PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
The version of the following full text has not yet been defined or was untraceable and may differ from the publisher's version.
For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/27546
Please be advised that this information was generated on 2016-01-06 and may be subject to change.
Advocatuur en notariaat: tussen profijt en professie Verslag en uitkomsten van het congres over de vrije beroepen in de Paleiskerk te Den Haag
Mr. J.C.A. Houdijk (red.)
Advocatuur en notariaat: tussen profijt en professie
Verslag en uitkomsten van het congres over de vrije beroepen in de Paleiskerk te Den Haag
ISBN-10: 90-811116-1-2 ISBN-13: 978-90-811116-1-4
Trefwoorden: Congres vrije beroepen, hervorming advocatuur en notariaat Organisatie congres: Onderzoekcentrum Onderneming & Recht en de afdeling Europees Recht, i.s.m. CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
2006, J.C.A. Houdijk (red.) Radboud Universiteit Nijmegen
© Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redacteur en de sprekers op het congres.
1
2
INHOUDSO PGAVE
Voorwoord
4
1. Inleiding
6
2. Openingsrede Minister Donner
8
3. Voordracht Van Waarden
10
4. Voordracht Van Mourik
13
5. Voordracht Verstappen
18
6. De referenten
22
6.1 Salomons
22
6.2 Hammerstein
24
7. Voordracht Bannier
26
8. Voordracht Pijnacker Hordijk
30
9. Voordracht Unger
33
10. De referenten
35
10.1 Kalbfleisch
35
10.2 Van Wijmen
38
11. Discussiepunten en resultaten van het congres
40
12. Stellingen van sprekers
46
Lijst van sprekers, referenten en dagvoorzitters
48
Deelnemerslijst
50
3
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Voorwoord
Voorwoord De vrije beroepen in het algemeen, en de advocatuur en het notariaat in het bijzonder, blijven voor opwinding zorgen. Niet alleen vanuit economische hoek worden de vrije beroepen onder vuur genomen, zoals is gebeurd in de rapporten van het SEO voor het Ministerie van Economische Zaken en het rapport van het IHS uit Wenen voor de Europese Commissie.1 De laatste jaren is er ook veel onrust in de samenleving over het reilen en zeilen van de juridische vrije beroepen. Het betreft hier weliswaar veelal het strafrecht, maar ook andere werkterreinen van de advocatuur en het notariaat blijven niet onbesproken. Met de instelling van de Commissie Hammerstein (Commissie Evaluatie Wet op het notarisambt) en de Commissie Van Wijmen (Commissie Advocatuur) heeft ook de Minister van Justitie een duit in het zakje gedaan. De NMa ten slotte is momenteel druk doende met een inventarisatie van beide beroepsgroepen. Hoe divers van aard alle initiatieven ook zijn, en hoezeer zij in hun uitkomsten ook verschillen, ze zoeken allemaal een antwoord op de vraag hoe de advocatuur en het notariaat in de toekomst het beste (lees: beter dan nu het geval is) gereguleerd (dan wel gedereguleerd) kunnen worden. Nu de meningen over het antwoord op deze vraag zeer uiteenlopen, kunnen de discussies hoog oplopen.
Alle aanleiding dus voor het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht en de afdeling
Europees
Recht
van
de
Radboud
Universiteit
Nijmegen
om,
in
samenwerking met CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, een congres te organiseren teneinde de problematiek, of misschien beter: de veronderstelde problematiek, eens van diverse kanten te belichten.
1
P.J. Plug e.a., Mededinging versus domeinmonopolie en ministerieplicht. Over de gevolgen van marktwerking in het notariaat, Berenschot/SEO-rapport 665, april 2003; B. Baarsma e.a., Rechtszekerheid als publiek belang. Over de notaris, zijn domein en de markt, SEO-rapport 765, oktober 2004; B. Baarsma en F. Felsö, Het proces als domein. Over de effecten van het procesmonopolie van de advocatuur, SEO-rapport nr. 846, november 2005 (deze documenten zijn te downloaden via < http://www.seo.nl/>); Rapport Economische gevolgen van regelgeving op het gebied van de vrije beroepen in verschillende lidstaten, opgesteld door het Weense ‘Institut für Höhere Studien’ (IHS) voor de Europese Commissie, beschikbaar via de website van Directoraat-Generaal Concurrentie:
.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
4
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Voorwoord
Op 3 juli 2006 heeft dit congres, getiteld ‘Advocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’
plaatsgevonden
in
de
Paleiskerk
te
Den
Haag.
Ongeveer
175
belangstellenden waren aanwezig om op een warme zomermaandag met elkaar, en met de sprekers en referenten, van gedachten te wisselen over de toekomst van de advocatuur en het notariaat. Deze bijdrage bevat een verslag van de dag en een weergave van de uitkomsten van het symposium.
Uiteraard was het congres niet mogelijk geweest zonder de inbreng van de sprekers en referenten. Naar hen gaat dan ook alle dank uit. In dit boekje vinden de sprekers en
referenten
hun voordrachten
en
reacties
in samengevatte
en
somtijds
geparafraseerde vorm terug.2 Tevens zijn de organisatoren van het symposium veel dank verschuldigd aan het Ministerie van Justitie voor zijn financiële en inhoudelijke ondersteuning.
Wij hopen dat dit verslag de respectievelijke beroepsgroepen bereikt, en een bijdrage zal leveren aan toekomstige discussies over de staat van de advocatuur en het notariaat in Nederland.
Joost Houdijk
Nijmegen, augustus 2006
2
De verantwoordelijkheid voor de samenvatting en parafrasering berust geheel bij de redacteur/verslaggever.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
5
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Inleiding
1. Inleiding "I wish liberal professions would stop defending a blanket exception to all their rules and would seize the opportunity to look at each rule separately and justify it explicitly.”3 Aldus oud-EG-mededingingscommissaris Mario Monti in oktober 2003. Deze woorden zijn ook in Nederland niet aan dovemansoren gericht geweest. Zowel de advocatuur als het notariaat is de laatste jaren van verschillende kanten onder vuur
genomen
met
hervormingsvoorstellen
over
de
introductie
van
meer
marktwerking. Ook andere thema’s als deregulering, een betere toegankelijkheid tot het beroep en kwalitatief goede dienstverlening zijn hierbij aan bod gekomen. Voor beide juridische beroepsgroepen is in Nederland zelfs een overheidscommissie in het leven geroepen, teneinde de beroepsregels aan een nadere beschouwing te onderwerpen: de Commissie Evaluatie Wet op het notarisambt (kortweg: ‘Commissie Notariaat’) onder voorzitterschap van mr. A. Hammerstein en de Commissie Advocatuur onder leiding van prof. mr. P.C.E. van Wijmen. Beide commissies hebben inmiddels hun rapporten afgeleverd: de Commissie Notariaat publiceerde haar rapport in september 2005, en de Commissie Advocatuur bracht het hare uit in april 2006. Over het rapport Hammerstein ligt inmiddels een kabinetsstandpunt voor, het standpunt van het kabinet over het rapport Van Wijmen laat nog even op zich wachten. Ook de NMa is inmiddels volop bezig met haar inventarisatie van het notariaat en de advocatuur. Al met al bevinden de vrije beroepen zich in een roerige periode.
Op maandag 3 juli 2006 organiseerden het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht en de afdeling Europees Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen, in samenwerking
met
CPO
Juridisch
Onderwijs
voor
Professionals
en
met
ondersteuning van het Ministerie van Justitie, het congres ‘Advocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’. Het congres vond plaats in de Paleiskerk te Den Haag met als onderwerp de hervorming van de advocatuur en het notariaat in de nabije toekomst. Als sprekers traden aan prof. dr. Van Waarden (UU), prof. mr. Van Mourik (RU), prof. mr. Verstappen (RUG), mw. mr. Unger (NOvA), mr. Pijnacker Hordijk (De Brauw Blackstone Westbroek) en prof. mr. Bannier (UvA). Als referent traden op mr. 3
Mario Monti, Comments and concluding remarks of Commissioner Monti at the Conference on Professional Regulation, European Commission Centre Borschette, Brussels, 28 October 2003, p. 10.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
6
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Inleiding
Salomons (KNB), mr. Hammerstein (voorzitter Commissie Notariaat), mr. Kalbfleisch (NMa) en prof. mr. Van Wijmen (voorzitter Commissie Advocatuur). Minister van Justitie Donner verzorgde de openingsrede van het symposium. De dag stond onder leiding van de dagvoorzitters prof. mr. Kortmann en mw. prof. dr. Van den Bossche (beiden RU).
De sprekers en referenten belichtten vanuit verschillende achtergronden de staat van het notariaat en de advocatuur en bespraken de voorstellen tot hervorming kritisch. Uiteraard zijn op het congres mede de rapporten van de Commissie Notariaat en van de Commissie Advocatuur besproken. De sprekers bogen zich over waarde en plaats van beroepsregels in het algemeen, en van bekende figuren als vaste tarieven, het procesmonopolie en het verbod op ‘no cure, no pay’ in het bijzonder. Het symposium bestond uit twee blokken: de ochtendsessie handelde grotendeels over het notariaat, het middagprogramma over de advocatuur. De dag stond open voor alle geïnteresseerden uit zowel wetenschap als praktijk. De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), de Koninklijke Notariële Beroeps organisatie (KNB) en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) hebben opleidingspunten toegekend aan het congres.
In het navolgende verslag komen de belangrijkste punten aan bod uit de betogen van de sprekers Van Waarden (over de liberaliseringsparadox in het vrije beroepsveld), Van
Mourik
(over het notariaat),
Verstappen
(notariaat),
Bannier (over de
advocatuur), Pijnacker Hordijk (advocatuur) en Unger (advocatuur). Ook de reacties van de referenten worden uitgebreid uiteengezet. De reacties van de referenten Salomons en Hammerstein zijn weergegeven na de spreekbeurten van de ‘notariële’ sprekers, de reacties van Kalbfleisch en Van Wijmen volgen op de voordrachten van de ‘advocatuurlijke’ sprekers. Dit verslag vangt uiteraard aan met een samenvatting van de openingsrede van de Minister van Justitie, mr. Donner. Het wordt afgesloten met een overzicht van de discussiepunten en uitkomsten van het congres.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
7
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag M inister Donner
2. Openingsrede Minister Donner “De markt is a good servant, but a bad master voor de vrije beroepen: het marktmechanisme is nu eenmaal geen methode om waarden als vertrouwen, onafhankelijkheid en integriteit zeker te stellen.”
Minister Donner opende het congres met de woorden “Rechtsorde en rechtspleging zijn deze jaren geen rustig bezit”. De Minister gaf aan dat de vier rechtsgeleerde functies binnen de rechtspleging, te weten de rechter, het openbaar ministerie, de advocatuur en het notariaat, voorwerp zijn van publiek debat en van verandering. Alleen de gerechtsdeurwaarders worden min of meer met rust gelaten, en dat laatste wil de Minister zo houden. De advocaat en de notaris vervullen beide een essentiële rol in de rechtspleging, aldus de Minister. De advocaat is de schakel tussen de rechter en de private partij of de verdachte. Advocaten waarborgen de toegang tot de rechter en de deskundige ondersteuning van zowel hun cliënt als van de rechter bij het vinden van het juiste antwoord op de rechtsvragen. De notaris staat garant voor de zorgvuldige regeling van rechtsverhoudingen en het vastleggen daarvan in akten. De advocaat is mede dienstbaar aan de rechtsvinding van de rechter en de rechtsbedeling door de gerechten. De notaris oefent als openbaar ambtenaar een vorm van staatsmacht uit, in zoverre hij rechtszekerheid schept op tal van terreinen die de juridische ordening van de samenleving in het hart raken. De Minister betoogde dat daarom de bijzondere voorrechten die de overheid aan beide beroepsgroepen verleent gerechtvaardigd zijn, en géén onterechte concurrentievoordelen vormen. Voorkomen moet worden dat de burger van zijn geloof valt waar het (het vertrouwen in) de advocaat of notaris betreft, aldus de Minister. Dat vergt voorzieningen: een goede
opleiding,
tuchtrecht,
een
beroepsreglementering praktijkvoering
die
en
spoort
-ethiek, met
onderlinge
de
toetsing
kernwaarden
van
en de
beroepsuitoefening. Maar het vergt bovenal optreden tegen de ‘rotte plekken’, de beroepsgenoten die door hun handelen het vertrouwen in de beroepsgroep schaden. Als
voorbeelden
noemde
de
Minister advocaten
die
gegevens
lekken
uit
strafdossiers, en notarissen die meewerken aan uiterst dubieuze transacties en zich bij controle beroepen op vertrouwelijkheid.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
B
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag M inister Donner
De Minister betoogde dat de kwaliteit van de rechtsorde en van de rechtspleging zich maar zeer beperkt laat versterken door toepassing van het marktmechanisme. Het marktmechanisme is nu eenmaal geen methode om waarden als vertrouwen, onafhankelijkheid en integriteit te versterken of zeker te stellen. Marktmechanismen kunnen de prijs-kwaliteitverhouding gunstig beïnvloeden daar waar de consument zowel de prijs als de kwaliteit kan beoordelen. In het geval van de diensten van notarissen en advocaten kan de consument dat per definitie niet als het gaat om de algemene belangen die gemoeid zijn met een goede beroepsuitoefening, en praktisch niet als het gaat om de juridische kwaliteit van de dienstverlening. De consument kan niet op voorhand beoordelen welke adviseur het meest zal bijdragen aan zijn eigen belangen en de algemene belangen. Zo hij daar al in geïnteresseerd is. Marktmechanismen dienen doorgaans kortetermijnbelangen, het rechtssysteem dient mede langetermijnwaarden zeker te stellen. Marktmechanismen zijn wellicht goed om de omzet en de economische groei te stimuleren. Voor de diensten van advocaten en notarissen kan dat niet het doel zijn. Uiteindelijk komen integriteit, betrouwbaarheid en kwaliteit van het rechtsbestel dan in de knel. De Minister concludeert dan ook dat de markt uiteindelijk a good servant, but a bad master is voor de vrije beroepen. Creativiteit, vernieuwing, doelmatigheid en vraagsturing hebben alleen een plaats binnen de klem van de kernwaarden van de professie.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
9
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Van Waarden
3. Voordracht Van Waarden “Meer toezicht en controle leiden paradoxaal genoeg vaak tot minder vertrouwen in de beroepsgroep.”
Prof. Van Waarden stelde de stapeling van controle-instanties aan de kaak, die met de introductie van ZBO’s en andersoortige controle-instanties opgang vindt in de gehele maatschappij. Van Waarden noemt als ultieme voorbeeld de Amerikaanse accountancysector, waar na het Enronschandaal in vergelijking met de tot dan bestaande toezichtstructuur de facto zeven controleniveaus zijn bijgekomen, zowel binnen als boven de bedrijven. De trend naar meer controle heeft inmiddels ook zijn intrede gedaan in de Nederlandse vrije beroepen; zo is de Commissie Van Wijmen met voorstellen gekomen om een ‘Regelgevende Raad voor de advocatuur’ in te stellen,
en
toetsingsnormen
als
onafhankelijkheid,
partijdigheid,
integriteit,
vertrouwelijkheid, deskundigheid en publieke verantwoordelijkheid voor de goede rechtsbedeling op te nemen in de Advocatenwet. Van Waarden trekt in twijfel of deze, door de Commissie Van Wijmen als oplossingen gepresenteerde voorstellen, gebaseerd zijn op problemen waarvan algemeen onderkend is dat zij bestaan. Met andere woorden: wat is eigenlijk de aanleiding voor de hervormingsvoorstellen geweest? Is hervorming niet een doel op zich geworden, in deze tijdgeest van modernisering?
Van Waarden betwijfelt of men het vertrouwen in de beroepsgroep kan verbeteren door meer toezicht in te voeren. Vaak werkt dit averechts, zeker als de controles veel publiciteit trekken (denk aan uitvergroting van affaires), en leidt controle paradoxaal genoeg juist tot minder vertrouwen in de beroepsgroep. De
organisatiewetenschap
maakt
onderscheid
tussen
meting,
regulering,
standaardisering en sturing van ‘throughput’ (de productieprocessen), van ‘output’ (prestaties)
en van
‘input’ (kwaliteit van
productiefactoren
zoals
arbeid
en
grondstoffen). In de advocatuur is zoiets als outputmeting bijzonder moeilijk vorm te geven, aangezien de prestaties tijdens en na afloop van de dienstverlening lastig zijn te meten. Het principe van de inputsturing (in het geval van advocatuur en notariaat bestaande uit opleidingseisen, eisen aan toegang tot het ambt, initiatieriten) lijkt dan een beter instrument, en zou ook nog uitgebouwd kunnen worden. Desalniettemin
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
10
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Van Waarden
zien we in de maatschappelijke discussie en in de rapporten van de beide Commissies een tendens van input- naar outputcontrole.
Van Waarden vindt kortom dat er vanuit verschillende hoeken problemen worden aangekaart in de vrije beroepen die er niet zijn, dan wel dat er oplossingen worden aangedragen voor situaties waarvan helemaal niet vaststaat dat ze problematisch zijn. Hij stelt de vraag of we niet te ver doorschieten met het stapelen van controles op controles in onze ‘audit society’ en of we wel voldoende oog hebben voor eventuele onvoorziene en negatieve gevolgen van deze stapeling: het wegdrukken van intrinsieke motivatie; een teveel aan checks and balances dat leidt tot immobiliteit, gebrek aan innovatie en aan besluitvaardigheid; risicomijdend gedrag en ‘adverse selection’; beroepsorganisaties en professiegenoten die zich richten op goede scores op ‘meetbare’ prestatienormen, ten koste van minder makkelijk meetbare normen; bureaucratisering; een verdwijnende gemeenschapszin in de professie. Als men al deze gevolgen op een rijtje zet en combineert met de reeds genoemde reflex van minder vertrouwen en (dus) nog meer controles, luidt de conclusie dat liberalisering leidt tot minder vrijheid van de vrije beroepen.
In zijn analyse van de juridische sector onderscheidt Van Waarden zelf twee problemen in de huidige tijd: de toenemende juridisering van de maatschappij (vertaald in de sterke toename van het aantal advocaten vanaf 1970 tot nu, in zowel absolute als relatieve zin) en de hoge kosten van juridische dienstverlening (die een belemmering vormen voor de toegang van burgers tot het recht). De eerste ontwikkeling is mede het gevolg van de liberalisering van (andere) markten:
meer
privaatrechtelijke strengere
marktpartijen geschillen
toezichthouders
leiden
over leiden
tot
meer
(intellectuele) tot
meer
commerciële
conflicten
eigendomsrechten;
administratief-
en
meer
en en
strafrechtelijke
procedures. Bij de tweede ontwikkeling van toenemende kosten van juridische dienstverlening voegt Van Waarden fijntjes toe dat deze nadelen voor de maatschappij ook voordelen met zich mee brengen voor o.a. de juridische dienstverleners zelf: meer werk, meer inkomen. Hij betwijfelt of meer marktwerking en toezicht de tarieven in toom zullen houden en ziet een ontwikkeling in de richting van een toename van verzekeringen tegen juridische risico’s voor de particuliere klant. Daarmee krijgt de markt van juridische dienstverlening steeds sterker het karakter van een organisatie-
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
11
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Van Waarden
organisatie relatie, in plaats van een mens-mens relatie (van oudsher: de eenpitteradvocaat tegenover de particuliere cliënt). Waar dit op de zakelijke markt al langer het geval is, zal ook de particuliere markt zich meer en meer in de richting ‘organisatie
tegenover
organisatie’
bewegen:
advocatenkantoor
versus
verzekeringsmaatschappij. Dit brengt nieuwe afhankelijkheden teweeg voor zowel de burger als de ‘vrije’ (?) beroepsbeoefenaar, aldus Van Waarden.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
12
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Van M ourik
4. Voordracht Van Mourik “Prijsconcurrentie kan de uitoefening van het ambt van notaris bedreigen. Tariefregulering kan een oplossing bieden op bepaalde gebieden van het ambt, zoals bij de werkzaamheden in de onroerendgoedsector.”
Prof. Van Mourik begon zijn betoog met de opmerking dat in ons rechtssysteem de notaris een deel van de overheidstaak uitoefent. Het is de taak van de staat de voorwaarden te scheppen waarbinnen het rechtsverkeer ordelijk kan verlopen, aldus Van Mourik. De notaris bekleedt een ambt ten dienste van de rechtsorde en derhalve van de gehele samenleving.
Van Mourik voerde aan dat het een politieke beslissing is of een land een functionaris gelijk de huidige notaris nodig heeft en op welke terreinen van het rechtsverkeer zijn tussenkomst door de wetgever noodzakelijk wordt geacht of (indirect) wordt aanbevolen. Op talrijke terreinen wordt de tussenkomst van de notaris als eis gesteld voor de rechtsgeldigheid van rechtshandelingen. Bij de publieke taak past prima dat deze ambtenaar een monopoliepositie heeft, aldus Van Mourik. Zijn akten hebben een bijzondere bewijskracht. De notaris bevindt zich niet in een markthal maar in het voorportaal van het paleis van justitie.
Van Mourik vindt dat aan de bekleder van een ambt hoge eisen dienen te worden gesteld. De ambtsdrager dient immers onpartijdig en onafhankelijk te zijn. Zijn (zwaarwegende) zorgplicht is dienstbaar aan deze essentialia en legt de functionaris mitsdien aan stevige banden. Deze zullen niet als knellend worden ervaren als het level playing field (!) in orde is. Naar mate dat minder het geval is, zal de roep om zwaarder toezicht en strenger tuchtrecht luider klinken.
Bij ambtsuitoefening past een honorering vanwege de overheid. Met vele andere landen kent Nederland echter sinds mensenheugenis een Latijns notariaat. Binnen dat systeem wordt aan de gegadigde voor het ambt door de benoeming een concessie verleend om het ambtelijk beroep uit te oefenen, maar hij wordt voor zijn diensten betaald door de afnemers (cliënten). Tariefregulering op bepaalde gebieden
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
13
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Van M ourik
is binnen het Latijnse notariaat gebruikelijk en kan harmoniëren met de publieke aard van het notariaat, aldus Van Mourik.
Het feit dat de notaris voor zijn inkomen afhankelijk is van opdrachten, brengt de ambtsdrager binnen het schootsveld van ondernemerschap en markt. Doordat de tarieven ‘vrij’ zijn komt het ambt binnen de invloedsfeer van krachten die niet het algemeen
belang
maar
het
eigen
belang
voorop
stellen.
Deugden
als
onafhankelijkheid en onpartijdigheid worden op de markt immers niet in ruime mate aangetroffen, aldus Van Mourik. De hoogleraar stelt dat ethiek en ondernemerschap met elkaar nogal eens op gespannen voet verkeren. De ware ondernemer stelt winstmaximalisatie centraal. Het succes van een ondernemer pleegt te worden afgemeten aan zijn winstcijfers, niet aan de kwaliteit van zijn producten en diensten. Op de markt tracht hij zoveel mogelijk producten en diensten te slijten, waarbij hij het belang van de consument slechts dient voor zover het correspondeert met zijn eigen belang. Dat kan er toe leiden dat gestreefd wordt naar de hoogste prijs voor de laagste kwaliteit: ‘Augen auf, Kauf ist Kauf’.
Van Mourik vindt dat de deugdzame notaris geen ondernemer is. De deugdzame notaris stelt de goede uitoefening van zijn ambt voorop en hoopt dat dit leidt tot een aardig inkomen. Hij heeft, evenals de ambtenaar van de burgerlijke stand en de rechter, een dienstverleningsplicht en is gehouden tot ‘Belehrung en Beratung’. De zwaarwegende zorgplicht verdraagt geen gesjoemel met de kwaliteit. De markt dwingt hem evenwel tot concurrentie op het gebied van de prijs. Sinds 1 oktober 1999 ook in de onroerendezakenpraktijk, die qua omzet bijna zeventig procent van de landelijke notariële omzet levert.
Prijsconcurrentie bedreigt volgens Van Mourik de uitoefening van het ambt voor zover deze zich afspeelt op terreinen waarop mededinging op basis van kwaliteit praktisch is uitgesloten en die het financiële fundament vormen voor een gezonde beroepsuitoefening. De dreiging wordt mitsdien veroorzaakt door het feit dat de onroerendezakenpraktijk overwegend ambachtelijk van aard is, het level playing field in de notariële dienstverlening niet deugt en de notaris door de markt onder onaanvaardbaar hoge druk wordt gezet.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
14
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Van M ourik
Voor de toekomst van het notariaat is het volgens Van Mourik van groot belang dat ook economen en andere aan het marktdenken verslingerde personen zich bevrijden van hun oogkleppen en een goed zicht ontwikkelen op de publieke functie van het notariaat. Afschaffing van de publieke functie mag worden bepleit, maar als het pleidooi naar de prullenmand wordt verwezen, mag het notariaat jegens alle relevante
autoriteiten
aanspraak maken
op een zodanige
inbedding
in de
maatschappelijke orde dat de uitoefening van het ambt optimaal kan geschieden.
Als laatste onderdeel van zijn betoog beraadde Van Mourik zich op mogelijke ontwikkelingen in de toekomst van het notariaat. Bij deze overwegingen nam de hoogleraar voldongen feiten als marktwerking en de overwegend slaafse rol van de notaris in de onroerendgoedpraktijk aan als uitgangspunt. De verplichte tussenkomst van de notaris als voorwaarde voor de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling kent een formeel belang en een materieel belang. In het eerste geval denke men aan de wenselijkheid dat bijvoorbeeld de openbare registers op orde blijven en dat het bestaan van rechtspersonen niet aan twijfel onderhevig is. In het tweede geval aan het belang dat een samenleving heeft bij gedegen vastlegging van private afspraken en beschikkingen (het wilsaspect; de wilscontrole). Met de toekenning van executoriale kracht aan daarvoor in aanmerking komende akten wordt aan dit belang de ultieme consequentie verbonden. De ‘Belehrung en Beratung’ van de notaris heeft haar beslag binnen het tweede belang van zijn taak. De Hoge Raad heeft de voorlichtende en adviserende taak van de notaris ook met kracht benadrukt in zijn oordeel dat de notaris ‘naar vermogen moet voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht.’4
De ervaring leert volgens Van Mourik dat de klanten van de notaris in de transport en hypotheeksector weinig enthousiasme aan de dag leggen voor de tussenkomst van de notaris. Voorts is het ietwat opmerkelijk dat een overeenkomst van geldlening ten bedrage van € 500.000 de tussenkomst van de notaris niet behoeft en de vestiging van een recht van hypotheek tot een bedrag van € 20.000 wel. De koop en levering van een BMW voor de prijs van € 100.000 kan bij de dealer worden gerealiseerd, de koop en levering van een strookje grond van € 10.000 niet. Een en ander wordt begrijpelijk met het oog op het formele belang van de notariële tussenkomst (de bijhouding der registers). Let men echter op het materiële belang 4
Hoge Raad 20 januari 1989,
NJ 1989, 766 (Groningse huwelijkse voorwaarden).
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
15
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Van M ourik
(het wilsaspect), dan ontstaat de indruk dat geen brede visie ten grondslag ligt bij de keuzen van de gevallen waarin de tussenkomst van de notaris nodig is. Van Mourik heeft de indruk dat de ‘Belehrung en Beratung’ in staat van blindheid zijn vastgeplakt aan de gevallen waarin om formele redenen naar de notaris wordt verwezen. De hoogleraar bepleit dan ook nader onderzoek naar de wenselijkheid van de tussenkomst van de notaris in de sfeer van de wilscontrole. Een dergelijk onderzoek zou bijvoorbeeld kunnen opleveren dat de tussenkomst van de notaris op het gebied van de vestiging van hypotheken zinloos is voor zover het betreft de ‘Belehrung en Beratung’. Het formele doel hiervan is wel helder: degelijke registers.
Van Mourik geeft in overweging de verplichte notariële tussenkomst in de transport en hypotheeksfeer af te schaffen, mits is veiliggesteld dat de openbare registers op orde blijven. Cliënten zijn in dit stadium mondig genoeg en hebben weinig behoefte aan advies dat als mosterd na de maaltijd wordt geserveerd. Het beperken van de opgedrongen notariële dienstverlening kan daarnaast leiden tot verdere verlaging van de tarieven in de sector. Transporten en hypotheken worden behandeld als technische handelingen, verricht in goed overleg met functionarissen van het kadaster, waarvoor de cliënten niet meer uit hun huis hoeven te komen. Hiertegenover bepleit Van Mourik de wenselijkheid van een eerdere inschakeling van de notaris in het rechtsverkeer betreffende onroerende zaken, op het moment dat zijn advies er nog daadwerkelijk toe doet. Met dit idee sluit de hoogleraar aan bij het reeds door de Commissie Hammerstein gelanceerde voorstel om de tussenkomst van de notaris wettelijk verplicht te stellen in de obligatoire fase van de koop van onroerend goed (de zgn. Amsterdamse praktijk). Hij tekent bij bovenstaande gedachten meteen aan dat louter afschaffing van de verplichte notariële tussenkomst in de transport- en hypotheeksfeer de bijl aan de wortel van het notariaat legt. Immers, liefst zeventig procent van de omzet wordt behaald door de transporten en de hypotheken.
Van
Mourik
mag
dan
ideeën
hebben
over veranderingen
in de
notariële
dienstverlening indien marktwerking en een slaafse rol van de notaris in de onroerendgoedpraktijk eenmaal het uitgangspunt vormen, het is duidelijk dat hij deze uitgangspunten eigenlijk ten gronde afwijst. Tot slot van zijn betoog schetst Van Mourik een toekomstperspectief, dat zich volgens hem nu reeds aftekent. Het ‘garagebox’-notariaat rukt op. In dit type
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
16
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Van M ourik
notariaat is van enige collegiale toets geen sprake meer; vragen stellen wordt ontmoedigd; officiële documenten worden voor een habbekrats (mee)geleverd. De hoogleraar vreest dat de hele notariële omgeving min of meer genoodzaakt wordt tot eenzelfde nihilisme, aangezien het water altijd naar het putje loopt. Hiermee komt de eer en waardigheid van het ambt ernstig in gevaar, zo waarschuwt hij de notariële wereld.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
17
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Verstappen
5. Voordracht Verstappen “Marktwerking en deregulering sluiten elkaar uit. Vertrouwen in de persoon van de functionaris is ingeruild voor controle en controleerbaarheid van zijn dienstverlening.”
Prof. Verstappen ging in zijn voordracht over de objectieve rechtvaardiging van de notariële beroepsregels nader in op de nota ‘Inventarisatie vrije beroepen: notariaat’ van de NMa. Hij stelt dat de beleidsmakers bij het Ministerie van Economische Zaken en bij de NMa zich goed moeten realiseren dat het succes van het beleid van de overheid naar meer marktwerking, niet beoordeeld zou moeten worden aan de hand van de mate waarin sprake is van marktwerking, maar in hoeverre de marktwerking eraan heeft bijgedragen dat de burger daar voordeel bij heeft door betere dienstverlening tegen lagere kosten. Concurrentie is met andere woorden geen doel in zichzelf, maar een middel om te bewerkstelligen dat de taak van de notaris op het niveau van de gewenste hoge kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten wordt uitgevoerd. Daarbij mogen echter geen concessies worden gedaan aan de vereiste hoge kwaliteitsnorm die voor elke notaris geldt.
Het rapport van de Commissie Hammerstein geeft volgens Verstappen een goed overzicht van de functie van de notaris in het huidige rechtsbestel. In een paar steekwoorden: i.
eerstelijnsrechtshulpverlener: hij licht het publiek voor;
ii.
mediator bij familiekwesties zoals echtscheidingen en nalatenschappen: hij is bemiddelaar bij uitstek;
iii.
clearinginstituut voor transacties in bijvoorbeeld registergoederen: hij zorgt voor het op naam stellen van registergoederen, voor het betalingsverkeer en neemt risico’s voor de verkoper en de koper weg;
iv.
bewaker van de rechtszekerheid in het rechtsverkeer van met name registergoederen en aandelen in kapitaalvennootschappen: hij redigeert titels en begeleidt transacties;
v.
poortwachter in het recht: hij bestrijdt zwart geld en andere illegale praktijken; is toezichthouder op veilingen etc.;
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
18
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Verstappen
vi.
maker en bewaarder van belangrijke civielrechtelijke documenten zoals testamenten;
vii.
verschaffer van executoriale titels en dwingende bewijskracht;
viii.
onbezoldigd ontvanger van heel wat belastingen.
De invoering van de nieuwe Wet op het notarisambt in 1999 heeft verandering gebracht in de markt waarin de notaris opereert. De nieuwe Wet op het notarisambt introduceerde onder meer: i.
vrije tarieven;
ii.
vrijere vestigingsmogelijkheden.
Notarissen hebben momenteel een dubbele achterstand in de markt. In de eerste plaats worden notarissen veelal alleen in de uitvoeringsfase ingeschakeld. Dat geldt vooral in de onroerendgoedpraktijk. Zij kunnen hun ‘Belehrungs’-functie dan niet goed meer waarmaken omdat de overeenkomst al gesloten is. Banken, makelaars, assurantietussenpersonen, accountants en belastingadviseurs zitten aan het begin van de productieband, de notaris aan het einde. De advisering komt dan vaak als de spreekwoordelijke mosterd na de maaltijd.
In de tweede plaats is de notaris ten gevolge van zijn positie in het rechtsverkeer, ook sterk afhankelijk van voormelde toeleveranciers van notarieel werk. Notarissen hebben
door
de
toegenomen
marktwerking
steeds
vaker
de
positie
van
onderaannemer en niet die van hofleverancier. Zeker in een vrije marktsituatie maakt dat de notaris op ongezonde wijze afhankelijk.
De randvoorwaarden waarbinnen de notaris zijn functie in het rechtsverkeer naar behoren kan waarmaken zijn door de invoering van de nieuwe Wet op het notarisambt aangetast. Door de toegenomen concurrentie staat de notaris meer bloot aan de invloed van marktpartijen die hun eigen belangen nastreven. De markt voor notariële dienstverlening is niet transparant. Op kwaliteit van dienstverlening kan de gemiddelde
cliënt
zijn
notariskeuze
niet
baseren
bij
gebrek
aan
harde
kwaliteitskenmerken. De notariskeuze wordt daarentegen wel bepaald door de prijs van de notariële dienstverlening. Prijsvergelijking wordt meer dan vroeger het geval was, bemoeilijkt door ondoorzichtige tarieven. Economische wetmatigheden dicteren ons dat dit leidt tot afkalvende kwaliteit van de notariële dienstverlening.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
19
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Verstappen
De notaris bevindt zich thans in een spagaathouding tussen ambt en onderneming. Gegeven enerzijds de (door velen veronderstelde) onomkeerbaarheid van de vrije marktwerking in het notariaat en anderzijds de sterke wens om de functie van de notaris in het huidige rechtsbestel te handhaven onder dezelfde randvoorwaarden als voorheen, zal een nieuw evenwicht moeten worden gevonden. De verzwakking van de positie van de notaris, die immers meer is bloot gesteld aan het krachtenveld waarbinnen allerlei marktpartijen opereren, moet worden gecompenseerd door zijn ambtelijke status te versterken. Een maatregel ter versteviging van de positie van de notaris is bijv. het door de Commissie
Hammerstein
naar
voren
gebrachte
idee
om
de
notaris
een
nadrukkelijker rol te geven bij de koop van onroerende zaken (de zgn. Amsterdamse praktijk). Andere voorbeelden van maatregelen om de ambtelijke positie van de notaris te versterken liggen volgens Verstappen op het gebied van de onpartijdigheid van de notaris bij het passeren van akten, de regel dat de notariskeuze een gezamenlijke keuze
van
alle
betrokken
partijen
is en
het verbod
voor
notarissen
om
samenwerkingsverbanden aan te gaan op basis van volledige winstdeling.
Op één punt is Verstappen het met economen eens. De markt van notariële dienstverlening dient transparanter te worden gemaakt opdat de cliënt zijn notariskeuze ook op kwaliteit van dienstverlening kan baseren. Om daadwerkelijk te kunnen vergelijken is het noodzakelijk dat diverse soorten kwaliteitskenmerken van notariskantoren op eenvormige wijze worden bijgehouden en openbaar gemaakt voor het publiek. Verstappen ziet hier een schone taak voor de KNB.
De regels voor de notariële ambtsuitoefening moeten helder zijn. Zij moeten nageleefd en gehandhaafd worden. De kwaliteit van dienstverlening van individuele notarissen moet voor de cliënt inzichtelijk gemaakt worden. Dat zijn voorwaarden voor eerlijke concurrentie, aldus Verstappen. De regels zijn echter bepaald niet altijd even
helder,
ze
worden
niet
altijd
juist
nageleefd
en
er
bestaan
handhavingsproblemen, mede ten gevolge van een inadequaat en verbrokkeld handhavingstelsel.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
20
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Verstappen
De verbetering van de handhaving en van het handhavingsapparaat is uiteraard belangrijk, maar Verstappen wil ook aandacht voor beroeps- en gedragsregels die meer in de preventieve sfeer liggen. Meer transparantie, betere handhaving en meer concurrentie leiden er hoe dan ook toe dat vastgesteld moet worden aan de hand van welke maatstaven het optreden van een notaris moet worden beoordeeld. Het leidt geen twijfel dat er in de toekomst meer en betere regels voor de notariële ambtsuitoefening worden opgesteld. Marktwerking en deregulering sluiten elkaar dus uit, aldus Verstappen. Vertrouwen in de persoon van de functionaris is ingeruild voor controle en controleerbaarheid van zijn dienstverlening.
Wat betreft de bestaande notariële beroepsregels, waarvan een deel door de NMa onderzocht wordt, concludeert Verstappen dat ze vrijwel allemaal noodzakelijk zijn voor een goede beroepsuitoefening.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
21
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, S ju li 2006, Den Haag Referenten Salomons en Hammerstein
6. De referenten 6.1 Salom ons
“De cliënt van de notaris moet meebetalen voor de rechtszekerheid.”
Mr. Salomons trachtte in zijn reactie de balans te inventariseren tussen de notaris als ondernemer, en de notaris als dienaar van de rechtsstaat. Uit onderzoeken blijkt, zo gaf Salomons aan, dat de consument over het algemeen tevreden is over de deskundigheid en professionaliteit van het notariaat. Het vertrouwen in het notariaat vormt daarentegen wel een punt van zorg. De KNB heeft daarop gereageerd met een reclamecampagne over de notaris. Salomons voert aan dat notariële akten net zomin als rechterlijke vonnissen ‘producten’ zijn om handel mee te drijven. Volgens hem verzet de rechtszekerheid van de rechtsstaat zich daartegen. Het maatschappelijk nut van de akten, en van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid, wordt uiteindelijk in rekening gebracht bij individuele
cliënten.
Zowel
iedere
notaris
apart
als
de
gezamenlijke
beroepsorganisatie dient de consumenten uit te leggen waarom de cliënt moet meebetalen voor de rechtszekerheid, zo vindt de voorzitter van de KNB.
De NMa gaat volgens Salomons in haar inventarisatie van de notariële beroepsgroep geheel voorbij aan het grote belang van de rechtszekerheid, die mede door het notariaat wordt gegarandeerd. Die rechtszekerheid is ook een economisch belang, hetgeen in de inventarisatie van de NMa geheel over het hoofd wordt gezien. Rechtszekerheid is essentieel voor een goed functionerende economie en het bevorderen van concurrentie. Al met al heeft Salomons, en met hem de KNB, vooral kritiek op de tekst van de NMa-inventarisatie. Per saldo blijft er maar een beperkt aantal KNB-regels over waar de NMa haar twijfels over heeft. Veel van die regelingen betreffen de publiciteit, en daarvan had de KNB volgens hem ook zelf al bedacht dat ze misschien wel konden worden afgeschaft.
Er blijft één regeling over die de NMa liever zou zien verdwijnen, maar waar Salomons en zijn KNB principieel aan wensen vast te houden, en dat is het
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
22
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, S ju li 2006, Den Haag Referenten Salomons en Hammerstein
provisieverbod. Het verbod op de betaling van een beloning voor de verwerving van cliënten wordt direct ingegeven door de zorg om de onafhankelijkheid van de notaris en het vertrouwen van het publiek, aldus Salomons. De algemene normen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid bieden hier niet voldoende waarborgen.
Salomons geeft aan dat de in 1999 ingevoerde nieuwe Wet op het notarisambt niet automatisch tot een verhoging van de kwaliteit van de notariële dienstverlening heeft geleid. Integendeel, er zijn zelfs signalen dat een daling van de kwaliteit, of het risico daarop, mogelijk is. De voorzitter van de KNB is het in elk geval van harte eens met het kabinet, dat heeft geschreven dat het notariaat niet mag verschralen tot commerciële dienstverlening, waardoor de kernwaarden van het ambt niet meer tot hun recht komen. Hij is het ook eens met het advies van de Commissie Hammerstein om tussenkomst van de notaris verplicht te stellen bij onroerend goed in het stadium van de totstandkoming van de koop (de zgn. Amsterdamse praktijk). Hij is het daarentegen niet eens met Van Mourik, waar deze stelt dat de bedenktijd van art. 7:2 lid 2 BW kan worden afgeschaft, indien de tussenkomst van de notaris bij de totstandkoming van de koop van een registergoed eenmaal wettelijk verplicht is gesteld. Salomons vindt dat men deze figuren ook los van elkaar kan zien. Afschaffing van de bedenktijd is een aparte keuze. In de optiek van Salomons hoeft de inschakeling van de notaris bij het opmaken van de koopakte niet automatisch te leiden tot het afschaffen van de bedenktijd. Hij filosofeert dat de periode van beraad zelfs uitgebreid zou kunnen worden tot de verkoper. Immers: elke koper wordt altijd ooit verkoper. Dit is echter een keuze voor de toekomst, zo geeft hij aan.
Salomons besluit zijn reactie met de conclusie dat de nieuwe Notariswet zeker voordelen heeft gebracht, zoals meer innovatie, prijsdifferentiatie, kostenbewustzijn, efficiëntie en klantgerichtheid, maar dat wat hem betreft het notariaat nimmer mag verschralen tot commerciële dienstverlening, waardoor de kernwaarden van het ambt niet meer tot hun recht komen.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
23
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, S ju li 2006, Den Haag Referenten Salomons en Hammerstein
6.2 Ham m erstein
“Don’t fight the setting.”
Mr.
Hammerstein
maakte
in
zijn
reactie
een
vergelijking
met
zijn
eigen
werkomgeving, de rechterlijke macht. De ambtelijke beroepen moeten tegenwoordig productiequota halen, en dienen zich bezig te houden met managementtaken. Je zou kunnen zeggen dat ook daar een soort marktwerking is geïntroduceerd. Ook de rechtspraak is inmiddels in dit stadium aanbeland. Het zou niet van realiteitszin getuigen om te denken dat de notariële beroepsgroep aan dergelijke fenomenen zou kunnen ontsnappen.
Elk beroep dient kortom met zijn tijd mee te gaan. Hierbij acht Hammerstein de volgende spreuk van groot belang: Don’t fight the setting. Organisaties dienen zich niet te verzetten tegen omstandigheden waar ze toch geen invloed op hebben. Zo heeft het voor het notariaat geen zin om zich nog langer te verzetten tegen de afschaffing van de vaste prijzen. Dit is echt een gepasseerd station. Bovendien is Hammerstein van oordeel dat ambt en ondernemerschap heel wel samen gaan. Enkele aandacht voor het primaire proces is, ook in het notariaat, een gotspe. Op dit punt verschilt Hammerstein dan ook van mening met Van Mourik, die de vaste tarieven graag heringevoerd zou zien, teneinde de kwaliteit van de notariële dienstverlening
in vooral de onroerendgoedpraktijk weer op peil te krijgen.
Hammerstein ziet meer in het ook door zijn Commissie Notariaat bepleite idee van de wettelijk verplichte tussenkomst van de notaris bij de totstandkoming van de koop van een registergoed. Belangrijk hierbij is natuurlijk wel dat de Minister van Justitie dit voorstel overneemt. Dit heeft de Minister tot dusver niet gedaan.
Notarissen zijn dienstverleners in de ogen van Hammerstein. Zij ontwikkelen zich althans tot professionele dienstverleners en moeten derhalve kunnen omgaan met mededinging. Op grond van de vooral Europese regelgeving kunnen ze zich daaraan ook niet onttrekken. Zij kunnen en moeten leren dat mededinging, mits op een behoorlijke manier in de praktijk gebracht, ook voordelen kan opleveren. Notarissen krijgen en verdienen volgens de voorzitter van de Commissie Notariaat toch reeds
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
24
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, S ju li 2006, Den Haag Referenten Salomons en Hammerstein
bescherming in verband met hun positie van ambtenaar, en juist van hen mag ook bij mededinging een extra hoge integriteit worden verwacht.
Hammerstein betoogt dat de kernwaarden van het notariaat (integriteit, kwaliteit, vertrouwen, onpartijdigheid, onafhankelijkheid, etc.), veel meer dan in het verleden het geval was, moeten worden aangetoond. Men dient zich te realiseren dat dit in andere sectoren van het openbare leven ook cruciale waarden zijn, en dat het notariaat in deze zin dan ook niet uniek is. Ook hier moet het notariaat dus met zijn tijd meegaan.
Bij de controle op de kwaliteit van de notariële dienstverlening speelt de KNB in de ogen van Hammerstein een zeer belangrijke rol. Zo kan de bijdrage van de beroepsorganisatie bestaan uit voorlichting en verscherpte regelgeving op het gebied van kwaliteit, integriteit en ondernemerschap. Hieronder valt ook het ontwikkelen en hanteren van kwaliteitssystemen en normeringen. Tevens heeft de KNB een rol in de monitoring van de bestaande kwaliteit van de notariële dienstverlening en de integriteit van de beroepsuitoefening. Om de kwaliteit van de dienstverlening op peil te houden dient er voldoende preventief toezicht en controle achteraf plaats te vinden, aldus Hammerstein. Op dit punt heeft zijn Commissie Notariaat dan ook het advies uitgevaardigd om een scheiding aan te brengen tussen toezicht en tuchtrecht, waarbij het tuchtrecht het best geconcentreerd kan worden bij een beperkt aantal gerechten. Het aantal kamers van toezicht kan daarbij teruggebracht worden van negentien naar vijf - de controle achteraf is nu te zeer versnipperd. Daarnaast adviseerde de Commissie om het aantal tuchtmaatregelen dat door de tuchtrechter kan worden opgelegd uit te breiden met de mogelijkheid van de geldboete. De geldboete zal altijd in het register worden aangetekend en blijft in dit opzicht aan betrokkene kleven. Wat betreft het preventieve toezicht gaf Hammerstein’s Commissie het advies om de bevoegdheden tot onderzoek door het Bureau Financieel Toezicht (BFT) wettelijk te regelen. Ook het BFT moet hierbij de bevoegdheid krijgen om boetes op te leggen aan notarissen die weigeren mee te werken aan de uitvoering van een financieel onderzoek. Kortom, preventief toezicht en repressieve controle zijn in de ogen van Hammerstein zeker voor (sterke) verbetering vatbaar in het notariaat.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
25
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Bannier
7. Voordracht Bannier “In het spanningsveld tussen de economische wereld en de rechtsstaat heeft de laatste het primaat: de rechtsstaat is van een hogere morele waarde.”
Prof. Bannier zette in het begin van zijn betoog uiteen dat hij de beroepsregulering van de advocatuur vanuit twee invalshoeken zou bekijken: ten eerste vanuit een "formele”, die ingaat op de spanning tussen economische regelgeving en de rechtsstaat;
ten
tweede
vanuit
enkele
meer
individueel
liggende
morele/
beroepsethische vragen.
Volgens
Bannier kan de advocaat de hem toegewezen
rol van wezenlijk
noodzakelijke speler in de rechtsstaat alleen spelen als hij diensten verleent die een adequate, maar altijd hoge kwaliteit hebben. Impulsen hiertoe komen uit de markt, maar ook uit de rechtsstaat zelf.
In het spanningsveld tussen de economische wereld en de rechtsstaat legt Bannier het primaat bij de laatste: deze is volgens de hoogleraar van een hogere morele waarde. Hierbij tekent Bannier wel aan dat bepaald niet elke advocatenactiviteit direct de morele kant van de rechtsstaat raakt. Zo is advieswerk een integraal onderdeel van het echte advocatenwerk. De band met de rechtsstaat is echter wat verder verwijderd omdat het om een rechtsrelatie gaat die wij niet direct associëren met het wezen van de rechtsstaat. Er zijn echter ook genoeg advocatenactiviteiten die wél de kern van de rechtsstaat raken, zoals het procesmonopolie, aldus Bannier. In de rechtsstaat moet iedere burger de garantie hebben dat hij zijn rechtspositie door een onafhankelijke rechter kan laten beoordelen. Dat is de kern van de rechtsstaat. In de huidige maatschappij (en dat zal ook nog lang zo blijven) heeft de burger bijstand nodig om met equality of arms een fair trial te kunnen ondergaan. Aan het nut van de verplichte rechtsbijstand wordt dan ook niet getwijfeld door de Commissie Van Wijmen. Zie hier de legitimatie van het monopolie (daargelaten of daartoe alleen advocaten of nog enkele anderen toegelaten worden), aldus Bannier. Hoewel economische regulators niet houden van monopolieposities, zijn hier fundamentele belangen van die rechtsstaat in het geding, en is dus een beperking van de mededinging gerechtvaardigd.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
26
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Bannier
In de Wouters-doctrine5 wordt gekeken of beroepsregels (zoals verordeningen van de Orde) “redelijkerwijs noodzakelijk moeten worden geacht ter verzekering van de goede uitoefening van het beroep van advocaat” . Bannier vindt dat de goede uitoefening van het beroep van advocaat moet worden uitgelegd als “de advocaat in zijn rol als speler in de rechtsstaat” . Daar, waar het er om gaat de advocaat de mogelijkheid te geven om de rechten van de burger te helpen effectueren, kan een inbreuk op de mededingingsregelgeving gerechtvaardigd zijn, aldus de hoogleraar Advocatuur.
Kernwaarden
als
partijdigheid,
onafhankelijkheid,
deskundigheid,
vertrouwelijkheid, integriteit en publieke verantwoording én de kwaliteit van de dienstverlening dienen als toetsstenen voor de beoordeling van toelaatbaarheid van beroepsregels. Hierbij is volgens Bannier een enigszins ruime toetsing noodzakelijk en gewenst. Als de verordening op de permanente opleiding de Wouters-toets kan doorstaan (en dat is het geval), dan moet je niet nog eens gaan toetsen of iedere cursus die tot punten leidt ook nog eens die test kan doorstaan. Als de Boekhoudverordening de Wouters-test doorstaat moet je niet meer gaan eisen dat deze alleen toepasselijk is op gelden die een direct aantoonbaar verband hebben met
“rechtsstaat-verbonden”
activiteiten
en
niet
op
wat
verder
liggende
werkzaamheden zoals advisering. Het gaat uiteindelijk om wat als advocatenwerk mag worden beschouwd (hoe moeilijk dit wellicht ook is vast te stellen). De Orde moet behoedzaam omgaan met de genoemde toetsingscriteria, maar al te ver gaande fijnslijperij leidt tot ontoepasbaarheid.
Vervolgens ging Bannier nader in op de tweede invalshoek, die van het individuele gedrag. De advocaat neemt deel aan het maatschappelijk leven in een beroep waaraan stevige eisen van moraliteit en integriteit worden gesteld. Hoe ver mag de advocaat gaan bij het nastreven van profijt bij de uitoefening van zijn professie, zo vraagt Bannier zich af. De grenzen van het beroep zijn getrokken daar, waar de advocaat zijn rol vervult binnen de rechtsstaat, die Bannier in ruime zin ziet. De advocaat dient zich te houden aan, en te leven naar de kernwaarden. Toch laat dat nog wel wat bewegingsvrijheid over. De krijtlijnen van het voetbalveld zijn getrokken maar daarbinnen kan de advocaat nog wel buitenspel staan.
5
Hof van Justitie EG, zaak C-309/99, Wouters,
Jur. 2002,
I-1577.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
27
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Bannier
Als men zegt “de advocaat is, behoudens een enkele Wouters-arrest-uitzondering, een gewone deelnemer aan het maatschappelijke verkeer”, dan zegt men ook dat hij, als ondernemer, naar winst-optimalisering mag streven. Als je, zoals Bannier, het principiële primaat van de rechtsstaat en de onmisbare rol van de advocaat daarin aanvaardt, dan moet je volgens hem ook de consequentie aanvaarden: winst gaat niet voor alles. De toegang van de burger tot effectuering van zijn rechten is dan bepalend. Hierop houdt op dit moment eigenlijk alleen de tuchtrechter (repressief) toezicht, en die controle is marginaal. Het winststreven van advocaten vormt een punt van beroepsethiek, en houdt naar zijn aard verband met de zware kernwaarde van de integriteit. De hoge kosten van rechtshulp door een advocaat maakt dat een groep cliënten buiten de boot valt. Het gaat dan om hen die zich geen rechtshulp kunnen veroorloven. Een dergelijke situatie is volgens Bannier in de gewone dienstverlening misschien aanvaardbaar, maar niet als het gaat om een fundamenteel principe van de samenleving, namelijk het handhaven van de rechtsstaat.
Nu is de ene advocaat de andere niet, en de ene praktijk de andere niet. Het beroep op de ene advocaat om zijn rol in het hart van de rechtsstaat te spelen is zwaarder dan op de andere. Het bewaken van de rechtsstatelijke rol mag dan ook niet alleen aan de individuele advocaat worden overgelaten, aldus Bannier. Hier ligt een rol voor de Nederlandse Orde van Advocaten en ook voor de overheid om de voorwaarden te scheppen dan wel te handhaven die het de Orde mogelijk maken deze taak uit te voeren. De rol van de Orde kan overigens tot onplezierig touwtrekken leiden, zoals het geval was met het door haar opgezette ‘no cure no pay’-experiment, waarbij de Orde terecht kwam tussen het kamp van de NMa aan de ene kant, en het kamp van het Ministerie van Justitie aan de andere kant. Moraal van dit verhaal: er is dringend behoefte aan een veel concretere invulling van wat een advocaat wel of niet mag binnen zijn rol in de rechtsstaat.
Bannier besluit zijn betoog met de conclusie dat in de huidige samenleving een spanning bestaat tussen, enerzijds, de op de economie betrekking hebbende regelgeving, i.h.b. de mededingingswetgeving en, anderzijds, regelgeving die het goed functioneren van de rechtsstaat beheerst. Zowel de Minister van Justitie als de Commissie Advocatuur kennen de advocaat een belangrijke rol toe in het functioneren van de rechtsstaat.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
28
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en p rofessie’, 3 ju li 2006, Den Haag Bannier
In het beschreven spanningsveld dient volgens
Bannier de rechtsstaat het
uitgangspunt te zijn, waar het gaat om de rol van de advocaat in de samenleving. De mededingingswetgeving dient een stap terug te zetten, gebaseerd op de door het Wouters-arrest gegeven grondregel. Toetssteen daarbij is of de regelgeving gericht is op de kernwaarden van het advocatenberoep, dan wel de kwaliteit van de dienstverlening. De advocatuur, optredend binnen het zo geschapen kader, dient harerzijds die kernwaarden te beschermen en het in acht nemen ervan middels haar regelgeving te waarborgen. Bannier vindt dat de
individuele
advocaat,
die zijn
beroepsuitoefening
op
commerciële wijze verricht, zich van zijn rol als rechtshulpverlener, als speler in de rechtsstaat, altijd bewust dient te zijn en daaraan voorrang moet geven. Met name zijn streven naar profijt mag niet ten koste gaan van de toegankelijkheid van de rechtshulp. De Nederlandse Orde van Advocaten heeft de belangrijke opdracht om dit te verzekeren, aldus Bannier.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees R echt en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
29
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Pijnacker Hordijk
8. Voordracht Pijnacker Hordijk “Bij de beoordeling van de wenselijkheid van het procesmonopolie en van de invoering
van
resultaatsafhankelijke
beloning
spelen
mededingings-
overwegingen slechts een ondergeschikte rol.”
Mr. Pijnacker Hordijk ging in zijn betoog nader in op de verhouding tussen de juridische vrijeberoepsregels aan de ene kant en het mededingingsrecht aan de andere, en hij spitste zich daarbij toe op de (on)aantastbaarheid van de verplichte procesvertegenwoordiging
en
het
verbod
op
resultaatsafhankelijke
tarieven
(waaronder men het verbod op ‘no cure no pay’ kan scharen).
Pijnacker
Hordijk
schetste
ondernemersverenigingen
een
kunnen
juridisch worden
kader
waarin
getoetst
aan
besluiten het
van
(Europese)
mededingingsrecht, maar waarin daden van wetgeving in beginsel buiten het bereik van dit rechtsgebied vallen. Nationale wetgeving kan weer wél worden getoetst aan de regels in het EG-Verdrag inzake de interne markt (in casu: vrij verkeer van diensten en vrijheid van vestiging).
Wat betreft de inhoudelijke uitgangspunten van het mededingingsrecht ten opzichte van beroepsregulering wijst Pijnacker Hordijk op twee uitspraken. De eerste is van Eurocommissaris Van Miert uit 1995, waarin deze aangaf dat mededingingsregels van toepassing zijn op beroepsregels wanneer het gaat om "[...] restrictions which are not proved necessary to guarantee ethical standards, professional dignity, the standing o f the profession o r the quality o f the services".
De tweede uitspraak is het befaamde arrest van het Hof van Justitie EG uit 2002 in de zaak W outers.6 Het Hof besliste hierin dat de Samenwerkingsverordening van de Nederlandse
Orde
van
Advocaten
niet
in
strijd
was
met
het
Europese
mededingingsrecht "aangezien deze instelling (lees: de Orde) zich redelijkerwijs op het standpunt mocht stellen dat voornoemde regeling, niettegenstaande de daaruit voortvloeiende mededingingsbeperkende gevolgen, noodzakelijk is voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat, zoals dit in de betrokken lidstaat is georganiseerd." 6 Zaak C-309/99, Wouters, Jur. 2002, I-1577.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
30
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, S juli 2006, Den Haag Pijnacker Hordijk
Pijnacker Hordijk concludeert dan ook dat deontologische regelgeving in ruime zin in beginsel toelaatbaar is: vanuit mededingingsrechtelijke hoek is er slechts een marginale toetsing van noodzaak en proportionaliteit. Een Orde van Advocaten heeft hierdoor zeker de beleidsruimte om zelf afwegingen te maken ten aanzien van uit te vaardigen regelgeving. Een mededingingsautoriteit kan slechts toetsen of een Orde in redelijkheid tot een bepaalde maatregel heeft kunnen komen.
De jurisprudentie van het Hof van Justitie aangaande het vrij verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging van ondernemingen bevat de volgende inhoudelijke uitgangspunten. In het Ságer-arrest uit 19917 gaf het Hof van Justitie aan dat het voorbehouden van de verrichting van bepaalde activiteiten aan een bepaalde beroepsgroep gerechtvaardigd kan zijn ter bescherming van de belangen van de dienstontvangers.
Een
dergelijk
voorbehoud
is
niet
noodzakelijk
indien
beroepskwalificaties onevenredig zijn in het licht van de belangen van de dienstontvangers. Pijnacker Hordijk leidt ook uit deze uitspraak van het Hof van Justitie af dat het in de praktijk slechts gaat om een marginale toetsing.
Pijnacker Hordijk vervolgde zijn betoog met de opmerking dat de verplichte procesvertegenwoordiging in Nederland enkel toetsbaar is aan de regels betreffende de interne markt. Naar zijn mening houdt deze nationale wettelijke regeling, met het oog op de louter marginale toetsing van het Hof van Justitie, zeker stand onder het Europese recht.
In het verleden is het procesmonopolie voor advocaten verruimd, namelijk door de balie open te stellen voor advocaten in loondienst. Het Europese recht verplicht nationale overheden er niet toe om de advocatuur toegankelijk te maken voor advocaten in loondienst, maar het staat er ook niet aan in de weg.
Pijnacker Hordijk ging vervolgens nader in op het verbod op resultaatsafhankelijke beloning, waartoe ook het verbod op ‘no cure no pay’ gerekend kan worden. Deze figuur kan volgens hem wél onderworpen worden aan een toetsing aan de mededingingsregels.
De
Nederlandse Orde van Advocaten
is namelijk een
7 Zaak C-76/9Q, Säger, Jur. 1991, I-4221.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
31
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, S juli 2006, Den Haag Pijnacker Hordijk
ondernemersvereniging in de zin van art. 81 EG-Verdrag. Het mededingingsrecht is dan ook gewoon van toepassing, waardoor een (marginale) toetsing mogelijk is. De NMa is tegenwoordig verplicht om, naast het Nederlandse mededingingsrecht, ook de Europese mededingingsregels toe te passen. Logisch dat ook de NMa zich gebogen heeft over het verbod op resultaatafhankelijk declareren in Nederland.
Pijnacker Hordijk geeft een kort overzicht van de zaken over het verbod op ‘no cure no pay’ die zowel onder het Europese als het Nederlandse mededingingsrecht hebben gespeeld, en analyseert hoe de mededingingsautoriteiten met het verbod zijn omgegaan. Wat opvalt is dat de Europese Commissie in de EP/-zaak8 vond dat een verbod op ‘no cure no pay’ noodzakelijk was voor de bescherming van de onafhankelijkheid van de octrooigemachtigde. De NMa kwam daarentegen in de jaren lopende Engelgeer-zaak9 tot de conclusie dat een absoluut verbod op ‘no cure no pay’ niet noodzakelijk is voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat. Uiteindelijk is de Nederlandse Orde van Advocaten zelf met een experimenteerverordening over ‘no cure no pay’ gekomen, teneinde de access to justice te verbeteren. De Minister van Justitie heeft deze verordening echter vernietigd in 2005, waardoor het experiment, buiten de schuld van de Orde, alsnog is gestrand. De NMa wilde de Orde dus dwingen om ‘no-cure-no-pay’ toe te laten, terwijl de Kroon op grond van het "algemeen belang" datzelfde juist verbood. In de woorden van Pijnacker Hordijk: de Orde is stuck betw een a rock an d a hard place.
Pijnacker Hordijk concludeert dat bij de beoordeling van de wenselijkheid van het procesmonopolie
en
van
de
invoering
van
resultaatsafhankelijke
beloning
mededingingsoverwegingen slechts een ondergeschikte rol spelen. Centraal staan het belang van het goede functioneren van de rechtsorde en het belang van de rechtszoekende, maar ook het waarborgen van de onafhankelijke positie van de advocaat. Ook de maatschappelijke rol en reputatie van de advocatuur zou een rol moeten spelen, aldus de advocaat.
8 Commissiebeschikking 1999/267/EG, EPI, Pb. 1999, L 106/14. 9 NMa-besluit van 21 februari 2002, zaaknr. 560, Engelgeer, en NMa-besluit op bezwaar van 5 november 2003, zaaknr. 3447, Engelgeer.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
32
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Unger
9. Voordracht Unger “Een Regelgevende Raad vanwege de overheid vormt een bedreiging voor de onafhankelijkheid van de balie.”
Mw. mr. Unger gaf meteen in het begin van haar voordracht aan dat de advocaat wat haar
betreft
tegelijk
zowel
rechtsstatelijk
bijstandverlener
als
commercieel
dienstverlener kan zijn. Van een bedreiging van de ene rol voor de andere is geen sprake, aldus de Algemeen Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten. Unger benoemt de kernwaarden van de advocatuur: deskundigheid, integriteit, partijdigheid, onafhankelijkheid (van de staat, de rechter, de wederpartij én de klant) en
vertrouwelijkheid.
Zij
verbindt
deze
kernwaarden
niet
direct
aan
het
procesdomein, aangezien deze figuur voor grote delen van het recht ook niet geldt. Centraal staan de bescherming van de rechtsconsument en de goede rechtspleging. Hiertoe dienen de kernwaarden zichtbaar verzekerd te zijn in regelgeving, toezicht en sanctionering. Dit alles maakt echter niet dat de advocaat niet ook gewoon dienstverlener is, aldus Unger. Bij gewone, maar gereguleerde dienstverlening hoort zoveel mogelijk gewone marktwerking en concurrentie. Daar waar spanning bestaat tussen beroepsregels en marktwerking, zullen de beroepsregels in het algemeen voorgaan, mits ze noodzakelijk zijn voor de juiste beroepsuitoefening.
De Nederlandse Orde van Advocaten is tegen het instellen van een Regelgevende Raad boven het beroepsveld, zoals voorgesteld door de Commissie Van Wijmen. Unger c.s. zien er een bedreiging van de onafhankelijkheid van de balie in, vanwege de aanbevolen meerderheid van door de Minister benoemde leden. Zij ziet niets in een schimmig orgaan tussen de Minister en de Orde. Dat maakt de verhoudingen troebel en leidt slechts tot verdere bureaucratisering. Voor het maken van regels over beroepsethiek en -integriteit is veel praktische ervaring en een internationale oriëntatie nodig. De beroepsorganisatie is hiertoe het meest capabel, vanzelfsprekend onder toezicht van de Minister van Justitie. Wel is Unger voorstander van een gemoderniseerde Advocatenwet met een grotere democratische legitimatie van de Orde en meer inbreng vanuit de samenleving.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
33
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Unger
Unger gaf ook aan dat de Orde, mede onder invloed van de door de NMa ondernomen inventarisatie van de advocatuur, bezig is met een screeningsoperatie van haar regelgeving. Zij is hierbij voor sim peler regels, maar wel met steviger toezicht. “Deregulering” vat zij daarbij op als een permanent proces van kritisch naar
je regels kijken, en niet per se als het verminderen van regels; immers, de huidige regelgeving van de Orde bestaat uit slechts tien overzichtelijke verordeningen.
Vervolgens ging Unger nog kort in op het klacht- en tuchtrecht. Dit is teveel een lappendeken; het toezicht op de advocatuur is nodig aan vernieuwing toe, aldus de Algemeen Deken. Zij vindt dat het tuchtrecht zich zou moeten beperken tot de werkelijk beroepsmatige misslagen, en dat de toegang daarom voorbehouden zou moeten zijn aan de lokale deken. Deze laatste zou de mogelijkheid moeten hebben om advocaten bestuursrechtelijke sancties op te leggen, uiteraard met beroep op de rechter. Wat het klachtrecht betreft, acht Unger het hoog tijd dat de Orde elk kantoor verplicht om een behoorlijke klachtenregeling te onderhouden. Onderzoek wijst uit dat veel klachten door een dergelijke voorziening worden opgelost. Unger wil de lokale deken nog meer een spilpositie in het klacht- en tuchtrecht toekennen. Maar, teneinde het toezicht verder te versterken en te professionaliseren, wil zij wel af van de twintig nevengeschikte ordes die momenteel in Nederland bestaan (één landelijke orde en negentien arrondissementsordes). Zij wil één beroepsorganisatie
creëren,
waarbinnen
de
plaatselijke
dekens
in
een
gedeconcentreerd bestel functioneren. Unger besloot haar voordracht dan ook met de opmerking dat de Orde als één organisatie een veel sterker antwoord kan bieden op wat samenleving en politiek van haar verwachten.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
34
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Referenten Kalbfleisch en Van Wijmen
10. De referenten 10.1 Kalbfleisch “Ook de regelgeving betreffende de marktwerking heeft een sterk morele lading. De rechtsstaat is hierin niet de enige.”
Mr. Kalbfleisch hield in reactie op de vorige sprekers een ferm pleidooi vóór marktwerking, ook in de sector van de vrije beroepen. De NMa heeft overigens geen zachte landing gemaakt in het landschap van de vrije beroepen. Zij riep in het begin van haar actieve periode bij de beroepsgroepen nog al wat weerstand op. In de woorden van Kalbfleisch, die aanknoopt bij de reactie die ook de Goedheiligman wel ten deel valt: “ ’t Is een vreemdling zeker, die verdwaald is zeker.” Inmiddels is de NMa al meer ingeburgerd in het vrije beroepsveld.
Kalbfleisch betoogde dat Bannier, net als de Minister van Justitie, prioriteert in het nadeel van de economische regelgeving, en ten faveure van de regelgeving betreffende de rechtsstaat: all laws are equal, som e more than others. Het is in de ogen van de voorzitter van de Raad van Bestuur van de NMa maar zeer de vraag of deze prioriteit terecht is.
Kalbfleisch wenst marktwerking niet gelijk te stellen met prijsconcurrentie, in de connotatie van “vuig winstbejag”. Het gaat bij concurrentie ook om kwantiteit (geen wachtlijsten meer, opheffing inefficiënties) en om kwaliteit (meer en betere keuzes, alsmede betere informatievoorziening). Ook het probleem van de informatieasymmetrie is veel minder ernstig dan alom wordt geschetst, aldus Kalbfleisch: we hebben tegenwoordig te maken met professionele ondernemingen en geverseerde rechtzoekenden, alsmede met -v o o ra l- mondige burgers, die bijvoorbeeld via internet hun weg weten te vinden. Verder zijn er nog de toezichthouders, die transparantie bewerkstelligen van prestaties van marktpartijen in zich ontwikkelende markten.
Kalbfleisch wijst op de voordelen
van
concurrentie voor de maatschappij:
marktwerking is essentieel om inefficiënties te voorkomen, groei te bevorderen,
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
35
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Referenten Kalbfleisch en Van Wijmen
innovatie uit te lokken en aanpassing van de economie te bewerkstelligen, en dat niet alleen in traditionele sectoren, maar ook in tot voor kort gereguleerde of niet-vrije sectoren (denk aan de zorgmarkt en de telecomsector).
Kalbfleisch vraagt zich af of, in de terminologie van Bannier, de economie of de marktwerking moreel gesproken inderdaad van een mindere waarde is. Bij marktwerking gaat het om een op democratische wijze desbewust gekozen economische ordening met het oog op het welzijn van de burgers, waarin consumenten in vrijheid en gelijkheid daadwerkelijke keuzes kunnen maken, en ondernemingen vrij zijn om te ondernemen. Aldus geredeneerd heeft ook de regelgeving betreffende de marktwerking in de ogen van Kalbfleisch een sterk morele lading. Zo was de vader van de marktwerking, Adam Smith, “Professor of Moral Philosophy” , en wordt in de Verenigde Staten anti-marktwerkingshandelen gezien als een “crime against the people”.
Van een uitruil tussen economie en andere belangen kan volgens Kalbfleisch geen sprake zijn. Het standpunt van de NMa is altijd geweest, dat de politiek bepaalt hoe ver marktwerking gaat en onder welke voorwaarden zij gestalte moet krijgen. Dat is zeer belangrijk,
al was
het maar met het oog
op de vraag
tot hoever
markttoezichthouders bevoegdheden hebben. Heeft de politiek eenmaal bepaald dat marktwerking het leidend economisch ordeningsprincipe is voor een bepaalde markt, dan is er ruimte voor de NMa in welke vorm van optreden dan ook. Kalbfleisch betoogt dat het de NMa daarbij meer om optimale naleving dan om maximale handhaving gaat; geen olifantengedrag in de porseleinkast dus. De NMa is dan ook niet tegen vormen van zelfregulering, maar de gekozen vorm van zelfregulering moet wel “mededingings-proof’ zijn. De redenen om de regelgeving van de vrije beroepen ook tegen het licht te houden liggen in klachten over die vrije beroepen, de uitkomsten van consultaties, het belang van de vrije beroepen in de economie, verzoeken vanuit de Europese Commissie en OESO tot het verrichten van onderzoek en vergelijkingen met andere landen. De focus van het onderzoek in de vrije beroepen ligt op toetreding, reclame, prijsvorming en samenwerking.
De NMa houdt overigens wel degelijk rekening met de zogenaamde “publieke belangen” die verankerd zitten in de vrije beroepen, aldus Kalbfleisch. Hij geeft enkele voorbeelden uit de NMa-praktijk waarin de instantie wel degelijk rekening zou
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
36
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Referenten Kalbfleisch en Van Wijmen
hebben gehouden met hooggestemde principes van niet-economische aard, die overigens ook economisch “vertaald” kunnen worden. De toetsing
vindt echter wel
plaats
binnen
het wettelijk systeem,
en
bij
deontologische regels betekent dit dat zij pas ontsnappen aan de toepassing van het mededingingsrecht,
indien
die
regels
(a)
objectief (b)
noodzakelijk
en
(c)
proportioneel zijn. Dat is uitdrukkelijk iets anders dan het door Pijnacker Hordijk verwoorde “marginaal toetsen”, hetgeen neerkomt op een vrij terughoudende manier van toetsen. Kalbfleisch houdt het vooralsnog op “vol” toetsen van de genoemde drie criteria.
Het ‘no cure no pay’-dossier, waar de NMa jaren mee bezig is geweest, is immer nog niet
gesloten
door
de
autoriteit,
aldus
Kalbfleisch.
De
zaak
zal
na
het
kabinetsstandpunt over het rapport van de Commissie Advocatuur weer hervat worden. De reden dat de NMa de zaak even heeft laten rusten is tweeledig. Het ‘no cure no pay’-onderzoek werd doorkruist door het onderzoek van de Commissie Van Wijmen. In de eerste plaats wilde de NMa graag de uitkomsten van deze studie afwachten, al was het maar om niet het verwijt te krijgen van onvolledigheid of onzorgvuldigheid. In de tweede plaats wilde de NMa met haar pas op de plaats een ruzie tussen toezichthouder en politiek voorkomen. Kalbfleisch gaf vervolgens aan dat uit zijn analyse van de jurisprudentie van het Gerecht van Eerste Aanleg, het Hof van Justitie EG en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven naar voren komt dat de NMa vol (en dus niet marginaal), en langs objectieve criteria, de noodzakelijkheid van beroepsregels mag toetsen. De NMa zal zich hierbij wel beperken tot zelfregulering, en niet overgaan tot de toetsing van formele wetgeving. Het bij wet geregelde procesmonopolie blijft dus buiten schot, al kan de NMa zich wel buigen over de vraag of toetreding tot dat monopolie niet onnodig
door zelfregulering
wordt
beperkt.
Overigens
vindt
Kalbfleisch
dat
mededingingsargumenten altijd moeten worden meegewogen met betrekking tot wetgeving;
in voorkomende
gevallen
zal
de
NMa van
haar eigenstandige
adviesbevoegdheid (art. 5c Mededingingswet) gebruik maken.
Kalbfleisch
concludeert dat de
NMa
als
uitvoerend
toezichthouder
nimmer
regelgevende bevoegdheid heeft geclaimd, en dat ook nimmer zal doen, maar dat het wel tot haar wettelijke taken behoort, al dan niet op klacht, regels betreffende
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
37
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Referenten Kalbfleisch en Van Wijmen
zelfregulering te toetsen op strijd met de Mededingingswet. De NMa zal dat dan ook blijven doen in de toekomst.
10.2 Van Wijmen “Integriteit is een zeer belangrijke waarde in de rechtsstaat, en dient een basisnotie te zijn voor de balie.”
Prof. Van Wijmen ging in zijn reactie vooral nader in op het betoog van prof. Bannier. Van Wijmen ontleedt de Januskop van de advocaat in een economisch gezicht en een maatschappelijk gezicht. In deze gezichten passen de kernwaarden van het beroep, alsmede de kwaliteit op het vlak van specifieke deskundigheid van de advocaat en van zijn algehele dienstverlening.
Het meten of toetsen van de inhoudelijke juridische kwaliteit is volgens Van Wijmen erg moeilijk, al zijn er wel indicaties zoals het rechterlijk oordeel in een zaak, en de succesratio van een advocaat in de zaken die hij voert (o.a. in de vorm van voor de cliënt gunstige uitspraken). Het streven naar (meer) kwaliteit voert vanzelf naar specialisatie in de advocatuur, aldus de oud-staatsraad. Hij acht het verder nauwelijks mogelijk om een goed beoordelingssysteem voor kwaliteit in te stellen.
Van Wijmen acht puur winstbejag vijandig aan kwaliteit. Hij is het niet eens met Bannier dat winstbejag ook een kwaliteitsaanjager kan zijn. Om kwaliteit te bereiken moet men investeringen doen die zeker aanvankelijk niet lonen, en een dergelijk investeringsproject mag ook niet op kosten gaan van de cliënt. Karakterologische hoedanigheden als juridische nieuwsgierigheid en wetenschappelijke aanleg brengen kwaliteit voort. Voor datgene wat men vanuit deze eigenschappen opbouwt, volgt later stellig de beloning.
Van Wijmen kiest, net als Bannier, voor het primaat van de rechtsstaat in het vermeende spanningsveld tussen economie en rechtsstaat. Hij maakt hier de vergelijking met zijn Tweede Kamer-periode, waarin alom beweerd werd dat de
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
38
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Referenten Kalbfleisch en Van Wijmen
politiek het primaat zou hebben, terwijl de politiek (de wetgever, de partijen, het kabinet, de volksvertegenwoordiging) uiteindelijk natuurlijk onder het primaat van het recht staat, althans van de Grondwet en een aantal geschreven en ongeschreven rechtsbeginselen. Volgens Van Wijmen bestaat er een hiërarchie van waarden en belangen en primeert daarin de waarde van een goed functionerende rechtsstaat stellig boven die van een goed functionerende markt. Maakt men een goed functionerende beroepscategorie als de advocatuur geheel onderhevig aan de werking van een vrije markt, dan zullen essentiële onderdelen van de taak - bijv. verlening van rechtshulp aan on- en minvermogenden - niet meer adequaat worden vervuld, aldus Van Wijmen. Indien bepaalde regelgevingcomplexen spanning opleveren met de vrije werking van de markt, dan zal men volgens Van Wijmen voor de rechtsstaat moeten kiezen, zodra de regel in kwestie tenminste noodzakelijk is voor het goed functioneren van die rechtsstaat. Ook de markt zelf kan het overigens niet stellen zonder regels die de vrije werking daarvan corrigeren, teneinde marktimperfecties op te lossen. Bij collectieve goederen of waarden die niet vrij verhandelbaar zijn treedt de wetgever op teneinde collectieve waarden te behouden. Voorbeelden hiervan vinden we terug op de terreinen natuur, milieu, cultuur, onderwijs en rechtsbedeling.
Van Wijmen besluit zijn reactie met de hartenkreet dat de advocaat de opdracht heeft om te handelen vanuit de kernwaarden van het beroep; waarden die de Commissie Advocatuur graag zou zien vastgelegd in de Advocatenwet. De advocaat dient een zuiver hart te behouden: integriteit is een zeer belangrijke waarde in de rechtsstaat, en dient een basisnotie te zijn voor de balie.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
39
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Discussiepunten en resultaten van het congres
11. Discussiepunten en resultaten van het congres In zijn openingsrede liet Minister van Justitie Donner er geen misverstand over bestaan dat wat hem betreft in het spanningsveld tussen markt en rechtsstaat, het primaat bij de rechtsstaat ligt. De Minister concludeert dat de markt uiteindelijk a good servant, but a b ad m aster is voor de vrije beroepen. Marktmechanismen
kunnen de prijs-kwaliteitverhouding gunstig beïnvloeden daar waar de consument zowel de prijs als de kwaliteit kan beoordelen. In het geval van de diensten van notarissen en advocaten kan de consument dat per definitie niet als het gaat om de algemene belangen die gemoeid zijn met een goede beroepsuitoefening, en praktisch niet als het gaat om de juridische kwaliteit van de dienstverlening. Creativiteit, vernieuwing, doelmatigheid en vraagsturing hebben aldus alleen een plaats
binnen
de
klem
van
de
kernwaarden
van
de
professie:
integriteit,
betrouwbaarheid, onafhankelijkheid en kwaliteit van het rechtsbestel.
Prof. Van Waarden was in zijn voordracht kritisch over de werkelijke noodzaak tot herregulering en liberalisering. Van deregulering lijkt bij verdere doorvoering van marktwerking in de vrije beroepen al helemaal geen sprake, aldus Van Waarden. Teneinde de kwaliteit van de dienstverlening te bewaken en het vertrouwen van de consument in de beroepsgroep te vergroten, worden er meer controlemechanismen ingesteld. Van Waarden vraagt zich af of al deze controlemechanismen niet contraproductief werken, en het vertrouwen bij de consument juist doen verminderen. In zijn analyse van de juridische sector onderscheidt Van Waarden zelf twee problemen in de huidige tijd: de toenemende juridisering van de maatschappij en de hoge kosten van juridische dienstverlening. Hij betwijfelt of meer marktwerking en toezicht de tarieven in toom zullen houden en ziet een ontwikkeling in de richting van een toename van verzekeringen tegen juridische risico’s voor de particuliere klant. Waar dit op de zakelijke markt van juridische dienstverlening al langer het geval is, zal ook de particuliere markt zich meer en meer bewegen in de richting van een organisatie-organisatie
relatie,
in
plaats
van
een
mens-mens
relatie:
advocatenkantoor tegenover verzekeringsmaatschappij.
De discussie over het notariaat in het ochtendgedeelte spitste zich o.a. toe op de vraag hoe de rol van de notaris in de onroerendgoedpraktijk vorm gegeven moet worden, opdat de kwaliteit van de beroepsuitoefening op het juiste niveau blijft.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
40
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Discussiepunten en resultaten van het congres
Vooral prof. Van Mourik maakt zich ernstige zorgen over de kwaliteit van de notariële dienstverlening in deze sector en ziet het ‘garagebox’-notariaat al oprukken. Van Mourik pleitte in dit kader voor herinvoering van de vaste tarieven voor notariële diensten, terwijl mr. Hammerstein de discussie over vaste tarieven als een gepasseerd station ziet, en een terugkeer naar deze tarieven dan ook afwijst. D o n ’t fight the setting, zo illustreerde Hammerstein zijn betoog.
Prijsconcurrentie bedreigt volgens Van Mourik de uitoefening van het ambt voor zover deze zich afspeelt op terreinen waarop mededinging op basis van kwaliteit praktisch is uitgesloten en die het financiële fundament vormen voor een gezonde beroepsuitoefening. De dreiging wordt mitsdien veroorzaakt door het feit dat de onroerendezakenpraktijk overwegend ambachtelijk van aard is, het level playing field niet deugt en de notaris door de markt onder onaanvaardbaar hoge druk wordt gezet. Hammerstein wil zoals gezegd niet terug naar de vaste tarieven, maar ziet meer in het ook door zijn Commissie Notariaat bepleite idee van de wettelijk verplichte tussenkomst van de notaris bij de totstandkoming van de koop van een registergoed. Belangrijk hierbij is natuurlijk wel dat de Minister van Justitie dit voorstel overneemt. Dit heeft de Minister tot dusver niet gedaan.
Van Mourik wilde overigens wel vooruit kijken naar toekomstige ontwikkelingen in het notariaat. Met het uitgangspunt van marktwerking en een slaafse rol van de notaris in de onroerendgoedpraktijk als voldongen feiten, geeft de hoogleraar in overweging de verplichte notariële tussenkomst in de transport- en hypotheeksfeer af te schaffen. De ‘Belehrung en Beratung’ door de notaris komt in dit stadium als mosterd na de maaltijd, en voor het op orde houden van de openbare registers zijn alternatieven denkbaar. Transporten en hypotheken kunnen als technische handelingen worden behandeld en in goed overleg met functionarissen van het kadaster worden uitgevoerd. Cliënten hoeven hiervoor hun huis niet meer uit te komen. Het beperken van de opgedrongen notariële dienstverlening kan daarnaast leiden tot verdere verlaging van de tarieven in de sector. In ruil hiervoor wil Van Mourik wel de reeds genoemde (vroegtijdigere) inschakeling van de notaris in de obligatoire fase van de koop van onroerend goed als wettelijke verplichting ingevoerd zien.
Mr. Salomons was het niet eens met de stelling van prof. Van Mourik dat de bedenktijd van art. 7:2 lid 2 BW kan worden afgeschaft indien de tussenkomst van de notaris bij de totstandkoming van de koop van een registergoed eenmaal bij wet is
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
41
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Discussiepunten en resultaten van het congres
geregeld. De voorzitter van de KNB vindt dat je deze figuren ook los van elkaar kan zien. Afschaffing van de bedenktijd is een aparte keuze. Volgens Salomons hoeft de inschakeling van de notaris bij het opmaken van de koopakte niet automatisch te leiden tot het afschaffen van de bedenktijd. In zijn optiek zou de periode van beraad zelfs uitgebreid kunnen worden tot de verkoper, al is dit een keuze voor de toekomst.
Prof. Verstappen was het op één punt met economen eens. De markt van notariële dienstverlening dient transparanter te worden gemaakt opdat de cliënt zijn notariskeuze ook op kwaliteit van dienstverlening kan baseren. Om daadwerkelijk te kunnen vergelijken is het noodzakelijk dat diverse soorten kwaliteitskenmerken van notariskantoren op eenvormige wijze worden bijgehouden en openbaar gemaakt voor het publiek. Verstappen ziet hier een schone taak voor de KNB. Meer transparantie, betere handhaving en meer concurrentie leiden er in de ogen van Verstappen hoe dan ook toe dat vastgesteld moet worden aan de hand van welke maatstaven het optreden van een notaris dient te worden beoordeeld. Het leidt geen twijfel dat er in de toekomst meer en betere regels voor de notariële ambtsuitoefening worden opgesteld. Marktwerking en deregulering sluiten elkaar dus uit, aldus Verstappen. Vertrouwen in de persoon van de functionaris is daarmee ingeruild voor controle en controleerbaarheid van zijn dienstverlening.
Het mededingingsrecht is overigens alleen van toepassing op de zelfregulering van de respectievelijke beroepsorganisaties, indien deze laatste als ondernemers vereniging gekwalificeerd kunnen worden. Het criterium van de onderneming of ondernemingsvereniging is immers een belangrijke toepassingsvoorwaarde voor het mededingingsrecht. Over de status van de NOvA mag dan weinig discussie bestaan sinds
het
W outers-arrest,
over
de
hoedanigheid
van
de
KNB
als
‘ondernemersvereniging’ is het laatste woord nog niet gezegd. Vooral Verstappen betwijfelde sterk of de KNB wel als zodanig bestempeld kan worden, gezien de voorname rol van de Minister van Justitie in het regelgevingproces van de notariële beroepsorganisatie, en het voor de KNB leidende beginsel van het algemeen belang (in de vorm van de goede beoefening van het notarisambt en de vakbekwaamheid van de leden van de beroepsgroep).
In het middaggedeelte over de advocatuur stond de relatie tussen (regelgeving betreffende) marktwerking en (regels betreffende) de rechtsstaat centraal.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
42
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Discussiepunten en resultaten van het congres
Zowel prof. Bannier als prof. Van Wijmen achtte de rechtsstaat van hogere morele waarde dan het proces van marktwerking: de waarde van een goed functionerende rechtsstaat primeert stellig boven die van een goed functionerende markt. Mr. Kalbfleisch zette hier vraagtekens bij, en vond dat ook (de regelgeving betreffende) de marktwerking een sterke morele lading heeft. Bij marktwerking gaat het volgens Kalbfleisch om een op democratische wijze desbewust gekozen economische ordening met het oog op het welzijn van de burgers, waarin consumenten in vrijheid en gelijkheid daadwerkelijke keuzes kunnen maken, en ondernemingen vrij zijn om te ondernemen. De voorzitter van de Raad van Bestuur van de NMa vraagt zich dan ook af of de marktwerking moreel gesproken inderdaad van een mindere waarde is dan de rechtsstaat. Hij wijst daarbij ook op de voordelen van concurrentie voor de maatschappij: marktwerking is essentieel in alle sectoren van de markt om inefficiënties te voorkomen, groei te bevorderen, innovatie uit te lokken en aanpassing van de economie te bewerkstelligen.
Pijnacker Hordijk concludeerde dat het mededingingsrecht slechts de mogelijkheid van een marginale toetsing van de vrijeberoepsregels heeft; Kalbfleisch denkt echter dat een mededingingsautoriteit de betreffende regels wel degelijk vol kan toetsen, op objectiviteit, noodzakelijkheid en proportionaliteit. Van Wijmen is van mening dat marginaal toetsen niet bestaat, en was het dus eens met Kalbfleisch dat de NMa beroepsregels volledig mag toetsen. Van Wijmen tekende hierbij echter wel aan dat waar waarden in het geding zijn, belangen moeten wijken. De goede verstaander merkte meteen op dat de oud-staatsraad de rechtsstaat hierbij onder de waarden, en de goed functionerende markt (of marktwerking) onder de belangen schaarde. Pijnacker Hordijk reageerde op deze gedachten met de opmerking dat het bij de begrippen "marginaal” en "volledig” toetsen wat hem betreft om een battle o f words gaat. Punt is dat een mededingingsautoriteit niet op de stoel van een Orde van Advocaten mag plaatsnemen. De NMa dient te toetsen of de NOvA in redelijkheid tot een bepaalde maatregel heeft kunnen komen, maar moet niet haar eigen oordeel daarvoor in de plaats stellen. Dit laatste is echter wat de NMa consequent heeft gedaan in de opeenvolgende E ngelgeer-zaken. De NMa toetst niet, maar oordeelt zelf, aldus Pijnacker Hordijk.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
43
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Discussiepunten en resultaten van het congres
Bannier betoogde dat een inbreuk op de mededingingsregelgeving gerechtvaardigd is, daar waar het er om gaat de advocaat de mogelijkheid te geven om de rechten van de burger te helpen effectueren. De kernwaarden van het beroep (zoals partijdigheid, onafhankelijkheid, deskundigheid, vertrouwelijkheid, integriteit) dienen daarbij als toetsstenen. Pijnacker Hordijk voegde hier nog de maatschappelijke rol en reputatie van de advocatuur aan toe als maatstaf. Bij de beoordeling van de beroepsregels is volgens Bannier een enigszins globale (zich niet tot alle details uitstrekkende) toetsing noodzakelijk en gewenst.
De Nederlandse Orde van
Advocaten moet behoedzaam omgaan met de genoemde toetsingscriteria, maar al te ver gaande fijnslijperij leidt tot ontoepasbaarheid van de regels.
Mw. mr.
Unger verzette zich in haar betoog tegen de instelling van een
Regelgevende Raad vanwege de overheid boven het beroepsveld. Volgens haar dient de Nederlandse Orde van Advocaten haar regelgevende bevoegdheden te behouden, juist om de onafhankelijkheid van de advocatuur jegens de overheid te garanderen. Consequentie hiervan is natuurlijk wel dat de ‘eigen’ regels van Orde onderworpen blijven aan het (al dan niet marginale) toezicht van de NMa. Mede onder invloed van de door de NMa ondernomen inventarisatie van de advocatuur, is de Orde overigens bezig met een screeningsoperatie van haar regelgeving. Het adagium hierbij is sim peler regels, maar wel met steviger toezicht. Unger ging ook nader in op het klacht- en tuchtrecht. Dit is teveel een lappendeken, aldus de Algemeen Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten. Zij wil de lokale dekens nog meer een spilpositie toekennen in het klacht- en tuchtrecht. Hierbij hoort ook de mogelijkheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke sancties, uiteraard met beroep op de rechter voor verweerder. Teneinde het toezicht verder te versterken en te
professionaliseren,
wil
Unger anderzijds
één
beroepsorganisatie
creëren,
waarbinnen de plaatselijke dekens in een gedeconcentreerd bestel functioneren. Dit zou het einde betekenen van de twintig nevengeschikte ordes die momenteel in Nederland bestaan.
Na alle voordrachten en daaropvolgende discussieronden, komen in de ogen van de verslaggever uit het congres de volgende onderwerpen als knelpunten voor de toekomst naar voren:
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
44
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Discussiepunten en resultaten van het congres
* Wat betreft de vrije beroepen in het algemeen: De vraag of liberalisering en deregulering wel gelijk opgaan. Zijn het twee zijdes van dezelfde medaille, of staan deze figuren lijnrecht tegenover elkaar? Is de conclusie van Van Waarden, dat liberalisering uiteindelijk leidt tot mínder vrijheid van de vrije beroepen, terecht? En moet de roep om meer controle wel immer beantwoord worden: een teveel aan checks an d balances kan het beroepsveld ook verstikken en het vertrouwen in de beroepsgroep juist doen verminderen.
* Wat betreft het notariaat: 1) De vraag hoe de ‘Belehrung en Beratung’-functie en de integriteit van de beroepsgroep het best is te borgen, waarbij de onroerendgoedsector momenteel het meest nijpende werkterrein lijkt. Wel of geen vaste tarieven? Al dan niet een wettelijk verplichte tussenkomst van de notaris in de obligatoire fase van de koop van een registergoed? Wat te doen in dat geval met de bedenktijd van art. 7:2 lid 2 BW: afschaffen of handhaven? Wel of geen afschaffing van de verplichte notariële tussenkomst in de transport- en hypotheeksfeer? 2) De introductie en precieze opzet van een transparant kwaliteitsbewakingssysteem en de hervorming van het tuchtrecht. 3) De vraag wat de reikwijdte van het mededingingsrecht is ten aanzien van de notariële beroepsregelgeving.
* Wat betreft de advocatuur: 1) De vraag of de instelling van een Regelgevende Raad vanwege de overheid geëigend is. 2)
De
vraag
hoe
marginaal
of
‘vol’
de
toetsing
van
de
advocatuurlijke
beroepsregelgeving door de NMa dient te zijn, en hoe diep deze toetsing in zou moeten gaan op de details van de regelgeving. Zal het (totaal)verbod op ‘no cure no pay’ de alom aanwezige hervormingsdrift overleven? 3) De hervormingsagenda van de Nederlandse Orde van Advocaten zelf: moet de Orde zich omvormen tot één centraal aangestuurde organisatie?
Op het congres liepen de meningen over deze onderwerpen uiteen. De discussie wordt ongetwijfeld vervolgd.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
45
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Stellingen van sprekers
12. Stellingen van sprekers
Van Waarden
1. De voorstellen van de Commissie Van Wijmen, en de eerdere veranderingen in het notariaat, moeten een reactie zijn op ‘complexe en ingrijpende veranderingen in de samenleving’. Wat ontbreekt is een grondige analyse van welke ‘complexe en ingrijpende veranderingen’ nu welke problemen creëren, hoe dat gebeurt, en waarom dit problemen zijn. 2. Het is de vraag of de voorgestelde hervormingen van een beetje meer markttransparantie, een beetje contingency fee en heel veel meer en diverser controles, nu echt oplossingen zijn voor het gesignaleerde probleem van aantasting van vertrouwen en legitimiteit. Het is niet onwaarschijnlijk dat meer controles de argwaan en het wantrouwen bij de consument juist versterken.
Van Mourik
1. De tussenkomst van de notaris bij de totstandkoming van de koop van een registergoed dient door de wetgever verplicht te worden gesteld. De bedenktijd van art. 7:2 lid 2 BW kan dan worden afgeschaft. 2. De notaris mag er jegens eenieder aanspraak op maken niet als ondernemer, in de ware zin van het woord, te worden behandeld.
Verstappen
1. Marktwerking en deregulering sluiten elkaar uit. 2. Wie wil toestaan dat notarissen retourprovisies aan toeleveranciers van notarieel werk betalen, moet ook toestaan dat notarissen retourprovisies van goede doelen ontvangen als door tussenkomst van de notaris te hunnen behoeve makingen in testamenten worden opgenomen.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
46
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Stellingen van sprekers
Bannier
1. Als economische regelgeving (mededingingsrecht) tegenover regelgeving staat, die de positie van de advocaat als speler binnen de rechtsstaat regelt, gaat de laatste boven de eerste. 2. Zijn rol als bewaker van de rechten van de burger in de rechtsstaat legt beperkingen op aan het ondernemerschap van de advocaat. 3. De lex Cincia de donis et muneribus (die honorering van advocaten in Rome verbood) verdient herinvoering als de advocatuur het profijtbeginsel in de weg laat staan aan het juist invullen van haar rol binnen de rechtsstaat.
Pijnacker Hordijk
1. Het vermijden van invloed van de NMa is geen goede reden om regelgevende bevoegdheden van de Nederlandse Orde van Advocaten onder te brengen bij een Regelgevende Raad voor de Advocatuur. 2. Het procesmonopolie strekt niet ter bescherming van de beroepsgroep van de advocatuur resp. ter beperking van de onderlinge concurrentie tussen rechtshulpverleners, maar ter bevordering van de goede rechtsbedeling. Mededingingsargumenten hebben bij de beoordeling van de wenselijkheid ervan geen rol te spelen.
Unger
1. De zelfregulering van de advocatuur is de beste waarborg tegen regeldruk. 2. Eén gedeconcentreerde Orde (model KNB) maakt effectiever toezicht op de advocatuur mogelijk.
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
47
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Lijst van sprekers, referenten en dagvoorzitters
Lijst van sprekers, referenten en dagvoorzitters
* Prof. mr. F. Bannier
Bijzonder hoogleraar Advocatuur,
Universiteit van Amsterdam; advocaat,
NautaDutilh,
Amsterdam
* Mw. prof. dr. A.-M. Van den Bossche
Hoogleraar Europees recht, Radboud Universiteit Nijmegen
* Mr. J.P.H. Donner
Minister van Justitie
* Mr. A. Hammerstein
President Gerechtshof Arnhem; voorzitter Commissie Evaluatie Wet op het notarisambt
* Mr. P. Kalbfleisch
Voorzitter Raad van Bestuur NMa
* Prof. mr. S.C.J.J. Kortmann
Hoogleraar Burgerlijk recht, voorzitter bestuur Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, Radboud Universiteit Nijmegen
* Prof. mr. M.J.A. van Mourik
Hoogleraar Notarieel en privaatrecht, voorzitter Centrum voor Notarieel recht, Radboud Universiteit Nijmegen
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
48
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Lijst van sprekers, referenten en dagvoorzitters
* Mr. E. Pijnacker Hordijk
Advocaat, De Brauw Blackstone Westbroek, Den Haag
* Mr. R.W.T. Salomons
Voorzitter Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB); notaris, notarismaatschap De Rivieren, Andel
* Mw. mr. E. Unger
Algemeen deken Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA); advocaat, Unger Hielkema advocaten, Amsterdam
* Prof. mr. L.C.A. Verstappen
Hoogleraar Privaatrecht,
in het bijzonder Notarieel recht,
Rijksuniversiteit Groningen;
kandidaat-notaris Hekkelman advocaten en notarissen, Arnhem en Nijmegen; hoofddocent Beroepsopleiding Notariaat
* Prof. dr. B.F. van Waarden
Hoogleraar Algemene Sociale Wetenschappen, in het bijzonder vraagstukken van interventie, organisatie en beleid, Universiteit Utrecht
* Prof. mr. P.C.E van Wijmen
Hoogleraar
Natuurbeschermingsrecht,
Universiteit
van
Tilburg;
voorzitter
Commissie
Advocatuur
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
49
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Deelnemerslijst
Deelnemerslijst Mr. J.A. Alferink
Beijsens, Jegen en Alferink Notaris Praktijk BV
Mr. E.J. Arkenbout
Ministerie van Justitie
Prof. mr. F.A.W. Bannier
Universiteit van Amsterdam
Prof. mr. S.E. Bartels
Universiteit Utrecht
Mr. W.M.J. Bekkers
Wijn & Stael advocaten
A.E. de Best
De Best & van Deursen BV
Mr. B.J. Binnerts
Hak & Rein Vos Notarissen
Mw. mr. J. Blom
Van Esch Wisse Notarissen
Mw. N. van Bockhooven
Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders
Mr. R.Th.F. Boonacker
Mr. Robert Boonacker, Tax lawyer en corporate lawyer
Mr. R. van Bork
Loyens & Loeff NV
Mw. mr. M.L.A. van den Bosch
CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals
Mr. C.J.A. Boskamp
Boskamp & Willems advocaten
Mw. prof. dr. A.M.A.P. Van den Bossche
Radboud Universiteit Nijmegen
Mw. mr. J. Bossers-Cnossen
Radboud Universiteit Nijmegen
Mr. B.J.Th. Bouma
KienhuisHoving advocaten en notarissen
Mr. D. ter Braak
Van Doorne N.V.
Mr. J. Brakke
ACA Advocaten & Procureurs
Mr. J.H. Brouwer
B&C advocaten
Prof. dr. J.F. Bruinsma
Universiteit Utrecht
A. Buik
Buik & Van der Horst Gerechtsdeurwaarders
Mr. R. Cancian
Hobbelink & Buitink notarissen
Jhr. mr. J.E.H. Clifford Kocq van Breugel
Benistant en Van Breugel Advocaten
Mw. mr. M.C. Colon
Notarispraktijk Interwaert
Mr. H.D. Cotterell
Rassers Advocaten en Notarissen
Mr. V. Dalmijn
Ministerie van Justitie
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
50
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Deelnemerslijst
Mr. C.F. van Delft
Van Delft Advocaten
Mr. P. Dessé
Ministerie van Justitie
M. van Dinter
De Mul Zegger advocaten en notarissen
Mw. mr. V.E. van der Does
VVD fractie Tweede Kamer
Mr. J.P.H. Donner
Minister van Justitie
Mr. J.C.P. Ekering
Borsboom & Hamm advocaten
Mr. E.W. Engelkes
Ministerie van Justitie
Mr. dr. A.P. den Exter
Radboud Universiteit Nijmegen
Mw. mr. N.A.M.E.C. Fanoy
Universiteit van Amsterdam
Mr. P.J. van der Flier
Ministerie van Justitie
Mr. J. Frissen
Linssen & Frissen Advocaten
Mw. mr. W.M. Garnier
Ministerie van Justitie
Mr. J.G. Geerdes
Advocatenpraktijk Geerdes
Mr. N. van Gelder LL.M.
Heussen Advocaten & Notarissen
Mw. mr. A. Gerritsen-Bosselaar
Bosselaar & Strengers advocaten
Mr. R.G.M. Gores
Notariskantoor mr. R.G.M. Gores
Mw. prof. dr. L.E. de Groot-van Leeuwen
Radboud Universiteit Nijmegen
Mr. H.F. van den Haak
Bureau Financieel Toezicht
Mw. mr. I. de Haan
Bird & Bird
Drs. M.A.H.M. Hameleers MPA
Ministerie van Economische Zaken
Mr. A. Hammerstein
Gerechtshof Arnhem
Mw. mr. Z.D. van Heesen-Laclé
Universiteit Leiden
Mr. drs. H.G.J.C.M. van Heesewijk
Van Heesewijk Notaris
Mw. mr. C.J.R.F.C. van Heijnsbergen
Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders
Mr. R.A.J. van Hemert
Gerechtsdeurwaarders Blume Stocker & Roel
Mr. K. Hendriks
Nederlandse Mededingingsautoriteit
Mw. mr. E.K. van Herk
AON Heerkens Thijssen
Mr. T. Hermans
Van lersel & Luchtman Advocaten
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
51
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Deelnemerslijst
Mr. G.W.M. Hesselink
Ministerie van Economische Zaken
Mr. J.L. van den Heuvel
Van den Heuvel advocaten
Mr. Y. Hildebrand
Universiteit Utrecht
Mr. W. Hinkel
Wavin B.V.
Mr. P.H. Holthuis
Ministerie van Justitie
Mr. G.P.J. Holtzer
Notarispraktijk Holtzer
Prof. mr. E.H. Hondius
Universiteit Utrecht
Mr. M.J.J. van den Honert
Ministerie van Justitie
Mr. A.J. Hoogendoorn
Notarissen Hoogendoorn & Wieringa
Mr. J.C.A. Houdijk
Radboud Universiteit Nijmegen
Mr. A.W.O. Jansen
Dirkzwager Advocaten en Notarissen
J.J.L. Janssen
Janssen & Janssen Gerechtsdeurwaarders
Mw. mr. A.M. de Jong
Ministerie van Justitie
Mr. S.G. Kaai
BBS Advocaten
Mr. R.J. Kaas
G-Advocaten
Mr. P. Kalbfleisch
Nederlandse Mededingingsautoriteit
Mr. J.D. Kleyn
Allen & Overy LLP
Mw. mr. C.A. Knape
Ministerie van Justitie
Mr. J. Kneppelhout
Kneppelhout & Korthals advocaten
Mr. J.W. Kobossen
De Mul Zegger advocaten en notarissen
Mw. mr. E.R. Koers
Hobbelink & Buitink notarissen
Mr. L.C. Kok
Nysingh Advocaten - Notarissen
Mr. R. Kok
Jurist
Mr. P. Kole
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
Mw. mr. C.T. van Kordelaar
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
Prof. mr. S.C.J.J. Kortmann
Radboud Universiteit Nijmegen
Mr. drs. M.O. Kraamwinkel
Kraamwinkel Overman Advocaten
Mr. K. Krijnen
Ministerie van Justitie
Mw. mr. S. Kuit
Knoester & Kuit advocaten en procureurs
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
52
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Deelnemerslijst
Mr. D.R. de Lange
Van der Stap Notarissen
Mr. S. Levelt
Wieringa Advocaten
Mr. E. van Liere
Simmons & Simmons
Mr. H.J.J.M. Limpens
Bird & Bird
Mw. mr. L.J.M. Ling Ket On
Ministerie van Justitie
Mw. mr. E.F.A. van Linssen - van Rossum
Linssen & Frissen Advocaten
Mw. mr. A. Looijestijn-Clearie
Radboud Universiteit Nijmegen
Mr. J.D. Loorbach
NautaDutilh
Mr. B.F. Louwerier
Van lersel & Luchtman Advocaten
Mw. mr. M.H. Maas-Hermans
Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders
Mw. mr. D.J. Markx
Rechtbank Amsterdam
Mr. J. Meulman
Radboud Universiteit Nijmegen
Mw. mr. E.E. Minkjan
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
Prof. mr. M.J.A. van Mourik
Radboud Universiteit Nijmegen
M. de Niet
Tempelman-de Niet Gerechtsdeurwaarders
Mr. B. van Opijnen
Baars en Van Opijnen Advocaten
Mr. M.A. Overman
Kraamwinkel Overman Advocaten
Mr. drs. A. Paris
Uitgeverij Paris
Dr. N.J. Philipsen
Universiteit Maastricht
Mr. E.H. Pijnacker Hordijk
De Brauw Blackstone Westbroek
Mr. A.D. Plaggemars
Gerechtshof Den Haag
Mr. W.M. Poelmann
Hoge van den Broek Advocaten
Mw. mr. L.H. de Poortman-de Boer
Verwilligen De Wilde De Lange Advocaten
Mr. D.P. Postma
Postma notariskantoor
Mr. J.H.J. Preller
NautaDutilh
Mw. mr. Ch.L. van den Puttelaar
Wybenga Wildeboer Van den Puttelaar
Mr. H.J.R. Reinders
Kortman advocaten
Mr. F.H.M. Reuling
Gommer & Partners Pensioen Advocaten
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
53
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Deelnemerslijst
Mr. J.W. Rijpma
Rijpma advocaten
Mr. W.F.R. Rinzema
Stibbe NV
Mr. S.Ph. Robbers
Heussen Advocaten & Notarissen
Mr. J.G.M. Roijers
De Bok Roijers Gasseling Advocaten
Mr. R. Salomons
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
Mw. mr. J.S. Salverda
Ministerie van Justitie
Jhr. mr. Th.W.R.M. Serraris
Serraris notarispraktijk
Mr. D.W.J. Sikkelerus
Van Sikkelerus & Ray Advocaten
Mr. R. Skala
Skála c.s. Advocaten
Mw. mr. C.W. Slot
Nederlandse Mededingingsautoriteit
Mw. mr. M.A. Smid
Noord West Advocaten
Mr. P.H. Smits
Nederlandse Orde van Advocaten
Mr. D. de Snoo
Nederlandse Orde van Advocaten
Mr. J.P.H.C. Swarts
Benistant en Van Breugel Advocaten
Mr. W. Taekema
Raad van Toezicht - Arrondissement Den Haag
Mr. S.J. Tans
Radboud Universiteit Nijmegen
Mr. F. Ton
Ton & Van den Broecke Netwerk Notarissen
Mw. mr. E. Unger
Nederlandse Orde van Advocaten
Mr. M. van der Veen
Van der Veen advocatenkantoor
Mw. mr. M.E. Veenboer
Nederlandse Orde van Advocaten
Mr. A.M.C. Verheul
Mr. A.M.C. Verheul Strafrechtadvocaat
Prof. mr. L.C.A. Verstappen
Rijksuniversiteit Groningen
Mr. E.F. de Vilder
Notarispraktijk Interwaert
Mr. C.M.H. Vlaanderen
NVM Wonen
E.J. van der Vlis MPM
Ministerie van Justitie
Drs. R.J.M. Vogels
Stratus marktonderzoek
Mw. mr. T.J. van Vuren
NautaDutilh
Mr. B.C.M. Waaijer
Boekel De Nerée NV
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
54
Verslag congres ‘A dvocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’, 3 juli 2006, Den Haag Deelnemerslijst
Mr. S. van der Waal
Bird & Bird
Prof. dr. B.F. van Waarden
Universiteit Utrecht
Mr. H.C.F.J.A. de Waele
Radboud Universiteit Nijmegen
Drs. P. Wagenmaker
Ministerie van Justitie
Mr. J.M. van den Wall Bake
Stibbe NV
Mw. A.D.J.P. Weeterings-den Biesen
Baudoin & Geene Gerechtsdeurwaarders
Mw. mr. K. Weisfelt
Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders
Mw. I. Wendt LL.M.
Universiteit Maastricht
Mr. G. Werger
Drenthe Werger Advocaten
Mr. H.M.G. Wesseling
Wesseling advocatenkantoor
Prof. mr. P.C.E. van Wijmen
Universiteit van Tilburg
Mr. J. Willems
De Mul Zegger advocaten en notarissen
A.D. de Wit
Laywers Plus Advocatennetwerk BV
Mr. C.A.M.J. de Wit
Bouwman Advocaten
Mr. W.F. van Zant
Nysingh Advocaten - Notarissen
Mw. mr. J.H.C. Zwitser-Schouten
Hof van Discipline, Paleis van Justitie 's-Hertogenbosch
Congres georganiseerd door het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht, de afdeling Europees Recht en CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals, Radboud Universiteit Nijmegen
55
56
[Achterkant van boekje met kafttekst]
De vrije beroepen in het algemeen, en de advocatuur en het notariaat in het bijzonder, blijven voor opwinding zorgen. Niet alleen vanuit economische hoek worden de vrije beroepen onder vuur genomen, zoals is gebeurd in de rapporten van het SEO voor het Ministerie van Economische Zaken en het rapport van het IHS uit Wenen voor de Europese Commissie. De laatste jaren is er ook veel onrust in de samenleving over het reilen en zeilen van de juridische vrije beroepen. Het betreft hier weliswaar veelal het strafrecht, maar ook andere werkterreinen van de advocatuur en het notariaat blijven niet onbesproken. Met de instelling van de Commissie Hammerstein en de Commissie Van Wijmen heeft ook de Minister van Justitie een duit in het zakje gedaan. De NMa ten slotte is momenteel druk doende met een inventarisatie van beide beroepsgroepen. Hoe divers van aard alle initiatieven ook zijn, en hoezeer zij in hun uitkomsten ook verschillen, ze zoeken allemaal een antwoord op de vraag hoe de advocatuur en het notariaat in de toekomst het beste (lees: beter dan nu het geval is) gereguleerd (dan wel gedereguleerd) kunnen worden. Nu de meningen over het antwoord op deze vraag zeer uiteenlopen, kunnen de discussies hoog oplopen. Alle aanleiding dus voor het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht en de afdeling Europees Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen om, in samenwerking met CPO Juridisch Onderwijs voor Professionals en het Ministerie van Justitie, een congres te organiseren teneinde de problematiek, of misschien beter: de veronderstelde problematiek, eens van diverse kanten te belichten. Op 3 juli 2006 heeft dit congres, getiteld ‘Advocatuur en notariaat: tussen profijt en professie’ plaatsgevonden in de Paleiskerk te Den Haag. Als sprekers traden aan prof. dr. Van Waarden (UU), prof. mr. Van Mourik (RU), prof. mr. Verstappen (RUG), mw. mr. Unger (NOvA), mr. Pijnacker Hordijk (De Brauw Blackstone Westbroek) en prof. mr. Bannier (UvA). Als referent traden op mr. Salomons (KNB), mr. Hammerstein (voorzitter Commissie Notariaat), mr. Kalbfleisch (NMa) en prof. mr. Van Wijmen (voorzitter Commissie Advocatuur). De Minister van Justitie, mr. Donner, verzorgde de openingsrede van het symposium. Dit boekje bevat een verslag van de dag en een weergave van de uitkomsten van het symposium.