Perceel Utrechtseweg 93
Gemeente Hilversum, Dienst Stad Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Bestemmingsplannen en Monumenten
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstelling 1.3 Functie van het bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer
5 5 5 6 6
Hoofdstuk2 Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen 2.1 Begrenzing plangebied 2.2 Vigerende bestemmingsplannen
7 7 8
Hoofdstuk3 Karakteristieken plangebied 3.1 Ruimtelijke structuur 3.2 Wonen 3.3 Verkeer 3.4 Groen, blauw en natuur 3.5 Duurzaamheid en leefbaarheid 3.6 Cultuurhistorische waarden 3.7 Bodem en watersysteem 3.8 Kabels en leidingen 3.9 Externe Veiligheid
9 9 10 10 11 12 14 17 19 20
Hoofdstuk4 Relevante beleidskader 4.1 Rijk 4.2 Provincie 4.3 Gemeente
23 23 24 26
Hoofdstuk5 Ruimtelijk plan 5.1 Ruimtelijk structuur 5.2 Wonen 5.3 Verkeer 5.4 Groen, blauw en natuur 5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid 5.6 Cultuurhistorische waarden 5.7 Bodem en watersysteem
31 31 32 32 32 34 35 35
Hoofdstuk6 Implementatie 6.1 Planmethodiek 6.2 Bestemmingsregeling 6.3 Handhaving 6.4 Economische uitvoerbaarheid 6.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
37 37 37 45 47 47
Bijlagen Bijlage 1
Uitspraak Raad van State bestemmingsplan
Bijlage 2
Uitspraak Raad van State hoger beroep
Bijlage 3
Akoestisch(wegverkeer)
Bijlage 4
Akoestisch(spoorweg)
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
2
Bijlage 5
Externe veiligheid
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
3
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
4
Toelichting Hoofdstuk 1
Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan opgenomen. In dit hoofdstuk staat ook de leeswijzer.
1.1
Aanleiding
Op 5 februari 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de beroepen tegen de vaststelling van het bestemmingsplan Utrechtseweg d.d. 15 mei 2013 (zie Bijlage 1 Uitspraak Raad van State bestemmingsplan). In deze uitspraak heeft de Raad van State het meest oostelijk gelegen plandeel van het perceel Utrechtseweg 93 met de bestemming 'Tuin' vernietigd. Ook is het plandeel met de bestemming 'Wonen-4' van hetzelfde perceel vernietigd voor zover ter plaatse splitsing van woningen niet is toegestaan. De Raad van State heeft de gemeenteraad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijke voorgeschreven wijze bekend te maken.
In bovengenoemde uitspraak verwijst de Raad van State, vanwege de samenhang, naar haar eigen uitspraak diezelfde dag (5 februari 2014) over het hoger beroep van ondermeer de gemeente tegen een tussenuitspraak en een einduitspraak van de rechtbank Amsterdam (zie Bijlage 2 Uitspraak Raad van State hoger beroep) met betrekking tot een eerder door B&W geweigerde omgevingsvergunningaanvraag voor een woning op het achterterrein van perceel Utrechtseweg 93 (i.c. het oostelijk gelegen plandeel met de bestemming 'Tuin' in bestemmingsplan Utrechtseweg vastgesteld op 15 mei 2013). Uit deze uitspraak volgt dat de gemeente een nieuw besluit-op-bezwaar moet nemen. Op 14 maart 2014 hebben B&W bij de nieuwe beslissing-op-bezwaar besloten de omgevingsvergunning alsnog te verlenen.
1.2
Doelstelling
Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het tot stand brengen van een actueel planologische regeling die voldoet aan de door de Raad van State gestelde overwegingen. De opzet en redactie van bestemmingsplan 'Utrechtseweg', vastgesteld 15 mei 2013, wordt daarbij zo veel als mogelijk gevolgd. Deze plantoelichting is ten opzichte van dat plan op enkele punten geactualiseerd. Voor wat betreft de regels en verbeelding zijn 'aanpassingen' zo veel als mogelijk achterwege gelaten om zo snel mogelijk een nieuw bestemmingsplan te kunnen vaststellen, tenzij in overleg met de grondeigenaar anders is overeengekomen. Voor de verbeelding betekent dit dat alleen het 'achterterrein' (i.c. het als 'Tuin' bestemde plandeel) is gewijzigd. Het bestemmingsplan is een toetsingskader voor omgevingsvergunningaanvragen.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
5
1.3
Functie van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Perceel Utrechtseweg 93' regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart), regels en een toelichting. De verbeelding en de daarop aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm vastgesteld. Een volledige papieren versie van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de papieren versie daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.
1.4
Leeswijzer
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk is ingegaan op de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welke bestemmingsplannen voor het plangebied gelden tot het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan. De hoofdstukken 3-5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. Per planaspect wordt hierbij gemotiveerd aangegeven wat er komt. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op o.a. de bestemmingsregeling en de (economische) uitvoerbaarheid. Er wordt aangegeven hoe de regels gelet op de toelichting gelezen moeten worden en hoe bij de formulering van de bestemming en de regels rekening wordt gehouden met de handhaafbaarheid daarvan. Deze paragraaf vormt de relatie tussen het juridische plan en de toelichting.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
6
Hoofdstuk 2 Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen 2.1
Begrenzing plangebied
Het plangebied betreft het perceel Utrechtseweg 93, voor zover bestemd als 'Wonen-4' in bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013) en voor zover bestemd als 'Tuin' in dat plan 'Utrechtseweg' (2013). Zie figuur 1: Begrenzing plangebied.
Figuur 1: Begrenzing plangebied
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
7
2.2
Vigerende bestemmingsplannen
Op 15 mei 2013 heeft de gemeenteraad van Hilversum het bestemmingsplan 'Utrechtseweg' vastgesteld. Onderstaand een fragment van de verbeelding van dat bestemmingsplan ter hoogte van het perceel Utrechtseweg 93.
Figuur 2: Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Utrechtseweg', zoals vastgesteld op 15 mei 2013.
Tegen de vaststelling van dat plan is beroep aangetekend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Raad van State heeft in haar uitspraak d.d. 5 februari 2014 het meest oostelijk gelegen plandeel van het perceel Utrechtseweg 93 met de bestemming 'Tuin' vernietigd. Tegelijkertijd heeft de Raad van State een voorlopige voorziening getroffen waarmee het plan 'Komvoorschriften 1934', dat in 1941 is gewijzigd, ter plaatse geldt. De voorlopige voorziening vervalt op het tijdstip dat voorliggend bestemmingsplan inwerking treedt. Tevens heeft de Raad van State het plandeel met de bestemming 'Wonen-4' van het perceel Utrechtseweg 93, voor zover ter plaatse splitsing van woningen niet is toegestaan, vernietigd. Dit betekent dat het voorheen geldende regime op dit punt weer van kracht is. Het gaat in dit geval om bestemmingsplan 'Utrechtseweg' dat op 10 oktober 2001 is vastgesteld en op 14 mei 2002 (gedeeltelijk) is goedgekeurd. In dat bestemmingsplan was ter plaatse het splitsen van woningen toegestaan.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
8
Hoofdstuk 3
Karakteristieken plangebied
In dit hoofdstuk komt de huidige situatie aan de orde. Het plangebied grenst deels (in het westen en zuidwesten) aan het plangebied van bestemmingsplan 'Utrechtseweg', vastgesteld op 15 mei 2013 en deels (in het noorden, oosten en zuidoosten) aan het plangebied van bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld op 26 juni 2013. Voor zover relevant is gebruik gemaakt van de teksten van het bestemmingsplan Utrechtseweg (2013). Voorliggend plan verwerkt de uitspraak van de Raad van State (zie Bijlage 1). Belangrijkste verschil ten opzichte van het bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013), is dat met voorliggend plan een bouwvlak wordt toegevoegd. Hierdoor is het niet noodzakelijk nieuwe milieuonderzoeken op te stellen. De onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van dat bestemmingsplan zijn nog actueel en daarom als bijlage (voor zover relevant) aan deze plantoelichting toegevoegd.
3.1
Ruimtelijke structuur
3.1.1
Historie
Het zandige grondgebied van het plangebied Utrechtseweg bestond alvorens het bebouwd werd overwegend uit heide en bos. Vlakbij de kern van Hilversum, tussen de Soestdijkerstraatweg en de Utrechtseweg, lag bouwland in de vorm van engen. De pré-stedelijke infrastructuur bestond uit niet meer dan enkele heidepaadjes en de doorgaande wegen richting Soestdijk en Utrecht (Soestdijkerstraatweg en Utrechtseweg). Aangezien het bestraten van deze wegen particuliere initiatieven waren (rond 1830), werden langs de wegen tolhuizen geplaatst. Met uitzondering van deze tolhuizen was er in de pré-stedelijke situatie in dit stadsdeel nauwelijks bebouwing. Aan het einde van de 19e eeuw begon de uitleg van dit deel met de bouw van enkele villa's langs de eerder genoemde wegen. Deze bebouwing was grotendeels het gevolg van de komst van bemiddelde forensen naar Hilversum na de opening van de spoorlijn in 1874.
3.1.2
Stedenbouwkundige structuur
Het plangebied is gelegen in de ruimtelijke eenheid die 'Villapark' wordt genoemd. De omgeving van de Utrechtseweg is een parkachtig gebied met individuele, gedifferentieerde villa's en middenstandswoningen. Het gebied bestaat uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Larixlaan, Utrechtseweg en het Laapersveld. Dit 'Villapark' bevat voornamelijk vrijstaande villa's en buitenwoonhuizen in een heuvelachtig bos met gebogen wegen en enkele zichtassen. De plaatsing van de gebouwen op de kavel is door het heuvelachtige terrein wisselend, daarbij is de oriëntatie van de gebouwen op de weg. De gebouwen staan op ruime groene kavels en gaan voor een groot deel schuil achter het groen. De afzonderlijke gebouwen zijn zeer afwisselend in architectuur en uitstraling. De opbouw van de meeste woningen is eenvoudig en bestaat veelal uit een onderbouw van één laag met kap. De gevels variëren van terughoudend tot representatief. De architectonische uitwerking is in het algemeen zeer verzorgd met ontwerpaandacht voor alle details. Diverse panden zijn door hun ligging, vorm en detaillering cultuurhistorisch waardevol. De dynamiek van dit gebied is gemiddeld en betreft veelal kleine wijzigingen. De Utrechtseweg en omgeving is een bijzonder welstandsgebied. Het beleid is consoliderend en dient ertoe de waardevolle karakteristieken van het gebied te beschermen en ontwikkelingen zorgvuldig in te passen in de huidige situatie. De Utrechtseweg is structurerend op stedelijk niveau. De breedte, de lengte en z'n continue omzoming met villa's op ruime bospercelen vanaf het buitengebied tot nagenoeg aan het centrum maken de Utrechtseweg een stedelijk element van bijzondere betekenis.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
9
3.1.3
Groenstructuur
Het plangebied en omgeving is te typeren als villagebied. De kavels langs de Utrechtseweg kennen een karakter dat te omschrijven is als 'bebouwing in het bos' of 'bosrijk villagebied'. Het beeld is zeer groen. Bos, laanbomen en structuurrijke, ruime tuinen bepalen het beeld.
3.1.4
Waterstructuur
Het plangebied kent, door het ontbreken van enige waterlopen, geen waterstructuur.
3.1.5
Verkeersstructuur
De Utrechtseweg betreft een belangrijke stroomweg. Kenmerkend is een intensief gebruik van zowel gemotoriseerd verkeer alsmede (brom)fietsers. Langs de Utrechtseweg zijn de verkeersfuncties gescheiden. Als in- en uitvalsweg van Hilversum heeft de Utrechtseweg een belangrijke verkeersfunctie, waarbij volledige scheiding van verkeerssoorten is toegepast. Haaks op de Utrechtseweg, ten noorden grenzend aan het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, ligt een halfverharde weg ('Zandweg' genoemd in de uitspraak van Raad van State, zie Bijlage 2).
3.2
Wonen
3.2.1
Wonen
Op het voorterrein van perceel Utrechtseweg 93 is een vrijstaande villa gelegen. Voor het achterterrein is omgevingsvergunning voor een woning verleend.
3.3
Verkeer
3.3.1
Autoverkeer
In Hilversum wordt gestreefd naar de inrichting van wegen volgens de principes van Duurzaam Veilig. Concreet betekent dit dat alle wegen in Hilversum zijn gecategoriseerd in gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) en verblijfsgebieden (30 km/u). Door de categorisering te versterken neemt de functionaliteit, vindbaarheid en herkenbaarheid in de wijk en daarmee ook de voorspelbaarheid van het autoverkeer toe. De Utrechtseweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg. Op gebiedsontsluitingswegen wordt, in het belang van het functioneren van de stad als geheel, aan de stroomfunctie van het verkeer een hoger belang toegekend dan aan de verblijfsfunctie. Gelijkvloerse kruispunten maken een uitwisseling van verkeer met wegen van een lagere orde mogelijk. De maximum snelheid op deze wegen is 50 km/u. De gebiedsontsluitingswegen vormen ook de hoofdroutes voor nood- en hulpdiensten. De halfverharde weg te noorden van voorliggend plangebied is toegankelijk voor bestemmingsverkeer.
Parkeren Parkeren ten behoeve de woonbestemming vindt plaats op eigen terrein.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
10
3.3.2
Langzaam verkeer
Fietser Naast autoverkeer kent de Utrechtseweg een vrijliggend fietspad, waardoor op deze drukke weg geen of nauwelijks conflicten kunnen ontstaan met het overige verkeer. De halfverharde weg ('Zandweg' genoemd in de uitspraak van Raad van State, zie Bijlage 2) ten noorden van voorliggend plangebied is ook geschikt voor fietsers. Dit fietspad heeft aansluiting op een doorgaande fietsroute naar onder meer het NS station Hilversum Sportpark.
Voetganger Voor voetgangers zijn op de Utrechtseweg geen bijzondere voorzieningen getroffen. Voetgangers kunnen gebruik maken van de aanwezige stoep. De halfverharde weg ('Zandweg' genoemd in de uitspraak van Raad van State, zie Bijlage 2) ten noorden van voorliggend plangebied is ook geschikt voor voetgangers.
3.4
Groen, blauw en natuur
3.4.1
Groen
Het plangebied van bestemmingsplan 'Perceel Utrechtseweg 93' is ruim opgezet. De bestaande vrijstaande woning op het voorterrein en het bouwvlak op het achterterrein worden omringd door een parkachtige tuin met bomen en bosschages. Het achterterrein grenst aan het achterliggende natuurterrein Laapersveld dat in beheer is bij het Goois Natuurreservaat. De tuin vormt een natuurlijke overgangszone tussen de bebouwing resp. het bouwvlak en het natuurgebied.
3.4.2
Blauw
Binnen het plangebied zijn geen waterkeringen en watergangen gelegen. Wel is er zowel op het voorterrein als op het achterterrein een (zwem)vijver.
3.4.3
Natuur
De structuurrijke en overwegend bosachtige tuinen in de omgeving van het plangebied herbergen een grote rijkdom aan planten en dieren (soorten en aantallen). Oorspronkelijke bodemprofielen, oude bomen, aaneengesloten gebieden met opgaande beplanting, diversiteit aan vegetatiestructuren en rust zijn daarin belangrijke kwaliteiten, evenals min of meer natuurlijk ingerichte vijvers. De ligging, grenzend aan het natuurgebied Laapersveld, versterkt niet alleen deze betekenis maar geeft het plangebied en omgeving ook een functie in de regionale ecologische infrastructuur. Dat wil zeggen dat het gebied en omgeving als schakel tussen natuurgebieden fungeert in de bewegingen van vooral dieren en hoogstwaarschijnlijk ook in de verspreiding van plantensoorten. De drukke Utrechtseweg heeft daarbij wel een barrièrewerking voor veel kleinere diersoorten. Ook (fijnmazige, hoge) hekwerken kunnen belemmerend werken. Andere elementen die afbreuk doen aan de natuurwaarden zijn verharde oppervlakken, zwembaden en tennisbanen. Voor het hele plangebied geldt dat infiltratie van schoon regenwater in de bodem van belang is, zowel voor de natuur ter plekke als voor de regionale natuur; meer infiltratie hier betekent minder verdroging van het Vechtplassengebied.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
11
3.5
Duurzaamheid en leefbaarheid
3.5.1
Duurzaamheid
Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid). De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie en dragen bij aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten. In het onderzoek naar 'Duurzaamheid Prestatie van een Locatie' (DPL) zijn de duurzaamheidsaspecten voor het plangebied Utrechtseweg (2013) in kaart gebracht. Uit de DPL blijkt het onderzochte gebied, waarvan voorliggend plan deel uitmaakt, een score van circa 6,3 te krijgen (een 10 is de maximale score). Hiermee is de score hoger dan de gekozen referentiewijk, welke een gemiddelde score van 6,0 heeft. De aspecten ruimtegebruik, afvalinzameling, bodemkwaliteit, geluidshinder, geurhinder, sociale veiligheid, bereikbaarheid OV + fiets, kwaliteit van woningen en omgeving, cultuurhistorische waarde en functiemenging scoren ruim voldoende tot zeer goed. De verschillende aspecten met een hoge score zijn goed te beredeneren.
3.5.2
Leefbaarheid
3.5.2.1 Geluid Een (geluids)zone is een aandachtsgebied waarbinnen, indien er geluidsgevoelige bestemmingen zijn of kunnen worden gerealiseerd, moet worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh). Geluidsgevoelige bestemmingen zijn onder andere woningen, scholen en gebouwen voor de gezondheidszorg. De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van spoorweglawaai bedraagt voor woningen 55 dB en voor andere geluidsgevoelige gebouwen 53 dB. De regelgeving die betrekking heeft op geluidshinder staat in een aantal wetten. De Wgh voorziet in een zonering van wegen, spoorwegen en industrieterreinen waar 'grote lawaaimakers' zijn of kunnen worden gevestigd, en stelt eisen aan de geluidsbelasting binnen de zones rond en langs die (spoor)wegen en industrieterreinen. De geluidshinder die afkomstig is van inrichtingen (met name bedrijven) wordt gereguleerd op basis van de Wet milieubeheer (Wm).
a.
Zones langs wegen (hoofdstuk VI Wet geluidhinder)
Wegen waarop een 30 km/h-regime van toepassing is en wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied, hebben op basis van artikel 74 van de Wgh geen geluidszone. Voor overige autowegen gelden de volgende zones: 350 m voor een weg bestaande uit drie of meer rijstroken (stedelijk gebied); 200 m voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken (stedelijk gebied); 600 m voor een weg bestaande uit vijf of meer rijstroken (buitenstedelijk gebied); 400 m voor een weg bestaande uit drie of vier rijstroken (buitenstedelijk gebied); 250 m voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken (buitenstedelijk gebied).
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
12
Ten aanzien van dit bestemmingsplan I.k.v. de herziening van bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013) zijn voor de toekomstige situatie geluidkaarten wegverkeer gemaakt voor de wegen in dat plangebied. Deze geluidkaarten kunnen gebruikt worden om een indicatief beeld te krijgen in de heersende geluidniveaus tengevolge van wegverkeerslawaai, zie Bijlage 3 Akoestisch (wegverkeer). Aangezien met voorliggend bestemmingsplan alleen een bouwvlak wordt toegevoegd in lijn met de uitspraak van de Raad van State (zie Bijlage 1), hebben de resultaten geen gevolgen voor dit bestemmingsplan. Indien in het plangebied nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden waarbij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden toegevoegd dient voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB of dient een hogere waarde conform de Wgh vastgesteld te worden.
b.
Zones langs spoorwegen (hoofdstuk VII Wet geluidhinder)
Langs een spoorweg bevindt zich een geluidszone waarvan de breedte, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, is aangegeven op de bij het Besluit geluidhinder (Bgh) behorende kaart.
Ten aanzien van dit bestemmingsplan I.k.v. de herziening van bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013) zijn voor de peiljaren (2006 en 2007) geluidkaarten gemaakt voor de spoorwegen in en om dat plangebied. Er is daarbij een drietal spoorwegen beschouwd, waarbij de geluidcontouren per traject worden gepresenteerd. De geluidcontouren zijn berekend op 55, 60, 65, 68, 70 en 75 dB. De afschermende en reflecterende werking van gebouwen op het geluid is duidelijk te zien in de contouren. De geluidkaarten spoorlawaai (zie Bijlage 4 Akoestisch (spoorweg)) kunnen worden gebruikt om een indicatief beeld te krijgen in de heersende geluidniveaus tengevolge van spoorlawaai in dat plangebied. Aangezien met voorliggend bestemmingsplan alleen een bouwvlak wordt toegevoegd in lijn met de uitspraak van de Raad van State (zie Bijlage 1), hebben de resultaten geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
3.5.2.2 Lucht Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit. Door deze nieuwe wetgeving kunnen kleine bouwprojecten doorgaan. Het gaat om projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen. Voor dergelijke projecten zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk om de luchtkwaliteit op peil te houden. De wet legt tevens de basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Projecten die passen in het programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de Europese normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Ten aanzien van dit bestemmingsplan Het bouwvlak dat voorliggend bestemmingsplan toevoegt, is dermate klein dat deze 'niet in betekenende mate' is. Het plan past binnen de kaders van het NSL. Nader onderzoek is niet nodig. Zie ook: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=12331
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
13
3.6
Cultuurhistorische waarden
3.6.1
Historisch-geografischewaarden
Het plangebied is gelegen in het historisch-geografisch waardevolle gebied 'Villapark Utrechtseweg'. De beschrijving van dit gebied is afgeleid van de gebiedsindeling zoals deze in de Welstandsnota is aangehouden.
Utrechtseweg Het gebied aan en rondom de Utrechtseweg is een villapark, zoals beschreven in paragraaf 3.1.2. De karakteristiek van de Utrechtseweg wordt bepaald door het als een eenheid opgezet bosrijk woongebied met grote panden, uitgespreid over grote percelen, geconcentreerd langs de Utrechtseweg en grotendeels ontstaan tegen de helling van een oude buitenplaats op de kruising met de Diependaalselaan. De draagstructuur van het gebied wordt gevormd door een radiaal netwerk van lanen uitkomend op grote plantsoenen. De invloed van de natuur, met bos, zware laanbeplanting en grote tuinen, is beeldbepalend voor het informele karakter van het gebied. De bebouwing bestaat uit solitaire bebouwing (vrijstaande villa's en landhuizen) die in een verspreid patroon op de diepe terreinen zijn geplaatst. De situering van de villa's op de percelen en hun oriëntatie c.q. ontsluiting zijn afgestemd op de aanwezige hoogteverschillen in het gebied. Dit levert een beeld op zonder een vaste maar een zeer gedifferentieerde rooilijn op. Er is sprake van een grote afwisseling in architectuur, individuele uitstraling en oriëntatie, veelal zonder grootschalige, uniforme complexen. De onderlinge afstand tussen de hoofdbebouwing bedraagt minimaal 20 meter, al zijn hier in de loop der tijd verschillende kleinere afstanden gehanteerd, en levert een beeld op waarbij het bospark domineert boven de bebouwing in het ruimtelijk beeld. De grote tuinen vormen een belangrijk onderdeel van de onbebouwde ruimte. De Utrechtseweg vormt ondanks enkele dissonanten een harmonieus en samenhangend geheel met panden in verschillende bouwstijlen. Het beleid voor het villapark Utrechtseweg is erop gericht de cultuurhistorische waarden gevormd door het karakteristieke beeld te behouden en waar nodig te versterken; pandsgewijze bebouwing met individuele uitstraling, een rijke en zorgvuldige architectuur, een hoogwaardige onbebouwde ruimte. Daarbij is de specifieke verhouding tussen oppervlakte, onbebouwde en bebouwde ruimte, die bepalend is voor het bosachtige karakter, essentieel.
3.6.2
(Steden)bouwkundige waarden
In het plangebied zijn geen bouwkundige monumenten (rijksmonumenten, provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten en UNESCO-monumenten) of waardevolle bouwwerken aanwezig.
3.6.3
Archeologische waarden
In 1992 is het zogenoemde 'Verdrag van Malta' gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden. De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn: behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het ligt in de bodem (in situ); opnemen archeologie in het ruimtelijke ordeningsproces; 'de verstoorder betaalt'; transparant en helder besluitvormingsproces, informatie verspreiden en kennis van het
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
14
archeologisch erfgoed vergroten. De gemeente is het bevoegde gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings - en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, heeft de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart opgesteld. De beleidskaart, is conform de Wet ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en –diepte. Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of er wordt een vervolgonderzoek gevraagd, of planaanpassing, of het archeologisch erfgoed wordt in situ beschermd. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen. Binnen de gemeente Hilversum wordt gebruik gemaakt van de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'. In deze structuurvisie is al het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed beschreven. Hiervan is een beleidskaart gemaakt welke is gebruik voor de bestemmingslegging van de archeologische dubbelbestemmingen. In figuur 3 is deze kaart opgenomen. Het plangebied is globaal gelegen binnen de rode cirkel.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
15
Figuur 3: Archeologische beleidskaart
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
16
Zoals in figuur 3 is aangegeven kent het plangebied een middel-hoge verwachtingswaarde.
3.7
Bodem en watersysteem
3.7.1
Bodem
De provincie Noord-Holland heeft een bodemtoets ontwikkeld voor de afweging van bodemaspecten in bestemmingsplannen. Het gaat om de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, milieubeschermingsgebieden en archeologie. Deze aspecten zijn met uitzondering van archeologie opgenomen in deze bodemparagraaf. Archeologie is toegelicht in paragraaf 3.6.3. In onderstaande paragraaf is ook het grondwatersysteem en daarin eventueel voorkomende verontreinigingen meegenomen.
Bodem De gemeente Hilversum maakt onderdeel uit van de geografische eenheid het Gooise stuwwallencomplex. De bodem van Hilversum bestaat hoofdzakelijk uit matig fijne tot zeer grove zanden. De zanden maken deel uit van het watervoerende pakket, dat haar basis heeft op een diepte van NAP -160 m. Naast de genoemde zanden bevat de bodem grindbestanddelen. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijnzandige, lemige en slib houdende lagen voorkomen. De stuwwal is een inzijgingsgebied. Functies en bestemmingen moet afgestemd worden op de bodemopbouw. De bodemopbouw binnen het plangebied stelt geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.
Aardkundige waarden De grote verscheidenheid en gaafheid van geografische verschijnselen maakt het stuwwallencomplex van het Gooi bijzonder. Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid is het beschermen van onderdelen in het landschap, die iets vertellen over de geologische onstaanswijze van een gebied. Hiervoor heeft de provincie Noord-Holland een lijst met 80 gebieden met aardkundige waarden vastgesteld en vervolgens hieruit 17 gebieden geselecteerd als aardkundig monument (Aardkundig Monument). Deze gebieden zijn opgenomen in het omgevingsplan en genieten als zodanig planologische bescherming. Een groot deel van het bijzondere stuwwallengebied is daarom door de provincie aangewezen als gebied met aardkundige waarden en de ongeroerde delen zijn zelfs aangewezen als aardkundig monument. Vrijwel het gehele buitengebied van Hilversum betreft gebieden met aardkundige waarden en monumenten door de aanwezigheid van fysisch geografische eenheden zoals stuwwal, smeltwater- en windvormingen, typische dek- en stuifzandvormingen, vennen en droge dalen. In onderstaande figuur 4 zijn de aardkundige waarden van en rondom het plangebied weergegeven.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
17
Figuur 4: Aardkundige waarden plangebied en omgeving
Het plangebied is onderdeel van het aardkundig monument Hoorneboeg, Zwarte Berg e.o. Hilversum, zoals te zien is in figuur 4. Dit aardkundig monument is beschermd in de Provinciale Milieuverordening (artikel 6), zodat de aardkundige waarden in de toekomst niet aangetast worden. Activiteiten als ontgrondingen, egalisaties, grondverzet en diepploegen kunnen schade toebrengen aan de aardkundige waarden. Aanvullend zijn de niet toegestane activiteiten en handelingen in de 17 aardkundige monumenten (vallend onder de milieubeschermingsgebieden) opgenomen in de Provinciale milieuverordening tranch 7 Noord-Holland (PMV). Een ontheffing aanvragen is mogelijk. Daarnaast is een passende planologische bescherming opgenomen voor de aardkundige waardevolle gebieden binnen bestemmingsplannen. Dit door middel van de dubbelbestemming Waarde - Geomorfologie.
Grondwater Ten zuidwesten van het plangebied is de grondwaterwinning Loosdrecht gelegen en ten noordoosten van Hilversum het waterwingebied Laren. De beschermingsgebieden van deze grondwaterwinningen liggen in zijn geheel buiten het plangebied. Dit betekent dat binnen het gebied ten opzichte van de gebruikelijke zorgvuldigheid geen extra restricties gelden om de drinkwaterwinning te beschermen.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
18
Bodem- en grondwaterverontreining Er zijn geen ernstige gevallen van grondwater verontreiniging (boven de interventiewaarde) in het plangebied bekend. De gemeente heeft in 2008 een bodemfunctieklassekaart opgesteld. Het parkachtige woongebied (ten zuiden van de Diependaalselaan) heeft de bodemfunctieklasse landbouw/natuur gekregen. De afgelopen jaren heeft de gemeente geconstateerd dat er zich lokaal verhoogde concentraties zink in de bodem van de gemeente bevinden. Dit geldt ook voor het plangebied 'Utrechtseweg' (2013), waarvan voorliggend plan deel uitmaakt. De gemeente onderzoekt momenteel of er een verband is met het van oudsher in de bodem brengen van regenwater van wegen en daken via zakputten. De uitkomsten van dit onderzoek zijn een aandachtspunt bij het toekomstige afkoppelbeleid van de gemeente (zie ook paragraaf 5.7.2).
3.7.2
Watersysteem
Beschrijving huidige watersysteem In Hilversum komt door de diepe grondwaterstanden en de zandige bodem van nature geen oppervlaktewater voor. In het deel van Hilversum waarin voorliggend plan is gelegen is een gescheiden rioolstelsel aanwezig, waarbij het regenwater en het vuile afvalwater gescheiden afgevoerd worden. Voor de berging van het afgevoerde hemelwater is de Laapersvijver aangelegd. De gemeente ligt volledig binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht.
3.8
Kabels en leidingen
3.8.1
Riolering
De Utrechtse Heuvelrug verdeelt het rioolstelsel van de kern Hilversum in twee delen, een oostelijk en een westelijk deel. Het plangebied maakt onderdeel uit van het oostelijke rioolstelsel. In de omgeving van het plangebied is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Bij een gescheiden rioolstelsel worden de afvalwaterstroom en de regenwaterstroom los van elkaar via verschillende rioolleidingennetten afgevoerd; het hemelwater via een hemelwaterleiding en het afvalwater via een droogweerafvoerleiding. Het door het hemelwaterstelsel ontvangen regenwater wordt afgevoerd naar de Laapersvijver. De Laapersvijver staat via hemelwaterriolen in verbinding met de Riebeeckvijver en de vijvers Anna's Hoeve. Het afvalwaterstelsel maakt onderdeel uit van het oostelijke, absolute rioolstelsel dat geen enkele relatie met ontvangend oppervlaktewater kent. Al het afgevoerde afvalwater en ook hemelwater uit andere delen buiten het plangebied met gemengde riolering gaat naar de RWZI Hilversum, ook de inhoud van de bufferbassins die bij regenachtig weer vollopen met influent. Recent is de lintbebouwing buiten de bebouwde kom langs de Utrechtseweg tot Hollandse Rading aangesloten op het oostelijk rioolstelsel. Binnen de bebouwde kom was alle bebouwing reeds aangesloten.
3.8.2
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen ruimtelijke relevante kabels en leidingen (onder andere water, gas, olie, hoogspanning, etc) gelegen.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
19
3.8.3
Straalverbindingen
In het plangebied zijn geen straalverbindingen gelegen.
3.9
Externe Veiligheid
3.9.1
Beleidskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. VROM coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid. Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot: 1. inrichtingen; 2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen; 3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor. Het Besluit externe veiligheid voor inrichtingen (Bevi) is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Indien, op grond van een Wro-besluit, de bouw of vestiging van een kwetsbaar- of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het Bevi van toepassing. In augustus 2004 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rvgs) gepubliceerd. In de circulaire Rvgs (2004) is het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, verduidelijkt en geoperationaliseerd. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het Bevi. In december 2009 is een wijziging op de circulaire Rvgs van kracht geworden, waarin voor de Basisnetwegen vervoersaantallen zijn vastgesteld en veiligheidszones. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het besluit brengt het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen op dezelfde lijn als het beleid voor inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen. Een bestemmingsplan geeft de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding gemeten vanuit het hart van de buisleiding. Voor zowel de handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven als het transport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) geeft inzicht in de kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het groepsrisico wordt bepaald door (het aantal) aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval bij een risicovolle activiteit en geeft het aantal mogelijke (dodelijke) slachtoffers weer. Ten aanzien van het PR geldt dat er bij besluitvorming op een ruimtelijk plan een grenswaarde in acht dient te worden genomen (kwetsbaar object) danwel met een richtwaarde rekening dient te worden gehouden (beperkt kwetsbaar object). Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. In het Bevi, de cRvgs en het Bevb is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi, de cRvgs en het Bevb zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
20
Conform de cRvgs dient bij een significante toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde verantwoord te worden. De verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevi van toepassing indien sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. In het Bevb is voor de verantwoordingsplicht een onderscheid gemaakt tussen het 100%-letaliteitsgebied en het 1%-letaliteitsgebied. Binnen eerstgenoemd gebied geldt een uitgebreide verantwoordingsplicht, in laatstgenoemd gebied dient alleen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beschouwd te worden.
3.9.2
Onderzoek
Er is gekeken naar het externe veiligheidsparagraaf van bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013). Het onderzoek dat voor dat plan is uitgevoerd is als Bijlage 5 Externe veiligheid in dit plan opgenomen. Op basis van de ligging van voorliggend plan ten opzichte van dat plangebied zijn onderstaande conclusies overgenomen: Het vliegveld Hilversum is géén relevante risicobron voor het bestemmingsplan; De lokale routering gevaarlijke stoffen is feitelijk niet meer in gebruik en is daardoor géén relevante risicobron voor het bestemmingsplan; De A27 is een relevante risicobron, maar gezien de afstand tot het bestemmingsplan en de dunbevolkte omgeving rond de A27 hoeft geen verantwoording van het groepsrisico te worden ingevuld voor deze risicobron; De spoorlijn is een relevante risicobron voor bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013), maar uit de toelichting behorende bij dat plan blijkt dat het vooral de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort betreft, de overige risicobronnen worden terzijde genoemd in de verantwoording van dat plan. Verantwoordingplicht Gezien het bovenstaande en de risico's beperkt zijn, volstaat een beknopte invulling van de verantwoording.
Conclusies Verantwoording GR Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en aan te raden maatregelen samengevat per aspect van de verantwoordingsplicht.
Groepsrisico Er vindt geen verandering van het groepsrisico plaats, vanwege de ligging en de aard van het bestemmingsplan.
Zelfredzaamheid In het plangebied is een woning aanwezig en is een bouwvlak voor een woning toegevoegd; Vluchtwegen zijn van risicobronnen af gericht; Vanwege een toxisch scenario bij het spoor of de A27 wordt geadviseerd bij de kwetsbare functies een eventueel aanwezige mechanische ventilatie (centraal) afsluitbaar te maken en een calamiteitenplan op te stellen; Omdat het bestemmingsplan in feite conserverend is, zijn bouwkundige maatregelen tegen een BLEVE niet verder uitgewerkt. Risicocommunicatie
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
21
Voer een actief risicocommunicatie beleid. De WAS-dekking in het gebied is op orde.
Bestrijdbaarheid De relevante bronnen liggen niet binnen het plangebied, (ruimtelijke) maatregelen zijn daarbij in het kader van het onderhavig ruimtelijk besluit niet direct te borgen.
Ruimtelijke maatregelen Het schuiven met ruimtelijke elementen is wegens de aard van het bestemmingsplan niet mogelijk.
Tijdsaspect De invoering van het Basisnet leidt tot een vermindering van de risico's van het spoor in de nabije toekomst.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
22
Hoofdstuk 4
Relevante beleidskader
In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook is aandacht besteed aan relevant Europees beleid.
4.1
Rijk
4.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Rijksstructuurvisie is een drietal doelen geformuleerd die als uitgangspunt dienen voor de structuurvisie. De hoofddoelen zijn: Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; Het instandhouden, verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de reiziger en verlader voorop staan; Het waarborgen van een veilige en leefbare omgeving waarin unieke natuur- en cultuurhistorische waarden behouden zijn; Aan deze doelen is een aantal nationale belangen gekoppeld die deze doelen moeten verwezenlijken. In de structuurvisie behoort het plangebied tot de de Gooi- en Vechtstreek die onderdeel is van de regio Utrecht. In deze regio moet de komende jaren een grote woningbouwopgave worden gerealiseerd. De functie van Hilversum in dit netwerk blijft dezelfde als dat het nu is. Rondom Hilversum liggen Natuurbeschermingsgebieden volgens de (herijkte) EHS. Deze hebben de functie van buffer tussen de verschillende gemeenten en een dagrecreatieve functie. Voorliggend bestemmingsplan is in feite conserverend van aard en daardoor niet strijdig met de doelen uit de visie.
4.1.2
Nota natuur, bos en landschap in de 21ste eeuw
De nota is in 2000 vastgesteld. Natuur en landschap leveren een essentiële bijdrage aan een leefbare en duurzame samenleving. Hoofdpunten zijn de Ecologische Hoofdstructuur, biodiversiteit, karakteristieke natte natuur en natuur in en om de stad. Het Gooi is aangewezen als kerngebied van de Ecologische Hoofdstructuur. Het beleid is gericht op vergroting van natuurgebieden, herstel van milieukwaliteiten en het scheppen van samenhang tussen natuurgebieden. Door de aanleg van robuuste ecologische verbindingen krijgen populaties van plant- en diersoorten kansen om hun aantal door migratie en uitwisseling op peil te houden, te herstellen of te versterken. Ontsnippering is van cruciaal belang. Dit bestemmingsplan is in feite conserverend van aard en heeft derhalve geen gevolgen voor eventuele aanwezige ecologische waarden.
4.1.3
Kaderrichtlijn Water
Door de Europese Kaderrichtlijn Water heeft Nederland een resultaatverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde waterlichamen, zijn hiertoe bindende doelen opgesteld. De maatregelen om de doelen te bereiken worden uitgewerkt in de stroomgebiedprocessen. Voor de overige wateren geldt het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen. In onderhavig bestemmingsplan is een waterparagraaf (5.7.2) opgenomen waarin is beschreven wat de gevolgen voor de waterhuishouding zijn. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit de Kaderrichtlijn Water.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
23
4.2
Provincie
4.2.1
Structuurvisie Noord - Holland 2040; 'Kwaliteit door veelzijdigheid'
De structuurvisie is 21 juni 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is elke overheidslaag verplicht een structuurvisie op te stellen en haar ruimtelijke belangen te benoemen. Op basis van deze belangen kan elke overheid bepalen welke rol zij voor zichzelf ziet weggelegd en welke instrumenten zij toe wil passen om dit ruimtelijke belang te waarborgen of te bereiken De provincie Noord Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op: 1. Klimaat bestendigheid; 2. Ruimtelijke kwaliteit; 3. Duurzaam ruimtegebruik. Ad 1. Klimaat bestendigheid De provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de provincie het energieverbruik in het stedelijk gebied en op bedrijventerreinen zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De provincie reserveert ruimte voor het opwekken en distribueren van grootschalige duurzame energie. Tegelijk stimuleert en ondersteunt de provincie Noord-Holland kleinschalige vormen van duurzame energie zoals de benutting van restwarmte en de vergisting van biomassa. Daarnaast wil de provincie gemeenten stimuleren om waar mogelijk warmte-koude opslag toe te passen.
Ad 2. Ruimtelijke kwaliteit De provincie Noord-Holland wil (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen. Ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden is de kern van het natuurbeleid de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en nationale parken en Natura 2000 gebieden. De provincie Noord-Holland vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt gerealiseerd. Daarom zoekt de provincie actief naar mogelijkheden om aanleg en financiering van natuur mee te koppelen met andere ontwikkelingen.
Ad 3. Duurzaam ruimtegebruik Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland ondersteunt gemeenten door de inzet van de Taskforce Ruimtewinst, Ruimte voor Ruimte-regeling, Herstructurering en Intensivering van Regionale Bedrijventerreinen en Culturele Planologie die zowel binnen als buiten Bestaand Bebouwd Gebied kunnen worden toegepast. In de structuurvisie worden vier voor Hilversum relevante speerpunten genoemd op het gebied van duurzaam ruimtegebruik: i. Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten; ii. Behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoersnetwerken; iii. Voldoende en op behoefte aansluitende huisvesting;
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
24
iv. Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatie en toerisme. Vanuit de structuurvisie worden er geen specifieke eisen gesteld aan onderdelen in het plangebied.
4.2.2
Waterplan 2010-2015
De provincie heeft haar waterbeleid samengevat in het Waterplan 2010-2015. In dit plan worden vier uitgangspunten gehanteerd: Klimaatbestendig waterbeheer. Water medesturend in de ruimte. Centraal wat moet, decentraal wat kan. Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering. Voor het plangebied betekent dit met name dat rekening moet worden gehouden met extremere klimaatscenario's en dat om verdroging tegen te gaan zoveel mogelijk water in de bodem moet worden teruggebracht. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met intensievere neerslaggebeurtenissen om overlast in extreme situaties te voorkomen. Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf (5.7.2) opgenomen waarin is beschreven wat de gevolgen voor de waterhuishouding zijn.
4.2.3
Waterbeheerplan AGV 2010-2015
Het Algemeen Bestuur keurde het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 op 17 juni 2010 goed. Dit is het eerste waterbeheerplan van het waterschap in de nieuwe zesjarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel: 'Werken aan water, in en met de omgeving'. Het waterbeheerplan gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden. Voor elk van deze thema's is aangegeven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld. Voor de gemeente Hilversum is in het plan een aanpassing van de RWZI opgenomen voor 2013. Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf (5.7.2) opgenomen waarin is beschreven wat de gevolgen voor de waterhuishouding zijn.
4.2.4
Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013
In het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Leven in een gezonde, schone en veilige omgeving is het uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan dit PMP. De activiteiten beschreven in het PMP moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. Er zijn twee overkoepelende doelen: 1. het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant; 2. het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders. Om de doelen te bereiken worden activiteiten uitgevoerd op de thema's afval, bodem, externe veiligheid, geluid, geur, licht en donkerte, lucht en klimaat en energie.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
25
Het PMP biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen. Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen. Voor het Gooi geldt dat in het kader van de PMP de grote grondwaterverontreinigingen worden aangepakt. Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringprogramma's. Ondanks dat voorliggend bestemmingsplan in feite conserverend van aard is en derhalve geen ontwikkelingen mogelijk maakt is wel een onderzoek gedaan naar diverse deelaspecten. Hiermee wordt aangesloten op de eisen vanuit de verschillende wetgeving. De eisen vanuit het PMP komen uit deze wetgeving. Met onderhavig bestemmingsplan wordt aangesloten op de eisen vanuit het PMP.
4.2.5
Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie
Noord-Holland is een provincie met prachtige, uiteenlopende landschappen en met een rijke cultuurhistorie. De herkenbaarheid van elementen en structuren uit het verleden maakt dat de ontwikkelingsgeschiedenis aan het landschap afleesbaar is. In het beleidskader Landschap en Cultuurhistorie uit 2006 staat in teksten en op kaarten aangegeven waarmee op het gebied van landschap en cultuurhistorie rekening is te houden bij nieuwe ontwikkelingen en wat aangrijpingspunten kunnen zijn voor meer kwaliteit bij de planvorming. De provincie staat een ontwikkelingsgerichte benadering voor (behoud door ontwikkeling), met behoud van kwaliteit en het ontwikkelen van nieuwe kwaliteit. De ontwikkelingen moeten zodanig worden uitgewerkt dat de geschiedenis van het landschap leesbaar blijft. Het beleidskader is een vertrekpunt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan is in feite conserverend van aard. Hierdoor worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit beleid heeft geen inhoudelijke gevolgen voor het bestemmingsplan.
4.3
Gemeente
4.3.1
Structuurvisie Hilversum 2030
De Structuurvisie Hilversum 2030 is een integrale visie op hoofdlijnen voor het gehele grondgebied van de gemeente en heeft betrekking op alle aspecten van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. De structuurvisie is het strategisch beleidsdocument over de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in de gemeente op middellange termijn. In dit geval ligt de planhorizon omstreeks 2030. De structuurvisie bevat dus geen concreet uitgewerkte plannen of besluiten ten aanzien van de bestemming van afzonderlijke locaties. Het geeft aan welke richting de gemeente op wil, gezien door de bril van vandaag en de verwachtingen voor de toekomst. De vijf speerpunten of kernkwaliteiten die Hilversum de komende jaren wil behouden en versterken zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
Goede woongemeente om te leven met voldoende werkgelegenheid en (basis)voorzieningen; Behoud omringende natuurgebieden; Mediastad en vestigingsplaats voor creatieve bedrijvigheid; Centrumgemeente met accent op Zorg; Hoge stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met weinig ontwikkelingen en de dynamische gebieden. Behoud en ontwikkeling zijn met elkaar in balans. In de niet dynamische gebieden staat behoud van het huidige karakter voorop en wordt weinig ruimtelijke ontwikkeling voorzien. Dat geldt ook voor het buitengebied, inclusief het dynamische gebied Zonnestraal en omgeving, waar geen verdergaande verstedelijking zal plaatsvinden.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
26
Het centrum, een aantal bestaande werklocaties, de gebieden Monnikenberg, Anna's Hoeve en Larenseweg e.o. zijn de dynamische gebieden (binnen bestaand bebouwd gebied) waar sprake is van aanmerkelijke ruimtelijke ontwikkelingen en functiewijzigingen. De structuurvisie biedt de ruimte voor, en geeft richting aan, het realiseren van de ambities op het gebied van hoogwaardig wonen, natuur, media, zorg en architectuur. Vanuit de integrale benadering zijn dwarsverbanden in beeld gebracht, bijvoorbeeld vanuit de invalshoeken duurzaamheid, bereikbaarheid en regio. De Structuurvisie is in mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit bestemmingsplan is in feite conserverend van aard. De visie heeft geen inhoudelijke gevolgen voor het bestemmingsplan.
4.3.2
Beleidsregels Parkeernormen Hilversum
Deze beleidsregels zijn vastgesteld door het college van burgemeester van wethouders op 30 september 2009 en aangepast aan de Wabo op 16 november 2010. Het doel van dit beleid is dat in parkeer-/stallingsruimte voor auto's, dan wel laad- of losruimte, op eigen terrein moet worden voorzien als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van bouwen, waarvoor een vergunning is vereist, en/of gebruik, waarvoor een afwijking nodig is op grond van de Wabo. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen primair bij de 'veroorzaker' van de parkeervraag gelegd. De lijst parkeernormen differentieert globaal naar functies en stedelijkheidsgraad, waarvoor Hilversum is opgedeeld in drie gebieden: 'centrum', 'schil' en 'buitenschil/rest bebouwde kom/buiten bebouwde kom'. De beleidregels zijn als bijlage onderdeel van de planregels. Voor dit bestemmingsplan betekent dit beleid dat de parkeerbehoefte op eigen terrein moet worden voorzien.
4.3.3
Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'
De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad' vastgesteld. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaalt. 'De ondergrondse stad' is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen. Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum. In paragraaf 5.6.2 van deze toelichting is opgenomen op welke wijze is omgegaan met archeologie in het plangebied.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
27
4.3.4
Groenbeleidsplan Hilversum 2030, De groene structuurvisievan Hilversum
Het Groenbeleidsplan is opgesteld met als doel 'de verouderde Hilversumse groenbeleidsnota's te herzien tot een actuele nota die al het groenbeleid voor het gehele grondgebied van Hilversum op hoofdlijnen beschrijft'. In het plan is onder andere aandacht voor versterking van de Ecologische HoofdStructuur (EHS), het veiligstellen van de groenstructuur die het groene imago van Hilversum bepaalt, groen in bouwplannen, de aanpak van de stadranden, versterking van groen in het centrum, kleine groenplannen op buurtniveau en spelen in het groen. Het Groenbeleidsplan beschrijft een integraal, samenhangend en geactualiseerd beleid rond het thema groen voor de gehele gemeente. In dit plan wordt de visie op het groen van Hilversum beschreven aan de hand van vijf deelvisies en één totaalvisie: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Landschap en cultuurhistorie; Ecologie en water; Gebruik; Beheer en eigendom; Bomen; Integrale visie op groen.
Het groen in en rondom Hilversum staat onder druk en de verwachting is dat deze druk de komende jaren verder zal toenemen. Bijvoorbeeld door de toenemende verstedelijkingsdruk, decentralisatie van groenbeleid en bezuinigingen. Dit maakt het noodzakelijk om actief groenbeleid te voeren. Hiertoe zijn vijf speerpunten geformuleerd: i. ii. iii. iv. v.
Vastleggen groenbeleid en streefbeelden; Behoud en versterking natuurgebieden in het buitengebied; Verbeteren samenhang tussen stadsrand en buitengebied; Inzetten op kwaliteit en beleving van groen in de stad; Mensen betrekken bij groen en profileren Hilversum als groene stad
Het Groenbeleidsplan vervangt de volgende gemeentelijke beleidsnota´s: Het landschapsbeleidsplan (1992), Het groenstructuurplan 'Hilversum Meer dan Groen' (1993) en de Visie straat- en laanbomen (1986). Voor dit bestemmingsplan betekent de tuin aan de voorzijde van de woning op het 'achterterrein' de bestemming 'Tuin' heeft gekregen.
4.3.5
Velbeleid Hilversum 2013-2030
Het Groenbeleidsplan Hilversum 2030 is maatgevend voor het nieuwe velbeleid voorheen (kapvergunningenbeleid), vastgesteld door de raad op 15 mei 2013. Deze nota is dus een uitwerking van het Groenbeleidsplan Hilversum 2030. Het nieuwe velbeleid is opgesteld vanuit bescherming van bomen in het algemeen en in de uitzonderingsgebieden en de hoofdgroenstructuur in het bijzonder. Naast instandhouding van bomen zijn herplant en handhaving prominente onderdelen van het nieuwe beleid. Herplant en handhaving zorgen ervoor dat de kwaliteit van het groen blijft gehandhaafd en waar mogelijk versterkt worden. Het beleid heeft als tweede doel om inwoners, bedrijven en instanties meer bewust te maken van de grote bijdrage van bomen aan de beleving en betekenis van Hilversum als Mediastad in het groen. Uitgangspunt bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van bomen is het behoud van bomen. Alleen wanneer het verwijderingsbelang zwaarder weegt dan het boombelang wordt een omgevingsvergunning voor het vellen verleend. Voor dit bestemmingsplan betekent dit beleid dat ingeval een velvergunning nodig is deze getoetst zal worden aan dit beleid.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
28
4.3.6 Visie op klimaatneutraal Hilversum 2050 & Uitvoeringsprogramma duurzaamheid 2012-2015 De visie op klimaatneutraal Hilversum 2050 en het uitvoeringsprogramma duurzaamheid 2012-2015 is door de gemeenteraad vastgesteld op 6 juni 2012. De visie geeft aan dat het streven van de gemeente is dat Hilversum in het jaar 2050 klimaatneutraal is. De concrete mijlpalen in de Visie op een klimaatneutraal Hilversum 2050 zijn: Klimaat & Energie: In 2020 heeft de gemeente Hilversum een CO2-reductie behaald van 30% ten opzichte van 1990; Duurzame bedrijfsvoering: In 2020 is de gemeentelijke organisatie en bedrijfsvoering klimaatneutraal; Duurzaam bedrijfsleven: In 2020 is alle nieuwbouw in Hilversum energieneutraal; In 2020 is het energieverbruik van bestaande woningen en gebouwen met meer dan 50% verlaagd; In 2020 hebben alle bedrijven in de gemeente een vergunning obv de verruimde reikwijdte Wet milieubeheer. Om concrete verbeteringen op het gebied van duurzaamheid te implementeren, worden voor periodes van vier jaar uitvoeringsprogramma´s opgesteld. Voor het uitvoeringsprogramma 2012-2015 zijn de volgende zeven uitvoeringsmaatregelen opgenomen: 1. De gemeentelijke gebouwen zijn energiezuinig en voorzien van duurzame energie. Waar mogelijk komt de energie uit een eigen duurzame bron. 2. Bijdragen aan een uitstekende leeromgeving door de energiehuishouding in de scholen de verduurzamen. Een aangenaam binnenklimaat is daarbij uitgangspunt. De scholen betrekken de leerlingen zowel bij het bedenken als het tot stand komen van de maatregelen. 3. Duurzame openbare verlichting realiseren via de uitbreiding van het aantal LED lichtpunten. 4. Rioolgemalen energiezuiniger maken door technische innovatie. 5. Energiewinning uit rioolwater door de gemeente tot stand brengen. Onder andere een pilot realiseren met een warmtewisselaar in het hoofdriool (riothermie). 6. Bewoners ondersteunen om energiemaatregelen te treffen aan hun eigen woning. 7. Bedrijven stimuleren om op het niveau van een bedrijventerrein samen te werken aan duurzaamheidsmaatregelen, zoals energiewinning en verduurzaming van terrein- en afvalbeheer. Bij veel van de geselecteerde uitvoeringsmaatregelen zal worden samengewerkt c.q. kennis worden gedeeld in MRA-verband. Ten opzichte van het uitvoeringsprogramma 'Duurzaam Hilversum 2009-2012' verschuift het accent van de rolneming van 'de gemeente regelt het' in het nieuwe uitvoeringsprogramma naar 'de gemeente samen met partners aan de lat'. Dit bestemmingsplan is in feite conserverend van aard. De visie heeft geen inhoudelijke gevolgen voor het bestemmingsplan.
4.3.7
Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014 is deels het van belang zijnde waterbeleid voor de gemeente opgenomen. De gemeente stelt als eis dat een maximale inspanning wordt gedaan om het hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Waar infiltratie mogelijk is moet zoveel mogelijk water worden afgevoerd naar de bodem. Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf (5.7.2) opgenomen waarin is beschreven wat de gevolgen voor de waterhuishouding zijn.
4.3.8
Welstandsnota Hilversum 2008
De welstandsnota is op 23 april 2008 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandcriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Waarbij behoudt van de bestaande kwaliteiten voorop staat. In de Welstandsnota is het plangebied gelegen in het deelgebied 'Villapark' met als welstandsniveau 'bijzonder'.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
29
Omdat in een bestemmingsplan de bestemming aan de grond wordt gegeven met de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, behoren welstandscriteria niet via het bestemmingsplan, maar via de welstandsnota geregeld en eventueel gewijzigd te worden. Voor dit bestemmingsplan betekent dit beleid dat omgevingsvergunningaanvragen met betrekking tot bouwen zullen worden getoetst aan het Welstandsbeleid.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
30
Hoofdstuk 5
Ruimtelijk plan
In dit hoofdstuk komt de toekomstige situatie aan de orde. Het bestemmingsplan verwerkt de uitspraak van de Raad van State (zie Bijlage 1), voor het overige heeft het plan in feite een consoliderend karakter.
5.1
Ruimtelijk structuur
5.1.1
Stedenbouwkundige structuur
De structuur van het plangebied is beschreven in paragraaf 3.1. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met de uitspraak van de Raad van State (zie Bijlage 1), voor het overige is het plan in feite consoliderend van aard. Er is een bouwvlak toegevoegd op het achterterrein. De recent verleende omgevingsvergunning voor een woning past binnen dit bouwvlak.
Komvoorschriften Uitgangspunt bij het opstellen van voorliggend plan is voorts het respecteren van de bestaande planologische mogelijkheden voor het achterterrein. Deze worden bepaald door de 'Komvoorschriften' aangezien de Raad van State (zie Bijlage 1) een voorlopige voorziening heeft getroffen, waardoor deze 'Komvoorschriften' gelden tot het moment van inwerkingtreding van voorliggend plan.
Bouwverordening Voor zover de Komvoorschriften geen regels stellen, gelden de algemene aanvullende bepalingen van de Bouwverordening. Hier uit volgt dat de voorgevel op 15 meter uit hart weg dient te liggen. Vervolgens bepaalt de Bouwverordening dat de achtergevelrooilijn dan is gesitueerd op 15 meter van de voorgevelrooilijn. De Bouwverordening bepaalt dat de maximale bouwhoogte 15 meter bedraagt. Op verzoek van de grondeigenaar is evenwel een goothoogte opgenomen van 8 meter en een bouwhoogte van 11 meter zodat wordt aangesloten bij de hoogtes in de omtrek van de planlocatie.
Bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013) De verbeelding sluit daarnaast aan bij die van bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013). De volgende zaken zijn overgenomen in voorliggend bestemmingsplan voor het 'achterterrein': het vastleggen van de bebouwde en onbebouwde ruimte door middel van gebruikmaking van bouwvlakken en de bestemming 'Tuin'; de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen vastleggen door middel van gebruikmaking van bouwvlakken: hiervoor is een afstandsmaat van 10 meter tot de zijdelingse perceelsgrens opgenomen. Op verzoek van de grondeigenaar is ten opzichte van de perceelgrens met het 'voorterrein' een afstand aangehouden van 18,40 meter. Deze afstand sluit aan bij de situering van de zijgevel van de woning waarvoor recent omgevingsvergunning is verleend; Deze twee onderdelen zijn verwerkt op de verbeelding van voorliggend plan. Ook zijn de diverse dubbelbestemmingen uit dat plan overgenomen. Met voorliggend plan zijn tevens de regels aangepast waardoor in de bestemming Wonen - 4 het is toegestaan om in een hoofdgebouw meerdere zelfstandige woningen te realiseren. Verder zijn de relevante regels van bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013) overgenomen. Het bestemmingsplan regelt met de bestemmingen het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Bouwgrenzen, bouwhoogtes, goothoogtes en bebouwingspercentages zijn
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
31
bebouwingsbepalingen die in het bestemmingsplan opgenomen zijn.
5.2
Wonen
Het voorliggende bestemmingsplan verwerkt de uitspraak van de Raad van State en is voor het overige in feite consoliderend van aard. Er is een bouwvlak toegevoegd op het achterterrein. De recent verleende omgevingsvergunning voor een woning past binnen dit bouwvlak. Tevens zijn de regels aangepast waardoor in de bestemming Wonen - 4 het is toegestaan om in een hoofdgebouw meerdere zelfstandige woningen te realiseren.
5.3
Verkeer
Ontsluiting In Hilversum wordt gestreefd naar de inrichting van wegen volgens de principes van Duurzaam Veilig. Concreet betekent dit dat alle wegen in Hilversum zijn gecategoriseerd in gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) en verblijfsgebieden (30 km/u). Het plangebied is gelegen aan de gebiedsontsluitingsweg Utrechtseweg en aan een halfverharde weg ('Zandweg' genoemd in de uitspraak van Raad van State, zie Bijlage 2) ten noorden van het plangebied.
Parkeren In het plangebied is sprake van parkeren op eigen terrein. Bij elk toekomstig bouwplan wordt verplicht gesteld dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. In de regels is voor het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren een regeling opgenomen.
5.4
Groen, blauw en natuur
5.4.1
Groen
Het voorste deel van het achterterrein is bestemd als 'Tuin'. Binnen de planperiode worden geen ontwikkelingen voorzien in het groengebied. De huidige groenstructuur blijft daarmee intact.
5.4.2
Blauw
Binnen het plangebied zullen geen waterkeringen en watergangen worden gerealiseerd.
5.4.3
Natuur
Gebiedsbescherming Beschermd Natuurmonument Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan kan worden opgemerkt dat het niet in, of in de directe omgeving ligt van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het plangebied ligt wel in de nabijheid van de bijzondere heide- en bosterreinen van de Hoornboegse Heide. Dit gebied is op 26 april 1995 door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij aangewezen als Beschermd Natuurmonument. De heide en bossen in dit gebied vormen leefgebied voor een rijke vogelgemeenschap (roofvogels, spechten, heidevogels). Daarnaast is het gebied van belang voor diverse beschermde ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
32
soorten uit verschillende soortgroepen zoals zoogdieren (das, boommarter, vleermuizen), amfibieën (kamsalamander), reptielen (levenbarend hagedis, hazelworm, ringslang) en kent het bijzondere vegetaties. Aangezien het bestemmingsplan in feite een conserverend karakter heeft kan uitgesloten worden dat er (significant) negatieve effecten op het Beschermd natuurmonument optreden. De natuurlijke kwaliteiten en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied ondervinden geen negatieve gevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan.
Ecologische structuur Het Laapersveld, gelegen tussen de Utrechtseweg, de spoorlijn, ten zuiden van de Diependaalselaan, maakt onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur (dit gebied grenst aan het plangebied van voorliggend bestemmingsplan maar maakt hier geen onderdeel van uit), zie figuur 5.
Figuur 5: EHS vastgesteld door provincie Noord-Holland
Soortbescherming Het plangebied maakt onderdeel uit van een omgeving die een geschikt leefgebied vormen voor een aantal in Hilversum en landelijk algemeen voorkomende beschermde flora - en fauna soorten van het stedelijk gebied. Gezien de ligging van het plangebied, grenzend aan uitgestrekte natuurgebieden en de parkachtige inrichting behoort het gebied tot de gebieden binnen de gemeente Hilversum met de hoogste natuurwaarden. Aangezien het bestemmingsplan de uitspraak van de Raad van State verwerkt (zie Bijlage 1) en voor het
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
33
overige in feite een consoliderend karakter heeft, treden er geen negatieve effecten op beschermde waarden op. Het voortbestaan van eventueel bestaande populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar. Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd. Werkzaamheden waarbij vogels worden gedood, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Voor vogels geldt dat bij werkzaamheden op voor vogels geschikte broedlocaties (openbaar groen, tuinen, etc) vooral in het broedseizoen sprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen. Door de werkperiode aan te passen (buiten het broedseizoen) wordt overtreding van de Flora- en faunawet veelal voorkomen. Speciale aandacht verdienen de nestlocaties van vogelsoorten die jaarlijks gebruik maken van dezelfde nestlocatie. Deze nestlocaties zijn als vaste verblijfplaats het gehele jaar beschermd onder de Flora- en faunawet. Aandachtssoorten binnen het stedelijke gebied zijn de nestlocaties van onder meer zwaluwen (Gier- Huis- en Boerenzwaluw), roofvogels (Sperwer, Buizerd, Torenvalk), uilen, spechten en IJsvogel. Ruimtelijke ontwikkeling waarbij niet is uit te sluiten dat er sprake is van negatieve effecten op de nestlocatie optreden (ook buiten het broedseizoen), kunnen geen doorgang vinden zonder aanvullend onderzoek en passende mitigerende maatregelen. Aangezien het bestemmingsplan de uitspraak van de Raad van State verwerkt (zie Bijlage 1) en voor het overige in feite een consoliderend karakter heeft, mag verwacht worden dat er geen negatieve effecten optreden. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt met dit bestemmingsplan niet in gevaar.
5.5
Duurzaamheid en leefbaarheid
5.5.1
Duurzaamheid
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld. Voor een bestemmingsplan geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf'. Tevens moet worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder. Waterhuishoudkundige aspecten worden in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in de onderwerpen 'blauw', 'duurzaamheid' (watergebruik), 'watersysteem', 'riolering' en 'externe veiligheid en waterkeringen'. Deze onderwerpen vormen tezamen met de beschrijving hoe is omgegaan met het advies van de waterbeheerder de watertoets.
5.5.2
Leefbaarheid
Geluid Het bestemmingsplan verwerkt de uitspraak van de Raad van State (zie Bijlage 1) en heeft voor het overige in feite een consoliderend karakter. Er is een bouwvlak toegevoegd op het achterterrein. De recent verleende omgevingsvergunning voor een woning past binnen dit bouwvlak. Op het gebied van geluid heeft dit plan daarom geen gevolgen. Indien in het plangebied nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden waarbij nieuwe geluidgevoelige ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
34
bestemmingen worden toegevoegd dient voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB of dient een hogere waarde conform de Wet geluidhinder vastgesteld te worden.
Lucht Het bouwvlak dat voorliggend bestemmingsplan toe voegt, is dermate klein dat deze 'niet in betekenende mate' is. Het plan past binnen de wettelijke kaders.
5.6
Cultuurhistorische waarden
5.6.1
Historisch-geografischewaarden
In bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2002) was een zogenaamde 'Beschrijving in Hoofdlijnen' opgenomen. Deze is conform de Wro in de huidige vorm niet meer mogelijk. Vanuit de Beschrijving in Hoofdlijnen is het aspect welke betrekking heeft op de cultuurhistorische waarden overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. De bescherming van de in paragraaf 3.6.1 benoemde waarden in het gebied wordt geregeld met het artikel Waarde - Cultuurhistorie - Villapark.
5.6.2
Archeologische waarden
Voor de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarde zijn in dit bestemmingsplan beschermende regels opgenomen. Op de verbeelding is een specifieke dubbelbestemming opgenomen. Bouw- en graafwerkzaamheden zijn niet toegestaan indien deze de archeologische waarden kunnen verstoren.
5.7
Bodem en watersysteem
5.7.1
Bodem
Het plan moet voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met de aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie. Wanneer er op een willekeurige locatie in het plangebied (her)ontwikkeling gaat plaatsvinden, dient er onderzoek gedaan te worden naar de kwaliteit van de bodem van de betreffende locatie. Hierbij dienen de op dat moment geldende landelijke normen te worden gehanteerd. Deze normen waarborgen onder andere dat bij (her)ontwikkeling op een locatie altijd de provincie en de gemeente worden geraadpleegd voor bodeminformatie. De actuele bodemkwaliteit zal in de meeste gevallen bepaald moeten worden door het uitvoeren van een (verkennend) bodemonderzoek.
5.7.2
Waterparagraaf
Ten behoeve van deze waterparagraaf is gekeken naar dezelfde paragraaf in het bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013). Voorliggend bestemmingsplan verwerkt de uitspraak van de Raad van State (zie Bijlage 1) en heeft voor het overige in feite een consoliderend karakter, net als het plan uit 2013. Er is een bouwvlak toegevoegd op het achterterrein. De recent verleende omgevingsvergunning voor een woning past binnen dit bouwvlak. Binnen het bestemmingsplan kunnen enkele kleine ontwikkelingen/reconstructies plaatsvinden. Denk
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
35
hierbij aan het (her)bouwen van bebouwing binnen de bestaande bouwvlakken of het bouwen van een erker. Het verhard oppervlak neemt dan ook niet structureel toe en het watersysteem zal ook niet veranderen. Wel dient bij lokale ontwikkelingen/reconstructies rekening gehouden te worden met de beleidslijnen ten aanzien van omgang met (hemel)water. Gezien de relatief lage grondwaterstanden is dit gebied kansrijk voor het infiltreren van regenwater, maar ook voor ondergronds bouwen. Het plangebied is gelegen binnen het werkgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vechtstreek (AGV). De taak van het hoogheemraadschap is om te zorgen voor een veilig en gezond watersysteem. Conform de Waterwet gaat het daarbij om drie hoofddoelstellingen: voorkomen van overstroming, wateroverlast en waterschaarste; beschermen en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van watersystemen; vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Om deze doelen te kunnen realiseren beschikken de hoogheemraadschappen over een eigen verordening, de Keur. De Keur kent 'verboden' en 'geboden' voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. Voor een deel van de verboden activiteiten uit de Keur kan onder voorwaarden vergunning worden verleend. Het bestuur van AGV beoordeelt de vergunningsaanvraag en bepaalt de voorwaarden met behulp van de beleidsregels Keurvergunningen. Voor het gescheiden gerioleerd gebied is het voornemen om regenwater, bij herontwikkelingen zo veel mogelijk te infiltreren. Het te infiltreren water mag uiteraard niet verontreinigd zijn (moet voldoen aan de streefwaarden van de wet Bodembescherming). Onderzoek wijst uit dat afkoppelen en op eigen perceel infiltreren van regenwater kan leiden tot bodem-en grondwaterverontreinigingen, omdat afstromend regenwater niet altijd schoon is. Daarom wil de gemeente hier in de toekomst genuanceerder mee omgaan. Voorwaarden bij infiltratie zijn het aanleggen van lokale zuiveringsvoorzieningen (wadi's, helofyten, bezinkvoorzieningen, e.d.), het tegengaan van uitlogende (bouw)materialen en het vermijden van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen. Het afkoppelbeleid wordt in samenwerking met Provincie en Hoogheemraadschap in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP periode 2009-2014) aangepast aan deze nieuwe inzichten. Voor de toekomstige invulling van het afkoppelbeleid wordt verwezen naar het GRP. Voor het opstellen van bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013) heeft afstemming plaatsgevonden met het Waternet, als vertegenwoordiging van het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht. Tijdens een overleg d.d. 10 februari 2011 zijn een aantal afspraken gemaakt ten aanzien van de toelichting en de bestemmingsmethodiek van wateraspecten. De volgende afspraken zijn relevant: de tekst bij de toelichting op het bestemmingsplan is alleen informatief en heeft geen bindend karakter; Voor alle veranderingen aan het watersysteem dient een melding gedaan of een vergunning aangevraagd te worden. Met voorliggend plan worden deze afspraken gerespecteerd.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
36
Hoofdstuk 6 6.1
Implementatie
Planmethodiek
De regelgeving, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, biedt de gemeente de mogelijkheid tot het opstellen van bestemmingsplannen met een grote mate van flexibiliteit en globaliteit. Planvormen kunnen zodanig worden gekozen dat ingespeeld kan worden op zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat in veel gevallen het bestemmingsplan minder vaak behoeft te worden aangepast. Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor het gebruik van een eindbestemming. Op basis van de bepalingen van een eindbestemming kunnen direct omgevingsvergunningen worden afgegeven, indien deze passen binnen de bestemmingsomschrijving en de bebouwingsbepalingen. In deze gevallen is sprake van een 'directe bouwtitel'. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat ook bij een eindbestemming niet te allen tijde sprake behoeft te zijn van een zeer gedetailleerde bestemming. Afhankelijk van de situatie kan een eindbestemming een globaal karakter hebben en meerdere functies bevatten (bestemmingen).
6.2
Bestemmingsregeling
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.
6.2.1
Toelichting op de verbeelding
Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen op de verbeelding weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen uit de Raad van State-uitspraak d.d. 5 februari 2014 (Bijlage 1 Uitspraak Raad van State bestemmingsplan). Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).
6.2.2
Toelichting op de regels
De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2012, te raadplegen via de website van het ministerie van IenM, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen en aanduidingen.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
37
6.2.2.1 Indeling hoofdstukken Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels in hoofdstukken geplaatst. Daarbij is ook weer aangesloten bij de SVBP2012, te weten:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels begrippen wijze van meten Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels bestemmingen dubbelbestemmingen Hoofdstuk 3 Algemene regels anti-dubbeltelregel algemene bouwregels algemene gebruiksregels algemene afwijkingsregels Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels overgangsrecht slotregel 6.2.2.2 Indeling bestemmingsregels Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is een vaste volgorde aangehouden, te weten: Bestemmingsomschrijving Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn toegekend aan de in het plan begrepen gronden. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Dit hangt af van de ruimtelijke relevantie ofwel van de mate waarin de bewuste functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies, gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingsomschrijving vormt het eerste toetsingskader voor (bouw)initiatieven. Als een initiatief niet past in die omschrijving, moet deze worden beschouwd als zijnde strijdig met het bestemmingsplan. De bestemmingsomschrijving begint met de algemene bestemming. Daarna volgen eventuele specificaties in de vorm van aanduidingen. Voorbeeld: De voor '....' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. .. b. .. en tevens voor: c. een ...., ter plaatse van de aanduiding '....', met de daarbij behorende voorzieningen.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
38
.... (die dus voor zowel de algemene bestemming als de specifieke aanduiding gelden). De daarbij behorende voorzieningen zijn bewust niet in de bestemmingsomschrijving genoemd. Het gaat hier om voorzieningen die voor het verwezenlijken van de bestemming nodig en wenselijk zijn. Dat kunnen diverse voorzieningen zijn. Een limitatieve opsomming is niet makkelijk te geven. In de toelichting op de regel (hieronder) worden wel enkele voorbeelden gegeven van de bij de bestemming behorende voorzieningen. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen, kent het bestemmingsplan aanduidingen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van (dubbel)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een aanduiding, die juridische betekenis heeft, wordt niet alleen aangegeven op de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de regels.
Er zijn in het algemeen zes soorten aanduidingen te onderscheiden: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
gebiedsaanduidingen; functieaanduidingen; bouwvlakken; bouwaanduidingen; maatvoeringsaanduidingen; figuren. Bouwregels
Samen met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen/aanduidingen, bevatten de regels bepalingen over de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de bewuste bestemming. Op de verbeelding is door middel van een bouwvlak aangegeven waar het (hoofd)gebouw mag worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mag weliswaar ook worden gebouwd, maar dan gaat het om bijvoorbeeld bijbehorende bouwwerken of terreinafscheidingen.De bouwregels gaan over bouwwerken en zijn onderverdeeld in bepalingen over: a. (hoofd)gebouwen; b. bijbehorende bouwwerken (indien daarvan sprake is); c. bouwwerken die geen gebouw zijn. De toetsing hieraan vindt in principe pas plaats indien duidelijk is dat het voorgenomen gebruik van het bouwwerk in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving bij de bestemming. Afwijking van de bouwregels Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een bouwregel. Het kunnen afwijken van de bouwregels is beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een bouwregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaardregel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de bouwregels terecht is. Specifieke gebruiksregels Indien ten aanzien van een bepaald gebruik speciale regels moeten worden gegeven dan worden deze specifiek aangegeven. Een voorbeeld van een dergelijke specifieke regeling is het gebruik van een gedeelte van de woning en/of bijbehorend bouwwerk als werkruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit. Afwijking van de gebruiksregels Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
39
gebruiksregel. Het kunnen afwijken van de gebruiksregels is ook hier beslist geen automatisme.Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een gebruiksregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij of zij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de gebruiksregels terecht is. a. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden In deze regel staan specifiek voor de bestemming geldende bepalingen over omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunningen). Zo kan bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning een bepaalde natuurwaarde worden beschermd. Aanleggen is dan niet mogelijk zonder een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders.
6.2.2.3 De regels In de regels worden verschillende begrippen gebruikt die voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Door het opnemen van de definities van deze begrippen wordt getracht misverstanden over de uitleg van de regels te beperken. (hoofd)gebouw en bijbehorende bouwwerken Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee facetten: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen. Het (hoofd)gebouw mag enkel in een bouwvlak gebouwd worden. De bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken in het gehele bestemmingsvlak behorende bij de betreffende woonbestemming zijn toegestaan. Met het begrip 'bijbehorend bouwwerk' is een verzamelbegrip bedoeld waar uitbreidingen (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) van een (hoofd)gebouw, onder vallen. Ook vallen er overkappingen onder die vanwege het ontbreken van wanden niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. Verder vallen er andere bouwwerken met een dak onder die vanwege een te geringe stahoogte niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. In de begripsomschrijving is aangegeven dat een bijbehorend bouwwerk altijd moet worden gebouwd bij een zich op hetzelfde perceel bevindend (hoofd)gebouw. Zonder (hoofd)gebouw kan er op het perceel dus ook geen sprake zijn van een bijbehorend bouwwerk. Voorts is aangegeven dat een bijbehorend bouwwerk functioneel verbonden moet zijn met het (hoofd)gebouw. Daar wordt mee bedoeld dat het gebruik van het bijbehorende bouwwerk in planologisch opzicht gerelateerd moet zijn aan het gebruik van het (hoofd)gebouw. Een voorbeeld van een bijbehorend bouwwerk bij een woning is een serre of een uitbouw aan de oorspronkelijke achter- of zijgevel. Ook een vrijstaande berging en een carport zijn een bij een woning bijbehorend bouwwerk. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit Het begrip ‘aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit’ is door middel van de bestemmingen gekoppeld aan het wonen. In de woning moet worden gewoond, maar het is mogelijk dat in de woning ook gewerkt wordt. In de woning mag een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit worden uitgeoefend. Dat is bijvoorbeeld een architect die een gedeelte van zijn huis heeft ingericht als werkruimte/kantoorruimte. Ook een arts mag een gedeelte van zijn huis gebruiken als praktijkruimte. Ook mag een bedrijfsmatige activiteit worden uitgeoefend in de woning. Denk aan een goud- of edelsmid of een horlogemaker. In een functioneel ondergeschikt bijbehorend bouwwerk (zoals een bijkeuken of berging) is dit alleen mogelijk via een binnenplanse afwijking van het ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
40
bestemmingsplan. De woonfunctie moet primair behouden blijven. Daarom is geregeld dat aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit voor niet meer dan 1/3 deel (33%) van de oppervlakte van het (hoofd)gebouw mag plaatsvinden. Hier is wel een maximum aan verbonden van 50 m². Ook het uiterlijk van de woning mag niet ingrijpend worden veranderd. Er moet altijd sprake zijn van een in de wijk herkenbare woning. Omdat de activiteit in de woonomgeving moet passen is ook geregeld dat de activiteit niet mag leiden tot parkeeroverlast of milieuhygiënische overlast zoals stank en geluidsoverlast. Er zullen voldoende parkeerplaatsen op de tijden dat de activiteit plaatsvindt aanwezig moeten zijn op eigen terrein of in de buurt. Dat geldt uiteraard alleen voor die activiteiten die verkeer aantrekken. Daarnaast mogen de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. In de woning mag geen horeca en geen detailhandel plaatsvinden. Catering is horeca en mag dus niet vanuit een woning plaatsvinden. Vanuit de woning mag ook geen detailhandel plaatsvinden. Internetwinkels waarbij de klanten hun producten komen ophalen valt onder de categorie 'detailhandel' en is niet toegestaan. Wel mag in het kader van de bedrijfsmatige activiteiten beperkt (ondergeschikt aan de hoofdactiviteit) verkoop plaatsvinden. Zo mag een kapper een flesje haarshampoo verkopen bijvoorbeeld. Het houden van een Bed & Breakfast is wel toegestaan, met dien verstande dat het aantal slaapplaatsen niet meer dan vijf mag bedragen en geen seizoensgebonden werknemers worden gehuisvest. In ieder geval mag (mogen) de bewoner(s) van de woning de aan-huis-verbonden beroeps of de bedrijfmatige activiteiten uitoefenen (bijvoorbeeld man en vrouw, maar ook een kind). Het is mogelijk dat hij en/of zij (de bewoner(s) dus) een (deeltijd)medewerker heeft. Die medewerker mag daar dan ook werken. Die medewerker hoeft daar niet zelf te wonen. Denk aan een doktersassistente. Het gaat om een medewerker op basis van een maximale 36-urige werkweek (1 fte). Het is mogelijk dat twee of drie medewerkers in dienst zijn. Dat mag alleen als zij samen niet meer dan 1 fte vertegenwoordigen (dan gaat het dus om 2 of 3 parttime medewerkers). Indien de medewerkers op het zelfde tijdstip werken dient te worden onderzocht of daardoor (parkeer)overlast wordt veroorzaakt. Als dat zo is dan is het niet toegestaan. Het verhuren of verkopen van een deel van de woning aan derden is niet toegestaan. Het toestaan van 'aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit' in bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen) en extra fte is gekoppeld aan een afwijkingsbevoegdheid.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Enkele begrippen zijn overgenomen uit de Woningwet/Bouwverordening en SVBP2012.
Artikel 2 Wijze van meten Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Tuin Deze bestemming regelt voornamelijk het gebruik van de voorzijde (voorerfgebied) en zijkant van een woning. Binnen de bestemming 'Tuin' mag weinig worden gebouwd. Het blijft beperkt tot bijvoorbeeld erkers van in het bouwvlak gelegen gebouwen (die op grond van de daar geldende bestemming zijn toegestaan) en erfafscheidingen
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
41
Artikel 4 Wonen - 4 Algemene regeling Wonen Bij het wonen horen vanzelfsprekend voorzieningen om het wonen 'prettig' en mogelijk te maken. Bewust is niet gekozen deze (limitatief) te noemen. Bij dergelijke voorzieningen moet worden gedacht aan bijvoorbeeld achter- en zijtuinen en het (gedeeltelijk) verharden daarvan ten behoeve van toegangspaden, in- en uitritten en bouwwerken, en dergelijke. Parkeervoorzieningen horen er ook bij en een gebouwde barbecue ook. Kortom, alles wat bij een normaal gebruik hoort bij het wonen. De woonbestemming is aangewezen met een bouwvlak en (achter)erf. De voortuin is geregeld in een aparte bestemming 'Tuin' (zie de uitleg bij dat artikel). Naast de regeling voor (hoofd)gebouwen (dat is de woning), die binnen het bouwvlak gebouwd moet worden, is een regeling voor bijbehorende bouwwerken (de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) opgenomen. Dus naast dat in het bouwvlak mag worden gebouwd is in het achtererfgebied (bij de woning) ook het een en ander aan bebouwing mogelijk. Het gezamenlijk grondoppervlak van de bijbehorende bouwwerken mag maximaal 50 m² zijn. Bovendien is geregeld dat de totale oppervlakte van die bouwwerken niet meer dan 50% van achtererfgebied mag zijn. Voor de goede orde: het achtererfgebied is het erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het (hoofd)gebouw. Bij woningen is een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit toegestaan. In beginsel is een aan-huis-verbonden beroeps of bedrijfsmatige activiteit alleen toegestaan in het hoofdgebouw.
Wonen - 4 Binnen de bestemming Wonen-4 is het wonen in een woning mogelijk die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw. Op de verbeelding is het bouwvlak aangegeven waarbinnen het hoofdgebouw moet worden gebouwd. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Voorliggend bestemmingsplan verwerkt de uitspraak van de Raad van State (zie Bijlage 1) en heeft voor het overige in feite een consoliderend karakter (zie ook paragraaf 5.1.1). De verbeelding van het 'voorterrein' (i.c. het terrein waar de bestaande woning is gesitueerd) is ongewijzigd t.o.v. bestemmingsplan 'Utrechtseweg' uit 2013. Op het achterterrein is een bouwvlak toegevoegd. De recent verleende omgevingsvergunning voor een woning past binnen dit bouwvlak. De volgende zaken zijn overgenomen uit bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013): de bebouwde en onbebouwde ruimte is vastgelegd door middel van gebruikmaking van bouwvlakken; het voorerf is bestemd als 'Tuin'. Vanwege de uitspraak van de Raad van State (zie Bijlage 1) zijn de planregels ten opzichte van de regels in bestemmingsplan 'Utrechtseweg' (2013) aangepast waardoor het hoofdgebouw mag worden gesplitst tot meerdere zelfstandige woningen. Dubbelbestemming Artikel 5 Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog en Middelhoog In dit artikel is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Dat geldt niet voor relatief kleine bouwwerken die weinig of geen schade kunnen aanbrengen aan eventuele archeologische waarden. Ter verduidelijking een voorbeeld voor het gebied met deze dubbelbestemming: in een gebied met een hoge en middelhoge verwachting geldt dat in principe niet mag worden gebouwd bij een ingreep in de bodem (door een bouwwerk) indien de omvang van het bouwwerk groter is dan 100 m² én de diepte van de ingreep meer is dan 40 cm. Bouwen is dan alleen mogelijk als na onderzoek blijkt dat de bouw geen schade toebrengt aan de eventueel in de bodem aanwezige archeologie. Is de ingreep dieper dan 40 cm. (bijvoorbeeld 70 cm) maar de omvang van het bouwwerk nog steeds niet meer dan 100 m² dan kan 'gewoon' worden gebouwd (er is dan ook geen onderzoek nodig; het is alleen
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
42
nodig als beide maten worden overschreden). Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden aanlegvergunningplichtig. Voor het verlenen van een dergelijke vergunning dient advies te worden ingewonnen bij de ter zake deskundige.
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie - Villapark Middels een algemene aanduiding worden specifieke karakteristieken van het plangebied gewaarborgd. Dit gaat onder andere over de hoogte van bijbehorende bouwwerken, verharding van de tuin en het toegestane aantal parkeerplaatsen. Overeenkomstig paragraaf 3.1.2 en 3.6.1 van deze toelichting, is het plangebied in dit artikel uitgewerkt.
Artikel 7 Waarde - Geomorfologie Activiteiten als ontgrondingen, egalisaties, grondverzet en diepploegen kunnen schade toebrengen aan de aardkundige waarden. Aanvullend zijn de niet toegestane activiteiten en handelingen in de 17 aardkundige monumenten (vallend onder de milieubeschermingsgebieden) opgenomen in de Provinciale milieuverordening tranche 7 Noord-Holland (PMV). Voor het bestemmingsplan is derhalve een passende planologische bescherming opgenomen voor de aardkundig waardevolle gebieden binnen dit bestemmingsplan.
Artikel 8 Waarde - Natuur en landschap In het bestemmingsplan 'Utrechtseweg' uit 2002 was in de 'Beschrijving in Hoofdlijnen' een beschermingsregime opgenomen voor de landschappelijke waarden. In dit bestemmingsplan is deze 'Beschrijving in Hoofdlijnen' vertaald naar een regeling zoals opgenomen in dit artikel. Met dit artikel worden de bijzondere karakteristieke eigenschappen voor het plangebied vastgelegd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 9 Anti-dubbeltelregel Deze regel strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw een tweede keer zou kunnen worden gebruik gemaakt. Een bekend voorbeeld van een dergelijke regeling is de zogenaamde rustende boer regeling. Aangesloten is bij de standaard antidubbeltelregel die in het Bro is opgenomen.
Artikel 10 Algemene bouwregels 10.3 Vervangende maat Indien bestaande gebouwen in afmetingen afwijken van de standaard regels met betrekking tot gebouwen (bijvoorbeeld: goothoogten, hoogten, kubieke meters en oppervlakten) dan mag dat uiteraard gehandhaafd blijven. De maten van bestaande gebouwen is dan de zogenoemde vervangende maat. Dit is uiteraard alleen van toepassing als de bestaande maten in negatieve zin afwijken van de standaard bepaling (bijvoorbeeld als de hoogte van een bestaand gebouw hoger is dan in de regels - als standaard hoogte - is bepaald). Die maten gelden alleen voor de in de bestemming aangegeven gebouwen.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels In dit artikellid is opgesomd wat onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt begrepen. Ook de uitzonderingen daarvan zijn benoemd.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
43
11.2 Parkeren Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 3 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.
11.3 Vuurwerk Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. Uitzondering hiervan is mogelijk indien o.a. de veiligheidsafstanden tot een kwetsbaar object uit bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit (artikel 4.2 van dat besluit) in acht worden genomen.
11.4 Seksinrichting In dit artikel is geregeld dat het verboden is om gronden en bouwwerken te gebruiken als seksinrichting. In lid 2 zijn de regels opgenomen op grond waarvan het bevoegd gezag bevoegd is om af te wijken van dit verbod. Deze afwijkingsbevoegdheid is onderdeel van het paraplu-bestemmingsplan 'Seksinrichtingen' dat door de raad is vastgesteld in 2001. Uitgangspunt van die herziening was om overal in Hilversum seksinrichtingen uit te sluiten (een algemeen verbod). Bestaande seksinrichtingen zijn onder het overgangsrecht gebracht. In het parapluplan zijn regels opgenomen waarmee van dit verbod kan worden afgeweken en een nieuwe vestiging mogelijk is. Deze voorwaarden zijn verwerkt in dit artikel. Het bevoegd gezag kan geen gebruik maken van afwijkingsmogelijkheid als het gestelde maximum aan seksinrichtingen (volgens de APV) al is bereikt.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels In dit artikel zijn de bepalingen genoemd op grond waarvan Burgemeester & Wethouders mogen wijken van de planregels. Het artikel heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Er kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoering voor bouwwerken worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 13 Overgangsrecht In het Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen. Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande, legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe bestemmingsbepalingen dan wel bebouwingsbepalingen plaatsvindt. Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
44
toegestaan. Vergunningplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt. Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt. Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten. Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.
Artikel 14 Slotregel In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Bijlage bij Regels Bijlage 1 Beleidsregels parkeernormen De in Hilversum gehanteerde parkeernormen en de daarbij behorende beleidsregels zijn opgenomen in deze bijlage.
6.3
Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. In het plangebied is een scala aan regelgeving van toepassing, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet milieubeheer, de Monumentenwet, de Provinciale Milieuverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening, die samenwerking binnen de overheid noodzakelijk maakt. Op die manier kan het hoge ambitieniveau gestalte krijgen. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.
6.3.1
Preventief en repressief toezicht
Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van aanvragen om een omgevingsvergunning (preventieve handhaving) en vervolgens bij controle van de verleende omgevingsvergunning, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
45
6.3.2
De instrumenten
Een overtreder riskeert: a. dat publiekrechtelijke sancties plaatsvinden (dwangsom of bestuursdwang). Een last onder dwangsom is een veel toegepast middel om te zorgen, dat de overtreder door middel van het verbeuren van een bepaald bedrag ertoe moet weerhouden de overtreding voort te zetten. Mocht een dwangsom niet het gewenste effect hebben dan kan de gemeente bestuursdwang toepassen hetgeen er op neer komt dat de gemeente datgene doet wat de overtreder behoort te doen of verhindert dat hij/zij doet wat niet mag. Een en ander op kosten van de overtreder; b. dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Overtreding van bepaalde bestemmingsplanregels zijn strafbare feiten. De bevoegdheid tot het instellen van vervolging op grond van het strafrecht berust bij het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt een proces-verbaal tegen de overtreder opgemaakt en vindt vervolgens strafrechtelijke vervolging plaats. Strafrechtelijke vervolging kan plaatshebben in combinatie met de onder 1 genoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen. Bijzonderheid hierbij is dat de Wet Economische Delicten op overtredingen van het bestemmingsplan van toepassing is, wat inhoudt dat de strafmaat aanzienlijk is; c. de bestuurlijke boete. Door de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving met de bestuurlijke boete kan de handhaving verder worden geïntensiveerd. De gemeente krijgt daardoor extra mogelijkheden om daadkrachtig en snel op te treden tegen overtredingen. Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder omgevingsvergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.
6.3.3
Prioriteiten in de handhaving
Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van ruimtelijke ordening, Woningwet, Bouwbesluit, Bouwverordening en Monumentenwet zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma. In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld. Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit bijvoorbeeld aan de achterzijde niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.
6.3.4
Planinformatie
Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
46
6.4
Economische uitvoerbaarheid
Met inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (per 1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt dan mee met de procedure van het bestemmingsplan. Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij omgevingsvergunningen. De gemeenteraad kan evenwel bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de raad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze zijn verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.
Kostenverhaal Met voorliggend bestemmingsplan worden in feite geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor het kostenverhaal inzichtelijk dient te worden gemaakt. Het plan is in feite conserverend van aard. Er wordt alleen bouwvlak toegevoegd als gevolg van de uitspraak van de Raad van State. Conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) hoeft dan door de raad geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Ten aanzien van dit bestemmingsplan Voor dit bestemmingsplan is afgezien van een exploitatieplan. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.
6.5
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.5.1
Participatie
Inwoners en maatschappelijke organisaties worden bij de voorbereiding van bestemmingsplannen betrokken. Bij voorliggend bestemmingsplan vindt dit plaats via de wettelijk verplichte zienswijzenfase. In deze fase is sprake van trede 5 (raadplegen) van de participatieladder. Aangezien het plan een gevolg is van de uitspraak van de Raad van State is afgezien van extra inspraak en wordt volstaan met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Dit is in feite ook een vorm van inspraak. Conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht zal het ontwerp van het bestemmingsplan voor 6 weken ter inzage worden gelegd. Een ieder heeft de mogelijkheid om in deze periode een zienswijze bij de gemeenteraad in te dienen.
6.5.2
Overleg
Het gemeentebestuur overlegt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken. Het ontwerpbestemmingsplan 'Perceel Utrechtseweg 93' wordt aan diverse instanties toegezonden. De ingekomen reacties zullen in deze toelichting worden opgenomen voorzien van de gemeentelijke beantwoording. ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
47
6.5.3
Raadsvaststelling
PM
ontwerp bestemmingsplan Perceel Utrechtseweg 93 Team Bestemmingsplannen en Monumenten
48