Pedagogisch beleidsplan Jor&Daan 2014 1
Inleiding en verantwoording Kinderdagverblijf Jor en Daan opende in 1981 haar deuren. De eerste discussies over het pedagogisch beleid zijn gevoerd door de leden van de initiatiefgroep die al voor 1981 actief was. De uitgangspunten van de initiatiefgroep vormen nog steeds de basis voor het huidige pedagogisch beleid. In het pedagogisch beleid leggen wij onze visie en werkwijze in de omgang met de kinderen vast. Het geeft aan wat we doen, door wie, voor wie, op grond van welke uitgangspunten en met welk doel. Het pedagogisch beleid geeft een punt in de tijd weer. Het omschrijft van waaruit er op dit moment gewerkt wordt binnen het kinderdagverblijf. Het is bedoeld ter ondersteuning van de praktijk en gericht op het gezamenlijk vaststellen, ontwikkelen en uitdragen van één visie. Het pedagogisch beleid maakt deel uit van het totale beleid van het kinderdagverblijf. Onder het totale beleid vallen het ouder-‐, organisatie-‐, personeels-‐, financieel-‐, accomodatie-‐ en extern beleid. Het overkoepelende beleid is het IJsterk beleid. We gaan uit van de 4 basisdoelen van Professor J.M.A. Riksen-‐Walraven die zijn opgenomen in de Wet Kinderopvang (2005). 1. Het bieden van emotionele veiligheid aan het kind 2. Ontwikkelen van persoonlijk competenties van het kind 3. Ontwikkelen van sociale competentie van het kind 4. Overdracht van waarden en normen ( moeten we deze 4 punten niet benoemen bij de uitgangspunten bij hoofdstuk 2) De uitgangspunten van Jor en Daan sloten het meest aan bij de ideeën van Celestin Freinet, een onderwijspedagoog. Wij hebben zijn theorie vertaald naar kinderen tot vier jaar. (bijlage 1) Het pedagogisch beleid brengt samen wat er in de loop van de jaren is vastgelegd en vaak al automatisch werd toegepast in de praktijk. Daarnaast zijn met name de kinderen zelf en de verhalen en ervaringen van de groepsleiding onze grootste inspiratiebron geweest. Hun dagelijks leven, met vallen, opstaan en verder gaan is veel boeiender, levendiger en genuanceerder dan wij met woorden kunnen vastleggen. Het pedagogisch beleid wordt elk jaar op inhoud en bruikbaarheid getoetst door het team en de oudercommissie*. Het pedagogisch beleid is doorlopend in ontwikkeling en aan verandering onderhevig. Het integreren van andere pedagogische inzichten, zoals bijvoorbeeld die van Gordon (bijlage 2) en Steiner(bijlage 3), hebben invloed op het pedagogisch beleid. Maar ook financiële-‐ of ouderbelangen, zoals het uitbreiden van het aantal plaatsen voor baby’s, kunnen vragen om bijstelling van het pedagogisch beleid. Jor en Daan Jor en Daan is gevestigd in een karakteristiek pand dat speciaal voor de kinderopvang is ontworpen. U kunt ons vinden op de hoek van de Willemstraat/Palmdwarsstraat in hartje Jordaan. Het is een transparant gebouw waarin veel kleuren zijn verwerkt. De vele aparte hoekjes en verschillende niveaus maken het voor kinderen een spannend en uitdagend gebouw. We hebben twee speelplaatsen: één voor de baby’s en één voor de dreumesen en 2
peuters. De dreumesen en de peuters gaan met mooi weer vaak naar de speeltuinen in de buurt en na 16.30 uur (behalve maandag) mogen de peutergroepen gebruik maken v/d speelplaats van de Theo Thijsenschool. Tijdens onze creatieve activiteiten is er veel aandacht voor het leven van alledag. Belangrijk daarin zijn de buurt, de seizoenen, de feesten en de huishoudelijke taken in het kinderdagverblijf. Wij doen jaarlijks mee aan de straatspeeldag. We besteden aandacht aan cultuur, muziek en beweging. Dit stimuleert de persoonlijke en sociale competenties van het kind. Waarden en normen, feesten en rituelen worden zo overgedragen in een vorm die aansluit bij het dagelijkse leven op Jor&Daan. Een voorbeeld hoe dit in de praktijk werkt: We hechten veel waarde aan ritme en rituelen. Herhaling en herkenning zijn belangrijk voor jonge kinderen. Het dagprogramma bestaat daarom ook uit steeds weer terugkerende activiteiten zoals “de kring”. De kring is een gezamenlijk moment waarin de activiteiten voor die dag met de kinderen worden besproken. In de kring staat zowel het individuele kind als het groepsgebeuren centraal. Elke maand wordt op de gang met alle groepen gezongen om de nieuwe maand te verwelkomen. “Jor en Daan is iedere dag weer bijzonder” * In de tekst gebruiken we, voor het leesgemak, ‘ouders’ als we ‘ouders en/of verzorg(st)ers’ bedoelen en hij/zijn voor het kind. 3
Hoofdstuk 1 Doelstelling en uitgangspunten van kinderdagverblijf Jor en Daan Doelstelling Het bieden van professionele dagopvang aan kinderen in de leeftijd van 10 weken tot 4 jaar. De opvang van de kinderen richt zich op: • Kinderen Het begeleiden van kinderen in het leven en het leren in een groter sociaal verband dan dat van de thuissituatie, als verbreding van de opvoeding thuis. Hiertoe worden zij onder deskundige leiding in groepsverband samen gebracht in speciaal voor de kinderen gecreëerde ruimtes. • Ouders Ouders de mogelijkheid bieden om de opvoeding van hun kind te delen zodat zij de gelegenheid krijgen om het te combineren met werkzaamheden. Dit door een pedagogisch verantwoord opvoedingsmilieu voor het kind aan te bieden. Uitgangspunten 1. Kinderopvang zou een basisvoorziening moeten zijn Ouders moeten de mogelijkheid hebben om te kiezen voor een gerichte verbreding van de opvoeding thuis. Wij zijn van mening dat de samenleving medeverantwoordelijk is voor de opvang en opvoeding van jonge kinderen. Kinderopvang moet geschieden door professionele medewerkers en toegankelijk, bereikbaar en betaalbaar zijn voor iedereen die dat wenst. 2. Kinderopvang moet een meerwaarde voor kinderen hebben Groepsopvoeding in een kinderdagverblijf biedt het kind andere mogelijkheden dan de opvoeding thuis: het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties spelen hier een hoofdrol. • Er zijn leeftijdgenoten in een groep die groot genoeg is om keuzes te maken voor vrienden en vriendinnen en klein genoeg is om te overzien. Dit biedt emotionele veiligheid om een kind op te vangen in veilige fysieke omgeving van een vertrouwde stamgroep. • Er zijn, zowel binnen als buiten, speelmogelijkheden, aangepast aan de ontwikkeling van het kind. • Andere volwassenen nemen de verzorging en opvoeding van de ouders over. Juist binnen deze nieuwe verzorgingsrelatie kan het kind zich gaan hechten aan anderen dan de ouders en van jongs af aan vertrouwen in anderen krijgen. • Het kind krijgt een eigen plek los van de leefwereld van de ouders. Het kind leert de wereld zelfstandig te verkennen en krijgt de kans om zelfvertrouwen en zelfstandigheid op te bouwen. • Wellicht gelden er andere opvoedingsnormen dan thuis. Als een kind op jonge leeftijd ervaart dat normen bij mensen horen en niet absoluut zijn, kan het een flexibel denkmodel ontwikkelen. • Kinderen ontmoeten mensen uit verschillende milieus en culturen zodat zij van jongs af aan leren omgaan met verschillen die in onze multiculturele samenleving bestaan.
4
•
Meerdere volwassenen hebben een relatie met het kind waardoor zij ideeën en ervaringen kunnen uitwisselen en elkaar kunnen ondersteunen.
3. Jor en Daan is een buurtvoorziening Jor en Daan is ontstaan vanuit de buurt en is gevestigd in het noordelijk deel van de Jordaan. Ook kinderen met een beperking en/of sociaal-‐emotionele problemen zijn welkom. Hun plaatsing is afhankelijk van de problematiek en onze mogelijkheden. Jor en Daan is als een kleine samenleving gekoppeld aan de buurt. Een samenleving bestaande uit een aantal groepen die een geheel vormen. Een kind op Jor en Daan maakt deel uit van vier sociale systemen: het gezin, de eigen groep binnen Jor en Daan , Jor en Daan als geheel en de buurt. Hoofdstuk 2 Doelstellingen en uitgangspunten in de omgang met het kind Doelstelling Het bieden van een omgeving waarin wij het kind begeleiden om zichzelf optimaal te ontwikkelen, zodat het kind zich vanuit respect voor zichzelf en zijn omgeving, veilig en waardevol voelt; een uniek deel van een groter geheel. Hierbij nemen we de 4 basisdoelen van Riksen-‐Walraven in acht. Uitgangspunten 1. Visie op de ontwikkeling van kinderen Wij gaan ervan uit dat elk mens vanaf het prilste begin een geheel eigen aard heeft en de natuurlijke drang heeft om zich in eigen tempo en naar eigen kunnen te ontwikkelen. 2. Visie op het verzorgen en opvoeden van kinderen door professionele pedagogisch medewerkers Bij de ontwikkeling van een kind is zowel de rol en het handelen van de groepsleiding als die van de omgeving van belang. De groepsleiding begeleidt, stimuleert en stuurt kinderen vanuit een eigen mens-‐ en maatschappijbeeld, persoonlijke ervaringen en opleiding. Het pedagogisch beleid geeft het gemeenschappelijke kader aan van waaruit wij werken met de kinderen. Binnen dit kader heeft iedere pedagogisch medewerker de ruimte om zijn of haar persoonlijke kleur aan het werk te geven. 3. Visie op het verzorgen en opvoeden van kinderen in een groep Groepsopvang vormt de basis van onze methodiek. Er wordt gewerkt met vaste pedagogisch medewerkers op vaste groepen. Er zijn 2 doorstroomrichtingen, waardoor kinderen bij hun vriendjes blijven gedurende vier jaar. Kinderen komen op vaste dagencombinaties zodat zoveel mogelijke dezelfde leidsters en kinderen om zich heen hebben. Door hiervan uit te gaan maken wij optimaal gebruik van de meerwaarde die een groep kan hebben. Bijvoorbeeld om saamhorigheid in de groep een kans te geven stellen wij, volwassenen, ons terughoudend op; wij zien het als onze eerste taak om het kind en de groep te begeleiden in plaats van te sturen. De regels op een groep dienen om de veiligheid te garanderen en ruimte te scheppen voor elk individueel kind om zich te ontplooien.
5
4. Visie op het verbinden van de twee leefwerelden van het kind Wij erkennen de unieke waarde van de thuissituatie van het kind en respecteren deze. Het kind moet zich veilig en geborgen kunnen voelen bij de verschillende opvoeders. Het is belangrijk om de emotionele veiligheid te waarborgen op het kinderdagverblijf. Wij vinden het van belang dat de ouders en pedagogisch medewerkers hiertoe uitwisselen en samenwerken. Het uitwisselen gebeurt bij de breng en haal momenten en tijdens een uitgebreider oudergesprek. Hoofdstuk 3 Verantwoording van onze pedagogische visie en werkwijze In aansluiting op onze opvattingen over kinderopvang en de omgang met het kind werd gezocht naar een pedagogische visie waarin de uitgangspunten te herkennen zijn. Begin jaren tachtig was er nauwelijks methodiek ontwikkeld voor dagopvang en opvoeding van kinderen jonger dan vier jaar in een groep. De kinderopvang stond in de kinderschoenen. Binnen het onderwijs waren diverse methode ontwikkeld voor kinderen vanaf vier jaar zoals die van Montessori, Dalton, Steiner en Freinet. De uitgangspunten van Jor en Daan sloten het meest aan bij de ideeën van Celestin Freinet, een onderwijspedagoog. Wij hebben zijn theorie vertaald naar kinderen tot vier jaar. Al werkende bleek Freinet onvoldoende handvatten te bieden voor met name het vorm geven aan een democratische benadering van en communicatie met heel jonge kinderen; zij zijn verbaal nog niet zo ontwikkeld als schoolkinderen. De methode van Thomas Gordon bood die mogelijkheid wel. Naast Gordon en Freinet staan wij open voor ideeën van andere pedagogen. Zo hebben wij het belang van ritme en rituelen, maar ook het vieren van feesten en van het wisselen van de seizoenen overgenomen uit de antroposofie van Rudolf Steiner. Het activiteitenaanbod word hierop aangepast door bijvoorbeeld te werken met themaweken. In de bijlage 1,2 en 3 staan beschrijvingen van de pedagogische visie van Gordon, Freinet en Steiner. Hoofdstuk 4 De basis van onze methodiek 4.1 Het kind zoveel mogelijk op laten groeien in de leef-‐ en werkgemeenschap van volwassenen Jor en Daan lijkt in eerste instantie totaal niet op de leefgemeenschap van volwassenen. Het hele kinderdagverblijf is afgestemd en ingericht voor het opvangen van groepen jonge kinderen: wc's, speelhuizen en speelhoeken op kindermaat wekken de indruk dat Jor en Daan een speelparadijs is, totaal anders dan wat het kind thuis of elders in het leven aantreft. Wij willen kinderen niet alleen een speelparadijs bieden, maar vinden het juist belangrijk dat het kind opgroeit met de echte zaken van het leven. Wij gaan ervan uit dat het leven zelf alles in petto heeft voor de ontwikkeling van het kind. De ontwikkeling van de grove motoriek kan gestimuleerd worden door het leren stapelen met speciaal ontworpen blokken, maar ook door bekers en borden te stapelen wanneer de tafels worden afgeruimd. 6
Het zelf een boterham smeren met een mes vraagt van een anderhalf jarig kind veel van zijn concentratie en stimuleert de fijne motoriek. Wij nemen de tijd om de kinderen, waar mogelijk, te betrekken bij de werkzaamheden binnen het kinderdagverblijf. Kinderen willen graag leren van volwassenen en dezelfde dingen kunnen doen. Het samenwerken met volwassenen gebeurt soms ook buiten de eigen groep, bijvoorbeeld post rondbrengen of helpen in de keuken zijn dan favoriete activiteiten. Natuurlijk is er de verleiding om als volwassene iets snel te doen. Je hebt minder troep en het gaat sneller dan de kinderen erbij betrekken. Wij zien het echter als een onderdeel van ons werk om kinderen mee te laten doen en op maat gesneden zinvolle taken te geven. Hierbij richten wij ons vooral op het werk binnen het kinderdagverblijf; een beker uit de keuken halen, de was vouwen, de bedden verschonen, koken, tafeldekken, koeken uitdelen, opruimen, tafel schoonmaken en helpen met klussen. Voor ons is het steeds een uitdaging om te ontdekken hoeveel de kinderen al zelf kunnen en wat ze leuk vinden om te doen. Niet omdat we ze bezig willen houden, maar om hen uit te dagen in hun ontwikkeling en inzicht en verantwoordelijkheid te geven. Bovendien zijn kinderen trots op wat ze zelf gedaan hebben; het geeft ze zelfvertrouwen en verhoogt de zelfredzaamheid waardoor ze minder van ons, de volwassenen, afhankelijk zijn. Een kind krijgt de kans zijn eigen persoonlijke en sociale competenties te ontwikkelen en daarbij wordt rekening gehouden met zijn eigen tempo. Voor jonge kinderen is, naast de vertrouwde situatie thuis en het kinderdagverblijf, de buurt de volgende stap waar herkenning optreedt. Herkenning van vertrouwde punten geeft voldoening en emotionele veiligheid. De buurt vormt een onderdeel van hun leefwereld. Wanneer mogelijk trekken we erop uit om boodschappen te doen, eenden te voeren, naar de speeltuin of de kinderboerderij te gaan. Wij lopen hierbij niet gehaast van A naar B, maar staan stil bij wat de kinderen onderweg tegenkomen, zoals hun eigen huis, een poes voor het raam of een huis dat gebouwd of gesloopt wordt. Bij deze activiteiten gaan de kinderen onder toezicht de wijde wereld ontdekken. 4.2 Het kind serieus nemen en aanvaarden zoals het is 'ongeacht zijn leeftijd' Ons uitgangspunt in de benadering van kinderen is dat elk kind een eigen aard heeft en de natuurlijke drang om zich in eigen tempo en naar eigen kunnen te ontwikkelen. Wij accepteren het kind zoals hij is en nemen hem serieus in al zijn uitingen. Wij staan open voor alle emoties (bijvoorbeeld boosheid, blijdschap, verdriet, eenzaamheid, verlegenheid, angstig, beledigd of uitbundig zijn). Een kind dat huilt bij het afscheid nemen kan bij ons rekenen op begrip zodat hij zich gekend voelt in zijn verdriet. Wij vangen het kind op en leiden hem niet meteen af omdat hij zo snel mogelijk op zou moeten houden met huilen: huilen heeft een functie, net als lachen of andere emoties. Een kind mag verdriet hebben. Wij streven ernaar om de eigenheid van ieder kind te accepteren en te waarderen. Het ene kind kan snel lopen, praten of tellen, een ander troost of helpt graag en een derde maakt prachtige tekeningen. Zo willen wij elk kind de ruimte bieden om zich naar eigen aard te ontwikkelen. Wij willen de kinderen niet betuttelend behandelen of aanspreken. Het gaat ons hierbij 7
vooral om de toon en de manier waarop we tegen de kinderen praten. Wij kiezen er bijvoorbeeld voor om niet onnodig verkleinwoordjes te gebruiken. "Wil je nog een boterham?" klinkt heel anders dan: " Wil je nog een boterhammetje?". Het laatste kan een ongelijke benadering van het kind in de hand werken, waardoor het moeilijker is om het kind serieus te nemen. Wij willen kinderen zoveel mogelijk de ruimte geven om zelf keuzes te maken. Soms is er echter geen keuze mogelijk. Bijvoorbeeld bij het naar bed gaan of rusten stralen we uit dat slapen of rusten moet. Conform de Gordon-‐methode gaan wij ervan uit dat een kind een oprechte reden heeft om iets te doen. Een dreumes die steeds alle kasten leeghaalt doet dit niet om ons te pesten, maar is op onderzoek uit. Conflicten tussen kinderen onderling zien wij in eerste instantie als een zaak van twee mensen waar wij ons niet te snel in moeten mengen. Bij het ontwikkelen van sociale competenties van kinderen besteden wij aandacht aan het kijken wat er vanuit het kind zelf komt. Wij lossen een conflict niet op door te zeggen dat ze moeten stoppen met ruzie maken. Als een kind iets dierbaars afgepakt wordt of als een kind graag met een fiets wil spelen waar een ander kind op zit dan nemen we die gevoelens serieus. We helpen de kinderen zo nodig het probleem op te lossen door actief naar hen te luisteren en hen samen te laten zoeken naar een oplossing die voor beide bevredigend is. We betrekken de kinderen bij wat er gaat gebeuren door te overleggen, maar ook door hard op te denken en te vertellen wat we doen of gaan doen. Hierdoor leert het kind van baby af aan dat taal een communicatiemiddel is. Door te zeggen wat je gaat doen, laat je het kind tegelijkertijd weten wat je van hem verwacht. Hierdoor kan hij zich hierop voorbereiden. Een kind, hoe jong ook, heeft er recht op om betrokken te worden bij wat er met hem gebeurt. Pas dan heeft het kind macht over de situatie en kan hij aangeven of hij mee wil werken of niet. We zeggen niet alleen wat we van het kind verwachten, maar strekken ook onze armen uit en zoeken (oog)contact. Je kunt bijvoorbeeld snel een washand over het gezicht halen na het eten. Wij betrekken het kind hierbij door hem erop voor te bereiden: je zoekt oogcontact en zegt wat je gaat doen of je laat het kind het zelf doen, al dan niet voor de spiegel. Daarnaast willen wij het kind de kans geven om al doende te leren. Wij willen vertrouwen hebben in de mogelijkheden en creativiteit van het kind. Trek je bijvoorbeeld je benen in als er een baby komt aangekropen of geef je hem de kans om te ontdekken hoe hij er over heen kan? Durf je de kinderen te vertrouwen door hen de kans te geven alleen op de gang te spelen? Luister je als een kind huilt eerst of hij er zelf uitkomt (wanneer het kind bijvoorbeeld door een ander getroost wordt) of dat het kind je echt nodig heeft? 4.3 Het belang van vrije expressie voor het kind Wij zien spel niet alleen als ontspanning maar ook als een middel voor het kind om zich vrij te uiten en zichzelf te zijn. Als in de kring een trommel rond gaat, zal de één er zachtjes een tik op geven, terwijl de ander zijn hele lichaam ervoor gebruikt, een derde kan er flink op gaan trommelen en moeilijk stoppen terwijl het vierde kind niet wil omdat het schrikt van het effect van de trommel. Wij begeleiden en stimuleren de kinderen door regelmatige afwisseling, maar zeker ook 8
herhaling van het aanbod. Jonge kinderen ontlenen veiligheid en zekerheid aan iets dat herkenbaar is, zij vragen niet telkens om iets nieuws. Het kan zijn dat kinderen steeds weer vragen om dat ene boek, liedje of grapje waar je zelf al lang op uitgekeken bent. Door vertrouwd te raken met elkaar, de activiteiten en de materialen kunnen kinderen hun eigen moment en manier kiezen om deel te nemen aan activiteiten. Terwijl het ene kind bijvoorbeeld uitbundig meedoet met dansen kijkt de ander op veilige afstand al puzzelend toe. De keer erop kan het zijn dat het kind misschien wel mee durft te dansen. Wij willen lichamelijke, emotionele, verstandelijke en sociale ontwikkeling evenredig aan bod laten komen via het aanbieden van een gevarieerd dagprogramma, waarin vrij spel en gerichte activiteiten elkaar afwisselen. Gerichte activiteiten vinden vaak plaats met een deel van de groep, kinderen worden niet gedwongen om hier aan mee te doen. Tijdens de activiteiten vinden wij het belangrijk dat het kind de ruimte krijgt om plezier te hebben door ontspannen en creatief naar eigen inzicht aan het werk te gaan. Het gaat ons niet om het resultaat, maar om de beleving en de voldoening van het kind tijdens en na de activiteit. Naast weloverwogen samengesteld speelgoed, wordt er ook gebruik gemaakt van gebruiksartikelen. Denk bijvoorbeeld aan een toetsenbord, een telefoon, een pan, een glas, een bezem, tijdschriften, tassen, hoeden en andere kledingstukken. Het kunnen ook kosteloze materialen zijn, zoals herfstbladeren, zand, water, kastanjes, schelpen en lappen stof. Een kind dat bijvoorbeeld met herfstbladeren speelt, voelt de structuur en de breekbaarheid van de bladeren, ruikt de geur, kan er in gaan liggen of de bladeren omhoog gooien en zien hoe ze langzaam neerdwarrelen. Wij streven ernaar om (als het droog is) dagelijks met de kinderen naar buiten te gaan. 4.4 Een democratische samenleving Wij vinden het belangrijk om een pedagogisch klimaat te scheppen waarin basisregels gelden op het gebied van veiligheid, respect, de ruimte en de materialen. Wij hechten waarde aan een pedagogisch klimaat waarbij de kinderen betrokken worden in het maken en naleven van regels en afspraken. Als zij deze zelf mede gemaakt hebben, kennen zij de achtergrond en kunnen zij zich er verantwoordelijk voor voelen. Regels en groepsafspraken zijn dus niet bedoeld als keurslijf: ze kunnen worden aangepast aan de groep en de situatie op dat moment. Wij gaan er vanuit dat niet elke afspraak altijd voor iedereen hoeft te gelden, uitzonderingen mogen en horen erbij. Zonder alle structuur te verliezen is het mogelijk om open te staan voor overleg, initiatieven en meningen van de kinderen. Een kind dat een keer niet mee wil doen in de kring zullen wij niet verplichten. Wel leggen we, voorafgaand aan de kring, de consequenties uit van het niet mee doen (het kind mist de liedjes ed.). De Gordon-‐methode geeft ons praktische houvast om de kinderen vanuit een democratische houding te benaderen. Hierdoor kunnen wij hen de ruimte bieden om van jongs af aan op hun niveau mee te beslissen, op te komen voor zichzelf, initiatieven te ontwikkelen en samen te leven. Kinderen mee laten beslissen kost tijd, geduld en een houding gebaseerd op vertrouwen in het kind. Wij vinden het belangrijk om kinderen inzicht in situaties te geven zodat zij deze kunnen overzien. Wij geven de kinderen verantwoordelijkheid door ze uit te 9
nodigen om zelf keuzes te maken en eigen oplossingen te bedenken. Wij bieden kinderen een eigen plek in de groep, als individu en als groepslid. Kinderen hebben het recht om zichzelf te zijn, maar zij zijn ook lid van de groep. Wij willen kinderen helpen om hun wensen kenbaar te maken. Dus niet: "kinderen die vragen worden over geslagen", maar wij leren kinderen om op een juiste manier te vragen. Ook verwachten we dat kinderen zich inspannen en inzetten voor de groep; naar elkaar luisteren en opruimen hoort hier bijvoorbeeld bij. Kinderen leren bij Jor en Daan al doende wat het betekent om in een steeds groter wordende samenleving te leven, hun terrein neemt met de jaren toe. De eigen plaats vinden in relatie tot anderen vinden wij een belangrijke meerwaarde die wij kinderen kunnen bieden. 4.5 Gezamenlijkheid geeft plezier, voldoening en het verbindt mensen Jor en Daan is een groot kinderdagverblijf waar kinderen worden opgevangen in een groep. Wij vinden het belangrijk om de groep optimaal te benutten en vorm te geven. Groepsopvang vormt de basis van onze methodiek. Wij streven ernaar om een band tussen de kinderen en daarmee de groep daadwerkelijk een kans te geven. Daarnaast hanteren wij vaste dagencombinaties die we trachten overeen te laten komen met de werkdagen van de groepsleiding. Dit voorkomt dat de groep iedere dag een andere samenstelling heeft. Een minimum aantal van twee vaste plaatsingsdagen zien wij daarom als basisvoorwaarde om een groep een groep te kunnen noemen. Alle kinderen uit een groep krijgen hierdoor de kans om elkaar te ontmoeten en te leren kennen. Echter, een gevoel van gezamenlijkheid kan pas ontstaan als kinderen zich veilig voelen. Nadat kinderen weten bij welke groep ze horen, gaan ze zich thuis voelen, op onderzoek uit en ontdekken dat er meer is dan de vertrouwde pedagogisch medewerker of kinderen uit de eigen groep. Om saamhorigheid een kans te geven maken wij een zorgvuldige afweging tussen basisveiligheid en uitdaging. Horizontale groepen: meer op maat, maar ook meer wennen Horizontale groepen Door de beperkte oppervlaktes van de groepsruimtes en de afgelegen buitenruimte, bleek het gebouw in de praktijk slecht bruikbaar voor verticale groepen: groepen waarin kinderen van verschillende leeftijden ondergebracht zijn. De jongste en oudste kinderen zaten elkaar veel in de weg waardoor de groepsleiding een erg sturende rol kreeg; iets wat niet in onze werkwijze past. Wij hebben daarom voor horizontale groepen gekozen; groepen waarin kinderen in dezelfde leeftijd zitten. De inrichting van de ruimte, de materialen en de activiteiten kunnen hierdoor meer op maat zijn wat de kinderen een grotere mate van bewegingsvrijheid biedt. In de peutergroepen kunnen scharen en lijm op kinderhoogte staan. De peuters kunnen zelf het initiatief nemen om wat te pakken zonder afhankelijk te zijn van de volwassenen. Ook komt er water uit de kranen, die op kinderhoogte zijn geplaatst. Bij de dreumesen staan scharen en lijm 'hoog' en komt er alleen water uit de kraan als de pedagogisch medewerker de tussenkraan open zet. Bij de baby’s is er een groot bad. Er is voor gekozen om de 10
groepsruimtes zo in te richten dat er een goed evenwicht is tussen veiligheid en uitdaging. Kinderen kunnen bij ons klimmen en klauteren en dat levert wel eens een blauwe plek op. Wij vinden dat dit kan omdat het bij het leven hoort; leren met vallen en opstaan. Wij leren de kinderen er mee om te gaan dan ze er bij weg te houden. Het wennen Door de horizontale groepen moeten de kinderen een, twee of drie keer wennen aan een nieuwe groep en groepsleiding. Steeds is er weer die uitdaging van de nieuwe ruimte, materialen en herkenning doordat ze weer groepsgenootjes van vroeger ontmoeten. Naast deze emoties is er ook vaak de angst voor het onbekende; het afscheid nemen van vertrouwde zaken en volwassenen waar ze aan gehecht zijn. Kinderen die nieuw zijn, wennen via een zorgvuldige wenprocedure die minimaal vier dagen duurt. Bij het kennismakingsgesprek bespreken we hoe het wenschema eruit ziet en krijg je een wenboekje mee met alle belangrijke informatie van de groep. Tijdens het wennen zijn er in Jor en Daan bepaalde rituelen hieronder beschrijven we die. Als je kind al bij Jor en Daan zit en gaat naar de volgende groep (intern wennen) maken we een wenschema dat vooraf ook bij de ouders bekend is. De kinderen die van de dreumesgroep naar de peutergroep overgaan plakken de laatste dagen voor dat hij naar de volgende groep gaat een puzzelstukje op hun foto. Als de foto compleet is gaat hij naar de volgende groep. Als een peuter afscheid gaat nemen maken we 3 afscheidsdieren en zo tellen we de laatste dagen op Jor en Daan af. Kinderen die naar de volgende groep gaan zijn al vaker op de nieuwe groep geweest bijvoorbeeld tijdens onze maandelijkse opendeurendag. Sommige kinderen hebben ondanks alle zorgvuldigheid echt moeite met de overgang, bij anderen is dit minder zichtbaar. Aan het meerdere keren overgaan naar een andere groep zitten nadelen, maar net zo goed voordelen. Sommige kinderen zijn eerder toe aan nieuwe uitdagingen, anderen hadden misschien nog even moeten blijven. Ook dit hoort bij het leven van alle dag; afscheid nemen met een lach en een traan en daarna verder groeien en opnieuw ontdekken. Wij willen de kinderen niet behoeden voor het onbekende, maar begeleiden hen zorgvuldig in het wennen aan nieuwe situaties. Dit doen we door als vaste leidster met het kind voor de wenperiode al een aantal keer naar de nieuwe groep te gaan. Dagindeling Alle groepen op Jor en Daan hebben een dagindeling die overeenkomt met elkaar. De tijden wijken per groep iets af in verband met de leeftijd van de kinderen. De precieze tijden vind je in het wenboekje van de groep. 8-‐9.15 uur kinderen worden gebracht 9.15-‐9.30 uur laatste ouders nemen afscheid 9.30 begint de dag op Jor en Daan verschonen of naar de WC Fruit eten en drinken Activiteit binnen/buiten met groep of met heel Jor en Daan Tussen 11.30 en 12 uur gaan we lunchen 13-‐15 uur Slapen de kinderen, de rusters (peuters die geen behoefde hebben om te slapen) liggen van 13.30 uur tot 14.30 uur een boek te lezen. 15-‐15.30 15.30 uur aan tafel daar eten en drinken we nog wat met elkaar. 11
Vanaf 16 uur tot 18 uur kunnen de kinderen worden opgehaald. Tussen 16 uur en 18 uur spelen we binnen of buiten. Hoofdstuk 5 kwaliteit en voorwaarden Stamgroepen Er zijn 6 stamgroepen op Jor&Daan. Baby 1 en Baby 4 en Dreumes 2 en Dreumes 5 en Peuter 3 en peuter 6. 1,2,3 en 4,5,6 zijn twee aparte doorstroomrichtingen. Hier wordt niet in geschoven zodat kinderen altijd bij dezelfde leeftijdsgenootjes op de groep blijven gedurende 4 jaar.Elke groep heeft 3 vaste pedagogisch medewerkers. Leeftijd bij plaatsing Babygroep: Vanaf 10 weken (overgang naar de dreumes groep is tussen 15 en 18 maanden) Hier kan de marge wat soepeler zijn mits de overgang naar de volgende groep niet geblokkeerd wordt. Per dag 9 kinderen. Minimaal 2 pedagogisch medewerkers Dreumesgroep: Vanaf een jaar, tot 2 jaar en 5 maanden Hier kan de marge wat soepeler zijn mits de doorstroming naar de peutergroep niet geblokkeerd wordt. Per dag 11 kinderen. Minimaal 2 pedagogisch medewerkers Peutergroep: Vanaf 2 jaar en 5 maanden. Plaatsing van een nieuw kind voor het derde jaar. Per dag 14 kinderen. Minimaal 2 pedagogisch medewerkers Wij houden ons aan de beroepskracht-‐kind-‐ratio. Dit kun je vinden op www.1ratio.nl De diensten van de pedagogisch medewerker zijn: vroege dienst 8.00-‐16.30, tussendienst 8.30-‐17.00 en late dienst 9.30-‐18.00. Er wordt altijd met minimaal 3 vaste pedagogisch medewerkers opgestart om 8.00 en om 18.00 afgesloten. De pedagogisch medewerkers hebben tussen 13.45 en 14.45 een half uur pauze. Er wordt niet afgeweken beroepskracht-‐ kind-‐ratio alleen volgens het toegestane 3 uurs regeling. Dit betekent dat er tussen 9.30 uur en 16.30 uur 2 pedagogisch medewerkers op de groep zijn. Elk kind heeft zijn eigen stamgroep waar hij gedurende de dag activiteiten onderneemt, eet en slaapt. Een kind verlaat zijn eigen groep als hij gaat wennen of op de gang gaat spelen. Eén keer in de maand houden we een ‘opendeuren-‐dag’ en mag een kind op andere groepen spelen. Kinderen verlaten hun groep ook om naar de keuken te gaan om dingen te halen of weg te brengen. De oudere peuters mogen de groep verlaten om op de speelgang te spelen, dit gebeurt na toestemming van de groepsleiding, de pedagogisch medewerker kijkt geregeld even boven en ook de andere groepen die uitzicht hebben op de gang houden toezicht. De kinderen die op de gang spelen weten wat de regels zijn. Bijvoorbeeld de kinderen mogen niet van de trappen af naar de andere groepen, kantoor of keuken. Daarnaast gaan de kinderen van ons kinderdagverblijf veel ‘de buurt in’. Dit gebeurt onder leiding van de eigen groepsleiding en soms met meerdere stamgroepen tegelijk. Tijdens vakanties is er een mogelijkheid om groepen samen te voegen. De babygroepen zijn aan elkaar gekoppeld en groep 2 en 3 en groep 5 en 6. Dit is voor de rust en veiligheid voor 12
de kinderen. De kinderen kunnen alvast kennismaken met de volgende groep en de pedagogisch medewerker van de nieuwe groep. De kinderen kennen de pedagogisch medewerker van de vorige groep al. Dit zorgt voor een stuk rust en regelmaat tijdens een samenvoeg periode. Wij bieden ouders de mogelijkheid indien er plek is een extra dag of dagdeel (8-‐13 uur) af te nemen. Dit kan echter alleen in overleg met de pedagogisch medewerker en alleen op de eigen stamgroep. Kinderen moeten de tijd krijgen om zich thuis te gaan voelen met elkaar, het personeel en het gebouw zodat vertrouwen en veiligheid kunnen groeien. Om dit te kunnen bereiken plaatsen wij kinderen voor minimaal twee dagen. Kinderen van verschillende leeftijden willen wij zoveel mogelijk recht kunnen doen wat betreft aandacht, verzorging, activiteiten enz. Hiertoe werken wij met horizontale groepen (passend op de ontwikkelingsfasen) waarbinnen de leeftijden gespreid zijn. In een babygroep worden bijvoorbeeld vier (incidenteel vijf) zuigelingen (leeftijd tot 9 maanden) per dag opgevangen. Saamhorigheid binnen de eigen groep Wij vinden het belangrijk om het kind vanaf het begin tot het einde van de dag de veiligheid van een vertrouwde groep en vertrouwde groepsleiding te bieden. De pedagogisch medewerker werken op vaste dagen. In de groepsopbouw en samenstelling streven wij naar overzichtelijke en hechte groepen. Daarnaast bieden wij het kind houvast door een vast dagritme met vaste rituelen aan te bieden. Als een kind gewend is aan de andere kinderen uit de groep en bekend is met het dagritme en de rituelen, zie je dat het kind minder steun nodig heeft van de vertrouwde volwassenen; het ontplooit eigen initiatief en gaat alleen of met anderen op onderzoek uit. Doordat de kinderen de kans krijgen om elkaar te leren kennen en onderlinge vriendschappen op te bouwen kunnen zij steun aan elkaar hebben en minder van ons volwassenen afhankelijk zijn. Als een peuter bijvoorbeeld nog een boterham wil kan hij "worst" roepen of "ik wil worst". Hier zal weinig gehoor aan gegeven worden want elk kind is geconcentreerd bezig met het eigen brood dat gesmeerd, gesneden en opgegeten moet worden. De volwassene kan dit oplossen, via het aangeven van de worst, maar ook het kind wijzen op het feit dat niemand het hoort omdat niemand zich aangesproken voelt. Zo ervaart het kind dat een naam erbij noemen het gewenste effect heeft. De worst wordt opgepakt, doorgegeven en komt aan bij het kind waarna iedereen weer voldaan verder gaat. In de dreumesgroep kun je de kinderen erop wijzen dat de worst gevraagd wordt. Doordat de acties van de kinderen op elkaar betrokken worden kan er worden samengewerkt: de worst wordt doorgegeven. In de babygroep worden de baby’s, als zij wakker zijn, bij het eten of bij de kring aan tafel geschoven. De baby’s volgen de groepsactiviteiten heel aandachtig, op hun niveau betrekken we hen bij de groep. Naast het doelbewust kinderen bij elkaar betrekken, zijn in het dagprogramma op de groep veel gezamenlijke activiteiten opgenomen: de kring, het eten, het vrij spel binnen en buiten 13
of doen van een gerichte activiteit. Binnen het dagprogramma bewaken wij dat er ruimte is voor zowel rust als actie. Alle kinderen slapen of rusten 's middags zodat zij even op zichzelf kunnen zijn. Pedagoog Steiner benadrukt het belang van ritmes en rituelen met kleine kinderen, vooral omdat zij nog geen tijdsbesef hebben. Ritme geeft hen houvast in de tijd: "Papa/mama komt je na het slapen halen" is een gevleugelde uitspraak. Ook rituelen scheppen een sfeer van gezamenlijkheid en bieden houvast en veiligheid. De groepsrituelen die wij gebruiken leiden de onderdelen van het dagritme als het ware in, het kind weet hierdoor wat er gaat gebeuren en kan zelfstandig initiatieven nemen waardoor de groepsleiding een minder sturende rol heeft. Bijvoorbeeld bij het naar buiten gaan van dreumesen verzamelt de groep zich bij de commode. Zodra er gezegd wordt: "We gaan naar buiten" zie je kinderen afbreken waar ze mee bezig waren en bij de commode gaan zitten wachten, zij weten precies wat er gaat gebeuren. Het dagritme en de rituelen zijn afhankelijk van de leeftijdsgroep. Met name jonge baby’s volgen hun eigen ritme. Als iets niet goed verloopt op een groep kijken wij of het dagritme en de rituelen goed gekozen zijn. Naast de dagelijkse rituelen hebben wij ook rituelen rondom bijvoorbeeld het vieren van verjaardagen en afscheid. Nog een paar voorbeelden: Elke groep heeft een ritueel om afscheid te nemen van de ouder(s). Het kind en zijn ouder kunnen ook een eigen ritueel maken. Bijvoorbeeld eerst samen een activiteit doen (een boekje lezen of een puzzel maken) en dan met de pedagogisch medewerker of alleen zwaaien op de kist of voor het raam. Als een ouder een ritueel een keer in de haast vergeet of niet na kan komen, merk je pas echt het belang ervan. Door de kring als vast startpunt van de dag, worden de kinderen bewust van elkaar. We verwelkomen de kinderen en vragen wie er naast hen zitten, wie er niet is, waar diegene dan is, we bespreken wat we gaan doen die dag, vragen of iemand iets wil vertellen en er worden liedjes gezongen. De peutergroepen hebben een ritueel waardoor twee pedagogisch medewerkers veilig met veertien kinderen in de buurt op pad kunnen gaan. Elk kind houdt een knoop vast van een lang touw. Het touw verbindt de kinderen met elkaar: zij laten niet zomaar los. Het groepsboek Freinet stelt dat je door het vastleggen van gebeurtenissen, de belevenissen van de kinderen meer dan een vluchtige plek geeft. Wij hebben dit vorm gegeven middels een groepsboek. De groepsboeken bestaan uit tekeningen of foto's die over het leven van de eigen groep vertellen. De groepsleiding maakt hierin tekeningen die de kinderen inzicht geven in datgene wat gaat gebeuren of gebeurd is. Het boek helpt om de kinderen voor te bereiden op een activiteit of om afspraken en emotionele gebeurtenissen vast te leggen. Als bijvoorbeeld de klusjesman komt is dit niet alleen reuze interessant maar vaak ook angstig, boren in beton 14
maakt veel lawaai. Door hierover een tekening te maken geven we niet alleen de klusjesman een plaats, maar ook hun angst. Voor de kinderen is het een boek dat leeft omdat het hen iets over henzelf vertelt. Zo gebruiken wij ook wen-‐ en afscheidsboekjes of foto's van kinderen en medewerkers op de groep om situaties beeldend te maken. Saamhorigheid binnen het totale kinderdagverblijf Het gebouw Wij willen de kinderen de ruimte geven om te ontdekken en te ervaren dat hun eigen groep deel is van een groter geheel. De groepen onderling zijn verbonden door deuren die van tijd tot tijd open staan. De openheid van het gebouw bevordert onderling contact: kinderen kunnen vanaf de dreumes in de peutergroepen kijken, vanaf de gang in alle groepen maar ook in het kantoor en de keuken zodat, als ze er aan toe zijn, ze zelf iets op kunnen halen of weg kunnen brengen. Op de speelgang kunnen kinderen anderen ontmoeten of op visite gaan bij de baby-‐ of dreumesgroep waar ze eerst bij hoorden. Het uitwisselen van kinderen en pedagogisch medewerker Wij bieden kinderen de mogelijkheid om wanneer mogelijk in een andere groep te spelen of mee te eten. Dit kan bijvoorbeeld de groep zijn waar zij op gezeten hebben, of de groep waar hun broertje of zusje zit. Ook kan dit de oudere groep zijn waar zij straks naar overgeplaatst zullen worden. Soms wisselen kinderen van groep om onderlinge contacten tussen groepen te bevorderen of nieuwe uitdagingen aan te bieden. Daarnaast hebben wij afspraken bijvoorbeeld bij het opvangen van een groep tijdens besprekingen van de groepsleiding om de kinderen vertrouwd te maken met de andere pedagogisch medewerker. Gezamenlijke feesten en activiteiten Onze manier van feest vieren en activiteiten doen zijn geïnspireerd door Steiner. Wij hebben ruimte gemaakt voor feesten en activiteiten met alle kinderen in het kinderdagverblijf. Zo zingen wij bijvoorbeeld, elke eerste werkdag van een nieuwe maand met elkaar op de gang. Samen zingen straalt iets feestelijks uit, het verbindt jong en oud. Ook vieren wij de seizoenen waarin we aandacht schenken aan de verandering van de geuren en kleuren van het jaarritme in de natuur. De programma's van de seizoenfeesten duren elk ongeveer twee weken. Zij zijn zo samengesteld dat zij deels op de groep en deels in het hele kinderdagverblijf gevierd worden. We vieren ieder jaar het sinterklaas-‐ en het kerstfeest. De ene groep zal een kerststal onder de boom zetten terwijl een andere groep hier niet voor kiest. Wij laten de teams vrij om dit wel of niet te doen. De sfeer die bij een kerststal hoort kun je pas overdragen als je er mee bekend bent. Niet alle beroepskrachten zijn van huis uit vertrouwd met het kerstverhaal. In de omgang met elkaar, de kinderen en de ouders gaan wij uit van respect en tolerantie voor elkaars achtergrond en cultuur. Wij kiezen er daarom niet voor om hier één lijn in te trekken. 5.6 Volwassenen bieden het kind structuur, veiligheid, vertrouwen en houvast Structuur, veiligheid, vertrouwen en houvast liggen verankerd in onze werkwijze. Opvoeders sturen, begeleiden en stimuleren kinderen vanuit eigen ervaringen, mens-‐ en maatschappijbeeld en opleiding. Inleven in kinderen en hen vrijlaten vraagt een open 15
houding ten aanzien van eigen grenzen, waarden en normen. Elk kind is anders, zo ook elke pedagogisch medewerker. Daarnaast spelen stemming, energie en de omstandigheden van het moment een rol. Wij vinden het belangrijk dat er ook voor de volwassenen ruimte is voor individuele verschillen. Wij streven naar een onderlinge samenwerking die gebaseerd is op respect, waardering en vertrouwen, zodat wij uitstralen dat het kind ook bij een andere pedagogisch medewerker in goede handen is. Wij willen een warme, open en energieke sfeer uitstralen, een sfeer van gezamenlijkheid. De sfeer binnen een groep wordt gemaakt door zowel kinderen als volwassenen. Het is de taak van de groepsleiding om een programma aan te bieden dat vorm geeft aan ons pedagogisch beleid en aansluit op de sfeer, energie en wensen van zowel de kinderen als van henzelf. Als de kinderen druk zijn, zal de groepsleiding de ene dag voorstellen om met de hele groep naar een speeltuin in de buurt te gaan. Op een andere dag kan het zijn dat zij liever de groep splitsen in een deel dat naar buiten gaat en een deel dat binnen blijft. We beleven plezier met de kinderen maar zijn ook wel eens geïrriteerd of boos. Kinderen kunnen veel in volwassenen los maken. Inzicht hebben in eigen emoties is belangrijk. Welke belangen spelen mee? Hoe komt het dat het gedrag deze emotie bij je oproept? Ben je moe? Wij hebben dagelijks overleg waarin de pedagogisch medewerker ervaringen met elkaar uitwisselt en het werk op elkaar afstemt. Daarnaast worden zij begeleid in de uitvoering van het werk door de leidinggevende. Deze ondersteunt de pedagogisch medewerker in het krijgen van inzicht in hun rol zodat zij kunnen groeien in het werk. Wij observeren veel en wisselen uit zodat we kunnen checken of onze visie persoonlijk is of gedeeld wordt. Aan de hand van observatielijsten wordt elk kind regelmatig besproken. Zo kunnen we elk kind individueel volgen, eventuele problemen signaleren en dit met de ouders bespreken. 5.7 Normen moeten niet onderwezen maar beleefd worden Volwassenen moeten het kind de ruimte geven om de consequenties van zijn keuzes of gedrag te ervaren. Het kind krijgt verantwoordelijkheid naar draagkracht. Onze normen zijn gebaseerd op respect voor elkaar, de ruimte en het materiaal, pijn doen of stuk maken mag niet. Toch stellen wij niet dat je altijd aardig voor elkaar moet zijn of dat je alles moet delen. Ook zeggen we niet dat een kind stout is. Wij gebruiken ook hier de Gordon-‐methode, omdat die ervan uitgaat dat een kind iets doet om aan een bepaalde behoefte te voldoen. Het is onze taak om kinderen inzicht te geven in situaties. Zonodig verwoorden wij hun gevoel en benoemen hun gedrag, laten hen zien wat het effect ervan is en geven hen de ruimte om eigen oplossingen te bedenken. Wij zien het als onze taak om het kind en de groep te begeleiden door hen, naast een gevarieerd dagprogramma, ruimte te geven. Gericht sturen en stimuleren doen wij pas in tweede instantie. Als de veiligheid van een kind in het geding is grijpen wij in. Zo ook als het kind na herhaaldelijke ondersteuning en begeleiding niet in staat is om zichzelf te corrigeren. Wij stellen grenzen als het kind zelf geen antwoord vindt. Wij gaan ervan uit dat een kind een oprechte reden heeft om iets te doen. Als een baby of dreumes bijvoorbeeld iets pakt, kan blijken dat daar een ander kind mee aan het spelen was. 16
Deze kan gaan huilen, slaan of bijten. Net zo goed kan het kind iets anders pakken en zich er niet aan storen. Het is niet aan ons om direct te oordelen en te handelen. Wij willen hen eerst de ruimte geven om er zelf of samen uit te komen. Inzicht krijgen in wensen en emoties die spelen in situaties is één van de moeilijkste kanten van het werk. Je ziet niet altijd alles en er kan zoveel tegelijkertijd gebeuren in een kindergroep. Jonge kinderen zijn dikwijls nog niet in staat om hun wensen en gevoelens onder woorden te brengen. We leren hen dan om te zeggen wat ze bedoelen of we verwoorden het voor ze als ze daar nog te klein voor zijn. Als een boze dreumes "nee" mag zeggen tegen een ander kind komt dit vaak uit hun tenen en maakt het de ander veel duidelijk. Wij staan stil bij de oorzaak van gedrag en zoeken zo nodig samen met de kinderen naar een passende oplossing voor wij op ongewenst gedrag in gaan. Bij het uitleggen van en inzicht geven in ruzies en afspraken kan het tekenen van de situatie (oorzaak, gevolg en oplossing) in het groepsboek een goede functie hebben. Het geeft de ruzie een plek en biedt houvast om er met het kind later op terugkomen. Ook kan het kind het zelf nog eens inzien en herbeleven. Herhaling en herkenning zijn waardevol in het leerproces van jonge kinderen. Benoemen en verwoorden volgens de Gordon-‐methode is niet in elke situatie effectief of nodig. Als een kind moe is kan op schoot nemen soms volstaan. Teveel praten kan er toe leiden dat het kind niet meer reageert of zich ertegen verzet. Even mogen huilen of boos zijn, maar ook een enkel woord, of lichamelijk contact zijn soms effectiever. Kinderen leren hier omgaan met andere volwassenen die weer andere normen en waarden kunnen hebben dan hun ouders. Ze leren dat anderen je ook kunnen troosten en begrijpen, dat er meer mensen zijn die je kunt vertrouwen. Ook maken zij kennis met verschillende mensen: groot, klein en uit andere milieus en culturen. Medewerkers Jor en Daan De pedagogische medewerkers worden ongesteund door een kok, stagiaires en een leidinggevende. Alle pedagogisch medewerkers spreken Nederlands met de kinderen, hebben een diploma volgens de Cao Kinderopvang, beschikken over een geldige Verklaring omtrent het gedrag. Er is nooit een pedagogisch medewerker alleen in het pand aanwezig. Het inzetten van stagiaires gebeurt via het bpv beleid. We streven er naar om jaarlijks 1 stagiaire per groep op te leiden. De stagiaire staat altijd naast een vaste medewerker op de groep. Overleg oudercommissie Minimaal 8 keer per jaar wordt er een oudercommissie vergadering gehouden (zie ‘Reglement Oudercommissie’*). De oudercommissie bestaat uit 7 leden. Er wordt gestreefd naar een ouder van elke stamgroep. 17
Relatie met de praktijk Alle pedagogisch medewerkers zijn bekend met het pedagogisch beleid. Pedagogisch medewerkers krijgen een training in de Gordon-‐ en de Freinetmethodiek. Elke 6 weken is er een werkbespreking per stamgroep met de leidinggevende daarin worden o.a. het pedagogisch handelen, welzijn van de kinderen, praktische zaken besproken. Daarnaast zijn er ander overlegvormen met een team. Informatievoorziening naar ouders Zie ‘Informatieboekje, huisregels en de website en nieuwsbrieven’. Er is 1 keer per jaar een algemene ouderavond en elke stamgroep heeft daarnaast nog een ouderavond voor zijn eigen ouders. Kwaliteitshandboek IJsterk Kinderopvang Alle pedagogisch medewerkers zijn hiervan op de hoogte en worden geïnformeerd als er updates zijn. Het kwaliteitshandboek ligt ter inzage op het kantoor van de leidinggevende. De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is hier in opgenomen. De leidinggevende is aandachtsfunctionaris en zorgt er voor dat dit onderwerp wordt besproken in werkbesprekingen. Veiligheid, gezondheid en Hygiëne Ieder jaar voert elke groep en de leidinggevende een risico inventarisatie uit. Er wordt dan geïnventariseerd welke risico’s kinderen kunnen lopen en welke maatregelen er genomen dienen te worden om deze te verminderen. Calamiteiten Er zijn altijd twee vaste pedagogisch medewerkers aanwezig tijdens de openingstijden van het kinderdagverblijf, zodat in het geval van calamiteiten één van deze medewerkers met het kind meekan naar bijvoorbeeld de huisarts of het ziekenhuis. Per dag zijn er in ieder geval 2 BHV ers in huis. Meer informatie over onze afspraken en regels omtrent calamiteiten kunt u vinden in onze werkinstructies calamiteiten, in het kwaliteitshandboek dat ter inzage op kantoor en op de groepen ligt. Elk jaar is er ontruimingsoefening. Vier ogenbeleid Het vier-‐ ogen principe houdt in dat er altijd een volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren. Dat betekent dat een pedagogisch medewerker nooit alleen is met een of meerdere kinderen binnen of buiten, zonder dat iemand haar kan zien of kan horen gedurende alle momenten van de dag. Ouders en oudercommissies worden jaarlijks geïnformeerd over de invulling van het vier-‐ ogen-‐principe op hun locatie (bv. via de website en nieuwsbrieven). Jor en Daan heeft boven de groepen een gang waar je alle dreumes en peutergroepen kan zien. Baby 1 kan ook van de gang worden gezien en babygroep 4 heeft een deur waarin een raam in zit. Er heerst een open, professioneel werkklimaat waarbij de drempel om elkaar op bepaalde gedragingen aan te spreken zo laag mogelijk is (open aanspreek cultuur). Alle groepen hebben een tussendeur waarop de volgende groep te bereiken is. De groepen hebben voldoende ramen waardoor er toezicht kan zijn van buitenaf. 18
Bijlage 1 Celestin Freinet (1896-‐ 1966) Celestin Freinet was een Franse onderwijspedagoog. Hij werkte als onderwijzer in een dorpschool en ondervond dat de kinderen niet of nauwelijks geïnteresseerd waren in de klassikaal aangeboden lesstof. Door te experimenteren raakte hij ervan overtuigd dat het klassikale onderwijs te ver af stond van de ervarings-‐ en interessewereld van de kinderen. Hij zag in dat hij zijn aandacht vooral moest richten op wat de kinderen zelf interesseerde, het kind en zijn leven stond centraal voor hem. Hij probeerde middelen en nieuwe technieken te ontwikkelen om het leven van de kinderen in de school te halen. Hij ging veel met hen naar buiten en haalde een drukpers binnen de school waarmee de kinderen hun ervaringen vast konden leggen. Zo werden ervaringen meer dan vluchtige belevenissen. Freinet maakte kennis met de leefsituatie van de kinderen en hun ouders, veelal arbeiders en boeren. Hij hielp hen bij het opzetten van coöperaties en streed met hen voor betere werkomstandigheden. De pedagogische uitgangspunten van Freinet 1. Het kind zoveel mogelijk op laten groeien in de leef-‐ en werkgemeenschap van volwassenen door hen levensechte situaties en materialen aan te bieden. Spelen, leren en werken liggen dicht bij elkaar. 2. Het kind serieus nemen en aanvaarden zoals het is. Een kind wordt geen mens, maar is een mens. 3. Het belang van vrije expressie voor het kind als middel om zich vrij te uiten en zich te laten kennen zoals het is. 4. Het ideaal van een democratische samenleving waar respect is voor elkaar is en iedereen zowel rechten als plichten heeft. 5. Gezamenlijkheid geeft plezier, voldoening en het verbindt mensen. 6. Volwassenen moeten het kind structuur, veiligheid, vertrouwen en houvast bieden Tegelijkertijd is het belangrijk dat zij zich inleven in het kind en hem vrij laten in het ontdekken van de wereld om hem heen. 7. Normen moeten niet onderwezen, maar beleefd worden. Volwassenen moeten het kind de ruimte geven om de consequenties te ervaren van zijn keuzes of gedrag. Het kind ontwikkelt op deze manier verantwoordelijkheid. 19
Bijlage 2 Thomas Gordon Thomas Gordon was een Amerikaans klinisch psycholoog. Hij werd vooral bekend vanwege zijn zogenaamde Gordon-‐methode. Hij introduceerde begrippen als actief luisteren en de ‘ik-‐ boodschap’ in de communicatie tussen mensen (zie principes en uitgangspunten). Hij lanceerde een methode om de opvoedingsstijl en de relaties tussen ouders en kinderen te verbeteren. Het sloot aan bij de ‘anti-‐autoritaire opvoeding’ (die een reactie was op de voorheen autoritaire opvoedingsstijl) van die tijd. Later paste hij de methode ook toe op andere situaties zoals onderwijs, sociale reclassering, kinderopvang, en dergelijke. Gordon werkte onder andere als therapeut met ouders en kinderen. Daar constateerde hij dat veel ouders het gedrag van hun kind probeerde te veranderen door macht te gebruiken via een systeem van belonen en straffen. Op de lange duur werkte dit vaak niet. Overtuigd van de schadelijke effecten die het langdurig gebruik van macht met zich mee brengt, ontwikkelde hij een methode die alternatieven aanreikt zoals de Gordon cursus 'Effectief omgaan met kinderen'. De cursus richt zich op een basishouding van respect en openheid en biedt opvoeders praktische handvatten voor de communicatie met hun kind. Gordon vindt het belangrijk dat kinderen kunnen opgroeien tot psychisch gezonde mensen. De basis vindt hij een warme, open relatie tussen opvoeder en kind gebaseerd op wederzijds respect en liefde. Door hun band te versterken beoogt hij het zelfrespect en verantwoordelijkheidsgevoel van het kind te vergroten. Gordon reikt luister-‐ en confrontatievaardigheden aan die opvoeder en kind de kans geven om bij conflicten en probleemsituaties effectief in actie te komen zonder dat het de relatie schaadt. Principes en uitgangspunten van de Gordon Methode 1. Mensen hebben behoeften en willen die bevredigen. Kinderen zijn niet stout, zij doen of zeggen iets om aan hun behoeften te voldoen. 2. Opvoeders kunnen niet al het gedrag van kinderen aanvaardbaar vinden. 3. Opvoeders zijn soms inconsequent omdat zij mensen zijn met veranderende gevoelens en gedachten. 4. Opvoeders hoeven niet altijd één lijn te trekken, ieder mens is anders. 5. Als opvoeders gedrag van kinderen willen veranderen, kunnen zij dit het beste doen door aan te geven welk gedrag hen hindert en welke last zij hiervan ondervinden. Dit noemt Gordon een 'ik-‐boodschap'. Een 'ik-‐boodschap' stemt overeen met wat de opvoeder voelt en denkt. 6. Het is vaak effectiever om de omgeving van het kind te veranderen dan te proberen het gedrag van het kind te veranderen. 20
7. Wanneer conflicten in overleg opgelost worden, winnen beide partijen en krijgt men een betere relatie. 8. Niet alle problemen hebben betrekking op de relatie tussen opvoeder en kind. Kinderen kunnen zelf of samen een probleem hebben. Opvoeders kunnen kinderen helpen hun eigen problemen op te lossen door acceptatie te tonen en actief te luisteren. Door actief te luisteren kunnen opvoeders de bedoeling en de gevoelens, die ze horen in de boodschap van het kind, verwoorden. Op deze manier geven ze het kind feedback en kunnen ze checken of ze het kind goed begrepen hebben. 21
Bijlage 3 Rudolf Steiner (1861-‐ 1925) Rudolf Steiner was een Oostenrijkse filosoof. Hij is de grondlegger van de antroposofie en een inspiratiebron voor biologisch/dynamische landbouwmethoden. Jor en Daan vindt in de filosofie van Steiner overeenkomsten met Freinet: respect voor elkaar en de wereld om ons heen, geen uitbuiting maar samenwerking, aansluiting bij de zintuiglijke en emotionele belevingswereld van kinderen. Ook hecht hij belang aan het betrekken van kinderen bij het leven door hen inzicht, taken en verantwoordelijkheid te geven. Wij hebben datgene overgenomen van Steiner wat ons inspireerde. Principes en uitgangspunten van Steiner 1. Het ritme van het jaar, gevormd door de seizoenen, beïnvloedt en bepaalt het biologisch ritme van de mens. 2. Kinderen zijn ontvankelijk voor de sfeer van feesten: het samen zijn, de verwachting, donker en licht, geuren en kleuren. 3. Belangrijk bij het vieren van feesten is de verbondenheid die kan ontstaan met degenen met wie je de feesten voorbereidt en viert. 4.Goede en warme herinneringen aan gevierde feesten werken door. Zij vormen mede de basis van je vermogen om vriendschap en saamhorigheid een plaats te geven. 5. Door het vieren van feesten die op traditie gebaseerd zijn, staan we in contact met onze geschiedenis. Feesten krijgen zo een plaats en bestaansrecht. 6. Steiner werkt met ritme en rituelen die voortkomen uit het beleven en ervaren van de wereld via de zintuigen. Vooral voor jonge kinderen zijn herhaling, herkenning en zintuiglijke beleving belangrijk.
22