NL
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
C/06/343
15900/06 (Presse 343) (OR. en) PERSMEDEDELING
2772e zitting van de Raad
Vervoer, Telecommunicatie en Energie Brussel, 11-12 januari 2006
Voorzitter
mevrouw Susanna HUOVINEN Minister van Verkeer van Finland
PERS Wetstraat 175
B – 1048 BRUSSEL
Tel.: +32 (0)2 281 6219/9776 / 6319
Fax: +32 (0)2 281 8026
[email protected] http://www.consilium.europa.eu/Newsroom
15900/06 (Presse 343)
1
NL
11.-12.XII.2006
Voornaamste resultaten van de Raadszitting
De Raad heeft overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie ten aanzien van een voorstel betreffende havenstaatcontrole en over de ratificatie van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 van de Internationale Arbeidsorganisatie. Voorts heeft de Raad overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie over een voorstel voor de installatie van spiegels op bestaande vrachtwagens en over een voorstel voor uitbreiding van het mandaat van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. De Raad heeft een resolutie aangenomen over een strategie voor een veilige informatiemaatschappij in Europa. Hij heeft conclusies aangenomen over de bevordering van de korte vaart en over goederenlogistiek. Daarenboven heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen over luchtvervoer met Oekraïne te openen. De Raad heeft zonder debat de volgende teksten aangenomen: –
een gemeenschappelijk standpunt met het oog op de aanneming van een verordening tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart;
–
een gemeenschappelijk standpunt met het oog op de aanneming van een verordening betreffende openbaredienstverplichtingen voor het openbaar vervoer per spoor of over de weg;
–
een richtlijn betreffende diensten op de interne markt;
een richtlijn betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging.
15900/06 (Presse 343)
2
NL
11.-12.XII.2006
INHOUD1
DEELNEMERS
6
BESPROKEN PUNTEN TELECOMMUNICATIE
8
–
Een strategie voor een veilige informatiemaatschappij in Europa
8
–
Roaming op publieke mobiele netwerken
15
–
Interne markt van de postdiensten in de Gemeenschap
16
SCHEEPVAART
16
–
Korte vaart - Conclusies van de Raad
16
–
Havenstaatcontrole
21
–
Aansprakelijkheid voor het vervoer van passagiers over water bij ongevallen
22
–
Verdrag betreffende maritieme arbeid
23
INTERMODALE VERVOERSVRAAGSTUKKEN EN NETWERKEN
24
Galileo
24
–
d) Onderhandelingen concessiecontract
24
–
e) Betrekkingen met derde landen
24
–
c) Groenboek betreffende satellietnavigatietoepassingen
24
Goederenlogistiek - Conclusies van de Raad
1
25
Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens. De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad http://www.consilium.europa.eu. Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.
15900/06 (Presse 343)
3
NL
11.-12.XII.2006 LANDTRANSPORT
29
–
29
Installatie van spiegels op bestaande vrachtwagens
LUCHTVAART
31
Externe betrekkingen
31
–
a) Onderhandelingen tussen de EU en Oekraïne over een overeenkomst inzake luchtvervoer 31
–
b) Onderhandelingen tussen de EU en de VS over een overeenkomst inzake luchtvervoer 31
–
c) Vliegen over Siberië
31
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
32
DIVERSEN
34
–
Jaarlijkse Conferentie over i2010
34
–
Internetbeheer
34
–
Mededeling van de Commissie: "eCall terug op schema brengen"
34
– Reservering van een nationale reeks gratis telefoonnummers beginnend met 116 voor diensten van maatschappelijk belang
34
–
Vervoersdialoog EU/Rusland
35
–
Ministeriële Conferentie "Innovatieve aanpak van de verkeersveiligheid"
35
GEBEURTENISSEN IN DE MARGE VAN DE RAAD
15900/06 (Presse 343)
36
4
NL
11.-12.XII.2006 ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN VERVOER Galileo
37
Galileo - samenwerkingsovereenkomst met Marokko
37
Openbaredienstverplichtingen *
38
Gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart *
39
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN Europese betalingsbevelprocedure
40
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE VRAAGSTUKKEN Financiële bijstand op het gebied van trans-Europese netwerken voor vervoer en energie
41
INTERNE MARKT Goedkeuring van motorvoertuigen
41
Gebruik van perfluoroctaansulfonaten *
42
Diensten op de interne markt *
42
VISSERIJ Oostzee - totaal toegestane vangsten (TAC's) en quota voor 2007 *
42
CULTUUR Programma Cultuur 2007-2013 *
43
Programma "Europa voor de burger"*
44
MILIEU Bescherming van grondwater tegen verontreiniging
15900/06 (Presse 343)
46
5
NL
11.-12.XII.2006
DEELNEMERS De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd: België de heer Renaat LANDUYT Tsjechische Republiek: de heer Aleš ŘEBÍČEK mevrouw Lenka PTÁČKOVÁ Denemarken: de heer Flemming HANSEN de heer Helge SANDER Duitsland: de heer Wolfgang TIEFENSEE mevrouw Dagmar WÖHRL
minister van Mobiliteit minister van Vervoer vice-minister van Informatica met speciale bevoegdheden voor buitenlandse betrekkingen minister van Verkeer en Energie minister van Wetenschap, Technologie en Ontwikkeling minister van Verkeer, Bouwbeleid en Stedelijke Ontwikkeling parlementair staatssecretaris van Economische Zaken en Technologie
Estland de heer Edgar SAVISAAR
minister van Economische Zaken en Verkeer
Griekenland de heer Mihail-Georgios LIAPIS de heer Dimitris N. ILIOPOULOS
minister van Verkeer plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Spanje de heer Francisco ROS PERÁN de heer Fernando PALAO Frankrijk: de heer François LOOS Ierland: de heer Martin CULLEN de heer Noel DEMPSEY
staatssecretaris voor Telecommunicatie en de Informatiemaatschappij secretaris-generaal voor Vervoer, ministerie van Infrastructuur en Vervoer toegevoegd minister van Industrie minister van Vervoer minister van Communicatie, Mariene Aangelegenheden en Natuurlijke Hulpbronnen
Italië de heer Alessandro BIANCHI de heer Paolo GENTILONI
minister van Vervoer minister van Verkeer
Cyprus: de heer Haris THRASSOU
minister van Communicatie en Openbare Werken
Letland mevrouw Ina GUDELE de heer Jānis MARŠĀNS
minister, speciaal belast met e-overheid staatssecretaris, ministerie van Verkeer
Litouwen de heer Alminas MAČIULIS
staatssecretaris, ministerie van Verkeer
Luxemburg de heer Jean-Louis SCHILTZ de heer Georges FRIDEN Hongarije: de heer Balázs FELSMANN
minister van Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Acties, minister van Communicatie, minister van Defensie plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger staatssecretaris (met speciale bevoegdheden), ministerie van Economische Zaken en Verkeer
Malta: de heer Censu GALEA
minister van Concurrentievermogen en Communicatie
Nederland: mevrouw Karla PEIJS
minister van Verkeer en Waterstaat
15900/06 (Presse 343)
6
NL
11.-12.XII.2006 Oostenrijk: de heer Hubert GORBACH Polen de heer Jerzy POLACZEK de heer Rafał WIECHECKI Portugal: de heer Mário LINO
vice-kanselier en minister van Verkeer, Innovatie en Technologie minister van Vervoer minister van Maritieme Economie minister van Openbare Werken, Vervoer en Communicatie
Slovenië: de heer Janez BOŽIČ
minister van Vervoer
Slowakije de heer Ľubomír VÁŽNY
Ministerie van vervoer, post en telecommunicatie
Finland: mevrouw Susanna HUOVINEN de heer Perttu PURO
minister van Verkeer staatssecretaris, ministerie van Verkeer
Zweden mevrouw Åsa TORSTENSSON
minister van Industrie, Werkgelegenheid en Verkeer
Verenigd Koninkrijk de heer Stephen LADYMAN mevrouw Margaret HODGE
onderminister van Verkeer onderminister van Industrie en de Regio's
Commissie: de heer Jacques BARROT mevrouw Viviane REDING de heer Charlie MCCREEVY
vice-voorzitter lid lid
De regeringen van de toetredende Staten waren als volgt vertegenwoordigd: Bulgarije: mevrouw Vessela GOSPODINOVA
vice-minister van Verkeer
Roemenië: de heer Radu Mircea BERCEANU
minister van Verkeer, Bouw en Toerisme
15900/06 (Presse 343)
7
NL
11.-12.XII.2006 BESPROKEN PUNTEN TELECOMMUNICATIE –
Een strategie voor een veilige informatiemaatschappij in Europa
De Raad heeft de volgende resolutie aangenomen, die in het Publicatieblad van de Europese Unie zal worden bekendgemaakt: "DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE NEEMT DE VOLGENDE RESOLUTIE AAN EN VERWELKOMT De mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 31 mei 2006 - Een strategie voor een veilige informatiemaatschappij - "Dialoog, partnerschap en empowerment" 1; NEEMT NOTA VAN De mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 15 november 2006 inzake de bestrijding van spam, spyware en kwaadaardige software 2; MEMOREERT 1.
De resolutie van de Raad van 28 januari 2002 betreffende een gemeenschappelijke aanpak en specifieke acties inzake netwerk- en informatiebeveiliging 3;
2.
De resolutie van de Raad van 18 februari 2003 betreffende een Europese aanpak ten behoeve van een cultuur van netwerk- en informatiebeveiliging 4;
3.
De conclusies van de Raad van 8/9 maart 2004 betreffende ongevraagde communicatie voor directmarketingdoeleinden of "spam" en de conclusies van de Raad van 9/10 december 2004 betreffende de bestrijding van spam;
1 2 3 4
Doc. 10248/06 [COM(2006) 251 def.]. Doc. 15379/06 [COM(2006) 688 def.]. PB C 43 van 16.2.2002, blz. 2. PB C 48 van 28.2.2003, blz. 1.
15900/06 (Presse 343)
8
NL
11.-12.XII.2006 4.
De conclusies van de Europese Raad van maart 2005 waarin een nieuwe impuls voor de strategie van Lissabon wordt aangekondigd, en die van de Europese Raad van maart 2006 waarin de Commissie en de lidstaten worden opgeroepen om de nieuwe Strategie i2010 krachtdadig uit te voeren;
5.
Het bepaalde in het communautaire regelgevingskader inzake elektronische communicatie 1 in het bijzonder betreffende de beveiliging, de privacy en het vertrouwelijke karakter van de communicatie, dat mede gezorgd heeft voor het hoge beschermingsniveau voor persoonsgegevens en privacy, en voor de integriteit en de beveiliging van de openbare communicatienetwerken;
6.
Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) 2;
7.
De agenda van Tunis en de verbintenis van Tunis van de Wereldtop over de informatiemaatschappij volgens welke de strijd tegen computercriminaliteit en spam moet worden voortgezet, evenwel zonder dat dit ten koste mag gaan van de bescherming van privacy en vrijheid van meningsuiting, en tezamen met alle betrokkenen verder een wereldomspannende computerbeveiligingscultuur moet worden bevorderd, ontwikkeld en uitgevoerd;
8.
De conclusies van het voorzitterschap van de jaarlijkse conferentie over de Europese informatiemaatschappij (27-28 september 2006) te Espoo (Finland) waarvan het thema was: i2010 - Naar een alomtegenwoordige Europese informatiemaatschappij;
BENADRUKT DERHALVE DAT: 1.
Onze samenleving gaat thans snel over naar de nieuwe ontwikkelingsfase, naar een "alomtegenwoordige informatiemaatschappij", waar de dagelijkse activiteiten van de burgers in steeds grotere mate gebaseerd zijn op het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en op elektronische communicatienetwerken; voor de ontwikkeling en het succes van dit alles dient de beveiliging van netwerken en informatie als een onmisbare voorwaarde te worden beschouwd;
2.
Voor het welslagen van de nieuwe informatiemaatschappij is vertrouwen onontbeerlijk; vertrouwen houdt ook verband met de ervaringen van de eindgebruikers en met de noodzaak dat hun persoonlijke levenssfeer geëerbiedigd wordt, weshalve de veiligheid van netwerken en informatie niet als een louter technische kwestie mag worden beschouwd;
1 2
Richtlijnen 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) en 2002/22/EG (universele dienstrichtlijn). PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1.
15900/06 (Presse 343)
9
NL
11.-12.XII.2006 3.
De veiligheid van netwerken en informatie moet beschouwd worden als een onmisbaar aspect van de totstandbrenging van een Europese informatieruimte als onderdeel van het initiatief i2010, waarmee bijgedragen wordt tot het welslagen van de hernieuwde strategie van Lissabon; daarnaast is ICT onmisbaar voor innovatie, economische groei en werkgelegenheid in de gehele economie;
4.
De nieuwe technologieën die ons de alomtegenwoordige informatiemaatschappij zullen binnenleiden worden reeds ontwikkeld; indien het de bedoeling is echte commerciële waarde te creëren, kunnen grensverleggende technologieën (zoals draadloze hogesnelheidsnetwerken, toestellen voor radiofrequentie-identificatie (RFID), netwerken van sensoren) en innovatieve inhoudsintensieve diensten (zoals Internetprotocoltelevisie (IPTV), Voice over Internet Protocol (VoIP), mobiele televisie en andere mobiele diensten) alleen van de grond komen indien vanaf het eerste begin van de ontwikkelingsfase gezorgd wordt voor een passend niveau van netwerk- en informatiebeveiliging; voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij en het concurrentievermogen van Europa is het onontbeerlijk dat de nieuwe, veelbelovende innovaties snel worden overgenomen; overheidsinstanties en bedrijven dienen, zodra het haalbaar is, goed beveiligde, nieuw opkomende technologieën en diensten over te nemen om de algemene verspreiding daarvan te versnellen;
5.
Het is voor de EU van strategisch belang dat het Europese bedrijfsleven zowel een veeleisende gebruiker als een concurrentiële leverancier van producten en diensten op het gebied van netwerken en van beveiliging is; beveiliging kan niet zonder diversiteit, openheid en interoperabiliteit, welke kwaliteiten daarom gestimuleerd moeten worden;
6.
Kennis en vaardigheden omtrent de beveiliging van netwerken en informatie moeten ook voor ieder individu en iedere betrokken partij in de samenleving een vast onderdeel van het dagelijks leven worden; er is op nationaal en op EU-niveau al een aantal bewustmakingscampagnes gevoerd, maar er blijft op dit punt nog veel te doen, vooral wat betreft eindgebruikers en het midden- en kleinbedrijf; bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan gebruikers met speciale behoeften of met weinig besef van netwerk- en informatiebeveiliging; alle betrokkenen dienen zich te realiseren dat ze deel uitmaken van de mondiale veiligheidsketen, en dienen in staat te worden gesteld als zodanig te handelen; in alle vormen van onderwijs en opleiding betreffende ICT moet rekening gehouden worden met netwerk- en informatiebeveiliging;
7.
De oprichting van het ENISA betekent een grote stap voorwaarts in het zoeken van de EU naar oplossingen voor de problematiek inzake netwerk- en informatiebeveiliging; bij Verordening (EG) nr. 460/2004 zijn de werkingssfeer, de doelstellingen en de taken van ENISA, alsook de duur van het mandaat van dit orgaan vastgesteld;
15900/06 (Presse 343)
10
NL
11.-12.XII.2006 8.
De middelen die op nationaal en op EU-niveau voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie worden uitgetrokken, spelen een cruciale rol om ten aanzien van nieuwe systemen, toepassingen en diensten een hoger niveau van netwerk- en informatiebeveiliging tot stand te brengen; op EU-niveau moet, in het bijzonder middels het Zevende kaderprogramma (FP7) en het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP), meer gedaan worden op het gebied van onderzoek en innovatie inzake beveiliging, waarbij de aandacht ook uit moet gaan naar maatregelen om de resultaten te verspreiden en de commerciële exploitatie daarvan aan te moedigen, bijvoorbeeld middels beoordeling van hun maatschappelijk nut in bredere zin; dit alles zal de Europese leveranciers beter in staat stellen om veiligheidsoplossingen aan te reiken die tegemoet komen aan de specifieke behoeften van de Europese markt;
9.
De alomtegenwoordige informatiemaatschappij biedt enorme voordelen, maar brengt ook grote problemen mee, waarachter even zovele nieuwe potentiële gevaren schuilgaan: de risico’s voor de veiligheid en de persoonlijke levenssfeer, onder andere in de vorm van illegale data-interceptie en -benutting, worden steeds ernstiger, steeds gerichter en steeds duidelijker toegespitst op geldelijk gewin, zodat op deze nieuw opkomende en bestaande bedreigingen nieuwe en innovatieve antwoorden moeten worden gevonden, die tevens problemen ingevolge de complexiteit van de systemen, fouten, ongevallen en onduidelijke richtsnoeren kunnen ondervangen; de oprichting en ontwikkeling van op diverse groepen belanghebbenden gerichte nationale computercalamiteitenbestrijdingsinstanties, alsmede de samenwerking tussen deze instanties en met andere betrokken partijen, dient aangemoedigd en verder bevorderd te worden;
10.
Normalisatie en certificering van producten, diensten en beheerssystemen, met name die welke worden geleverd door bestaande instellingen, verdienen binnen het netwerk- en informatiebeveiligingsbeleid van de EU bijzondere aandacht als een middel om goede en professionele praktijken op dit gebied ingang te doen vinden; een tijdige overname van de eventuele open en interoperabele normen waaraan wordt gewerkt, zou vooral voor nieuw opkomende technologieën als RFID en mobiele TV van nut zijn; de werking van de Europese normalisatie-organen in dezen moet worden aangemoedigd;
11.
Aangezien elektronische netwerken en informatiesystemen steeds meer een centrale rol spelen voor het algehele functioneren van de kritieke infrastructuur, wordt de beschikbaarheid en de ongestoorde werking daarvan onmisbaar voor de veiligheid en de levenskwaliteit van overheid, bedrijfsleven en burgers, en voor het algehele functioneren van de samenleving;
12.
Samenwerking en concrete stappen zijn meer dan ooit nodig; de diverse betrokkenen dienen hun respectieve rollen, verantwoordelijkheden en rechten vast te stellen en te erkennen;
15900/06 (Presse 343)
11
NL
11.-12.XII.2006 EN VERZOEKT DE LIDSTATEN DERHALVE OM: 1.
Op het punt van netwerk- en informatiebeveiliging opleidingsprogramma’s te ondersteunen en de algemene aandacht voor het probleem te vergroten, bijvoorbeeld door informatiecampagnes op te zetten over onderwerpen op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging die gericht zijn tot alle burgers/gebruikers en alle sectoren van de economie, in het bijzonder het MKB en eindgebruikers met bijzondere behoeften of weinig besef van de problematiek; uiterlijk in 2008 zou er een gemeenschappelijke datum kunnen worden gekozen als dag waarop deze zaken in geheel Europa onder de aandacht worden gebracht (bijvoorbeeld de "dag van de informatie- en netwerkbeveiliging"), waarbij het de bedoeling is die jaarlijks en op vrijwillige basis in iedere lidstaat te houden;
2.
Meer bij te dragen tot beveiligingsgerelateerd O&O en de resultaten daarvan gemakkelijker toepasbaar te maken en beter te verspreiden; de aanzet te geven tot de ontwikkeling van innovatieve partnerschappen om de groei van de Europese ICTbeveiligingssector te bevorderen en een vroegtijdige toepassing van nieuwe technologieën en diensten op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging te bevorderen teneinde deze sector in commerciële stimulans te geven;
3.
Passende aandacht te schenken aan de noodzaak om preventief en curatief op te treden ten aanzien van nieuwe en bestaande bedreigingen voor de veiligheid van elektronische verbindingsnetwerken, waaronder illegale interceptie en exploitatie van data, de hieraan verbonden risico’s te onderkennen en aan te pakken en, in voorkomend geval tezamen met ENISA, te ijveren voor een doeltreffende informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de desbetreffende organisaties en instanties op nationaal niveau, zich te verbinden tot de bestrijding van spam, spyware en kwaadaardige software, met name door verbeterde samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten op nationaal en internationaal niveau;
4.
In het kader van i2010 meer met elkaar samen te werken bij de selectie van doeltreffende en innovatieve werkwijzen ter verbetering van netwerk- en informatiebeveiliging, en vervolgens de kennis omtrent deze werkwijzen op vrijwillige basis over de gehele EU te verspreiden;
5.
Te bevorderen dat de computercalamiteitenbestrijdingsinstanties van de lidstaten permanent worden verbeterd;
6.
Te zorgen voor een klimaat waarin dienstverleners en netwerkexploitanten worden aangemoedigd hun cliënten robuuste diensten te verlenen en ervoor te zorgen dat de diensten en oplossingen op het gebied van beveiliging over de nodige veerkracht beschikken en de consumenten voldoende keuze bieden; netwerkexploitanten en dienstverleners aan te moedigen en desnoods voor te schrijven dat ze ten behoeve van hun klanten zorgen voor een passend niveau van netwerk- en informatiebeveiliging;
15900/06 (Presse 343)
12
NL
11.-12.XII.2006 7.
Zich met inachtneming van de ontwikkelingen in de informatiemaatschappij in de Groep op hoog niveau i2010 verder te beraden op de strategische aspecten, en daarbij zorg te dragen voor de samenhang van de dimensies regelgeving, co-regulering, O&O en e-overheid, in samenhang met communicatie en onderwijs;
8.
Overeenkomstig het actieplan e-overheid van i2010 te zorgen voor een consistente invoering van e-overheidsdiensten, interoperabele oplossingen op het gebied van identiteitsbeheer te bevorderen, en ernst te maken met alle noodzakelijke wijzigingen in de overheidsorganisatie; overheden en bestuurlijke instanties moeten, door veilige e-overheidsdiensten voor alle burgers te bevorderen, dienen als voorbeeld van de toepassing van goede praktijken;
IS INGENOMEN MET HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM: 1.
De ontwikkeling van een overkoepelende en dynamische, de gehele EU omspannende strategie voor netwerk- en informatiebeveiliging voort te zetten, waarbij de door de Commissie voorgenomen holistische aanpak van bijzondere betekenis is;
2.
De veiligheid van netwerken en informatie tot een van de doelstellingen van de herziening van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie te maken;
3.
Meer aandacht te blijven vragen voor de noodzaak van de algemene politieke wil om spam, spyware en kwaadaardige software te bestrijden, en de dialoog en samenwerking met derde landen te versterken, vooral via overeenkomsten met derde landen over de bestrijding van spam, spyware en kwaadaardige software;
4.
ENISA meer te betrekken bij de steun aan de strategie voor een veilige informatiemaatschappij in Europa, zoals geschetst in deze resolutie, overeenkomstig de doelstellingen en de taken in de oprichtingsverordening van het agentschap, en de samenwerking en de werkrelaties tussen dit orgaan en de lidstaten en de overige betrokken partijen te versterken;
5.
Binnen het i2010-kader in samenwerking met de lidstaten en alle betrokkenen, in het bijzonder met inschakeling van statistici en informatiebeveiligingsdeskundigen van de lidstaten, passende indicatoren op te stellen ten behoeve van communautaire enquêtes naar beveiliging- en vertrouwengerelateerde aspecten;
6.
Middels een brede dialoog met de betrokken partijen de lidstaten aan te moedigen te komen tot een analyse van de stuwende factoren op economisch, zakelijk en maatschappelijk gebied, zulks teneinde als potentiële bijdrage tot het voorgenomen Europese programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur een speciaal op de ICT-sector toegesneden beleid te ontwikkelen om de beveiliging en de veerkracht van netwerk- en informatiesystemen te versterken;
15900/06 (Presse 343)
13
NL
11.-12.XII.2006 7.
Zich, in overleg met de lidstaten, te blijven inzetten voor de dialoog met de betrokken internationale partners en organisaties om de wereldwijde samenwerking op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging te versterken, met name door het actieplan van de wereldtop over de informatiemaatschappij uit te voeren en hierover regelmatig aan de Raad verslag uit te brengen;
EN DOET EEN BEROEP OP 1.
ENISA om in nauwe samenwerking met de lidstaten, de Commissie en andere betrokken partijen te blijven werken aan de uitvoering van de taken en doelstellingen die dit agentschap in zijn oprichtingsverordening zijn opgelegd, en de Commissie en de lidstaten bij te staan om te voldoen aan de eisen van netwerk- en informatiebeveiliging, en aldus een bijdrage te leveren tot de uitvoering en verdere ontwikkeling van de nieuwe strategie voor een veilige informatiemaatschappij in Europa, zoals geschetst in deze resolutie;
2.
Alle betrokken partijen om, overeenkomstig de strategie voor een veilige informatiemaatschappij in Europa, zoals geschetst in deze resolutie, de beveiliging van software alsmede de beveiliging en veerkracht van netwerk- en informatiesystemen te verbeteren, en deel te nemen aan een gestructureerd breed debat tussen de betrokken partijen over de optimale benutting van de bestaande werktuigen en regelgevingsinstrumenten;
3.
De ondernemingen om zich ten aanzien van netwerk- en informatiebeveiliging positief op te stellen en daartoe geavanceerdere en beter beveiligde producten en diensten te gaan ontwikkelen, en investeringen in dergelijke producten en diensten als een concurrentievoordeel te beschouwen;
4.
Fabrikanten en dienstverleners om waar passend de eisen inzake beveiliging, privacy en vertrouwelijkheid mee te laten spelen bij het ontwerp van hun producten en diensten en bij de vervaardiging van de infrastructuur, de toepassingen en de software voor netwerken, en tevens oplossingen inzake beveiliging uit te voeren en te controleren;
5.
Alle betrokken partijen om samen te werken en een proefomgeving te scheppen waarin nieuwe technologieën en diensten op veilige wijze getest en op proef toegepast kunnen worden, en om de nieuwe veilige technologieën en diensten nadat ze op de markt zijn gebracht, spoedig over te nemen;
6.
Alle betrokken partijen om verdere inspanningen te leveren om spam en andere on-line malversaties te bestrijden en actief met de bevoegde nationale en internationale autoriteiten samen te werken;
7.
Dienstverleners en de ICT-sector om meer aandacht te schenken aan de beveiliging, de privacy en de bruikbaarheid van hun producten, processen en diensten teneinde de betrouw- baarheid daarvan te verhogen en identiteitsdiefstal en andere inbreuken op de persoonlijke levenssfeer te voorkomen en te bestrijden;
15900/06 (Presse 343)
14
NL
11.-12.XII.2006 8.
–
Netwerkexploitanten, dienstverleners en de particuliere sector om goede praktijken inzake beveiliging uit te wisselen en toe te passen, en om via het ondersteunen van passende opleidingsprogramma's en de ontwikkeling van calamiteitenplannen te werken aan een cultuur van risicoanalyse en -beheer in organisaties en bedrijven, en om, als onderdeel van hun dienstverlening, beveiligingsoplossingen ter beschikking van hun klanten te stellen." Roaming op publieke mobiele netwerken
De Raad heeft op basis van een vragenlijst van het voorzitterschap een oriënterend debat gehouden over een voorstel voor een verordening betreffende roaming op publieke mobiele netwerken binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten. De Raad nam nota van een voortgangsverslag van de voorzitterschap over de besprekingen in de Groep (15759/06). De Commissie heeft het voorstel in juli 2006 aangenomen (11724/06 +ADD1 +ADD2). Doel van de ontwerp-verordening is te voorkomen dat de gebruikers van openbare mobiele telefoonnetwerken die reizen binnen de Gemeenschap buitensporige tarieven betalen voor internationale roaming wanneer zij gesprekken initiëren of ontvangen, waarbij een hoog niveau van bescherming van de consument wordt bereikt zonder dat de vrije mededinging tussen de exploitanten van mobiele netwerken in het gedrang komt. De tarieven die door de gebruikers van openbare mobiele netwerken worden betaald voor roamingdiensten wanneer zij reizen binnen de Gemeenschap, mogen niet ongerechtvaardigd hoger liggen dan de tarieven die hen worden aangerekend wanneer zij in hun eigen land telefoneren. Het mechanisme waarvoor gekozen is om deze doelstelling te verwezenlijken, is de invoering voor de exploitanten van terrestrische mobiele netwerken van maximumtarieven voor de levering van roamingdiensten voor gesprekken tussen de lidstaten op zowel retail- als wholesale-niveau. De voorzitter vatte de discussie als volgt samen: er bestaat brede consensus over de noodzaak van nieuwe wetgeving om de roamingkosten op een gematigder niveau te brengen, en het Commissievoorstel is een stap in de goede richting. Transparantie van de tarieven kan wat dat betreft bijdragen tot de oplossing van het probleem. Dat zou grotere tevredenheid bij de klant bewerkstelligen, en zodoende ook de exploitanten ten goede komen. Transparantie alleen kan echter niet volstaan om het probleem van de hoge roamingkosten op te lossen, ook regulering van de tarieven is noodzakelijk. Die regulering moet van dien aard zijn dat alle consumenten kunnen profiteren van snelle en aanzienlijke tariefverlagingen. Daarbij moet echter worden gewaarborgd dat de concurrentiepositie van de markt niet in gevaar wordt gebracht. De regulering van de tarieven moet duidelijk en eenvoudig zijn en de exploitanten moeten de mogelijkheid behouden om hun prijzen flexibel te bepalen. Een en ander moet nog uitvoeriger worden besproken. De hoop bestaat dat er spoedig - samen met het Europees Parlement - een oplossing wordt gevonden, en de Raad zal het komende Duitse voorzitterschap daarbij steunen. De besprekingen over het voorstel in de voorbereidende instanties van de Raad zullen tijdens het aanstaande Duitse voorzitterschap voorden voortgezet. Begin 2007 zullen ook de onderhandelingen met het Europees Parlement met het oog op een akkoord in eerste lezing van start gaan.
15900/06 (Presse 343)
15
NL
11.-12.XII.2006 –
Interne markt van de postdiensten in de Gemeenschap
Naar aanleiding van een presentatie door de Commissie van haar, op 18 oktober 2006 aangenomen, voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap heeft de Raad een eerste gedachtewisseling hierover gehouden op basis van het verslag van het voorzitterschap (15761/06). Algemeen gesteld wordt er met het voorstel naar gestreefd (14357/06+ADD 1, ADD 2) een interne markt voor postdiensten tot stand te brengen door middel van het wegnemen van uitsluitende en bijzondere rechten in de postsector en het bevestigen van het in de huidige richtlijn vervatte tijdschema voor de openstelling van de markt, en een gemeenschappelijk niveau van universele diensten voor alle gebruikers in de EU-landen te waarborgen en geharmoniseerde beginselen vast te leggen voor het reguleren van postdiensten in een open markt, met als doel andere belemmeringen voor de werking van de interne markt te verkleinen. De gedachtewisseling had tot doel een basis te verschaffen voor een voortvarende en constructieve wetgevingsprocedure en te helpen bepalen wat de belangrijkste punten zijn waarop de voorbereidende instanties van de Raad moeten letten wanneer zij het Commissievoorstel inhoudelijk uitvoeriger bespreken. SCHEEPVAART –
Korte vaart - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de onderstaande conclusies aangenomen: "INDACHTIG (1)
het programma van de Commissie voor de bevordering van de korte vaart van 2003 en de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van dat programma;
(2)
de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer;
(3)
de mededeling van de Commissie over goederenlogistiek;
(4)
de conclusies over de korte vaart die het voorzitterschap heeft getrokken tijdens de zitting van de ministers van Vervoer van de Europese Unie op 10 juli 2004 in Amsterdam;
(5)
de conclusies die zijn aangenomen op de ministeriële conferentie over snelwegen op zee van 24 januari 2006 in Ljubljana;
(6)
de consultaties over de korte vaart die in 2005 en 2006 hebben plaatsgevonden,
15900/06 (Presse 343)
16
NL
11.-12.XII.2006 DE RAAD, IS VAN OORDEEL dat de bevordering van de korte vaart bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie, de schadelijke gevolgen van de snelle groei van het zware vrachtvervoer over de weg helpt terugdringen, en de cohesie binnen de Gemeenschap bevordert en verbetert, onder andere door betere verbindingen mogelijk te maken met de perifere en insulaire gebieden, met van zeevervoer afhankelijke staten en met de aangrenzende gebieden, alsmede tussen gebieden die door natuurlijke barrières worden gescheiden; ERKENT de positieve ontwikkeling die de korte vaart de afgelopen jaren heeft doorgemaakt; BENADRUKT dat de Europese Unie en de lidstaten zich moeten blijven inzetten voor de vergemakkelijking en vereenvoudiging van de exploitatievoorwaarden voor de korte vaart; ERKENT dat de maatregelen die in het Commissieprogramma voor de bevordering van de korte vaart worden voorgesteld stappen in de goede richting zijn, en IS VERHEUGD over de aanzienlijke verbeteringen en de opmerkelijke groei van de korte vaart; STELT VAST dat de korte vaart een belangrijke rol speelt in het vervoerssysteem van Europa, zowel op zichzelf als in combinatie met andere vervoerswijzen; HERINNERT ERAAN dat het voor de korte vaart voordelig kan zijn indien goederenlogistiek wordt benadrukt; IS VAN OORDEEL dat de meeste acties in het programma van de Commissie voor de bevordering van de korte vaart moeten worden voortgezet en geheroriënteerd, zoals in de tussentijdse evaluatie van dat programma wordt geopperd, teneinde de omstandigheden voor deze vervoerswijze verder te verbeteren; VERWELKOMT de vooruitgang die geboekt wordt bij de projecten inzake snelwegen op zee, die thans in samenwerking tussen de lidstaten worden ontwikkeld; ONDERSTREEPT dat er nog steeds een aantal factoren zijn die de verdere ontwikkeling van de korte vaart belemmeren: (1) de administratieve procedures die voor de korte vaart gelden, zijn nog steeds complex, in het bijzonder wat de toepassing ervan betreft; (2) deze vervoerswijze is, onder andere voor meer landinwaarts gelegen bestemmingen, nog niet volledig geïntegreerd in de logistieke keten voor het vervoer van deur tot deur; (3) deze vervoerswijze vereist een hoog niveau van efficiëntie in de havens, en een betere toegankelijkheid daarvan, alsmede de ontwikkeling van transportverbindingen met het achterland; IS HET EROVER DERHALVE OVER EENS dat de lidstaten, de Commissie en de sector zich, in het bijzonder op de hierna genoemde gebieden, meer moeten inspannen om de exploitatievoorwaarden voor en de aantrekkelijkheid van de korte vaart te verbeteren:
15900/06 (Presse 343)
17
NL
11.-12.XII.2006 1.
2.
Regelgevingskader –
Het bestaande regelgevingskader voor de korte vaart kan verder worden gestroomlijnd ter bevordering van de algemene efficiëntie, met inachtneming van de beginselen van de strategie van Lissabon en van beter wetgeven;
–
Aangezien de administratieve procedures voor de korte vaart binnen de Gemeenschap omslachtig zijn, moeten de huidige procedures worden gestroomlijnd en vereenvoudigd;
–
Teneinde gelijke mededingingsvoorwaarden te scheppen, moet de uiteenlopende toepassing van de communautaire douaneregels in de lidstaten verder worden geharmoniseerd en gelijkgeschakeld; Er moeten pragmatische oplossingen worden gevonden voor de beveiligingsprocedures, opdat deze de exploitatie van de korte vaart zo weinig mogelijk hinderen, zoals de alternatieve of gelijkwaardige beveiligingsregelingen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 725/2004, en de maatregelen voor roll-on-roll-off schepen waarin Richtlijn 2005/65/EG voorziet;
–
De korte vaart is energie-efficiënt en, over het algemeen, minder schadelijk voor het milieu dan andere vervoerswijzen. Niettemin zijn, om het milieuvriendelijke imago en dito prestaties van de korte vaart te behouden, verbeteringen op dit vlak, vooral qua emissies, dringend noodzakelijk, met name voor wat SOx, NOx en deeltjes betreft. Daarvoor moeten de werkzaamheden in de daarvoor aangewezen fora, met name de IMO, worden geïntensiveerd;
Ontwikkeling en bevordering –
De korte vaart moet zowel op het niveau van de Gemeenschap als op dat van de lidstaten verder worden bevorderd. Er dient ten volle gebruik te worden gemaakt van de kaders die worden geboden door het concept snelwegen op zee, de nationale centra voor de bevordering van de korte vaart en het Europees netwerk voor de korte vaart van deze centra, alsmede de contactpunten voor de korte vaart. De bevorderingsmaatregelen moeten actief worden gericht op alle actoren die in de logistieke keten van het vervoer van deur tot deur relevant zijn, ook waar het gaat om landinwaarts gelegen bestemmingen;
–
De centra voor de bevordering van de korte vaart en het Europees netwerk voor de korte vaart van deze centra hebben aanzienlijk bijgedragen tot de bevordering en de groei van de korte vaart. Het werk van deze organen moet verder worden aangemoedigd, opdat ze doeltreffend verder kunnen blijven functioneren;
–
De uitvoering van communautaire programma's, zoals MarcoPolo of het transEuropees vervoersnet, inclusief de snelwegen van de zee, moet intensiever worden voortgezet;
15900/06 (Presse 343)
18
NL
11.-12.XII.2006
3.
–
Via de bevorderingsmaatregelen moeten in het bijzonder de op deze markt actieve bedrijven worden aangemoedigd de korte vaart tot een volwaardig onderdeel van de logistieke keten te maken, onder meer door havens uit te bouwen, als strategische knooppunten, en verbindingen met het achterland en diensten tot ontwikkeling te brengen;
–
De havens dienen, als efficiënte en naadloos aansluitende knooppunten voor de overslag tussen land- en zeevervoer, hun diensten ten behoeve van de korte vaart uit te breiden en te verbeteren; verder dient toegewerkt te worden naar diensten van hoge kwaliteit en moeten de havens zowel vanuit zee als vanaf het achterland onbeperkt en efficiënt toegankelijk worden gemaakt;
–
Bij de bevordering van de korte vaart en de snelwegen van de zee, alsmede bij de uitvoering van de desbetreffende programma’s, moet rekening gehouden worden met bijzondere omstandigheden en kenmerken van de verschillende zeegebieden en de regio's in het achterland;
–
De snelwegen van de zee moeten verder worden ontwikkeld als geïntegreerde kortevaartoplossingen, en om dit te bereiken dienen alle actoren in de logistieke keten van het vervoer van deur tot deur, of deze nu tot de particuliere of tot de overheidssector behoren, hun activiteiten te coördineren en met elkaar samen te werken met inbegrip van landinwaarts gelegen bestemmingen. Een vloeiende doorstroming van de vracht is absoluut nodig om van deze snelwegen van de zee een levensvatbare keuze te maken;
–
Er wordt momenteel gewerkt aan het meer operationeel maken van de snelwegen van de zee en deze werkzaamheden moeten worden geïntensiveerd. De eerste snelwegen van de zee waarvoor in het kader van het TEN-T programma financiële bijstand wordt verstrekt kunnen vóór einde 2010 operationeel worden. Hiertoe zullen projectanalyses moeten worden uitgevoerd en zal de beschikbaarheid van de financiële middelen moeten worden aangepast;
–
Onderzoek en ontwikkeling in de maritieme sector moeten zich toespitsen op veiligere, schonere en efficiëntere vaartuigen, vrachtafhandelingstechnologie, terminals, havenoperaties, logistiek en op verbeteringen op milieugebied in de scheepvaartsector;
Samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Commissie –
Met behulp van real time-volg- en plaatsbepalingssystemen voor vaartuigen in verband met het maritieme verkeer in de Europese wateren, zal de werking van de korte vaart verbeterd worden. Tegelijkertijd zal de technologische ontwikkeling helpen de veiligheid op zee te vergroten, de gevaren voor het milieu te verkleinen en de opsporing van milieuovertredingen op zee doeltreffender te maken. De geavanceerde mogelijkheden van GALILEO kunnen bijdragen aan het hoge prestatieniveau van deze vervoerswijze;
15900/06 (Presse 343)
19
NL
11.-12.XII.2006 –
Met één enkel loket voor alle administratieve documenten en de afhandeling van de fysieke controles via een one-stop administratieve shop zou de efficiëntie van de korte vaart aanzienlijk kunnen worden opgevoerd en zou de administratieve belasting die deze meebrengt tot een minimum kunnen worden teruggebracht. In de gehele Gemeenschap moet, waar nodig, gestreefd worden naar elektronische douaneafhandeling;De Commissie zou, in samenwerking met de lidstaten, kunnen nagaan hoe de informatie betreffende "toegelaten lijndiensten" in een gemakkelijk toegankelijke vorm ter beschikking van alle betrokkenen kan worden gesteld en hoe de resultaten van het instrument "toegelaten lijndiensten" verder kunnen worden verbeterd;
–
De werkzaamheden met betrekking tot het in kaart brengen en wegwerken van knelpunten voor de korte vaart en de aansluitende verbindingen met het achterland zijn een succes geweest en moeten worden voortgezet, tegelijk met verspreiding van de beste praktijken. Al degenen die op enig activiteitenniveau last hebben van nieuwe knelpunten, moeten worden aangemoedigd deze te rapporteren ten behoeve van de studie naar knelpunten, zodat de sector, de lidstaten en de Commissie samen naar verdere oplossingen kunnen zoeken;
–
Teneinde de ontwikkeling van de korte vaart gemakkelijker te kunnen volgen, moeten de statistische gegevens met betrekking tot het zeevervoer verder worden ontwikkeld.
STELT VOOR dat de monitoring van de uitvoering van het programma voor de bevordering van de korte vaart moet worden voortgezet en dat het programma op gezette tijden moet worden geëvalueerd, en ONDERSTREEPT dat de monitoring van het programma en alle eventuele herzieningen ervan moeten plaatsvinden in nauw overleg tussen de Commissie, de lidstaten, de centra voor de bevordering van de korte vaart, en de sector die zowel de gebruikers van vervoer als de dienstverleners vertegenwoordigt."
15900/06 (Presse 343)
20
NL
11.-12.XII.2006 –
Havenstaatcontrole
Gelet op de vooruitgang die er is geboekt in het kader van het Memorandum van Overeenstemming van Parijs 1 en in afwachting van het advies van het Europees Parlement in eerste lezing heeft de Raad overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie over een voorstel voor een richtlijn betreffende havenstaatcontrole (herschikking) (5632/06). De Maltese delegatie liet weten tegen te zullen stemmen. Het voorstel is bij de Raad ingediend in januari 2006. Het is een van de zeven voorstellen uit het derde pakket maritieme veiligheid van de Commissie, en heeft ten doel de achtereenvolgende wijzigingen op Richtlijn 95/21/EG betreffende havenstaatcontrole in een geconsolideerde tekst te herschikken en sommige bepalingen te vereenvoudigen of te wijzigen ter versterking van de doeltreffendheid en de kwaliteit van door de havenstaat verrichte inspecties op schepen in wateren die onder de jurisdictie van de lidstaten vallen. Met deze richtlijn wordt een nieuwe inspectieregeling vastgesteld die tot doel heeft ervoor te zorgen dat 100 % van de schepen die een haven van een lidstaat aandoen, wordt geïnspecteerd. De inspecties zullen gericht zijn op vaartuigen die niet aan de normen voldoen - deze zullen vaker worden gecontroleerd -, terwijl de last voor schepen die wel aan de normen voldoen, zal worden verlicht. De ministers baseerden zich voor hun bespreking op een compromisvoorstel van het voorzitterschap dat meer bepaald betrekking had op de volgende vraagstukken: –
werkingssfeer van de richtlijn - de lidstaten inspecteren elk schip en de bemanning daarvan, dat een van hun havens aandoet of in gebieden die onder de jurisdictie van een van hun havens vallen, voor anker gaat om een transactie tussen schip en haven te verrichten;
–
soepelheidsregeling voor inspecties - de lidstaten wordt toegestaan een klein percentage van de inspecties niet uit te voeren, te weten 5% van schepen met een hoog risicoprofiel en 10% van andere schepen. Zij besteden evenwel bijzondere aandacht aan schepen die niet frequent havens binnen de Gemeenschap aandoen. Voorts kunnen de lidstaten in specifieke omstandigheden een inspectie met 15 dagen uitstellen;
1
Het Memorandum van Overeenstemming (MvO) van Parijs behelst 25 deelnemende maritieme administraties en bestrijkt de wateren van de Europese kuststaten en het Noord-Atlantische bekken tussen Amerika en Europa. Doel is schepen die niet aan de normen voldoen, uit de vaart te halen door een geharmoniseerd systeem van controles door de havenstaat. De inspecties vinden plaats aan boord van buitenlandse schepen in havens van het MvO van Parijs, om ervoor te zorgen dat die schepen voldoen aan de internationale normen inzake veiligheid, beveiliging en milieu, en dat de werk- en leefomstandigheden voor de bemanning voldoende zijn. Canada, Kroatië, IJsland, Noorwegen en Rusland zijn lid van het MvO van Parijs, maar de niet aan zee grenzende lidstaten van de Gemeenschap niet. Cyprus, Litouwen en Malta zijn op 9 mei 2006 volwaardig lid van het MvO van Parijs geworden.
15900/06 (Presse 343)
21
NL
11.-12.XII.2006 –
weigering van toegang - aan schepen waarvan herhaaldelijk is gebleken dat ze niet voldoen aan de internationale normen inzake veiligheid, gezondheid en milieu, zal de toegang tot havens van de lidstaten worden geweigerd. Als criterium voor een dergelijke maatregel wordt de prestatie van het schip beoordeeld naar de prestatie van zijn vlaggenstaat, welke wordt bepaald aan de hand van de "zwarte", de "grijze" en de "witte" lijst van vlaggenstaten als vastgesteld door het MOU van Parijs. Als ultieme maatregel tegen schepen die niet aan de normen voldoen, kan worden besloten de toegang tot havens binnen de Gemeenschap voor onbepaalde tijd te weigeren. Indien het betrokken schip echter aan een aantal voorwaarden voldoet, kan die maatregel na 36 maanden worden ingetrokken. Enkele van de te vervullen voorwaarden zijn dat het schip niet mag varen onder de vlag van een staat die op de "zwarte" en de "grijze" lijst van het MOU van Parijs staat, dat het geklasseerd moet zijn door een door de EU erkende organisatie en dat het moet worden geëxploiteerd door een rederij die goed presteert.
–
omzettingsdatum - de complexiteit van de nieuwe inspectieregeling vereist een intensieve voorbereiding door de lidstaten. De richtlijn zal derhalve in alle lidstaten op dezelfde dag van kracht worden na een omzettingstermijn van 36 maanden.
Het advies in eerste lezing van het Europees Parlement wordt in april 2007 verwacht. –
Aansprakelijkheid voor het vervoer van passagiers over water bij ongevallen
De Raad heeft nota genomen van een voortgangsverslag over een voorstel voor een verordening betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee en de binnenwateren bij ongevallen (15894/06). De Commissie heeft haar voorstel (6827/06) in februari 2006 aan de Raad toegezonden als onderdeel van het "derde pakket maritieme veiligheid" 1, dat kan worden gezien in het verlengde van de inspanningen in het kader van het eerste en tweede pakket ter verbetering van de maritieme veiligheid.
1
De andere voorstellen van dit pakket zijn: een voorstel voor een richtlijn betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen (6843/06); een voorstel voor een richtlijn inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking) (5912/06); een voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (5171/06); een voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijnen 1999/35/EG en 2002/59/EG (6436/06); een voorstel voor een richtlijn betreffende de wettelijke aansprakelijkheid en financiële zekerheden van scheepseigenaars (5907/06); een voorstel voor een richtlijn betreffende havenstaatcontrole (5632/06).
15900/06 (Presse 343)
22
NL
11.-12.XII.2006 Deze ontwerp-verordening strekt tot de vaststelling van een uniforme communautaire aansprakelijkheidsregeling voor het vervoer van passagiers over zee en de binnenwateren. Daartoe wordt het Verdrag van Athene inzake het vervoer van passagiers en hun bagage over zee van 1974, zoals gewijzigd in 2002, middels deze verordening in de communautaire wetgeving opgenomen. Daarnaast wordt met het voorstel de toepassing van het Verdrag van Athene uitgebreid tot het vervoer over zee binnen de lidstaten en tot internationaal en nationaal vervoer over de binnenwateren. De besprekingen over het voorstel in de voorbereidende instanties van de Raad zullen tijdens het komende Duitse voorzitterschap worden voortgezet. –
Verdrag betreffende maritieme arbeid
In afwachting van de aanneming van het advies van het Europees Parlement heeft de Raad overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie over een voorstel voor een beschikking waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het geconsolideerde verdrag 2006 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende maritieme arbeid te bekrachtigen. Het Verdrag 2006 betreffende maritieme arbeid is in februari 2006 aangenomen tijdens de 94ste (maritieme) zitting van de Internationale Arbeidsconferentie. Dit verdrag zal een belangrijke bijdrage aan de scheepvaartsector op internationaal niveau leveren door de bevordering van behoorlijke levens- en arbeidsomstandigheden voor zeevarenden en eerlijker mededingingsvoorwaarden voor marktdeelnemers en reders. De Commissie heeft bovengenoemd voorstel in juni 2006 ingediend (10900/06). De ontwerpbeschikking beoogt de lidstaten te machtigen het Verdrag betreffende maritieme arbeid te bekrachtigen, omdat enkele van de door het verdrag bestreken aangelegenheden onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap vallen en andere onder de bevoegdheid van de lidstaten, en de Europese Gemeenschap als zodanig geen partij is bij de IAO of bij het voornoemde verdrag. Daarnaast wordt in de ontwerp-beschikking eind 2010 vastgesteld als mogelijke termijn voor bekrachtiging door de lidstaten. Het advies van het Europees Parlement wordt in maart 2007 verwacht.
15900/06 (Presse 343)
23
NL
11.-12.XII.2006 INTERMODALE VERVOERSVRAAGSTUKKEN EN NETWERKEN Galileo –
d) Onderhandelingen concessiecontract
De Raad heeft nota genomen van de door de Commissie verstrekte informatie over de voortgang van de onderhandelingen over het concessiecontract met de concessiehouder van het Wereldwijd Satellietnavigatiesysteem (GNSS). De onderhandelingen worden gevoerd door de Gemeenschappelijke Onderneming Galileo, die met ingang van 1 januari 2007 zal worden vervangen door de GNSS-toezichtautoriteit. Voorzien is dat voor het eind van dit jaar een akkoord over de belangrijkste onderdelen van het contract wordt bereikt, en de Commissie zal de Raad en het Europees Parlement op de hoogte brengen van het resultaat van de onderhandelingen en hun een uitvoerige en weloverwogen analyse verstrekken ter verduidelijking van het delen van de risico's en de verdeling van de voornaamste rechten en verplichtingen tussen de particuliere en de overheidssector. –
e) Betrekkingen met derde landen
De Raad heeft nota genomen van de indiening door de Commissie van het ontwerp van een horizontaal mandaat, waarbij verschillende mogelijkheden voor deelname door derde landen aan het Galileoprogramma, en in het bijzonder aan de Europese GNSS-toezichtautoriteit, alsmede een lijst van mogelijke gebieden van samenwerking in overweging worden gegeven. –
c) Groenboek betreffende satellietnavigatietoepassingen
De Raad heeft nota genomen van informatie van de Commissie over haar op 8 december 2006 aangenomen Groenboek betreffende satellietnavigatietoepassingen (16540/06). Het doel van het Groenboek is een discussie op gang te brengen over wat de publieke sector, naast de financiële ondersteuning van onderzoek en het bouwen van infrastructuur, kan doen om een passend beleids- en juridisch kader te creëren voor het ondersteunen van de ontwikkeling van satellietnavigatietoepassingen. Het beoogt nieuwe ideeën op te wekken bij de industrie, overheid, consumentengroepen of consumenten zelf, teneinde concrete streefcijfers en de adequate overheidsmaatregelen met betrekking tot GNSS te bepalen. De Commissie is voornemens om in september 2007 te komen met een analyse van de resultaten van het overleg, vergezeld van een actieplan met de praktische maatregelen, die vanaf 2008 worden voorgesteld.
15900/06 (Presse 343)
24
NL
11.-12.XII.2006 Goederenlogistiek - Conclusies van de Raad De Raad heeft de onderstaande conclusies aangenomen: "1.
2.
Gezien: –
de hernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid en de herziene strategie voor duurzame ontwikkeling;
–
de mededeling van de Commissie: Europa duurzaam in beweging - Duurzame mobiliteit voor ons continent - Tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer van 2001 van de Commissie;
–
het overleg over goederenlogistiek dat in 2006 is gevoerd;
Overwegende hetgeen volgt: –
door de globalisering van de productie en de bijbehorende aanvoerketens neemt de behoefte aan geavanceerde logistiek toe, zowel in Europa als voor Europa's internationale zakelijke betrekkingen;
–
een goed presterend logistiek systeem, dat alle vervoerswijzen, zowel afzonderlijk als in combinatie, efficiënt gebruikt, is belangrijk om het concurrentievermogen en de welvaart en veiligheid van Europa te vergroten en om de duurzame ontwikkeling te bevorderen door de nadelige externe effecten van het vervoer, zoals vervuiling, klimaatverandering, congestie, ongevallen, geluidshinder en energie-afhankelijkheid, te verminderen;
–
logistiek kan bijdragen tot een verhoogde cohesie en betere verbindingen met perifere gebieden en eilanden;
–
met een doeltreffende logistiek kan beter gebruik worden gemaakt van schaarse vervoerinfrastructuurcapaciteit;
–
er is een gebrek aan betrouwbare statistische gegevens, hetgeen een beletsel vormt voor de monitoring van ontwikkelingen op het gebied van goederenlogistiek en voor de beoordeling van het effect van beleidsmaatregelen;
15900/06 (Presse 343)
25
NL
11.-12.XII.2006 DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 3.
VERWELKOMT de mededeling van de Commissie over goederenlogistiek in Europa sleutel tot duurzame mobiliteit;
4.
BENADRUKT dat de ontwikkeling van goederenlogistiek in de eerste plaats een zaak van het bedrijfsleven is, maar dat voor de autoriteiten een rol is weggelegd bij de totstandbrenging van een positief klimaat voor logistieke efficiëntie, innovatie en groei; voorstellen voor maatregelen op het niveau van de Gemeenschap moeten worden geschraagd door systematische effectbeoordelingen die met name gericht zijn op de gevolgen voor de internationale concurrentiepositie;
5.
ERKENT dat voor een krachtiger ontwikkeling van de goederenlogistiek de overheidsinstanties, elk in het kader van hun respectieve bevoegdheden, moeten samenwerken op alle passende Europese, nationale en lokale niveaus;
6.
ERKENT dat het aspect logistiek in het vervoerbeleid en in andere beleidsterreinen van de EU moet worden geïntegreerd, en BENADRUKT in dit verband dat in de gehele EU waar passend moet worden gestreefd naar coherentie in de logistieke oplossingen;
7.
ONDERSTREEPT het belang van uitmuntende logistiek voor het behoud en de uitbreiding van knowhow, vaardigheden en werkgelegenheid in Europa;
8.
STEUNT het voornemen van de Commissie om in overleg met alle belanghebbenden een kaderstrategie voor goederenlogistiek in Europa op te stellen om meer concurrerende logistieke diensten en adequate ecologische en sociale duurzaamheid mogelijk te maken;
9.
STEMT IN met een comodale aanpak, d.i. een efficiënt gebruik van verschillende vervoerswijzen of een combinatie daarvan, om het Europese vervoersysteem te optimaliseren, en erkent dat verder moet worden gestreefd naar milieuvriendelijker vervoer, waarbij, waar passend, verschuivingen naar milieuvriendelijker vervoerswijzen moeten worden bewerkstelligd;
10.
IS INGENOMEN MET het voornemen van de Commissie om in 2007 een actieplan over goederenlogistiek op te stellen;
15900/06 (Presse 343)
26
NL
11.-12.XII.2006 11.
VERZOEKT DE COMMISSIE om bij de ontwikkeling van de kaderstrategie en het actieplan de volgende overwegingen in aanmerking te nemen: a)
Er moet met alle belanghebbenden, en ter dege rekening houdend met alle eerder verzamelde informatie, onder meer de informatie die de analyse van de knelpunten van de korte vaart heeft opgeleverd, een alomvattende analyse worden gemaakt, met het doel belangrijke hinderpalen voor een snellere ontwikkeling van de goederenlogistiek in Europa in kaart te brengen. Naast een dergelijke studie van de knelpunten van goederenlogistiek, moet de uitwisseling van beste praktijken en het delen van knowhow worden bevorderd. Deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de sociale partners, andere relevante belanghebbenden en de lidstaten;
b)
Het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en intelligente vervoersystemen in de bevoorradingsketen moet met voorrang verder worden aangemoedigd. Eventuele initiatieven moeten gericht zijn op communicatie tussen overheidsdiensten en particulieren en tussen overheidsdiensten onderling, en moeten worden toegespitst op interoperabiliteit, alsook op gemeenschappelijke berichtgeving en identificatie binnen een open ICT-structuur. Voorts moet goederenlogistiek een onderzoeksprioriteit van het zevende kaderprogramma blijven;
c)
De geavanceerde positiebepalingscapaciteit van het wereldwijd satellietnavigatiesysteem Galileo zal betere logistieke diensten en een beter vervoersbeheer, met inbegrip van tracking en tracing, mogelijk maken, en zo hoge prestaties in de aanvoerketens voor alle vervoerswijzen ondersteunen;
d)
Eén enkel loket voor het indienen van administratieve documenten en administratieve eenloketsystemen voor goederencontroles kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot de efficiëntie van logistieke stromen, met name multimodale stromen.
e)
De bevordering van opleiding en van een leven lang leren is essentieel voor een hoogwaardige en innovatieve sector goederenlogistiek. Om de toegang tot beroepen in de logistieke sector te vergemakkelijken en de mobiliteit van werknemers in die sector in Europa te vergroten, zouden maatregelen ter verbetering van de onderlinge erkenning van kwalificaties kunnen worden bekeken, waar deze een duidelijke meerwaarde zouden kunnen hebben,ook voor de lagere operationele beroepsniveaus.
f)
Met het oog op een systematische monitoring van de goederenlogistiek, in het bijzonder met betrekking tot de efficiënte werking van de markt voor logistieke diensten in Europa, en teneinde met kennis van zaken beleidsbeslissingen te kunnen nemen, moeten passende methodes en indicatoren worden ontwikkeld, voor zover mogelijk op basis van beschikbare statistische gegevens. Voorts zijn benchmarks voor goederenlogistiek, met geen of zo weinig mogelijk administratieve procedures, belangrijk voor een uniforme beoordeling van de logistieke prestaties;
15900/06 (Presse 343)
27
NL
11.-12.XII.2006 g)
In de komende jaren zal de infrastructuur steeds grotere verkeersvolumes moeten verwerken. Dit vereist niet alleen de bouw van nieuwe infrastructuur, met name op het TEN-V-netwerk, waarbij gebruik moet worden gemaakt van openbare en particuliere financiële middelen, maar ook een optimaal gebruik van de huidige infrastructuur, onder meer door verbetering van de interoperabiliteit. Efficiënte en duurzame logistieke oplossingen, zoals beheer van de verkeersinfrastructuur en controlesystemen voor alle vervoerswijzen, en onderling aangesloten informaticasystemen daartussen, dienen te worden bevorderd, omdat zij de capaciteit van de netwerken kunnen vergroten. Om de lasten voor de infrastructuur evenwichtiger te spreiden, moet voorts de samenwerking tussen vervoerswijzen worden versterkt;
h)
Geavanceerde logistieke oplossingen verbeteren de efficiëntie van alle vervoerswijzen. Middels moderne systemen voor tracking en tracing en beheer van het maritieme verkeer in de Europese wateren zal het concurrentievermogen van de scheepvaart worden verhoogd, onder meer door het technologisch mogelijk te maken om het aantal individuele controles in het geval van louter intracommunautaire handel te verminderen. Voorts verdient de luchtvrachtlogistiek aandacht, gezien het toenemende belang daarvan;
i)
Om een verdere ontwikkeling mogelijk te maken van logistieke diensten die verscheidene vervoerswijzen omvatten, zijn de infrastructuurverbindingen van bijzonder belang. In dit verband is het van bijzonder belang dat overslagfaciliteiten, waaronder intermodale terminals, zee- en luchthavens, worden aangemoedigd gebruik te maken van geavanceerde informatica. Voorts dienen, teneinde de capaciteit en de snelheid van de vrachtbehandeling te verhogen en de kosten te verlagen, nieuwe laadtechnologieën en automatisering van de vrachtbehandeling te worden bevorderd. Ten slotte zou verder kunnen worden onderzocht hoe van het bestaande netwerk van centra voor de bevordering van de korte vaart gebruik kan worden gemaakt om ook in vervoersketens te land multimodale logistieke oplossingen aan te moedigen.
j)
Maatregelen ter versterking van de interoperabiliteit, ter waarborging van open toegang op basis van de vastgestelde Gemeenschapswetgeving en ter beperking van de door het gemengde goederen-personenverkeer veroorzaakte vertragingen moeten ervoor zorgen dat het spoorwegnetwerk in heel Europa over voldoende capaciteit beschikt om aan de eisen van de goederendiensten per spoor te voldoen; hieraan moet voorrang worden verleend in de belangrijke noord-zuid- en oost-west-corridors;
k)
De regels inzake de afmetingen van voertuigen en laadeenheden moeten de behoeften van geavanceerde logistiek, comodaliteit en duurzame mobiliteit weerspiegelen, waarbij rekening moet worden gehouden met de verkeersveiligheid, het veilige en efficiënte gebruik van de wegeninfrastructuur, waarbij met name de klemtoon ligt op het verminderen van het aantal lege vrachtwagens, infrastructuurbeperkingen van de lidstaten en de weerslag op andere vervoerswijzen. Bijgevolg moeten er, om de problemen in verband met de snelle groei van het nationale en internationale goederenvervoer aan te pakken, diepgaande studies worden verricht naar beschikbare en nieuwe technische oplossingen waarbij onder andere meer vracht kan worden vervoerd; enkele daarvan worden momenteel in het kader van lopende proefprojecten bestudeerd. Voorts zou, teneinde een naadloos gebruik van
15900/06 (Presse 343)
28
NL
11.-12.XII.2006 verschillende vervoerswijzen in één vervoersketen te bevorderen, het gebruik van compatibele laadeenheden die de efficiëntie van het goederenvervoer ten goede komen, kunnen worden bestudeerd, naar behoren rekening houdend met de mondiale context van het goederenvervoer. 12.
BENADRUKT dat nauwe coördinatie tussen de opstelling van het actieplan en de ontwikkeling van de kaderstrategie voor goederenlogistiek van belang is voor een concurrerende en duurzame Europese logistieke sector;
13.
ONDERSTREEPT, zowel wat betreft de kaderstrategie als het actieplan en de daarin opgenomen afzonderlijke maatregelen, het belang van permanente interactie met de logistieke sector en de sociale partners, en van constante samenwerking met de lidstaten; STELT in dat verband VOOR dat de Commissie de bijstand van een groep op hoog niveau inroept;
VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE LOGISTIEKE SECTOR OM: 14.
actief bij te dragen tot de ontwikkeling van het actieplan en de kaderstrategie inzake logistiek;
15.
beste praktijken actief uit te wisselen en te verspreiden;
VERZOEKT DE LOGISTIEKE SECTOR OM: 16.
zijn inspanningen voor de verdere ontwikkeling van de goederenlogistiek op te voeren, met inbegrip van de noodzakelijke investeringen in infrastructuur en personele middelen."
LANDTRANSPORT –
Installatie van spiegels op bestaande vrachtwagens
In afwachting van het advies van het Europees Parlement in eerste lezing heeft de Raad overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie over een voorstel voor een richtlijn betreffende de installatie van spiegels op bestaande in de Gemeenschap geregistreerde vrachtwagens. De Commissie heeft voornoemd voorstel in oktober 2006 bij de Raad ingediend (13869/06+ADD1, ADD2). De ontwerp-richtlijn is gericht op verbetering van de veiligheid van zwakke weggebruikers zoals voetgangers, fietsers en motorrijders, die in hoge mate zijn blootgesteld aan de gevaren die het gevolg zijn van de zijdelingse dode hoek aan de passagierszijde van vrachtwagens.
15900/06 (Presse 343)
29
NL
11.-12.XII.2006 Dit richtlijnvoorstel is een tijdelijke maatregel die ten doel heeft het indirecte gezichtsveld van bestaande vrachtwagens te verbeteren. Op grond van Richtlijn 2003/97/EG 1 moeten nieuwe vrachtwagens vanaf 2006/2007 met betere spiegels worden uitgerust. Krachtens deze richtlijn moeten nieuwe vrachtwagens van meer dan 3,5 ton vanaf volgend jaar worden uitgerust met dodehoekspiegels. Deze wetgevingsmaatregel is echter niet van toepassing op bestaande vrachtwagens. Dit betekent dat 5 miljoen vrachtwagens die thans in de EG rondrijden niet onder Richtlijn 2003/97/EG zullen vallen. Derhalve stelt de Commissie voor de voorschriften voor het zijdelingse indirecte gezichtsveld uit te breiden tot het bestaande vrachtwagenpark. Indien er technische moeilijkheden zijn om aan deze voorschriften te voldoen, is er in het richtlijnvoorstel enige ruimte voor flexibiliteit doordat de keuringsinstanties bij wijze van uitzondering alternatieve oplossingen kunnen aanvaarden. De Commissie schat dat door de montage van dodehoekspiegels op bestaande vrachtwagens tussen nu en 2020 op de Europese wegen meer dan 1200 levens kunnen worden gespaard. De huidige kosten van de montage van spiegels op bestaande vrachtwagens zouden in principe geen zware financiële belasting vormen en worden op 100/150 euro geschat. In tegenstelling tot het Commissievoorstel om de installatie van spiegels verplicht te stellen op alle bestaande vrachtwagens die niet ouder zijn dan tien jaar, is de Raad overeengekomen dat een ontwerp-richtlijn van toepassing zal zijn op vrachtwagens die na 1 januari 2000 zijn geregistreerd. De lidstaten zullen drie jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn (op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de EU) de tijd hebben om aan de bepalingen ervan te voldoen. Het advies in eerste lezing van het Europees Parlement wordt in april 2007 verwacht.
1
PB L 25 van 29.1.2004, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2005/27/EG van de Commissie (PB L 81 van 30.3.2005, blz. 44).
15900/06 (Presse 343)
30
NL
11.-12.XII.2006 LUCHTVAART Externe betrekkingen –
a) Onderhandelingen tussen de EU en Oekraïne over een overeenkomst inzake luchtvervoer
De Raad heeft de Commissie gemachtigd om onderhandelingen met Oekraïne over een alomvattende luchtvaartovereenkomst te openen. De overeenkomst zal erop gericht zijn de Oekraïense luchtvaartsector te integreren in een ruimere Europese luchtvaartruimte. –
b) Onderhandelingen tussen de EU en de VS over een overeenkomst inzake luchtvervoer
De Commissie heeft de Raad op de hoogte gesteld van de laatste stand van zaken in verband met de ontwerp-luchtvervoerovereenkomst tussen de EU en de VS, naar aanleiding van het recente besluit van het Amerikaanse Department of Transportation om zijn regelgevingsprocedure met betrekking tot de feitelijke zeggenschap over Amerikaanse luchtvaartuigen af te ronden. De Raad uitte zijn diepe teleurstelling over dit besluit, dat hij ten volle betreurt aangezien een verandering in het beleid van de VS inzake eigendom en zeggenschap als essentieel werd beschouwd om voort te gaan met de overeenkomst. De Raad herhaalde te blijven hechten aan het doel van de totstandbrenging van een alomvattende historische eerstefaseovereenkomst inzake luchtvervoer tussen de EU en de VS, dat de rechtszekerheid zou verhogen en in de plaats zou komen van de huidige bilaterale overeenkomsten. Daartoe heeft de Raad, naar aanleiding van het voorstel van de Verenigde Staten, de Commissie verzocht om zo spoedig mogelijk met de Verenigde Staten in dringend overleg te treden ten einde te zoeken naar elementen die kunnen worden gebruikt om een goed belangenevenwicht te herstellen. De Commissie dient aan de Raad Vervoer in maart 2007 verslag uit te brengen over de bereikte resultaten in dit belangrijke dossier. –
c) Vliegen over Siberië
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Commissie over de onderhandelingsresultaten die op 24 november in de marge van de EU-Rusland-Top in Helsinki tussen de EG en de Russische Federatie zijn bereikt. De Raad was ingenomen met de onderhandelingsresultaten en met de bereidheid van het Russische ministerie van Vervoer om de frequenties van het overvliegen te verhogen in de bilaterale onderhandelingen met EU-lidstaten.
15900/06 (Presse 343)
31
NL
11.-12.XII.2006 Ook reageerde de Raad met instemming op het feit dat de overeenkomst het mogelijk maakt de luchtvaartbetrekkingen tussen de EU en Rusland te versterken, met name op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart en het luchtverkeersbeheer. De Raad heeft de Commissie verzocht om zo spoedig mogelijk voorstellen voor de sluiting en de aanneming van de overeenkomst in te dienen In dat verband wees de Raad op het belang van de instelling van een egalisatiemechanisme ter voorkoming van mogelijke concurrentieverstoring op trans-Siberische routes tussen de communautaire luchtvaartmaatschappijen tijdens de overgangsperiode. Gewaarborgd moet worden dat alleen communautaire luchtvaartmaatschappijen die zich aan een dergelijk mechanisme houden, de hierboven bedoelde routes mogen exploiteren. Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart In afwachting van het advies in eerste lezing van het Europees Parlement heeft de Raad overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie over een voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. Het voorstel van de Commissie (14903/05) is op 5 december 2005 bij de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie ingediend. Bedoeling van het voorstel is het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (zie PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1) nieuwe verantwoordelijkheden te geven. Het Agentschap heeft bij bovengenoemde verordening verantwoordelijkheden gekregen inzake certificering en regelgeving met betrekking tot luchtwaardigheid. Het Commissievoorstel beoogt nieuwe verantwoordelijkheden aan het Agentschap te geven, in het bijzonder voor het verlenen van vergunningen voor vliegtuigbemanningen, luchtvaartactiviteiten en het toezicht op luchtvaartuigen uit derde landen in de Gemeenschap. De Groep is verscheidene wijzigingen ten opzichte van het Commissievoorstel overeengekomen, met name op de volgende punten: –
essentiële eisen voor het verlenen van vergunningen, luchtvaartactiviteiten en luchtvaartuigen uit derde landen - er zijn wijzigingen in het dispositief en in de preambule van deze verordening aangebracht om de bezorgdheid weg te nemen van de lidstaten ten aanzien van het effect op de veiligheid van de voorgestelde essentiële eisen, met name wat betreft het voorgestelde vliegbewijs recreatief vlieger, de inhoud van de regels die moeten worden toegepast op niet-commerciële activiteiten in de Gemeenschap, uitgevoerd door exploitanten uit derde landen, en de omstandigheden waarin overeenkomstig de nationale voorschriften huisartsen mogen optreden als luchtvaartgeneeskundig keuringsarts;
15900/06 (Presse 343)
32
NL
11.-12.XII.2006 –
beoordelingsinstanties - de bepaling van het Commissievoorstel waarbij beoordelingsinstanties privileges kregen voor het afgeven van diverse door de Gemeenschap erkende erkenningen, met name op het gebied van het afgeven van bewijzen van bevoegdheid, is geschrapt, met dien verstande dat dit de lidstaten er niet van weerhoudt om, als zij dat willen, deze privileges toe te kennen aan instanties binnen hun jurisdictie;
–
nieuwe certificeringstaken - het aantal nieuwe certificeringstaken die aan het Agentschap worden toegekend, is verlaagd in vergelijking met het Commissievoorstel. De nieuwe certificeringstaken zijn grotendeels beperkt gebleven tot de certificering van exploitanten van derde landen die naar en vanuit de Gemeenschap vliegen, en tot de erkenning van organisaties die buiten het grondgebied van de lidstaten gevestigd zijn.
–
regelgeving - wat betreft het bereik van de regelgeving voor exploitanten van derde landen, worden in een nieuwe bepaling de eisen verduidelijkt die zullen worden opgelegd aan exploitanten van derde landen die luchthavens van de Gemeenschap gebruiken;
–
bestuur - door de Commissie voorgestelde wijzigingen in de bestuursregelingen voor het EASA zijn verworpen omdat zij het eigen systeem van verantwoordelijkheid in de bureaus en agentschappen van de Gemeenschap zouden verstoren. De Groep heeft echter het voorstel van de Commissie om belanghebbenden op te nemen als waarnemers in de raad van beheer wel overgenomen, en heeft speciale werkorganen ingesteld die de raad moeten helpen bij het uitoefenen van zijn functies.
–
bijlagen - de bijlagen bij het voorstel, die de essentiële eisen bevatten voor luchtvaartactiviteiten en het afgeven van bevoegdheidsbewijzen, zijn verder uitgewerkt.
Het advies in eerste lezing van het Europees Parlement wordt in februari 2007 verwacht.
15900/06 (Presse 343)
33
NL
11.-12.XII.2006 DIVERSEN –
Jaarlijkse Conferentie over i2010
Het voorzitterschap heeft de Raad ingelicht over de resultaten van de jaarlijkse conferentie die op 28 september in Espoo, Finland, heeft plaatsgevonden (15433/06). De conferentie was georganiseerd door het voorzitterschap in samenwerking met de Commissie en het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) over het onderwerp "Naar een alomtegenwoordige Europese informatiemaatschappij". –
Internetbeheer
Het voorzitterschap heeft de Raad ingelicht over de recente ontwikkelingen op het gebied van internetbeheer (15781/06), met name de EU-trojkaontmoeting met de regering van de VS in juli, de verlenging van de gemeenschappelijke overeenkomst tussen de ICANN en het Amerikaanse Department of Commerce, alsmede de openingszitting van het Internet Governance Forum (IGF). De zitting van het IGF, dat een concreet resultaat is van een tijdens de Wereldtop over de informatiemaatschappij van Tunis gedane toezegging, is gehouden van 31 oktober tot en met 2 november 2006 te Athene. –
Mededeling van de Commissie: "eCall terug op schema brengen"
De Commissie heeft de Raad de op 23 november 2006 door haar aangenomen mededeling "eCall terug op schema brengen" voorgelegd. In het kader van het initiatief "De intelligente auto" hebben de branche en de publieke sector samen aan een plan gewerkt dat de volledige invoering van eCall vanaf 2009 beoogt. Vanwege de lange tijd die het duurt om het product te ontwikkelen en de gerelateerde kosten wil de automobielindustie zekerheid over de implementatie van de nodige infrastructuur in de lidstaten alvorens de eCall-apparatuur in voertuigen in productie te gaan nemen. In de mededeling worden twee parallelle actielijnen voorgesteld om uit de huidige impasse te komen: een verbintenis van de lidstaten uiterlijk medio 2007 en een in overleg tot stand gekomen overeenkomst met de branche voor eind 2007. De Commissie zelf is voornemens een aantal acties uit te voeren om de invoering van eCall te vergemakkelijken. –
Reservering van een nationale reeks gratis telefoonnummers beginnend met 116 voor diensten van maatschappelijk belang
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Commissie over een ontwerp-besluit van de Commissie tot reservering van de nationale telefoonnummers beginnend met 116 voor geharmoniseerde diensten van maatschappelijk belang (16510/06).
15900/06 (Presse 343)
34
NL
11.-12.XII.2006 In haar mededeling COM(2005) 12 def. over de "Strategische doelstellingen 2005-2009 - Europa 2010: een partnerschap voor Europese vernieuwing, welvaart, solidariteit en veiligheid" en daarna in haar mededeling COM(2006) 367 "Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind" heeft de Commissie van de rechten van kinderen een van haar topprioriteiten gemaakt. Een belangrijke, zeer concrete en dringende invulling van die prioriteit is de bepaling van één Europees telefoonnummer voor vermiste kinderen. Reservering van zo'n nummer maakt deel uit van een ruimer project waarbij de lidstaten een nationale reeks van gratis telefoonnummers beginnend met 116 reserveren voor diensten van maatschappelijk belang. Er wordt thans een ontwerp-besluit van de Commissie opgesteld, gebaseerd op artikel 10, lid 4, van de kaderrichtlijn 1. Daarin zal worden voorgesteld de reeks nummers beginnend met 116 te reserveren voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten van maatschappelijk belang in Europa. De Commissie stelt voor in haar ontwerp-besluit een van die nummers te reserveren voor vermiste kinderen. Dit ontwerp-besluit zal spoedig voor advies worden voorgelegd aan een buitengewone vergadering van het Comité voor communicatie (regelgevingsprocedure waarvoor een gekwalificeerde meerderheid van stemmen is vereist). Met inachtneming van de termijn voor bestudering door het EP zal deze procedure het de Commissie mogelijk maken het besluit begin februari aan te nemen. Het voorzitterschap concludeerde dat dit een belangrijk onderwerp is waarbij door samenwerking op EU-niveau veel kan worden bereikt. Het voorzitterschap moedigde alle lidstaten aan om een positieve bijdrage te leveren aan de verdere besprekingen in de bevoegde instanties. –
Vervoersdialoog EU/Rusland
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Commissie over de vervoersdialoog tussen de EU en Rusland. –
Ministeriële Conferentie "Innovatieve aanpak van de verkeersveiligheid"
Het voorzitterschap en de Italiaanse delegatie hebben de Raad geïnformeerd over de resultaten van de ministeriële vervoersconferentie over een "innovatieve aanpak van de verkeersveiligheid", die op 3-4 november in Verona is gehouden (16091/06).
1
Richtlijn 2002/21/EG, PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
15900/06 (Presse 343)
35
NL
11.-12.XII.2006 GEBEURTENISSEN IN DE MARGE VAN DE RAAD In de marge van de Raad werden de volgende bijeenkomsten gehouden: –
Overeenkomst inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten met Marokko;
–
Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst met Marokko;
–
Samenwerkingsovereenkomst satellietnavigatiesysteem,
met
Marokko
betreffende
een
civiel
globaal
en het volgende protocol: Protocol inzake de uitvoering van de Alpenovereenkomst op het gebied van het vervoer.
15900/06 (Presse 343)
36
NL
11.-12.XII.2006 ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN VERVOER Galileo a)
Beheersstructuren van de Europese programma's voor radionavigatie per satelliet
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1321/2004 inzake de beheersstructuren van de Europese programma's voor radionavigatie per satelliet (14033/06). Het voorstel heeft ten doel de Europese GNSS-toezichtautoriteit in staat te stellen de ontwikkelingsfase van het Galileo-programma na de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming Galileo tot een goed einde te brengen. b)
Gemeenschappelijke onderneming Galileo
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 876/2002 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Galileo (14458/06). De verordening strekt tot wijziging van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming Galileo om ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke onderneming Galileo haar activiteiten zal stopzetten op 31 december 2006. Zij vormt een aanvulling op een tweede voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad houdende oprichting van de Europese GNSS-toezichtautoriteit ("toezichtautoriteit"), waarmee voorzien wordt in de voltooiing van de ontwikkelingsfase van het programma Galileo door de toezichtautoriteit. Hierdoor zullen alle activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming Galileo voor eind 2006 worden overgenomen door de toezichtautoriteit. Galileo - samenwerkingsovereenkomst met Marokko De Raad heeft een besluit aangenomen tot goedkeuring van de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst betreffende een civiel mondiaal satellietnavigatiesysteem (GNSS) tussen de Europese Gemeenschap en Marokko, dat ten doel heeft de samenwerking tussen de partijen in het kader van de bijdragen van Europa en Marokko aan een GNSS te stimuleren, te vergemakkelijken en te verbeteren. Samenwerking op het gebied van satellietnavigatie en -tijdssynchronisatie kan worden opgezet in de sectoren wetenschappelijk onderzoek, industriële fabricage, opleiding, toepassing, ontwikkeling van diensten en markten, handel, radiospectrum, integriteit, normalisering en certificering, en veiligheid.
15900/06 (Presse 343)
37
NL
11.-12.XII.2006 Openbaredienstverplichtingen * De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een verordening betreffende openbaredienstverplichtingen voor het openbaar vervoer per spoor of over de weg (13736/1/06, 15864/06 ADD 1). De Tsjechische delegatie heeft zich van stemming onthouden. De Raad is het er met de Commissie over eens dat er een nieuw wetgevingskader nodig is met het oog op de Europese markt voor het openbaar personenvervoer, die steeds opener en concurrentiëler wordt. De bestaande regelgeving inzake openbaredienstverplichtingen dateert van 1969 (Verordening (EEG) nr. 1191/69) en is laatstelijk gewijzigd in 1991 (Verordening (EEG) nr. 1893/91). De huidige Europese markt voor het openbaar vervoer, die niet langer uit uitsluitend nationale, regionale of lokale exploitanten bestaat, heeft nieuwe regelgeving nodig. Deze voorschriften moeten concurrentieverstoring verminderen door de transparantie te verbeteren, door niet-discriminerende voorwaarden te scheppen voor concurrentie tussen exploitanten en door rechtszekerheid te waarborgen voor zowel exploitanten als instanties die betrokken zijn bij het openbaar vervoer. De hoofdelementen van het gemeenschappelijk standpunt zijn: –
toepassingsgebied - de verordening heeft betrekking op het openbaar vervoer per spoor of over de weg waarvoor de bevoegde instanties, wanneer zij een openbaredienstverplichting opleggen of daartoe een contract afsluiten, aan exploitanten een compensatie voor de kosten en/of exclusieve rechten kunnen verlenen als tegenprestatie voor het vervullen van openbaredienstverplichtingen. Daarnaast kunnen de lidstaten desgewenst de verordening toepassen op openbaar vervoer over binnenwateren;
–
transparantie - met het oog op meer transparantie is de Raad het eens met het voorstel van de Commissie dat de bevoegde instanties openbaredienstcontracten moeten afsluiten wanneer zij als tegenprestatie voor de naleving van openbaredienstverplichtingen exclusieve rechten en/of compensatie toekennen;
–
gunning van contracten - De Raad vindt een systeem waarin de bevoegde instanties vrij kunnen kiezen tussen gunning van openbaredienstcontracten volgens een aanbestedingsprocedure of via onderhandse gunning de beste garantie voor een beter en efficiënter openbaar vervoer. In het gemeenschappelijk standpunt worden de vier afwijkingen van het volgen van een aanbestedingsprocedure, zoals voorgesteld door de Commissie, gehandhaafd, maar worden de nadere voorwaarden daarvoor gewijzigd. De Raad staat in vier gevallen onderhandse gunning van contracten toe: –
derde partijen waarover zij zeggenschap uitoefenen, vergelijkbaar met de zeggenschap over hun eigen diensten - "interne exploitanten";
–
contracten met een beperkte waarde;
15900/06 (Presse 343)
38
NL
11.-12.XII.2006 –
noodsituaties;
–
passagiersvervoer per "heavy rail", inclusief (voor)stedelijk vervoer;
–
looptijd van de contracten - voor vervoer per spoor of met soortgelijke vervoersmodaliteiten volgt het gemeenschappelijk standpunt de door de Commissie voorgestelde maximale looptijd van 15 jaar. De looptijd van onderhandse contracten voor "heavy rail" mag evenwel niet langer zijn dan tien jaar. Voor busdiensten is voorzien in een maximale looptijd van tien jaar. Onder bepaalde voorwaarden kan voor de genoemde vervoersmodaliteiten de looptijd met de helft worden verlengd.
–
sociale normen en kwaliteit van de dienstverlening - de Raad steunt de filosofie van de Commissie dat het aan de instanties is om sociale en kwalitatieve criteria te definiëren;
–
overgang - de Raad heeft de door de Commissie voorgestelde overgangsregeling vereenvoudigd en verlengd om de instanties en de exploitanten voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan de nieuwe regeling. Het gemeenschappelijk standpunt voorziet in een datum van inwerkingtreding van de verordening drie jaar na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de EU, en vervolgens in een overgangsperiode van ten hoogste twaalf jaar.
De Raad zal het gemeenschappelijk standpunt aan het Europees Parlement toezenden, zodat het aan de tweede lezing kan beginnen. Gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart * De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van een verordening inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (14039/1/06, 15865/06 ADD1). De tekst zal voor de tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden. Het voorstel strekt tot vervanging van Verordening (EG) nr. 2320/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1), die werd aangenomen naar aanleiding van de terreuraanvallen van 11 september 2001 en sinds januari 2003 van kracht is. De nieuwe verordening strekt ertoe de juridische eisen verder te verduidelijken, te vereenvoudigen en te harmoniseren om de beveiliging van de burgerluchtvaart te verbeteren. In de verordening worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden. In deze verordening wordt ook de basis gelegd voor een gemeenschappelijke interpretatie van bijlage 17 van het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart. De nieuwe verordening regelt de beveiligingsmaatregelen tijdens de vlucht. Ook worden voorschriften vastgesteld voor situaties waarin een derde land voor vluchten vanuit communautaire luchthavens andere beveiligingsmaatregelen wil toepassen dan die welke bij de communautaire wetgeving zijn vastgesteld.
15900/06 (Presse 343)
39
NL
11.-12.XII.2006 In vergelijking met het Commissievoorstel houdt de tekst van het gemeenschappelijk standpunt rekening met de nieuwe comitologievoorschriften (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11). Daarnaast biedt de tekst de lidstaten de mogelijkheid om nationale maatregelen toe te passen die strenger zijn dan de bij de verordening vastgestelde maatregelen. De Raad is van oordeel dat de lidstaten wegens de ernst van de diverse bedreigingen van de veiligheid en de snel wisselende omstandigheden waarin die bedreigingen zich voordoen, over voldoende manoeuvreerruimte moeten beschikken om aanvullende of bijzondere maatregelen te kunnen opleggen wanneer zij die nodig achten. Daarnaast wordt er in de tekst rekening gehouden met het op 18 september 2006 te Cordoba bereikte akkoord tussen Spanje en het Verenigd Koninkrijk over Gibraltar. De Raad onderzoekt de mogelijkheid om met het Europees Parlement een akkoord in eerste lezing over dit voorstel te bereiken. Er is echter gebleken dat de financiering van de beveiligingsmaatregelen zorgvuldiger moet worden bestudeerd om aan de bezwaren van alle partijen tegemoet te komen. Het Europees Parlement heeft in juni 2006 zijn advies in eerste lezing aangenomen ( 10377/06). JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN Europese betalingsbevelprocedure De Raad heeft een verordening aangenomen, zoals gewijzigd door het Europees Parlement in tweede lezing, tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PE-CONS 3659/06). Deze verordening beoogt het volgende: –
de beslechting van een geschil in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot nietbetwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken door een Europese betalingsbevelprocedure in te voeren; en
–
het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen tussen de lidstaten te bewerkstelligen door minimumnormen te stellen waardoor in de lidstaat van tenuitvoerlegging voorafgaand aan de erkenning en de tenuitvoerlegging geen intermediaire procedure hoeft te worden ingeleid.
De verordening is, in grensoverschrijdende zaken, van toepassing in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht. Zij heeft geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken en administratiefrechtelijke zaken, noch op de aansprakelijkheid van de staat voor een handeling of verzuim bij de uitoefening van het openbaar gezag. Uitgesloten van het toepassingsgebied zijn voorts de goederenrechtelijke gevolgen van huwelijken en soortgelijke relaties, testamenten en erfenissen, faillissement, sociale zekerheid en, in de meeste gevallen, vorderingen uit nietcontractuele verbintenissen.
15900/06 (Presse 343)
40
NL
11.-12.XII.2006 Krachtens deze verordening wordt voor vorderingen die binnen het toepassingsgebied ervan vallen, de vereiste van een exequatur afgeschaft, d.w.z. het Europees betalingsbevel dat in de lidstaat van oorsprong uitvoerbaar is geworden, moet in de andere lidstaten worden erkend en ten uitvoer worden gelegd zonder dat een uitvoerbaarverklaring vereist is en zonder de mogelijkheid van verzet tegen de erkenning. Deze verordening zal van toepassing zijn in alle lidstaten, met uitzondering van Denemarken. ECONOMISCHE EN FINANCIËLE VRAAGSTUKKEN Financiële bijstand op het gebied van trans-Europese netwerken voor vervoer en energie De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een voorstel voor een verordening tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken voor vervoer en energie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad. De overeengekomen tekst zal formeel worden vastgesteld als gemeenschappelijk standpunt in een komende zitting van de Raad en naar het Europees Parlement worden gezonden met het oog op een spoedig akkoord in tweede lezing. Het in lopende bedragen uitgedrukte financiële referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening voor het tijdvak 2007-2013 beloopt 8 168 miljoen euro, waarvan 8 013 miljoen voor vervoer en 155 miljoen voor energie. INTERNE MARKT Goedkeuring van motorvoertuigen De Raad heeft zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld over een ontwerp-richtlijn tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn). De Raad zal zijn gemeenschappelijk standpunt aan het Europees Parlement toezenden met het oog op een tweede lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure (9911/06). Dit voorstel vormt de tweede en laatste fase van de herschikking van Richtlijn 70/156/EEG van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan. De eerste fase van de herschikking, die uit de codificatie van de technische bijlagen bestond, werd afgerond met de vaststelling van Richtlijn 2001/116/EG van 20 december 2001 van de Commissie. De tweede fase bestaat uit de herschikking van alle wettelijke bepalingen van de richtlijn.
15900/06 (Presse 343)
41
NL
11.-12.XII.2006 Gebruik van perfluoroctaansulfonaten * De Raad heeft na onderhandelingen met het Europees Parlement in eerste lezing een richtlijn aangenomen betreffende beperkingen op het op de markt brengen en het gebruik van perfluoroctaansulfonaten (PE-CONS 3660/06, 15915/06 ADD1). De richtlijn beoogt de gezondheid en het milieu te beschermen door het op de markt brengen en het gebruik van perfluoroctaansulfonaten te beperken. Zij dient het grootste deel van de blootstellingsrisico's te dekken. Diensten op de interne markt * In het kader van de medebeslissingsprocedure heeft de Raad vandaag met gekwalificeerde meerderheid van stemmen 1 de richtlijn betreffende diensten op de interne markt aangenomen (PE-CONS 3667/06, 15183/06, 15950/06 ADD1). Zie persmededeling 16598/06. VISSERIJ Oostzee - totaal toegestane vangsten (TAC's) en quota voor 2007 * De Raad heeft een verordening aangenomen tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (14928/06). De Poolse delegatie heeft tegengestemd. De aanneming volgt op het politieke akkoord dat de Raad in oktober jl. had bereikt (zie persmededeling 13956/1/06 en 14924/1/06 ADD 1). De voornaamste elementen van de verordening zijn: –
De TAC voor kabeljauw in de oostelijke Oostzee (40 805 ton) wordt verlaagd met 10% ten opzichte van het huidige niveau in 2006; de TAC voor kabeljauw in de westelijke Oostzee bedraagt 26 696 ton, een daling met 6% ten opzichte van 2006. Is de verordening tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee uiterlijk 30 juni 2007 niet aangenomen, dan wordt de TAC voor kabeljauw in 2007 met 15% verlaagd.
–
De TAC voor sprot zal in 2007 8% hoger liggen dan in 2006. Voor Atlantische zalm in het belangrijkste vangstgebied wordt de TAC met 5% verlaagd.
1
De Litouwse delegatie heeft zich van stemming onthouden en de Belgische delegatie heeft verklaard dat zij niet aan de stemming heeft deelgenomen.
15900/06 (Presse 343)
42
NL
11.-12.XII.2006 –
Wat de bepalingen betreffende het beperken van de visserij-inspanning betreft, wordt het aantal zeedagen krachtens de verordening in vergelijking met 2006 met nog eens 10% verminderd. Deze beperking van de visserij-inspanning wordt opgesplitst in over het gehele jaar gespreide sluitingsperioden. Er zal een door de lidstaten vast te stellen aanvullende beperking van de visserij-inspanning worden toegepast van 77 dagen in de westelijke Oostzee en 67 dagen in deelgebieden 25-27. Het visserijverbod bedraagt in totaal 117 dagen in de westelijke Oostzee en 138 dagen in de deelgebieden 25-27. Vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter die een gespecificeerd soort vistuig gebruiken, mogen tot twaalf zeemijl van de kust vissen, mits hun bijvangsten aan kabeljauw niet meer bedragen dan 20 kg of 10%, naargelang wat het meeste is.
CULTUUR Programma Cultuur 2007-2013 * Wat betreft het voorstel voor een besluit tot vaststelling van het Programma Cultuur 2007, heeft de Raad alle door het Europees Parlement in tweede lezing aangenomen amendementen goedgekeurd, waarbij de Portugese delegatie zich van stemming heeft onthouden. Het besluit wordt derhalve geacht te zijn aangenomen in de versie van het aldus gewijzigde gemeenschappelijk standpunt (PE-CONS 3656/06, 15873/06 ADD 1). Het programma zal prioritaire steun verlenen aan drie doelstellingen: –
de bevordering van de transnationale mobiliteit van degenen die in de culturele sector in de EU werkzaam zijn;
–
de stimulering van het transnationale verkeer van kunstwerken en culturele producten;
–
de bevordering van de interculturele dialoog.
Het programma zal voorzien in drie steunverleningsniveaus: –
rechtstreekse financiële steun voor culturele acties (meerjarige samenwerkingsprojecten, samenwerkingsprojecten en speciale acties);
–
Ondersteuning van cultuurorganisaties op Europees niveau,
–
ondersteuning van analyses, van de verzameling en verspreiding van informatie, alsmede van andere activiteiten ter optimalisering van het effect van projecten op het gebied van Europese culturele samenwerking.
15900/06 (Presse 343)
43
NL
11.-12.XII.2006 Het besluit omvat de volgende wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke Commissievoorstel: –
de steun voor maatregelen ter bescherming van gedenktekens is overgeheveld naar het programma "Europa voor de burger";
–
teneinde de toegang van kleine actoren tot het programma te vergemakkelijken, is het minimumbedrag van de communautaire steun voor samenwerkingsacties verlaagd van 60 000 euro tot 50 000 euro en het minimumaantal actoren van vier tot drie;
–
er is meer flexibiliteit gebracht in de duur van zowel meerjarige samenwerkingsprojecten (drie tot vijf jaar) als samenwerkingsmaatregelen (een tot twee jaar).
–
voor meerjarige samenwerkingsprojecten is er een beheerscomitéprocedure ingevoerd.
De aan het programma toegewezen financiële middelen belopen 400 miljoen euro. Programma "Europa voor de burger"* Wat betreft het voorstel voor een besluit tot vaststelling van het Programma Europa voor de burger, heeft de Raad alle door het Europees Parlement in tweede lezing aangenomen amendementen goedgekeurd, waarbij de Portugese delegatie zich van stemming heeft onthouden. Het besluit wordt derhalve geacht te zijn aangenomen in de versie van het aldus gewijzigde gemeenschappelijk standpunt (PE-CONS 3657/06, 15914/06 ADD 1). Het programma geeft voortzetting aan het programma ter bevordering van actief Europees burgerschap 1 en baant de weg voor nieuwe activiteiten, die burgers en maatschappelijke organisaties en groeperingen uit de deelnemende landen aansporen tot samenwerking. Het programma draagt bij tot de volgende algemene doelstellingen: –
de burgers de kans geven om samen te werken en deel te nemen aan de opbouw van een steeds hechter, democratisch en op de wereld gericht Europa, dat verenigd is in en verrijkt door zijn culturele verscheidenheid, en aldus het burgerschap van de Europese Unie te ontwikkelen;
–
een op gemeenschappelijke waarden, geschiedenis en cultuur gebaseerd besef van Europese identiteit ontwikkelen;
–
de burger een gevoel van verantwoordelijkheid voor de Europese Unie bijbrengen;
1
PB L 30 van 2.2.2004, blz. 6.
15900/06 (Presse 343)
44
NL
11.-12.XII.2006 –
de verdraagzaamheid en het wederzijds begrip tussen de Europese burgers vergroten, waarbij de culturele verscheidenheid wordt gerespecteerd en gehuldigd en de interculturele dialoog wordt bevorderd.
Het programma heeft de volgende specifieke doelstellingen: –
mensen uit plaatselijke gemeenschappen in heel Europa samenbrengen om ervaringen, opvattingen en waarden uit te wisselen, van de geschiedenis te leren en aan de toekomst te bouwen;
–
acties, debatten en denkoefeningen over het Europees burgerschap en democratie, gedeelde waarden, gemeenschappelijke geschiedenis en cultuur stimuleren door samenwerking tussen maatschappelijke organisaties op Europees niveau;
–
Europa dichter bij de burgers brengen door de waarden en prestaties van Europa uit te dragen en de herinnering aan het verleden levendig te houden;
–
de wisselwerking tussen burgers en maatschappelijke organisaties uit alle deelnemende landen stimuleren, door de interculturele dialoog te bevorderen en zowel de verscheidenheid als de eenheid van Europa te beklemtonen.
Het programma bevat onder meer acties als jumelages van steden, steun voor Europese organisaties die onderzoek naar overheidsbeleid doen en projecten van maatschappelijke organisaties, steun voor herdenkingen, prijsuitreikingen en Europabrede conferenties, alsmede actief Europees gedenken ten behoeve van de bescherming van gedenktekens. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma belopen 215 miljoen euro.
15900/06 (Presse 343)
45
NL
11.-12.XII.2006 MILIEU Bescherming van grondwater tegen verontreiniging De Raad heeft aan het eind van de bemiddelingsprocedure overeenkomstig de op 17 oktober 2006 door de Raad en het Europees Parlement overeengekomen gemeenschappelijke tekst de richtlijn betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand aangenomen (PE-CONS 3658/06). Bij deze richtlijn worden specifieke maatregelen ter voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging vastgesteld als bedoeld in de Kaderrichtlijn Water 1. Die maatregelen omvatten met name criteria voor de beoordeling van de goede chemische toestand van het grondwater en criteria voor het vaststellen van significante en aanhoudende stijgende trends en de omkering daarvan, en voor het bepalen van de beginpunten voor omkeringen in trends. Zij beoogt tevens de inbreng van verontreinigende stoffen in grondwaterlichamen te voorkomen of te beperken, en de achteruitgang van de toestand daarvan te voorkomen. Zie voor nadere informatie persmededeling 14275/06.
1
Artikel 17 van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2455/2001/EG (PB L 331 van 15.12.2001, blz.1).
15900/06 (Presse 343)
46
NL