PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/25365
Please be advised that this information was generated on 2016-06-28 and may be subject to change.
ARTIKELEN
Bestrijdingsmiddelen en reproductie; bestrijdt de mens zichzelf? J.H.J. Copius Peereboom-Stegeman
In de afgelopen maanclen werd in de internationale en nationale pers de aandacht gevestigd op h e t teruglopen van de manlijke fertiliteit en een toename van een aantal afwijkingen aan de m anlijke voortplantingsorganen (hypospadie, zaadbalkanker; niet indalen van de zaadballen). Stoffen van uit het algemene milieu en of werkplek worden wel gezien als de grote boosdoener. Bestrijdings middelen, in het bijzonder de sinds de vijftiger jaren in gebruik zijnde zeer persistente middelen z o als D DT en de drins, zouden vanwege hun mogelijk hormoonontregelende werking hiervoor ver antwoordelijk kunnen worden gesteld . Bij uiftoerige beschouwing van de literatuur kan g eco n clu deerd worden dat in ieder geval in Nederland , directe gebruikers (producenten en landbouwers) een potam ele risicogroep vormen. In januari 1997 verscheen in de Engelse zondagskrant, the Sunday Télégraphe, een artikel waarin sto n d dat bepaalde toevoegingen aan scheerzeep en sh a m p o o s de kwaliteit van het manlijk zaad nadelig z o u d e n beïnvloeden. Dit w as de zoveelste geruchtm a k e n d e publicatie gedurende de laatste v i j f j a a r w aarin verontrusting bleek over de teruglopende fertiliteit van de man. Toenemende chemisatie van o n s m ilieu zou een oorzaak kunnen zijn. Toch is de interesse in het onderwerp niet nieuw. In een publicatie uit 1981 vergeleek de A m erikaanse onderzoeker Dougherty de aantallen zaadcellen p e r ml ejaculaat gepubliceerd door drie onderzoeksgroep en, respectievelijk in 1929, 1974 en 1979 (D o u g h erty 1981). Uit dit vergelijkend onderzoek zo u een daling van het aantal zaadcellen per ejacu laat a f te leiden zijn. Hij toonde aan dat in de zaadv lo e isto f van Am erikaanse m annen diverse stoffen k o n d e n w orden aangetoond die daar niet thuis ho ren: polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PA K s), polychloorbifenylen (PCBs) en bestrij ding sm iddelen. Het betreft hier echter drie studies ciie bij verschillende groepen A m erikaanse studen-
derzoeksgroepen in de periode 1992-1996 ( M i n i s try o f Environm ent and E nergy DEPA 1995, T o p p a ri e.a. 1996, Facem ire e.a. 1995), waarbij v o o r a l h e t Belgische onderzoek (Van W aeleghem e .a . 1 9 9 6 ) interessante gegevens oplevert, aangezien liet h i e r om een cohort studie gaat, waarbij h e tz e lfd e cohort. m annen m et tussenpoos van enkele jaren te lk e n s o p hun spermakwaliteit w erden gecontroleerd. In dit artikel w o rd te e n aantal algem ene a s p e c t e n van de reproduetietoxicologie behandeld. V e rv o lgens wordt een aantal voorbeelden g e n o e m d v a n u i t de dierenwereld waarbij sprake is van a f w i j k i n g e n door blootstelling vanuit het milieu. T evens w o r d e n voorbeelden genoem d w aarbij de v o o r tp la n tin g s functie bij m ensen w erd geschaad en w o rd t e e n a f weging gem aakt van de huidige risico’s v a n b l o o t stelling aan in het bijzonder b e strijd in g sm id d e len .
ten zijn verricht en waarvan niet duidelijk is o f het o n d ei zoek in alle gevallen op dezellde wijze is uitg ev o erd . De trend komt echter overeen m et publicaties van Deense, Engelse, Belgische en Franse on-
Mw>dr> JiH J. Copius pCereboom-S.egeman is verbonden aan dc vakgroep Toxicologie van de Katholieke Universi^ Ni jmegen. Correspondcniie-adres: vakgroep Toxieologic ¿35, KUN, Postbus 9101,6500 HB Nijmegen,
80
Milieu 1997/2
J . H . J . C o piu s P ecreb o o m -S te g en ia n Bestrijdingsmiddelen en reproductie; bestrijdt de mens zichzelfi;
1.
Algemene aspecten van de reproduetietoxicologie
2.
Behalve bij tie man kunnen ook ferlilileitsproblemen bij de vrouw de voortplanting negatici* beïn vloeden. Bij de vrouw worden vooral bij blootstel ling op de w erkplek mei name menstruatiestoornis sen en spontane abortus beschreven, Teratogene ef fecten (afwijkingen bij het kind) als gevolg van blootstelling aan chem icaliën blijken bij de mens veel zeldzam er dan bij proefdieren. In figuur 1 wordt de complexiteit van hel voort plantingsproces duidelijk* Dii schem a wordt wel reproducticcyelus genoem d. Theoretisch kunnen che micaliën het proces op elk punt van de cyclus ver storen. O ok hier is dc ontregeling van hel proces bij proefdieren gem akkelijker aan te lonen dan bij dc mens, w aar we het vooral moeten hebben van de be schrijving van incidenten of blootstelling in het be roep.
Reproduktie cyclus ^ToeTirT ontwikkeling kind
produktie on afgifte geslachtscellen
groei en ontwikkeling kind /\
4*1«"« II
versmelting geslachtscellen
aanpassing pasgeborene /\
4I m
f*
4 Mink*j
iMÉJm*
Rijping geslachtsorganen
m
transport xygotö
Baring i
* u w M M i P * if*w>** v y w
»»****
•»* m
\/ •*»%
foetale ontwikkeling
V
4 «iwa ^v»tM
innesteling
embryonale ontwikkeling
b'itfutir /: De repmduetiecyelus. IVze geeft een globale indruk van een aantal belangrijke momenten in het voort plantingsproces, waarop chemicaliën ontregelend kunnen werken (Copius Peereboom-Stegeman IW4)
Bestrijdingsmiddelen en ongewenste effecten in het milieu
Sinds de ontwikkeling van de landbouw heeft de mens altijd gezocht naar middelen om de opbrengst te verbeteren, ofwel de schade door vraat en plagen te bestrijden. Voor een historisch overzicht van het gebruik van chemische gewasbeslrijdingsmiddelen wordt verwezen naar het artikel van Vati der G en ( 1()97) in dit themanummer. Voor de uitvinding van de synthetische bestrijdingsmiddelen als DDT, HCH, (lindaan) dieldrin en aldrin gedurende de Tweede Wereldoorlog maakte men reeds in de M id deleeuwen gebruik van relatief onschuldige midde len als urine, kalk, zeepsop, azijn, tabaksap (nicoti ne). Later aangevuld met minder onschuldige mengsels die o.a. koper, kwikverbindingen, e le mentaire zwavel, arsenicum en cyanide bevatten. Toch betrof het hier nog steeds relatief eenvoudige componenten die van nature in hel milieu v o o rk w a men. Aan deze situatie kwam een abrupt einde in de veertiger jaren met de uitvinding vati een aantal 'm an-m ade chem icals’, de reeds eerder genoem de organochloorverbindingen: DDT, lindaan (MCI 1) en tie zogenaamde ‘drills’: aldrin, dieldrin en telodrin. In eerste instantie leken deze middelen het ei van Columbus. Vlooien en luizen, een groot p ro bleem bij de soldaten te velde, legden acuut het loodje. Ook na tie oorlog werd DDT wel gezien als het wondermiddel bij de bestri jding van ongedierte in de huishouding, l a l rijke bedden w erden b e s trooid met DDT-houdende poeders teneinde de hoofdluizen, vlooien en schurft le besirijden. Aan deze euforie kwam abrupt een einde in de zestiger jaren. Toen trad in ons land groie vogel sterfte onder de Buizerds op. hl de levers van de dood gevonden Buizerds werden hoge co n cen tra ties aan dieldrin aangelrolTen (Koeman e.a. 1%K). Deze stapeling was het gevolg van het feit dat de Buizerd aan de top van de voedselketen staat. T ij“ dens de voorjaars- en najaarsinzaai met pesticiden bevattend zaaigraan wordt dit graan in grote h o e veelheden door kleine vogels geconsumeerd. O p hun beurt worden zij een prooi van tie Buizerd, die de pesticiden in het lichaamsvet opslaat. In slechtere lijden (winter) spreekt het dier zijn vetivservcs aan, met als gevolg een mobilisatie van de pesticiden in het bloed, waarbij de toxische drempelwaarde ge»
Milieu
mm
Hl
J.H.J. Copius Peereboom-Stegeman Bestrijdingsmiddelen en reproductie; bestrijdt de mens zichzelf?
makkelijk kan worden overschreden, hetgeen een verklaring vormt voor de massale sterfte. ín dezelfde periode trad in het waddengebied een grote sterfte op onder de kolonies Grote Sterns. De sterfte bleek ditmaal te wijten aan relatief hoge con centraties aan dieldrin, endrin en telodrin in het voedsel van de Grote Stern: kleine vis. Het aantal broedparen werd gedecimeerd. De chloorkoolwaterstoffen waren afkomstig van afvalwater afkom stig van een fabriek van deze middelen van de Shell in Pemis. De stoffen bleken in een smalle strook kustwater van Rotterdam naar de Waddenzee te worden getransporteerd (Koeman 1971 ). Reeds in de zestiger jaren werden stoffen als DDT verdacht van oestrogene werking (Copius Peereboom 1976). Men veronderstelde een competatieve werkins van DDT met de oestrogeen receptoren van de cel. Bij vogels veroorzaakt dit een ver minderde reproductiviteit. De dikte van de eischaal van de Torenvalk bleek in Enseland na 1945 sienificant te zijn verlaagd (Ratcliffe 1967). “Man made chemicals’ zoals DDT en de drins vormen een ernstig milieurisico wegens hun hoge persistentie. Gemiddeld is de half waarde tijd van DDT ongeveer 15 jaar. Randers (1973) berekende dat wanneer het mondiale gebruik van DDT in 1970 zou zijn stopgezet het gehalte in vis nog 14 jaar zou stijgen om pas 20 jaar later onder dit uitgangsniveau te dalen. Het gebruik van DDT is weliswaar in Ne derland en andere West-Europese landen verboden, mede dankzij de onderzoekingen van Koeman ( 1968,1971 ), maar de productie ging echter onver minderd voort en DDT en 'drins’ werden vervol gens kwistig gebruikt in de Derde Wereld landen, die zich geen duurdere bestrijdingsmiddelen kon den en kunnen veroorloven. Facemire e.a. (1995) deden onderzoek aan een groep wilde panters in een beperkt onderzoeksare aal in Florida. Zij vonden duidelijke aanwijzingen van vervrouwelijking bij deze manlijke panters. Se rum estradiol gehalten in het bloed van manlijke en vrouwelijke panters waren even hoog, hetgeen wijst op een ongewenste situatie bij de manlijke panter. Ook kwam een hoog percentage manlijke panters met maar één ingedaalde zaadbal voor. Het aantal zaadcellen was gedaald, het aantal afwijkende was gestegen. Alhoewel het een groep dieren met een vrij hoog percentage inteelt betrof, zochten de on
82
Milieu 1997/2
derzoekers de verklaring toch in een tamelijk hoge besmetting met p,p-DDE, veroorzaakt door de be hoorlijk hoge consumptie van wasberen.
3.
Reproductie en chemicaliën bij de mens
In het algemeen is een directe correlatie tussen blootstelling aan chemicaliën en effecten op de re productie bij de mens moeilijk aantoonbaar. Van een aantal stoffen is echter zoveel bekend dat de correlatie als bewezen mag worden beschouwd (Copius Peereboom-Stegeman 1994). Het betreft de volgende vijf stoffen: chloordecon, chloropreen, dibromochloropropaan (DBCP), polychloorbifenyl (PCB) en lood (Pb). Ook de organische kwikverbindingen veroorzaken overeenkomstige reproductietoxische (teratogene) effecten bij mens en dier. Blootstelling aan organische kwikverbindingen vanuit het milieu (Minamataziekte in Japan, Matsumoto e.a. 1965) veroorzaakte naast einstige neuro logische aandoening bij volwassenen een ernstig syndroom van mentale retardatie (cerebral palsy) bij kinderen die intra-uterien waren blootgesteld aan deze verbindingen die via de kringloop in de als voedsel gegeten vis was geaccumuleerd. De hoe veelheid hersenweefsel was achtergebleven in ont wikkeling. Later werd in dierproeven (vooral ratten) bevestigd dat de schade aan het centraal zenuwstel sel (CZS) - en speciaal aan de Purkinje cellen - ver oorzaakt werd door organische kwikverbindingen, speciaal het CH^HgCl (Nonaka 1969). In dezelfde periode traden soortgelijke symptomen op als ge volg van het gebruik van vooral fenylkwikbevatten de bestrijdingsmiddelen. In de periode 1960-1975 werden deze intoxicaties ook in West-Europa be schreven: Zweden (Engleson 1952), de Verenigde Staten (Snijder 1971 ) en Nieuw Mexico (Pierce e.a. 1972). Dikwijls betrof het hier incidenten als gevolg van ongewilde blootstelling. In Irak werden in 1973 enkele duizenden mensen ziek na het eten van ± 9.000 ton Spaans zaaigraan dat behandeld was met een organische fenylkwikverbinding: Granosan (Damluji 1962, Bakir 1973). Het graan was weliswaar gekleurd m et een rode kleurstof om aan te geven dat het niet voor de con sumptie was bestemd. E r stond een waarschuwing in het Spaans op de zak, die de Irakezen niet konden lezen. Men bakte brood van het graan en vele duiV*
J JLJ. Copius Peereboom-Stegeman Bcsirijilingsmiddelen cn reproductie; bestrijdt dc mens zichzelïï)
zenden w erden ziek. Circa 15 zw angere vrouwen en later hun kinderen w erden nicer in detail bestudeerd (A m in Z a k i 1974, M arsh e.a. 1980). In hel geval van de organische kwikverbindingen - hetzij vanuit het m ilieu (M inamata), hetzij door ongevallen als gevolg van consum ptie van zaai graan - is de link tussen expositie en effect, overeen komst tussen effect bij m ens en dier, zeer eenduidig. Dit is slechts zelden het geval, één van de grootste problem en bij het doen van voorspellingen op grond van experim enten bij proefdieren. In tabel 1 w orden nog enkele voorbeelden gege ven van bij mens en dier overeenkom stige reproduclietoxische effecten. De slof tlibrom oehloropropaan (D BCP) verdient bijzondere aandacht. Deze stof - een nematocide - is een van de meest toxische sloffen v o o r d e manlijke reproductie ooit bij de mens beschreven. Ze werd loegepast vanaf hel m idden der vijftiger jaren totdat ze op het eind van de jaren '7 0 werd verboden (W horlon en Foliart 1983). Torkelson e.a. beschreven in 1961 dal D B C P atrofie van de testis veroorzaakte in rallen, ham sters en konijnen. Soortgelijke bevindingen verschenen in Russische artikelen,
maar werden genegeerd tot 1977 toen W horton e.a. (1977) azo,spermie en oligospermie beschreven in werknemers die betrokken waren bij de productie van DBCR Werkingsmechanismen van o.a. DBCP, chlordecon, ethyleen dibromide, carbaryl, DDT, DDE en m ethoxychloor zijn uitvoerig beschreven door Matlison e.a. (1988). Recentelijk zijn meerdere reproductie-eliecten van bestrijdingsmiddelen bij dieren beschreven: veranderingen in uitwendige geslachtsorganen bij alligators in Lake A popka in Florida, waarbij de manlijke dieren sterk onderontwikkelde uitwendige geslachtsorganen vertoonden, terwijl bij de vrouw tjes afwijkingen in de eicellen en ovaria konden worden aangetoond. Een mogelijke oorzaak zou een chemische verontreiniging van het gebied met dicofol - een sterk op DDT lijkende verbinding kunnen zijn (Colborn e.a. 1996, Fry 1981, 19X7). Colborn e.a. (1996) onderzochten een groot aantal species in het district van d c ‘Great Lakes1 op de grens van Noord-Amerika en Canada, Zij ontdekten dat bij een zestiental soorten - alle loppredatoren de voorlplanting in een of andere vorm was versloord. Aangezien het hier alle soorten betrof die
Tabel I: Hnkele voorbeelden van bij de mens en dier overeenkomstige reproduelietoxische effecten door chemische stol len (bestrijdingsmiddelen) (Copius Peereboom-Stegeman ll)94, aangepast) Slof
Efjecten iti zoogt li cren
Effecten hij de mens
benzeen PCB
onregelmatige oestruseyclus (rat) verlengde oestruseyclus (ral) verlengde menstruatieeyelus (aap) verlaagd geboortegewicht, hoge peri eli postnatale sterfte, slechte groei na de geboorte, huidverkleuringen (overpiginenlatie) (muis, ral, konijn, varken, hond,aap)
menstruatiestoornissen (7) menstruatiestoornissen (7) verlaagd geboortegewicht, hoge sterftekans na de geboorte, lutitiverkleuringen (cola coloured babies)
styreen chloordecon
onregelmatige oestruseyclus atrofie van de teslis, verminderde vruchtbaarheid (muis, ral, konijn)
menstruatiestoornissen (7) daling aantal spermatozoa, vermin derde mobiliteit
chloropreen
beschadiging van de testis, verminderd aantal spermatozoa, dominant lethale mutaties (muis, rat, kal)
alnatne libido, impotentie, daling aantal spermatozoa, afwijkende morfologie, verhoogde incidentie, spontane abortus (7)
DBCI )
atrofie van de teslis, verminderde vruchtbaarheid, dominant lethale mutaties (rat, konijn)
atrofie van de testis, daling aantal spermatozoa, daling fertiliteit
Milieu I W /2
83
J .H .J . Copius Peereboom -Stegeinan Bestrijdingsmiddelen en reproductie; bestrijdt de m ens zichzelf?;
foerageerden op vis afkomstig uit de sterk m et pesticiden verontreinigde meren, legde zij een verband m e t de vervuiling door een aantal pesticiden m et m ogelijke horm oonachtige w erking en de reproductieproblem en. Tabel 2 geeft een niet-limitatieve o p so m m in g van de w aargenom en effecten. Fry e.a. (1981) toonden aan dat injectie met D D T-derivaten in eieren van zeem eeuw en en sterns fem inisatie van de e m b ry o ’s veroorzaakte. Zij schreven het slechtere broedsucces van deze soort en van de sterns langs de kust van de Pacific toe aan verontreiniging van het milieu m et D D T en D D E en hun m etabolieten (Fry e.a. 1987). Een uitputtend overzicht van effecten van xenooestrogeen op de manlijke reproductie van diverse species w ordt beschreven door Toppari e.a. (1996). E nkele grote studies op het gebied van hum ane fer tiliteit werden verricht in opdracht van de overheid o.a. in Engeland en D enem arken (M R C IE H 1995 en D EPA 1995).
4,
Reproductieschade door bestrijdingsmiddelen bij de mens
Bij de m ens zijn tot nu toe slechts incidentele gevallen beschreven waarbij de relatie tussen expositie aan bestrijdingsmiddelen en reproductieschade of afw ijkingen aan het nageslacht aannem elijk kon w orden gemaakt. D e meeste gegevens zijn afkomstig van onderzoek waarbij vooral agrarisch en huishoudelijk gebruik (pesticiden in de tuin) onder de loep zijn genomen. In een Australisch onderzoek bleek een signifi-
cante correlatie te b estaan tussen in te n s ie f g e b ru ik van bestrijdingsm iddelen in het e e rs te trim e s te r van de zw angerschap en aan g eb o ren a fw ijk in g e n , in het bijzonder afw ijkingen aan de e x tre m ite ite n (K ric k e r e.a. 1986). De auteurs tro k k en d e v e rg e lijk in g d o o r naar een ander n eu ro to x in e, het T h a lid o m id e (Softenon). Zij postuleren d at T h a lo d o m id e s c h a d e aan de ontw ikkelende neurale buis a a n ric h t m e t als re sultaat het niet tot o n tw ik k elin g k o m e n v a n d e e x tremiteiten die v o o r hun g o ed e o n tw ik k e lin g a fh an kelijk zijn van een goed fu n c tio n e re n d n e u ra a l systeem. K ricker e.a. (1 9 8 6 ) w ijzen o p d e o v e re e n komst tussen Softenon e n een aan tal p e s tic id e n m e t eveneens neurotoxische w erking. In N ederland is recentelijk e e n o n d e r z o e k uitge voerd waarbij m et b eh u lp van e p id e m io lo g is c h e technieken getracht is h e t effect v a n b lo o ts te llin g aan pesticiden bij een g ro e p fruittelers te o n d e r z o e ken (De C o ck 1995). Uit d e z e stu d ie k w a m n a a r v o ren dat er een correlatie lijkt te b e sta a n tu s s e n e x p o sitie aan de toegepastc m id d e le n e n d e ‘tim e to p r e g n a n cy ’. D e tijd die v erlo o p t tussen d e k in d e rw e n s e n het zw anger w orden (tim e to p re g n a n c y ) b le e k v e r lengd bij de blootgestelde groep. T e v e n s leek e r e e n lichte verschuiving in de z o g e n a a m d e sex ratio op te treden. Het aantal m eisjes nam to e ten k o s te van h e t aantal jongetjes. D e C o c k e.a. (1 9 9 5 ) o n d e r z o c h te n dit fenom een in hun stu d ie p o p u latie o p v o o rs te l v a n James (1995), die dit su g g e re e rd e n a le z in g van d e onderzoeksresultaten v a n D e C o c k w a a rb ij d e z e aantoonde dal ‘tim e to p r e g n a n c y ' w e rd b e ïn v lo e d door bel gebruik van b e s trijd in g s m id d e le n (D c Coclc 1994). De C ock v o n d een lichte c o rre la tie en
T abel2: Reproductieschadelijke elïectcn op wildleven (Colborn e.a. 1996,Toppari 1996) • t
Sehildklierfunctie Fertiliteit Broedsucces Feminisatie bij manlijke dierenvissen Vermanli jking bij vrouwelijke dieren Immuunstclsel activiteit
Effect
Organisme
n
vogels, vissen vogels, vissen, schaaldieren, zoogdieren vogels, vissen, schildpadden
i i
vogels, zoogdieren vissen, gastropoden, zoogdieren Ti
vogels, zoogdieren
? er zijn aanwi jzingen, doch nog geen sluitende bewijsvoering dat het beschreven effect optreedt i duidt een daling van de betreffende functie aan T duidt een stijging van de betreffende functie aan
84
Milieu 1997/2
tl
ia W t
**
« . l í«
mm
•
u *
«
«
,
%,
Copius Pccreboom-Stegeman Bestrijdingsmiddelen en reproductie; bestrijdt de mens zichzelf? • s • •
voerde levens een uitvoerige literatuurstudie uit naar diverse m ilieufactoren (luchtverontreiniging, genelische factoren, industriële blootstelling (D B C P ), m e d icijn g e b ru ik (gonadotropinen) en d rin k w ater) (voor literatuur w ordt verw ezen naar hoold sluk 7 uil hel proefschrift van De C ock, 1995). I lij c o n clu d eert d at deze studies onvoldoende harde geg ev en s a a n d ra g e n voor een harde relatie tussen het v ersch u iv en v an de sex ratio en blootstelling aan pesticiden uil hel beroep. De enige studie waarin dit lt ard kan w o rd en g e m a a k t is het reeds eerder v er m eld e o n d e rzo e k o n d e r de D B C P -w erkers. D e C o c k ’s g e g ev e n s e n die van anderen geven echter w et een interessante trend aan, m e t m ogelijkheden v o o r o n d erzo ek in de toekom st. D ergelijke v e rsch u iv in g en in de sex ratio lijken v a k e r vo or te k o m e n , ook in N ederland schijnt het a a n to o n b a a r (P al-D e B ruijn 1997), Een dergelijke v e rsc h u iv in g van het aantal m eisjes ten opzichte van hel aantal jo n g e tje s w e rd eveneens beschreven bij tie D B C P -w e rk e rs (P o tash an ik 1987). Van de tw a a lf geb oorten w aren er slechts tw ee jongetjes. Z e lfs tijdens de beruchte L on d o n S m o g (1957) b leek de sex ratio 365 d a g e n later verschoven: op 100 m eisjes w erd e n slechts 75 jo ngetjes geboren. De n o rm ale verhouding d e r geslachten is o n g ev eer 105 jo n g e tje s op 100 m eisjes (Lijster 1977).
5.
Conclusies
1loew el niel alle literatuur tol eenduidige bevindingen koml - zo vindt de ene auteur wèl een daling in z a a d k w a ü te il en d e andere niet - zijn v o o r wat b e treft de o v e re e n k o m ste n in vooral xeno-oeslrogene effecten v a n slolTen ov er het hele dierenrijk indruk w ek k en d . Fem inisalie als gevolg van D D E - en l)l)T ~achlige sloffen lijkt op te treden van gastropod eu tot vogels, am fib ieë n en zoogdieren. De wijze w aaro p C o lb o rn e.a. (1996) hun gegevens presen teerden w ordt m isschien niet d o o r een ieder g e a p precieerd, m aar d e geg ev en s uil de doo r haar geci teerde prim aire literatuur liegen er niet om. W ellicht is het verschuiven van de sex ratio een tek en aan tie w and, naast de berichten o v e r e e n toe n em en d aantal afw ijk in g en aan het manlijk genitaal en het m ogelijk d alen van het aantal zaadcellen. In eerste instantie lijken vooral de beroepsbeoefenaren (p ro d u c e n te n van de m iddelen en boeren, tuinders)
s
een speciale risicogroep te v orm en. A an g e zien h et hier echter dikwijls persistente sto ften m et poten tiële hormoonactiviteit betreft, zijn o o k op term ijn effecten op de algehele bevolking n ie t uit te sluiten, Het wordt dan ook hoog tijd dat bij d e toelating v an bestrijdingsm iddelen de effecten o p d e reproductie een zw aarw egend argument m o e te n zijn, zek e r w anneer het zeer persistente m id d e le n betreft. O o k de 16 toppredatoren in het district van de ‘G re a t L a k e s’ w erden ‘slechts’ blootgesteld aan relatief la ge concentraties vanuit het alg em een leefmilieu!
Literatuur Amir-Zaki, L., S, Elhassani, M. Majeed, T. Clarkson, R. Doherty en H, Greenwood. 1974. ‘Intra-uterine methylmercury poisoning in Iraq.’ Pediatrics 54: 587595. Auger, J., J.M. Kunstmann, F. Czyglik en P.J. Jouannet. 1995. ‘Deadline in semen quality am ong fertile men in Paris during the past 20 years,’ The New England Journal ofMedicin 332 (2): 281-285. Bakir, F. 1973. ‘Methylmercury poisoning in Iraq.’ Science 181:230-240. Cock, J. de, K. Westveer, D. Heedenk, E. te Velde en R. van Kooij. 1994. ‘Time to pregnancy and occupational expos tire to pesticides in fruit growers in the Nether lands.’ Occupy En Vin mm. Med. 51:693-699. Cock, J. de, D. Hcederik, E. Tielemans, E. te Velde en R, van Kooij. 1995, ‘Offspring sex ratio as an indicator o f reproductive hazards associated with pesticides.1 (Let ter to the editor) Occitp. Environ fit. Med. 52:429-430. Cock, J. de. 1995. Exposure to pesticides o f fruit growers and effects on reproduction. An epidemiological a p proach , Dissertatie, Wageningen, Colborn, Til., D. Duinanoski en J. Elliott (red.). 1996. O ur stolen fut tire. Dutton: Penguin Group U.S.A. Copius Peerehoom, J.W. 1976. ‘Bestrijdingsmiddelen.’ In: J.W. Copius Pcercboom (red.), Chemie , mens en milieu. Asscn/Amslerdam: Van Gorcum. Copius Peereboom-Stogeman, J.H.J. 1994. ‘Reproductietoxicologie.1 In: J.W. Copius Peerehoom (red.),/to.v/.vhoek milieu en gezondheid . Amsterdam: Boom, Damluji, S. 1962. ‘Mcrctiral poisoning with the fungicide Granosan/ M J . Far. Baghdad 4: 83-103. Dougherty, R.C., M.J. Whitaker en S.Y. Tang. 1981. ‘Sperm density and toxic substances: A potential k e y to identification of environmental health hazards.’ In: J.D. McKinney (red.). The chemistry o f environmental agents as potential hitman hazard , 263-268. Ann A r bor, Ml: Ann Arbor Sei. Publishers.
Milieu 1997/2
85
J.H.J. Copius Peerehoom-Stegein an Bestrijdingsmiddelen en reproductie; bestrijdt de mens zichzelf?
Engleson, G. en T. Herner. 1952. ‘Alkylmercury poiso ning/ Acta. Pac. Istr. 41:289-294. Facemire, CH.F.,T.S.GrossenL.J.Guillettijr. 1995. ‘Re productive impairment in the Florida panther.’ Nature or Nature Environm. Health Pcrsp . 103 (4): 79-86. Fry, D.M. en C.K. Toone. 1981. ‘DDT-induced feminiza tion of gull embryo’s.* Science 213; 922-924. Fry, D.M. 1987. 'Sex ratio skew and breeding patterns of gulls; demographic and toxicologic al considerations.’ Stud. Avian. Biol . 10:26-43. James, W.H, 1995. "Offspring sex ratio as an indicator of reproductive hazards associated with pesticides’ (Cor respondence). Occup. Envi roti nu Mecí. 52:429-430. Koeman, J.H, en H .J.A. Ensink. Í968. ‘Vogelsterfte door landbouwvergiften.’ Landhouwk . Tijdschrift 80:206. Koeman, J.H. 1971. Het voorkomen en de toxicologische betekenis van enkele chloorkoolwater stoffen aan de Nederlandse kust in de periode 1965 tot ¡970. Disser tatie, Utrecht. Kricker, A., J. McCredie, J. EHiott en J. Forrest. 1986. ‘Women and the environment: a study of congenital limb anomalies/ Community Health Studies X(l): 1II. Lijster, W.R. 1977/ S e x ratio of human birth in a contami nated area.’ Med. J . Aust. 1: 829-830. Marsh, D.O., G. Mijers,T. Clarkson, L. Amir-Zaki, S. Tikriti en M. Majeed. 1980. ‘Fetal methyl mercury pois oning. Clinical and toxicological data on 29 cases.’ Ann. Neurol. 7:348-353. Matsumoto, H., G. Koya en T. Takeuchi. 1965. 'Fetal Mi namata disease.’ J. Neuropathol, Exp er. NeuroL 24: 563-574. Mattison, D.R., R.J. Bogumil en R. Chapin. 1988. ‘Repro ductive effects of pesticides.’ In: S.R. Baker en Ch.F* Wilkinson (red.). Advances in modern environmental toxicology, voi XVfJI. The effects o f pesticides on hu man health , Chapt. 6. Princeton: Princeton Scientific Pubi. Ministry of Environmental and Energy, Danish Environ-* mental Protection Agency. 1995. Male reproductive health and environmental chemicals with oestrogenic effects , 1-66, Copenhagen: Ministry of Environment and Energy, Nonaka, I. 1969, ‘An electro microscopical study on the experimental congenital Mi nani al a disease in rat.’ Ku mamoto Medical Journal 22:27-40. Pal-de Bruin, K.M. van der, S.P, Verloove-van Horriek en N. Roeleveld. 1997. ‘Change in male:female ratio among new born babies in Netherlands.’ Lancet 349: 62.
86
Milieu 1997/2
Pierce, P.E. 1972. ‘Alkylmercury poisoning in humans.' JAMA 220: 1439-1441. Potashanik, G. en I. Yanai-Inbar. 1987. ‘Dibromochloropropane (DBCP) an 8-year réévaluation of testicular tu nc tion a nd rep ro duc t ive pe r fo r mance. * Fe rtiL Steril 47:317-323. Randers, J. 1973. ‘DDT movement in the global environ ment.’ ln: D.C. Meadows en D.H. Meadows (red.). To wards global equilibrium , 49. London: Wright Allen Press. Ratcliffe, D.A. 1967. ‘Decrease in egg shell weight in cer tain birds of prey.’ Nature 215: 208. Snijder, R.D. 1971. ‘Congenital mercury poisoning,' N. Engl. J. Med. 284: 1014-1016. Toppari, J.L., P. Christiansen, A. Giwercman, Ph. Grandjean, L.J. Guillette, B. Jégou, T. Jensen, P. Jouannel en N. Keiding. 1996. ‘Male reproductive health and envi ronmental xenoestrogens. 'Env. Health Persp. 104; 741-803. Torkelson, T.R., S.R. Sadek en V.K. Rowe. 1961. ‘Toxi cological investigation of l,2-dihromo-3-chloropropune* Toxicol . A ppi Pharmacol , 3; 545-549, Whorlon, D., R.M. Krauss, S. Marshall en Th. Milhy. 1977. ‘Infertility in male pesticide workers.’ Lancet 2:1259-1261. Waeleghem, K. van, N. de Clercq, L. Vermeulen, l \ Sehoonjans en F. Comhaire. 1996. ‘Détérioration of sperm quality in young healthy Belgian men,’ Human Rcprod. 11:325-329,
J.H J. Copius Peereboom-Stegeman Pesticides and reproduction During the last decade many papers describing deteriora tion of reproduction success iti mammals have been pub lished. Nowadays concern is arising about humait (espe cially male fertility) and persistent pesticides. In this paper the possible interaction between xenoesimgcns anti deteriorating fertility and breeding success is discussed in wild life as well as in humans. Persistent pesticides with estrogenic potencies like DDT and DDE are still a risk for reproduction ali hough they were banned in the Western World decades ago, Modern pesticides and pesticides with endocrine disrupt ing potential are a possible hazard especially lor the appli cators, but on the long run also for the main population. Regulation should also be based on reproduction risks,