PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/14388
Please be advised that this information was generated on 2015-11-16 and may be subject to change.
AP 1989/3
Klassepositie en autoritarisme: hernieuw de toets van een klassieke hypothese P. S cheepers, R. E is in g a e n L .B . van S n ip p e n b u rg
i.
Inleiding;
Onlangs is in dit tijdschrift ccn discussic gevoerd tussen Middendorp en Meloen ( 1989) en Dekker en Ester ( 1989) over het autoritarisme van de ar beidersklasse. Dc aanleiding daartoe was ccn onderzoek van laatstge noemden naar de relatie tussen klassepositie en autoritarisme met behulp van de klassenindeling van Wright ( 1979 , 1985 ). Uit dit onderzoek was gebleken dat ‘de arbeidersklasse zich geenszins systematisch onderscheidt van andere sociale klassen door proportioneel hogere autoritarismenivcaus’ (Dekker en Ester 1986 : 27 ). M iddendorp en Meloen ( 1989) hebben met name bezwaren tegen de klassenindeling die Dekker en Ester in hun onderzoek hanteerden. Zij komen tot de bevinding dat dit meetinstru ment slechts zwakke lineaire verbanden vertoont met andere klassc-indicatorcn. Daaruit concluderen zij dat dc validiteit van Wrights indeling te wensen over laat. Het w eerw oord van Dekker en Ester op deze kritiek is dat de ‘indeling van Wright op dit m om ent de beste keuze vorm t vanwege haar (...) moge lijkheden tot vergelijking en cumulatie van onderzoeksresultaten’ ( 1989: 99 - 100). Deze repliek is in zekere zin wat overdreven, omdat op basis van dit argum ent een andere klassenindeling veel eerder in aanmerking komt. In 1979 is namelijk door Erikson, Goldthorpc cn Portocarcro ( 1979 , 1983 ) een klassenindeling ontw orpen voor internationaal vergelijkend onder zoek. Deze zogeheten EGP-indcling is inmiddels in clt landen met succes toegepast, onlangs nog in Nederland door Ganzeboom e.a. ( 1987 ). Bo vendien bleek in rcccnt onderzoek dat zij een relatief sterke verklarings kracht heeft voor sociopolitiekc attitudes als politiek vertrouwen, politie ke apathie en opvattingen over socialc ongelijkheid (Kraaykamp, Van Snippenburg cn Ultec 1989). In deze korte bijdrage presenteren we dc resultaten van een onderzoek naar het arbeidersautoritarisme met behulp van dc EGP-klassenindeling. 337
AP
1989/3
Allereerst bekijken wc de relatie van deze indeling met een aantal andere indicatoren voor sociale klasse. Vervolgens onderzoeken wc o f het autori tarisme onder arbeiders sterker is dan onder leden van andere klassen. Bo vendien gaan wc na wat de verschillen zijn tussen de klassen in anomie, nationalisme, negatieve houding tegenover etnische minderheden, poli tiek w antrouw en, steun aan beperking van burgerlijke vrijheden en het hebben van een traditioneel beeld van de vrouw. Ten slotte toetsen we of eventueel gevonden verschillen verdwijnen, indien wc rekening houden met het opleidingsniveau. Zowxl D ekkeren Ester ( 1986) als Middendorp en Meloen ( 1989) suggereren deze laatste controle.
Data en meetinstrumenten Voor de analyse maken we gebruik van gegevens die zijn verzameld in het kader van het onderzoeksproject ‘Sociaal-culturelc ontwikkelingen in Nederland 1985 ' ( S O C O N 85 ). Deze gegevens worden representatief ge acht voor het volwassen deel van de Nederlandse bevolking. In tabel 1 zijn de belangrijkste bijzonderheden van de meetinstrumenten samengevat; zie Fclling e.a. ( 1987 ) voor meer gedetailleerde documentatie. Naast de EGP-klasscnindcling hanteren wc als indicatoren voor sociale klasse de hoogst genoten schoolopleiding, de ITS beroepenindcling van Van Wcsterlaak e.a. ( 1975 ) en de U&S bcrocpsprcstigcschaal van Sixma en Ultec ( 1983 ). De attitudcschalcn komen overeen o f vertonen grote ge lijkenis met de meetinstrumenten die Dekker en Ester ( 1986) en Midden dorp en Meloen ( 1989) hebben gebruikt.
3.
Validiteit van de EGP-klassem ndeling
In tabel 2 is de verdeling weergegeven van de werkende beroepsbevolking in Nederland volgens de EGP-klasscnindcling. Bovendien is daarin de sa menhang gepresenteerd tussen deze indeling en de andere indicatoren voor sociale klasse. In deze studie rekenen we degenen die handarbeid in loondienst ver richten tot de arbeidersklasse. Dit zijn de EGP-catcgoriccn V, VI, Vila en Vllb. In tabel 2 is te zien dat er een sterke samenhang bestaat tussen de EGP-indcling en de andere drie indicatoren voor sociale klasse. Dit geldt met name voor de samenhang met de U&S bcrocpsprestigeschaal. Verder kunnen wc constateren dat de samenhangen met geheel monotoon, laat staan lineair zijn. ‘ Zo blijkt dat routine hoofdarbeiders (III) gemiddeld ge338
-------------------------------♦----------------------------------------------------------------------------------P. Scheepers e.a. Klassepositiecn autoritarisme
Tabel 1'. K lassenindelingen en attitudeschalen schaal
bron
E G P -indeling
E rikson e.a. ( 1 9 7 9 , 1983 )
b e tro u w baarheid
range
X
std. dev.
10 nom inale
klassen
overige indicatoren voor sociale klasse: hoogst genoten opleiding ITS berocpenindeling U&S beroepsprestigcschaal
1-7
3.5
1-7
1-6
3-2
1.5
13-87
45-7
18.8
Van W esterlaak e.a. (1975) Sixm a en Ultee ( 1983)
attitudeschalen: autoritarism e
M id d e n d o rp ( 1979 )
.78
0 - 10 0 0
500
100
anom ie nationalism e negatieve houding m inderheden politiek w a n tro u w e n beperking b u rg e r lijke vrijheden traditioneel beeld v ro u w
Felling e.a. ( 1 9 8 6 ) Felling e.a. ( 1986 )
.7 6
0 -1 0 0 0
500
100
.81
0 - 10 0 0
500
100
Felling e.a. ( 1986 )
.91
0 - 10 0 0
500
100
H eunks ( 1973 )
•74
0 -1 0 0 0
500
100
M id d en d o rp ( 1979 )
•74
0 -6
2.5
1.8
M id d en d o rp ( 1979 )
.6 7
0 - 10 0 0
500
100
nomen ccn lager opleidingsniveau hebben dan kleine zelfstandigen met personeel (IVa). Supervisorcn handarbeid en hooggeschoolde handarbei ders (V) genieten volgens de gegevens in de rechter kolom meer sociaal aanzicn dan kleine zelfstandigen zonder personeel (I Vb) en de zelfstandige boeren (IVc). Maar deze samenhangen zijn dermate sterk dat we met de EGP-indeling de scores op de andere indicatoren voor sociale klasse be hoorlijk tot goed kunnen vóórspellen. Daarom ondersteunen deze resul taten naar onze mening de validiteit van de EGP-classificatie.
3 39
AP
1989/3
Tabel 2: Frequentieverdeling van de E G P -indeling en de sam enhang m et andere indicatoren v o o r socialc klasse
abs.
perc.
oplei ITS dingsni beroepsveau groepenindeling
U&S berocpsprestige schaal
12.4
4.82
5-34
75-54
212 26.0 212 26.0
4.91 3•64
4-33 3-30
63.20 44.56
3-^3
40.00
E G P-catcgorieen
I
II
III IVa IVb IVc V
VI Vila VI Ib
hogere leidinggevenden, grote zelfstandigen en academici lagere leiding gevenden, geschoolde hoofdarbciders routine hoofdarbeiders kleine zelfstandigen m et personeel kleine zelfstandigen zonder personeel zelfstandige boeren supervisoren h an d arbeid, hooggeschoolde handarbeiders geschoolde h an d arbeiders h a lf-e n ongeschoolde handarbeiders ongeschoolde land arbeiders
Totaal cta P
4.
gem iddelde score op
101
25
3.1
21 20
2.6 2.$
3-44 2.86
2.56 2.83
37.11
27
3-3
3-03
3.00
40.52
52
6.4
2.52
2.36
28.54
136
16.7
2.63
2.26
26.75
9
1.0
2.36
2.14
26.00
•55 .00
.66 .00
.85 .00
3-93
35-23
N = 815 100.0 %
Arbeidersklasse en autoritarisme
Voor dc vcrdcrc analyse van dc relatie tussen klassepositie en autoritaris me hebben we de EGP-indeling omgezet 111 negen dummyvariabclen en een referentiecategorie, namelijk de klasse van hogere leidinggevenden, grote zelfstandigen en academici (EGP-catcgoric I). Met deze d u m m y v a riabclen hebben wc vervolgens multiple regressieanalyse uitgevoerd. Dc gcschattc cocfficicntcn zijn weergegeven in tabel 3 . Dc coëfficiënten in dc340
----------------------------------------------------------------------------------------------- 1 ---------------------------------------------------------------------------------------------------
P. S cheepers e.a. Klasscpositie cn autoritarisme
Tabel 3: Regressie van autoritarism e, anom ie, nationalism e, negatieve houding tegenover m in derheden, beperking van burgerlijke vrijheden, politiek w an tro u w e n en traditioneel beeld van de v ro u w op de E G P -in d clin g ' EGPcategorieën 1
11
III IVa
IVb
IVc V
VI VIIa
V llb
AUTO
hogere leiding gevenden, g ro te zelfstandigen cn academici (intcrccpt) 476 lagere leiding gevenden, ge schoolde hoofdarbeiders - 3 1 * routine h o o fd arbeiders -2 kleine zelfstan digen m et per soneel 93* kleine zelfstan digen zonder personeel 26 zelfstandige boeren 71* supervisoren handarbeid, h o o g g esch o o l de handarbei ders 45* geschoolde handarbeiders 15 half-cn o n g e schoolde h an d arbeiders 38* ongeschoolde landarbeiders 55 adjusted R '
.0 9
ANOM
NATI
NEGAT M IN
B EPE VRIJ
POLI WAN
TRAD VROU
450
484
488
1.96
478
484
-4 2 *
-4 4 *
-•25
7
28*
- 27*
.20
7
-.0 8
—22
51*
-I
7
33*
3
3«
67*
64*
32
45*
27
43*
54*
48*
1-33*
33
38
34
-.0 7
48*
30*
34*
•13
i 9
60*
86*
43*
35*
.4 8 *
44*
25*
43
74*
48
•37
.09
.12
. 10
•03
.08
17
9
-1 4
-1 7
64 *
27
44
.02
i) ongestandaardiseerde regressiecoëfficiënten, N = 8 i s, * = p < . 0 5
341
.0 9
AP
1989/3
zc tabel dienen als volgt te worden geïnterpreteerd. Het intcrcept is de voorspelde score van de klasse van hogere leidinggevenden, grote zelf standigen en academici (dc rcfcrcnticklassc). Dc ongcstandaardisccrdc rcgrcssiccocfficicntcn geven het verschil in voorspelde scorc weer tussen deze rcfcrcnticklassc cn dc overige sociale klassen. Dc arbeidersklassen V cn Vila blijken significant meer autoritair te zijn dan hogere leidinggevenden, grote zelfstandigen cn academici. Kleine zelfstandigen met personeel (IVa) cn zelfstandige boeren (IVc) blijken cchtcr het meest autoritair tc zijn. Kleine zelfstandigen met personeel cn zelfstandige boeren hebben ook dc meest negatieve houding tegenover ctnischc minderheden. Zelfstandige boeren zijn bovendien het meest ex treem in hun steun aan beperking van burgerlijke vrijheden en hun tradi tionele beeld van dc vrouw. Ten aanzien van anomie, nationalisme cn politiek w antrouwen liggen dc zaken iets anders. Ongeschoolde landarbeiders (Vllb) blijken het meest nationalistisch tc zijn, gevolgd door kleine zelfstandigen met personeel en zelfstandige boeren. Half- en ongeschoolde handarbeiders (Vila) zijn het meest anomisch cn staan in dc sterkste mate w antrouw end tegenover dc politiek. Deze bevindingen brengen ons tot dc conclusic dat niet dc arbei dersklasse, maar kleine zelfstandigen met personeel cn zelfstandige boe ren het meest autoritair zijn. Typerend voor dc arbeidersklasse is daaren tegen een sterke mate van anomie cn politiek wantrouwen.
5.
Klassepositie, opleidingsniveau en autoritarisme
O m d a t Dekker en Ester ( 1986) cn M iddendorp en Meloen ( 1989) menen dat dc verschillen tussen de socialc klassen onder constanthouding van het opleidingsniveau zullen verdwijnen, hebben wc opleidingsniveau als controlcvariabele in dc multiple regressieanalyse opgenomen. De ge schatte cocfficicnten zijn in tabel 4 weergegeven. In dc tabel is te zien dat onder controlc van opleidingsniveau dc meeste van de eerder gevonden verschillen tussen dc arbeidersklasse en dc klasse van hogere leidinggevenden, grote zelfstandigen cn acadcmici niet meer significant zijn. Dit geldt voor autoritarisme, nationalisme, negatieve houding tegenover etnische minderheden en steun aan beperking van burgerlijke vrijheden. Half- en ongeschoolde handarbeiders kenmerken zich cchtcr opnieuw door een sterke mate van anomie en ccn sterk politiek wantrouwen. De meeste van de verschillen tussen de referentiecategoric en de klasse van kleine zelfstandigen met personeel zijn ook na controlc op opleidingsniveau significant. Kleine zelfstandigen met personeel zijn we342
P . Scheepers e.a. Klasscpositie en autoritarisme
Tabel 4: Regressie van autoritarism e, anom ie, nationalism e, negatieve houding tegenover m in derheden, beperking van burgerlijke vrijheden, politiek w a n tro u w e n en traditioneel beeld van de v ro u w op de E G P -in d elin g en opleiding' EGPcategoricen
AUTO
hogere leiding gevenden, g ro te zelfstandigen en academici (interccpt) 561 11 lagere leiding gevenden, ge schoolde hoofdarbeiders - 2 7 * III routine h o o fd arbeiders - 22* IVa kleine zelfstan digen m et per soneel 77* IVb kleine zelfstan digen zonder personeel i IVc zelfstandige boeren 37 V supervisoren handarbeid, h o o g g esch o o l de handarbei ders 14 VI geschoolde handarbeiders -25 Vila half-en o n g e schoolde h an d arbeiders i VIIb ongeschoolde landarbeiders 15
ANOM
NATI
NEGAT M IN
BEPE VRIJ
POLI WAN
TRAD VROU
504
548
556
2-53
488
533
-3 9 *
- 41*
-•23
-1 2
-1 8
I
opleiding adjustcd R ‘
- 18 * .1 6
9 21
.07
29 *
- 25*
5
—2 9 *
41*
28
55*
51*
-.1 8
-23
16
25*
6
-.0 8
-4
7
21
28
21
1 . 10 *
13
44*
13
14
8
-.2 8
6
9
22
0
2
-•13
H
63*
15
5
•23
18
44
16
.1 0
- 11 *
- 13 *
- 14 *
- . 12 *
11
•15
• 15
.0 4
.
36*
40* -18 -2 .02
i) ongestandaardiseerde regrcssiecoëfficiënten, N = 8 1 5 , * = p < . 0 5
343
4 22
- 10 *
.
11
AP
1989/3
dcrom het niccst autoritair. Verder blijken zc het meest nationalistisch en het meest negatief tegenover etnische minderheden te zijn. Zelfstandige boeren steunen opnieuw het sterkst de beperking van burgerlijke vrijhe den en denken ook nu het meest traditioneel over de rol van de vrouw. Samenvattend kunnen wc zeggen dat voor zover de arbeidersklasse meer autoritair is dan hogere leidinggevenden, grote zelfstandigen en academi ci dit niet door hun beroepspositie op zich, maar door hun lagere oplei dingsniveau w ordt veroorzaakt. Met uitzondering van anomie en politiek w antrouw en zijn de eerder gevonden significante verschillen na controle voor opleidingsniveau immers niet meer significant. Kleine zelfstandigen met personeel blijven echter significant meer autoritair dan genoemde referentiecatcgorie.
6.
Conclusies en discussie
In deze bijdrage hebben we het autoritarisme van de arbeidersklasse on derzocht met behulp van de EGP-beroepsklasscnindcling. Wc kunnen, kort samengevat, concludcren dat niet de arbeidersklasse, maar kleine zelfstandigen met personeel en zelfstandige boeren het meest autoritair zijn. Arbeiders kenmerken zich vooral door anomie en politiek w antrou wen. Deze bevindingen komen in hoge mate overeen met dic van Grabb ( 1980) en Dekker en Ester ( 1986 ). In bcidc onderzoeken werd, evenals in het hier gepresenteerde, geprobeerd sociopolitickc attitudes te verklaren met behulp van een operationalisering van klasscpositic dic was gebaseerd op direct aan dc aard van het vcrrichtc werk gerelateerde kenmerken. Dit in tegenstelling tot andere onderzoeken waarbij voor dc operationalise ring van klasscpositie genoegen werd genomen met zogenaamde klasseproxies als opleiding en inkomen. Voor een interpretatie van het sterke autoritarisme van kleine zelfstandi gen en zelfstandige boeren kunnen wc wijzen op klassieke studies van From m ( 1932 , 1936 ). From m meent dat autoritaire attitudes het gevolg zijn van de angst en onzekerheid waarin mensen leven. Kleine zelfstandi gen verkeren al geruime tijd in een situatie van sociaal-cconomische onze kerheid. Hun afzetmogelijkheden zijn ernstig aangetast door de tocgenomen concurrentie van grote ondernemingen; sinds het begin van dc reccnte economische crisis bovendien nog eens extra door de koopkrachtdaling van cen aanzienlijk deel van dc bevolking. Voor boeren geldt dat ze door rcccnte EEG-maatrcgelen in inkomen zijn gedaald en in hun bestaan w o r den bedreigd. Voor dc interpretatie van de sterke gevoelens van anomie en politiek w antrouw en bij arbeiders zijn enkele aanwijzingen te vinden in 344
------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 1 -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
P . Scheepers e.a. Klassepositiecn autoritarisme
ccn onderzoek van Scheepers en Van Snippenburg ( 191X9 ). Daarin w ordt geconcludeerd dat de economische stagnatie in de eerste helft van dejaren tachtig de overheid aanzette tot ccn economisch en sociaal beleid dat voor al de sociaal-cconomisch zwakkere bevolkingsgroepen heeft getroffen. De daaruit volgende frustratie en statusangst leidde bij hen tot gevoelens van politieke machteloosheid, zinloosheid en isolatie. Dit laatste kan weer verband houden met hun politieke wantrouwen.
N oot 1 . In tegenstelling tot M id d en d o rp en M eloen ( 1989 ) gebruiken w e bij de bere
kening van de bivariate sam enhang tussen de EG P klassenindeling en de overige indicatoren v o o r sociale klasse niet de Pearson correlatie, m aar de contingentiecoëfficicnt ‘cta’. In de eerste plaats is de E G P-indeling een nom inale classificatie, hetgeen ook geldt v o o r de klassenindeling van W right die D ekker en Ester ( 1986 ) gebruikten. In de tw eede plaats blijkt dat de relaties niet ccns m o n o to o n , laat staan lineair zijn. H et gebruik van de Pearson correlatie, zoals M id d en d o rp en Meloen doen, is daarom a f te raden. H un conclusie dat er een zw akke sam enhang bestaat tussen de klassenindeling die D ekker en Ester gebruikten en de andere klasse-indicatoren is dan ook m in d e r relevant en ongenuanceerd.
Literatuur D ekker, P., en P. Ester, Sociale klasse en autoritarism e: sterke leiders, zw akke verbanden. Acta Politica, 21 ( 1986 ), 3 - 3 7 . D ekker, P . , e n P . Ester, Klassepositie als d eterm inant van autoritarism e; een reac tie op M eloen en M id d en d o rp . Acta Politica, 24 ( 1989 ), 9 7 - 104 . Erikson, R .,J .H . G o ld th o rp e en R. Portocarero, Intcrgenerational class m obility in three West E uropean countries: England, France and Sweden. British Jour nal o f Sociology, 30 ( 1979 ), 4 1 5 - 4 4 1 . Erikson, R .,J .H . G o ld th o rp e en R. Portocarero, Intcrgenerational class m obility and the convergence thesis: England, France and Sweden. British Journal of So ciology, 3 4 ( 1983 ), 3 0 3 - 3 4 3 Felling, A., J. Peters en P. Scheepers, Theoretische modellen ter verklaring van etno centrisme. Instituut v o o r T ocgcpaste Sociale W etenschappen, N ijm egen 1 9 8 6 . Felling, A .,J . Peters, O . Schrcuder, R. Eisinga en P. Scheepers, Religion in Dutch society 1985. Documentation of a national survey on religious and secular attitudes in 1985. Steinm etz Archive, A m sterd am 1 9 8 7 . 345
AP
1989/3
F ro m m , E., U cb er M ethode und A utgabct ciner analytische Sozialpsychologie: B cm crk u n g cn iiber Psychoanalyse und historische M aterialism us. Zeitschrift fiirSozialforschung, 1 ( 1932 ), 2 8 - 5 4 . F ro m m , E., Sozialpsychologischer Teil, in: M. H o rk h eim er, Studiën iiber Autoriteit und Familie, Forschungsberichte aus dem Institut fiir Sozialforschung. Felix Allan, Parijs 1 9 3 6 , 77 - 1 3 5 . G anzeboom , H ., R. L uijkx,J. Dessens, P. d eG raaf, N .D . deG raaf, W .Jansen en W. Ultec, Intergenerationele klassenm obiliteit in N ederland tussen 1970 en 1 9 8 5 . Mens en Maatschappij, 62 ( 1 9 8 7 ), 17 - 4 3 . G rabb, E .G ., M arxist categories and theories o f class: T he case o f w orkingclass authoritarianism . Pacific Sociological Reuiew, 23 ( 1 9 8 0 ), 359 - 3 7 6 . H eunks, F.J., Aliënatie en stemgedrag. Dissertatie, Katholieke H ogeschool T ilburg, T ilb u rg 1 9 7 3 . K raaykam p, G ., L.B. van S nippenburg en W .C . Ultee, Beroepsklasse en beroepsprestige als verklaring v o o r inkom en, ongelijkheidsopvattingen, poli tiek v e rtro u w e n en politieke apathie. Mens en Maatschappij, 64 ( 1989 ). M id d en d o rp , C .P ., Ontzuiling, politisering en restauratie in Nederland. B oom , M eppel 1 9 7 9 . M id d end o rp, C .P ., e n J .D . M eloen, O v e r het autoritarism e van de arbeidersklas se. Acta Politica, 2 4 ( 1989 ), 83 - 9 6 . M id d end o rp, C .P ., e n J.D . M eloen, N a w o o rd . Acta Politica, 2 4 ( 1989 ), 105 - 107 . Scheepers, P., en L.B. van Snippenburg, Politieke apathie en radicalisme in de já ren tachtig, (verschijnt in) Sociale Wetenschappen ( 1989 ). Sixma, H ., en W. Ultec, Een berocpsprcstigeschaal voor N ederland in d e ja re n tachtig. Mens en Maatschappij, 5 9 ( 1983 ), 3 6 0 - 3 8 2 . Westerlaak, J .M . v a n ,J .A . K ro p m an e n J .W .M . Collaris, Beroepenklapper. Insti tuut v o o rT o c g e p a ste Sociale W etenschappen, N ijm egen 1 9 7 5 . W n g h t, E .O ., Class, crisis and the State. Verso, Londen 1 9 7 9 . W right, E .O ., Classes. Verso, L onden 1 9 8 5 .
346