PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/69341
Please be advised that this information was generated on 2015-11-14 and may be subject to change.
Oorspronkelijke bijdragen
J.P.J. Dings, Ph.A. van Damme
De furunkel in het (ge)zicht De furunkel, in de volksmond steenpuist genoemd, is een door stafylokokken veroorzaakte infectie van een haarfollikel. Deze infectie kan ook in het gezicht voorkomen en dan leiden tot levensbedreigende situaties. Dit artikel behandelt de etiologie, het klinische beeld, de mogelijke complicaties en de differentiële diagnostiek van de furunkel. Tot slot worden diverse behandelingsmogelijkheden besproken.
Dings JPJ, Damme PhA van. De furunkel in het (ge)zicht Ned Tijdschr Tandheelkd 2008; 115: 125-131
Inleiding Furunkels, in de volksmond beter bekend als steenpuisten, behoren tot de zogenaamde ‘pustuleuze huidafwijkingen’ (Van Beek, 1996). De furunkel wordt medisch gedefinieerd als een plaatselijke huidontsteking met vorming van een diep infiltraat ten gevolge van een met stafylokokken geïnfecteerde haarfollikel (afb. 1). De ontsteking gaat over het algemeen gepaard met roodheid (rubor), warmte (calor), pijn (dolor), zwelling (tumor, oedeem) en koorts (Arnold, 1990; Bukman en De Jongh, 1990; Braun-Falco et al, 2000; Van Damme, 2004). Infecties met stafylokokken vinden vaak plaats in de behaarde huid, vooral op de billen, het hoofd en de nek, maar ook in het aangezicht. Deze lopen uiteen van steenpuist tot de ernstigere karbonkels (afb. 1e Afb. 1. a. Gezonde haarfollikel. b. Oppervlakkige folliculitis. c. Diepe folliculitis. d. Furunkel. e. Karbonkel (Bronnen: Moschella, 1975; Ackerman, 1978).
en 2) (Van Damme, 2004), en van wondinfecties tot uitgebreide huidinfecties, bijvoorbeeld impetigo contagiosa (Iwatsuki et al, 2006; Van Damme en Hartman, 2006). Er bestaan uiteenlopende classificatiesystemen voor bacteriële huidinfecties. Achtereenvolgens kan onderscheid worden gemaakt tussen infecties van primaire origine (optredend bij onaangedane huid) en secundaire origine (complicatie van een chronische huidaandoening) en ongecompliceerde versus gecompliceerde infecties (abnormale huid- of wondinfecties optredend bij gecompromitteerde patiënten ofwel bij patiënten die chirurgische interventie behoeven). Gecompliceerde bacteriële huidinfecties kunnen van acute of chronische aard zijn. Daarnaast kunnen infecties worden onderverdeeld op grond van hun focale of c
b
a
Haar Huidoppervlak
Talg d
Follikel
Talgklier
Ned Tijdschr Tandheelkd 115 maart 2008
125
e
Oorspronkelijke bijdragen
diffuse voorkomen, het al dan niet necrotiserend zijn, de veroorzakende micro-organismen, de betrokken weefsels (diepte van invasie) en het betrokken klinisch syndroom (DiNubile en Lipsky, 2004). Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) maakt in haar richtlijn voor bacteriële huidinfecties (NHG-standaard M68) onderscheid tussen oppervlakkige (beperkt tot de epidermis) en diepe huidinfecties. Laatstgenoemde kunnen gepaard gaan met verschijnselen als koorts, algemene malaise, lymfangitis, regionale lymfadenitis en pijn. Tot de oppervlakkige ongecompliceerde bacteriële huidinfecties behoren onder andere impetigo en oppervlakkige folliculitis. Wondinfecties, furunkel, karbonkel en cellulitis zijn voorbeelden van diepe bacteriële huidinfecties. De furunkel en karbonkel zijn met de haarfollikel geassocieerd (NHG, 2007). Klinisch gezien begint de furunkel als een klein puistje dat zich snel ontwikkelt tot een rode verhevenheid met vaak een gele kern (Van Damme, 2004). Na enkele dagen is het oorspronkelijke puistje vervangen door een geelbruine korst. Normaliter zijn de binnen het ontstekingsgebied gelegen haartjes in dit stadium verdwenen. Na verloop van tijd wordt de bedekkende huid dunner, waarbij de kern van de ontsteking verweekt en er spontane drainage van de purulente inhoud optreedt (Topazian en Goldberg, 1981; Bukman en De Jongh, 1990). Zodra de korst verdwenen is, wordt het ontstane defect opgevuld met granulatieweefsel, met vorming van littekenweefsel tot gevolg. In sommige gevallen perforeert de furunkel niet en ontstaat er een ingetrokken litteken in het gelaat (Braun-Falco et al, 2000). Afb. 2. a. Karbonkel van de bovenlip, wang, neusstreek links bij een 24-jarige man. b. Litteken op termijn na behandeling door drainage van pus, irrigatie met povidonjood, ondersteund door flucloxacilline (1 week 4 x daags 500 mg). Cosmetisch een bevredigend resultaat. (afbeeldingen geplaatst met schriftelijke toestemming van Ned Tijdschr Geneeskd en de betrokken patiënt) a
Er bestaan verscheidene aandoeningen die worden gerangschikt onder de diepe varianten van ontsteking van de haarfollikel -‘folliculitis’ (afb. 1c-e). Illustratief hiervoor zijn sycosis barbae ofwel baardschurft, waarbij de ontstekingen zijn gelokaliseerd in de huid van de baardstreek (afb. 3) en het hordeolum externum waarbij de talgklier van een ooghaartje ontstoken is (Kiratli en Akar, 2001; Bonifaz et al, 2003). Indien furunkels persisterend of recidiverend van karakter zijn, wordt er gesproken van furunculose. Als furunkels zich samenvoegen tot een geheel, of wanneer er sprake is van een uitgebreider en dieper infiltraat, spreekt men van een karbonkel (afb. 1e en 2) (Bukman en De Jongh, 1990; Stulberg et al, 2002). De voor een karbonkel populistische term ‘negenoog’ berust op het klinische beeld van een ontstoken gebied dat meerdere puisten omvat.
Etiologie Furunkels komen veelvuldig voor. De exacte epidemiologie van furunkels in het aangezicht is niet bekend. Begin jaren ’90 van de vorige eeuw werd de incidentie van furunkels in de huisartsenpraktijk nog beraamd op 5,7 per 1.000 patiënten per jaar, waarbij mannen in de leeftijd van 15 tot 29 jaar het meest waren aangedaan (Bukman en De Jongh, 1990). Algemene predisponerende factoren zijn onvoldoende hygiëne, systemische aandoeningen, zoals diabetes mellitus, verminderde afweer, alcoholisme, ondervoeding en diverse huidziekten (Arnold, 1990; Braun-Falco et al, 2000). Het leeuwendeel van deze ontstekingen ontstaat door het verstopt raken van een haarfollikel of het accessoire talgkliertje (afb. 1) (Braun-Falco et al, 2000; Edlich et al, 2005; Jochems en Joosten, 2006). Huidoppervlakken die onderhevig zijn aan continue milde irritatie (bijvoorbeeld het schuren van kleren) zijn hier meer vatbaar voor. Besmetting met stafylokokken kan voorkomen door auto-inoculatie (zelfbesmetting met ziektekiemen die zich reeds in of op het lichaam bevinden), via direct lichaamscontact of zelfs besmette kleding (Arnold, 1990; Abe et al, 1993; Braun-Falco et al, 2000; Jochems en Joosten, 2006). Stafylokokken behoren tot de aërobe of facultatief anaërobe grampositieve bacteriën die het meest frequent debet zijn aan infecties in de hoofd-halsregio; ze maken deel uit van de normale bacterieflora op de huid en in de mondb
126
Ned Tijdschr Tandheelkd 115 maart 2008
Dings en Van Damme: Furunkel in het (ge)zicht
holte (Braun-Falco et al, 2000; Iwatsuki et al, 2006). Staphylococcus aureus behoort bij ongeveer bij 20 tot 40% van de volwassenen tot de normale bacterieflora in de huidplooien en eveneens bij 20 tot 40% in de neusingang (Arnold et al, 1990; Brand et al, 2001). Hoewel stafylokokken minder invasief zijn dan streptokokken, veroorzaken zij de meeste infecties doordat zij overwegend aanwezig zijn in haarfollikels (Iwatsuki et al, 2006). Wanneer een infectie met stafylokokken dreigt op te treden, vormt de huid de eerste barrière. Als deze niet-specifieke natuurlijke barrière is beschadigd, passeren diverse virulentiefactoren van de Staphylococcus aureus de huid of de slijmvliezen en geven ter plaatse aanleiding tot activatie van de cellulaire afweer (sterke leukocyteninfiltratie) en daaropvolgende infiltratie van macrofagen en fibroblasten. Dit leidt tot versterf van weefsel dat na verloop van tijd zal verweken tot pus. Door het afzetten van fibrine grendelt het lichaam met de bouw van een wal rondom dit infiltraat de infectie af. Dit leidt meestal tot een geïsoleerde infectie waarin de Staphylococcus aureus zich dankzij optimale temperatuur en overvloedige aanwezigheid van substraat kan vermeerderen (Foster, 2005; Iwatsuki et al, 2006). Indien er ontstekingsremmende medicatie wordt gebruikt, bijvoorbeeld corticosteroïden, of er sprake is van een verminderde afweer, zal deze infectie zich sneller kunnen uitbreiden (Braun-Falco et al, 2000; Sidwell et al, 2002). Zodra de uitvoergang van een haarfollikel of een talgkliertje verstopt raakt, kan het aantal stafylokokken daarin toenemen. In eerste instantie zal dit leiden tot een lokale, oppervlakkige infectie van de haarfollikel (folliculitis) (afb. 1b). Naarmate deze infectie zich uitbreidt, wordt deze omschreven als diepe folliculitis (afb. 1c). Op het moment dat er centrale abcesvorming optreedt en de laesie de neiging heeft spontaan te ruptureren, is er sprake van een furunkel (afb. 1d). De wand van de haarfollikel is hierbij verloren gegaan. Naast deze ontstaanswijze kan een furunkel zich ook sui generis ontwikkelen als een diep gelegen ontsteking (Moschella et al, 1975; Edlich et al, 2005). Waarom infectie van haarfollikels bij sommige patiënten leidt tot het ontstaan van furunkels, terwijl dit bij anderen beperkt blijft tot oppervlakkige folliculitis, is nog onduidelijk (Braun-Falco et al, 2000).
Differentiële diagnostiek
> Odontogeen abces – odontogene fistel > Epidermiscyste (ontstoken) > Actinomycose > Osteomyelitis > Lymfadenitis > Trauma > Huidinfectie (tinea barbae, capitis, corporis, faciei = schimmelinfectie) > Myiasis (madenziekte) Tabel 1. Differentiële diagnostiek van de furunkel.
risico bestaat dat dan door zowel de patiënt als de behandelaar geen direct causaal verband wordt gelegd tussen een fistel en de betrokken dentitie (De Visscher et al, 1994; Van Damme, 2006). Op het moment dat een acuut veretterd periapicaal granuloom zich uitbreidt, kan dit overgaan in een acute periostitis en vervolgens evolueren naar een subperiostaal abces. Wanneer uiteindelijk het periost doorbroken wordt, ontstaat er een submuceus of subcutaan abces dat zich via de weg van de minste weerstand ontlast. Dit kan gebeuren door spontane perforatie van de aangrenzende mucosa of de huid. Zolang de oorzaak van de ontsteking niet wordt weggenomen, zal zo’n intra- of extraorale fistel aanwezig blijven (afb. 4) (Tidwell et al, 1997; Sheehan et al, 2005). De eventuele aanwezigheid van een ontstoken epidermiscyste – ook wel atheroomcyste genoemd – dient ook betrokken te worden in de differentiaaldiagnostiek. Het betreft een onder de huid gelegen zwelling die veroorzaakt wordt door het verstopt raken van een talgklier en die een brijachtige inhoud heeft. Deze cyste komt tevens voor in behaarde gebieden en kan infecteren (Jochems en Joosten, 2006). Een andere afwijking die onverhoopt voor een furunkel kan worden aangezien is actinomycose (afb. 5). Dit ziektebeeld presenteert zich vaak als toenemende zwelling juist onder of op de onderrand van de mandibula (Scully et al, 2004), maar kan zich ook in de wang voordoen. Ook hier is er sprake van centrale abcesvorming temidden van een Afb. 3. Ontstekingen gelokaliseerd in de huid van de baardstreek – sycosis barbae ofwel baardschurft – bij een 20-jarige man.
De differentiële diagnostiek van fistels en pustuleuze afwijkingen in het gelaat omvat verschillende ziektebeelden (tab. 1). De klassieke ontstekingsverschijnselen rubor, calor, dolor en tumor vormen hierbij het gemeenschappelijke kenmerk. Vooraleer tot behandeling wordt overgegaan, dient bekeken te worden waar de oorzaak van de infectie gelegen is. Deze kan zowel niet-odontogeen als odontogeen zijn. Op het moment van optreden presenteren en breiden beide soorten infecties zich namelijk op eenzelfde wijze uit (Topazian en Goldberg, 1987). In iets meer dan de helft van de gevallen is de uitbreiding van een odontogene ontsteking chronisch van aard en verloopt onopgemerkt. Het
Ned Tijdschr Tandheelkd 115 maart 2008
127
Oorspronkelijke bijdragen
Afb. 5. Manifestatie van actinomycose op de rechterwang bij een 50-jarige vrouw.
Afb. 4. a. Fistel naar de mandibula rechts bij een 60-jarige man als gevolg van odontogene ontstekingen. Na extractie van de oorzakelijke gebitselementen en excisie van de fistel trad een restloze genezing op. b. Detail van fistel.
granulomateuze ontstekingsreactie. De afwijking wordt veroorzaakt door de straalschimmel Actinomyces, een bacterie die tot de normale bacterieflora van de mond behoort (Stenhouse et al, 1975; Cocuroccia et al, 2003; Scully et al, 2004). Actinomycose wordt vrijwel altijd geïnitieerd door een trauma (kaakfractuur) of een chirurgische ingreep in de mond. Tussen het tijdstip van trauma en de uiteindelijke klinische manifestatie van actinomycose kan een lange periode gelegen zijn (Fazeli en Bateni, 2005). Osteomyelitis is eveneens een ontsteking waarbij er extraorale fistelvorming kan optreden (Bronkhorst en Van Damme, 2006; Roche et al, 2006). Dit gebeurt zodra de corticale botplaat wordt gepenetreerd. Het betreft een uitgebreide diffuse ontsteking van het kaakbot ten gevolge van een odontogene ontsteking of een ontsteking van andere aard
128
(gecompromitteerd immuunsysteem, medullaire vasculaire thrombose of vasculopathie) (Topazian en Goldberg, 1987; Eyrich et al, 1999; Goncalves et al, 2002). Vanwege de compacte botstructuur en geringere vascularisatie is de onderkaak veel vaker aangedaan dan de bovenkaak (Cohen et al, 2003). Indien de zwelling in het preauriculaire of cervicale gebied, juist onder de kaakrand, gelegen is, kan er ook aan lymfadenitis worden gedacht (Marinho et al, 2000). Lymfadenitis is een infectie in een lymfenodus (Braun-Falco et al, 2000; Jochems en Joosten, 2003). Deze is gewoonlijk secundair aan een andere infectie, gelegen in het drainagegebied van de betrokken lymfeklier. Bij lymfadenitis in het cervicale gebied is vaak sprake van abcesvorming in de kaak, pericoronitis of een andere orale bacteriële infectie (Scully et al, 2004). Ook kan besmetting met Bartonella henselae tot lymfadenitis leiden. Deze bacteriële infectie treedt op na gekrabd of gebeten te zijn door een kat. Alhoewel de meerderheid van deze infecties een spontane genezing kent, kan het leiden tot kattenkrabziekte (Chian et al, 2002). Dit kenmerkt zich door het ontstaan van één of meerdere rode papels ter plaatse van de krab of beet gevolgd door regionale lymfadenopathie, respectievelijk 3-5 dagen en 1-2 weken na inoculatie. In ongeveer 15% van de gevallen ontstaat er lymfadenitis met aanzienlijke pusvorming Een antibioticumkuur heeft geen effect indien er sprake is van regionale lymfadenitis. In geval van abcedering is aspiratie of drainage van de pus aangewezen wat verlichting en verkorting van de klachten geeft. Bij gedissemineerde of systemische infecties, kan een gerichte antibioticumkuur uitkomst bieden (Schellekens, 1996; Windsor, 2001). Er dient een voorbehoud te worden gemaakt ten aanzien van het voorkomen van atypische mycobacteriën bij kinderen (Lindeboom, 2006). Dit gaat gewoonlijk gepaard met cervicale, submandibulaire of
Ned Tijdschr Tandheelkd 115 maart 2008
Dings en Van Damme: Furunkel in het (ge)zicht
preauriculaire lymfadenitis. Het klinische beeld toont over het algemeen pijnloze, unilaterale lymfadenopathie met klieren die snel groter worden, zonder systemische symptomen. Uiteindelijk kan er kapselscheuring optreden met daaropvolgende fistelvorming en lokale drainage (American Thoracic Society, 1997; Wagner en Young, 2004). Een andere verklaring voor een ontsteking in het aangezicht is de aanwezigheid van corpora aliena (vreemde lichamen) (Agrillo et al, 2006; Osawa et al, 2006) en maden (myiasis) (Dada-Adegbola en Oluwatoba, 2005). Daarnaast kunnen wondinfecties eenzelfde klinisch beeld oproepen. Diepe punctuur- of beetwonden in het aangezicht, kunnen moeilijk draineren en zijn voorkeurslocaties voor anaërobe organismen. Dit soort traumata kenmerkt zich door een erythemateus gebied en plaatselijke bindweefselvorming. Uiteindelijk treedt meestal abcesvorming op, waarna de wond ruptureert en er pusafvloed plaatsvindt. Goede anamnesevoering en nader diagnostisch onderzoek dienen deze potentiële oorzaken te bevestigen of uit te sluiten (Osawa et al, 2006).
Therapie De aanwezigheid van een furunkel of karbonkel bij verder gezonde patiënten, die niet in de nasolabiale regio, de zogenaamde ‘gevarendriehoek’ (zie verderop) van het aangezicht ligt, is weliswaar ontsierend, hinderlijk en besmettelijk, doch een relatief ongevaarlijke aandoening (Bukman en De Jongh, 1990). Het verdient echter wel aanbeveling om de betrokken patiënt duidelijk te maken dat de ontsteking niet moet worden gemanipuleerd (er niet in knijpen noch haren verwijderen uit de ontstekingszone) (Arnold et al, 1990; Braun-Falco et al, 2000). Voordat er een therapie wordt ingesteld, moet er onderscheid worden gemaakt tussen incidenteel optredende furunkels en furunculose. Bij de eerstgenoemde is het aanbrengen van warme kompressen geïndiceerd, waarbij het rijpingsproces van het abces wordt bevorderd (Bukman en De Jongh, 1990). De toepassing van loodhoudende diachylonzalf wordt ontraden (NHG, 2007). Antibiotica gericht tegen stafylokokken dienen te worden toegepast als patiënten een vergrote kans op complicaties hebben (bijvoorbeeld verhoogd endocarditisrisico), er sprake is van een furunkel in de gevarendriehoek, koorts, furunculose of een karbonkel dreigt te ontstaan (Arnold et al, 1990; Bukman en De Jongh, 1990). De keuze voor het antibioticum is afhankelijk van de gevoeligheid van de betrokken Staphylococcus aureus, en de eventuele overgevoeligheid voor penicillinen en β-lactam antibiotica van de patiënt, terwijl de dosering afhangt van de leeftijd, de algemene gezondheidstoestand en het gewicht van de patiënt (Braun-Falco et al, 2000; Van Damme, 2004). Met het oog op het feit dat 80% van de Staphylococcus aureus-stammen penicillinase produceert, wordt geadviseerd om te behandelen met cefalosporinen of een penicillinase-resistent antibioticum, bij voorkeur flucloxacilline. Bij overgevoelig-
Ned Tijdschr Tandheelkd 115 maart 2008
Therapeutische maatregelen Furunkel/incidentele furunculose Risico van complicaties/karbonkel Overgevoeligheid penicilline
Warmtecompressen Flucloxacilline (4 dd 500 mg per os gedurende 7 dagen) Erytromycine (4 dd 250-500 mg per os gedurende 7 dagen) Clindamycine (4 dd 150-300 mg per os gedurende 7 dagen)
Preventieve maatregelen Neusdragerschap stafylokokken
Mupirocine neuszalf à 2%
Tabel 2. Therapeutische/preventieve maatregelen.
heid kan gekozen worden uit erytromycine of clindamycine (Topazian en Goldberg, 1987; Arnold et al, 1990; Bukman en De Jongh, 1990; Van den Broek, 2003) (tab. 2). Een bloedkweek is van belang op het moment dat patiënten zich presenteren met koorts, koude rillingen of lymfadenitis in combinatie met een furunkel. Er is dan hoogstwaarschijnlijk reeds sepsis opgetreden of dit kan binnen afzienbare tijd gebeuren. Complicaties als endocarditis of osteomyelitis kunnen zich hierbij voordoen (Bukman en De Jongh, 1990; Braun-Falco et al, 2000). Het incideren van de laesie bij een patiënt die geen antibiotica gebruikt, is controversieel gezien het risico van systemische uitbreiding van de infectie (Braun-Falco et al, 2000). Het motto is echter ubi pus, ibi evacua. De furunkel kan wel chirurgisch worden geïncideerd, opengelegd of verwijderd, als de patiënt een antibioticum gebruikt of de ontsteking goed begrensd is en fluctuatie vertoont. Naast het verlichten van de pijn geeft een dergelijke chirurgische ingreep uiteindelijk tevens een kleiner litteken (afb. 2b) (Arnold et al, 1990; Braun-Falco et al, 2000). Het spreekt vanzelf dat furunkels die zich in of rondom de neus of op de bovenlip (gevarendriehoek) bevinden, direct moeten worden behandeld met het oog op het risico van een levensbedreigende situatie als trombose van de sinus cavernosus. Naast het toedienen van antibiotica aan de patiënt dienen bij furunkels die in de neus zelf gelegen zijn, zowel binnen als buiten de neusvleugels, warme vochtige kompressen te worden aangebracht (Topazian en Goldberg, 1987; Arnold et al, 1990). Om het opnieuw ontstaan van furunkels te voorkomen, kunnen er diverse preventieve maatregelen worden genomen. Het regelmatig wassen met water en zeep, het zo heet mogelijk wassen van kleding en beddengoed en het vermijden van onnodige wrijving van de huid dienen hierbij aan de patiënt geïnstrueerd te worden. Bij persisterend optreden dient aan decontaminatie met jodium- of chloorhexidinebevattende zeep en eliminatie van neusdragerschap met mupirocine (neuszalf à 2%) te worden gedacht (Bukman en De Jongh, 1990).
129
Oorspronkelijke bijdragen
Uiteindelijk hebben furunkels een goede prognose. Afgezien van het feit dat zij met enige littekenvorming genezen, blijken er niet vaak complicaties op te treden (Bukman en De Jongh, 1990; Braun-Falco et al, 2000).
> Ackerman AB. Histologic diagnosis of inflammatory skin diseases. London: Henry Kimpton Publishers, 1978.
> Agrillo A, Sassano P, Mustazza MC, Filiaci F. Complex-type penetrating injuries of craniomaxillofacial region. J Craniofac Surg 2006; 17: 442-446.
Gecompliceerd beloop
> American Thoracic Society/American Lung Association. Diagnosis and
De locatie van de furunkel is sterk bepalend voor het risico dat de patiënt loopt. Vooral bij furunkels in het middengezicht moet men bedacht zijn op trombose van de sinus cavernosus als levensbedreigende complicatie (Bukman en De Jongh, 1990; Tuettenberg et al, 2003; Van Damme, 2004). De zogenaamde ‘gevarendriehoek’ (nasolabiale regio) heeft de bovenlip als basis en de onderste begrenzing van de neus als top. Deze regio draineert op de vena facialis en de sinus cavernosus (Rhoton, 2002). Op furunkels rondom de neus en de bovenlip dient daarom alert te worden gereageerd. Haarfollikels in deze regio zijn namelijk redelijk diep gelegen en door de losmazige structuur van het onderliggende bindweefsel kunnen er eenvoudig diepe ontstekingen ontstaan (Braun-Falco et al, 2000). De Latijnse zinspreuk furunculus nasi, furunculus mortis duidt hier treffend de ernst van de situatie aan (Van Damme, 2004). Trombose van de sinus cavernosus gaat gepaard met koorts, pijn en oedeemvorming aan het oog en is potentieel dodelijk (Chacar-Rabay et al, 1998; Doroszewska et al, 2005). Furunkels die in andere delen van het aangezicht gelegen zijn, eisen echter ook de aandacht. Een ernstige infectie met stafylokokken kan namelijk leiden tot sepsis. Hierbij kan een variëteit aan organen metastatisch worden aangedaan. Dientengevolge kunnen zich in de longen, het hart (endocarditis), de nieren, de lever, de galblaas, de appendix, en het bot (osteomyelitis) infecties ontwikkelen. Uitbreiding naar de hersenen kan leiden tot hersenvliesontsteking (meningitis) of hersenabcessen (Topazian en Goldberg, 1981; Kudinova, 1999).
treatment of disease caused by nontuberculous mycobacteria. Am J Respir Crit Care Med 1997; 156: 1-25.
> Arnold HL. Andrew’s diseases of the skin. Philadelphia: WB Saunders Company, 1990.
> Beek H van. Handboek tandheelkundige praktijk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1996.
> Bonifaz A, Ramirez-Tamayo T, Saul A. Tinea barbae (tinea sycosis): experience with nine cases. J Dermatol 2003; 30: 898-903.
> Brand HS, Diemen DE van, Makkes PC. Algemene ziekteleer voor tandartsen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2001.
> Braun-Falco O, et al. Dermatology. Berlijn: Springer Verlag, 2000. > Broek PJ van den. Staphylococcus aureus, een succesvolle ziekteverwekker. Ned Tijdschr Geneeskd 2003; 147: 1045-1048.
> Bronkhorst MA, Damme PhA van. Osteomyelitis van de kaak. Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 222-225.
> Bukman A, Jongh TOH de. Kleine kwalen in de huisartsgeneeskunde; furunkel, karbonkel en furunculose. Ned Tijdschr Geneeskd 1990; 134: 2432-2433.
> Chacar-Rabay H, Hejeily RK, Aouad A. Cavernous sinus thrombosis. Late diagnosis and complications. J Med Liban 1998; 46: 218-221.
> Chian CA, Arrese JE, Piérard GE. Skin manifestations of Bartonella infections. Int J Dermatol 2002; 41: 461-466.
> Cocuroccia B, Gubinelli E, Fazio M, Girolomoni G. Primary cutaneous actinomycosis of the forehead. J Eur Acad Dermatol Venereol 2003; 17: 331-333.
> Cohen MA, Embil JM, Canosa T. Osteomyelitis of the maxilla caused by methicillin-resistant Staphylococcus aureus. J Oral Maxillofac Surg 2003; 61: 387-390.
> Coleman GC, Nelson JF. Principles of oral diagnosis. Saint Louis: Mosby, 1993.
> Dada-Adegbola HO, Oluwatoba OA. Cutaneous myiasis present-
Slotbeschouwing
ing as chronic furunculosis – case report. West Afr J Med 2005; 24:
De behandelende tandarts dient zich bewust te zijn van het gevaar dat met de aanwezigheid van een furunkel in het aangezicht gemoeid is. Over het algemeen kan een afwachtende houding worden aangenomen als de furunkel zich niet in de gevarendriehoek bevindt. De patiënt dient geïnformeerd te worden over de aard van de aandoening en het te verwachten beloop. Is de furunkel echter in de gevarendriehoek (nasolabiale regio) gelegen of vertoont deze uitbreiding of een ander beloop, dan is verwijzing naar de huisarts of een specialist (mond-, kaak- en aangezichtschirurg, dermatoloog, kno-arts, plastisch chirurg) voor nadere beoordeling en behandeling geïndiceerd.
346-347.
> Damme PhA van. Diagnose in beeld (185). Een man met een puistje op de bovenlip. Ned Tijdschr Geneeskd 2004; 148: 777.
> Damme PhA van. Diagnose in beeld (266). Een vrouw met een nietgenezend wondje op de kin. Ned Tijdschr Geneeskd 2006; 150: 615.
> Damme PhA van, Hartman EHM. Rapidly progressive soft tissue infections. Lancet Infect Dis 2006; 6: 65.
> DiNubile MJ, Lipsky BA. Complicated infections of skin and skin structures: when the infection is more than skin deep. J Antimicrob Chemother 2004; 53: 37-50.
> Doroszewska G, Winiarski P, Zmudzinski A, Wrzesinski W. Septic thrombosis of the cavernous sinus complicated by intracerebral hemorrhage. Otolaryngol Pol 2005; 59: 879-882.
> Edlich RF, Winters KL, Britt LD, Long WB 3rd. Bacterial diseases of the
Literatuur
> Abe Y, Akiyama H, Arata J. Furuncle-like lesions in mouse experimental skin infections with Staphylococcus aureus. J Dermatol 1993; 20: 198-202.
skin. J Long Term Eff Med Implants 2005; 15: 499-510.
> Erkan AN, Yilmazer C, Yilmaz I, Bolat FA. Nasoalveolar cysts: review of 3 cases. ORL J Otorhinolaryngol Relat Spec 2005; 67: 196-198.
130
Ned Tijdschr Tandheelkd 115 maart 2008
Dings en Van Damme: Furunkel in het (ge)zicht
> Eyrich GK, Harder C, Sailer HF, Langenegger T, Bruder E, Michel BA. Primary chronic osteomyelitis associated with synovitis, acne, pustulosis, hyperostosis and osteitis (SAPHO syndrome). J Oral Pathol Med 1999; 28: 456-464.
> Stulberg DL, Penrod MA, Blatny RA. Common bacterial skin infections. Am Fam Physician 2002; 66: 119-124.
> Tidwell E, Jenkins JD, Ellis CD, Hutson B, Cederberg RA. Cutaneous odontogenic sinus tract to the chin: a case report. Int Endod J 1997;
> Fattahi TT, Lyu PE, Sickels, JE van. Management of acute suppurative parotitis. J Oral Maxillofac Surg 2002; 60: 446-448.
> Fazeli MS, Bateni H. Actinomycosis: a rare soft tissue infection. Der-
30: 352-355.
> Topazian RG, Goldberg MH. Management of infections of the oral and maxillofacial regions. Philadelphia: WB Saunders Company, 1981.
> Topazian RG, Goldberg MH. Oral and maxillofacial infections. Phila-
matol Online J 2005; 11: 18.
> Foster TJ. Immune evasion by staphylococci. Nat Rev Microbiol 2005;
delphia: WB Saunders Company, 1987.
> Tuettenberg A, Tuettenberg J, Knop J, Enk A. Septic thrombosis of the
3: 948-958.
> Goncalves M, Pinto Oliveira D, Oliveira Oya E, Goncalves A. Garre’s osteomyelitis with a fistula: a case report. J Clin Pediatr Dent 2002; 26: 311-313.
cavernous sinus due to folliculitis. Hautarzt 2003; 54: 351-353.
> Visscher JGAM de, Wal KGH van der, Seydell HB. Een fistel in het gelaat; meestal geen huidaandoening. Ned Tijdschr Geneeskd 1994;
> Graaf M de, Meer SB van der. Diagnose in beeld (247). Een pasgeborene met een gezwollen wang. Ned Tijdschr Geneeskd 2005; 149: 2112.
> Iwatsuki K, Yamasaki O, Morizane S, Oono T. Staphylococcal cutaneous infections: invasion, evasion and aggression. J Dermatol Sci 2006; 42: 203-214.
138: 2-4.
> Wagner D, Young LS. Nontuberculous mycobacterial infections: a clinical review. Infection 2004; 32: 257-270.
> Windsor JJ. Cat-scratch disease: epidemiology, aetiology, and treatment. Br J Biomed Sci 2001; 58: 101-110.
> Jochems AAF, Joosten FWMG. Coëlho zakwoordenboek der geneeskunde. Doetinchem: Elsevier Gezondheidszorg, 2006.
> Kiratli HK, Akar Y. Multiple recurrent hordeola associated with selec-
Summary
tive IgM deficiency. J AAPOS 2001; 5: 60-61.
> Kudinova ES. Septic metastatic complications in facial furuncles and carbuncles. Stomatologiia (Mosk) 1999; 78: 22-25.
> Lee IK, Liu JW. Tuberculous parotitis: case report and literature review. Ann Otol Rhinol Laryngol 2005; 114: 547-551.
> Marinho ROM, Hutchison IL. Facial infection caused by Mycobacterium avium-intracellulare. J Oral Maxillofac Surg 2000; 58: 668-670.
Face the facial furuncle The furuncle is a staphylococcal infection of a single hair follicle which can occur on the skin in the maxillofacial region. Untreated, this infection can lead to life-threatening situations. This article discusses the etiology, clinical findings, possible complications as well as a series of differential diagnoses. In addition, several therapeutic and preventive strategies are described.
> Moschella SL. Dermatology. Philadelphia: WB Saunders Company, Bron
1975.
> Nederlands Huisartsen Genootschap. NHG-standaard M68. Bacteriële huidinfecties. NHG: Utrecht, 1998. Geraadpleegd op http://nhg.artsennet.nl/upload/104 standaarden/m68/ind.htm.
> Osawa R, Abe R, Inokuma D, Yokota K, Ito H, Nabeshima M, Shimizu H. Chain saw blade granuloma: reaction to a deeply embedded metal fragment. Arch Dermatol 2006; 142: 1079-1080.
> Rhoton AL Jr. The cavernous sinus, the cavernous venous plexus, and the carotid collar. Neurosurgery 2002; 51: S375-410.
J.P.J. Dings, Ph. A. van Damme Uit de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het UMC St Radboud in Nijmegen Datum van acceptatie: 1 oktober 2007 Adres: dr. Ph.A. van Damme, Maasziekenhuis Pantein, huispost 650, postbus 55, 5830 AB Boxmeer
[email protected]
> Roche E, Garcia-Melgares ML, Laguna C, Martin-Gonzalez B, Fortea JM. Chronic cutaneous fistula secondary to mandibular osteomyeli-
Dankwoord
tis. Actas Dermosifiliogr 2006; 97: 203-205.
> Schellekens JF. Kattekrabziekte en andere infecties met Bartonellaspecies. Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 144-147.
> Scully C, Flint SR, Porter SR, et al (eds). Oral and maxillofacial diseases. Philadelphia: Taylor and Francis Group, 2004.
Onze welgemeende dank gaat uit naar dr. J.F.G.M. Meis, arts-microbioloog Canisius Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen, voor het kritisch doornemen van het manuscript en zijn waardevolle adviezen en aanvullingen.
> Sheehan DJ, Potter BJ, Davis LS. Cutaneous draining sinus tract of odontogenic origin: unusual presentation of a challenging diagnosis. South Med J 2005; 98: 250-252.
> Sidwell RU, Ibrahim MA, Bunker CB. A case of common variable immunodeficiency presenting with furunculosis. Br J Dermatol 2002; 147: 364-367.
> Stenhouse D, MacDonald DG, MacFarlane TW. Cervico-facial and intra-oral actinomycosis: a 5-year retrospective study. Br J Oral Surg 1975; 13: 172-183.
Ned Tijdschr Tandheelkd 115 maart 2008
131