PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
The following full text is a preprint version which may differ from the publisher's version.
For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/121637
Please be advised that this information was generated on 2015-10-23 and may be subject to change.
[1]
Streef naar een harmonieuze en duurzame samenleving
Concept Den Haag, 9 maart 2012
Namens de Mr. Hans van Mierlo Stichting: Pier Vellinga Linda Carton Diederik van der Hoeven Corina Hendriks
Dit is een concept en dient uitsluitend als input voor de discussie tijdens de conferentie “De Duurzaamheidsambities van D66” georganiseerd door de thema-afdeling Duurzame Ontwikkeling en de D66-afdeling Amersfoort (17 maart 2012). Graag niet citeren of verder verspreiden zonder toestemming van de Mr. Hans van Mierlo Stichting. Voor meer informatie neem contact op met Corina Hendriks,
[email protected]
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[2]
“Wij willen de wereld om ons heen tegemoet treden met respect en medeogen. Dat geldt voor de mensen om ons heen en voor onze omgeving. De aarde is niet van ons en dus geen gebruiksartikel. We willen stoppen met het uitputten en vervuilen van onze leefomgeving. We willen dat in de discussie over natuur en milieu niet het behoud, maar de aantasting van natuur en milieu beargumenteerd wordt” D66 Verkiezingsprogramma 2006/2010 Een van de vijf richtingwijzers van het sociaal-liberale gedachtegoed
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[3]
1. Inleiding Er is iets grondig mis met de manier waarop we met de aarde omgaan. De zeeën worden leeg gevist, de lucht wordt vervuild, het klimaat verandert. Er zijn gewapende conflicten om grondstoffen, aardolie zal tot toenemende spanningen leiden omdat de wereldproductie waarschijnlijk zijn piek heeft bereikt. Plastic zwerfvuil vind je overal, tot in de oceanen. Natuur en landschap gaan achteruit in kwaliteit, nationaal en internationaal. Belangrijke plant- en diersoorten sterven uit. Onze manier van veeteelt blijkt erg kwetsbaar voor de uitbraak van gevaarlijke ziektes. In ons land gaan meerdere levensjaren verloren door luchtvervuiling; we kunnen niet om de invloed ervan op de gezondheid van onze kinderen heen. Voor het eerst in de geschiedenis sterven er meer mensen aan overvoeding (obesitas) dan aan voedseltekorten. Tegelijkertijd zijn er twee aardes nodig om de hele wereldbevolking te voeden met een westers dieet (veel vlees). Kortom, wij teren in op ons ecologisch kapitaal. Veel mensen voelen aan dat dit niet zo langer kan. Het is niet ‘juist’, niet rechtvaardig: onze generatie neemt een onevenredig deel van de rijkdommen die aan alle generaties toebehoren. Maar het is ook sociaal en economisch desastreus: wij zetten onze eigen gezondheid, welzijn en welvaart en die van volgende generaties op het spel. Ondanks deze gevoelde urgentie gebeurt er nog te weinig. Onduurzaam gedrag levert nog altijd winst op, zowel voor bedrijven als individuen. De rekening volgt later. Gevestigde belangen staan op vele fronten op de rem, visie en durf ontbreken, korte termijn ambities winnen het vaak van de lange termijn. De instituties in onze samenleving wijzen meestal een verkeerde kant uit, want ze zijn een erfenis uit het verleden en bedoeld om te problemen van het verleden op te lossen. D66 weet dat het anders kan. Er is genoeg. De zon levert per uur net zoveel energie als het totale jaarlijkse energiegebruik ter wereld. Er zijn voldoende mogelijkheden om gezond voedsel te produceren voor iedereen, ook als de wereldbevolking groeit naar 9 miljard. Met innovatieve nieuwe technieken en met nieuwe media kunnen we meer doen met minder materialen en minder milieubelasting. Het duurzaamheidsvraagstuk is in principe een oplosbaar vraagstuk, alhoewel elke generatie met haar eigen nieuwe vraagstukken wordt geconfronteerd. De oplossing begint bij mensen zelf; dit begint met een meer bewuste houding ten aanzien van de waarde van natuur en leven en, op basis daarvan, verandering van (politieke) structuren en economische prikkels. Structuren en prikkels die ervoor zorgen dat die waarden niet verloren gaan maar blijven bijdragen aan een leefbare aarde voor ons en volgende generaties. Nog steeds denkt men vaak dat duurzaamheid in tegenstelling zou staan tot economische groei en werkgelegenheid. Dat geldt voor onze tijd zeker niet meer. Duurzaamheid is economische noodzaak. Steeds meer grote en kleine ondernemingen formuleren duurzaamheid in de kern van hun ambitie en Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[4]
strategie. En omdat duurzaamheid steeds beter meetbaar wordt gemaakt, is dat geen vrijblijvende zaak. Moderne technologieën als zonne-energie (PV) en groene chemie maken het mogelijk, duurzaam én winstgevend te produceren. Zulke technologieën beginnen nog maar net aan hun ontwikkeling en zullen een grote vlucht gaan nemen. Bovendien, net zo belangrijk: consumenten vragen om duurzaamheid, niet alleen in Europa maar bijvoorbeeld ook in China, waar duurzaamheid centraal staat in de laatste vijfjarenplannen. Ook al zien we geen echte tegenstellingen tussen duurzaamheid en economische groei, toch zijn er zeker grote knelpunten. Nederland is een dichtbevolkt land, wij produceren en exporteren veel goederen. Dit levert ons veel geld op, maar ook een bovengemiddelde belasting van het milieu. Het kost dan ook meer inspanning dan gemiddeld om ons land schoon en gezond te houden. De transitie naar duurzaamheid gaat pijn doen, vooral bij groepen die nog steeds grondstofverspilling en natuuraantasting bevorderen. Zij zullen zich gaan verzetten tegen nieuwe maatregelen en inzichten, bijvoorbeeld tegen energiebesparing en transparantie van duurzaamheidsjaarverslagen. Kijk naar de Amerikaanse auto-industrie die zichzelf failliet heeft gelobbyd (door zich zó lang in te spannen voor benzineslurpers dat zij aan hen ten onder is gegaan). Naarmate het verzet van deze dinosaurussen groter is, zullen zij de maatschappij op hogere kosten jagen. Gebrek aan harmonie is duur. Om beter in harmonie te komen met onze omgeving moeten we daarom de lange termijn meer gewicht geven in ons economisch ontwikkelingsmodel en in onze economische en maatschappelijke structuur. Wij willen onduurzame structuren aanpakken zodat ze weer productief kunnen worden. Wij willen oude tegenstellingen overwinnen om nieuwe, duurzame welvaart mogelijk te maken. Het vraagt betrokkenheid van het individu voor het geheel, en nieuwe vormen van samenwerking. Dit is wat wij bedoelen met een harmonieuze samenleving. D66 vertrouwt op de eigen kracht van mensen, in enkel- en meervoud. Individuen kunnen duurzaamheid niet in hun eentje tot stand brengen. Duurzaamheid kan alleen ontstaan door te verbinden. Verbinding tussen mensen onderling, tussen mensen en hun omgeving, tussen generaties, en tussen mensen op andere plekken op de wereld. Nieuwe verbindingen tussen lokaal en mondiaal zijn nodig. Want elk duurzaamheidsvraagstuk heeft een eigen schaalniveau; elk probleem moet worden opgelost op de schaal waarop het zich voordoet. Omgang met afval, natuur en landschap zijn bijvoorbeeld typisch lokale en regionale vraagstukken; luchtverontreiniging door uitlaatgassen is een Europees vraagstuk; het beperken van klimaatverandering speelt op mondiaal niveau. De grote internationale milieuvraagstukken kunnen we op nationaal niveau – Nederland – niet oplossen. Met Europa kunnen we een internationale voortrekkersrol spelen: innovatie gericht op vergroening van de economie is een kans voor Europa in de wereld. Om een duurzame samenleving tot stand te brengen moeten mensen zich inspannen op drie niveaus: dat van vrije individuen die verantwoordelijk handelen (het private domeindomein; thuis, werk en wijk); dat van mensen onderling waarbij individuen samenwerken om een gemeenschappelijk doel te
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[5]
bereiken (het maatschappelijke domein); en dat van de staat die wetten en structuren vastlegt (het politieke domein, lokaal, nationaal en internationaal). Activiteit op elk van deze domeinen is nodig om het doel te verwezenlijken: niet één kan zonder de twee andere. In het private domein kunnen mensen voor duurzaamheid kiezen; in het maatschappelijke domein kunnen zij zich voor duurzaamheid organiseren; in het politieke domein kunnen zij macht daarvoor ontwikkelen1. Centraal staat het maatschappelijke domein: daar waar mensen zich gezamenlijk inzetten voor maatschappelijke doeleinden. Ook in deze samenwerking voor maatschappelijke vernieuwing ligt de ‘harmonie’ waarvoor D66 zich inzet.
1
Met deze ideeën bouwt dit essay voort op de eerdere publicaties ‘Vertrouw op de eigen kracht van mensen’ en ‘Ordening op Orde’ van de Mr. Hans van Mierlostichting.
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[6]
2. Het private domein: mensbeeld Duurzaamheid is voor D66 vooral een ethisch vraagstuk; in hoeverre nemen mensen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het leven nu en later, hier en elders? Betalen we onze milieurekening zelf, en investeren we in vernieuwing? Of doen we niets en schuiven we deze rekening door naar anderen of naar later? Zelfs als de milieuvriendelijke keuzes te duur of volstrekt onpraktisch zijn, of wanneer je er niet in je eentje voor kunt kiezen, kunnen mensen zich hiermee bezig houden en naar wegen zoeken. Dit is een kwestie van persoonlijke moraliteit: iets goeds te doen. D66 vertrouwt op de eigen kracht van mensen. Dit uitgangspunt is gebaseerd op de overtuiging dat elk individu een eigen wil heeft en in staat is tot eigen oordeelsvorming2. Dit betekent niet dat alle mensen ‘goed’ zijn of ‘goed’ doen; duurzaam handelen of juist niet. Hoe de mens handelt is zijn eigen, persoonlijke morele keuze. De sociale omgeving van het individu is echter wel van grote invloed op deze afweging. Wij zien mensen niet als louter egocentrische wezens, zelfs de term ‘welbegrepen eigenbelang’ dekt niet de motieven waardoor mensen worden geleid in kwesties rond duurzaamheid. Mensen hebben vanuit zichzelf ook de behoefte om iets goeds te doen voor elkaar en zijn ook genegen tot samenwerking. Bij onze visie op het vraagstuk van duurzaamheid doen wij mede een beroep op deze menselijke eigenschappen. Veel mensen doen daadwerkelijk in hun persoonlijke leven iets voor duurzaamheid, zoals afval scheiden, zonnepanelen op het dak, en geld geven aan natuurorganisaties. Ook al twijfelen velen van ons aan de effectiviteit, toch doen we het. Gedreven door intuïtie dat het niet goed gaat met natuur en milieu, en zoekend naar mogelijkheden om daar zelf wat aan te doen. Gelukkig kan dat ook: individuen kunnen zelf al veel doen, als consument, als medewerker in een bedrijf, als bewoner van een buurt, als participant in de lokale organisaties en politiek. In de ethiek wordt het doel van het morele streven van de mens ‘het goede leven’ genoemd, het leven waarin mensen in harmonie zijn met hun morele wetten en hun persoonlijke behoeften. Vaak wordt gedacht dat ‘duurzaamheid’ bovenop het ‘goede leven’ extra eisen aan mensen zou stellen: minder consumeren, meer altruïsme. Volgens ons is dat niet zo. Het goede leven ís het duurzame leven. Gezonde voeding komt voor een groot deel overeen met duurzame voeding; gezonde mobiliteit komt grotendeels overeen met duurzame mobiliteit. En duurzame energie geeft een groter gevoel van onafhankelijkheid. Gelukkig zijn er steeds meer mogelijkheden voor consumenten om keuzen te maken die voldoende comfortabel zijn en ook bijdragen aan duurzaamheid: reizen met openbaar vervoer of met zuinige en/of elektrische auto’s en scooters, fair trade kleding, (deeltijd-)vegetariër, groene stroom, compensatie vliegreizen. Duurzaam gedrag is wel bewust gedrag, maar hoeft geen opoffering te zijn. Zie de publicatie “Vertrouwen op de eigen kracht van mensen”, Mr. Hans van Mierlo Stichting (2009). 2
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[7]
Mensen zijn vrij om te kiezen, vrij om hun eigen invulling te geven aan het goede leven, maar dit vrije goede leven is niet vrijblijvend. Vrije individuen weten dat ze onderdeel vormen van een groter geheel. Dit is de essentie van het sociaalliberalisme. Societas betekent verbondenheid met anderen, niet alleen in de directe omgeving maar ook over grenzen heen. Deze verbondenheid brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Je steelt daarom niet van anderen: niet van je buurman en ook niet van mensen aan de andere kant van de aardbol. Op die verantwoordelijkheid mogen we elkaar ook aanspreken: als het gaat om de toekomst van onze leefomgeving en kansen voor volgende generaties mogen wij in het publieke domein (zie het volgende hoofdstuk) een moreel appel op elkaar doen. D66 vindt duurzame individuele keuzes belangrijk omdat deze het draagvlak creëren voor veranderingen in organisaties en de samenleving. Morele verantwoordelijkheid gaat verder dan duurzaam gedrag in de privésfeer. Ook op het werk kunnen en moeten mensen een bijdrage leveren aan de verduurzaming van de samenleving. Bijvoorbeeld door verantwoordelijkheid te nemen bij milieuschadelijke processen of het ter discussie stellen van schadelijk gedrag. Wij zien vaak dat mensen impliciet of expliciet verschil maken tussen hun persoonlijke ethiek en hun rolethiek: hun ethiek als functionaris en rollendrager (werkgever, werknemer etc.). Wij menen dat tussen persoonlijke en rolethiek geen grote kloof bestaat of zou moeten bestaan. Dit is belangrijk omdat mensen vaak op het werk de beslissingen nemen met de grootste duurzaamheidseffecten. Ook in de lokale omgeving kan iedereen iets doen op het gebied van duurzaamheid, bijvoorbeeld door initiatieven tot gezamenlijk beheer van groen, organisatie van de energievoorziening, introductie van autodeelsystemen, niet verharden van je voortuintje, of de keuze voor streekeigen producten of stadslandbouw. En ook de mens als burger kan bijdragen aan duurzaamheid: door de wet te respecteren, zich te informeren over duurzaamheid, en door politiek actief te worden. Mensen kunnen vervuiling, klimaatverandering en de productie van ongezond voedsel echter niet vanuit hun persoonlijke moraliteit stoppen. Onduurzaamheid zit overal in de samenleving, het is nog steeds ingebakken in wetten en structuren. Samenwerking met anderen is beslist noodzakelijk om dit te veranderen. Een effectieve verbinding tussen individuen, groepen, maatschappelijke organisaties en bedrijven is cruciaal voor de versnelling naar duurzaamheid. Samen kunnen mensen méér. Daarover gaat het volgende hoofdstuk.
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[8]
3. Het maatschappelijke domein: mensen onderling D66 ziet in het maatschappelijk domein de sleutel tot verduurzaming van de samenleving: een maatschappelijk middenveld waarin mensen gezamenlijk duurzaamheid nastreven. Niet op de ‘oude’ manier: hiërarchisch, gesloten en geformaliseerd, maar op een ‘nieuwe’ manier: op basis van gelijkwaardigheid, open en vaak ad hoc. Dit is al volop aan de gang. Onze maatschappij is vol initiatieven voor duurzaamheid. Mensen nemen zelf het heft in handen en gaan in vrijheid ‘lichte’ verbindingen aan. Veel mensen willen áf van grote anonieme instellingen waarmee zij alleen door een website en een callcenter verbonden zijn. De moeite van het zelf-regelen en samen-regelen nemen ze graag op de koop toe, veel mensen blijken dat zelfs plezierig te vinden. Vertrouwen en verbinding zijn de kernwaarden van deze nieuwe initiatieven. Van oudsher zijn nonprofitorganisaties of NGO’s (Nongovernmental Organizations) de vorm waarin het streven naar duurzaamheid gestalte krijgt. Zij vormen de kern van het maatschappelijke streven naar duurzaamheid. Maar dit streven kan alleen succesvol zijn wanneer er van veel méér kanten naar dit doel wordt gestreefd. Oude en nieuwe vormen van samenwerking. Buurtbewoners zetten samen een decentraal energiebedrijf op, of organiseren standslandbouw. Veel jonge mensen kiezen voor werk in de groene economie of zetten zich naast een baan op vrijwillige basis in voor verbetering van de leefomgeving. Gepensioneerde ondernemers stellen hun vaardigheden ten dienste van startende bedrijven of ontwikkelingssamenwerking. Bedrijven, bewoners, winkels en scholen nemen samen het initiatief voor het opknappen van de buurt. Crowdfunding is een manier om zelf verantwoordelijkheid te nemen. ZZP’ers verzamelen zich in grotere eenheden (om de markt beter te kunnen bedienen of om zich in te dekken tegen een dip in de markt). Daarmee parallel loopt een herwaardering van het lokale en regionale niveau van activiteiten en besluitvorming. Deze nieuwe vormen van samenwerking in het maatschappelijke domein omvat ook het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven ziet steeds meer mogelijkheden om geld te verdienen met duurzame productiewijzen, en zoeken daardoor de samenwerking met non-profitorganisaties. Een in het oog springend voorbeeld hiervan zijn de zogenoemde Ronde Tafels, waarin bedrijven en NGO’s samenwerken voor duurzame productie van grondstoffen als cacao, suiker, palmolie en soja. Het Nederlandse bedrijfsleven speelt in vele van deze internationale Tafels een belangrijke rol. Maar ook regionaal zoeken mensen en organisaties elkaar en organiseren zij ronde tafels gericht op kwaliteitsverbetering van hun eigen omgeving. Bijvoorbeeld ter verhoging van veiligheid en woonkwaliteit in nauwe samenwerking tussen winkels, scholen, kantoren en gemeenten. Wij kunnen deze initiatieven de ‘vernieuwing van het maatschappelijk middenveld’ noemen. Deze vernieuwing is dringend nodig, omdat verduurzaming van de samenleving niet door de overheid (in Den Haag of Brussel) kan worden aangestuurd en het ‘oude’ maatschappelijk middenveld niet Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[9]
de prioriteiten van vandaag weerspiegelt. Deze structuren functioneren niet op basis van hiërarchie en formaliteiten, maar op basis van gelijkwaardigheid en onderlinge verbondenheid. Ronde Tafels, of hoe ze verder ook worden genoemd, ontwikkelen creatieve wegen om uiteenlopende belangen te bundelen ten dienste van duurzaamheid in brede zin. Ze bereiken meer dan elk van de deelnemers afzonderlijk zou kunnen doen. Maar we zien in het bestaande maatschappelijk middenveld ook een tegenbeweging op gang komen. Bedrijven die belang hebben bij onduurzaamheid willen zo lang mogelijk profiteren van hun investeringen uit het verleden. Sommige bedrijven met afkalvende markten zullen zo lang mogelijk hun leven willen rekken als winstgevend sterfhuis. Belangengroepen zullen steeds sterkere lobby’s inzetten om duurzame maatregelen tegen te houden of terug te draaien. Onduurzaamheid is er ook in de vorm van milieucriminaliteit. Deze speelt zich vooral internationaal af (grootschalige dump van afgedankte apparatuur in WestAfrika en India), maar steekt ook weer de kop op in eigen land. Tegenlobby en milieucriminaliteit maken staatsinterventie blijvend noodzakelijk (zie het volgende hoofdstuk). Maar ook het maatschappelijk middenveld zelf kan hierin een rol spelen door transparantie van informatie te eisen. Productinformatie en duurzaamheidsjaarverslagen behoren evidence based te zijn. Bedrijven kunnen dat onderling van elkaar verlangen, consumenten kunnen dat weer van bedrijven vragen, en de overheid (zie het volgende hoofdstuk) moet erop toezien dat bedrijven en instellingen inderdaad eerlijke informatie verstrekken. De vernieuwing van het maatschappelijk middenveld gaat gepaard aan vergroening van de economie. Economische groei en vergroening van de samenleving worden nog vaak als tegenovergestelde ambities gezien. De realiteit is al anders, zoals blijkt uit de aandacht die veel bedrijven besteden aan duurzaamheid als bedrijfs- en winststrategie. Sinds enige tijd heeft het ondernemerschap dat zich ten dienste stelt van duurzaamheid een naam: maatschappelijk verantwoord ondernemen of MVO. Interessant genoeg zijn MVO-bedrijven bovengemiddeld innovatief. Onze maatschappij heeft MVO dus om meerdere redenen nodig: omwille van duurzaamheid, en omwille van toekomstige economische waardeschepping. De MVO-ervaring van koploperbedrijven leert ons ook welke regelgeving in de weg staat en welke (nieuwe) regelgeving nodig is voor verduurzaming. Ook buiten de wereld van MVO proberen veel bedrijven steeds duurzamer te worden. Er worden Sustainability Indexes samengesteld waarop een aantal Nederlandse bedrijven hoog scoort. Unilever, een van hen, heeft als doel verdubbeling van de omzet bij gelijktijdige halvering van het beslag op natuur en milieu. Andere bedrijven die hoog scoren in hun categorie zijn DSM, AkzoNobel, Philips, PostNL en Air France/KLM. De centrale plaats van duurzaamheid in hun strategie is niet in tegenspraak met het creëren van aandeelhouderswaarde. Integendeel: het feit dat de onderneming niet alleen de kortetermijnbelangen van de aandeelhouders dient, lijkt de onderneming een meerwaarde te geven. Een organisatie als de World Business Council on Sustainable Development (WBCSD) vertegenwoordigt en stimuleert deze stroming in het internationale
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[10]
bedrijfsleven. Ook veel middelgrote bedrijven maken een doelbewuste transitie naar duurzaamheid, en veel startende bedrijven richten zich volledig op de markt van duurzame technologie en handel. Voor deze koersverlegging van het bedrijfsleven is het essentieel dat de technologie momenteel reuzensprongen maakt in duurzame richting. In belangrijke sectoren als energie, chemie, water en transport gaat het overgrote deel van de innovaties in deze tijd om vermindering van energie- en materiaalverliezen, verbeterde recycling, voorkómen van de productie van giftig afval, lager gebruik van schaarse grondstoffen, kortom om verlaging van de footprint en verbetering van de duurzaamheid. In de agrarische sector kan er ook veel, maar de problematiek is weerbarstig. Naast technologische zijn ook organisatorische innovaties nodig (cocreatie, innovatie in de keten). De productiewijze van vandaag is misschien nog onduurzaam – die van morgen of overmorgen al heel wat duurzamer. Met een wat ruimere blik, meer leiderschap en verantwoordelijkheidsgevoel, en het nemen van wat meer risico kan het handelen van veel bedrijven aanzienlijk worden verduurzaamd. De consequentie is dat economische groei een andere inhoud gaat krijgen. Met duurzame innovatie, geholpen door regelgeving die milieumisbruik tegengaat, verdwijnt de tegenstelling tussen economie en ecologie. Economische groei wordt groene groei: groei die samen gaat met verlaging van de druk op natuur, milieu en grondstoffen. D66 wil zich op alle niveaus inspannen om deze vergroening van de economie te versnellen. Niet alles is door slimme samenwerking van burgers en bedrijven op te lossen. Er zullen bijvoorbeeld altijd situaties blijven bestaan waarin individuele baten gepaard gaan met collectieve kosten. Bedrijven kunnen misbruik maken van ecologisch kapitaal door lozing van giftige stoffen, en boeren kunnen de bodem uitputten. Mijnbouwbedrijven kunnen hun terrein vervuild achterlaten. Wetten en regels zijn noodzakelijk, en dit is voor het economisch verkeer niet anders dan voor duurzaamheid. Regulering is een essentiële functie van de overheid als marktmeester. De recente geschiedenis van het internationale financiële systeem laat dit helder zien. Wetten en regels zijn het domein van de politiek. Daarop richten wij het vizier in het volgende hoofdstuk.
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[11]
4. Het politieke domein: burger en staat Voor D66 is duurzaamheid geen klassiek verdelingsvraagstuk, maar een politiek vraagstuk. Er is vaak genoeg, soms is er zelfs sprake van overvloed, denk aan zonne-energie. Het probleem is politieke wil en daadkracht; bestaande instituties en regels zijn niet ingericht om het streven naar duurzaamheid te faciliteren. Duurzaamheid vereist een herordening van onze instituties. Het tot stand brengen daarvan is de rol van de politiek, en dus van politieke partijen: door mensen met dezelfde doelen en samenlevingsbeelden te verenigen om daarmee de politieke richting van Nederland en Europa te beïnvloeden. Het instrument van de politiek is de overheid. Niet alleen de nationale overheid, maar ook gemeenten, provincies, Europa en de Verenigde Naties. Duurzaamheid is bij uitstek een internationaal vraagstuk, en vergt dus op dat niveau politieke daadkracht. Of het nu gaat om internationale overeenkomsten met betrekking tot broeikasgassen of de rol van duurzaamheid in handelsverdragen, om het sparen van ijszeeën en tropische regenwouden of politiecapaciteit bij internationale milieucriminaliteit. Grote internationale milieuvraagstukken kunnen wij als Nederland niet alleen oplossen. Maar samen met andere landen in Europa kunnen we onze stem laten horen bij internationale onderhandelingen en verdragen. Daarom is juist voor duurzaamheid Europa van groot belang. Samen staan we sterk: niet alleen politiek, maar ook economisch. Wat kan een overheid doen? De overheid moet allereerst, en heel basaal, ingrijpen bij misstanden. Wanneer mensen of bedrijven onduurzaam handelen, moet de overheid met wetgeving, handhaving of heffingen en belastingen direct kunnen ingrijpen in de misstand, ook als dat ingaat tegen gevestigde belangen. En als machtsblokken de verduurzaming van de samenleving tegenhouden, is hulp van de overheid (gesteund door de politiek) nodig om deze te doorbreken. Handhaving van transparante informatievoorziening, en controle daarop, is verder een machtig middel van de overheid om de overgang naar een duurzame samenleving te bevorderen. Desinformatie over duurzaamheid (denk aan het klimaat) zal een toenemende rol gaan spelen. ‘Evidence-based’ informatievoorziening moet hiertegen een dam opwerpen. Of het nu gaat om productinformatie, duurzaamheidsjaarverslagen of beleidsontwikkeling: er moet worden toegezien op eerlijke en transparante omgang met feiten, statistische gegevens en wetenschappelijke inzichten. D66 wil dat onafhankelijke instituties de duurzaamheidgegevens van bedrijven en instellingen controleren, zowel in Nederland als in Europa. Bij overheidsingrijpen horen ook maatregelen die het gedrag van mensen beïnvloeden. Dit op basis van het principe de vervuiler betaalt. Prijsprikkels vormen een belangrijke manier om dat te doen; individuen hebben de vrijheid om onduurzaam te handelen, maar daar zit wel een prijs aan vast. Als de prijzen verkeerde signalen afgeven (goedkope onduurzame grondstoffen, kosteloze vervuiling) is het een taak van de overheid, deze prikkels recht te zetten door heffingen, belastingen, vrijstellingen of marktordening (zoals de Europese markt Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[12]
voor CO2-uitstootrechten). In vele gevallen is een heffing (meestal in een pakket van maatregelen) een goede manier om gebruikers te prikkelen, andere keuzes te maken. Heffingen worden vaak ook gemotiveerd door de kosten die vervuilend of onduurzaam gedrag veroorzaakt. Zulke externe (niet door de gebruiker gedragen) kosten worden door de heffing geïnternaliseerd, waardoor de gebruiker de ‘juiste’ (maatschappelijk verantwoorde) prijs moet betalen. Nog belangrijker dan direct ingrijpen is de marktordening door de overheid. Wij leggen de nadruk op de bevordering van duurzaamheid in het maatschappelijke domein, door mensen onderling. Dan is het van groot belang dat de marktomstandigheden waaronder zij hun beslissingen nemen, het belang van duurzaamheid weerspiegelen. Markten moeten door overheden worden gereguleerd en in stand gehouden (een van de lessen van de kredietcrisis). De ordeningsregels zijn een afspiegeling van de prioriteiten van de overheid. Wanneer duurzaamheid bij die overheid hoog in het vaandel staat, dan staan de richtingaanwijzers op het marktplein in de richting van duurzaamheid. In vele gevallen is het niet eens nodig dat de overheid uitdrukkelijk richting duurzaamheid reguleert. Er staan in de marktordening momenteel juist vele richtingaanwijzers naar onduurzaamheid, een erfenis uit een verleden waarin andere prioriteiten golden. Deze zouden met spoed moeten worden opgeruimd (heffingen, subsidies, belastingregels, ook in minder voor de hand liggende domeinen als vennootschapsbelasting) om op zijn minst een vlak speelveld (‘level playing field’) voor duurzame productiewijzen en duurzaam gedrag te scheppen. Voor al deze vormen van overheidsingrijpen geldt: consistentie en voorspelbaarheid van beleid staan voorop. Veel ‘groene’ initiatieven hebben grote problemen ondervonden door zwenkend overheidsbeleid: bijvoorbeeld windenergie (zelfs tweemaal), zonne-energie (ook tweemaal) en biogas. Het is goed dat de overheid actief is, kansen signaleert en zijn beleid daarop afstemt. Maar de instrumenten moeten dan wel zó in elkaar zitten dat zij langere tijd kunnen worden volgehouden, en niet na een paar jaar ten offer vallen aan (financiële) heroverwegingen. Bij duurzaamheidsbeleid kunnen we een voorbeeld nemen aan tijdsbestendige regelingen rond Deltawerken en wegenaanleg, door de vorming van fondsen. Het zou tot de politiek moeten doordringen dat duurzaamheid net zo´n langetermijnbelang is als bescherming tegen het water en bereikbaarheid. Een betrouwbare overheid is dan minstens zo veel waard als een actieve overheid. Naast consistentie van beleid is het van groot belang dat de problemen worden aangepakt op het niveau waarop ze zich voordoen, en het beste kunnen worden aangepakt. Alleen ‘centrale kaders’ stellen is onvoldoende. Centrale besluitvorming leidt al snel tot algemene normen, niet aangepast aan specifieke omstandigheden. Lokale bestuurders kunnen vaak beter lokale kansen en belemmeringen waarnemen dan landelijke ambtenaren en politici. Verschuiving van de maatschappelijke besluitvorming naar decentrale niveaus is vaak niet alleen goed voor betrokkenheid van burgers en het doen van de juiste keuzes, maar ook voor de beweging van de maatschappij naar duurzaamheid.
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012
[13]
Ook al is er de laatste decennia veel ten goede veranderd, de nationale en internationale politiek heeft zich nog niet echt bekend tot duurzaamheid. De laatste jaren wordt de politieke agenda bijvoorbeeld gedomineerd door financiële schulden (lenen van de toekomst), terwijl de milieuschuld daarbij ver in de schaduw staat. Economie en ecologie zijn echter geen tegenstellingen meer (zie vorige hoofdstuk). Hetzelfde beperkte en eenzijdige perspectief heerst nog steeds in het internationale ontwikkelingsdebat: het is gericht op armoedebestrijding, terwijl milieu daarbij nauwelijks een rol speelt. Ontwikkelingslanden hebben echter vaak beschikking over mondiaal belangrijke natuurgebieden. Zij kunnen in samenwerking worden gestimuleerd, zich economisch beter te ontwikkelen en tegelijkertijd hun ecologisch kapitaal goed in stand te houden. Internationale instituties moeten worden vernieuwd, zodat de focus bij ontwikkelingssamenwerking verschuift van armoedebestrijding naar de zogenoemde global benefits: ontwikkelingsmodellen waarbij zowel rijke als arme landen baat hebben. Van de politiek moeten we in kwesties van duurzaamheid in de eerste plaats leiderschap verwachten. Leiderschap bij het agenderen van het einde van het conflict van economie en ecologie; leiderschap bij het bestrijden van milieucriminaliteit; leiderschap bij transparante en gecontroleerde informatievoorziening; leiderschap bij het geven van ruimte aan het maatschappelijke niveau, waarin mensen zich verenigen om duurzaamheid te bevorderen. Maar het belangrijkst is leiderschap bij het opruimen van oude instituties: verouderde regels en financiële en fiscale prikkels, en vooral: internationale organen en afspraken die het mogelijk blijven maken, in te teren op het ecologisch kapitaal van onze Aarde.
Mr. Hans van Mierlo Stichting
Conceptversie
Den Haag, 9 maart 2012