‘Omdat de hemelse vader van de mens heeft bepaald dat de hemel ons vaderland is, kunnen we nooit tevreden zijn met ons lot terwijl wij op de aarde verblijven, een gebied ver verwijderd van ons vaderland.[...] Geloof me, hier is een sterker geneesmiddel geboden; een geneesmiddel, zeg ik, dat geestelijk is en aan deze wereld voorbij, zodat het lichamelijke en wereldse ziekten kan uitdrijven. Als wij slechts aan een of andere aandoening zouden lijden, zou iedere dokter goed zijn. Onze plaag is echter alles wat het kwade vormt. Daarom is ons tegengif alles wat het goede vormt. Onze ziekte is een onverzadigbaar verlangen en een voortdurende onrust. Onze dokter is daarom het onmetelijke goede en de eeuwige vrede’
pentagram
Lectorium Rosicrucianum
Marsilio Ficino Een lichtende idee Wees mens vandaag De zeven geesten in het werk van Jakob Boehme Een overdenking over de radicale verandering
2012 ontwerp Pentagram 2-2012.indd 3
nummer
2 12-03-12 12:09
Tijdschrift van de Internationale School van het Gouden Rozenkruis Lectorium Rosicrucianum
Hoofdredactie A.H. v. d. Brul Eindredactie Peter Huijs Beeld Wendelijn van den Brul Redactie Kees Bode, Wendelijn van den Brul, Arwen Gerrits, Hugo van Hooreweeghe, Hans Peter Knevel, Frans Spakman, Anneke Stokman-Griever, Gerreke Uljée Secretariaat Kees Bode, Gerreke Uljée Redactie-adres Pentagram Maartensdijkseweg 1 NL-3723 MC Bilthoven e-mail:
[email protected] Abonnementenadministratie Stichting Rozekruis Pers, Bakenessergracht 5, NL-2011 JS Haarlem Bankrekening 560177593 e-mail:
[email protected] website: www.rozekruispers.com België (vertegenwoordigd door mevr. A. DeJongh) Lectorium Rosicrucianum v.z.w Lindenlei 12, B-9000 Gent e-mail:
[email protected] website: www.rozenkruis.be Nieuwe abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan. Abonnementsprijs Nederland: Per jaar € 30,– Losse nummers: € 6,– Andere landen: per jaar € 40,– Proefabonnement (3 nummers): € 10,– Het tijdschrift pentagram verschijnt zesmaal per jaar in het Nederlands, Duits, Engels, Frans, Hongaars, Portugees en Spaans. In het Bulgaars, Fins, Grieks, Italiaans, Pools, Russisch, Slowaaks, Tsjechisch en Zweeds verschijnt pentagram viermaal per jaar. © Stichting Rozekruis Pers Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming is overname van (delen van) artikelen niet toegestaan. ISSN 1380-9997
tijd voor leven 2
Het tijdschrift pentagram heeft als doelstelling de aandacht van de lezers te vestigen op een nieuwe periode in de ontwikkeling van de mensheid. Het pentagram stelt in alle tijden het symbool van de wedergeboren mens, de nieuwe mens. Tevens staat het pentagram symbool voor het universum en zijn eeuwige wording, waarin het goddelijke plan geopenbaard wordt. Een symbool krijgt actuele waarde, wanneer het aanzet tot verwerkelijking. De mens die het pentagram in zijn microkosmos, zijn kleine wereld, verwerkelijkt, bevindt zich op het pad van transfiguratie. Het tijdschrift pentagram nodigt de lezer uit deze nieuwe periode binnen te gaan door een innerlijke, geestelijke revolutie te realiseren.
The ‘Descent of the Ganges’ or ‘Arjuna’s Penance’, portrayed in stone in the 7th and 8th centuries at the Pallava World Heritage site in the Tamil Nadu state, India.
p ent ag ram
jaargang 34 2012 nummer 2
manichese of boeddhistische monnik in een van de rotstempels in Kucha, China.
We schrijven voorjaar 2012 – en pentagram opent met een artikel van een van de stichters van het moderne rozenkruis, uit 1929. Verder terug, in de zeventiende eeuw, voert ons het onderwerp van een fascinerende beschouwing over Jakob Boehme’s zeven geesten; en het houdt niet op: een boekbespreking over Marsilio Ficino, platonist en hermetisch-christelijk denker brengt ons terug in de veertiende-eeuwse renaissance. En of het nog niet ver genoeg terug is in de tijd, werpen we ook nog ons licht op een arbeidersgemeenschap uit de Egyptische oudheid, nu 3.500 jaar geleden. Zijn wij het spoor bijster? Zijn we een geschiedenisblad geworden? Of slagen we erin, te laten zien hoe universeel het denken is over het Licht? Lukt het ons over te dragen hoezeer het onkenbare goddelijke altijd werkzaam is? Ontwaart u met ons, dat de waarheid over het eeuwig andere in de mens van alle tijden is? Ziet u als lezer hoe iedere nieuwgeboren mens op aarde dat verlangen kent, maar ook de wanhoop en het verlangen naar een radicale verandering, die spreken in die krachtige foto’s van onze korte serie ‘Wees mens vandaag’? Laat u inspireren, niet afleiden. Vind de lichtende idee. Wees mens vandaag.
een voordracht van een van de stichters van de geestesschool over opstanding een lichtende idee 2 zw leene wees mens vandaag I 5 de zeven geesten in het werk van Jakob Boehme en in de school van het gouden rozenkruis hoe de nieuwe werkelijkheid in ons tot klinken komt 6 wees mens vandaag II 13 een overdenking over de radicale verandering 15 wees mens vandaag III 17 alleen licht weerkaatst licht 18 een metafoor uit het oude egypte de broederschap van de waarheid 24 de dertiende 30 wees mens vandaag IV 35 boekbespreking ‘de goddelijke plato’ als leidraad 36
Bij de plaat op p 41, de binnenkant van het omslag: Arjoena doet boete, en maakt het zo mogelijk dat de goddelijke krachten zich met de aarde verbinden, om alle schepsels te verheffen een lichtende idee 1 1
Een voordracht van een der stichters van de geestesschool over Opstanding
een lichtende idee
De drijvende kracht in de eerste periode van de geestesschool is Z.W. Leene (1892-1938). Hij was een man die duidelijk voorbestemd was om een groot werk gestalte te geven. In christelijk beleven gevormd en in vuur en vlam gezet door professor
De Hartog, kwam hij in het voorjaar van1924 samen met zijn broer Jan (Jan Leene, later bekend als Jan van Rijckenborgh) in contact met het werk van de rozenkruisers, zoals dat door Max Heindel gestalte had gekregen, en vond daar de verdieping en het doel,
waarnaar hij dertig jaar op zoek was geweest. Het waren in het bijzonder zijn inspiratie en geestkracht die Catharose de Petri in 1930 deden besluiten het werk te komen versterken. Vanuit die vurige beginkracht kon in 1946 het Lectorium Rosicrucianum ontstaan.
Z.W. Leene In dit eerste artikel in een serie over de uitgangspunten van het denken van het Lectorium Rosicrucianum, geschreven door de stichters, spreekt Z.W. Leene (in 1929!) over de twee principes in de mens die zo paradoxaal tegenover elkaar lijken te staan, maar die u door de bevrijdende kracht van Christus-in-u kunt overbruggen.
H
et opstandingsfeit is wel een van de zwaarste leerstukken van het oude christendom. Wanneer we ons hierop in esoterische zin willen bezinnen, moeten we ons goed realiseren, dat dit feit niet berust op een wondergeloof. Het is niet een soort tovenarij, een wonder, dat eens in de mensheidsgeschiedenis is gebeurd, lang geleden. Het geloof in tovenarij is de denkende, gevoelende, bewuste, positieve mens onwaardig. Het opstandingsfeit moet gegrond staan op de redelijkheid. De primitieve mens is een negatieve stakker, die in een wonder gelooft omdat hij niet begrijpen kan. Deze mens staat verplet bij ieder gebeuren zonder in staat te zijn het feit zelf te doorvorsen. De denkende mens is daarom de gevorderde mens omdat hij door zijn inspanning het feit niet slechts leert aanschouwen als een gebeurtenis, maar tevens leert doorgronden. En daarom wordt de opstandingsleer een absoluut wijsgerige noodzakelijkheid voor hem. De gebeurtenis zelf is voor de denkende mens slechts een bevestiging van een feit dat hij reeds lang kende. De een blijft staan bij de gebeurtenis en wordt een slaaf, de ander breekt door tot het begrip en wordt verlicht. 2 pentagram 2/2012
Het opstandingsleerstuk is een lichtende idee, waarin God niet slechts is: die overwinnaar in Christus die uit de doden oprijst; het beduidt tevens de overwinning van het goddelijk bewustzijn op de natuur, die als symbool krijgt de eersteling der dagen, Jezus, mens uit mens, die oprijst uit de dood van de natuur door de ontvangenis van de Christus, God uit God. Dit gebeuren betekent meer dan een goocheltoer van God. Dit beduidt veel meer dan een mirakel van tweeduizend jaar geleden, dit is een redelijkheid, dit gebeuren. Dit is orde, hoogste orde. De historische gebeurtenis kan ons, mensen, die hier in de stof worstelen, niet gelukkig maken. De natuurvolken kennen in het opstandingsfeit slechts het feest van de wederopstanding van de levende natuur. En zij vieren dit dan ook soms op uitbundige wijze. De dood gaat voorbij, er is geen dood. Dit wordt bij de joden zelfs een volksfeest. En in het Westen is het vaak niet anders. Ook daar ziet men namelijk in dit feest veelal niet meer dan een hernieuwde opborrelende energie die alles tot nieuw leven wekt. De plant reageert door een verhoogde circulatie van sappen, voortbrenging van bladeren, een een lichtende idee 3
Het ware christendom noemt de opstanding niet slechts een ‘feit’, maar een ‘kracht’
hoger stadium van bewustzijn; alles evolueert. Of soms is het het zonnegebeuren waarin het feest culmineert, waar we bijzonder acht geven op de tekenen van de hemel en de doelmatigheid van de schepping ontdekken. Het wordt dan een getij der liefde, de dynamische impuls die kosmisch de aarde binnendringt en alles met nieuw leven doordrenkt. Hoe waar en hoe zeker dit alles ook is, het is nog maar slechts een opstandingsfeit der natuur; het ware geestelijke opstandingsfeit gaat hier vele en vele malen bovenuit. Veel hoger gaat het in de opstandingsleer, daar gaat het om de definitieve overwinning, niet slechts het jaarlijks weerkerend feit. Ja, zeker dat ook, maar welk een vermoeienis, waar we iedere keer weer gebonden zijn en blijven aan weerkerende feiten. Nee, de definitieve overwinning op de dood van de natuur, dát is het diepte- en hoogtepunt van het opstandingsfeest. De dood gaat voorbij, maar de iedere keer weerkerende incarnatienoodzaak maakt tevens dat de dood evenveel malen weerkeert als de mens incarneert. Het opstandingsfeest spreekt tot ons niet van deze weerkerende smart, maar van de definitieve overwinning op de dood. Waarom zouden we anders het esoterisch christendom nodig hebben; toch niet om tot ons te spreken van karma en reïncarnatie, of zelfs van kosmische liefde principes? Hebben dat ook niet reeds vele andere godsdiensten geleerd? Daarvoor hebben we geen christendom nodig, want dat wisten de boeddhisten reeds en lang voor hen de brahmanen. 4 pentagram 2/2012
Het christendom noemt de opstandingsleer een ‘kracht’. Niet dus slechts een ‘feit’, maar een ‘kracht’, namelijk de kracht van een goddelijk proces. Een proces dat ons grijpt wanneer God naar de natuur ons gaat scheppen en dat ons grijpt wanneer God gaat herscheppen en dat ons grijpt in de opstanding wanneer God in de mens gaat triomferen over de natuur, definitief. God de schepper wordt gekruisigd in de menselijke natuur, die door haar foutieve reactie op de goddelijke wetten zichzelf en haar God een kruis heeft gemaakt. Christus zet dit proces voort voor een ieder die wil en kan hem de kracht geven om van dit kruis op te staan, zich te verlossen. Waar dit in het eigen wezen is volbracht, is de triomfkreet gewettigd ‘consummatum est’, het is volbracht’. Jezus, de ‘eersteling der dagen’, mens uit mens, ontvangt het eeuwig goddelijke, God uit God en aanvaardt door hem de strijd met zichzelf naar de natuur en ten slotte wordt hij in Christus overwinnaar en triomfeert door hem. Wanneer hij zich heeft losgemaakt van de stof, dat wil zeggen wanneer hij de natuur hiervan heeft overwonnen, dat wil zeggen wanneer hij de stoffelijke natuur van het grove lichaam heeft vergeestelijkt, dan vertoont hij zijn vijf wonden. De vijf plaatsen waar de hogere voertuigen verbonden zijn aan de persoonlijkheid. Dit is een proces dat te bereiken is door de leerling van de westerse mysterieschool. Zoals Jezus als de eerste het bereikt door Christus in hem, zo zal ook de leerling van het westen het kunnen bereiken door Christus in hem,
niet door een tijdelijke dood, maar definitief. U weet nu toch wel, geachte vriend of vriendin, wat Christus in ons betekent? Zeker niet het kennen van zijn leringen, ook niet het bestuderen van kosmische wetmatigheid, ook niet het analyseren van Bijbelmoeilijkheden, zelfs niet op esoterische wijze. Dat alles heeft u niet nodig om Christus te ontvangen. Christus in u maakt u anders, meer stralend van goedheid, waarheid en gerechtigheid. Hij maakt u een strijder tegen uw lagere natuur, maar dat niet alleen, Hij maakt u van dag tot dag een overwinnaar. Al te veel zoekende mensen blijven voor de poort staan en durven deze strijd niet aan; het is hun aan te zien. Ook hun die hem wel ontvangen en een plaats hebben geboden in zichzelf is het aan te zien. Zonder hem-in-u kunt u niets, al had u al de kennis van de wereld en al zou u alle magie van de wereld beheersen, het zou u niets baten, u zou aan de aarde gekluisterd blijven door karma en reïncarnatie en nooit uw opstanding kunnen vieren. Zonder de Christusenergie blijven we getekend naar het beeld van Adam, zoals Genesis 5 vermeldt. Adam, u weet het, is de mensheid die zich een zoon verwekte naar zijn beeld, dit is naar de natuur. Sla deze tekst eens na. Maar wanneer Christus een innerlijke werkelijkheid wordt, worden we naar dat beeld herboren en overwinnaars naar de geest. Adam is de gevallen mens in de stof en op het stoffelijk kruis genageld door karma en reïncarnatie en zijn ‘zoon’, dat is ‘leven uit zijn leven’, blijft naar dit beeld getekend. Maar wie Christus ontvangt, wordt
verlost uit de natuur en naar het nieuwe beeld herschapen. Dat wil niet zeggen een rekken van het aardse, maar een loskomen van het aardse. Dat is de glorie van het opstandingsfeest. De bevrijde ziel gaat dan uit in de volkomen vrijheid, niet zo nu en dan of alleen maar bij de dood, maar voor eeuwig niet meer gebonden aan karma en de wetten van reïncarnatie. Voor eeuwig bevrijd en daarom het meest geschikt om te dienen en medekruisdrager te worden, totdat allen het zullen hebben bereikt. Dan beleven we de opstanding uit de doden niet slechts als een wondergeloof, of een bovenzinnelijke toverkunst, maar als een wijsgerige noodzakelijkheid, waartoe iedere ziel eens zal moeten komen, onverschillig hoe hij zich noemt, want zonder Christus kan niemand. Hier zijn de schaduwen van de dood weggevaagd. Begrenzingen van geboorte zijn overschreden. Het is de vrucht van veel geslachten, veel verdriet en veel, zeer veel bang doorwaakte nachten. Het is de jubel van ons rotsvaste doel. Het is de bron waarvan de vreugde werelden zal drenken en voeren tot het juiste weten dat uit de Eeuwige geboren is. Wijd als de hemel en diep als de zee. µ
een lichtende idee 5
hoe de nieuwe werkelijkheid tot klinken komt De zeven geesten in het werk van Jakob Boehme en in de geestesschool van het Gouden Rozenkruis
I
n Jakob Boehme’s boek Morgenrood in opgang, dat hij in het jaar 1612 publiceert en dat men later ‘Aurora’ noemt, schrijft hij dat het hem vergund werd, ‘tot in het middelpunt der verborgen natuur’ te kijken. Hij zag daarin, zoals hij beschrijft, ‘niet met mijn gewone ogen, maar met de ogen van de geest’, hoe Gods kracht overal in de schepping werkt, door middel van wat hij noemde ‘de zeven oergeesten’.Van seconde tot seconde zijn het deze zeven oergeesten die uitgaan van de ene bron, die de schepping dragen, doorstralen en verder ontwikkelen. Ook de universele leringen spreken over de zeven stralen van de universele zon, die het al verlichten. Zo’n groot mysterie, dat kunnen we alleen maar proberen te benaderen met – laten we dat zo noemen – onze verbeeldingskracht; niet een soort inspanning om met alle mogelijke middelen proberen iets te begrijpen, maar meer: iets begrijpen, iets opeens zien, wat er al lang was. Jakob Boehme schrijft: ‘Als u iets wilt weten of doorgronden, dan moet u zich daar eenvoudigweg vóór plaatsen, met een diep verlangen tot begrijpen. Als u dat doet, zult u ontdekken dat u twee dingen zult ontvangen: inzicht en kracht. Het inzicht waarom u vroeg, en de kracht om iets met dat nieuwe inzicht te doen.’ Dit gegeven, het gegeven dat nieuw inzicht steeds verbonden is met nieuwe kracht, komt bij Jakob Boehme sterk naar voren in zijn beschrijving van de zesde oergeest. De zesde oergeest, zegt hij, maakt dat elk wezen een klank uitzendt, een klank moet uitzenden. In die klank komt alles tot uiting, wat in dat wezen leeft.
6 pentagram 2/2012
hoe de nieuwe werkelijkheid tot klinken komt 7
Begrijpen is niet het goede woord... je moet je ervóór plaatsen, zoals Boehme zegt, dan ontvang je inzicht én kracht om er iets mee te doen
Niets blijft achter. Is er dus sprake van een nieuw inzicht, een nieuw weten, dan volgt direct ook een nieuwe klank, een nieuwe manier van leven. Een zo goed mogelijk begrip van deze zesde oergeest, ook wel door hem genoemd: de geestvan-de-klank, is voor ons nu van zeer groot belang. Want daarin ligt de sleutel tot een goed begrijpen van de voor ons liggende periode, die de geestesschool vaak aanduidt als de Aquariustijd. De Aquariustijd is namelijk de tijd waarin alles op haar klank beoordeeld zal worden. Je leest wel eens dat er een tijd komt, dat mensen zullen spreken zonder woorden, dat gedachten eenvoudigweg door middel van klank, trilling zullen worden overgedragen.
Jakob Boehme proberen wij dit door ons eenvoudigweg ‘ervoor te plaatsen’. De eerste, tweede en derde oergeest, aldus de schrijver, bouwen ieder wezen op. Zij maken de structuur, de vorm en de beweeglijkheid. Maar nog zonder bewustzijn, zij werken ‘in duisternis’ zoals hij dat noemt. Laten wij eens een boom in gedachten nemen. De eerste geest maakt de structuur, de stam. Boehme noemt hem ‘de zure of wrange geest’, die alles doet samentrekken. Die ‘iets’ uit ‘niets’ maakt. De tweede geest werkt in de sapstromen en de algehele vorm. Boehme noemt hem de zoete, lieflijke geest. De derde ontstaat waar de eerste en tweede als het ware op elkaar botsen. Hij geeft de veelheid en de beweeglijkheid, zeg maar: het beweeg en het ruisen van de duizenden bladeren. Deze drie geesten werken in duisternis. Zij werken als het ware blind. Leven komt pas door de vierde geest, de geest van het vuur. Uit dit voorbeeld zien we wel, dat niet alle geesten in alle schepselen op dezelfde wijze werken. De werking van de vierde geest bijvoorbeeld is voor onze ogen niet goed zichtbaar in een boom. In elk schepsel werken altijd ál de zeven geesten, maar ze zijn voor ons niet altijd allemaal op de dezelfde wijze zichtbaar of zelfs voorstelbaar, omdat hun werking, in deze natuur, op een bepaalde manier gestold is, bevroren is.
De zeven oergeesten Hoe kunnen wij ons
nu iets voorstellen bij de werking van de zeven oergeesten, de zeven stralen, en van de zesde, de geest-van-de-klank, in het bijzonder? Net als 8 pentagram 2/2012
De mens Nemen we nu eens een mens in ge-
dachten. De eerste oergeest, zo ziet u voor u, schept zijn geraamte, de harde structuur in
hem. De tweede oergeest schept het zoete, het stromende, het lieflijke. Niet zozeer het bloed, meer de verborgen stromen, de etherstromen. De tweede oergeest schept de vorm en de lieflijkheid in de mens. De derde geest schept de veelheid, de beweeglijkheid. Die openbaart zich in het lichaam van de mens dus anders dan in de boom en ligt veel meer verborgen, veel meer naar binnen: bijvoorbeeld in het oneindig aantal longblaasjes, de tekening en lijnen op de huid, de haren. Maar ook weer de honderdvoudige onderverdeling en de – relatieve – beweeglijkheid van het skelet. Dan komt de vierde oergeest, de geest die leven brengt, bewustzijn brengt, de geest van het vuur en het licht. In de mens brengt hij het bewustzijnsvuur, het ‘slangenvuur.’ Het is het astrale bewustzijnsvuur, dat in het ruggenmergkanaal brandt en uitmondt in de hersenen. Het resultaat daarvan is licht. Het ogenlicht, waarin het hele bewustzijn zich uitdrukt. Door het vuur van de vierde oergeest komt de mens tot leven, krijgt hij bewustzijn. Maar hóe hij leeft, dat bepaalt de vijfde geest. Dat is de geest van warmte. Dat wil zeggen: dat is de wijze waarop het vuur warmte afgeeft. De wijze waarop een mens warmte uitstraalt – of niet uitstraalt. De vijfde geest is de geest van liefde. Hoe een mens vuur omzet in warmte – en warmte in liefde. Dan komt de zesde geest. Wij mogen zeker stellen dat de zesde geest, ‘de zesde straal’ zeggen wij ook wel, een speciale betekenis heeft in de geestesschool van het Gouden Rozenkruis. Vandaar onze poging goed te begrijpen wat deze
betekenis inhoudt. Maar begrijpen is hier eigenlijk niet het goede woord. Dat is net alsof je iets kunt bestuderen, uit een boek, en verstandelijk opnemen. Nee, je moet je ervoor plaatsen, zoals Boehme dat zegt. Dan ontvang je inzicht én kracht om er iets mee te doen. Christiaan Rozenkruis als prototype In het verhaal over de droom van Christiaan Rozenkruis ligt een grote groep mensen gevangen in een diepe put, in pure onmacht en ellende. Vijfmaal laten mensen die boven aan de rand van de put staan, door medelijden bewogen, een koord neer, maar nauwelijks iemand slaagt erin om dat koord te grijpen om naar boven te klimmen. En als het al een keer lukt, trekken de anderen hem er vaak nog vanaf. Dan komt de zesde poging. Christiaan Rozenkruis is het prototype van de naar bevrijding zoekende westerse mens in onze tijd. Hij is het prototype van de mens, die nu deze school bevolkt. Hij klimt op een steen – dat wil zeggen: op al het werken en streven dat hij naar beste kunnen en weten verricht heeft – en door een wonderlijke slingering van het koord, ‘misschien wel door Gods wil’, zegt hij, komt het touw bij hem in de buurt, kan hij het vastgrijpen en wordt hij uit de put omhoog getrokken. Wij zijn mensen met de signatuur van Christiaan Rozenkruis: wij willen de roos van het onsterfelijke zijn in Christus’ kracht tot bloei brengen op het kruis van onze persoonlijkheid. Anders lazen we dit nu niet. Deze Geestesschool van het Gouden Rozenkruis is een
hoe de nieuwe werkelijkheid tot klinken komt 9
De microkosmos wordt dan ook wel vergeleken met een bronzen klok of stoepa. Het klinken van deze klok, dus het zuiver en helder uiten van onze levensopdracht, verbindt ons met onze levensopgave school van en voor mensen, die door de zesde straal uit de put opgetrokken zijn. Wij zijn hier, wij horen hier, omdat wij, diep in ons wezen, primair reageren op de werkzaamheid van deze zesde straal. Omdat wij juist met die straal een bepaalde affiniteit hebben. Wat betekent dat dan? De zesde straal wordt in de universele leringen wel de straal van toewijding genoemd, onwankelbare toewijding. Elke esoterische internetsite kan u dat vertellen. Alleen door toewijding is de zevende en laatste stap mogelijk, de nieuwe levenshandeling, de gnostieke magie, het volkomen vernieuwen van ons individuele en collectieve levensveld. Jakob Boehme spreekt over de zesde oergeest als de geest van de klank, zoals wij al bespraken. Het is deze geest, zo zegt hij, die alles wat de vijf voorgaande geesten gebracht hebben als het ware ordent, opschudt en, zo legt hij dat uit – iets doet samenkrimpen, vastigheid geeft. Logisch, want anders kan het niet tot klinken komen. Een van de werkingen van de zesde geest is de stem, de spraak. Niet in de zin van woorden produceren met meer of mindere betekenis. Nee, spraak in de zin van klank is heel wat anders. Het is het vermogen om zonder enige tussenkomst van wie of wat dan ook datgene wat in het diepste innerlijk leeft, kenbaar te maken. Zonder daarin enig ding geheim te houden. Zonder reserves. In de proloog van het Johannesevangelie staat: ‘In den beginne was het woord.’ Dat is het vermogen van de zesde oergeest! Want als God dit woord spreekt, spreekt hij in één woord alles. 10 pentagram 2/2012
Er is niets wat dan niet gesproken is. Er is niets van zichzelf, wat hij achterhoudt, wat hij niet spreekt in dit woord. Met één woord spreekt hij zijn hele wezen. Dat wordt bedoeld met het vermogen van de spraak, van de klank. In de geestesschool is de klank ook de wijze waarop de leerlingen samen werken, samen klinken. De microkosmos wordt dan ook wel vergeleken met een klok, een stoepa, of een bronzen klok. Het klinken van deze klok, dus het zuiver en helder uiten van onze levensopdracht, verbindt ons met onze levensopgave. Wij kunnen dus zeggen: de zesde oergeest maakt dat alles wat in ons is ook naar buiten uitstraalt, steeds duidelijker en sterker, maar tegelijkertijd maakt hij dat wij ons naar binnen moeten richten, dat wij ons steeds meer zullen bezinnen op dat wat klinkt, dat wat ons ware innerlijk is. Wat is dan het ware innerlijk van een mens? Wij noemen dit ene, allesomvattende menselijke levensbeginsel: Christiaan Rozenkruis. Christiaan Rozenkruis is het symbool – maar ook letterlijk de kracht – van de ongeschonden microkosmos in ons, de werkelijke mens, de mens van de grootheid. Het kernbeginsel van de school Door de werking van de zesde oergeest zullen wij ons uiten, het kan niet anders; in onze levenshouding steeds alles tonen wat wij zijn, waar wij voor staan, en daardoor worden wij als het ware gedwongen meer en meer op zoek te gaan naar wát dat dan is, de kern van de ware mens in ons. Dat geldt voor elk individueel mens, maar
net zo goed voor deze groep mensen, voor ons samen als leerlingengroep van de geestesschool van het Gouden Rozenkruis. Wij willen daarom, nu wij ons bezinnen op de werking van de zesde straal, de zesde oergeest, tegelijk onze aandacht richten op het kernbeginsel van deze school. Ook dat beginsel duiden wij aan met de naam Christiaan Rozenkruis. In de Fama Fraternitatis, de Roep van de broederschap van het rozenkruis, lezen we hoe dit grondbeginsel, dit krachtbeginsel, door de werkers in dienst van deze broederschap gezocht en gevonden wordt. Het begint ermee, zo verhaalt de Fama, dat één van de broeders overlijdt, in de plaats genaamd Gallia Narbonensis. Maar vóór het zover is, kiest hij een opvolger, die de opdracht krijgt het gebouw van de broederschap aan te passen en gereed te maken voor een nieuwe tijd. Terwijl hij dit nu als een kundig architect in uitvoering neemt, stuit hij op een verborgen bronzen plaat, die met een grote spijker in de muur is bevestigd. Als hij de spijker uittrekt, om de plaat naar een geschiktere ruimte over te brengen, valt een groot stuk stucwerk uit de wand, en wordt een verborgen deur zichtbaar. Achter die deur vinden zij Christiaan Rozenkruis. In deze op het eerste gezicht zo eenvoudige beschrijving ligt de hele opdracht van deze school besloten en bij nadere bestudering zullen we zien, dat het wezen van de klank, het wezen van de zesde oergeest, hierin een cruciale rol speelt. Het begint met de gedenkplaat, dus met dát, wat ons de weg wijst. Die gedenkplaat is ge-
maakt van brons. Brons is een legering van koper en tin. Koper is het materiaal van Venus, dat wil zeggen de liefde-aard van de mens. Het materiaal van de vijfde oergeest, in de woorden van Jakob Boehme. Koper wordt brons als men het mengt met tin, het materiaal van Jupiter. Dat wil zeggen: het koper, de liefde-aard van de mens, zijn menselijke warmte, zijn belangstelling, zijn medeleven, zijn gevoel, komt tot een werkelijk, hoger klinken, als het samengaat met tin, het element van de geestziel. Het wordt dan ook, precies zoals Boehme het beschrijft, iets vaster, helderder, en komt tot klinken. Koper wordt dan brons. Dat Jupiterbeginsel komt niet zomaar: men overlijdt eerst in Gallia Narbonensis, dat wil zeggen: het oude, persoonlijke streven, is dan opgelost in het land van de dienstbaarheid. Het is dan totaal versleten en verdwenen. Het meest mysterieuze is echter de spijker waarmee de gedenkplaat bevestigd is. J. van Rijckenborgh schrijft hierover: ‘In de esoterie wordt dit punt ook wel genoemd de zesde spijker, of het zesde koord, met behulp waarvan Christiaan Rozenkruis uit de put omhoog klimt. De vijf andere punten zijn te vergelijken met de vijf andere punten van het pentagram, de vijf punten van het zielelichaam.’ Het vrijkomen van het nieuw geworden ethervoertuig Laten we hier weer onze
verbeeldingskracht te hulp roepen om te vatten wat hier gezegd wordt. Het ene allesomvattende microkosmische levensbeginsel in ons, dat wij aanduiden als Christiaan Rozenkruis, is natuurhoe de nieuwe werkelijkheid tot klinken komt 11
wees mens vandaag lijk kracht. Het is een zuiver krachtbeginsel. Het is geen ding, het is niet íets, het is geen plaats, het is kracht. Zuivere kracht kan zich niet in het stoflichaam ophouden, ons huidige lichaam en bewustzijn zijn te sterk gekristalliseerd. Ook ons zogeheten levenslichaam, de bron van levenskracht en beweging van het lichaam, is te sterk gekristalliseerd. In de loop van ons leerlingschap vormt zich in ons een nieuw levenslichaam, een werkelijk zielelichaam. Wil een mens nu Christiaan Rozenkruis in zichzelf vinden, dan moet hij de gedenkplaat vinden en de zesde spijker uittrekken. Dat wil zeggen: dan moet hij het nieuwe zielelichaam bevrijden, losmaken van het natuurlijke biologische leven. Ook hier is het precies weer zoals Boehme het zegt: het zielelichaam dienen we tot klinken te brengen in de kracht van de zesde oergeest. In die bevrijdende klank zal zich onmiddellijk alles uitdrukken, wat moet worden uitgedrukt. Zal als in één klank alles duidelijk worden, voor iedereen, in elke situatie, op elk moment. Maar een klok kan niet klinken als men hem vasthoudt. Hij moet vrij kunnen bewegen, klinken, luiden. Hiermee houdt, ten slotte, nog één bijzonder aspect van ons werk verband. Het heeft wéér te maken met de vraag: ‘Wat zijn dat dan toch voor mensen, die leerlingen van het rozenkruis?’ Het is een zeer gevarieerd gezelschap, alle mensentypen en karaktereigenschappen kom je er tegen, in een zeer bonte mengeling. Maar er is een gemeenschappelijke waarde, die op een ander, een veel dieper, innerlijk niveau ligt. Zo’n waarde moet er zijn, dat is logisch. Anders waren wij niet samen in deze school, waren wij niet juist door dat zesde koord uit de put getrokken. J. van Rijckenborgh schrijft in zijn verklaring van de Fama fraternitatis, en dan in het bijzonder over dat vinden van de gedenkplaat, en eigenlijk bijna als terloops: ‘Wij hebben hier de gelegenheid nog even te wijzen op het essenti12 pentagram 2/2012
ële verschil tussen een mysticus en een gnosticus. Beiden bouwen zij een zielelichaam, beide halen zij uit hun levenshouding de essence, de levenskracht, die de hogere ethers tot ontwikkeling brengt. Beiden staan ze in verbinding met de wereld van de christusgeest. Maar nu is het zo, dat de mysticus hiermee als het ware genoegen neemt, en de gnosticus niet. Waarom is dat zo? De oorzaak hiervan kan niet - althans nog niet – worden gezegd. Het vermoeden is wel geuit dat de gnosticus uiteindelijk meer mensenliefde bezit. De mysticus gaat op in het produceren en geven van liefdekracht, ten dienste van wereld en mensheid, maar de gnosticus wil anders: hij wil zijn diensten aanbieden aan de leidende krachten van de menselijke ontwikkeling. Hij wil bewust meewerken in de ontwikkeling van de mensheid. Er is iets in zijn wezen dat hem daartoe aanspoort. Hij kan daarom niet anders. En daarom wíl hij, móet hij, doordringen tot achter het mysterie van zijn bestaan. Daarom móet hij het zielelichaam, dat door zijn streven tot ontwikkeling is gebracht, uiteindelijk volkomen vrij maken van elke stoffelijke belemmering. Anders kan hij namelijk niet voldoen aan wat in hem, in haar, als menstype, als opdracht, besloten ligt.’ Daarom is dus ook, hier en nu, de werking van de zesde oergeest, de geest-van-de-klank allesbepalend. Daarom blijven wij zoeken naar het ene, allesomvattende levensbeginsel: Christiaan Rozenkruis. Wij mogen zeer verheugd zijn dat nu, op dit moment, een nieuwe generatie, jonge mensen, het geestelijke gebouw van de broederschap wil betreden. Wij hopen dat de veranderingen in het gebouw, die dit met zich zal brengen, allen ertoe zullen brengen de bronzen gedenkplaat te vinden, de spijker uit te trekken en volkomen op te gaan in de klank van het vrij geworden geest-ziele-lichaam. µ
‘Stel u voor: er wordt een kind geboren, een kind toegerust met een oorspronkelijke ziel. Wanneer nu deze ziel verbonden wordt met het lichaam, ontmoet zij de ‘boosheid’, die annex is met de aardse natuur. Nu gaat het erom: zal dit kind, als het zich ontwikkelt, ouder wordt, en het leven moet aanvaarden, strijden tegen de boosheid die van binnen is? Of zal het die boosheid zonder meer accepteren en zich laten gaan langs de lijnen van de minste weerstand?’ J. van Rijckenborgh, Egyptisch Oergnosis deel IV, hfdst 7 Zes dagen nadat Betka Tudu geboren is, komen vrouwelijke familieleden en buren in Poeroelia (West-Bangladesh) bijeen om hem te zegenen en te beschermen tegen kwade invloeden. Een foto van Abhijit Dey, Poeroelia, India. Betka Tudu is nu 5 jaar
wees mens vandaag 13
een overdenking over de radicale verandering Een leerling, zijn weg zoekend naar levensvervulling en verlichting, neemt zichzelf onder de loep. Gaat zijn verlangen uit naar kennis en meer kennis, of zet hij in op het bekende ‘alles of niets’ – met heel het onbekende en overwachte, dat daar, naar hij hoopt, achter ligt?
I
k raak nog vaak, misschien net als u, verstrikt in een te mentaal bezig zijn met de filosofie, die ik dan als een leer wil opvatten, zodat ik mijzelf soms afvraag: vindt er nu echt die bedoelde innerlijke revolutie in mij plaats? Een radicale verandering, zonder een compromis, mijzelf in niets sparend? Alles of niets, immers? Of ben ik als een zuigeling, die de kracht en de kennis die filosofie en leer bieden, wel opneemt maar niet gebruikt? Dat ik aan de buitenkant blijf staan, zoals je van een afstandje iets kunt gadeslaan zonder eraan deel te nemen? Of dat ik vergeet dat het aangebodene alleen maar sleutels zijn, op zichzelf mooi en interessant, maar volstrekt waardeloos als je de innerlijke deuren niet weet te vinden waarvoor ze bedoeld zijn. Dan ontdek ik in mijzelf, en in anderen, die menselijke eigenschap om alles maar op te slaan, te bewaren, te verzamelen, almaar meer, als de bekende rups die nooit genoeg heeft. Om het dan eens, op een later moment, te gaan onderzoeken, te vergelijken, analyseren en ordenen. Ziedaar de geboorte van de paradoxen! Want zo begint het: alles blijkt elkaar tegen te spreken. Al die verzamelde kennis, de ene waarheid tegenover de andere. Al die verschillende manieren van uitleggen, al die termen en begrippen, al die mentale constellaties: het is een ondoordringbare jungle geworden. En nog heeft de rups er schijnbaar geen genoeg van! Ik realiseer mij wel dat deze menselijke eigenschap onmogelijk gebruikt kan worden om God te vinden, eenmaal goddelijk te zijn! Lichtkracht
14 pentagram 2/2012
– inzicht – kun je niet opslaan en bewaren; die dien je meteen om te zetten in daden. Soms is één beeld voldoende om dat te doorzien, en al die mentale constellaties in gruzelementen te doen vallen. Vaak staat onze intellectuele bewapening een werkelijk begrip in de weg. Een metafoor omzeilt het slimme verstand en kan daardoor meteen het hart bereiken. Het is vanuit dat perspectief dat mij het beeld fascineert van de rups die tot vlinder wordt. Die diepe waarheid, dat wat je ontvangt pas waardevol wordt als je het op de juiste wijze weet te gebruiken zie ik daarin heel mooi terug. Het doel van de rups is: de plant consumeren waarop hij zich bevindt. Hij kijkt niet op of om, ziet geen zon of horizon. Hij heeft geen tijd voor dat soort onzin. Het indirecte zonlicht dat zich in het blad bevindt, daarop is zijn gretige blik gericht, daarvan moet hij zoveel mogelijk hebben. Die gretigheid doet me wel ergens aan denken: mijn niet te stillen honger naar kennis, waarheid, kicks, mystieke ervaringen, wijsheid. Denk maar aan die ontelbare bladeren in uw boekenkast.
‘De koninklijke kunst wordt niet geleerd, niet gedoceerd, kan niet van te voren worden bestudeerd en dus van tevoren begrepen worden. Maar wanneer u het proces van loutering op de enig mogelijke wijze binnentreedt, dan gaat de waarheid voor u lichten. Op hetzelfde moment begrijpt u dan van binnenuit de koninklijke kunst.’
een overdenking over de radicale verandering 15
wees mens vandaag
Duizend sleutels geven wel een enorme kennis, maar van binnen blijf je helemaal dezelfde. Je hebt maar één sleutel nodig Een rups eet totdat er niets meer bij kan. Pas dan komt er verandering in zijn levenspatroon: hij eet niet langer, maar gaat zijn voedsel gebruiken. Eerst spint hij zich in en weeft een mantel om zich heen, de cocon, waarin hij zich terugtrekt. Dan, verborgen voor het oog van de buitenwereld, gaat de rups nu een wonderlijk proces in. Maar weinigen beseffen dat voordat er een schitterende vlinder losbreekt uit de cocon, er zich daarbinnen een enorme strijd afspeelt. Heel die oude vorm moet worden afgebroken en ja, werkelijk een heel nieuw lichaam moet worden opgebouwd. Het immuunsysteem van de rups verzet zich heftig tegen deze vreemde transmutatie van cellen. Het doet er alles aan om de rups te behouden. Pas als het de hopeloze strijd ertegen opgeeft, kan de omzetting van cellen ongehinderd doorgaan. Er blijft niets over van de rups, behalve een vormloos hoopje. En precies één cel draagt het bouwplan van de vlinder 16 pentagram 2/2012
in zich, en hieruit wordt het complete nieuwe lichaam opgebouwd. Toen begreep ik. En wat al die bladeren betreft: de filosofie geeft de sleutels, maar je hebt maar één sleutel nodig. Duizend sleutels geven wel een enorme kennis, zoals de rups die duizenden keren zijn eigen gewicht erbij eet, maar van binnen blijf je helemaal dezelfde. Die kennis gist, gaat bruisen, geeft zelfs explosiegevaar maar pas als je die ene sleutel op jezelf betrekt kan er iets gebeuren. Dan hoopt het zich niet langer op, maar zet het zich om. Precies zoals het voedsel dat we opnemen pas na vertering bruikbaar wordt. De filosofie uitsluitend als consument bestuderen, verstrikt het verstand onherroepelijk in een doolhof van paradoxen, terwijl het vrijmaken van datgene wat erin verborgen ligt, leidt tot een radicale verandering, een innerlijke revolutie. Maar, dat het ego er alles aan zal doen om zijn eigen ondergang te voorkomen, komt u waarschijnlijk zeer bekend voor! µ
‘het oeratoom des harten, de roos van de bevrijding, is als het ware een gecomprimeerde oer-microkosmos, een microkosmos in de huidige microkosmos gevangen. Een werkeloos,volkomen latent goddelijk wezen, omsloten door een stelsel van elektromagnetische krachten die ongoddelijk zijn.’ J. van Rijckenborgh, De mysteriën van de Pistis Sophia, hfdst 18 ‘Ik werd geraakt door de vraag hoe je teneergeslagen en depressief kunt zijn in een wereld vol verbazingwekkende schoonheid en wilde dat in een kunstwerk weergeven. We zitten inderdaad stevig opgesloten in de muren van het zelf en zien de wereld door onze eigen ogen, en niet zoals zij is. De lichtende contouren in de natuur tonen het geheim van de schepping, maar die trieste voorovergebogen figuur ziet dat niet, opgesloten als ze zit in haar eigen geest en gedachten.’ The prison of the self (De gevangenis van het zelf) door Soda Lemondrop, The Workhouse & Art place
wees mens vandaag 17
alleen licht weerkaatst licht ‘Dao is ledig en zijn stralingen en werkingen zijn onuitputtelijk. O, hoe diep is het. Het is de oervader aller dingen. Het verzacht zijn scherpte, vereenvoudigt zijn gecompliceerdheid, tempert zijn verblindende schittering en maakt zich gelijk aan de stof.’
W
oorden uit de Daodejing spreken een eigen taal. Het is de taal waarin een andere werkelijkheid onze wereld haast ongemerkt binnenkomt. Woorden die wij herkennen, die ons eigen zijn, maar toch niet passen in ons normale denkpatroon. We spreken wel van ‘mysterietaal’, en dat is eigenlijk precies waar het om gaat: het mysterie. Mysterie is niet slechts de uitdrukking die we gebruiken om iets onbekends te benoemen, iets van een andere orde of wereld. Nee, het mysterie is als een ruimte. Een ruimte die je kunt binnengaan. Wat die ruimte in zichzelf is, openbaart zich pas wanneer je haar betreedt. Mysterietaal ondergaan is als de ervaring van het opengaan van een deur, waardoor een kier ontstaat. Een glimp wordt zichtbaar van een oneindige ruimte die grotendeels nog voor ons verborgen is. Zoals de woorden uit de Chinese wijsheid dat kunnen zijn: ‘Dao, het verzacht zijn scherpte, vereenvoudigt zijn gecompliceerdheid, tempert zijn verblindende schittering en maakt zich gelijk aan de stof...’ Het is de stof niet, maar drukt zich uit in de stof, het maakt zich kenbaar, door het mysterie te zijn. Zonder dit mysterie zou het menselijk bestaan ondraaglijk zijn. Zonder de mogelijkheid iets van de schoonheid, van de eeuwigheid in de tijd te kunnen ervaren, zou de mens verloren zijn. Door het wonder van het hart kan het goddelijke gevonden worden. Zie de mens: Blind verwoest hij en eigent hij zich toe waarop
18 pentagram 2/2012
hij recht meent te hebben. Niets is vernietigender dan de mens wanneer hij in zijn verblinding andere levende wezens als dingen behandelt. Wanneer hij zelf als een ding wordt en handelingen verricht waarvan hij de gevolgen niet meer overziet. Wanneer hij het mysterie van het bestaan tenietdoet. Hoe kunnen mensen leven als er geen mysterie is dat troost schenkt, moed en hoop geeft? Zelfs al beseffen wij het niet altijd, ook in het zichtbare omringt ons het mysterie. Zie de mens, de enkeling: In de steek gelaten door alles en iedereen, leunt hij tegen een hek en kijkt de weg af, naar ver van hier. Alles om hem heen lijkt te zijn afgebroken. En dan opeens ziet hij de overeenkomst met wat zich afspeelt in de natuur: ‘de avond, de nacht en de volgende dag’. Alsof iedere dag de oude wereld afgebroken wordt en verzinkt in de nacht, en er tegen zonsopgang een nieuwe wereld wordt gebouwd. Daar, in de dageraad, komt de dag wonderbaarlijk weer tevoorschijn vanuit de grijze stof waaruit hij gemaakt werd... Wanneer we zo vele malen als aan een hek hebben gestaan, kan daar ten slotte die dag komen dat wij zelf verzinken in ‘de andere’. Iets van het oude ik wordt vervangen door een nieuw ik, en de glans daarvan kunnen we waarnemen, de ruimte ervan binnengaan. Voor een dergelijk mens is Dao niet langer ledig. Het vibratieveld van Dao, of Gnosis, of het serene astrale veld van de broederschap van de heilige graal stijgt in verfijning, snelheid en vermogen ver boven het gewone levensveld alleen licht weerkaatst licht 19
Net zoals ‘licht’ ‘duisternis’ is als het geen voorwerp heeft waarop het kan weerkaatsen, zo is bewustzijn onbewust wanneer het geen ervaringen waarneemt.
uit. Voor de onbewuste mens onzichtbaar, niet met het denken te vatten, niet waarneembaar, zogezegd ledig. Die vibratie openbaart zich aan het verheven beginsel in het hart, de roos, en opent de deur naar de ruimte van het mysterie. De stralingen en werkingen ervan zijn onuitputtelijk voor ieder van ons, want ze zijn ‘verzacht in scherpte’, vereenvoudigd, geen verblindende schittering, maar Licht, in relatie met de mens. Ook in andere woorden, nu uit het westerse gedachtegoed, treffen wij dit beeld aan. Marsilio Ficino heeft in zijn tijd door middel van zijn bekende brieven hierover verhelderend geschreven. Hij stelt: ‘Niemand stijgt op tot God totdat God zelf in zekere mate in hem is afgedaald.’ Onder andere geïnspireerd door de hermetische wijsheid gebruikte Ficino in zijn brieven en teksten het gesprek als vorm om zijn gedachten over te dragen. Zo schrijft hij: ‘Het is niet zo dat ík ben opgestegen, maar ik ben ten hemel gevoerd. De zware elementen van de wereld reiken niet tot de hogere sferen, tenzij zij van bovenaf worden opgeheven. De bewoners van de aarde bestijgen de treden naar de hemel niet, tenzij de hemelse vader hen optrekt.’ Opstijgen of ons verheffen tot het Licht, omdat het Licht zelf afdaalt in ons. Wanneer je uit het raam kijkt bij het opstijgen in een vliegtuig, zie je al het bekende verdwijnen in de diepte onder je. De mensheid, met al haar drukte, wordt toegedekt onder de witte deken van wolken. Stil ligt daar de wereld onder het wolkendek dat verlicht wordt door de zon. Stel dat je nog verder zou stijgen, dan is er 20 pentagram 2/2012
de dampkring, waarachter de zwaarte ophoudt te bestaan en de oneindige duistere ruimte ligt waarin het heelal wentelt. Misschien is er, onhoorbaar voor het menselijke oor, het geluid van sterren en planeten terwijl ze bewegen in het donker. De eindeloos uitgestrekte duisternis. Om licht te ervaren moet er iets zijn om het licht te weerkaatsen. In de duisternis schijnt het Licht, maar de mens heeft het niet begrepen. Zo staat de mens in het midden van een stralende werkelijkheid, hij ziet het echter niet. Hij ziet alleen ‘de verblindende duisternis’. Net zoals ‘licht’ ‘duisternis’ is als het geen voorwerp heeft waarop het kan weerkaatsen, zo is bewustzijn onbewust wanneer het geen ervaringen waarneemt. Het ene bewustzijn van God is zo ook als een verblindende duisternis. Het verschijnt alleen als het licht van bewustzijn als er iets is om te verlichten, te ervaren. Wie zich verheffen wil, zal zich als vanzelf afkeren van de lagere beelden die hij in en om zich weerkaatst. Hij wordt stil, alsof hij zichzelf beneden heeft achtergelaten, alles onder hem wordt klein en onbelangrijk. Over blijft in hem slechts het verlangen. Dat wat hem omhoog trekt, vindt daar, in dat verlangen, zijn weerkaatsing. Hermes zegt: ‘Alleen het zielebewustzijn ziet het onzienlijke, omdat het zelf onzienlijk is.’ Want: ‘Bent u in staat uw zielebewustzijn te zien en het met uw handen te grijpen en het beeld van God bewonderend gade te slaan? Indien dan zelfs hetgeen in u is onzichtbaar voor u is, hoe zal God zelf dan in u zichtbaar worden door middel van uw stoffelijke ogen?
II
De weg naar bevrijding, de weg omhoog, loopt van en door de natuurgeboorte heen tot de zielegeboorte. Eens, in het begin, toen de ziel nog in de wereld van de levende zielestaat existeerde, was er de geest, die zich via de ziel in het lichaam uitdrukte. Nu zal de in de mens ontwaakte ziel, die uiteraard niet in een ‘verblindende duisternis’ wil verblijven, opnieuw een voertuig willen ontwikkelen, een mantel om zich heen willen trekken. Wanneer zij erin slaagt deze mantel te realiseren, dit vermogen tot het weerspiegelen van het éne bewustzijn van God, dan is zij weer in staat de geest te weerspiegelen. De ziel kan zich uitdrukken zodra zij haar Pymander gevonden heeft, in het Gemoed, het gebied waar zij opgaat in de geest van het nieuwe leven. Het hart correspondeert met de ziel. Als de ziel zich in het hart kan uitdrukken, zal in het hoofdheiligdom als zetel van de geest zich het ene bewustzijn kunnen weerspiegelen. Het is de wedergeboorte, niet ván de ziel, maar een die dóór de ziel zelf moet worden voltrokken. Het is een proces van omkeer, een zich losmaken van de ziel door de ziel, van de wereld van de stof. Leren de dingen anders te zien, als het ware vanuit een ander perspectief of een andere essentie. Noem het een zielebewustzijn of hoger bewustzijn. Over deze wonderbaarlijke situatie laat Ficino in zijn brieven God spreken met de ziel: ‘Waarom bent u zo bedroefd, mijn treurige ziel? Ik, uw vader, ben immers bij u... Ziel: Wat zie ik uit naar inspiratie door mijn vader! Maar op dit moment zie ik echt niet hoe dat zou kunnen. Want iemand die alleen maar buiten mij bestaat kan niet mijn opperste vader zijn. Maar toch is hij de schepper van het universum, denk ik, en ik bevind mij als zijn kind in zijn innerlijk… En daarom kan iemand die zich alleen maar in mijn innerlijk bevindt,
evenmin mijn opperste vader zijn. Als hij groter is dan ik en zich binnen in mij bevindt, is hij zonder twijfel ook kleiner dan ik, dus hoe iets tegelijkertijd binnen en buiten mij kan bestaan, begrijp ik niet. Wat me erg benauwt, vreemdeling - of wie u ook mag zijn - is dat ik zonder mijn vader niet wil leven en er toch aan twijfel of ik hem wel kan vinden. God antwoordt: Mijn kind, zie uw vader. Uw vader is in grootte het kleinst van alles, maar in kracht overtreft hij alles. Als het allerkleinste is hij in alles, en als het allergrootste is hij buiten alles. Zie, ik ben bij u, zowel binnen als buiten u...’ Zo is duidelijk dat het op de juiste manier ‘zien’ van jezelf zo belangrijk is. Het bewust bekijken van jezelf in verhouding tot dat wat je inspireert. Wie alleen een gedeelte van de werkelijkheid kan zien, kijkt als in een beslagen spiegel. Of ziet, zoals dat ook eens werd beschreven, ‘de onderkant van een tapijt’. Het menselijke bewustzijn ziet van zichzelf, in dit leven, met al zijn verwarring, alleen de onderkant van een patroon dat op een groot weefgetouw is geweven, door goddelijke vingers geknoopt. Knopen en draden aan de achterkant ziet het onvolmaakt bewustzijn; terwijl het schitterende patroon aan de voorkant vooralsnog onzichtbaar blijft. Toch zijn zij beide tegelijkertijd. III
Bezien we nog eens het beeld van de ziel die één kan worden met het Licht, wanneer het Licht eerst in haar binnengaat. Het Corpus Hermeticum beschrijft dit afdalen van het Licht als een mengvat dat omlaag gezonden wordt. Tegelijk met dit mengvat wordt ook een boodschapper gezonden om aan de harten van de mensen te verkondigen: ‘Dompel u onder in dit mengvat, u zielen die dit kunt, u die gelooft en vertrouwt dat u zult opstijgen tot hem die dit mengvat omlaag gezonden heeft.’ alleen licht weerkaatst licht 21
wees mens vandaag
‘Waarom ontvingen niet alle mensen de geest?’ wil Tat weten, en zo spreekt Hermes verder: ‘God heeft gewild dat de geestbinding door alle zielen zou worden verkregen, echter: als prijs voor de wedloop.’ Met de boodschapper en dit mengvat voor water en wijn, gevuld met de krachten van de geest, wordt de werkzaamheid van de broederschap van de heilige graal beschreven. In het oeratoom ligt het beeld van de ware menswording. De stralingen van de zevengeest, die inwerken op het hoofdheiligdom, formeren vervolgens de Pymander. Deze zeven stralen structureren de krachtlijnen voor de nieuwe menswording, het gewaad of de glans van de ziel, vanuit en in de ruimte van het mysterie, het hartheiligdom. En hieruit ontstaat een nieuwe bewustzijnsstaat, een doorgronden van het mysterie, Gnosis, het herkennen en erkennen van het Licht in het eigen wezen. Hoe zullen wij in staat zijn dit Licht te belichamen en te weerkaatsen? En zo bij de harten van de mensen binnen te komen? Keren wij daartoe nogmaals terug naar de Daodejing. Ervaren wij de ruimte die achter de woorden schuilgaat en waarvan de deur op een kier staat…: ‘De wijze omvat het ene en maakt zich zo tot een voorbeeld in de wereld. Hij wenst zelf niet licht te schijnen en juist daarom is hij verlicht.’ En het evangelie van Filippus stelt het in het ‘Mysterie van Jezus’ als volgt:
22 pentagram 2/2012
‘Jezus heeft alles in het geheim gedragen. Hij openbaarde zich namelijk niet zoals hij in werkelijkheid was, maar hij openbaarde zich zodat hij gezien kon worden. Hij openbaarde zich aan allen. Aan de groten openbaarde hij zich groot aan de kleinen klein. aan de engelen als een engel en aan de mensen als mens. Daarom was zijn woord voor iedereen verborgen. Slechts enkelen hebben hem gezien en de gedachte omvat dat ze zichzelf in hem zagen. Toen hij zich in zijn heerlijkheid aan zijn leerlingen openbaarde op de berg, was hij niet klein. Hij was groot geworden. Maar hij maakte ook de leerlingen groot opdat ze konden zien dat hij groot was. Dat is het mysterie dat ieder ziet zoals hij waarnemen kan maar uiteindelijk zien we allemaal het ene.’ µ
‘Het feit dat u, sedert de dagen van uw jeugd, zich gedreven voelt door een onmiskenbare religiositeit, of door een intense drang tot humaan beleven, of door een drang tot kunstzinnig beleven van schoonheid, of door dorst naar kennis, of door enkele van die aspecten tegelijkertijd, is uiterst merkwaardig. Het is als het ware een basis voor een mogelijk totaal nieuw beleven. Het is de aanraking van de rozenkracht, van het koninkrijk Gods in u. Het gaat er nu maar om dat u deze innerlijke basis tot een volstrekte deugd maakt, tot een bevrijdende deugd.’ J. van Rijckenborgh, De Chinese Gnosis, hfdst 27-II De vele lichtjes van de kaarsen tijdens het Hindoe-Diwalifestival staan symbool voor het louteren van harten, huizen en woonplaatsen van de mensen en helpen het kwaad op afstand houden
wees mens vandaag 23
Een metafoor uit het oude Egypte
de broederschap van de waarheid ‘Kunsthistorici en wetenschappers hebben ons herhaaldelijk, en met steeds groter inzicht, gewezen op de verbondenheid van het oude Egyptische cultuurland ter zake van de kunst, en de wetenschap heeft vaak moeten constateren dat haar ontdekkingen herontdekkingen waren van de wijsheid die in het oude Egypte reeds toepassing vond, en met de godsdienst is het evenzo gesteld. De wording, de doorzetting en de betekenis van het christendom kunnen wij niet doorgronden zonder kennis van de oude Egyptische cultus.’ Jan van Rijckenborgh
J
an van Rijckenborgh en Catharose de Petri hebben de geestesschool vaker vergeleken met een schaapskooi, of ook wel met een schip, een hemelschip. Het beeld van de schaapskooi gaat terug op een Bijbels verhaal, waarin Jezus een diepzinnige vergelijking maakt met dieven, die op verkeerde wijze ‘de schaapskooi’ binnendringen, dat wil zeggen, met het ik van de natuur het koninkrijk, het serene en verheven levensveld van de oorspronkelijke mens, willen ingaan. De vergelijking met een schip, een hemelschip, heeft wortels – of moeten we zeggen ‘ankers’ die ons nog verder terugvoeren in de tijd, namelijk naar het Egypte van de farao’s. ‘Egypte, dat hele land was één groot inwijdingsmysterie,’ zo leerde ons Catharose de Petri. Wie in het antieke Egypte geboren was en zich tijdens zijn leven hield aan Ma’at, de kracht van het juiste evenwicht, van rechtvaardigheid en juiste werkzaamheid, kon zich ervan verzekerd weten dat wanneer hij aan de westelijke oever begraven werd, hij op zijn reis naar het eeuwigheidsleven – naar Re in Amenti – in de bark of het schip van Isis zeker verder zou worden geholpen. Want Isis, godin van de liefde, had de mensen lief, en had ook de vermoorde Osiris weer tot leven gewekt. Zij zou er zeker op toezien dat het levenslichaam van de gestorvene zou worden samengesmeed en in de velden van Amenti zou opwaken. Ontwaken? Samensmeden? Hoezo dat? Heel Egypte kende immers de legende dat Osiris door zijn broer Seth – een kracht, een god,
24 pentagram 2/2012
die we kunnen vergelijken met Lucifer – was vermoord en zijn lichaam daarna aan stukken was gesneden. Seth was afgunstig op de macht van Osiris, die Egypte – lees: de wereld – in een legendarische gouden tijd regeerde, een tijd voordat dood, ziekte en andere narigheid bestonden. Harmonie, voorspoed en gelukzaligheid heersten allerwegen, voor alle wezens. Maar volgens Seth was er geen ontwikkeling, geen dynamiek, geen stootkracht en geen groei. Daarom moest het maar eens afgelopen zijn met dat slappe gedoe van Osiris en Isis. Hij vermoordde Osiris twee keer; de eerste keer door een list, en de tweede keer gewoon in brute haat. Wat deed Seth? Op een feest ter ere van Osiris kwam hij aanzetten met een prachtig bewerkte kist, helemaal op maat gemaakt voor het lichaam van zijn broer. ‘Deze fraaie kast is voor hem die er het beste in past’ stond erop. Iedereen wilde erin liggen, maar toen Osiris het ook probeerde, smeet Seth de deksel dicht, sloot de kist af en wierp hem in de Nijl. Maar de sarcofaag dreef de Nijl af en die listige Isis, zijn schoonzus, had er lucht van gekregen en vond Osiris terug, ‘ergens bij Byblos’ volgens de legende. Seth liet het er niet bij zitten. De tweede keer zou hij het beter doen! In veertien stukken sneed hij Osiris’ lijk en al die delen voerde hij op verschillende plaatsen aan de krokodillen in de Nijl! En opnieuw was het zijn schoonzus Isis, die alle lichaamsdelen verzamelde. Op elke plek waar een lichaamsdeel gevonden werd, werd een tempel gebouwd. Met behulp van Anoebis wikkelde de broederschap van de waarheid 25
In het levenslichaam of de ka konden de overledenen verkeren met de goden en aan hen offeren, zoals hiernaast aan Isis en aan Horus met de zonneschijf op het hoofd
ze de delen in doeken en stelde zijn lichaam weer samen en gaf Osiris het leven terug. Mysterie van dood en opstanding! Transfiguratie! En om aan dat grote mysterie deel te krijgen, dat de dood door het leven zou worden overwonnen, werd iedere gestorven Egyptenaar in doeken gewikkeld, om, als Osiris, door Isis’ liefde tot leven te worden gewekt! Hapi – de Nijl De Nijl, Iteru of Hapi voor de Egyptenaren, was symbool en werkelijkheid tegelijk. De rivier bepaalde alles wat met het leven te maken had. Doordat de Nijl ieder jaar overstroomde en vruchtbaar slib achterliet, zei men in de oudheid: ‘Egypte is een geschenk van de Nijl.’ Op de oostelijke oevers van de Nijl speelde het leven zich af, daar werkten de mensen, daar stonden, in de latere tijd, de tempels voor de goden en de koningen, de farao’s. Op de westelijke oevers, daar waar de zon ondergaat, bevonden zich de graven, de graftempels, de piramides, de ‘huizen van de eeuwigheid’. Iedere Egyptenaar had als taak bij zijn leven de afgehouwen ledematen van Osiris te zoeken, en het lichaam helpen op te bouwen. Dat was symbolisch op te vatten. Zijn handen moesten een rechtvaardig werk doen. Zijn voeten zouden hem op het rechte pad houden. Zijn mond zou waarheid, Ma’at spreken. Zijn oog zou hem het Licht van Ptah, de schepper-god in alle dingen laten zien. Zijn oor zou de waarheid die in hem sprak beluisteren en de wijsheid, die in de stilte denkt. Hij zou met de levensadem de geuren van het oorspronkelijke leven kunnen inade-
26 pentagram 2/2012
men en zijn hart zou hij verbonden weten met het hart van het universum, dat klopt in iedere mens en in al het leven op aarde. Aldus was de mens een afspiegeling van de hemel, de woonplaats der goden, en Egypte de afspiegeling van het universum. Zo boven, zo beneden. En als zijn hart dan, bij zijn laatste reis, in de hal van Amenti gewogen werd, en zo licht was als de veer van Ma’at, dan kon Isis de lichaamsdelen weer samenvoegen in zijn etherlichaam. De Egyptenaren noemden het levenslichaam, of het etherlichaam: ka. Met dat levenslichaam, die ka, kon de nieuw aangekomene werken in de hemelse landouwen, in de eeuwige zonneschijn van Ra, tot zijn levenslichaam zo zuiver, zo transparant was dat Isis hem kon uitnodigen in de bark van Isis en Osiris, om verder te reizen naar Amon-Ra, het bewustzijn van de eeuwige geest. Een fascinerende filosofie – en Egypte was vol, overvol van deze symboliek! De broederschap van de waarheid Deze
symbolen werden bewaard, aan de harten van de mensen meegedeeld door de ware priesters van Hermes, de broederschap van Ma’at, de broederschap van de waarheid. Egypte was evenwel ook een land zoals het onze: een samenleving waarin Seth dezelfde krachten van afgunst, hebzucht en blinde machtslust had gezaaid, die je ook in onze maatschappij tegenkomt. Daarom was aan de broederschap van de waarheid het belang en het behoud van het goddelijk evenwicht, en daarmee de verbinding
met de goddelijke wereld, toevertrouwd. En Hermes, of Thot bij de Egyptenaren, was daarvoor het symbool. Aan het hoofd van deze broederschap stond de farao, die niet alleen de wereldse regeerder was, maar ook de lijfelijke vertegenwoordiger van het Licht op aarde. Via hem, die ‘de zoon van Horus’ was en tegelijk Horus zelf, maar dan op aarde, was het hemelse rijk, het ware oord van de mens met Egypte verbonden. De bescherming van het universum De broederschap van de waarheid bewaakte waar dat maar kon of nodig was het bouwen voor de eeuwigheid, de ambachten en de kunsten, het schrijven, de regelmaat en de orde. Maar de broederschap van de waarheid had nog een taak. Om te zorgen dat de samenhang tussen de bovenwereld, de bovennatuur en onze natuur op de juiste wijze in stand bleef, werkte de broederschap ook op de westelijke oever, het gebied dat was voorbehouden aan de hemelbewoners, het gebied waar de doden werden begraven. Egyptenaren hadden voor hun aardse leven weinig belangstelling, maar des te meer voor het le-
ven na de dood. Hun aardse behuizingen waren van leem; zelfs hun paleizen en villa’s werden met hout en riet gebouwd. Maar hun graven, die zij ‘het huis van de eeuwigheid’ noemden, werden van de duurste en hardste steensoorten gemaakt! De piramides zijn van kalkzandsteen, en bekleed met marmer. De graven in de vallei der koningen en koninginnen werden uitgehakt in de harde rots, en er werd aan gewerkt gedurende al de tijd dat een farao regeerde. Vanaf het moment dat zijn regering begon, op de oostelijke oever, werkte de broederschap van de waarheid aan de westelijke oever aan... het graf van farao! Misschien hebben we er wel eens schamper om gelachen; een dode is dood, nietwaar, en aan zo’n graf, hoe mooi ook, heeft hij toch niets? Maar in het oude Egypte was deze ruimte geen graf, maar een tempel, een plaats van verandering, van transformatie. Daarom heette dat ook: ‘huis der eeuwigheid’; en daarom werkte de broederschap van Hermes, die de werkzaamheid van de grote broederschap des levens op aarde vertegenwoordigde, tijdens het leven van de farao aan deze ‘tempel’. Het huis van de eeuwigheid was een uitdrukde broederschap van de waarheid 27
Bij de broederschap van de waarheid leer je te werken met het gereedschap van de bouwers. De passer toont je de volmaakte vorm, de cirkel. De rechthoek is symbool voor de juiste levenshouding, oprecht en eerlijk, tegenover mens en god. En de loodlijn verbeeldt de juiste handeling. Rechts: Werkers bouwen aan ‘het huis van de eeuwigheid’ van farao Seti 1.
king in steen van de wetten, die de schepping op aarde beheersten. En zolang de farao deze wetten beheerste, en deze tijdens zijn regering in de stof zou beitelen, zouden zijn regering en daarmee Egypte ervan verzekerd zijn, verbonden te blijven met de oorspronkelijke wereld, met de gouden eeuw van Osiris, die daar immers altijddurend aanwezig is. Vlakbij de vallei van de koningen, waar zich nu de koningsgraven van meer dan zestig farao’s bevinden, was een arbeidersnederzetting, een dorpje. Daar leefden de wetenschappers, de bouwheren, de priesters, de schrijvers, de schilders en de arbeidslieden in strikte afzondering van de rest van de samenleving. Niemand van hen kwam ooit op de oostelijke oever, en niemand uit de rumoerige wereld kon de afgesloten gemeenschap van deze toegewijde werkers op de westelijke oever bezoeken. Hier werkte de broederschap van de waarheid. Niemand van buiten kon in hun nederzetting binnenkomen, maar toch werkte er niemand die niet met grote vreugde en geheel vrijwillig deze afzondering had gezocht. Om binnen te komen, om toegelaten te worden, moest je namelijk ‘de roep’ hebben gehoord, moest je zeker weten, dat je je leven wilde wijden aan Ma’at, aan de broederschap. Zelfs zij, die in het dorp geboren waren en op zeker moment de wereld in trokken, kwamen terug als zij deze roep diep in hun innerlijk ervaren hadden, en zeker wisten dat het hun taak was, aan de broederschap een bijdrage te leveren! Moderne archeologen van conservatieve snit 28 pentagram 2/2012
beweren wel dat dit arbeidersdorp een kamp was, waar slaven gedwongen werden het zware werk van het uithakken en inrichten van de onderaardse graven onder erbarmelijke omstandigheden te verrichten. Modernere onderzoekers met een iets ruimere blik weten wel dat niets minder waar is: de werkers moesten in staat zijn het meest verheven weten uit te drukken. Zij bewaarden de grootste geheimen van de ingewijden, die de wetende farao’s beschouwden als hun grootste schat. Het zou niet eens onder dwang kúnnen – het werk stond onder toezicht van de farao zelf! Het was het grootste belang van het land dat het werk zo harmonisch en nauwkeurig mogelijk werd uitgevoerd. Alleen de beste vaklui konden worden toegelaten: de godheid zelf bouwt immers het huis van de eeuwigheid en op aarde is het de broederschap die het werk helpt uitvoeren. Een jongvolwassene die de roep had gehoord, werd toegelaten. Maar dan begon een lange, lange leertijd! Denk niet, dat een arbeider meteen kon werken in het huis der eeuwigheid, waar de ka, de levende ziel van farao zou wonen! Meisjes en vrouwen werden opgeleid tot priesteressen van de godin Hathor, de godin van schoonheid, van vruchtbaarheid, van leven en genezing, die in de sterrenhemel haar woonplaats had. Zij leerden geneeskunst en medicijnen, zij leerden de kruiden en de wetenschap van de slangen, dat wil zeggen, zij konden bij ziekte onderscheiden wanneer en hoe de gevolgen van een verkeerde levenshouding de mens ziek hadden gemaakt.
De jongens en jonge mannen leerden hun ambacht tot in perfectie, en pas dan konden ze toegelaten worden tot een groep, die bij het werk betrokken was. Deze groepen werden aangeduid als ‘schepen’, als een boot, een schip. Je had schepen voor steen- en beeldhouwers, schilders, stukadoors, enzovoort. Elke groep vormde als het ware de bemanning van een schip. Achtentwintig mensen maakten deel uit van een bemanning, veertien aan stuurboord, veertien aan bakboord. Veertien: opnieuw het getal van Osiris! In perfecte harmonie en steeds met het oog gericht op de juiste verhoudingen, de juiste Ma’at herschiepen deze groepen, deze schepen, het huis van de eeuwigheid, of het hemelschip. Duizenden jaren lang, keer op keer, werd hetzelfde uitgedrukt, in elk graf vind je dezelfde teksten en de dezelfde afbeeldingen, opdat de mensen op aarde de hemelse taal, de hemeltekens en hoe je met de goden moest verkeren, niet zouden vergeten! Bij de broederschap leerde je te werken met het gereedschap van de bouwers. In het museum van Luxor kan men nog enkele instrumenten zien. Er was een passer, een winkelhaak en een loodlijn. ‘Gewone werktuigen’, denk je als ze je ziet. Voor de achtentwintig bemanningsleden van een schip in de broederschap zijn het evenwel heilige instrumenten. De passer toont hen de volmaakte vorm, de cirkel. De rechthoek is de juiste levenshouding, oprecht en eerlijk, tegenover mens en god. En de loodlijn is de juiste handeling.
Alles wat een lid van de bemanning doet zou zo zuiver moeten zijn als de loodlijn, want onjuist gedrag kan nooit resulteren in een juiste schaal of maatvoering. De gereedschappen helpen ons om de juiste manier van handelen te bepalen. En een instrument is op geen enkele manier onder de indruk van je stemmingen, van je motieven of je gemoedstoestand van het ogenblik. Het is altijd zuiver, altijd in rust en evenwicht, en wijkt nooit af! Met deze instrumenten werd in de lang vervlogen dagen van de farao’s het huis van de eeuwigheid gebouwd, in een welbegrepen samenwerking, en zo is het nog steeds. Ook in onze broederschap, de geestesschool, in het voor ons vervaardigde hemelschip is een bemanning nodig die de waarheid dient, die de juiste instrumenten kent en deze in de juiste gerichtheid weet te hanteren. Van dichtbij hebben wij de bouwers bezig gezien, en ook wij hebben de roep gehoord, en zullen hem nog horen, nog nadrukkelijker, in de tijden die komen gaan. Want het is nu de tijd, om dit werk ter hand te nemen, in het eigen leven. Voeg de lichaamsdelen samen, bouw het lichaam van Osiris, het levenslichaam dat tijd en dood overwint, en werk mee aan het actuele huis van de eeuwigheid, de Geestesschool van het gouden Rozenkruis. µ
de broederschap van de waarheid 29
de dertiende In het gnostieke denken is veel aandacht voor de betekenis en verborgen achtergronden van de getallen. UIt de twee komt voor de nieuwe vorm, de zoon of de drie. De ziel stijgt door de zeven planeetsferen naar de achtste en de negende sfeer, die goddelijk zijn, en uit de twaalf komt de dertiende voort.
D
ertien
Het is vrijdag de dertiende. Op de radio hoor je dat er deze dag statistisch minder ongelukken zullen zijn dan op andere vrijdagen met dezelfde weersomstandigheden. Conclusie: men is voorzichtiger of men gaat de deur niet uit. Ander voorbeeld: je wilt je trouwdag plannen, maar alles is al volgeboekt. Alleen vrijdag de 13e is nog beschikbaar. Je boekt een vakantie: in het vliegtuig is geen stoel nr. 13, in het hotel geen kamer nr. 13 en zelfs geen 13e verdieping. Wonderlijk hoe hardnekkig een heel oud bijgeloof zich aan beide zijden van de oceaan voortzet tot in de 21ste eeuw. Dat moet wel iets zijn wat heel diep zit. Waar zou dat vandaan komen?
Twaalf
Het getal twaalf is een heel ander verhaal. Daar zijn de maatschappij en de cultuur vertrouwd mee, door de hele geschiedenis heen. Er waren twaalf goden op de Griekse Olympus, we kennen de twaalf werken van Hercules, de twaalf tafels in het Gilgamesj-epos, er waren twaalf stammen van Israël, twaalf zonen van Jacob, de twaalf edelstenen van de hogepriester, Jezus had twaalf discipelen, in het orthodoxe christendom kent men de twaalf heilige nachten, overgenomen van de midwintertijd van de Germanen, waarbij de tijd ogenschijnlijk even stilstaat, totdat in de 13e nacht de geboorte van Christus gevierd wordt. In het Openbaringenboek gaat het over een stad met twaalf poorten en een boom met twaalf vruchten. De tafelronde van koning 30 pentagram 2/2012
de dertiende 31
Twaalf is de volheid van zowel positief als negatief. De dertien bevrijdt de twaalf uit haar cirkelgang en plaatst haar op een hogere spiraal
Arthur kende twaalf ridders, de juryrechtspraak kent twaalf juryleden, er zijn twaalf dierenriemtekens, in sprookjes gaat het over twaalf prinsen, broeders (raven), feeën et cetera. Ook kent het menselijk lichaam twaalf paar hersenzenuwen. Priemgetal
Uit het boekje Roos en kabbala citeren we: ‘Twaalf is een zogenaamd rijk getal, het is deelbaar door 1, door 2, door 3, door 4 en door 6, waarbij de som van zijn delers meer is dan het getal zelf. Zulke rijke getallen zijn een zeldzaam gegeven. Het drukt een volheid uit: alle mogelijkheden die er zijn heeft het in zich besloten. Het is als een hoorn des overvloeds. Het geheel van de twaalf wacht op vervulling. Wanneer er nu geen nieuwe situatie ontstaat, kan men alleen nog maar terugvallen in het oude en bekende. Deze twaalf als hoedanigheid drukt een vraag uit, een vraag om verlossing uit de cirkelgang van de ruimtelijkheid. En de dertien, een priemgetal, [=ondeelbaar] brengt die verlossing en voert de twaalf naar een nieuwe werkelijkheid: de wereld van één-wording met het hogere. Het getal 13 heeft, als diepere wezenheid, de 1 al in zich. Deze 13 bevrijdt de twaalf uit haar cirkelgang en schenkt haar de spiraalgang naar omhoog.’ In twaalf worden de aardse ruimte en tijd uitgedrukt waarbinnen de mens zijn levensweg gaat, zijn ervaringen opdoet, én waarbinnen de mens ligt opgesloten. Twaalf is de volheid van zowel positief als negatief. De joodse kabbala kent de Shoshanna, de dertienbladige roos, die zes rode en zes witte blaadjes telt, en één kleurloos blad 32 pentagram 2/2012
als 13e (noot 1) Zoals beschreven staat in het boekje De Wereldbroederschap van het Rozenkruis, in een tekst ontleend aan Rudolf Steiner, bestond de broederschap van het rozenkruis in de 13e eeuw uit een college van twaalf mannen, die de totale som van de geestelijke wijsheid van de oude tijden in zich hadden opgenomen. De 13e, Christiaan Rozenkruis, was als een nieuwe geboorte van de twaalf wijsheden. Hermes Trismegistos stelt vast dat de natuurmens, buiten de normale gedragingen om, door twaalf fundamentele ondeugden beheerst wordt, hij noemt ze: onwetendheid, smart, onmatigheid, begeerte, ongerechtigheid, hebzucht, bedrog, afgunst, list, toorn, onbezonnenheid, boosheid. Zij komen voort uit de twaalf elementen van de zodiak, de twaalf oerkrachten van deze natuur. Die oerkrachten zijn geworden tot wat het Evangelie van de Pistis Sophia noemt ‘de twaalf eonen’. Daaruit kunnen we concluderen dat de mens niet alleen gevangen ligt in ruimte en tijd, maar ook in de greep van deze twaalf eonen, als in een mateloos wee. Kijk maar om u heen. Hoe zijn deze natuurkrachten geworden tot eonen die de mens beheersen, hoe heeft de mensheid zelf deze gevangenis opgetrokken, deze demonen in het leven geroepen? Eonen zijn elektromagnetische machten, en archonten zijn de concentraties van deze machtsbeginselen. De eonen worden veroorzaakt door mentale werkzaamheid, door het maken van gedachtebeelden. Gedachtebeelden hebben de eigenschap zich oneindig te kunnen vergroten, als ze maar gevoed worden door gelijke mentale werk-
zaamheid. Aldus worden natuurgoden gevormd, natuurkrachten die de mens geheel gaan beheersen. Het hoofd is voortdurend bezig te bedenken hoe de verlangens van het hart vervuld kunnen worden. Al die denkbeelden en verlangens zijn niet gelijk van aard en vibratie, en de gevormde eonen bijgevolg ook niet. Wolken van de laagste vibratie hebben zich dicht om de aarde heengetrokken. Laag op laag heeft zich gevormd, met aan de top de laag met de hoogste vibratie. Deze zeer gevarieerde ‘spiegelsfeer’ dwingt de mensheid haar noodlotsgang voort te zetten. De krachten, de energieën van deze sferen weten door te dringen tot in de menselijke voertuiglijkheid en de gevangenschap van de mens is nagenoeg compleet. De mens wordt geleefd. Hier komt niemand op eigen kracht meer uit. Daar is nu een ‘dertiende’ voor nodig. Deze dertiende is er! Het is wat in de oude gnosis genoemd wordt: de ‘dertiende eoon’, het stralingsveld van de Christus. Het is het stralingsveld van de oorspronkelijke goddelijke natuur, dat maar één doel heeft: het geheel van de onheilige schepping om te vormen, te verheffen tot heiligheid, heelheid; om de materiewereld van de twee polen, de tegenstellingen, te transformeren tot de transparante wereld van de eenheid. In onze tijd neemt het trillingsgetal van de aarde toe, en dus reageert iedereen al op de aanraking uit de sferen van dat veld. De dertiende eoon brengt voor elk mens de mogelijkheid om door te dringen tot een nieuw en hoger levensveld. De omkering
Maar hoe kan de mens afscheid nemen van het oude, dat is dus: afscheid nemen van de regerende twaalf krachten, en zich richten op het nieuwe, op de dertiende eoon? Het is duidelijk dat een mens deze weg onmogelijk kan gaan als hij de aanraking van de regerende twaalf eonen in zijn dagelijks leven nog als een genoegen ondergaat.
En hier zien we de omkering van de ‘heilige dertiende’ in de ‘onheil-voorspellende dertiende’. Over het algemeen voelt de mens die geen behoefte heeft om door te dringen tot de grote waaromvraag zich wel prima in deze wereld. Hij wil het liefst dat alles blijft zoals het is – nou ja, liever geen ziekte en oorlog natuurlijk – maar is in de grond van zijn wezen niet fundamenteel verontrust door wat hij binnen tijd en ruimte, en binnen zichzelf aantreft. En ja, als dan de dertiende fee onuitgenodigd (!) op het toneel verschijnt, en voorspelt dat Doornroosje zich zal prikken en honderd jaar zal slapen, als zinnebeeld voor de mensheid en voor elke mens in wie het goddelijk beginsel nog slaapt, dan brengt die dertiende fee een ongewenste verontrusting. Dertien is bedreigend, dertien doorbreekt wat vertrouwd is, en zo wordt het heilige getal 13, het getal van de nieuwe dimensie, de hogere spiraal, tot het ongeluksgetal. Men wil er niet aan… Men slaat de dertiende verdieping over. Maar als je er wel aan toe bent, als je die druk van het twaalfvoudige oude van je af wil schudden, en je tot in al je vezels verlangt naar een fris en nieuw begin in een nieuwe ‘dertiende verdieping’ – dan kan dat. Dan kun je de cirkelgang van leven en dood doorbreken, de twaalf verlaten en opgaan in de dertiende, de hogere spiraal van het leven. Ook al kun je dat niet alleen, toch is het een volstrekt autonoom proces. Allereerst besef je, hoe dicht je zit, tenminste, je gevoelssfeer, je aura, je innerlijk. Net als de Pistis Sophia trek je door die mist heen, om de lichtende zuiverheid van het Christusveld te bereiken. Een groep staat je bij, die door dat collectieve veld van mist heen een schacht uithakt; die is daarbij in feite onontbeerlijk. Zij is een collectief van Lichtzoekende mensen, zij vormen een nieuw ‘twaalfvoud’, waaruit een werkelijk nieuwe dertiende (eoon) spreekt. Een geweldig magisch, gnostiek-magisch wonder! En bij anderen zal deze dertiende opnieuw die ‘heide dertiende 33
wees mens vandaag
lige verontrusting’ wekken – de dertien wordt tot het getal van het hoogste geluk. Catharose de Petri schrijft hierover in haar voorwoord bij De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia: ‘Hoe leeft de mens naar die dertiende eoon toe? De kandidaat in de gnostieke mysteriën wordt gesteld voor dertien zieleomwendingen, die hij moet doorstrijden om tot waarachtige zielewedergeboorte te kunnen komen. Deze zieleomwendingen ziet u gestalte verkrijgen in de dertien boetezangen van de Pistis Sophia: In de eerste zang ontdekt de Pistis Sophia de dialectiek en de doem van de mensheid. Zij zingt de Mensheidszang. In de tweede zang komt zij tot zelfontdekking van haar natuurstaat. Zij zingt de Bewustzijnszang. Op basis daarvan zingt zij de Zang der Verootmoediging ten opzichte van het ene, ware Licht. Dan volgt het Lied der Verbrijzeling: het ik wordt ten grave gedragen. Het Lied der Berusting is de volgende fase: de Pistis Sophia is in volledige zelfovergave. Op deze basis wordt het Lied van Vertrouwen gezongen. Het Licht wordt in vol geloofsvertrouwen afgesmeekt. In de zevende boetezang zingt de Pistis Sophia het Lied van de Beslissing. Het is de opgang of de ondergang. Vervolgens vindt de achtervolging plaats. De eonen der natuur vallen met kracht op de Pistis Sophia aan en zij zingt het Lied van de Achtervolging. 34 pentagram 2/2012
Na het Lied van de Doorbraak te hebben gezongen schudt zij de vijand positief van zich af. Voorts zingt de Pistis Sophia het Lied van de Gebedsverhoring. Zij ziet het Licht der Lichten voor de eerste maal. De kracht van het ineigen geloof wordt aan een eindtoets onderworpen. Zij zingt het Lied van de Geloofsbeproeving. Ten twaalfde ondergaat zij de grote beproeving, die men zou kunnen vergelijken met de verzoeking in de woestijn. Zij zingt het Lied van de grote Beproeving. Ten slotte zingt de Pistis Sophia in de dertiende boetezang het Lied der Overwinning: de ziel is ontstegen, zij ziet en ontmoet de geest, haar Pymander. Zo, op deze basis kan de lezer zich enigermate bezinnen op de goddelijke wijsheid, op de goddelijke kracht, die ingang moeten vinden in daarvoor toebereide mensen. Wijsheid en kracht zijn de eerste voorwaarden om de weg tot zielevrijmaking daadwerkelijk te kunnen gaan en deze tot een goed einde te voeren.’ µ Literatuur Benita Kleiberg, Roos en Kabbala. Crystalserie deel 10, Rozekruis Pers, Haarlem 2003
‘Wij attenderen u er bij herhaling op dat de tijd dringt voor een radicale, zeer ingrijpende verandering van uw totale levenspatroon.’ ‘De magnetische stelsels zijn verstoord. Daarom zijn de levensbehoeften van de mensen verschillend, zij doorkruisen elkaar en aldus staan zij tegenover elkaar in fundamentele, biologische en dus structurele vijandschap en werpen zij ongewild weerstanden op... Zelfs al bent u de bescheidenste mens en gaat u met de grootste schuchterheid uw levensweg, dan nog bent u schuldig, omdat er altijd situaties zijn waarin en waardoor u tot handeling gedwongen wordt. Begrijp daarom dat iedere forcering of geconcentreerde aanwending van astrale kracht, op welke wijze dan ook, aardebindend en vernielend werkt. U voelt wel dat er in zulk een situatie nooit kan worden gesproken van goedheid. Het maatschappelijke en moreel goede is altijd verbonden met het kwaad. Hoe waar blijkt dan ook het woord van de Christus: Niemand is goed, ook niet één.’
J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri, De Wereldbroederschap van het Rozenkruis, Apocalyps van de nieuwe tijd deel 2, Rozekruis Pers
Catharose de Petri,
Haarlem, Haarlem, 2e druk 1992
Het levende woord, hfdst 38
J. van Rijckenborgh, De Egyptische Oergnosis deel 4, hfdst. 21, Rozekruis Pers, Haarlem, 2e druk 1993
Hoop, vertwijfeling, dreiging en gezag – of hoe ‘de magnetische stelsels’ botsen tijdens de geweldloze protesten van
J. van Rijckenborgh, De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia.
de Occupy-beweging. Wall Street 2012
Woord vooraf van Catharose de Petri. Rozekruis Pers Haarlem 1991
wees mens vandaag 35
Boekbespreking Marsilio ficino Het leven van plato en andere brieven
‘de goddelijke plato’ als leidraad Geleid door de ideeën van Plato achtte Marsilio Ficino de mens in staat door middel van het verlangen, het voorstellingsvermogen (de imaginatio) van de ziel tot het goddelijke op te kunnen stijgen. Binnen het neoplatonische denken kreeg het voorstellingsvermogen een bemiddelende functie tussen het materiële en het goddelijke en kon door (verheven) inspiratie de toegewijde ziel zich verheffen boven de gangbare ideeën en opvattingen, en in ‘extase’ geraken. De ziel heeft volgens deze visie duidelijk twee kanten: enerzijds verbindt zij de mens aan de stof en gaat daarin onder, anderzijds kan de ziel tot het goddelijke uitgaan. Deel III van Ficino’s Brievenboeken
G
oddelijke vertaler’ werd Marsilio Ficino (1433-1499) genoemd, vanwege zijn vertalingen van Plato, Plotinus en Hermes Trismegistos. Hij was de ziel, de spiegel binnen een sterk veranderend tijdsbeeld, dat wij nu de Italiaanse renaissance noemen. Het was een periode waarin men de wereldlijke macht herverdeelde, waardoor een asverschuiving ontstond tussen de christelijke en de Arabische wereld, culminerend in de val van Constantinopel (1453). Wat minder bekend is, is de redding in die tijd van vele duizenden Griekse handschriften van het voorchristelijke platoonse, het vroegchristelijke en het hermetische gedachtegoed. En Ficino in Florence werd de vertaler ervan. Eerst had Cosimo de’ Medici hem opdracht gegeven de Griekse taal te bestuderen, toen begon hij Plato te vertalen, en vervolgens Hermes Trismegistos, onmiddellijk nadat Cosimo het Corpus Hermeticum in handen kreeg. De wijsheidsstromingen van de klassieke wereld vonden zo een 36 pentagram 2/2012
nieuwe bedding, een veilige haven, een nieuw spiritueel centrum. De vernieuwende wereldvisie die Ficino en zijn kring hierdoor uitdroegen sloeg een diepe bres in de wereld van het gevestigde christelijke denken, en schiep ruimte voor een nieuwe religieuze bewustwording. Zijn academie te Florence werd dan ook de ‘academie van de ziel’ genoemd. Daarin werd aangetoond dat juist de bewustwording van de ziel binnen de menselijke persoonlijkheidsgestalte, haar aanwezigheid op deze wereld en haar zoektocht naar de betekenis en de oorsprong van het leven in een veel ruimer, ja een volkomen nieuw verband geplaatst diende te worden. Zijn academie riep de mens op om leven en wereld in een grotere samenhang te gaan zien en verklaren, en vooral de betekenis te gaan inzien van de mysterieuze relatie van God – kosmos – mens. Hierover was Ficino dagelijks in dialoog met zijn vrienden, onder wie schrijvers, beeldende kunstenaars, filosofen, schilders en
architecten; hij was een persoonlijke vriend en raadgever van die uitgelezen kring van vooraanstaande burgers die zich ervan bewust waren dat zij de verantwoordelijkheid droegen voor een nieuwe samenleving. Dat leverde vele brieven (in het Latijn) op, die bewaard zijn gebleven en vertaald, nu ook in het Nederlands. De Rozekruis Pers heeft zojuist het derde deel doen verschijnen: Het leven van Plato en andere brieven. Een tijdloze waarde hebben deze brieven. Immers, Ficino staat bekend als platoonse wijsgeer, hermetische magiër, priesterlijke bedienaar, bezielde astroloog, wonderbare geneesheer van de ziel en we kunnen hem met recht beschouwen als de geestelijke leidsman van een spirituele wereldrevolte. Vriend van de jeugd Hij zag het als zijn taak,
niets meer en niets minder, om het levende, zuivere christendom van een gewisse ondergang te redden – door de grote Griekse wijsheid van de antieken, en de Egyptische wijsheid van Hermes ermee te verbinden. Daarbij was hij een vriend van de jeugd, en probeerde hij in zijn onderricht nieuwe methoden, die aansprekender waren dan het klassieke systeem, dat toentertijd op alle scholen werd gehanteerd, waarbij hij, hoe kan het ook anders, Plato weer als leidraad nam. Ook in sociaal opzicht heeft hij veel betekend: hij was die uitzonderlijke mensenvriend die diepe afgronden kon overbruggen en misverstanden uit de weg kon ruimen, maar voor alles herinneren tijdgenoten zich hem als een voorbeeld van iemand die de menselijke waardigheid
op een vorstelijke wijze uitdroeg. Dit leverde hem een onvermengde vriendschap op vanuit de Europese samenleving in die tijd. Het is om die reden dat men zijn Florentijnse academie beschouwde als een apotheek voor de ziel, die door de duizenden die naar innerlijke genezing zochten dagelijks geraadpleegd kon worden. Zijn hart was mild en zo ondoorgrondelijk diep dat vriend en vijand er een troostrijke plaats konden vinden. Marsilio Ficino staat niet alleen model voor de universele mens, de uomo universale van de 15e eeuw, maar als levend voorbeeld voor de mensheid toonde hij de samenleving een nieuwe uitweg. Hij was diep doordrongen van de geestelijke werking van het goddelijke, dat als Cosimo de’ Medici schonk Ficino de Villa Careggi in Florence om zijn Academie te vestigen
de goddelijke plato als leidraad 37
Leonardo da Vinci. Een musicus; mogelijk Marsilio Ficino als jonge man 1485. Olie op walnoothout. Londen, The National Gallery
een bezielende energie alomtegenwoordig in de schepping aanwezig is en nergens in zichzelf begrensd is. Netwerk In Het leven van Plato en andere brieven
ervaren we hoe Ficino in alles Plato als zijn leermeester zag. Maar ook hoe hij met een schijnbaar speels gemak universele wijsheden verbond met het leven en de problematiek van zijn vrienden. Zoals hierboven al gezegd: deze vrienden vormden een zeer ruim en belangrijk netwerk, persoonlijkheden die de bloei van
kunsten en wetenschappen en de ontwikkeling van de universele mens in die hoopvolle en spiritueel lichte jaren van de renaissance mogelijk hebben gemaakt. Aan al zijn brieven gaf hij een titel of motto mee, die op zichzelf een prachtige verzameling aforismen opleveren. Dit derde deel van de Brieven wordt afgesloten met een beschrijving van het leven van Ficino door Giovanni Corsi, waarin deze laatste als een tijdgenoot nog eens duidelijk uiteenzet welk een groots werk Ficino voor de westerse samenleving heeft verricht. µ
brief iv brief iii
Het geneesmiddel tegen wereldse ziekten is de aanbidding van God die boven het wereldse is. Marsilio Ficino aan Bernardo Bembo te Venetië, de vermaarde ridder.
Hij die wat zichzelf betreft niet wijs handelt, verspilt zijn wijsheid. Marsilio Ficino aan de moraalfilosoof zonder moraal: gegroet. Hoe belachelijk is een kleermaker wiens kledingstukken allemaal gescheurd zijn! Hoe nutteloos een dokter die altijd ziek is! Hoe wanhopig makend is een musicus wiens lier niet harmonieert met zijn stem! Net zo laag is een moraalfilosoof zonder moraal. Hij die mooi spreekt maar slecht handelt, spreekt tevergeefs, of hij nu goede dingen preekt aan mensen die hem niet geloven, of smeekt om gaven van de goden die deze niet zullen schenken. 38 pentagram 2/2012
Omdat de hemelse vader van de mens heeft bepaald dat de hemel ons vaderland is, kunnen we nooit tevreden zijn [met ons lot] terwijl wij op de aarde verblijven, een gebied ver verwijderd van ons vaderland. Dus een dergelijk lot is niet alleen voor de mensen normaal maar zonder uitzondering voor alles wat geschapen is. Nergens anders zoeken zij een rustplaats dan bij hun eigen bron; en om die rust zoeken zij hun einde waar zij hun begin hadden. Aldus dalen water en aarde naar de diepten af; zoeken vuur en lucht de hoogten; mollen en dergelijke verbergen zich in de ingewanden van de aarde; de meeste andere schepselen lopen op de oppervlakte van de aarde en vissen die in de zee geboren zijn zwemmen erin. Door een gemeenschappelijke natuurlijke impuls zoeken de zielen van de mensen voortdurend naar de hemel waar zij geschapen zijn en naar de koning van de hemel die zich daar bevindt. Maar omdat het natuurlijke verlangen naar God dat door hem in ons is ingeprent niet onvervuld mag blijven (anders heeft de opperste rede die niets tevergeefs doet, het tevergeefs aan ons geschonken) is het logisch dat de mensenzielen eeuwig zijn, zodat zij op een dag het eeuwige, goddelijke goede mogen bereiken waarnaar hun wezenlijke aard hunkert. Uit wat wij gezegd hebben, de goddelijke plato als leidraad 39
volgt: omdat onze zielen nooit door het aardse voedsel worden verzadigd. Ook al zouden wij ons volproppen met aardse dingen, het hemelse feestmaal kunnen wij niet genieten. Dus streven wij in dit leven ernaar ons met alle macht vast te klampen aan de hemelse koning. Want hoe minder wij zijn bezoedeld door de bittere aardse ervaringen, en hoe meer wij verkwikt worden door het heerlijke hemelse water, des te vuriger worden wij aangetrokken tot de bron van heerlijkheid die zelfs aan de hemel voorbij is. Hoe meer wij de heer van deze wereld [Christus] naderen, hoe verder wij ons verwijderen van wereldse slavernij. En zoals wij in ons vaderland bij hem houvast vinden door aanschouwen en vreugdebetoon, vinden wij nu wij van dat vaderland verwijderd zijn, houvast door hem in overgave lief te hebben en te aanbidden. Dat is de reden waarom we geen geneesmiddel vinden dat alle aardse ziekten kan bestrijden, met uitzondering van goddelijke liefde en aanbidding. Dat is echter niet verkeerd. Want, in wat voor ziekte ook, indien het geneesmiddel de toestand die door de kwade sappen wordt veroorzaakt, niet overwint, wordt het omgezet in de sappen, brengt wanorde in het lichaam, put de kracht uit en vergroot daardoor de belasting erop. Omdat alle ziekten en aandoeningen het lichaam betreffen, doet iemand die tracht een ziekte van deze aard te verhelpen met lichamelijke en wereldse geneesmiddelen ongetwijfeld tevergeefs zijn best. Geloof me, hier is een sterker geneesmiddel geboden; een geneesmiddel, zeg ik, dat geestelijk is en aan deze wereld voorbij, zodat het lichamelijke en wereldse ziekten kan uitdrijven. Als wij slechts aan een of andere aandoening zouden lijden, zou iedere dokter goed zijn. Onze plaag is echter alles wat het kwade vormt. Daarom is ons tegengif alles wat het goede vormt. Onze ziekte is een onverzadigbaar verlangen en een voortdurende onrust. Onze dokter is daarom het onmetelijke goede en de eeuwige vrede. Mocht iemand ontkennen dat ons geneesmiddel de ware aanbidding van God is dan is er geen remedie voor zijn ziekten en is alle hoop op gezondheid vervlogen. Maar inderdaad, hij die in goddelijke geneesmiddelen gelooft, wordt gezond zodra hij gelooft.
40 pentagram 2/2012