestage daling in, vooral door een lagere RTS. Vanaf begin oktober 2011 zijn de procedures voor waardeoverdrachten opnieuw opgeschort, totdat de dekkingsgraad weer het niveau van 100% zal bereiken. Ultimo 2011 was de dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, er was derhalve sprake van een dekkingstekort. In het aangepaste herstelplan is een verwachte dekkingsgraad per eind 2011 opgenomen van 104,0%. De werkelijke dekkingsgraad van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland loopt dus achter op het herstelplan. De belangrijkste oorzaak hiervoor is het sterke negatieve RTSeffect. Begin 2012 heeft een evaluatie plaatsgevonden van het gerealiseerde herstelpad tot en met 31 december 2011, waarbij het aangepaste herstelplan als basis is gebruikt. Uit de evaluatie blijkt dat PSLN tijdig kan voldoen aan de minimum eis. Het fonds heeft daarom geen aankondiging van een voorgenomen rechtenkorting hoeven doen. Volgens het langetermijnherstelplan zal het echter nog tot 2015 duren voordat inactieven weer een gedeeltelijke toeslag kunnen ontvangen. Bij de gekozen uitgangspunten wordt een verwacht niveau van ongeveer 90% van de maatstaf pas op langere termijn (2020 en verder) mogelijk. Als het renteniveau dus blijvend laag is, zal de komende jaren dus rekening gehouden moeten worden met een geleidelijke aantasting van de koopkracht van de pensioengerechtigden.
16 mei 2012
72
Jaarverslag 2011
VOORZIENINGEN 5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN 31-dec-11 Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari Toevoeging pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Stand per 31 december
31-dec-10
1.110.560 18.400 2.362 13.903 -59.089
1.023.078 20.482 4.540 13.016 -56.337
-1.177 142.627 0
-1.165 84.146 24.284
-2.270
-1.080
785
-404
1.226.101
1.110.560
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van het soort deelnemer. 31-dec-11
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Totaal
31-dec-10
%
€
Aantal
%
€
Aantal
26,0% 58,8% 15,2% 100,0%
319.326 720.971 185.803 1.226.100
1.951 4.149 3.498 9.598
27,5% 58,7% 13,8% 100,0%
305.476 651.554 153.530 1.110.560
2.167 4.027 3.614 9.808
Korte beschrijving pensioenregeling Het pensioenfonds kent een basisregeling ouderdomspensioen met een pensioenleeftijd van 65 jaar voor deelnemers met geboortejaren tot en met 1949 én in dienst voor 1 januari 2006, alsmede alle deelnemers die voor 1 januari 2006 status van exit-WAO‟er hadden (groep 1) en deelnemers met geboortejaren vanaf 1950 (en niet voor 1 januari 2006 status exit-WAO‟er) en/of in dienst op of na 1 januari 2006 (groep 2). Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% voor groep 1 en 2,25 % voor groep 2 van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het jaarinkomen minus de franchise. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is mogelijk overeenkomstig de bepalingen in de CAO.
16 mei 2012
73
Jaarverslag 2011
Toeslagverlening De mate van toeslagverlening voor de actieven en inactieven wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. De maatstaf voor de toeslag voor inactieven is de prijsindex en voor toeslagen voor actieven de loonindex. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als één van de uitgangspunten; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: - bij een dekkingsgraad van meer dan 120% wordt een volledige toeslag toegekend; - bij een dekkingsgraad van meer dan 110% maar minder dan 120% wordt de toeslag lineair geïnterpoleerd; - bij een dekkingsgraad van 110% of minder wordt geen toeslag verleend. Voor actieven geldt een overgangsregeling, waardoor het bestuur jaarlijks een Aanvullende toeslag op bovenvermelde basistoeslag kan verlenen. Hiervoor wordt een Leidraad actieventoeslag (LAT) vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de TRA. Als richtlijn voor de Aanvullende toeslag voor actieven geldt dezelfde beleidsstaffel, echter met de LAT in plaats van de dekkingsgraad als meetwaarde.
6. VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS 31-dec-11 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten Stand per 31 december
31-dec-10
11.308 2.909 -942 -7 13.268
9.176 2.141 -735 726 11.308
Hieronder is een uitsplitsing opgenomen van de opbouw van de voorziening voor risico deelnemers naar aantal en omvang op basis van het soort deelnemer. 31-dec-11
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Totaal
16 mei 2012
74
31-dec-10
€
Aantal
€
Aantal
11.853 1.415 13.268
396 44 440
9.428 1.880 11.308
246 50 296
Jaarverslag 2011
7. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Derivaten 31-dec-10
31-dec-11 Valutaderivaten Rentederivaten Credit default swaps Totaal derivaten
11.772 5.011 214 16.997
6.120 7.399 0 13.519
Overige schulden 31-dec-10
31-dec-11 Verschuldigd aan werkgever uit hoofde van premie
4.130
Pensioenen Waardeoverdrachten Uitkeringen Belastingen en sociale lasten
0 2 1.059
1.601
188 0 1.044 1.061
Kosten Administratiekostenvergoeding TKP Administratiekostenvergoeding bestuursbureau Advies- en controlekosten Beleggingskosten Rekening-courant Koninklijke Douwe Egberts Overige Totaal van de overige schulden Totaal overige schulden en overlopende passiva
1.232
16
0
238 254 777
195 130 1.637
9 0
100 9 1.294 6.485
2.071 4.904
23.482
18.423
De rekening-courant met Koninklijke Douwe Egberts is rentedragend. De hiervoor gehanteerde rentevoet is de marginale beleningsrente van de Europese Centrale Bank vermeerderd met één procentpunt.
16 mei 2012
75
Jaarverslag 2011
2.5.1
Risicobeheer en derivaten
(bedragen in € x 1.000)
In het jaarverslag is ingegaan op de risico‟s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico‟s te beperken. Onderstaand is kwantitatieve risico-informatie opgenomen. Deze gegevens zijn bepaald op basis van de onderliggende beleggingen (doorkijkprincipe). Waar dit niet het geval is, wordt dit aangegeven. Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico‟s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De gegevens waarop de FTK-toets is gebaseerd zien er als volgt uit: Assetmix Aandelen Vastrentende waarden Direct onroerend goed Indirect onroerend goed Grondstoffen Hedgefondsen Private equity Inflatiegerelateerde obligaties Kas Totaal
30,5% 63,5% 0,0% 3,2% 2,8% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 100,0%
Aandelen - waarvan ontwikkelde markten - waarvan opkomende markten Totaal
78,5% 21,5% 100,0%
Vastrentende waarden (exclusief inflatiegerelateerde obligaties) Niet-credits Credits Totaal
60,0% 40,0% 100,0%
16 mei 2012
76
Jaarverslag 2011
Opslag voor kredietrisico bedrijfsobligaties (creditspread) Duration van de credits Duration van de niet-credits
2,950% 4,7 jaar 12,1 jaar
% afdekking renterisico Waarvan: % afgedekt door vastrentende waarden % afgedekt door swaps % afgedekt door swaptions
62,3%
Niet afgedekte gedeelte van vermogen in vreemde valuta
12,7%
43,9% 7,2% 11,2%
Verzekeringstechnisch risico Duration van de verplichtingen
3,5% 14,5 jaar
Het tekort op FTK-grondslagen in euro‟s is als volgt: 2011 Technische voorzieningen volgens jaarrekening Aanpassingen Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) a)
2010
1.226.101 -
1.110.560 -
1.226.101
1.110.560
43.685 133.287 26.354 10.514 28.547 42.663 44.017 -153.357
59.892 120.055 22.973 11.104 12.448 38.332 -99.076
b)
175.710
165.728
Vereist vermogen (art. 132 PW) (a+b) Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden)
1.401.811
1.276.288
1.201.796
1.187.423
(200.015)
(88.865)
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S10 Actief risico Diversificatie-effect Vereist eigen vermogen
Tekort
16 mei 2012
77
Jaarverslag 2011
Ultimo 2011 is met de gestandaardiseerde methode4 per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtssituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 14,3% (in euro‟s € 175.710). Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de strategische portefeuille per ultimo 2011. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de werkelijke portefeuille ultimo 2011, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (13,6%). Ultimo 2010 bedroeg het vereist eigen vermogen 14,9% op basis van de werkelijke portefeuille (13,0% op basis van de strategische portefeuille). De daling van het vereist eigen vermogen wordt voornamelijk veroorzaakt door de gestegen afdekking van het renterisico. Daarnaast zorgt het lagere niveau van de rentetermijnstructuur ultimo 2011 voor een verlaging van de vereiste dekkingsgraad. Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen is in 2011 een opslag opgenomen voor het actief risico van de beleggingsportefeuille. Deze opslag is verwerkt in een aparte S 10 en heeft een omvang van twee maal de beoogde tracking error (1,6%) van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico ongecorreleerd is met de andere risicofactoren. In 2010 werd nog geen rekening gehouden met het actief risico. Marktrisico Marktrisico omvat het prijs(koers)risico, valutarisico, beleggingsrisico en renterisico. Het beleid op het gebied van marktrisico is vastgelegd in de beleggingsrichtlijnen en is vastgesteld op basis van een ALM-studie. In de beleggingsrichtlijnen is vastgelegd door welke partij en op welke wijze (spreiding en soorten beleggingen) het vermogen belegd dient te worden. De beleggingsrichtlijnen worden vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevatten alle limieten waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. De beleggingscommissie komt 10 keer per jaar bijeen en zet acties uit indien daartoe aanleiding is. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan onder andere worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
4
Het vereist eigen vermogen is bepaald met de formule
16 mei 2012
78
( (S12 S2 2 0,50 2 S1 S2 S32 S4 2 S52 S6 2 S10 2 ) ).
Jaarverslag 2011
Duration van de vastrentende waarden (exclusief derivaten) Duration van de vastrentende waarden (inclusief derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Balanswaarde
31 december 2011
Balanswaarde
31 december 2010
€
Jaren
€
Jaren
744.330
10,9
722.037
9,5
765.061
12,1
717.847
11,5
1.226.101
14,5
1.110.560
13,7
De stijging van de duration van de pensioenverplichtingen van 13,7 ultimo 2010 naar 14,5 ultimo 2011 wordt (voornamelijk) veroorzaakt door de gedaalde rente. Indien de duration zou zijn bepaald op basis van de rentetermijnstructuur per ultimo 2010 zou de duration 13,7 bedragen. De langlopende interest rate swaps en swaptions zorgen ervoor dat de duration van de vastrentende waarden inclusief derivaten stijgt ten opzichte van de duration exclusief derivaten. Het renterisico wordt hierdoor kleiner. Het strategisch beleid is dat PSLN het renterisico gedeeltelijk afdekt. PSLN heeft een matchingportefeuille die als doel heeft om de waardeontwikkeling van de verplichtingen op termijn voor 75% af te dekken. De wijze van afdekking en triggerniveau‟s voor de rente zijn vastgelegd in het beleggingsplan. De monitoring van het renterisico vindt plaats door de beleggingscommissie. Ieder kwartaal wordt door een externe partij een rentescan uitgevoerd. De werkelijke afdekking van het renterisico ultimo 2011 bedraagt circa 62%. Van deze afdekking is 43,9% afgedekt door vastrentende waarden, 7,2% door swaps en 11,2% door swaptions. Bij S1 op basis van de strategische beleggingsmix is voor de mate van renteafdekking niet uitgegaan van de lange termijndoelstelling van 75%, maar van de feitelijke mate van renteafdekking van circa 62%. De afstand van het huidige renteniveau tot het triggerniveau maakt het onwaarschijnlijk dat de afdekking op afzienbare termijn naar het strategische niveau zal worden opgetrokken. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar Totaal
2011
2010
€ 19.134
% 2,6%
€ 15.030
% 2,1%
116.654 608.542
15,7% 81,7%
124.282 582.725
17,2% 80,7%
744.330
100,0%
722.037
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen.
16 mei 2012
79
Jaarverslag 2011
De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd Resterende looptijd < 10 jaar Resterende looptijd en < 20 jaar Resterende looptijd
2011 ≤ 5 jaar > 5 jaar en
2010
€ 277.567
% 22,6%
€ 278.123
% 25,1%
236.212
19,3%
222.982
20,1%
351.342 360.980
28,7% 29,4%
309.122 300.333
27,8% 27,0%
1.226.101
100,0%
1.110.560
100,0%
> 10 jaar ≥ 20jaar
Totaal
Valutarisico Het valutabeleid is erop gericht om de exposure naar USD, GBP en Japanse Yen geheel of gedeeltelijk af te dekken. Eind 2011 wordt voor circa 34,1% (2010: 29,0%) van de beleggingsportefeuille belegd buiten de eurozone. Hiervan is circa 21,4% (2010: 23,2%) afgedekt door de euro. De beleggingen in vreemde valuta (vóór afdekking) kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige
16 mei 2012
80
2011
2010
26.890 340.511 42.768 -166 410.003
21.715 225.096 68.362 27.433 342.606
Jaarverslag 2011
De marktwaarde van de beleggingen, uitgesplitst naar valutasoorten, is als volgt weer te geven. De valutaderivaten bestaan uit € 1.410K aan valutaderivaten met een positieve waarde en € 11.772K aan valutaderivaten met een negatieve waarde. De positieve valutaderivaten staan onder de beleggingen voor risico pensioenfonds op de balans en de negatieve derivaten zijn opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva. Bedragen * € 1.000 Valuta
31 december 2011
Voor afdekking
Valutaderivaten
€
€
ARS AUD BRL CAD CHF CNY DKK EUR GBP HKD HUF IDR INR ILS JPY KRW LKR MXN MYR NOK NZD PHP PLN SEK SGD THB TRY TWD USD ZAR
16 mei 2012
31 dec 2010
Netto positie (na afdekking) €
Netto positie (na afdekking) €
0 14.818 6.263 8.625 22.492 2.229 803. 402 65.869 16.799 1.393 2.333 10.030 35.915 5.225 64 2.492 2.309 2.928 233 1.858 1.483 10.279 2.696 4.743 4.265 4.602 175.145 4.916
-622 743 -795 246.889 -27.096 -36.275 -337 -338 -1.552 -190.979 -
0 14.196 6.263 9.368 21.697 2.229 1.050.291 38.773 16.799 1.393 2.333 10.030 -360 5.225 64 2.492 2.309 2.591 -105 1.858 1.483 8.727 2.696 4.743 4.265 4.602 -15.834 4.916
3 9.631 5.974 11.718 1.284 1.113.866 20.416 2.719 0 -17.008 69 1.614 903 7.649 1.650 21.697 0
1.213.406
-10.362
1.203.044
1.182.185
81
Jaarverslag 2011
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Prijsrisico gelopen op andere soorten beleggingen is opgenomen onder marktrisico. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven: 2011 €
Duurzame consumentengoederen Niet-duurzame consumentengoederen Energie Financiële dienstverlening Overheidsinstellingen Gezondsheidszorg Industrie Informatietechnologie Basismaterialen Telecommunicatie Handelsorganisaties Nutsbedrijven Overig
2010 %
€
%
45.283
4
63.441
5
65.203 60.999 289.534 473.617 34.936 50.728 34.504 59.573 35.438 0 29.360 23.869
5 5 24 39 3 4 3 5 3 0 3 2
31.393 67.802 296.568 417.913 20.571 94.794 39.187 18.673 40.020 4.868 21.093 65.862
3 6 25 35 2 8 3 2 3 0 2 6
1.203.044
100
1.182.185
100
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel: 2011 €
Ontwikkelde markten BRIC landen Andere opkomende markten Overig
16 mei 2012
2010 %
€
%
1.129.070 35.251 37.891 832
94 3 3 0
1.097.363 44.450 36.818 3.554
93 4 3 0
1.203.044
100
1.182.185
100
82
Jaarverslag 2011
De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar sectoren is als volgt: 2011 €
Kantoren Winkels Woningen Industrieel Overige sectoren
2010 %
€
%
12.560 27.542 4.057 2.874 2.166
26 56 8 6 4
14.788 22.817 3.363 5.476 4.228
29 45 7 11 8
49.183
100
50.672
100
De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar regio is als volgt: 2011 €
Europa Noord-Amerika Azië Oceanië Overige
2010 %
€
%
39.247 2.064 6.915 957 0
80 4 14 2 0
46.139 4.533 0 0 0
91 9 0 0 0
49.183
100
50.672
100
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito‟s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds, het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten, en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen
16 mei 2012
83
Jaarverslag 2011
waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 2011 € AAA AA A BBB
2010 %
€
%
331.538 225.277 131.494 32.351 4.981 18.689
44 30 18 4 1 3
377.043 118.404 134.409 40.720 4.354 47.107
52 16 19 6 1 6
744.330
100
722.037
100
Door de ontwikkelingen in de markten is de gemiddelde rating van de benchmark omlaag gegaan, wat ook in de portefeuille is terug te zien. Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico‟s zijn de risico‟s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Voor het overlijdensrisico heeft het pensioenfonds een herverzekeringsovereenkomst met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. gesloten. De herverzekering bestaat uit een integrale stoplossdekking en een proportionele herverzekeringsovereenkomst. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Hiervoor is een voorziening getroffen. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn
16 mei 2012
84
Jaarverslag 2011
verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: ultimo 2011 zijn er voldoende obligaties, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Toeslagverleningsrisico De toeslagverlening voor actieve - en voor inactieve deelnemers is voorwaardelijk. Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, prijsinflatie en demografie. Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2011 en 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen voor inactieve deelnemers. Voor de actieve deelnemers is per 1 januari 2012 geen basistoeslag verleend. Wel is na een zorgvuldige afweging en afstemming met de adviserend actuaris een Aanvullende toeslag van 0,45% verleend. DNB heeft geen bezwaar aangetekend tegen deze toeslag. De CAO partijen en belanghebbenden zullen begin 2012 worden gewezen op het feit dat de ambitie voor de toeslagverlening ook de komende jaren onder druk staat. Concentratierisico In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico‟s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio‟s, economische sectoren of tegenpartijen. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Het concentratierisico betreft per 31 december de volgende posten: 2011
2010
Vastrentende waarden Staatsobligaties Staatsobligaties Staatsobligaties Staatsobligaties
Frankrijk Duitsland Italië Nederland
Overige beleggingen Goldman Sachs FDS Euro LQD RES(INSTL)NAV(USD)
16 mei 2012
85
162.060 253.717 50.012
143.283 164.177 37.315 33.272
-
32.473
Jaarverslag 2011
Risico actief beheer Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën af wordt geweken van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde „tracking error‟. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Het actief risico wordt meegenomen als een S10, die ongecorreleerd is met de andere S‟jes. S10 wordt bepaald als tweemaal de tracking error. Overige niet-financiële risico’s Naast financiële risico‟s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico‟s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico‟s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van onder andere het pensioenen vermogensbeheer en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Om te waarborgen dat het bestuur van PSLN goed blijft functioneren indien bestuursleden niet in staat zijn om zijn of haar werkzaamheden uit te voeren is er een Short Term Succession Plan opgesteld. Ondersteuning van het bestuur en commissies vindt voornamelijk plaats vanuit het bestuursbureau. Verder heeft het bestuursbureau een belangrijke taak bij het coördineren en uitvoeren van operationele activiteiten. De activiteiten zijn vastgelegd in een AO-IC document. De huidige bezetting van het bestuursbureau maakt het mogelijk dat het Short Term Succession Plan goed toepasbaar is. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het pensioenfonds heeft werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (pensioenadministrateur), ABN Amro Pension Services (beleggingsarrangement BPR), the Northern Trust Company (custodian) en diverse externe vermogensbeheerders. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden en aan de hand van SAS70 en ISAE 3402 rapportages. De deelnemers-, uitkeringen- en financiële administratie worden uitgevoerd door TKP. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst afgesloten. De administratie van de beleggingen voor rekening en risico van deelnemers uit hoofde van de beschikbare premie regeling wordt uitgevoerd door ABN AMRO Pension Services Nederland. Zowel met TKP als met ABN AMRO is een SLA afgesloten. Het pensioenfonds ontvangt elk kwartaal SLA rapportages. TKP rapporteert over haar bedrijfsvoering aan klanten op basis van ISAE 3402 type II. Het rapport bevat een managementverklaring en een oordeel van een externe accountant en is gebaseerd op een uitgebreide risicoanalyse vanuit het perspectief van de klant. In de managementverklaring bevestigt de directie van TKP dat het beschreven beheersingsraamwerk voldoende is om de geïdentificeerde risico‟s te beheersen. Daarnaast bevestigt de directie van TKP dat de beschreven maatregelen gedurende de afgelopen periode voldoende effectief zijn geweest. De externe accountant PwC heeft over 2011 een Assurance rapport afgegeven bij het ISAE 3402 type II-rapport voor TKP. Voor Northern Trust zijn procedures opgesteld en vastgelegd in een procedureboek (SSAE 16 Soc 1). Met Northern Trust is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere de
16 mei 2012
86
Jaarverslag 2011
beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. Iedere maand vindt er door Northern Trust een sign-off plaats. Eens per kwartaal worden de beleggingsresultaten geëvalueerd door de beleggingscommissie aan de hand van kwartaalrapportages. Met de verschillende vermogensbeheerders zijn afspraken vastgelegd in Service Level Agreements. De beleggingscommissie heeft regelmatig een overleg met de vertegenwoordigers van de vermogensbeheerders. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan performance en samenstelling van de portefeuilles. Ieder kwartaal hebben medewerkers van het bestuursbureau een operationeel overleg met de pensioenuitvoerder en de custodian. Tijdens dit overleg wordt de performance besproken en vindt overleg plaats over allerlei operationele zaken. Selectie van externe dienstverleners vindt plaats op basis van eisen van DNB en eisen van het bestuur met betrekking tot deskundigheid, cultuur, etc. De afspraken met de vermogensbeheerders worden vastgelegd in Service Level Agreements. De werkzaamheden met Towers Watson B.V. als actuarieel-, beleggings- en juridisch adviseur zijn vastgelegd in een engagement letter. Juridisch risico Voor de beheersing van het juridisch risico maakt PSLN gebruik van informatie/kennisoverdracht op het gebied van wet- en regelgeving van pensioenkoepels, de actuaris, toezichthouders en juridisch adviseur. Relevante fondsdocumenten worden juridisch getoetst door externe adviseurs. Integriteitsrisico Er is een gedragscode opgesteld die voldoet aan de eisen van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Deze gedragscode wordt door direct betrokkenen bij PSLN ondertekend. Het pensioenfonds heeft een compliance officer aangesteld. De compliance officer houdt toezicht op naleving van de gedragscode. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico‟s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand.
16 mei 2012
87
Jaarverslag 2011
Het fonds staat onder meer de volgende instrumenten ter beschikking: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico‟s afgedekt. Interest rate swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Interest rate swaptions: dit is een optie op een interest rate swap. Een swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen. Het belangrijkste nadeel is de premie die voor dit instrument moet worden betaald. Voor het selecteren van de tegenpartijen worden strikte criteria gehanteerd. De bepaling van de marktwaarde vindt op weekbasis plaats. Onderstaande tabellen geven inzicht in de derivatenposities. Vorderingen valutaderivaten per type contract FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX
forward forward forward forward forward forward forward forward forward forward
Vorderingen rentederivaten per type contract Interest Interest Interest Interest Interest
rate rate rate rate rate
swaps swaps swaps swaps swaps
16 mei 2012
31 december 2011 valuta AUD CAD CHF EUR GBP JPY NOK NZD SEK USD
contractwaarde 0 1.105 121 154 2.313 3.487 0 276 152 45.407 53.015
marktwaarde 0 15 1 0 17 55 0 7 4 1.311 1.410
31 december 2010 valuta
contractwaarde 1.425 1.574 1.208 149.045 276 25.720 447 749 490 107 181.041
AUD CAD CHF EUR GBP JPY NOK NZD SEK USD
31 december 2011 valuta CAD EUR GBP KRW USD
contractomvang 185.025 7.557 192.582
88
marktwaarde 80 15 40 729 3 791 16 22 7 5 1.708
31 december 2010 marktwaarde 15.638 162 15.800
valuta CAD EUR GBP KRW USD
contractomvang 4.230 102.910 14.750 25.176.475 85.250 25.383.615
Jaarverslag 2011
marktwaarde 58 1.003 54 69 2.025 3.209
Vorderingen credit default Swaptions type contract Swaptions
Vorderingen credit default swaps per type contract Credit default swaps
Schulden valutaderivaten per type contract FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX
forward forward forward forward forward forward forward forward forward forward
Schulden rentederivaten per type contract Interest rate swaps Interest rate swaps Interest rate swaps
16 mei 2012
31 december 2011 valuta
contractwaarde 100.000 100.000
EUR
31 december 2010 marktwaarde 9.943 9.943
valuta EUR
31 december 2011 valuta
contractwaarde 3.636 3.636
USD
AUD CAD CHF EUR GBP JPY NOK NZD USD SEK
contractwaarde 601 370 842 27.886 37.604 185 611 230.129 1.014 299.242
marktwaarde 312 312
valuta USD
marktwaarde (21) (6) (6) (890) (2.213) (1) (10) (8.609) (16) (11.772)
EUR GBP USD
contractwaarde 126.490 1.473 22.978 150.941
89
marktwaarde (4.545) (47) (417) (5.009)
contractwaarde 16.600 16.600
marktwaarde 385 385
31 december 2010 valuta
contractwaarde 194.813 1.090 187 191 44.611 194 241.086
AUD CAD CHF EUR GBP JPY NOK NZD USD SEK
31 december 2011 valuta
marktwaarde -
31 december 2010
31 december 2011 valuta
contractwaarde -
marktwaarde (5.423) (8) (4) (1) (681) (3) (6.120)
31 december 2010 valuta EUR GBP USD
contractwaarde 269.430 10.130 21.230 300.790
marktwaarde (6.2352) (107) (935) (7.394)
Jaarverslag 2011
Schulden credit default swaps per type contract Credit default swaps
Schulden credit default Swaptions type contract Swaptions
31 december 2011 valuta EUR
contractwaarde 52.382 52.382
marktwaarde (214) (214)
31 december 2010 valuta EUR
31 december 2011 valuta EUR
contractwaarde 100.000 100.000
marktwaarde (2) (2)
contractwaarde -
marktwaarde -
31 december 2010 valuta EUR
contractwaarde 224.000 224.000
marktwaarde (5) (5)
Securities lending Het pensioenfonds heeft aan de custodian toestemming verleend om tegen bepaalde voorwaarden het juridische eigendom van de beleggingen tijdelijk tegen een vergoeding aan derden ('tegenpartijen') over te dragen. Deze activiteit heet 'securities lending' en de risico's worden gemanaged doordat een onderpand, het 'collateral', op een niveau van ongeveer 105% wordt afgegeven. Er was eind 2011 voor € 115.000 (2010: € 94.000) aan effecten uitgeleend, waar € 120.000 (2010: € 100.000) collateral tegenover staat. De eisen aan het collateral zijn in 2009 verscherpt. Dit collateral bestaat uit 24% effecten en 76% cash collateral. Het cash collateral is door de vermogensbeheerder herbelegd. De restricties die worden toegepast ten aanzien van de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de hoogte van het totaal uitgeleende bedrag aan effecten zijn in 2011 niet gewijzigd.
16 mei 2012
90
Jaarverslag 2011
2.6
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Alle bedragen in € x 1.000 en exclusief BTW
Administratiekosten Inzake het voeren van de administratie van het fonds is het pensioenfonds per 1 januari 2009 een langlopende administratieovereenkomst aangegaan met TKP voor een periode van 5 jaar met een opzegtermijn van 6 maanden. De jaarlijkse kosten bedragen ca. € 650. Vermogensbeheerkosten Met de vermogensbeheerder Northern Trust Global Investments is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direct beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 120. Met de vermogensbeheerder Kempen Capital Management is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan beëindigd worden door middel van een aangetekende brief met een opzegtermijn van één maand. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 300. Met de vermogensbeheerder Aberdeen is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direct beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 250. Daarnaast is in geval van behaalde outperformance een additionele fee afgesproken. Met de vermogensbeheerder Blackrock Advisors is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direct beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 160, welke in de fondsen verrekend worden. Met de vermogensbeheerder Goldman Sachs Asset Management is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. Deze overeenkomst kan per direct beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 500. Daarnaast is in geval van behaalde outperformance een additionele fee afgesproken. Met de vermogensbeheerder Legal & General zijn twee beheerovereenkomsten voor onbepaalde tijd aangegaan: de CSUF en de TRA. De overeenkomsten kunnen per direct beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten voor variëren, maar bedragen ca. € 400 voor de CSUF en € 50 voor de TRA. Met de vermogensbeheerder SNS Asset Management is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direct beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 100, welke in de fondsen verrekend worden. Met de custodian Northern Trust is een overeenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan beëindigd worden door middel van een aangetekende brief met een opzegtermijn van 30 dagen. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 320. Derivaten Voor de contractomvang van de derivaten wordt verwezen naar de toelichting behorende tot de jaarrekening 2011 paragraaf “specifieke financiële instrumenten (derivaten)”.
16 mei 2012
91
Jaarverslag 2011
2.7
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011
(Alle bedragen in € x 1.000)
8. Premiebijdragen risico pensioenfonds 2011 Periodieke premies - verplichte verzekering - voortgezette verzekering
Bijdrage servicefee van de werkgever Koopsommen toeslagverlening
Premie inzake vorig boekjaar
2010
24.670 83 24.753
24.985 40 25.025
300 882 1.182
0 5.418 55.418
(179) 25.756
(4) 30.439
De kostendekkende - en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie 25.517 Feitelijke premie (excl BPR) 25.756
30.388 30.439
In afwijking van andere jaren wordt voor 2011 geen doorsneepremie geheven, maar wordt een actuariële premie vastgesteld. De feitelijke premie wijkt af van de kostendekkende premie. De solvabiliteitsopslag in de kostendekkende premie wijkt af van de solvabiliteitsopslag in de feitelijke premie (14,9% t.o.v. 15,0%). Daarnaast is in de feitelijke premie een extra koopsom opgenomen van € 300 ter dekking van additionele uitvoeringskosten, de afrekening van vorig jaar en de FVP koopsommen. Het fonds voldoet aan de wettelijke eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie op basis van de RTS. Ultimo 2011 is de dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is in het kader van het herstelplan afgesproken dat de werkgever 1/3 van het verschil tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het aanwezig eigen vermogen bijstort. De bijstortingsverplichting wordt berekend op basis van de vastgestelde gegevens per 31 december 2011. De bijstortingsverplichting wordt vastgesteld direct volgend op de vaststelling van de jaarrekening door het bestuur. De bijstorting zal als opbrengst worden verantwoord in boekjaar 2012. Ultimo 2009 en ultimo 2010 was de dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor er door de werkgever in 2010 en 2011 geen bijstorting verschuldigd was.
16 mei 2012
92
Jaarverslag 2011
De toeslag voor inactieven is voorwaardelijk en is geen onderdeel van de premie. Deze wordt gefinancierd uit beleggingsresultaten of andere middelen van het fonds. De jaarlijkse toeslag voor actieve deelnemers was tot 1 april 2011 onvoorwaardelijk en de hoogte van de toeslag was afhankelijk van de loonstijging conform de geldende CAO. De toeslag werd gefinancierd uit de premie. Op basis van artikel 251 van RJ 610 werd de voorziening voor de aanspraken die volgden uit de toeslag voor actieven per 1 januari van het volgende boekjaar gevormd per ultimo van het huidige boekjaar. De premie die hierop betrekking had werd eveneens op dat moment verantwoord. De koopsom toeslagverlening die ten gunste kwam van boekjaar 2010 had betrekking op de toeslagverlening per 1 januari 2011 (1,1% CAO C&T en 1,65% CAO H&BC). Ten aanzien van de C&T-regeling is de toeslagverlening voor actieve deelnemers per 1 april 2011 door de CAO partijen omgezet van een onvoorwaardelijk - naar een voorwaardelijk toeslagbeleid. De financiering hiervan vindt, net als bij de inactieve deelnemers, plaats uit de middelen van het fonds. Ook hier is voor de lange termijn de ambitie dat door het behalen van beleggingsresultaten voldoende financiering voor deze toeslagverlening zal worden gevonden. In verslagjaar was de toeslag voor actieven H&BC nog wel onvoorwaardelijk en de koopsom hiervoor is onderdeel van de premie. In boekjaar 2011 is voor deze groep een toeslag ad 1,25% per 1 januari 2012 verwerkt. Dit is een gesloten groep, waarvan een deel bij verkochte bedrijfsonderdelen werkt en tijdelijke voortzetting van pensioenopbouw bij PSLN geniet. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een medewerkersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de medewerkers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het medewerkersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven.
9. Premiebijdragen risico deelnemers 2011 Premiebijdragen risico deelnemers
16 mei 2012
2010
2.909 2.909
93
2.142 2.142
Jaarverslag 2011
10. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2011 Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen
Indirecte beleggingsopbrengsten
1.771 6.401 13.850 97 326 22.445
-8.372 -29.316 55.659 13.777 97 31.845
Kosten van vermogensbeheer -354 -1.433 -2.704 -12 -9 -4.512
Totaal
-6.955 -24.348 66.805 13.862 414 49.778
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2010 Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen
Indirecte beleggingsopbrengsten
1.442 6.926 13.532 259 393 22.552
2.103 61.934 28.399 -18.082 6.191 80.545
Kosten van vermogensbeheer -301 -1.545 -1.267 -7 -4 -3.124
Totaal
3.244 67.315 40.664 -17.830 6.580 99.973
De kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en vermogensbeheerder(s) direct bij het fonds in rekening zijn gebracht. Deze kosten bestaan voor € 1.650 uit vaste vergoedingen (2010: 2.035) en voor € 2.862 uit performance gerelateerde vergoedingen (2010: 1.089). Het aandeel van het pensioenfonds in de kosten die door vermogensbeheerders ten laste van beleggingsfondsen zijn gebracht zijn onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn eveneens onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten.
16 mei 2012
94
Jaarverslag 2011
11. Beleggingsresultaten TRA 2011 Directe beleggingsopbrengsten Vastrentende waarden Totaal beleggingen
Indirecte beleggingsopbrengsten 0 0
Kosten van vermogensbeheer
97 97
Totaal
-17 -17
80 80
Eind juli 2011 zijn er beleggingen aangekocht voor de storting van de werkgever van € 60 miljoen. Over het jaar 2010 is er derhalve geen sprake van beleggingsresultaten TRA.
12. Beleggingsresultaten risico deelnemers 2011 Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal beleggingen
Indirecte beleggingsopbrengsten
5 4 1 0 10
Kosten van vermogensbeheer
-170 -241 345 49 -17
Totaal
0 0 0 0 0
-165 -237 346 49 -7
Beleggingsresultaten risico deelnemers 2010 Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal beleggingen
Indirecte beleggingsopbrengsten 0 4 2 0 6
Kosten van vermogensbeheer
11 439 199 71 720
Totaal
0 0 0 0 0
11 443 201 71 726
13. Baten uit herverzekering 2011 Claims herverzekering Uitkeringen uit hoofde van herverzekeringen
16 mei 2012
95
2010 24
306
149 173
168 474
Jaarverslag 2011
14. Overige baten 2011 Storting toeslagreserve actieven (TRA) Ontvangen interest rekening-courant Vrijval reservering af te dragen BTW 2005-2009 Diversen
2010
60.000 35 0
0 10 877
1 60.036
55 942
Per 1 april 2011 is de toeslagverlening voor actieve deelnemers in de C&T-regeling gewijzigd van onvoorwaardelijk naar „voorwaardelijk met overgangsregeling‟. Bij deze risicoverschuiving is een eenmalige overgangsregeling afgesproken. De overgangsregeling houdt in dat het bestuur een Aanvullende toeslag uit de Toeslagreserve actieven (Tra) kan toekennen. Hiervoor is in 2011 door de onderneming eenmalig een bedrag ad € 60.000 beschikbaar gesteld. Dit bedrag is in de jaarrekening als overige bate verantwoord.
16 mei 2012
96
Jaarverslag 2011
LASTEN 15. Pensioenuitkeringen 2011 Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Eenmalige uitkeringen
2010
49.448 9.335 125 0 216 59.124
47.165 9.086 86 0 123 56.460
16. Pensioenuitvoeringskosten 2011 Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan Kosten visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding TKP Administratiekostenvergoeding bestuursbureau Controle- en advieskosten accountants Actuariële certificering Overige actuariële werkzaamheden Overige advieskosten Contributies en bijdragen Overige kosten
2010 20 1 0 650
14 0 14 628
506 57 69 186 20 125 60 1.694
397 68 86 226 13 136 54 1.636
Bestuurskosten Onder de bestuurskosten zijn opgenomen onder andere de vacatiegelden en de kostenvergoedingen voor de statutaire bestuurders (2011 € 3 en 2010 € 3). De bestuurders ontvangen geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. Verder zijn onder de bestuurskosten opgenomen opleidingskosten en vergaderkosten. Dwangsommen en boetes Er zijn in het verslagjaar geen dwangsommen of boetes aan het pensioenfonds opgelegd (2010: idem). Personeel Het fonds heeft geen personeel in dienst. Er wordt 2,9 FTE (2010: 2,9 FTE) gedetacheerd vanuit de werkgever naar het bestuursbureau. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP dan wel door de vermogensbeheerder.
16 mei 2012
97
Jaarverslag 2011
17. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. De onder dit hoofd opgenomen toename van de voorziening betreft het effect van indexering en overige toeslagen op de voorziening. De toeslagen voor actieven zijn met ingang van 1 april 2011 voorwaardelijk. Uitzondering is de toeslagverlening voor actieven H&BC. Dit is een gesloten groep, waarvan een deel bij verkochte bedrijfsonderdelen werkt en tijdelijke voortzetting van pensioenopbouw bij PSLN geniet. In 2011 was de toeslag voor actieven H&BC nog wel onvoorwaardelijk. In boekjaar 2011 is voor deze groep een toeslag ad 1,25% per 1 januari 2012 verwerkt. In boekjaar was de toeslag voor alle actieven nog onvoorwaardelijk. In de voorziening ultimo 2010 is de toeslag per 1 januari 2011 ad 1,1% (CAO C&T) respectievelijk 1,65% (CAO H&BC) verwerkt. De toeslag voor inactieven is voorwaardelijk en is geen onderdeel van de premie. Deze toeslag wordt gefinancierd uit beleggingsresultaten of andere middelen van het fonds. In boekjaarboekjaar 2010 heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verlenen aan de inactieven per 1 januari 2011. In 2011 heeft het bestuur besloten om eveneens geen toeslag te verlenen aan de inactieven per 1 januari 2012. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen worden opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve per begin van het boekjaar. In 2011 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met 1,3% (2010: 1,3%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit
16 mei 2012
98
Jaarverslag 2011
hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging overige actuariële uitgangspunten Over boekjaar 2011 is er geen sprake van een wijziging in de overige actuariële uitgangspunten. Het bedrag van € 24,3 miljoen die in 2010 is opgenomen onder deze noemer heeft voor € 23,5 miljoen betrekking op de overgang op de nieuwe prognosetafels en voor € 0,8 miljoen op het effect van de gewijzigde methodiek voor de bepaling van de excassovoorziening. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken met betrekking tot de actuariële waarde. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen en kunnen als volgt worden toegelicht: Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties Overige
50 4 731 0 785
213 158 806 (1.581) (404)
18. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 2011 Wijziging voorziening voor risico deelnemers
16 mei 2012
99
2010
1.960 1.960
2.132 2.132
Jaarverslag 2011
19. Saldo overdracht van rechten 2011 Inkomende waardeoverdrachten overdrachtssom individueel Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtssom individueel
2010
(556)
(890)
2.610 2.054
1.144 254
20. Onttrekkingen risico deelnemers 2011 Onttrekkingen risico deelnemers
2010 942 942
735 735
De onttrekkingen risico deelnemers hebben betrekking op het omzetten van kapitaal uit de beschikbarepremieregeling in pensioenrechten voor deelnemers waarvan de arbeidsovereenkomst is beëindigd of die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.
21. Lasten uit herverzekering 2011 Mutatie premievrije polissen herverzekering Premie herverzekering
2010 45 341 386
-25 314 289
22. Overige lasten 2011 Afboekingen waardeoverdrachten Betaalde interest overig Overige
16 mei 2012
2010 0 0 5 5
100
127 1 0 128
Jaarverslag 2011
2.7.1 Verbonden partijen Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst d.d. 25 november 2011 afgesloten met Koninklijke Douwe Egberts BV ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. Zie hiervoor hoofdstuk 3.1.
Utrecht, 16 mei 2012 Namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland C.T.M. van Mierlo, voorzitter
16 mei 2012
R. Burema, secretaris
101
Jaarverslag 2011
3 Overige gegevens 3.1
Uitvoeringsovereenkomst
De rechten en verplichtingen van de stichting en de onderneming zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst d.d. 25 november 2011 welke geldt voor de periode 2011 tot en met 2016 en door vertegenwoordigers van de betrokken partijen is ondertekend. De belangrijkste punten uit deze overeenkomst zijn:
De onderneming stelt aan het begin van het kalenderjaar de geraamde jaarpremie voor de basispensioenregeling beschikbaar door overboeking hiervan aan het pensioenfonds. Deze premie is gebaseerd op een doorsneepremie van 26% van de som van de geraamde pensioensalarissen. Tijdens de vaststelling van het jaarverslag wordt de eindafrekening opgesteld en afgerekend. Voor het jaar 2011 is in plaats van deze doorsneepremie een actuariële premie, verhoogd met solvabiliteitsopslag en een bedrag voor uitvoeringskosten, afgesproken.
Per 1 april 2011 heeft de onderneming een standenregister opgesteld, waarin een deelnemersgroep is vastgelegd met afwijkingen ten aanzien van het maximum salaris in de middelloonregeling en het van toepassing zijnde toeslagbeleid. In geval van onvoorwaardelijk toeslagen is de koopsom hiervoor, verhoogd met solvabiliteitsopslag, als extra bedrag verschuldigd.
De onderneming verbindt zich jegens het pensioenfonds tot het beschikbaar stellen van een extra bijdrage indien zich per balansdatum een dekkingstekort bij het pensioenfonds voordoet. Deze herstelpremie wordt vastgesteld en is verschuldigd nadat de jaarrekening is vastgesteld. De hoogte is gelijk aan 1/3 van het verschil tussen de benodigde middelen voor de minimaal vereiste dekkingsgraad en de aanwezige middelen. Er is zowel een jaarlijks maximum (gelijk aan de feitelijke premie in het voorgaande jaar) en tevens een maximum per herstelplanperiode (gelijk aan € 75 miljoen).
PSLN beheert naast de middelen voor risico van het fonds ook de Toeslagreserve actieven (TRA). Hieruit worden de Aanvullende toeslagen voor actieven, waartoe het bestuur jaarlijks een besluit kan nemen, gefinancierd. Hiervoor geldt een actuariële koopsom, verhoogd met solvabiliteitsopslag.
Indien de dekkingsgraad 150% of hoger is, zal het bestuur een onderzoek laten doen naar de mogelijkheid om een deel van het vermogen als overschot te bestempelen. Daarbij dient eerst voldaan te worden aan eisen ten aanzien van toeslagverlening: gedurende de laatste 10 jaar zijn de gecumuleerde toeslagen minstens gelijk aan de gecumuleerde indexatie op basis van de volledige maatstaf en middels een Continuïteitsanalyse wordt aangetoond dat de verwachte toekomstige toeslagen in lijn met de ambitie liggen.
De onderneming draagt zorg voor de afdracht van de premies van de beschikbare premieregeling ten behoeve van storting op de individuele beleggingsrekeningen.
De onderneming verplicht zich om alle medewerkers die volgens de reglementen voor toetreding in aanmerking komen bij het fonds als deelnemer aan te melden. Het pensioenfonds verplicht zich om deze medewerkers tot het pensioenfonds toe te laten.
16 mei 2012
102
Jaarverslag 2011
De onderneming zal aan de stichting alle gegevens verstrekken, met betrekking tot de deelnemers, hun echtgenoten en kinderen, welke het bestuur voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig acht.
De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2016 en voor het laatst aangepast per 25 november 2011. Op 15 februari 2012 is een addendum vastgesteld waarin (op verzoek van de accountant) een toelichting op de herstelpremie is opgenomen. De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste 6 maanden.
16 mei 2012
103
Jaarverslag 2011
3.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn geen gebeurtenissen na balansdatum die van invloed zijn op de financiële positie van PSLN per 31 december 2011.
16 mei 2012
104
Jaarverslag 2011
3.3
Samenvatting verslag van de compliance officer
De samenleving vraagt meer en meer dat bedrijven, instellingen en organisaties verantwoording afleggen over hun functioneren aan hun kring van belanghebbenden. Een formele aanleiding voor een dergelijk afleggen van verantwoording door pensioenfondsbesturen, is terug te vinden in de in juli 2002 door de OESO (Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling) uitgegeven “Richtlijn Pensioenfonds-bestuur”. Mede op grond daarvan kondigde de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2003 aan, in de loop van 2004 aandacht te besteden aan het onderwerp Pension Fund Governance (PFG). Pension Fund Governance is onderdeel van het dagelijks beleid binnen Stichting Pensioen Fonds Sara Lee Nederland. Een kort verslag over 2011 is in dit hoofdstuk weergegeven. Compliance aspecten 2011:
Invulling intern toezicht o
Visitatie commissie, opdracht 2012
Deskundigheid bestuur o
Functie- en competentieprofiel bestuursleden
o
Deskundigheidsplan
Actuariële Bedrijfstechnische Nota [ ABTN ] 2011
Commissie Pension Fund Governance
Integriteitbeleid o
Gedragscode
Status matrix compliance activiteiten: Compliance activiteiten 2011
Status
Internal Controls [Sarbanes Oxley].
Samenwerkingsovereenkomst TKP
Invulling intern toezicht Deskundigheid bestuur
16 mei 2012
Toelichting status Geen zwaarwegende controle issues vastgesteld in 2011. Zowel Sara Lee als TKP voldeed aan de internal control vereiste. Interne Beheersing Compliance en control is getoetst voor 2011-2012. [ incl. ISAE3402 verklaring ] Borging intern toezicht gedurende kalender jaar 2011. Visitatie in voorbereiding voor 2012 Benoeming nieuwe bestuursleden in 2011 getoetst aan Functie- en competentieprofielen. Kennis en kundigheid worden onderhouden middels oa. workshops of seminars. Diversiteit bestuur in kaart gebracht.
105
Jaarverslag 2011
ABTN 2011
ABTN herstructurering 2011. Afronding PFG tekst met paragraaf over: - Goed Bestuur - Gedragscode - Bevordering deskundigheid.
Commissie Pension Fund Governance
Bestuursaansprakelijkheid, procuratie en vrijwaring
Tevens toetsing eenduidigheid van teksten tussen ABTN, reglement, pensioenwet en uitvoeringsovereenkomst. Nieuwe leden PFG benoemd in 2011. Regelmatige afstemming met heldere aktielijsten en notities. Afwegingen en keuze bepaald na consultatie expert en benchmark.
Compliance aspecten 2012: In de rest van dit jaar zal Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland zich op het gebied van compliance richten op de volgende zaken:
Uitvoering visitatie door Visitatie Op Maat.
Functioneren van en verantwoording door bestuur
o
Leerpaden ter bevordering van deskundigheidsniveau 2 voor het bestuur als collectief
o
Zelf evaluatie en deskundigheid van bestuur.
Governance o
Compliance programma
o
Financieel crisis plan
o
Bestuursmodel (ontwikkelingen wetgeving)
Verantwoordingsorgaan
Inbedding risicomanagement model
Communicatie en informatie aan deelnemers en stakeholders Stichting PSLN o
Transparantie en publicatie fondsbeleid
16 mei 2012
106
Jaarverslag 2011
3.4
Actuariële verklaring
3.4.1 Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland te Joure is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011. 3.4.2 Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn „Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen‟ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. 3.4.3 Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. 3.4.4 Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
16 mei 2012
107
Jaarverslag 2011
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 131, 132 en 133. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Op basis van de evaluatie per einde 2011 zal het fonds echter wel tijdig uit dekkingstekort geraken. Apeldoorn, 16 mei 2012 ir. drs. G. Veluwenkamp AAG Verbonden aan Towers Watson
16 mei 2012
108
Jaarverslag 2011
3.5
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland te Joure gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico‟s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
16 mei 2012
109
Jaarverslag 2011
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 16 mei 2012 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door: drs. H.C. van der Rijst RA
16 mei 2012
110
Jaarverslag 2011
3.6
Verklaring verantwoordingsorgaan
Verklaring Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan (VO) van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland (PSLN) is in 2007 ingesteld en heeft vanaf 1 januari 2008 binnen PSLN een formele statutaire rol. Het VO heeft zodanige informatie van het bestuur ontvangen dat onderstaande Verklaring bij het jaarverslag 2011 kan worden afgegeven. Strekking van de verklaring van het VO Het VO is bevoegd en heeft tot taak om jaarlijks een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur van PSLN, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het VO heeft geen formele auditfunctie en draagt geen aansprakelijkheidsrisico ten aanzien van PSLN. Het VO vormt geen oordeel over de inhoud van de pensioenregelingen van Koninklijke Douwe Egberts / Sara Lee, aangezien deze in het arbeidsvoorwaardenoverleg tot stand komen. Samenstelling van het VO In het verslagjaar eindigde de zittingstermijn van de heer H. de Heus (VGDE). Hij is opgevolgd door de heer S. Meerema, die reeds aspirant VO-lid was. De heren P. Huiskens (KDE) en C. de Mol (OR) zijn herbenoemd voor een periode van 4 jaar. Verder hebben de VGDE en OR gebruik gemaakt van de mogelijkheid om aspirant leden te benoemen. Het doel hiervan is om kennis op te bouwen en zo de continuïteit te waarborgen indien één van de leden aftreedt. De aspirant VO-leden hebben niet het recht om vergaderingen bij te wonen of VO-leden bij verhindering te vervangen. De VGDE heeft in het verslagjaar een aspirant VO-lid benoemd: de heer. H. van der Waard. Door de OR zijn mevrouw C. Loijens en de heer J. Jegen benoemd als aspirant leden. Werkzaamheden en beschikbare informatie in 2011 Werkzaamheden in 2011: Het VO heeft op 1 juni respectievelijk 13 december een gezamenlijke vergadering gehad met het voltallige – respectievelijk een afvaardiging van het bestuur. De vergadering van 1 juni stond in het teken van de verklaring bij het jaarverslag 2010. Op 13 december lag de focus op de jaarplannen voor 2012 (met name het communicatie jaarplan). Het VO heeft op 10 mei en 4 oktober interne bijeenkomsten gehouden. Hierbij is onder andere ruime aandacht besteed aan het doorlopen proces en de uitgevoerde toetsingen bij totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling en na circa een jaar de meerjarige uitvoeringsovereenkomst. Het VO (inclusief de aspirant leden) heeft daarnaast op 6 april en 1 juni workshops over het jaarverslag 2010 bijgewoond, waarbij bij de laatste bijeenkomst tevens de accountant en actuaris een toelichting hebben gegeven op het jaarverslag. Informatie in 2011 en ten behoeve van het jaarverslag 2011: Het VO heeft onder andere de vier Nieuwsbrieven Pensioen ontvangen, waarin de algemene communicatie met de deelnemers en gepensioneerden tot uitdrukking komt. Het VO heeft informatie ontvangen over de communicatie inzake de gewijzigde pensioenregeling.
16 mei 2012
111
Jaarverslag 2011
Het VO heeft in 2011 de notulen van de bestuursvergaderingen ontvangen, nadat deze door het bestuur waren vastgesteld. Periodiek is informatie ontvangen over het verloop van de dekkingsgraad, de oorzaken van stijgingen en dalingen alsmede de actuele stand in relatie tot het opgestelde herstelplan. Het VO heeft tevens 3 „Cockpit rapportages‟ ontvangen. Op 17 april 2012 heeft het VO een concept jaarverslag 2011 van PSLN ontvangen. Op 27 april 2012 heeft het VO dit verslag besproken. Op 16 mei 2012 heeft het VO een workshop bijgewoond waarin het certificeringsrapport en het accountantsverslag behorend bij het jaarverslag zijn toegelicht.
Beoordeling door het VO Op grond van de hiervoor vermelde informatie heeft het VO zich een algemeen oordeel gevormd over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in 2011 en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het VO geeft hieronder haar oordeel over de monitoring van de uitvoering, een viertal beleidsterreinen, de uitvoering van het herstelplan en de omgang van het bestuur met goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). 1. Monitoring van de uitvoering Elk kwartaal wordt er een Cockpit rapportage opgesteld. Deze rapportage is 3 keer aan het VO verstrekt en levert voldoende informatie op om de uitvoering en financiële ontwikkeling vanuit de bestuursverantwoordelijkheid te monitoren. Het VO stelt prijs op standaard toezending van deze Cockpit rapportages, maar spreekt ook de wens uit om 2 keer per jaar een uitgebreide mondelinge toelichting te krijgen op deze rapportages (de Q4-Cockpit in maart en de Q2-Cockpit in september). Het VO heeft inzage gekregen in de rapportage ten aanzien van klachten over de uitvoering en heeft hierover geen opmerkingen. Het VO heeft behoefte aan meer informatie over het uitbestedingsbeleid. In eerste instantie zal de beschikbare informatie op het portal en tijdens de introductiecursus hieraan bijdragen. Indien deze informatie in onvoldoende mate in deze behoefte voorziet, zal het VO hier bij het bestuur op terugkomen. 2. Het communicatiebeleid Het VO heeft een adviesrecht ten aanzien van het communicatiebeleid van PSLN en heeft kennisgenomen van het communicatieplan voor zowel 2011 als 2012. Het VO is van mening dat het communicatiebeleid steeds meer bijdraagt aan transparantie en duidelijkheid. De communicatie over de ontwikkeling van de financiële positie, het verloop van de uitvoering van het herstelplan en de omgang met waardeoverdrachten is tijdig en volledig uitgevoerd. De dekkingsgraad van PSLN wordt maandelijks gepubliceerd op de openbare website van PSLN, waardoor de deelnemers de financiële positie van het fonds op de voet kunnen volgen. In 2011 heeft er “crisis-communicatie” plaatsgevonden vanwege het dekkingstekort.
16 mei 2012
112
Jaarverslag 2011
Onder andere de volgende communicatie heeft plaatsgevonden: - Het per doelgroep informeren van deelnemers middels een brief; - Het informeren van deelnemers die geboren zijn in de periode van 1950 tot 1959 over de flexibiliseringsmogelijkheden die de pensioenregeling biedt om op 62-jarige leeftijd uit te treden; - Het plaatsen van berichten op het openbare deel van de website van PSLN; - Extra aandacht voor het opnieuw ontstane dekkingstekort en opschorten van waardeoverdrachten in de nieuwsbrief van september 2011. Het Informatiebulletin informeert alle actieve C&T-deelnemers over de wijzigingen in de pensioenregeling per 1 april 2011. Dit bulletin heeft een herkenbare tweedeling: een KDEdeel waarin de wijzigingen vanuit arbeidsvoorwaardelijk oogpunt worden toegelicht en een PSLN-deel waarin wordt ingegaan op de gevolgen en de uitvoering. Hierdoor worden de verschillende verantwoordelijkheden benadrukt. Het VO begrijpt de pragmatische voordelen van technische ondersteuning door het bestuursbureau bij de totstandkoming van de wijzigingen. Om verwarring bij deelnemers te voorkomen moeten hierover duidelijke afspraken worden gemaakt en informatie aan betrokkenen worden gegeven. Informatieverstrekking behorende bij de zorgplicht ten aanzien van de de beschikbare premieregeling heeft ook in 2011 adequaat plaatsgevonden. Het VO is geïnformeerd over de introductie van verbeterde life-cycle fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van indextrackers die de ontwikkeling van een bepaalde index volgen. Hierbij wordt voor deelnemer het beleggings- en renterisico automatisch afgebouwd naarmate de pensioenrichtdatum dichterbij komt. In 2011 is het gelukt om de UPO begin juli te verzenden. Het VO ondersteunt het bestuur in het streven om de UPO in de maand mei te versturen. Vanaf januari 2011 is PSLN succesvol aangesloten op het Nationaal Pensioenregister. Verder is de website van PSLN vernieuwd en wordt uitgebreid aandacht besteed aan event communicatie en individuele begeleiding van deelnemers. Het VO heeft in december 2011 kennis genomen van het communicatieplan 2012 en volgt de verdere uitvoering hiervan met belangstelling. Het advies van het VO aan het bestuur is om de cao partijen te verzoeken de pensioenregeling niet te complex te maken. Hoe complexer de regeling, des te moeilijker de communicatie zal zijn. 3. Het premiebeleid Het jaar 2011 stond in het teken van het verlengen van de uitvoeringsovereenkomst en het aanpassen van de pensioenregeling. Het VO is periodiek op de hoogte gesteld van de onderhandelingen over de verlenging van de uitvoeringsovereenkomst en de vaststelling van de premie en herstelpremie. Ter voorbereiding op de gewijzigde uitvoeringsovereenkomst is er in het jaar 2011 een ALM-studie uitgevoerd. Tijdens het gezamenlijke deel van de opleidingsdag met het bestuur op 16 november 2011 is het VO geïnformeerd over de uitkomsten van deze ALMstudie.
16 mei 2012
113
Jaarverslag 2011
Het VO vindt van belang dat het bestuur zich er van gewist dat de ontvangen premie minstens voldoet aan de wettelijke eisen en criteria en daarbij prudente en robuuste uitgangspunten in acht neemt. De verlaging van de rekenrente en update van overlevingsgrondslagen zijn verwerkt in de middelloonregeling. De verwerking hiervan in de beschikbare premieregeling lijkt voor de hand te liggen, zodra dat mogelijk is. 4. Het toeslagenbeleid De cao partijen hebben het toeslagenbeleid voor C&T actieven in 2011 aangepast. Het bestuur heeft hier een uitgebreide toetsing op uitgevoerd om na te gaan of de gevolgen van de aanpassingen voor de diverse groepen evenwichtig zijn. Doordat naast de reglementaire aanpassingen ook de interne richtlijn en uitvoeringsovereenkomst zijn aangepast, is het pakket voor en na aanpassing met elkaar vergeleken in een ALM studie. De uitkomsten hiervan zijn dusdanig, dat het bestuur de evenwichtigheid van de nieuwe afspraken voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Ook is uitgebreid overleg gevoerd over de bestemming van de TRA, de positie hiervan op de balans en de omstandigheden waaronder het bestuur deze bestemming kan wijzigen. Wij vinden het van zorgvuldig beleid getuigen dat voor de TRA een afzonderlijk beleggingsbeleid is vastgesteld en aldus wordt uitgevoerd. Tijdens haar vergaderingen is het VO uitgebreid geïnformeerd over de werking van de TRA en de wijze en voorwaarden waarop de TRA kan worden aangewend voor toeslagen dan wel als vangnet kan worden gebruikt in een financieel crisisplan. In december 2011 is door het bestuur een toeslagbesluit genomen over de te verlenen toeslag voor de actieven en de toeslag voor inactieven per 1 januari 2012. Voor de toeslag voor C&T-actieven is dit het eerste jaar waarin besloten is over toekenning van een aanvullende toeslag die ten laste komt van de TRA. Het VO is van mening dat het bestuur in december 2011 op zorgvuldige en evenwichtige wijze tot een toeslagbesluit voor actieven – en inactieve deelnemers is gekomen. De onderbouwing en gegeven toelichting bij de toeslagbesluiten is adequaat. Aan de gepensioneerden heeft hierover duidelijk uitleg plaatsgevonden in een persoonlijke brief. Het VO ondersteunt het bestuur bij het idee om de toelichting bij de toeslagbesluiten te laten aansluiten op de eigen methodiek. De wettelijke teksten zouden daarbij wel als uitgangspunt moeten dienen. Het VO heeft kennisgenomen van de wijze waarop het bestuur voor de langere termijn om gaat met de ambitie om de maatstaf voor de voorwaardelijke toeslagen in de praktijk te realiseren. Gelet op de gewijzigde toeslagverlening voor actieven en inactieven, verzoekt het VO het bestuur de regels met betrekking tot een verhoogde toeslagverlening te verduidelijken. In geval van het eventueel korten van onvoorwaardelijke nominale pensioenrechten kan deze methodiek volgens het VO niet worden toegepast. In dergelijke situaties dienen de individuele kortingen zorgvuldig te worden geregistreerd, zodat bij herstelmaatregelen de korting op individueel niveau kan worden hersteld.
16 mei 2012
114
Jaarverslag 2011
5. Het beleggingsbeleid en risico management In 2011 heeft PSLN een positief resultaat op de beleggingen gehaald van + 4,6% tegenover een benchmark van + 4,4%. Het beleggingsbeleid is vastgelegd in het beleggingsplan en onderbouwd door een ALM studie en een risicobudgetteringsstudie. Het VO concludeert dat het bestuur in control is en het bestuursbureau haar werk adequaat uitvoert. Ook blijkt dat de komende jaren veel aandacht zal moeten uitgaan naar verdere inbedding van integraal risico management. Hiermee wordt beoogd onaangename verrassingen zoveel mogelijk te voorkomen. Het VO is van mening dat het bestuur zorgvuldig is omgegaan met het vinden van de juiste balans tussen risico, rendement en zekerheid. Het VO heeft vastgesteld dat de Cockpitrapportages zijn uitgebreid met de monitoring van diverse andere risico‟s (bijvoorbeeld het tegenpartijrisico bij securities lending) en gaat er vanuit dat deze uitbreiding gestaag zal worden voortgezet. 6. De uitvoering van het herstelplan Het VO is gedurende 2011 periodiek geïnformeerd over de ontwikkeling van de financiële situatie van PSLN en de stand ten opzichte van het herstelplan. 7. Goed pensioenfondsbestuur De wijziging van de pensioenregeling en de rol van de verschillende partijen was in 2011 een onderwerp dat meerdere malen door het VO is besproken. Door het VO is het proces dat het bestuur heeft doorlopen getoetst en beoordeeld, waarbij vooral gelet is op de vraag of de besluitvorming op een zorgvuldige - en evenwichtige wijze tot stand is gekomen. Het VO is van mening dat het bestuur veel tijd en moeite heeft besteed om de afspraken die door sociale partners over de gewijzigde pensioenregeling zijn gemaakt helder te krijgen. Dit is naar mening van het VO deels veroorzaakt door kennisgebrek bij de sociale partners en de complexiteit van de verantwoordelijkheidsverdeling (ondernemingvakbonden enerzijds en pensioenfonds-onderneming) anderzijds. Het VO vraagt bij herhaling het bestuur om bij de onderneming begrip en aandacht te vragen voor het tijdsbeslag dat van de bestuursleden gevraagd wordt en hen de ruimte te geven om hun bestuurlijke taak te vervullen zonder dat dit gevolgen heeft voor hun functioneren in de onderneming. Concluderend is het VO van mening dat het bestuur in 2011 haar taken en bevoegdheden op juiste wijze heeft uitgevoerd. Utrecht, 16 mei 2012. Het Verantwoordingsorgaan van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland.
16 mei 2012
115
Jaarverslag 2011
Bijlage 1: Samenvatting pensioenregelingen Opzet van de pensioenregelingen Standaard pensioenregelingen Vanaf 1 april 2011 zijn als standaard situatie de Coffee & Tea (C&T) pensioenregelingen van toepassing. De groepen 1 en 2 van de C&T regeling worden als volgt beschreven. Groep 1: Geboortejaren tot en met 1949 én in dienst voor 1 januari 2006, alsmede alle deelnemers die voor 1 januari 2006 status van exit-WAO-er hadden. Groep 2: Geboortejaren vanaf 1950 (en niet voor 1 januari 2006 status exit-WAO-er) en/of in dienst op of na 1 januari 2006. Afwijkingen ten opzichte van de standaard pensioenregelingen: Standenregister Er zijn uitzonderingsgroepen voor wie de tot 1 april 2011 bestaande Household & Bodycare (H&BC) of C&T pensioenregeling (tijdelijk) van kracht blijft. Dit betreft een hoger en geïndexeerd grensinkomen voor de middelloonregeling, onvoorwaardelijke toeslagverlening voor actieven en een andere deelnemersbijdrage. Er zijn tevens uitzonderingsgroepen voor wie het tot 1 april 2011 geldende hogere en geïndexeerde grensinkomen voor de middelloonregeling van kracht blijft, maar de toeslagverlening wel voorwaardelijk is. De opzet van het Standenregister wordt in deze bijlage nader gespecificeerd.
Beschrijving standaard pensioenregelingen Basisregeling ouderdomspensioen en partnerpensioen De basisregeling ouderdomspensioen en partnerpensioen (pensioenreglement A) heeft voor de groepen 1 en 2 de volgende kenmerken: Toetredingsleeftijd:
Het deelnemerschap vangt aan overeenkomstig de bepalingen in de CAO, tenzij tussen de werkgever en de medewerker uitdrukkelijk anders is overeengekomen.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is.
Regeling:
Middelloon / Uitkeringsovereenkomst.
Jaarinkomen:
Het totaal van het geldende maandsalaris, vermenigvuldigd met de factor 12 en verhoogd met de daaraan verbonden vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag. Het jaarinkomen in de middelloonregeling is per 1 april 2011 gemaximeerd op een grensinkomen van € 70.000. Het grensinkomen wordt vooralsnog niet aangepast. Een referentiebedrag ad € 55.000 (2011) wordt
16 mei 2012
116
Jaarverslag 2011
vanaf 2012 verhoogd met de loonindex. Vanaf het moment dat het geïndexeerde referentiebedrag hoger ligt dan € 70.000, wordt het grensinkomen gesteld op het geïndexeerde referentiebedrag en vervolgens jaarlijks verhoogd met de loonindex. Leidraad actieven toeslag
Fictieve dekkingsgraad, waarbij - de teller wordt gebaseerd op de som van de TRA en de pro rata Activa verminderd met de Overige schulden voor de actieven; - de noemer wordt gebaseerd op de VPV voor de actieven. Als wegingsfactor bij de pro rata Activa verminderd met de Overige schulden wordt de VPV gebruikt.
Loonindex:
De ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever, over het voorgaande jaar.
Prijsindex:
Het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindexcijfer „alle huishoudens‟ over de referteperiode 1 oktober van het voorafgaande jaar en 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar.
Pensioengrondslag:
Het jaarinkomen minus de franchise.
Franchise:
De franchise wordt jaarlijks aangepast met de loonindex. De franchise zal niet hoger zijn dan (10/7) maal de AOW voor twee gehuwden, beiden ouder dan 65 jaar, inclusief vakantietoeslag inclusief structurele delen. Op 1 januari 2011 bedraagt de franchise voor groep 1 € 19.894 en voor deelnemers behorende tot groep 2 € 12.898.
Ouderdomspensioen:
De opbouw van het ouderdomspensioen bedraagt per jaar van deelneming 1,75% voor groep 1 en 2,25% voor groep 2 van de pensioengrondslag van het betreffende jaar van deelneming.
Levenslang partnerpensioen:
70% van het bereikbare ouderdomspensioen.
Toeslagreserve actieven (TRA)
Bestemde reserve ten behoeve van aanvullende toeslagverlening voor actieve deelnemers.
Tijdelijk partnerpensioen:
20% van het bereikbare partnerpensioen.
Wezenpensioen:
20% van het bereikbare partnerpensioen per wees.
16 mei 2012
117
Jaarverslag 2011
Bij volle wezen wordt dit bedrag verdubbeld. Waardevastheidstoeslagen voor inactieven:
Het bestuur kan per 1 januari, als de financiële middelen dit toestaan, een toeslag verlenen op de ingegane pensioenen en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers. Als leidraad wordt hiervoor de prijsindex gehanteerd. Het bestuur is te allen tijde bevoegd om de systematiek van toeslagverlening aan te passen. Daarbij wordt rekening gehouden met de bedoelingen ten aanzien van het toeslagbeleid in de Pensioenovereenkomst (CAO partijen), alsmede met verleende adviezen, informatie van DNB en bepalingen uit wet- en regelgeving. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de lange termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden.
Welvaartstoeslagen voor actieven:
Het bestuur kan per 1 januari, als de financiële middelen dit toestaan, een toeslag verlenen op de pensioenaanspraken van actieve deelnemers. Als leidraad wordt hiervoor de loonindex gehanteerd. Bij de toeslagverlening voor actieve deelnemers wordt rekening gehouden met de volgende punten: - Voor de basis-toeslag: de dekkingsgraad; - Voor de aanvullende toeslag, indien en zolang er een TRA aanwezig is: de Leidraad actieven toeslag. Het bestuur is bevoegd om de systematiek van toeslagverlening aan te passen. Daarbij wordt rekening gehouden met de bedoelingen ten aanzien van het toeslagbeleid in de Pensioenovereenkomst (CAO partijen), alsmede met verleende adviezen, informatie van DNB en bepalingen uit wet- en regelgeving. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de lange termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. Een pensioengerechtigde die op het moment van de laatste CAO aanpassing een arbeidsovereenkomst had waarop de CAO van toepassing was, wordt voor de toeslagverlening eenmalig als actieve deelnemer behandeld.
Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid:
Bij einde dienstverband als gevolg van arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Het jaarinkomen zal elk jaar worden aangepast op basis van de in dat jaar geldende loonindex.
16 mei 2012
118
Jaarverslag 2011
Indien de arbeidsongeschiktheidsgraad hoger wordt, wordt de toekomstige pensioenopbouw op basis van het behoud van het “oude” arbeidsongeschiktheids-percentage gecontinueerd. Uitruil partnerpensioen:
De mogelijkheid bestaat om op de pensioendatum het partnerpensioen om te zetten in een extra ouderdomspensioen. De deelnemer ontvangt vóór de pensioendatum een offerte van de administrateur van het pensioenfonds. Uitruil is uitsluitend mogelijk na verkregen schriftelijke toestemming van de partner.
Vervroegen:
De deelnemer kan éénmalig kiezen het ouderdomspensioen te laten ingaan op een datum vóór de pensioendatum, maar niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt; dit kan onder de voorwaarden die in het reglement zijn vastgesteld en alleen indien de deelnemer niet de status exitWAO heeft.
Hoog-laag:
De deelnemer heeft het recht om op de vervroegde pensioendatum, zijn alsdan ingaand ouderdomspensioen om te zetten in een ouderdomspensioen dat gedurende de periode tot aan de pensioendatum hoger is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen en in de periode daarna lager is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen. Dit kan onder de voorwaarden die in het reglement zijn vastgesteld.
Bijdrage:
Deelnemersbijdrage wordt in de betreffende CAO opgenomen. De bijdrage van de onderneming wordt geregeld in de uitvoeringsovereenkomst.
Overgangsbepaling voor groep 2:
Voor deelnemers die zowel op 31 december 2005 als op 1 januari 2006 deelnemer waren, geldt het volgende Aanvullende opbouw van 8,57% van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen in gevolge het tot 31 december 2005 geldende pensioenreglement A (inclusief rechten afkomstig uit Stichting Excedentenpensioenfonds Douwe Egberts en Stichting Pensioenfonds Sara Lee/DE Household and Body Care). Toekenning en financiering van deze opbouw vindt plaats vanaf 1 januari 2006 gedurende een tijdvak van 15 jaar evenredig in tijd. Indien op 1 januari 2006 ouder dan 47 jaar: opbouw
16 mei 2012
119
Jaarverslag 2011
in de periode tussen 1 januari 2006 en het bereiken van de 62-jarige leeftijd. Bij overlijden wordt alleen het reeds opgebouwde partnerpensioen uitgekeerd. Het nog niet toegekende deel van de extra aanspraken volgt jaarlijks de toeslagen voor actieven.
De opbouw van deze aanvullende opbouw stopt bij einde dienstverband en wordt in geval van status exit-WAO niet gecontinueerd. Vroegpensioenregeling De vroegpensioenregeling voor deelnemers in groep 1 heeft de volgende kenmerken: Toetredingsleeftijd:
Deze regeling is vanaf 1 januari 2006 gesloten voor nieuwe deelnemers.
Normpensioendatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. Uitstel of vervroeging dient ten minste zes maanden voorafgaand aan de ingangsdatum schriftelijk te worden aangevraagd. Indien het vroegpensioen wordt uitgesteld dan bedraagt de hoogte van het vroegpensioen maximaal 100% van het laatst vastgelegde jaarinkomen.
Einddatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Regeling:
Middelloon / Uitkeringsovereenkomst.
Jaarinkomen:
Het totaal van het geldende maandsalaris, vermenigvuldigd met de factor 12 en verhoogd met de daaraan verbonden vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag.
Loonindex:
De ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever, over de referteperiode 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar.
Jaar van deelneming:
Jaren vanaf de 45-jarige leeftijd, mits in dienst bij de werkgever.
Vroegpensioen:
Het vroegpensioen voorziet in een uitkering tussen leeftijd 62 en 65. Het vroegpensioen bedraagt per jaar van deelneming 4,71% van het jaarinkomen na leeftijd 45 of latere datum van indiensttreding van
16 mei 2012
120
Jaarverslag 2011
het betreffende jaar van deelneming. In geval van status exit-WAO wordt de opbouw van vroegpensioen niet gecontinueerd. Voor het reeds opgebouwde vroegpensioen geldt een anticumulatiebepaling. Waardevastheidstoeslagen voor inactieven:
Zie bij reglement A.
Welvaartstoeslagen voor actieven:
Zie bij reglement A.
Bijdrage:
Er is geen sprake van een medewerkersbijdrage.
Vervroegen:
De deelnemer kan éénmalig kiezen het vroegpensioen te laten ingaan op een datum vóór de vroegpensioendatum, maar niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt, dit kan onder de voorwaarden die in het reglement zijn vastgesteld.
16 mei 2012
121
Jaarverslag 2011
Beschikbare premie regeling De beschikbare premie regeling kent voor groep 1 en groep 2 de volgende kenmerken: Toetredingsleeftijd:
Het deelnemerschap vangt aan overeenkomstig de bepalingen in de CAO, tenzij tussen de werkgever en de medewerker uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Indien het jaarinkomen bij aanvang van het dienstverband onder het maximum jaarinkomen van pensioenreglement A ligt en in enig jaar hierboven komt, treedt de deelnemer toe vanaf het moment waarop de overschrijding voor het eerst plaatsvindt.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is.
Regeling:
Beschikbare premie / premieovereenkomst.
Jaarinkomen:
Het totaal van het geldende maandsalaris, vermenigvuldigd met de factor 12 en verhoogd met de daaraan verbonden vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag.
Loonindex:
De ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever, over de referteperiode 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar.
Pensioengrondslag:
Het deel van het jaarinkomen dat ligt boven het maximum jaarinkomen zoals dat geldt voor pensioenreglement A.
Aanwending pensioenkapitaal:
Het opgebouwde pensioenkapitaal wordt bij het bereiken van de pensioendatum door de deelnemer aangewend voor de inkoop van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen in de verhouding van 100% ouderdomspensioen en 70% partnerpensioen. Aanwending vindt plaats bij een verzekeraar. Indien de deelnemer reeds voor 1 januari 2010 deelnemer aan de BPR-regeling was, kan aanwending tevens plaatsvinden bij het Fonds. Bij uitdiensttreding blijft het opgebouwde pensioenkapitaal in stand en is deze beschikbaar voor wettelijke waardeoverdracht. Indien het mogelijk wordt het kapitaal na uitdiensttreding deels uit te ruilen naar partnerpensioen, zal hiervoor een adequate invulling worden gezocht.
16 mei 2012
122
Jaarverslag 2011
Beleggingsinstelling:
De instelling die op basis van een overeenkomst met het Fonds de pensioenkapitalen van de individuele deelnemers beheert en administreert.
Uitvoering:
De regeling wordt uitgevoerd door de beleggingsinstelling. De deelnemer kan deelnemen aan de beleggingsstandaard (LifeCycleFund waarin wordt afgebouwd naar grotendeels langlopende Staatsobligaties) of zelf beleggingsfondsen kiezen. In het laatste geval dient de deelnemer een vragenlijst in te vullen en wordt jaarlijks het profiel dat volgt uit de vragenlijst vergeleken met de werkelijke beleggingsportefeuille. De deelnemer ontvangt hierover een bericht. De waarde van de beleggingen is de totale waarde van de beleggingsparticipaties.
Bijdrage:
De premiestaffels luiden als volgt Leeftijd jaarbijdrage (% van de PG) groep 1 groep 2 21 t/m 24 6,0% 7,7% 25 t/m 29 7,2% 9,3% 30 t/m 34 8,5% 10,9% 35 t/m 39 10,2% 13,1% 40 t/m 44 12,2% 15,7% 45 t/m 49 14,8% 19,0% 50 t/m 54 17,8% 22,9% 55 t/m 59 21,4% 27,5% 60 t/m 65 25,6% 32,9%
Hoogte levenslang partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum:
1,225% (groep 1) resp. 1,4% (groep 2) van de pensioengrondslag over de te bereiken jaren van deelneming gelegen tussen 1 januari 2005 of latere datum in dienst of latere datum waarop voor het eerst het grensinkomen wordt overschreden en de pensioendatum. Als gevolg van een waardeoverdracht kunnen extra deelnemersjaren worden toegekend.
Hoogte tijdelijk partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum:
20% van het levenslang partnerpensioen.
Hoogte wezenpensioen bij overlijden voor pensioendatum:
20% van het levenslang partnerpensioen per wees.
Uitruil partnerpensioen:
De mogelijkheid bestaat om op de pensioendatum het partnerpensioen om te zetten in een extra ouderdomspensioen. De deelnemer ontvangt vóór de
16 mei 2012
123
Jaarverslag 2011
pensioendatum een offerte van de administrateur van het pensioenfonds. Uitruil is uitsluitend mogelijk na verkregen schriftelijke toestemming van de partner. Vervroegen:
De deelnemer kan éénmalig kiezen het ouderdomspensioen te laten ingaan op een datum vóór de pensioendatum, maar niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt, dit kan onder de voorwaarden die in het reglement zijn vastgesteld.
Hoog-laag:
De deelnemer heeft het recht om op de vervroegde pensioendatum, zijn alsdan ingaand ouderdomspensioen om te zetten in een ouderdomspensioen dat gedurende de periode tot aan de pensioendatum hoger is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen en in de periode daarna lager is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen. Dit kan onder de voorwaarden die in het reglement zijn vastgesteld.
Bijdrage deelnemer:
De hoogte van de deelnemersbijdrage is in de CAO opgenomen. De administratiekosten en risicopremie voor het overlijdensrisico in de BPR-regeling zijn niet voor rekening van de deelnemers en worden door de werkgever betaald.
Beschrijving uitzonderingen op de standaard pensioenregeling Er zijn vier uitzonderingsgroepen, voor wie de bestaande regeling geheel of gedeeltelijk van toepassing blijft. Deze uitzonderingsgroepen zijn gesloten en hebben een tijdelijk karakter, waarbij groep D de langste doorlooptijd heeft. A. Deelnemers op wie de tot 1 april 2011 geldende H&BC pensioenregeling van toepassing is en zal blijven. De aanpassingen in de C&T pensioenregeling (voorwaardelijke toeslagverlening voor actieve deelnemers en het verlaagde maximum jaarinkomen) zijn voor hen niet van toepassing. Tevens blijft de deelnemersbijdrage gebaseerd op de bepalingen zoals vastgelegd in de (voormalige) CAO van H&BC. (i) in geval van tijdelijke voortzetting van pensioenopbouw als gevolg van de verkoop van een bedrijfsonderdeel zal deze situatie gedurende de tijdelijke voortzetting van toepassing blijven; (ii) in andere gevallen zal de uitzondering van toepassing blijven zolang de regeling van H&BC nog niet is geharmoniseerd met de regeling van C&T. B. Deelnemers op wie de tot 1 april 2011 geldende C&T pensioenregeling van toepassing blijft. Dit betreft dezelfde situatie als vermeld onder A (i).
16 mei 2012
124
Jaarverslag 2011
C. Deelnemers op wie de tot 1 april 2011 geldende C&T pensioenregeling van toepassing is, voor wie de verlaging van het maximum jaarinkomen in de middelloonregeling echter niet zal worden doorgevoerd. Het criterium voor deze groep is dat het pensioengevend jaarinkomen tussen € 70.000 en € 89.067 ligt, terwijl tegelijk per 1 april 2011 sprake is van voortgezette pensioenopbouw als postactieve deelnemer wegens een SBR regeling (Outplacement of Ouderenregeling), een hiermee vergelijkbare vertrekregeling dan wel de status van exit-WAO-er van toepassing is. D. Deelnemers die per 1 april 2011 de status exit-WAO hebben. Voor hen worden de verlaging van het maximum jaarinkomen in de middelloonregeling en de aanpassing van de deelnemersbijdrage niet doorgevoerd. De voorwaardelijke toeslagverlening is vanaf 1 april 2011 wel voor hen van toepassing. Bij de overgang per 1 april 2011 naar de nieuwe standaard C&T pensioenregeling is door de onderneming een Standenregister vastgesteld en aan het Fonds ter beschikking gesteld, waaruit blijkt welke deelnemers onder welke uitzonderingsgroep vallen. Daarbij is de consequentie voor het grensinkomen en het karakter van de toeslagverlening expliciet vermeld. In het administratiesysteem zijn deze uitzonderingen op deelnemersniveau vastgelegd. Het Standenregister is gesloten, zodat hier geen nieuwe deelnemers aan kunnen worden toegevoegd. Een samenvatting van dit register is opgenomen in de bijlagen van de Uitvoeringsovereenkomst.
16 mei 2012
125
Jaarverslag 2011
Bijlage 2: Overzicht gebruikte afkortingen en begrippen ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van beleggingen, premies en toeslagen. Ook worden de pensioenreglementen, organisatie, herverzekering en financiële opzet (waaronder de grondslagen) van het pensioenfonds beschreven. De ABTN dient aan DNB te worden voorgelegd. Actuaris Een actuaris is een specialist die, met behulp van onder andere technieken uit de levensverzekeringswiskunde, de premie, koopsommen en de voorziening pensioenverplichtingen van het pensioenfonds berekent en de solvabiliteit van het pensioenfonds toetst. De adviserend actuaris heeft de rol van adviseur bij bijvoorbeeld de opstelling van de ABTN. De certificerend actuaris heeft de rol van waarmerking van de actuariële verklaring bij de jaarrekening en actuariële staten die aan DNB worden toegestuurd. In de actuariële analyse worden de resultaten verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. In het actuariële rapport wordt een uitgebreide analyse opgenomen. AFM Autoriteit Financiële Markten, toezichthouder op pensioenfondsen met betrekking tot gedragscode, communicatie, zorgplicht en dergelijke. Alternatieve Beleggingen Alternatieve beleggingen zijn beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder alternatieve beleggingen vallen bij PSLN momenteel een drietal categorieën: Indirect onroerend goed, Commodities en Infrastructuur. Bij andere pensioenfondsen zijn hier soms ook private equity, hedge funds en/of specifieke beleggingsniches opgenomen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen en beleggingen. Doel is om het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid in onderlinge samenhang te onderbouwen. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden lange termijn beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario‟s. De horizon is meestal 15 jaar. Beleggingsfonds Een beleggingsfonds is in feite een „verzamelpunt‟ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het fondsvermogen genoemd. Beleggen middels een beleggingsfonds is een efficiënte manier om een adequate spreiding te bewerkstelligen. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnen- en buitenlandse beleggingen.
16 mei 2012
126
Jaarverslag 2011
Benchmark (index) Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van -bijvoorbeeld- een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden derhalve veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen. BPR regeling Beschikbarepremieregeling (Defined Contribution) die geldt voor het pensioengevend inkomen boven de maximum grens van de middelloonregeling. BRIC-landen De term BRIC is een afkorting van de landen Brazilië, Rusland, India en China. Commodities Beleggen in commodities kan door direct te investeren in grondstoffen of indirect via bijvoorbeeld termijncontracten, waarbij de waarde is gebaseerd op grondstoffen. Verhandelde grondstoffen zijn onder andere energie, metalen en landbouwproducten. Het is ook mogelijk in fondsen te beleggen waarin posities in grondstoffen worden opgenomen. Compliance Begrip waarmee wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving. CSUF (Client Specific Unitised Fund) Beleggingsvehicel, waarin het pensioenfonds diverse financiële instrumenten voor de afdekking van rente- en/of inflatierisico beschikbaar heeft. Custodian Effectenbewaarder die fysieke stukken zoals aandelen en obligaties bewaart. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, swaps, futures contracten en forward contracten. DNB De Nederlandsche Bank, de belangrijkste toezichthouder op pensioenfondsen. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is.
16 mei 2012
127
Jaarverslag 2011
Emerging Markets Opkomende financiële markten van ontwikkelingslanden. Minimaal vereist eigen vermogen Het vermogen dat overeenkomt met een dekkingsgraad van 104,2% van de voorziening pensioenverplichtingen Vereist eigen vermogen Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit wordt ook het solvabiliteitsniveau genoemd. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. FIRM Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) is een geïntegreerde methode voor analyse van risico‟s bij alle typen ondernemingen waarop De Nederlandsche Bank toezicht houdt. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. GBM/GBV Zie bij Overlevingstafels. Governance Goed pensioenfonds bestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. De term Pension Fund Governance (PFG) wordt hier ook vaak voor gebruikt. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico‟s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. Indexatie Indexatie is het van tijd tot tijd aanpassen van het reeds opgebouwde pensioen aan de (algemene) stijging van de lonen (welvaartsvast) of prijzen (waardevast). Indexatie wordt meestal met het woord „toeslag‟ aangeduid. Voor de prijzen worden Consumentenprijsindexcijfers (CPI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gehanteerd. Indirect onroerend goed Beleggingscategorie waarbij belegd wordt in beursgenoteerde vastgoedfondsen. Infrastructuur
16 mei 2012
128
Jaarverslag 2011
Beleggingscategorie waarbij belegd wordt in infrastructurele projecten. ISAE 3402 International Standard on Assurance Engagements 3402 (ISAE 3402) is een internationale standaardrapportage over de interne beheersing van uitbestede activiteiten. Koopsom Eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling. LAT (Leidraad actieven toeslag) Fictieve dekkingsgraad, waarbij - de teller wordt gebaseerd op de som van de TRA en de pro rata Activa verminderd met de Overige schulden voor de actieven; - de noemer wordt gebaseerd op de VPV voor de actieven. Als wegingsfactor bij de pro rata Activa verminderd met de Overige schulden wordt de VPV gebruikt. Nominale zekerheid De nominale zekerheid van toegezegde pensioenen vindt haar basis in het Financieel Toetsingskader (FTK). Door de regels van het FTK streeft de wetgever naar een hoge mate van zekerheid dat toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk worden nagekomen. Gekozen is voor een risicovrije rentevoet (zie Rentetermijnstructuur) en een zekerheidsmaat van 97,5%. Als het pensioenfonds hieraan voldoet is sprake van een voldoende solvabiliteit. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Outperformance Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Outperformance wordt ook wel „alpha‟ genoemd. Overlevingstafels Overlevingstafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en voorzieningen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte overlevingstafels afgeleid: GBM en GBV. De overlevingstafels worden aangevuld met jaartallen welke de waarnemingsperiode aangeven. Partnerpensioen Hieronder vallen de voormalige namen weduwe-, weduwnaars- en partnerpensioen en geeft een overlijdensdekking aan de partner zoals gedefinieerd in het pensioenreglement (huwelijk, geregistreerd partnerschap en onder voorwaarden samenlevingspartners). Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de
16 mei 2012
129
Jaarverslag 2011
waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid betreffende pensioenen. De Pensioenwet werd voorafgegaan door de Pensioen- en Spaarfondsenwet. PFG Pension Fund Governance (PFG) is het geheel aan regels die zijn opgesteld om de besturing van een pensioenfonds te verbeteren. In het Burgerlijk Wetboek en de Pensioenwet (PW) staan verschillende bepalingen waarop de principes waarnaar een pensioenfonds moet opereren worden gebaseerd. PSLN Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland. Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde ratingbureaus. Reële ambitie Het streven naar een waarde- of welvaartsvast pensioen, zonder dat hiervoor garanties worden gegeven of hoge mate van zekerheid aan verbonden wordt. De reële ambitie is niet gefinancierd en de mate waarin de reële ambitie kan worden gerealiseerd hangt af van de mate waarin risico‟s worden gelopen en deze risico‟s daadwerkelijk worden beloond. Rente Termijn Structuur (RTS) Maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt. Service Level Agreement (SLA) Een Service Level Agreement (SLA) is een schriftelijke overeenkomst tussen een aanbieder en een afnemer van diensten. In een SLA worden de te leveren diensten beschreven en de rechten en plichten van zowel de aanbieder als de afnemer. Ook wordt hierin het overeengekomen kwaliteitsniveau van de te leveren diensten vastgelegd. Solvabiliteit De mate waarin het pensioenfonds in staat is om negatieve financiële ontwikkelingen op te vangen. SRI (Social Responsible Investments) Beleggingen waarbij duurzaam wordt belegd in ondernemingen die meer doen dan wettelijk vereist is. Beleggen in ondernemingen die laten zien dat zij zich in de gemeenschappen waarin ze actief zijn als een verantwoordelijk wereldburger opstellen, die zich bekommeren om hun medewerkers en zich inzetten voor het milieu. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Swap
16 mei 2012
130
Jaarverslag 2011
Een (rente)swap is een afspraak tussen twee partijen, waarbij vaste en variabele renten tegen elkaar geruild kunnen worden. Swaption Dit is een optie op een swap waarbij de eigenaar van de swaption het recht heeft, maar niet de verplichting, om een swap tegen vooraf bepaalde voorwaarden af te sluiten op een bepaald tijdstip. Toeslagenlabel Zie ook bij indexatie. Een toeslagenlabel is een beeldende maatstaf waarin de verwachting en het risico wordt weergegeven ten aanzien van het verlenen van een toeslag. TRA (Toeslag reserve actieven) Bestemde reserve ten behoeve van aanvullende toeslagverlening voor actieve deelnemers. Tracking error Statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat de outperformance zal afwijken van nul. De tracking error is de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark en dus veel extra risico ten opzichte van de benchmark. Valutahedging Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijntransacties (forward contracts FX). Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook als risicomijdend aangeduid. Verantwoordingsorgaan (VO) De in de Principes voor Goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de betrokken werkgever zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Vermogensbeheerder Een professionele beheerder van vermogens voor organisaties (zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen enz.) en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. In Nederland kunnen vermogensbeheerders zich onder bepaalde voorwaarden laten registreren bij Autoriteit Financiële Markten (voorheen: Stichting Toezicht Effectenverkeer). Visitatiecommissie De in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan van externe onafhankelijke deskundigen dat toezicht houdt op het functioneren van het bestuur. De visitatiecommissie beoordeelt onder meer de procedures en de processen binnen het fonds en de manier waarop het bestuur met de risico‟s omgaat.
16 mei 2012
131
Jaarverslag 2011
Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend.
16 mei 2012
132
Jaarverslag 2011
Begrippenlijst FIRM Matching-/ renterisico Het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief offbalanceposten) dan wel inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil. Marktrisico Het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een (handels-)portefeuille. Kredietrisico Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan restrictiesonderhevig zijn van buitenlandse betalingen. Verzekerings-technisch risico Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product. Omgevings-risico Het risico als gevolg van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van belanghebbenden, reputatie en organisatie-klimaat. Operationeel risico Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Uitbestedings-risico Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. IT-risico Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Integriteits-risico Het risico dat de integriteit van het fonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wetten, regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Juridisch risico Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Organisatie
16 mei 2012
133
Jaarverslag 2011
De transparantie van de juridische of organisatorische structuur alsmede de geschiktheid ervan om op effectieve wijze invulling te geven aan de bedrijfsvoering, waaronder ook is begrepen managementinformatie, personeelsbeleid, interne samenwerking, communicatie en auditmaatregelen. Management De wijze waarop effectief invulling wordt gegeven aan het leiderschap van het fonds. Het betreft hier kwaliteit en structuur van het fonds, de strategie en doelstelling van het fonds, de risico-/controlhouding en de besturing van en de besluitvorming binnen het fonds.
16 mei 2012
134
Jaarverslag 2011