PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/25226
Please be advised that this information was generated on 2015-11-07 and may be subject to change.
Voor de praktijk
erfelijk rfelijke
van
intensieve controle, diagnostiek en preventieve üblütio A .N .VAN GEEL,
E . J . T . RUTGERS,
G.C. VOS-DECKERS, J.D E VRIES EN TH. WO BB ES
De snelle ontwikkelingen in de kankergenetica betref fen onder meer de ontdekking van de genen die de oor zaak zijn van het ontstaan van familiair voorkomende borstkanker. Door deze ontwikkelingen worden specia listen die zich bezighouden met de behandeling van de patiënt met borstkanker voor belangrijke klinische pro blemen gesteld.' Het bij gezonde vrouwen aantreffen van genen die tot borstkanker leiden, kan namelijk gro te gevolgen hebben. Momenteel zijn er in ons land ver scheidene centra die mutaties in het B R C A i -gen op chromosoom 17 en in het B R C A i -gen op chromosoom 13 kunnen identificeren en het zal niet lang duren of ook andere gen-identificaties zullen voor de dagelijkse prak tijk beschikbaar zijn. Ongeveer 5 % van de borstkankerincidentie in Neder land wordt toegeschreven aan erfelijke factoren. Veran deringen in het B R C A i -gen vormen de oorzaak bij 30 4 5 % van de families waarin borstkanker de opvallend ste tumor is en in meer dan 80 % van de families waarin tevens ovariumcarcinoom voorkomt. Een B R C A /-m u tatie zou voorkomen bij 1,7 % van alle vrouwen, waarbij de kans op mutatie extra groot is bij jonge patiënten .2 De kans dat een gezonde vrouw met een B R C A i -mutatie gedurende haar leven borstkanker krijgt, is ongeveer 85 % en het relatieve risico is extreem hoog voor jonge vrouwen: de kans op borstkanker bij gezonde vrouwen onder de 40 jaar is 200 keer zo groot als bij leeftijdgeno ten zonder de mutatie ,3 Dergelijke gegevens zijn voor het B R C A 2 -gen nog niet bekend. Eerder werd in dit tijdschrift gesteld dat DNA-diagnostiek met grote behoedzaamheid dient te geschieden en dat de betrokkenen zorgvuldig begeleid dienen te worden in een wetenschappelijke omgeving, waar de *Mede namens de chirurgen uil de overige 5 academische ziekenhuizen in Nederland die deze consensus voorbereidden en die aan het eind van dit artikel worden genoemd. Academisch Ziekenhuis Rolterdam-Daniel den Hoed Kliniek, afd. Chirurgische Oncologie, Postbus 5201,3008 AE Rotterdam. Dr.A.N.van Geel, chirurg. Nederlands Kanker Instituut/Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, afd. Chirurgie, Amsterdam. Dr.E J.T.Rutgers, chirurg. Academisch Ziekenhuis, afd. Chirurgie, Maastricht. Mw.G„C,Vos-üeckers, chirurg, Academisch Ziekenhuis, afd. Chirurgie, Groningen.
Dr.J.de Vries, chirurg. Academisch Ziekenhuis, afd. Chirurgie, N ij me een.
Prof.dr.Th.Wobbes, chirurg. Correspondentieadres: dr. A.N. van Geel, 874
Ned Tijdschr Geneeskd 1997 3 mei;i4i(i8)
SAMENVATTING
-V ro u w e n bij wie een erfelijk vergrote kans tip b o rstk an k er is vastgesteld, wenden zich uil ongerustheid vaak tot een chirurg met het verzoek tot het intensief periodiek controleren van de borsten of tot een profylactische verw ijdering van het horslweefsel. Dit artikel bevat een consensus van chirurgen uit de 2 kankercentra en de 8 academische ziekenhuizen in N ederland over het beleid terzake. -In te n sie v e controle is dan pas geïndiceerd w anneer de kans op borstkanker 2 keer zo groot is als bij vrouwen uit de alge mene bevolking. - D e leeftijd waarop controles plaatsvinden, is vanaf 25 ja a r of vanaf 5 jaar voor de leeftijd waarop hel jongste familielid b o rst kanker kreeg. - V o o r al dan niet geïdentificeerde gendraagslers uil families met erfelijke borstkanker is ondanks intensieve controle de kans om aan borstkanker te overlijden 7 - 20 %. -P re v en tie v e dubbelzijdige ablatio m am m ae wordt pas g e a d viseerd bij een bewezen gemmi talie of bij een levenslang risico op borstkanker groter dan 50 %. - O o k na preventieve chirurgische behandeling dienen de vrouwen zich jaarlijks te laten controleren, om dat er vaak toch enig melkklierweefsel achterblijft.
psychologische en oncologische aspecten en de waarde van periodiek onderzoek en preventieve m aatregelen kunnen worden geëvalueerd / 1 Uit ongerustheid wendt echter een deel van de vrouwen bij wie een hoog risico voor het krijgen van borstkanker is vastgesteld zich tot een chirurg met het verzoek tot het intensief periodiek controleren van de borsten of in het extrem e geval tot een profylactische verwijdering van het borstweefsel. Binnen de chirurgische beroepsgroep is geen over eenstemming over het te volgen beleid. Om d eze reden hebben de auteurs als chirurgische vertegenwoordigers van werkgroepen die actief zijn op hel gebied van erfe lijke tumoren de klinische consequenties van de ontw ik kelingen op genetisch gebied met betrekking tot borst kanker op een rij gezet. D e daaruit voortvloeiende ad viezen kunnen beschouwd worden als een consensus. INTENSIEVE CONTROLE
Het Nationaal Borstkanker O verleg Nederland (N A B O N ) en de Stichting Opsporing Erfclijke T u moren (STOET) adviseren vrouwen uit aangetoonde mammacarcinoomfamiiies maandelijks zelf borstonder zoek te doen en een halfjaarlijks lichamelijk onderzoek door een ervaren arts en een jaarlijkse m am mografie te
laten verrichten, tc beginnen op 25 -jarige leeftijd o f 5 jaar v ó ór de leeftijd waarop bij het jongste familielid voor het eerst borstkanker is vastgesteld .5 Een dergelijk program m a leidt we! tot het frequenter vaststellen van vroegere stadia van borstkanker / 17 maar het is zeker niet waterdicht. W an n eer wij uitgaan van een mortalileitsreductie van 2 5 - 3 0 %, bij een totale io-jaarssterfte aan borstkanker van 3 5 %,* zal nog steeds circa 20 - 2 5 % van vrouwen bij wie een mammacarcinoom tijdens de scree ning worth vnslgesleld vroegtijdig kom en te overlijden. V o o r de draagsters van een gem uteerd B R C A i- of / M ( 7 l2 - g e n m et een levenslang risico op borstkanker van Ko-8 5 % b etek en t dit dat /ij ondanks screening circa 2 0 % kans h eb b en om toch aan borstkanker te stervend V o o r de niet als zodanig geïdentificeerde gendraagster voor wie het geschatte risico op grond van lamilieanamnese is berekend, zijn de getallen anders. Een vrouw met een leven slan g risico van 3 0 -4 5 % (dat geldt voor de vrouw m ei 2 eerslegraadsfam ilieleden m ei borstkanker onder de 50 ja a r)1“ heeft, ondanks intensieve controle, een kans van 7 - 10 % te sterven aan borstkanker. D e screen in gsr esilila ten ten aanzien van borstkanker zijn dus lang niet o p tim a a l Hr zijn verbeteringen te ver wachten van het optim aliseren van de mam mografielechniek en -beoordeling. A ls een vrouw m ei een verhoogd borstkankcrrisico kiest voor regelm atige controle m oet natuurlijk het jaar lijks m am m ogram van optim ale kwaliteit zijn en voor de vergelijkbaarheid steeds in hetzelfde instituut gem aakt w orden. I le i geadviseerde lichamelijk onderzoek kan uitgevoerd w orden door elke (liefst zoveel mogelijk d e zelfd e) arts m ei ervaring in hel borstonderzoek, bij voorkeur in speciale m am m apoliklinieken. ( ) I A ( i N O S T I S C ‘l I K MOCMv l . UKI I UD1Î N
Hij hel on d erzoek van vrouwen met verhoogd risico staat het uilsliiiten van reeds manifeste (pre)m aligne af wijkingen in de borsten centraal, omdat bij dat soort af wijkingen h el niel alleen m eer om prolylaxe gaat. Een nauw keurige palpalie door een ervaren onderzoeker en een m am m ografie, even tu eel aangevuld met echografie, vorm en hierbij de basis, D e mammografie is de enige o n d erzo ek sm eth o d e die ten aanzien van screening op borstkanker haar waarde heeft bewezen. Dit geldt dan vooral voor de populatie vrouwen van 50-70 jaar, waar in m ei m am m ografie een reductie met 3 0 % van de vroegtijdige sterfte aan borstkanker wordt b ereikt .11 V o o r vrouw en van 4 0 -5 0 jaar is er waarschijnlijk een be perktere m orlaliteilsreduelie te verwachten, echter te gen een veel hogere prijs gezien de geringe prevalentie van m am m acarcinoom op jongere leeftijd en de m oeilij ke b eoord eelb aarh eid vanw ege de dan goed ontw ik kel de kliersehijf. Met is aannem elijk dat m am m acarcinoom op jongere ieeflijd een grotere groeisnelheid h eeft ,1'1 het geen een argum ent is voor een hogere m am m ografischc frequentie m et een m ogelijk betere opbrengst. D o o r de voorbereidingsgroep wordt bij vrouwen met een erfelijk vergroot risico op borstkanker periodieke controle inclusief (zelf)on d erzoek en m am m ografie g e adviseerd, o o k bij jon gere vrouwen. H iervoor zijn tw ee
argumenten aan te voeren. In de eerste plaats wordt 5 10 % van de (pre) ma ligne afwijkingen die wel palpabel zijn niet op het mammogram gezien o f onjuist geïnter preteerd. D it percentage is groter voor vrouw en jonger dan 50 jaar. Ten tw eede wordt dezelfde tendens gezien in het gebruik van de mammografie als screeningsm ethode. Ligt de sensitiviteit van dit onderzoek tussen 85 cn 9 5 %, voor de jongere vrouwen ligt door d e h oge densiteit van het mammaparenchym dit percentage dui delijk lager ( 60 -8 4 % ) .13 Omdat m am m acarcinoom bij deze vrouwen met erfelijke predispositie frequent op jongere leeftijd voorkom t, zal juist deze jo n g e groep veel baat hebben van intensieve controle. Een van d e n ega tieve aspecten is dat interpretaties door radiologen die minder ervaren zijn in de mammografische diagnostiek, het aantal onnodige in vas ie ve ingrepen voor uitein delijk goedaardige afwijkingen zullen kunnen doen to e n e m e n ,1,1 D e door het onderzoek veroorzaakte o n rust zal bij deze groep vrouwen daardoor groter kunnen zíjn. Bij twijfel omtrent gelokaliseerde afwijkingen kan aanvullende informatie worden verkregen cloor bijvoor beeld (ech ogcleid e) punctie of röntgengeleide diagn os tische excisie. Hiervan kan afgezien worden indien de vrouw al besloten heeft tot preventieve ablatio, M R I o f positron-em issictom ografic kan nog verder bijdragen tot preoperatieve diagnostiek. In het bijzonder M RI lijkt een veelb eloven d e aanvulling op cle con v en tio n ele tech n iek en . 15 Leidt het onderzoek tot de diagnose ‘borst kanker’, dan dient een borstsparendc behandeling in plaats van mamma-amputatie bij deze groep vrouwen te worden afgeraden gezien het blijvend v erh o o g d e risico op borstkanker in het overblijvende borstklierweefseL V oor de contralateralc zijde kan in overw eging w orden genom en in dezelfde zitting een preventieve ablatio uit te voeren, m et als voordeel dat maar eenm aal narcose nodig is. a «
PRHVIiNTIKVIï CI II RUK CMÍÍ Als preventie van borstkanker kom t op dit m om ent al leen een chirurgische verwijdering van het borstklierw eefsel in aanmerking. H et besluit tot een p reven tieve ingreep kom t altijd na een langdurige periode van afw e gen door de vrouw, D e ervaring is dan o o k dat bij het eerste contact met de chirurg het besluit al min o f m eer vaststaat en het gesprek m eer gaat over de details van de ingreep. D e belangrijkste vraag die wij ons m oeten ste l len, is in w elke mate preventieve ingrepen werkelijk de kans op kanker reduceren. D e literatuurgegevens hier over zijn bijzonder schaars. Vanuit chirurgisch oogpunt is het duidelijk dat pre ventieve ablatio nooit volledige zekerheid kan bieden. Afhankelijk van de techniek blijft altijd wat klicrw eefsel achter, som s tot 10 % van de totale h oeveelheid als e e n subcutane m astectom ie wordt verricht. Bij 6 van de 1500 vrouwen werd na een gem iddelde follow-up duur van 9 jaar na subculane mastectomie alsnog borstkanker g e constateerd .17 Dit percentage zal stijgen naarmate de eventuele risicofactoren groter zijn, zoals uit dierenproeven is g eb lek en .I,s Dat reductie van de h oeveelh eid Ned Tijdschr Geneeskd u » 7 3 m e i;i4 i(iS )
875
borstklierweefsel inderdaad leidt tot een afname van de incidentie van borstkanker blijkt uit een onlangs ver schenen epidemiologisch onderzoek.1" Het betrof echter een groep vrouwen zonder een verhoogde kans op borstkanker. Hoe groot het risico werkelijk is bij vrou wen met erfelijke borstkanker die een preventieve abla tio hebben ondergaan, is niet bekend. Het zal echter dui delijk zijn dat als de vrouw tot deze ingrijpende maatre gel heeft besloten, het restrisico zo klein mogelijk dient te zijn. Geadviseerd wordt een reguliere ablatio (inclu sief verwijdering van de tepel) te verrichten. Ook dan nog blijft bij ongeveer 30 % van de patiënten microsco pisch klierweefsel achter.211 Eveneens schaars zijn de gegevens over de pathologi sche bevindingen bij preventief verwijderde asympto matische borsten. Een enkele maal wordt een in-situcarcinoom gevonden of zelfs een al infiltrerend carci noom. Zogenaamde premaligne afwijkingen zouden nog frequenter aanwezig zijn. Interessant is de bevinding dat in het klierweefsel van *5 van 6 preventief verwijderde borsten bij in totaal 3 vrouwen met een erfelijke aanleg, gekloneerde chromosomale afwijkingen werden aan getroffen in combinatie met epitheliale hyperplasie of in-situcarcinoma 21 In deze gevallen zou achteraf de preventieve ablatio objectief te rechtvaardigen zijn ge weest. Ablatietechniek. Indien besloten is tot preventieve ablatio, moet altijd een reconstructie worden overwogen en de mogelijkheden met de vrouw worden besproken. Er is geen enkel bezwaar de reconstructie in dezelfde zit ting uit te voeren. D e incisie voor de preventieve ablatio zal aangepast moeten worden aan de vorm van recon structie die volgt. Om die reden is het nodig dat de chirurg-oncoloog de plastisch chirurg in een vroeg stadium bij de chirurgische planning betrekt en dat de geplande operatie gezamenlijk wordt uitgevoerd, Een zogenaam de subcutane mastectomie met tepelpreservatie geeft onvoldoende bescherming en moet worden afgeraden. Een okselkliertoilet wordt pas in tweede instantie ver richt wanneer bij definitief pathologisch onderzoek een infiltrerend mammacarcinoom wordt aangetoond. D e primaire, maar ook de secundaire reconstructie kan be staan uit: (a) een implantaat, eventueel voorafgegaan door behandeling met een weefselexpander; (b) een flap van de M. latissimus dorsi of een myocutane lap van de M. rectus abdominis (zogenaamde ‘transverse rectus ab dominis musculocutaneous' (TRAM)-flap) eventueel in combinatie met een implantaat. Het implantaat is alleen toepasbaar bij vrouwen die voldoende huid over heb ben* Dit kan bereikt worden door bijvoorbeeld een ver ticale incisie, die bovendien nog cosmetische voordelen biedt. Het implantaat wordt onder de pectorale spieren geplaatst en hindert daardoor de nacontrole niet .22 Hoewel het resultaat vaak voldoende is, is het slechts bij enkele patiënten uitstekend en dan soms pas na meer dere plastisch-chirurgische correcties. In plaats van een prothese kan een weefselexpander worden toegepast. Deze verbetert het resultaat indien er te weinig huid aanwezig is. De opgerekte huid geeft voorts een betere ptosis van de gereconstrueerde borst. 876
Ned Tijdschr Geneeskd 1997 3 m ei;i4i(i8)
Nadelen zijn pijn ter plaatse van de injectiepooit en de vele polikiiniekbezoeken. Tevens dient de w eefselex pander te zijner tijd vervangen te worden door een d e finitief implantaat. D e M.-latissimus-dorsiflap kan u itste k e n d e resultaten opleveren, vooral wanneer m eer volum e is gewenst. D e reconstructie kan uitgevoerd worden in een redelijk kor te opera tied uur. Een TRAM -flap is een excellente reconstructie, maar eist het m eeste van zow el de patiënt (wat betrclt post operatief herstel) als de chirurg (wat betreft de duur van de operatie). Desalniettem in is deze vorm van recon structie zeer attractief, omdat de reconstructie in óen zit ting bereikt wordt zonder implantaat. V oor beide flapreconstructies geldt als nadeel dat er een ontsierend e x tra litteken ontstaat. Een nadeel van de tw ee spierlapreconstruclies is dat regionale nacontrole minder goed mogelijk is doordat de plastiek zich óp de pectorale m useul a tuur bevindt. Daarom zijn deze technieken niet clc eerste keus bij een primair uitgevoerde reconstructie. In geval van tekort aan eigen huid is deze optie bij secundaire reconstructie een goed alternatief. Controles na mastectomie , Omdat een preven lieve mastectomie niet de absolute zekerheid geeft dat er nim mer borstkanker zal optreden, dienen afspraken te w or den gemaakt voor regelm atige controles, Daarbij kan men denken aan zelfcontrole en een jaarlijkse specialis tische controle. D e waarde van aanvullend beeldvor mende diagnostiek is onbekend - de eerste patiënt die na een profylactische ablatio toch een m am m acarci noom kreeg, is reeds beschreven ,23 AANBEVELI NGEN
D e consensusgroep is van mening dat vrouwen met een sterk verhoogd risico op borstkanker bij voorkeur geïn formeerd en gecontroleerd dienen te worden door g e specialiseerde mammateams op poliklinieken, waar een gezamenlijk spreekuur gehouden wordt door chirurgen, klinisch genetici, plastisch chirurgen, gynaecologen en psychologen. Intensieve controle is pas dan geïndiceerd wanneer dc kans op borstkanker tw ee keer zo groot is als bij vrou wen uit de algemene bevolking. D e z e risico’s worden g e schat op basis van de uitgebreide fam ilicanam nese c n tle pathologische bevindingen bij eventuele vroegere mammabiopsieën. D e intensieve controle bestaat uit m aan delijks zelfonderzoek, halfjaarlijks specialistisch onder zoek en jaarlijkse mammografie, eventueel aangevuld met andere onderzoeksm ethoden op strikte indicatie. Met de controles m oet begonnen worden vanaf dc leef tijd van 25 jaar of vanaf 5 jaar voor cle leeftijd waarop het jongste familielid borstkanker kreeg, Preventieve dubbelzijdige ablatio wordt pas geadvi seerd bij een bewezen genmutatie o f bij een levenslang risico op borstkanker groter dan 5 0 %. In dat laatste g e val wordt in principe altijd genetisch onderzoek gead vi seerd. Tevens wordt contralaterale preventieve ablatio voorgesteld bij patiënten m et een duidelijk verhoogd ri sico en bij wie tijdens onderzoek een (pre)m aligne af-
wijking is vastgcsteld. Bij ele preventieve ablatio dient zoveel m ogelijk m am m aparenchym te worden verwij derd, dat wil zeggen inclusief de tepel. D e m ogelijkheid van een directe reconstructie van de borsten m oet met de vrouw w orden besproken. Indien ook besloten is tot taparoscopische dubbelzijdige ovariectom ie is het niet bezwaarlijk d eze ingreep direct na de preventieve mamm a-ablatio te verrichten. O ok na preventieve chirurgi sche behandeling dienen de vrouwen zich jaarlijks te la ten controleren. U itein d elijk zal de keuze voor intensieve preventieve controle o f preventieve ablatio totstandkom en na g e sprekken waarin de voor- en nadelen van beide m o g e lijkheden uitvoerig aan de orde m oeten kom en. Om die reden kunnen de hier gegeven adviezen slechts dienen als leidraad, waarna de vrouw tenslotte z e lfd e beslissing neem t. Dc andere chirurgen uil de aende mische ziekenhuizen in Neder land die in de consensusgroep zaten, waren: dr.R.A.E.M. Tollenaar, Academisch Ziekenhuis Leiden, dr.A.Hcnnipman, Academisch Ziekenhuis Utrecht, dr.J.Tinnemans, Academisch Medisch ('entrum Amsterdam, prof.dr.S.Meijer, Academisch Ziekenhuis Vrije Uni versi teil, Amsterdam en dr.C. H. J. van Eijck, Academisch Ziekenhuis Rotterdam.
ABSTRACT
Women with a hereditary risk o f breast cancer; consensus o f sur gical representatives o f the study groups for hereditary tumours with regard to intensive follow-up , diagnosis and preventive resection • Women in whom a hereditary increased risk of breast cancer is established are often moved by anxiety to ask a surgeon for intensi ve periodical cheeking of the breasts or prophylactic re section of breast tissue. This article contains a consensus on the relevant policy reached by surgeons from the two cancer cen tres and eight university hospitals in the Netherlands. - Intensive follow-up is indicated only when the risk of breast cancer is twice as high as in women from the population in gen eral. - The age from which check-up examinations are carried out is from 25 years or from 5 years before the age at which the youngest relative developed breast cancer. - For female gene carriers from families with hereditary breast cancer, whether or not identified, the risk of death from breast cancer in spite of intensive follow-up is 7 -20 %. - Preventive bilateral mastectomy is recommended only in case of a demonstrated gene mutation or a life-long risk of breast cancer in excess of 50 %. - Even after preventive surgical treatment, women should re port annually for examination, because frequently a little mam mary tissue remains behind.
l.l I I'U ATDUK
1 W o h b e s 'Ui, H u l PICI I. D e behandeling van de patiente met horstkanker: tijd v o o r bezinning. N ed Tijdschr H e e lk d 1995:4$-10. *• F ord D , F u s i o n D , Peto J. Usti males o f the gen e frequency of B R C A 1 a n d ils co n tribu tion to breast and ovarian cancer incidence. A n i J H u m Cìclici 1995;57:1457-02. ' F o rd D, Fast on I), B is h o p D, N aro d S, G o ld g a r D. Risks o f cancer in B R C A i - m u t a t i o n carriers. T h e Breast C a n c e r L in k a g e C o n sortium. L a n c e t 1994;343:692-5.
4 O o s le r w ijk JC, D e v ile e P, M eijers-H eijboer EJ, M e n k o F H , Klijn J G M , Cornelisse C.L K lo n e rin g van het eerste g e n v o o r borst-/ ovari uni k a n k e r ( B R C A i ) , kartering van een tw eede ge 11lo eus ( B R C A 2 ) en de consequenties vo or de klinische praktijk. N e d Tijdschr G e n e e s k d 1995;139:421-3. V a s e n H F A , D e v ile e P. Periodiek o n d e rz o e k van families met een erfelijke predispositie v o o r m am m acarcinoom . N e d T ijdschr G e neeskd 1993;137:2350-4. 6 V a s e n H F Ä , B e o x L V A M , C le to 11 FJ, Collette HJ, D o n g e n J A van, L e e u w e n F E van, el al. Clinical heterogeneity oi' h e re d ita ry breast cancer and its impact on screening protocols: the D u t c h e x p e r i e n c e on 24 families under surveillance, E u r J C a n c e r 1993:29A : 11 r 1-4. 7 Tilan us-Linthorst M M A , Bartels C C M , O b d e i j n A l , K u en etiB o u m e e s l e r V , Klijn J G , O u d k e r k M, Gunstige resultaten van p e riodieke controle bij vrouwen met een v e r h o o g d risico v a n borst kanker; een retrospectief onderzoek. N ed Tijdschr G e n e e s k d 1995; 5
i39;445-9C o e bergli J W W , Heijden L H van der, Janssen-Hei j ne M L G . C a n c e r incidence and survival in South-East o f the N eth erlan ds 1955-1994. Eindhoven: Integraal K ankercentrum Zuid, 1995:54-6. " R utgers E JT h , Petcrsc JL, Besnard A P E , H ijdendàal M M . G u n s t i g e resultaten van periodieke controle hij vro u w e n m e i een v e r h o o g d risico van borstkanker; retrospectief o n d e r z o e k . Ned T ijd sch r G e n e e s k d 1995; 139:1054-5. 1(1 Hoskins K F , Stopfer JE, C a lz o n e K A , M e ra jv c r S D , R e b b e c k T R , G a r b e r JE, et al. Assessm ent and counseling fo r w o m e n with a family history o f breast cancer. A guide for clinicians. J A M A 1995:273:577-85. 11 Nyström L, Rulqvist L E , Wall S, Lindgren A , Lindqvist M , R y d e n S, et al. Breast cancer screening with m am m ograp hy: o v e r v i e w o f Swedish randomised trials. Lancet 1993:341:973-8. 12 Peer P G M , D ijck J A A M van, Hendriks JH C L , H o lla n d R , V e r b e e k A L M . A g e - d e p e n d e n t growth rale o f primary breast cancer. C a n c e r H
1993:71:3547-51l ' T à b à r L, F agerhcrg G , D uffy S W , D ay N E , G a d A , Grontofl. O . U p d a t e o f the Swedish two-county program o f m a m m o g r a p h ie screening for breast cancer. Radiol Clin North A m 1992;30:187-210. M Collins FS. B R C A i - lots o f mutations, lots o f dilemmas. N Engl J Med 1996334:1 86-8. 15 B o e l e s C, Barents/ J O , Mus R D , Sluis R F van d e r, E rn in g LJ van, Hendriks JH, et al. M R characterization o f suspicious breast lesions with a gadolinium-enhanced T u r b o F L A S H subtraction techn iqu e. R a d io lo g y 1994:193:777-81. 1(1 B o d e s C, M us R D M , Holland R, Barenlsz JO, Strijk SI\ W o b b e s T , et al. Breast tumors: compariti ve accuracy o f M R imaging relative to m a m m o g r a p h y and U S for demonstrating extent. R a d i o l o g y i W 5:*l>7=743-717 Permisi V R , Capozzi A . Subcutaneous m a ste cto m y data: a final statistical analysis o f 1500 patients. A e s th e tic Plast S u rg 1989:13: 15-21. 18 W o n g JH, Jackson C F , Swanson JS, Pal inquisì M A , O y a ma A A , Miller SH, et al. Analysis o f the risk reduction o f p ro p h ylactic p a r tial m astectom y in S p r a g u c - D a w lc y rats with 7 ,12 -d im e th y lb e n zanthracene-induced breast cancer, Surgery 1986;99:67-71. |,J Baaseh M, Nielsen SF, E ngholm G, Lund K. B reast c a n c e r inci dence subsequent to surgical reduction o f Ihe fem ale breast. B r il J C a n c e r 1996:73:961-3. 2(1 T e m p l e WJ, Lindsay R L , Magi E, Urbanski SJ. T e c h n ic a l c o n s id érations for prophylactic mastectomy in patients at high risk for breast cancer. A m J Surg 1991;161:413-5. 21 T e ixe ira M R , Pandis N, G e r d e s À M , Dietrich C U , B a rd i G , A n d e r s e n J A , et al. C y to g é n ie abnormalities in an insitu ductal c a r cinom a and five prophylactically rem oved breasts from m e m b e r s o f a family with hereditary breast cancer. Breast C a n c e r R e s T r e a t 1996;38:177-82. 22 V rie W van de, G e e l A N v a n / f j o n g Joe W a i R, W i j l h o f f S J M , B o r e i R in k e s I H M , W iggers Th. Eerste resultalen van directe r e c o n s t r u c tie van de borst na mastectomie. Ned Tijdschr G e n e e s k d 1994; 138: 1949-53Z ie g le r L O , Kroll SS. Primary cancer after p ro p h y la ctic m a s t e c tomy. A m J Clin O n c o l 1991;14:451-4.
A a n v a a r d op 23 d e c e m b e r 1996
Ned Tijdschr Geneeskd 1997 3 m ct;i4 i(i8 )
877