PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/86728
Please be advised that this information was generated on 2016-02-08 and may be subject to change.
r
De prestaties van overheidsdiensten in interorganisationele netwerken: ^ effecten op twee niveaus
M
HOOFDSTUK
Agnes Akkerma , iené Torenvlied, elm er Schalk en lim Allen R adboud U niversiteit N ijm egen/U niversiteit U trecht,U niversiteit U trecht/ R ijksu n iversiteit Groningen, U niversiteit U trecht & U niversiteit M aastricht
In le id in g
14 4
1.
N e tw erkk en m e rken op tw e e n iv ea u s
14 5
2.
N e tw erkk en m e rken op o rg a n is a tie n iv e a u : effecten op p restaties v an o rg a n isa tie s
147
3.
V e rsch ille n tusse n n e tw erk en in de p restaties v an o rg a n isa tie s
14 8
4.
O n d e rzo e kso p zet
14 9
4 .1 . Het in te ro rg a n isa tio n e le n e tw e rk
14 9
4 .2 . Prestaties
15 0
5.
4 . 3 . Controle v a ria b e le n
151
O n d e rzo e ksu itko m sten
151
5 .1 . Drie typ es n e tw erk en
151
5 .2 . V e rsch ille n in p restaties tu sse n sch o len
15 3
5 . 2 .1 .
O rganisatieniveau netwerkkenm erken en schooluitval
15 3
5 .2.2 .
O rganisatieniveau netwerkkenm erken en tevredenheid
15 5
5 .3 . V e rsch ille n in p restaties tu sse n n e tw erk en
15 6
Co nclu sie
15 7
B ib lio g ra fie
15 9
143
svR-sTUDiE
Efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector
In le i d in g O nderzoek laat zien dat het onderhouden van relaties m et andere organisaties de prestaties van overheidsdiensten bevordert (Brass e. a., 2004; Brüderl & Preisendörfer, 1998; Goes & Park, 1997; Podolny, 1993; Powell e.a., 1996; Isett & Provan, 2005). H et onderhouden van relaties m et andere organisaties verschaft overheidsdiensten inform atie en hulpbronnen die deze dien sten zelf niet of niet in voldoende m ate bezitten. De relaties k u n n en incidenteel en spontaan van aard zijn, m aar ook een m eer structureel en form eel karakter hebben. We spreken dan van Inter-O rganisationele N etw erken (ION). H echte netw erken tussen organisaties w orden door zowel theoretici als beleidsm akers beschouw d als de m otor achter succesvolle sam enw erking en zouden een noodzakelijke conditie vorm en voor de succesvolle coördinatie van gezam enlij ke activiteiten van organisaties. Organisaties zouden daarom beter presteren als zij deelnem en in netw erken. Hoewel beleidsm akers ervan overtuigd lijken te zijn dat netw erken van groot belang zijn voor de prestaties van (publieke) organisaties, is er to t op heden m aar w einig em pi rische bewijs voorhanden dat de veronderstelde positieve w erking van netw erken ondersteunt. Ook de vraag w elke (types van) netw erken prestatiebevorderend w erken, is to t dusverre nog vrijwel onbeantw oord gebleven. De m ate w aarin het lidm aatschap van een inter-organisationeel netw erk de prestaties van organisaties beïnvloedt, w ordt bepaald door tw ee types van netw erkkenm erken. In de eerste plaats gaat het om de netw erkcontacten van de in d ivid u ele organisatie. Sommige organisaties in een netw erk presteren beter dan andere organisaties in hetzelfde netw erk, vooral w anneer zij m eer en m eer verschillende relaties onderhouden. Zo laat onderzoek onder de directeuren van schooldistricten in Texas (Meier & O'Toole, 2001, 2003; O 'Toole & Meier, 2004) zien dat scholen in districten w aarvan de directeuren veel contacten onderhouden m e t organisaties in h u n omgeving, lagere schooluitval kennen. H et tw eede type netw erkkenm erken die prestatieverhogend zouden w erken, zijn ke n m erk en van het inter-organisationele n etw erk als geheel. In som m ige ION presteren alle organisaties beter dan die in andere netw erken. U it een studie naar de prestaties van instellingen voor de geestelijke gezondheid in vier A m erikaanse steden b lijkt dat netw erken die gecoördineerd worden door één of enkele coördinerende organisaties beter presteren dan netw erken die m eer gedecentraliseerd zijn ingericht. Blijkbaar zorgt cen trale aansturing voor betere sam enw erking tussen autonom e organisaties m e t tegenstrijdige belangen (Provan & Milward, 1995, 24; Provan e.a., 2002). W anneer wij effecten van netw erksam enw erking w illen bestuderen, is het dus van groot belang zowel te kijken naar verschillen in prestaties tussen organisaties b innen een netw erk, als naar verschillen in prestaties van organisaties tussen verschillende netw erken. In dit hoofdstuk presenteren wij een onderzoek naar de invloed van verschillende netw erkkenm erken op de prestaties van vijf opleidingsnetw erken in h et Hoger Beroeps Onderwijs (HBO) in Nederland. Elk opleidingsnetw erk bestaat u it verschillende scholen die een specifiek oplei dingsprogram m a aanbieden. Wij veronderstellen dat de prestaties van scholen zowel binnen als tussen opleidingsnetw erken verschillen. Daarbij kijken wij naar tw ee soorten prestaties: (1) de schooluitval onder eerstejaars studenten en (2) de tevredenheid van afgestudeerden. Door scholen en opleidingsnetw erken te vergelijken, w illen wij een antw oord geven op de volgende tw ee vragen: (a) Hoe kom t h et dat er verschillen zijn in schoolprestaties tussen scholen binnen eenzelfde netw erk en (b) hoe kom t het dat scholen in h et ene opleidingsnetw erk beter p reste ren dan scholen in het andere opleidingsnetwerk? Wij zoeken de verklaring voor verschillen in
144
HOOFDSTUK 6
De prestaties van overheidsdiensten in interorganisationele netw erken: effecten op tw ee niveaus
schoolprestaties in netw erkkenm erken van de individuele scholen en netw erkkenm erken van de opleidingsnetw erken als geheel.
1.
Net we rk ken m erk en op twee niveaus
Een ION is een verzam eling van organisaties en h u n onderlinge relaties. Inter-organisationele netw erken bestaan rondom bepaalde beleidsproblem en of op bepaalde beleidsterreinen, waarin organisaties onderling afhankelijk zijn van elkaars hulpbronnen of inform atie. Deze afhanke lijkheid dw ingt hen om relaties m et elkaar aan te gaan, zodat zij hulpbronnen k u n n en u itw is selen. D e onderhavige studie bestudeert de netw erken van N ederlandse opleidingen in het Hoger Beroeps Onderwijs. Deze opleidingen ontw ikkelen contacten m et elkaar om expertise en inform atie u it te w isselen, gezam enlijk te lobbyen voor fondsen, of gezam enlijke onderw ijs program m a's te ontw ikkelen en aan te bieden. Z ulke relaties tussen tw ee of m eer opleidingen ku n n en ad hoc en incidenteel zijn, m aar ook geform aliseerd zijn in subgroepen, die w e affilia ties noem en. Deze affiliaties bieden h un leden de m ogelijkheid om elkaar form eel en inform eel te ontm oeten, inform atie u it te w isselen, problem en te bespreken, te leren van elkaars ervarin gen en collectieve besluiten te nem en (Kraatz, 1998; Uzzi & Spiro, 2005). IO N -en voor sam enw erking k unnen verschillen in h et aantal affiliaties, h et aantal organisaties dat betrokken is bij de affiliaties en de netw erkstructu u r die u it deze affiliaties voortvloeit. Figuur 6.1.a illustreert hoe organisaties binnen een fictief ION doorm iddel van h u n lid m aat schap van affiliaties onderling verbonden zijn. D it fictieve ION bestaat u it vijf affiliaties en 13 organisaties. In de figuur zijn de organisaties aangeduid m et punten. D e lijnen geven een lidm aatschapsrelatie tussen een organisatie en een affiliatie weer. Zo is bijvoorbeeld in figuur 6 .1.a te zien dat organisatie i participeert in drie affiliaties, organisaties j en k in tw ee affiliaties en dat organisatie l van geen enkele affiliatie lid is. U it h et lidm aatschap van affiliaties k u n nen w e vervolgens de n etw erkrelaties tussen de organisaties afleiden: h et inter-organisationele netw erk. Wij nem en daarbij aan dat: (a) tw ee organisaties een relatie m et elkaar hebben als zij lid zijn van eenzelfde affiliatie en (b) het aantal affiliaties dat beide organisaties delen, iets zegt over de in te n siteit van h un relatie. Deze assum ptie over de in te n siteit van de relatie is gebaseerd op h et idee dat organisaties die elkaar vaker ontm oeten in verschillende affiliaties, sterker m et elkaar verbonden zijn. Figuur 6.1.b laat het inter-organisationele netw erk zien dat is gereconstrueerd u it h et fictieve voorbeeld van figuur 6.1.a. In deze figuur stellen de punten organisaties voor en de lijnen de relaties tussen de organisaties, waarbij de dikte van de lijnen de in te n siteit van de relaties aangeeft.
145
svR-sTUDiE
Efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector
Figuur 6 . - Twee representaties van een hypothetisch inter-organisationeel affiliatienetw erk
m
(a) Systeem van affiliaties
(b) Inter-organisationeel netwerk
N etw erkkenm erken zijn te onderscheiden op het niveau van de individuele organisaties en op die van het netw erk in zijn geheel. Hieronder betogen wij dat de prestaties van organisaties in een inter-organisationeel netw erk sam enhangen m et vier netw erkkenm erken: tw ee op ieder niveau. Op organisatieniveau is het eerste kenm erk de n etw e rka ctiviteit van een organisatie en het tw eede kenm erk de netw erkinbedding van een organisatie. D e netw erkactiviteit van een or ganisatie worden vastgesteld aan de hand van h et aantal andere organisaties in h et netw erk w aarm ee de organisatie contact onderhoudt. In de sociale netw erkanalyse w ordt dat wel degree centrality genoemd. Een geïsoleerde organisatie, zoals organisatie l in figuur 6.1.b, onderhoudt geen relatie m et enige andere organisatie in het netw erk en heeft een degree centrality van 0. De organisaties i en k hebben de hoogste degree cen tra lity: zij onderhouden m et zes organi saties een relatie. De netw erkinbedding van een organisatie k u n n en w e vaststellen door h et lidm aatschap van de organisatie van affiliaties te nem en. In figuur 6.1.a zien we dat organisatie i lid is van tw ee affiliaties, organisatie i lid is van drie affiliaties en organisatie j van tw ee af filiaties. H et aantal subgroepen m eet iets anders dan h et aantal relaties tussen organisaties: organisatie j is - evenals organisatie k - lid van tw ee affiliaties. Maar, dit levert organisatie k relaties op m et zes andere organisaties een lidm aatschap van tw ee affiliaties organisatie j "slechts" vier relaties oplevert. De reden is een verschillend ledenaantal van de affiliaties. Op netw erkniveau onderscheiden wij ook tw ee kenm erken. N iet alleen de netw erkkenm erken van individuele organisaties zijn van belang voor de prestaties van publieke organisaties; ook de kenm erken van het netw erk als geheel zullen sam enhangen m et h et functioneren van or ganisaties in het netw erk. H et eerste kenm erk is de netw erkcentraliteit. N etw erkcentraliteit is de m ate w aarin een netw erk gedom ineerd w ordt door een klein aantal organisaties. D it kenm erk geeft aan hoe gecentraliseerd de relaties in een netw erk zijn: ligt bijvoorbeeld de coordinatie vooral in handen van één of enkele organisaties, dan is er sprake van een hoge m ate van netw erk centraliteit. Is de coördinatie van de activ iteiten in h et netw erk daarentegen in
1 46
HOOFDSTUK 6
De prestaties van overheidsdiensten in interorganisationele netw erken: effecten op tw ee niveaus
handen van vele organisaties, dan is er sprake van een lage m ate van centraliteit. H et tweede kenm erk is het aantal affiliaties w aaruit het netw erk bestaat. D it n etw erkkenm erk beïnvloedt de m ate w aarin deelnem ende organisaties ku n n e n zijn ingebed in h et netwerk.
2.
Net we rk ken m erk en op or g an isa ti en ive au : effecten op prestaties van organisaties
Een belangrijke hypothese in h et onderzoek naar de prestaties van organisaties lu id t dat organi saties baat hebben bij h un individuele netw erkcontacten. Deze hypothese is gebaseerd op tw ee m echanism en. H et eerste m echanism e betreft de ru il van hulpbronnen. Door contacten aan te gaan m et andere organisaties kunnen organisaties hulpbronnen verkrijgen waarover zij zelf n iet of in onvoldoende m ate beschikken, m aar die zij wel nodig hebben voor h et realiseren voor h u n doel of taak. D it k unnen tastbare hulpbronnen zijn, zoals m ateriaal, geld, personeel of cli enten, of niet-tastbare hulpbronnen, zoals inform atie, expertise en m acht (Pfeffer & Salancik, 2003, 2-3). N etw erkrelaties tussen organisaties m aken de ruil van die hulpbronnen mogelijk en organisaties die toegang hebben to t m eer en m eer diverse hulpbronnen zullen h u n doelen naar verw achting beter realiseren. Organisaties die geen of beperkte toegang hebben to t de h u lp bronnen van andere organisaties zijn aangewezen op h u n eigen hulpbronnen. Maar, w anneer die ontoereikend zijn, zullen deze organisaties onderpresteren. O nderzoek laat zien dat hoe m eer relaties organisaties onderhoudt m et andere organisaties in h u n netw erk, hoe beter zij presteren (Brass e.a., 2004; Powell e.a., 1996; Tsai & G hoshal, 1998), m et nam e als h et gaat om de verspreiding van inform atie en kennis. Wij verw achten daarom een positieve sam enhang tussen h et aantal relaties dat een organisatie heeft en haar prestaties (hypothese 1). P restaties worden niet alleen bepaald door de beschikbaarheid van hulpbronnen, m aar ook door de m ate w aarin afspraken to t ruil van hulpbronnen w orden nagekomen. H et nakom en van afspraken kan worden bevorderd door de afspraken te form aliseren en m in u tieu s vast te leggen in contracten. D an w eten partijen im m ers w aaraan zij zich m oeten houden en k u n nen zij de prestaties van elkaar afdwingen. Maar, naarm ate ruil vaker plaatsvindt, zullen de transactiekosten van dergelijke ruilen steeds hoger worden. W anneer partijen vaker contact hebben, krijgen zij m eer inzicht in elkaars ruilgedrag en de m ate w aarin zij zich houden aan afspraken. W anneer organisaties zich houden aan afspraken, kan vertrouw en ontstaan. Op den duur ku n n en duurzam e directe en indirecte relaties h et scheppen van vertrouw en via form ele contracten vervangen. D e deelnam e aan affiliaties van een inter-organisationeel netw erk bevordert h echte contacten tussen organisaties is het tw eede m echanism e dat verklaart w aarom organisaties baat hebben bij netw erkcontacten. Juist door de duurzam e relaties die organisaties in een interorganisationeel netw erk hebben, zal in deze netw erken (meer) vertrouw en ontstaan en zullen de tran s actiekosten voor organisaties lager zijn dan buiten het interorganisationele netw erk. Behalve h et verschaffen van toegang to t de hulpbronnen van andere organisaties zijn affiliaties dus ook belangrijk voor ontw ikkelen van vertrouw ensrelaties tussen organisaties. Affiliaties vorm en - in tegenstelling to t relaties tussen tw ee organisaties - zogenaamde gesloten subnetw erken. In gesloten (sub)netw erken hebben alle in h et netw erk aanwezige organisaties een relatie m et elkaar. D it zorgt ervoor dat het gedrag en betrouw baarheid van een organisatie bij derden kan worden geverifieerd. Daarom gaat er ook een preventieve w erking u it van h et lidm aatschap van
147
sv R-sTuD|E
Efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector
gesloten netw erken: ongew enst gedrag, zoals het niet nakom en van afspraken, zal snel bekend worden bij alle andere organisaties in het (sub)netwerk. D it zal de reputatie van de organisatie die h et ongew enst gedrag vertoont niet ten goede kom en. Door de sociale controle binnen gesloten subnetw erken en h et daaruit voortvloeiende vertrouw en w orden w ederom tran sactie k osten verlaagd, waardoor ruilen m inder risicovol wordt. H ierm ee w orden ruilen efficiënter, waardoor organisaties beter zullen presteren. Wij verw achten daarom dat de p restaties van een organisatie beter zijn, naarm ate zij deel u itm aak t van m eer affiliaties (hypothese 2).
3.
Verschillen tussen netwerken in de prestaties van organisaties
Tussen organisaties die elkaar vertrouw en kan op den duur een arbeidsdeling ontstaan. Een goede arbeidsdeling bespaart een organisatie de tijd en m iddelen die vervolgens gebruikt k u n nen worden voor h et kw alitatief hoogwaardig uitvoeren van een specifieke taak. Bovendien stelt arbeidsdeling organisaties in staat om zich (verder) te specialiseren. Specialisatie zorgt weer voor m eer efficiëntie in de allocatie van m iddelen en stim u leert innovatie (Hum an & Provan, 1997, 383). In de opleidingnetw erken van h et HBO is een arbeidsdeling duidelijk w aarneem baar bij taakspecifieke affiliaties, zoals bijvoorbeeld een HIV-preventieproject dat is ontw ikkeld door een klein aantal opleidingen verpleegkunde ten behoeve van studenten die stagelopen in ontw ikkelingslanden (cf. Larson, 1992; Lawrence & Lorsch, 1964; Provan & Sebastian, 1998, 460; Uzzi, 1997). H et opdelen van taken in affiliaties k o m t iedere organisatie in h et netw erk ten goede. Ook organisaties die geen lid zijn van een specifieke affiliatie zu l len profiteren van h et w erk dat de organisaties in de diverse affiliaties verrichten, terw ijl zij h u n schaarse tijd en m iddelen ku n n en besteden aan andere taken. Wij verw achten daarom dat organisaties die lid zijn van netw erken m et veel affiliaties beter presteren dan organisaties in netw erken m et weinig affiliaties (hypothese 3). Terwijl hypothese 2 voorspelt dat individuele organisaties die lid zijn van veel subgroepen beter presteren, voorspelt hypothese 3 dat alle organisaties h et beter doen in een netw erk m et veel subgroepen. N aast h et bestaan van een arbeidsdeling, laat onderzoek zien dat de aanw ezigheid van een cen trale organisatie een belangrijke factor is die de prestaties van deelnem ende organisaties ver hoogt. Een centrale organisatie die de w erkzaam heden van de netw erkleden coördineert, zou een belangrijke voorwaarde zijn voor sam enw erking tussen organisaties (Provan & Milward, 1995, 24). Sam enwerking ko m t nam elijk niet altijd vanzelf to t stand: organisaties k u n n en te genstrijdige doelen en belangen hebben in een netw erk. H et is im m ers n iet vanzelfsprekend dat organisaties tijd en m oeite investeren in een subgroep, terw ijl zij zonder m eew erken ook k u n nen profiteren van de opbrengsten van die subgroep. W anneer organisaties autonoom zijn en er geen onderlinge hiërarchische relaties bestaan, zoals vaak h et geval is in interorganisationele netw erken, is sam enw erking niet vanzelfsprekend. C oördinatie door een of enkele orga nisaties van de sam enw erking w ordt daarom in h et onderzoek naar netw erken als essentieel beschouw d. Daarom verw achten wij dat organisaties die lid zijn van een netw erk waarbij een of enkele organisaties de w erkzaam heden en ruil van m iddelen en inform atie coördineren, beter presteren dan organisaties die lid zijn van een netw erk w aarin geen coördinatie door een centrale organisatie plaatsvindt (hypothese 4).
148
HOOFDSTUK 6
De prestaties van overheidsdiensten in interorganisationele netw erken: effecten op tw ee niveaus
4.
Onderzoeksopzet
In h et onderhavige hoofdstuk bestuderen wij vijf opleidingsnetw erken van N ederlandse HBOstudierichtingen. Deze opleidingsnetw erken w orden gedefinieerd v an u it h et lidm aatschap van deelnem ende scholen aan de form ele overlegorganen (opleidingsoverleggen genoemd) die de HBO-raad voor elke studierichting heeft ingesteld. A lle HBO-opleidingen van een bepaalde studierichting zijn vanwege h un lidm aatschap van de HBO-Raad ook lid van h u n specifieke opleidingsnetw erk. Van alle diverse opleidingen die onder verantw oordelijkheid van de HBORaad vallen, hebben wij een selectie van vijf opleidingen gem aakt op basis van drie criteria. H et eerste criterium is dat het opleidingsnetw erk m oet bestaan u it een relatief groot aantal deelnem ers (opleidingen van een specifieke studierichting). Daarom w erden de vier grootste opleidingen geselecteerd, waardoor het kleinste opleidingsnetw erk in de studie bestaat u it 16 scholen. H et tw eede criterium is dat het daarbij m oet gaan om studierichtingen m et een rela tief grote studenteninstroom . D e vier grootste opleidingen garandeerden een voldoende aantal studenten per opleiding om statistische analyses te verrichten. Ten slotte hebben w e gezorgd dat er voldoende variatie bestaat tussen de opleidingsnetw erken in de com plexiteit van de pro fessionele standaarden die aan de opleidingen zijn verbonden. Hierbij gaat h et om verschillen tussen de studierichtingen w at betreft de door de overheid bepaalde beroepseisen en com pe tenties. Wij veronderstellen nam elijk dat hoe om vattender en com plexer deze van overheids wege opgelegde beroepseisen zijn, hoe m eer overleg en coördinatie tussen de opleidingen van een studierichting nodig is. O nze selectie van vijf opleidingsnetw erken om vat de studierich tingen voor (1) onderwijzer in het basisonderw ijs, (2) voor sociaal pedagogisch hulpverlener, (3) voor verpleegkundigen, (4) voor com m erciële econom ie en (5) m anagem ent, econom ie en recht. Voor de eerste drie studierichtingen heeft de overheid m eer beroepseisen en com peten ties vastgesteld dan voor de laatste twee. A lle deelnem ers aan een opleidingsoverleg vorm en tezam en een opleidingsnetw erk. In h et totaal zijn er bij deze vijf netw erken van opleidingen 91 scholen betrokken. Van al deze scholen sam en beschikken we over gegevens over 18 159 van h u n afgestudeerden.
4.1.
Het in te ro rg a n isa tio n e le n etw erk
W elke organisaties (scholen) lid zijn van het form ele netw erk van een opleidingsoverleg w ordt bepaald door (a) de studierichting en (b) door deelnam e aan een opleidingsoverleg van de HBOraad. A lle opleidingen die lid zijn van de HBO-raad en een studierichting verzorgen (bijvoor beeld voor onderwijzer in h et basisonderwijs) zijn lid van dit form ele netw erk. Vaak worden de opleidingen vertegenw oordigd door de opleidingsdirecteur van de desbetreffende school. Van de opleidingsnetw erken hebben we de onderlinge sam enw erking in kaart gebracht door in de eer ste plaats vast te stellen w elke affiliaties er binnen de opleidingsnetw erken bestaan. D it k u n n en projectgroepen zijn rondom bepaalde beroepsthem a's, bijvoorbeeld gericht op com petentieontw ikkeling ten behoeve van de ouderenzorg. A ndere affiliaties zijn bijvoorbeeld gericht op form ele erkenning van eerder verw orven com petenties b innen een beroepsgroep, de coördinatie van stages of het ontw ikkelen van (gemeenschappelijke) m inoren. Inform atie over deze affilia ties en h et lidm aatschap van scholen is verkregen door m iddel van een analyse van docum en ten, zoals jaarverslagen van opleidingen en door middel van een bevraging van de voorzitters van vijf opleidingsnetw erken. H et ging hierbij om de form ele sam enw erkingsrelaties in affilia ties voor de periode 2004-2007. Hoewel er w aarschijnlijk ook inform ele sam enw erkingsrelaties
149
sv R-sTuD|E
Efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector
bestaan bu iten h et opleidingsnetw erk, hebben wij deze n iet vastgesteld. Wij beperken ons in onze studie derhalve to t form ele sam enw erkingsrelaties. Van de opleidingsnetw erken hebben h et aantal affiliaties vastgesteld en de netw erkcentralisatie bepaald.1Verder hebben w e van elke school (lid van een opleidingsnetwerk) afzonderlijk bepaald in hoeveel affiliaties de school deelneem t m et hoeveel andere scholen b innen h et opleidingsnetw erk deze school een relatie onderhoudt. Bijvoorbeeld, een school die deelneem t aan tw ee affiliaties, bestaande u it respectievelijk vier en vijf andere scholen, dan onderhoudt de betreffende school een relatie m et negen andere scholen van dezelfde studierichting.2
4.2.
Prestaties
De prestaties van organisaties hebben, zeker in de publieke sector, veel verschillende aspecten (Boyne, 2003; Provan & Milward, 2001). O nderw ijskundig onderzoek adviseert daarom onder w ijsprestaties te m eten m et behulp van m eerdere indicatoren (Rumberger & Pardy, 2005). De reden waarom som m ige scholen beter presteren op de ene indicator dan op de andere is dat de inzet van specifieke m iddelen vaak leidt to t prestaties op een specifiek gebied. Ook k o m t h et wel voor dat presteren op de ene indicator ten koste gaat van p restaties op andere indicatoren. Als voorbeeld noem en Rum berger & Palardy (2005) dat een hoge schooluitval (slechte school prestatie) kan leiden to t hoge toetsuitslagen (goede schoolprestatie) w anneer alleen m inder goede studenten uitvallen. In de onderhavige studie gebruiken wij daarom tw ee verschillende indicatoren voor de prestaties van scholen: een "objectieve" prestatie-indicator (schooluitval onder eerstejaars studenten) en een "subjectieve" indicator (tevredenheid van afgestudeerden m et het aangeboden onderwijs). Schooluitval is gedefinieerd als h et aantal eerstejaars dat de opleiding beëindigt als percentage van het totaal aantal eerstejaars in een bepaald jaar. Gegevens hierover w orden jaarlijks gepu bliceerd in het publiekelijk toegankelijke m anagem ent inform atie systeem van de HBO-raad. Een geringe schooluitval is een indicator voor een goed presterende opleiding. In de eerste plaats om dat opleidingen worden geacht om realistische verw achtingen te w ekken bij p o ten tiële studenten. D aarnaast w ordt w el aangenom en dat h et aanbod van een studieprogram m a van hoge kw aliteit studenten m otiveert door te studeren. Schooluitval is daarom een veel ge b ru ik te indicator voor schoolprestaties in onderw ijskundig onderzoek (Bryk & T hum , 1989; Lee & Burkam, 2003; M cNeal, 1997; Rum berger & Palardy, 2005, 4). O m h et storende effect van fluctuaties te reduceren hebben w e voor elke opleiding de gem iddelde schooluitval voor de periode 2002-2005 berekend.
1
Netwerkcentralisatie is gedefinieerd als de mate waarin de netwerkactiviteit is toe te schrijven aan slechts één of enkele actoren.
2
Het is mogelijk dat een organisatie voorkomt in meerdere subgroepen, door simpel het aantal organisaties bij elkaar op te tellen, zouden we de relatie met deze organisatie dubbeltellen. Hoewel het in de netwerkanalyse niet ongebruikelijk is om hiermee de sterkte van relaties te meten, hebben wij in dit onderzoek geen relaties dubbel laten tellen. Wij hebben de maat zo gedefinieerd dat elke organisatie maar een enkele relatie met een andere organisatie hebben.
1 50
HOOFDSTUK 6
De prestaties van overheidsdiensten in interorganisationele netw erken: effecten op tw ee niveaus
Tevredenheid van afgestudeerden is gem eten in de jaarlijkse H BO-monitor.3 D it is een enquê te onder afgestudeerden van HBO-opleidingen w aaraan 85% van alle HBO-opleidingen deel neem t. In deze enquête zijn vragen opgenom en die de waardering van afgestudeerden van hun studie m eten. Deze vragen w orden afgenomen tussen één to t anderhalf jaar na h et afstuderen. D e gem iddelde respons van de enquête is 40% to t 45%. Tevredenheid is gem eten door afge studeerden de vraag te stellen of de afgestudeerde nogm aals voor dezelfde studierichting aan dezelfde school zou kiezen. Deze variabele kan een waarde aannem en van 0 (niet weer dezelfde opleiding) of 1 (dezelfde studierichting aan dezelfde school).
4.3.
Controle v a ria b e le n
P restaties van scholen kunnen ook beïnvloed w orden door andere factoren, zoals bijvoorbeeld de grootte van de opleiding, de m anier waarop de opleiding gefinancierd wordt, of de grootte van de staf. Bij onze analyse van schooluitval controleren we daarom voor: (1) de afhankelijk heid van overheidsfinanciering; deze definiëren wij als h et percentage van h et budget van de opleiding dat w ordt betaald door de overheid; (2) de schoolgrootte in term en van studenteninstroom , (3) de personele lasten; (4) de student-staf ratio, w at h et totaal aantal studenten is gedeeld door het aantal FTE aan staf van de opleiding. Ten slotte is ook gecontroleerd voor de solvabiliteit van de school. Van deze controlevariabelen hebben wij h et gem iddelde berekend over de jaren 2002-2005.4 Bij de analyse van de tevredenheid van afgestudeerden controleren wij in de analyses ook nog voor het geslacht, de leeftijd en h et gem iddelde eindexamencijfer van iedere individuele afgestudeerde.
5.
Ond er zoeksuitkomsten
5.1.
Drie types netw erken
Figuur 6.2 laat de vijf opleidingsnetw erken zien. Elk bolletje stelt een school voor en de lijnen tussen de scholen geven aan of er tussen de scholen een relatie bestaat.5 De figuur laat opval lende verschillen en overeenkom sten zien tussen de opleidingsnetw erken van de stu d ierich tin gen. Er zijn duidelijk drie types opleidingsnetw erken zichtbaar, die we type A, B en C noem en. N etw erk type A laat een patroon van onderlinge relaties zien dat gecentraliseerd is en een beperkte dichtheid heeft. D it patroon is aanw ezig bij de studierichtingen voor Onderwijzers in h et prim air onderwijs en Sociaal pedagogische hulpverlening. N etw erk type B heeft een patroon waarbij slechts tussen enkele van de vele opleidingen sam enw erkingsrelaties bestaan. D it patroon is herkenbaar voor de studierichtingen C om m erciële economie, dat u it drie delen uiteenvalt en M anagem ent Econom ie en Recht. In de netw erken van dit type B is de samen-
3
De HBO-monitor wordt gecoördineerd door het Research Centre for Education and Labor Market (ROA) van de Uni versiteit van Maastricht.
4
Met uitzondering van de studenteninstroom zijn gegevens gebruikt voor de HBO-instelling waarvan de opleiding deel uitmaakt.
5
Om de figuur eenvoudig te kunnen interpreteren zijn in deze netwerken niet de sterkte van de relaties weergege ven. Dit netwerk geeft dus weer welke opleidingen met elkaar samenwerking in subgroepen. Lidmaatschap van het opleidingsoverleg, de netwerkgrens, is een selectiecriterium geweest en is in deze figuur daarom niet meege nomen.
151
svR-sTUDiE
Efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector
w erkingsactiviteit gering. H et netw erk type C laat juist een extreem dicht netw erk zien. D it is h et patroon van de studierichting voor Verpleegkunde. O pvallend is dat deze patronen grofweg sam envallen m et de verschillen in de m ate w aarin aan studierichtingen van overheidswege beroepskw alificaties w orden gesteld en daarm ee ook m et de door ons veronderstelde noodzaak to t sam enw erking: h et netw erk voor de studierichting Verpleegkunde, m et de strengste beroepseisen is het m eest dicht, terw ijl dat voor de studierich tingen C om m erciële econom ie en MER heel spaarzaam is.
Figuur 6 . - Typologie van v ijf netw erken van studierichtingen Patroon type A: gecentraliseerd
Patroon type B: spaarzaam
Commerciële Economie
Patroon type C: dicht
Management, Economie en Recht
Verpleegkunde
De typologie van de netw erken w ordt nog eens versterkt door de inform atie u it tabel 6.1. Deze tabel geeft enkele beschrijvende kenm erken van de organisaties binnen de netw erken. De scholen die sam enw erken in type A netw erken, hebben een m atige n etw erk activ iteit (degree
152
HOOFDSTUK 6
De prestaties van overheidsdiensten in interorganisationele netw erken: effecten op tw ee niveaus
cen traliteit) en zijn lid van een m iddelm atig aantal affiliaties. D e studierichtingen in de spaar zam e netw erken hebben een geringe netw erkactiviteit en zijn lid van een heel beperkt aantal affiliaties. D e opleidingen b innen h et dichte, decentrale netw erk type C k ennen allen een zeer hoge netw erkactiviteit en zijn lid van een relatief groot aantal affiliaties.
Tabel 6.1 - G em iddelde n etw o rk ke n m erk en op h et Interorganisationele niveau (standaardde via tie tussen haakjes) en op h et O pleidingsniveau (standaarddeviatie tussen haakjes) voor de n etw erken van v ijf studierichtingen
Type
N
Onderwijzer Primair Onderwijs Sociaal-Pedagogische
A A
28
19
Netwerkniveau Netwerk Aantal centraliteit subgroepen 39.60 33.66
6
7
Hulpverlening Commerciële Economie Management, Economie en Recht Verpleegkunde
B B C
15 13 16
18.13
11.43 0.00
4 3 7
Schoolniveau Netwerk Affiliatie activiteit* lidmaatschap 15.08
1.21
(1 6 .0 0 )
(1 . 50)
19 .8 8
1.26
(20.9 8 )
(1 . 52)
3.11 (4 .27)
(0 .64)
4.95 (9 .40)
(0 .97)
0.47 0.46
100.00
3.13
(0.00)
(1 .31)
•Genormaliseerde degree centraliteit
5.2.
V ersch ille n in prestaties tu ssen sch olen
5 .2 .1 .
O rganisatieniveau netw erkkenm erken en schooluitval
Tabel 6.2 laat de resultaten zien van de analyse van netw erkkenm erken op h et schoolniveau op de gem iddelde schooluitval onder eerstejaars studenten.6 We hebben een drietal m odellen ge toetst. H et eerste model, dat we het basism odel noem en, is een analyse van schooluitval zon der verklarende variabelen. H et geeft een antw oord op de vraag of schooluitval vooral verschilt tussen studierichtingen of juist tussen scholen binnen dezelfde studierichting. H et onderste gedeelte van de tabel geeft, onder het kopje "random effecten", aan hoeveel verschillen we aantreffen in schooluitval op ieder niveau. Wij zien dat de verschillen tussen studierichtingen groter zijn dan tussen de opleidingsnetw erken. In het tw eede m odel, dat we h et n etw erkm o d el noem en, introduceren w e tw ee netw erkkenm erken van de scholen: h u n netw erkactiviteit en h et aantal affiliaties w aaraan zij deelnem en. De n etw erk activ iteit een school heeft een negatief effect op de schooluitval onder eerstejaars studenten. D at wil zeggen, w anneer scholen m eer m e t elkaar in affiliaties sam enw erken, zullen er m inder eerstejaars studenten de opleiding verlaten. D it effect is statistisch significant (fi = -0.08, p < .05), w at een bevestiging v o rm t voor hypothese 1. We vinden echter geen steun voor de tw eede hypothese: h et aantal affiliaties w aaraan een school deelneem t lijkt w elisw aar de schooluitval te verlagen, m aar dit effect is 6
Omdat de data voor deze studie hiërarchisch zijn, afgestudeerden zijn "genest" in opleidingen en in afstudeerjaren en opleidingen zijn "genest" in studierichtingen, hebben gebruik gemaakt van zogenaamde multiniveau re gressies. Deze vorm van statistische toetsing houdt rekening gehouden met de hiërarchische structuur van data.
153
svR-sTUDiE
Efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector
statistisch niet significant (fi = -0.54, n.s.). Ten slotte hebben we ook een volledig m odel ge toetst, w aarin w e de controlevariabelen hebben m eegenom en. D e effecten van de netw erkvariabelen veranderen hierdoor n iet veel. Bij de controlevariabelen zien w e dat de student-staf ratio een significant effect heeft in de verw achte richting: hoe m eer studenten per staflid, hoe groter de schooluitval (fi = 0.71, p < 0.05). Bij de random effecten zien w e dat na introductie van deze tw ee netw erkenkenm erken de verschillen tussen opleidingsnetw erken kleiner worden. D it b etekent dat de prestaties van scholen w at betreft schooluitval toenem en als zij m eer sam en w erken in affiliaties. H et aantal affiliaties w aarin zij deelnem en is daarbij n iet w ezenlijk van belang, m aar w el h et aantal andere scholen w aarm ee relaties worden onderhouden. In de vol gende paragraaf toetsen w e hypothesen 1 en 2 nogmaals, m aar dan m et de prestatie-indicator tevredenheid van afgestudeerden.
Tabel 6.2 - G em iddelde schooluitval onder eerstejaars (2002-2005): M u ltiniveau A n a lyse voor 91 opleidingen genest in v ijf interorganisationele netw erken. Schatters m e t standaardfout tussen haakjes I Variabele Vaste effecten
Basismodel
Netwerk model
Volledig model
Opleidingsniveau variabelen - Samenwerkingsactiviteit (Genormaliseerde degree centraliteit) - Relatief subgroeplidmaatschap
-.0 8 2 (.040)2
-.0 7 4 (.040)’
-.537 (2 .917)
-.0 5 6 (2 .9 0 8 )
Controle variabelen4 - Afhankelijkheid overheidsfinanciering
.037 (.167)
- Personele lasten
- .0 0 8 (.403)
- Studenten instroom
-.0 8 3 (.0 8 9 )
- Student-staf ratio
.708 (0 .390)2
- Solvabiliteit -
Intercept
- .0 3 3 (.041) 29.497 (2 .4 8 6 )3
31.9 19 (1 .980)3
20.344 (12 .774)
- Variantie op netwerkniveau
29 .509 (19 .63)
14 .5 8 5 (1 0 .292)
15 .18 9 (1 3 .723)
- Variantie op opleidingsniveau
23.559 (3.594)
22.562 (3.445)
Random Effecten
- Model Deviantie - LR waarde t.o.v. vorige model (df)
n netwerk n opleiding 1 2 3 4
154
p < 0 .10 ; p < 0 .0 5; p < 0 .01; Gemiddelden voor 2002- 2005.
561.438 7.032 (2)2
554.406
21.199 (3 .302) 549.202
5.20 4 (5)
5
5
5
91
91
91
1
HOOFDSTUK 6
De prestaties van overheidsdiensten in interorganisationele netwerken: effecten op twee niveaus
5 .2 . 2 .
O rganisatieniveau netw erkkenm erken en tevredenheid
Tabel 6.3 laat zien w elk effect de netw erkkenm erken op schoolniveau hebben op de tevre denheid van afgestudeerden.7 N et zoals bij schooluitval starten we de analyses m et een ba sismodel. Bij de random effecten van dit basism odel zien we dat verschillen in tevredenheid voornam elijk gezocht m oeten w orden in de individuele kenm erken van afgestudeerden.8 De resterende verschillen in tevredenheid doen zich vooral voor tussen scholen.
Tabel 6.3 - Tevredenheid van afgestudeerden (2002-2005): Logistische m u ltin ive a u analyse voor de 91 opleidingen genest in v ijf interorganisationele netw erken van studierichtingen. Schatters m e t standaardfouten tussen haakjes 1Variabele Vaste effecten
Basismodel
Netwerk model
Volledig model
-.0 0 2 (.0 0 3)
-.0 0 2 (.002)
1
Opleidingsniveau variabelen - Samenwerkingsactiviteit (Genormaliseerde degree centraliteit) -
Relatief subgroeplidmaatschap
.631 (.254)2
.645 (.250)3
Controle variabelen4 -
Afhankelijkheid overheidsfinanciering
.015 (.014)
-
Personele lasten
.037 (.029)
- Studenten instroom
- .0 0 5 (.0 0 8 )
- Student-staf ratio
- .0 3 0 (.037)
- Solvabiliteit
.005 (.00 4 )
Student-niveau controle variabelen - Gender -
-.062 (.044)
Etniciteit
.192 (.055)3
- Gemiddeld eindcijfer -
.136 (.016)3
Intercept
.8 0 4 (0 .010)3
.164 (.142)
- .0 6 5 (.044) .188 (.055)3 .136 (.015)3 -.6 2 3 (1 .0 0 3)
Random Effecten - Variantie op netwerkniveau
.037 (.029)
.023 (0 .021)
- Variantie op opleidingsniveau
.169 (.032)
.150 (0 .029)
.143 (.028)
- Variantie op afgestudeerdenniveau
3.29
3.29
3.29
21708.32
21609 .04
21602.88
-
Model Deviantie5
-
LR waarde t.o.v. vorige model (df)
n netwerk n opleiding n afgestudeerde 1 2 3 4 5
92.90 (s)3
'S
.009 (.013)
6 .16 (5) 5
5
91
91
91
18 ,159
18,159
18,159
p < 0 .10 ; p < 0 .0 5 ; p < 0 .0 1; Gemiddelden voor 2002- 2005; Gebaseerd op de Laplace approximation algorithm.
7
Omdat we hier opnieuw te maken hebben met een hiërarchische data-structuur gebruiken we weer een Multi niveau analyse. Omdat de afhankelijke variabele ‘tevredenheid' een dichotome variabele is, die aangeeft of alum ni opnieuw voor dezelfde opleiding zouden kiezen, is dit een logische multiniveau regressie.
8
Om precies te zijn, de verschillen tussen afgestudeerden nemen (3,29 / (3,29 + 0,169 + 0,037)) = 94% van alle ver schillen voor rekening.
155
svR-sTUDiE
Efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector
H et netw erkm odel in tabel 6.3 analyseert de effecten van de netw erkkenm erken op school niveau op de tevredenheid van afgestudeerden. Bij deze analyses vinden w e geen statistisch sig nificant effect van n etw erkactiviteit van scholen. Wat betreft tevredenheid vinden w e daarom voor hypothese 1 geen ondersteuning. H et aantal affiliaties w aarin w ordt sam engew erkt heeft, in tegenstelling to t bij schooluitval, wel een significant positief effect op de tevredenheid van studenten (fi = 0.63, p < .05). Opleidingen die in m eer affiliaties sam enw erken m et andere opleidingen hebben m eer tevreden studenten. H et m eenem en van controlevariabelen in h et volledige model geeft voor de netw erkkenm erken dezelfde resultaten. D aarin is ook af te lezen dat de etn iciteit van studenten en het gem iddeld afstudeercijfer significant de tevredenheid beïnvloedt. H et is opm erkelijk dat hypothese 1 w ordt ondersteund voor schooluitval, terwijl deze n ie t w ordt ondersteund voor tevredenheid van afgestudeerden. Voor hypothese 2 geldt h et omgekeerde: deze w ordt verw orpen voor schooluitval, m aar juist bevestigd voor tevredenheid van afgestudeerden.
5.3.
V ersch ille n in prestaties tu ssen netw erken
Bij de beschrijving van de vijf opleidingsnetw erken nam en w e drie types van netw erken waar: type A (studierichtingen onderwijzer voor prim air onderwijs / sociaal-pedagogische hulpverle ning), type B (studierichtingen com m erciële econom ie / m anagem ent, econom ie en recht) en type C (studierichting verpleegkunde). Tabel 6.1. toon t type A, dat een patroon van m iddelm a tige centraliteit en een hoog aantal affiliaties kent, type B een geringe cen traliteit en weinig affiliaties; alsook een type C een heel decentraal netw erk m et een groot aantal affiliaties. In deze paragraaf analyseren w e of de scholen binnen deze verschillende types opleidingsnetwerken ook verschillen in h u n prestaties. H ypothese 3 voorspelt dat in netw erken w aarin taken verdeeld zijn in veel affiliaties de scholen gem iddeld beter presteren. H ypothese 4 voorspelt dat de gem iddelde prestaties van scholen hoger zijn in netw erken waarbij de activ iteiten door een of enkele leden w ordt gecoördineerd (een hoge m ate van centraliteit) dan in netw erken waarin n iet w ordt gecoördineerd. Tabel 6.4 laat zien of dit het geval is.
Tabel 6.1 - Verschillen in prestaties voor drie netw erktyp es (standaard deviatie tussen haakjes; indicatoren gem iddeld voor de periode 2002-2005) I Netwerktype
n
Schooluitval (%)
Tevredenheid (%)
A. Gecentraliseerd
47
26.28
72.55 (9.78)
B. Spaarzaam
28
(5 .04)
C. Dicht
Totaal
16
91
35.30
65.21
(5.57)
(8.45)
22.89 (3.94)
67.51 (1 0 .0 1)
F(2 , 88) = 39.89 p < 0.001
F(2, 88) = 5.69 p < 0.005
De prestaties van de opleidingsnetw erken type B zijn h et m eest eenvoudig te interpreteren. De scholen in deze netw erken presteren gem iddeld significant slechter op beide prestatie-indicatoren: deze scholen hebben hogere schooluitval en m eer ontevreden studenten dan de andere
1 56
1
HOOFDSTUK 6
De prestaties van overheidsdiensten in interorganisationele netw erken: effecten op tw ee niveaus
types opleidingsnetw erken. We zien dus dat de scholen in opleidingsnetw erken m et weinig affiliaties het slechtst presteren. H ypothese 3 w ordt hierm ee bevestigd. W at betreft hypothese 4, die voorspelt dat scholen in m eer gecentraliseerde netw erken beter presteren, is de interpre tatie lastiger. N etw erk types A (meest gecentraliseerd) en C (m inst gecentraliseerd) verschillen sterk in de m ate w aarin het netw erk centraal w ordt gecoördineerd. Als hypothese 4 waar is, dan zouden de scholen binnen de type A netw erken de beste prestaties leveren. Voor de tevre denheid van de afgestudeerden is dit zonderm eer het geval. Maar, w at betreft de schooluitval doen de scholen binnen netw erktype C h et juist beter. Voor h et bestrijden van schooluitval hebben scholen dus blijkbaar vooral baat bij het uitw isselen van hulpbronnen, terw ijl de acti v iteiten die m oeten w orden ontplooid om afgestudeerden positief te laten oordelen over hun studie, vooral centrale coördinatie vereisen.
Conclusie D eze studie heeft een aantal inzichten opgeleverd die n ie t alleen van belang zijn voor de w eten schappelijke literatu u r over inter-organisationele netw erken, m aar ook voor de beleidspraktijk. Ten eerste laat de onderhavige studie zien dat er een sam enhang bestaat tussen netw erkkenm erken van individuele scholen en de kenm erken van h et opleidingsnetw erk als geheel. D it b etek ent dat het netw erk van individuele scholen voor een belangrijk deel w ordt bepaald door de structuur van h et opleidingsnetw erk. D aarnaast hebben wij laten zien dat er aanzienlijke verschillen bestaan in prestaties, zowel tussen scholen binnen opleidingsnetw erken, als tussen opleidingsnetw erken. Ten tw eede bleek u it deze studie dat de sam enhang tussen netw erkkenm erken en school prestaties afhangt van de gehanteerde prestatie-indicator. De objectieve prestatie-indicator van gem iddelde schooluitval onder eerstejaars studenten w ordt sterk beïnvloed door de toegang die scholen hebben to t hulpbronnen binnen het opleidingsnetw erk. H et belang van hulpbronnen voor (school)prestaties is gevonden in eerdere studies in de Verenigde Staten (Brass e.a., 2004; M eier & O'Toole, 2003; O 'Toole & Meier, 2004; Powell e.a., 1996; Tsai & G hoshal, 1998). De subjectieve prestatie-indicator van tevredenheid van afgestudeerden w ordt n iet bepaald door de toegang van scholen to t hulpbronnen, m aar door het aantal sam enw erkingsverbanden (af filiaties) w aarin de school participeert. N aarm ate scholen elkaar vaker ontm oeten in gesloten subnetw erken, ontstaat vertrouw en tussen scholen. H ierdoor worden transacties tussen scho len m inder risicovol en worden ruilen efficiënter. De investeringen in h echte netw erkrelaties betalen zich terug in de vorm van vertrouw en dat gezam enlijke activ iteiten ook gedragen w or den door alle participerende, waardoor een efficiënte arbeidsdeling m ogelijk w ordt. Bij een ef ficiënte arbeidsdeling k unnen scholen deelactiviteiten over laten aan vertrouw de netw erk p art ners. H et belang aan van vertrouw en tussen netw erkleden en prestaties van deze leden is ook gevonden in eerder onderzoek (Coleman, 1990; Pfeffer & Salancik, 2003; Provan & Sebastiaan, 1998, 480; Schalk e.a., 2009). Ten derde blijkt dat scholen in spaarzam e netw erken - dus zonder enige vorm van coördi n atie - op beide prestatie-indicatoren slecht presteren. Scholen in de m eest gecentraliseerde netw erken en in het volledig dichte netw erk presteren daarentegen h et beste. H ieru it blijkt dat coördinatie in h et opleidingnetw erk essentieel is voor de prestaties van de scholen in het netw erk. Hierbij m aakt h et niet zoveel u it hoe scholen in een netw erk worden gecoördineerd,
157
svR-sTUDiE
Efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector
als er m aar een m anier w ordt gevonden van coördinatie; hetzij door enkele scholen, hetzij door veelvuldige afstem m ing van alle scholen onderling. D it v orm t een bevestiging van de hypo these dat (centrale) coördinatie de sam enw erking waarborgt tussen zelfstandige uitvoerende organisaties m et soms tegengestelde belangen (Provan & Milward, 1995, 24). D e resultaten nuanceren de hypothese evenwel, om dat blijkt dat de coördinatie n ie t per sé centraal hoeft te verlopen. Als aanbeveling kunnen wij het volgende afleiden. Voor scholen is h et belangrijk om te inves teren in hechte sam enw erkingsrelaties, bijvoorbeeld door h et aangaan van m eerdere sam en w erkingsverbanden die concrete activiteiten en taken betreffen. D it bevordert de tevredenheid van afgestudeerden, die niet alleen een afspiegeling vo rm t van de kw aliteit van de geboden opleiding, m aar ook een indicator is voor de k w aliteit van de voorbereiding op de beroepsuitoe fening. Scholen die h u n krachten bundelen om studenten voor te bereiden op de professionele eisen in het beroepsveld, profiteren niet alleen van elkaars kennis, ervaring en contacten m et professionele organisaties, m aar kunnen deze ook op efficiënte wijze vorm geven door gericht taken te verdelen. Wij willen, to t slot, benadrukken dat het onderhavige onderzoek n iet heeft k u n n en vaststellen w at de richting van de oorzaak-gevolg relaties is die de gevonden verbanden tussen netw erkkenm erken en prestaties verklaart. Wij veronderstellen w elisw aar dat netw erkkenm erken de prestaties van netw erkleden bepalen, m aar wij kunn en n iet u itslu iten dat h et verband ook andersom to t stand kom t. H et zou bijvoorbeeld n et zo goed k u n n en zijn dat goed presterende opleidingen h un netw erkcontacten anders gaan m anagen dan slecht presteren scholen. Een goede toets om de w erkelijke richting van h et verband te vast te stellen is alleen mogelijk m et gebruik van longitudinale data over zowel veranderingen in netw erkkenm erken als verande ringen in prestaties. Z ulke gedetailleerde data zijn vooralsnog n iet voorhanden. Een dergelijke studie zou een veelbelovende onderzoeksrichting zijn voor verder onderzoek, n et zoals on derzoek naar de geldigheid van onze hypothesen in interorganisationele netw erken op ander beleidsterreinen of in andere landen.
158
HOOFDSTUK 6
De prestaties van overheidsdiensten in interorganisationele netw erken: effecten op tw ee niveaus
Isett, K.R. & Provan, K.G. (2 0 0 5 ). The evolution of
Bi BLi OG RAFiE
dyadic interorganizational relationships in a network of publicly funded nonprofit agen
Boyne, G.A. (2 0 0 3 ). W hat is public service im pro vem ent? In: Public Administration, 81 (2), 2 11 27.
cies. In: Journal o f Public Administration and
Theory, 15 (1 ), 14 9 - 1 6 5 . Kaiser, F., Vossensteyn, H. & Koelm an, J. (2 0 0 1).
Borgatti, S.P., Everett, M.G. & Freem an, L.C. (19 9 9 ).
UCINET 5 .0
Version
1 .0 0 ,
Natick:
Analytic
Technologies. Borgatti, S.P. & Foster, P.C. (2 0 0 3 ). The network
Public funding of higher education: A com parative study of funding mechanisms in ten countries. Enschede: CHEPS. Kraatz,
M.S.
(19 9 8 ).
Learning
by
association?
paradigm in organizational research: A review
Interorganizational networks and adaptation
and typology. In: Journal o f Management, 29
to en vironm ental change. In: The Academy of
(6), 9 9 1 - 10 13 .
Management Journal, 41 (6), 6 2 1- 6 4 3 .
Brass, D.J., G alaskiew icz, J ., Greve, H.R. & Tsai, W.
Larson, A. (19 9 2 ). Network dyads in entrepre
(2 0 0 4 ). Taking stock o f networks and organi
neurial settings: A study o f the governance
zations: A m ultilevel perspective. In: Academy
of exchange relationships. In: Administrative
Science Quarterly, 37 (1), 7 6 - 1 0 4 .
o f Management Journal, 47 (6), 7 9 5 - 817. Bruderl, J. & Preisendorfer, P. (19 9 8 ). Network
Law rence, P.R. & Lorsch, J.W. (19 67). Differentiation
support and the success o f new ly founded
and integration in com plex organizations. In:
businesses. In: Small Business Economic, 10
Administrative Science Quarterly, 12 (1), 1 - 47.
(3), 2 13 - 22 5 .
Lee, V. E. & Burkam , D.T. (2 0 0 3 ). Dropping out
Bryk, A.S. & Thum , Y. M. (19 8 9 ). The effects of
of high school: The role o f school o rganiza
high school organization on dropping out:
tion and structure. In: American Education
exploratory investigation. In: American Educational Research Journal, 26 (3 ), 3 5 3
Research Journal, 40 (2), 3 5 3 - 3 9 3 .
An
383.
Marsden, P. (2 0 0 5 ). Recent developm ents in net w ork m easurem ent. In: Carrington, P.J., Scott,
Colem an, J.S. (19 9 0 ). Foundations of social theory.
J. & W asserm an, S. (eds.), Models and me
thods in social network analysis. New York:
Cambridge MA: Harvard University Press.
Cambridge University Press, 8 - 3 0 . Collins, C.J. & Clark, K.D. (2 0 0 3 ). Strategic hum an m anagem ent team
Meier, K.J. & O'Toole L.J. (2 0 0 1). Managerial stra
social netw orks, and firm perform ance: The
tegies and behavior in netw orks: A model
resource
practices,
top
role of hum an resource practices in creating
w ith evidence from u.S. public ed ucation. In:
organizational
Journal of Public Administration Research and Theory, 11 (3), 2 7 1- 9 3 .
com petitive
advantage.
In:
Academy of Management Journal, 46 (6), 7 4 0 - 7 5 1.
Meier, K .J., & O'Toole L.J. (2 0 0 3 ). Public m anag e
Goes, J.B . & Park, S.H. (19 9 7). Interorganizational
m ent and ed ucational perform ance: The im
links and innovation: The case of hospital ser
pact of m anagerial netw orking. In: Public Administration Review, 63 (6), 6 8 9 - 6 9 9 .
vices. In: Academy o f Management Journal, 40 (3), 673-696.
McNeal, R.B. (19 9 7). High school dropouts: A clo
Hitt, M., Beam ish, P., Jackson, S. & M athieu, J. (2007).
Building
theoretical
and
em pirical
bridges across levels: Multilevel research in m anagem ent. In: Academy of Management
Journal, 50 (6), 1 3 8 5 - 13 9 9 .
theory of structure and outcomes in sm allstrategic m anufacturing netw orks.
In:
Academy of Management Journal, 40
(2),
368-403.
O'Toole, L.J. & Meier, K.J. (2 0 0 4 ). Public m a nagem ent in intergovernm ental netw orks: Matching
Hum an, S. E. & Provan, K.G. (19 9 7). An em ergent firm
ser exam ination of school effects. In: Social
Science Quarterly, 78 (1 ), 2 0 9 - 222.
structural
networks
and
m ana
Journal of Public Administration Research and Theory, 14 (4 ), gerial
netw orking.
In:
46 9 -4 9 4 . Pfeffer, J., & Salancik, G.R. (19 78 ). The external
control of organizations: A resource depen dence approach. New York: Harper & Row.
159
svR-sTUDiE
Efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector
Podolny, J.M . (19 9 3 ). A status-based
model of
value creation: The role of intra-firm
Sociology, 28 (4 ), 8 2 9 - 8 7 2.
works. In: Academy o f Management Journal,
Pow ell, W., Koput, K. & Sm ith-D oerr, L. (19 9 6 ). In ter-org anizatio nal
collaboration
locus o f innovation:
and
the
n et
41 (4 ), 464-476. Uzzi, B. (19 9 7). Social structure and com petition in
Networks o f learning
interfirm netw orks: The paradox of em b ed
in biotechnology. In: Administrative Science
dedness. In: Administrative Science Quarterly,
Quarterly, 41 (1 ), 1 16 - 1 4 5 .
42 (1 ), 3 5 - 67.
Provan, K.G. & B rin ton -M ilw ard, H. (19 9 5 ). A pre
Uzzi, B. & Spiro, J. (2 0 0 5 ). Collaboration and crea
lim inary theory o f interorganizational n e t
tivity: The sm all world problem . In: American
w ork effectiveness: A com parative study of
Journal o f Sociology, 1 1 1 , 2 , 447- 5 0 4 .
four com m unity m ental health system s. In:
Administrative Science Quarterly, 4 0 (1 ), 1 - 3 3 . Provan, K.G. & Brin ton -M ilw ard, H. (2 0 0 1), Do networks really work? A fram ew ork for ev a lu ating pu blic-sector organizational networks. In: Public Administration Review, 6 1 , (4), 414 23.
(2 0 0 2 ). Collaboration and integration of com m unity based health care services in a n o n profit m anaged care system . In: Health Care
Management Review, 27 (1), 2 1- 3 2 . Provan, K.G ., & Kenis, P. (2 0 0 8 ). Modes o f w ork
W asserm an, S. & Faust, K. (19 9 4 ). Social net
work analysis: Methods and applications. Cambridge: Cambridge University Press. Zaheer, A., McEvily, B. & Perrone, V. (19 9 8 ). Does trust matter? Exploring the effects of inter organizational
and
interpersonal
trust
on
perform ance. In: Organization Science, 9 (2),
Provan, K.G. & B rin ton -M ilw ard, H. & Isett, K.R.
governance:
Structure,
n e t
m anagem ent,
and effectiveness. In: Journal of Public Administration Research and Theory, 18 (2), 2 2 9 - 2 52. Provan, K .G ., & Sebastian, J.G. (19 9 8 ). Networks w ith in netw orks: Service link. In: Strategic
Management Journal, 21 (3), 3 6 9 - 3 8 6 . Rumberger, R. & Palardy, G.J. (2 0 0 5 ). Test scores, dropout rates, and transfer rates as a lte rn a tive indicators of high school perform ance. In:
American Educational Research Journal, 42 (1), 3-42. Sparrowe, R.T., Liden, R.C., Wayne, S.J. & Kraimer, M.L. (2 0 0 1). Social networks and the perfor m ance o f in divid u als and groups. In: Academy
of Management Journal, 44 (2), 3 1 6 - 3 2 5 . Snijders, T. & Bosker, R. (19 9 9 ). Multilevel analysis:
An introduction to basic and advanced m ulti level modelling. London: Thousand Oaks. Tsai, W. (2 0 0 1). Knowledge transfer in intraorganizational netw orks: Effects o f network po si tion and absorptive capacity on business unit innovation and perform ance. In: Academy of
Management Journal, 4 4 (5 ), 9 9 6 - 10 0 4 .
160
Tsai, W. & G hoshal, S. (19 9 8 ). Social capital and
m arket com petition. In: American Journal of
14 1- 1 5 9 .