Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
2011 - 2015 Versie 2
1
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
3.8.1 Omgaan met Bijbel en Liedboek ................. 34 3.8.2 Functieontwikkeling onderbouw ................ 34 3.8.3 Taal ........................................................... 35 3.8.4 Lezen ......................................................... 38 3.8.5 Schrijven.................................................... 41 3.8.6 Frysk ......................................................... 42 3.8.7 Engels ....................................................... 43 3.8.8 Rekenen en Wiskunde ................................ 44 3.8.9 ICT............................................................. 46 3.8.10 Kennisgebieden ......................................... 46 3.9 LICHAMELIJKE OEFENING .......................................... 51 3.10 BEELDENDE VORMING ............................................. 52 3.10.1 Muzikale Vorming ..................................... 52 3.10.2 Dramatische Vorming ................................ 53 3.10.3 Beeldende Vorming (handvaardigheid en tekenen) 53 3.11 ZORG VOOR DE LEERLING ......................................... 56 3.11.1 Algemeen .................................................. 56 3.11.2 Verschillen in capaciteiten ......................... 56 3.11.3 Doubleren ................................................. 58 3.11.4 Structuur van de extra zorg ........................ 58 3.11.5 Signalering ................................................ 60 3.11.6 Diagnosticeren .......................................... 62 3.11.7 Remediëren ............................................... 62 3.11.8 Evaluatie ................................................... 62 3.11.9 Bewaking privacy ...................................... 63 3.11.10 Contacten met ouders............................ 63 3.11.11 Schriftelijke Rapportage ......................... 63 3.11.12 Externe betrekkingen ............................. 64 3.11.13 Opbrengsten.......................................... 64
Inhoud 1
INLEIDING ..................................................................4
2
ALGEMEEN .................................................................5 2.1 VERENIGING ...........................................................5 2.2 HET CHRISTELIJK ONDERWIJS IN OPSTERLAND ..................5 2.3 DE SCHOOL ............................................................5 2.3.1 Voedingsgebied ...........................................5 2.3.2 Opleidingsniveau ouders .............................6 2.3.3 Taalachtergrond..........................................8 2.4 HUISVESTING ..........................................................8 2.4.1 Het schoolgebouw .......................................8 2.4.2 Sportaccommodatie ....................................9 2.5 MEDEZEGGENSCHAPSRAAD ........................................9 2.6 OUDERCOMMISSIE ...................................................9 2.7 HET FINANCIEEL BELEID .............................................9 2.8 HET MATERIEEL BELEID ............................................ 10 2.9 HET RELATIONEEL BELEID ......................................... 10 2.10 VEILIGHEIDSBELEID ................................................. 11 2.11 ONDERWIJSBEGELEIDING ......................................... 12 2.12 ADMINISTRATIEVE ONDERSTEUNING ........................... 12 2.13 KINDEROPVANG – TSO EN BSO ................................ 12 2.14 TOELATING VAN LEERLINGEN .................................... 12 2.14.1 Intakegesprek............................................ 12 2.14.2 Leerling gebonden financiering .................. 13 2.15 ORDEMAATREGELEN: SCHORSING EN VERWIJDERING ...... 14 2.15.1 Procedure schorsing van leerlingen. ........... 14 2.15.2 Procedure verwijdering leerlingen. ............. 15
3
ONDERWIJSKUNDIG BELEID ..................................... 17 3.1 SCHOOLDOELSTELLING ............................................ 17 3.2 ACTIEF BURGERSCHAP EN SOCIALE INTEGRATIE .............. 18 3.2.1 Identiteitsvorming aan de hand van levensbeschouwing ................................................... 18 3.2.2 De school als samenleving ......................... 18 3.2.3 De school als pedagogisch normatief instituut 19 3.2.4 De school middenin de samenleving ........... 19 3.2.5 Kennis van en discussie over politieke en maatschappelijke praktijken in de samenleving en de eigen visie van de leerling daarop ............................. 20 3.2.6 Europees en wereldburgerschap ................ 20 3.3 KUNST EN CULTUUR ONDERWIJS ................................ 21 3.4 KERNDOELEN ........................................................ 21 3.5 WERKVORMEN EN ZELFSTANDIG WERKEN .................... 22 3.6 TOETSING EN REGISTRATIE ....................................... 25 3.7 VISIE OP HET JONGE KIND ......................................... 25 3.7.1 Onderbouw (groep 1 en 2) ......................... 26 3.7.2 Midden-en bovenbouw (groep 3 t/m 8) ...... 29 3.7.3 Toetsen bij de Remedial Teaching: ............. 30 3.7.4 Protocol Herfstleerlingen ........................... 31 3.7.5 Protocol overgang groep 2 naar 3 .............. 31 3.7.6 Groepsovergang vanaf groep 3 .................. 32 3.7.7 Naar het Voortgezet onderwijs .................. 32 3.8 DOELEN PER VAKGEBIED .......................................... 34
4
PERSONEELSBELEID .................................................. 66 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
5
DOEL VAN HET PERSONEELSBELEID ............................. 66 EVENREDIGE VERTEGENWOORDIGING ......................... 66 FORMATIEBELEID ................................................... 66 TAAKBELEID ......................................................... 66 LOOPBAANBELEID EN SCHOLING................................. 66 VERVANGINGSPROTOCOL ......................................... 67
KWALITEITSBELEID ................................................... 68 5.1 INLEIDING ......................................................... 68 5.2 ZELFEVALUATIE ................................................ 68 5.2.1 De externe beoordeling.............................. 69 5.3 HET MAKEN VAN KWALITEITSKAARTEN .............. 69 5.4 RELATIE TUSSEN KWALITEITSZORG EN PERSONEELSBELEID ....................................................... 70 5.5 TOELICHTING OP DE LEERCIRKEL (LC) ............... 70
6
KLACHTENREGELINGEN ................................. 72
7
BELEIDSVOORNEMENS............................................. 73
8
VERKLARING INSTEMMING ...................................... 74
9
VERKLARING VASTSTELLING..................................... 75
2
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Documenten waarin schoolplan onderdelen nader worden uitgewerkt Versie volgnr
vervaldatum
1
Statuten en het Huishoudelijk reglement van de Vereniging voor PCO te Gorredijk e.o.
2011-1
geen
2
Reglement Medezeggenschapsraad
2012-1
2016
3
Reglement Oudercommissie
4
Schoolgids
5
Inschrijfformulieren set 2012 (nieuw met wijziging BSN en incasso)
6
Veiligheidsbeleidsplan
7
Kerndoelen 1998
nvt
8
Kerndoelen 2010
nvt
9
Trendanalyse 2000-2011
nvt
10
Goed schrijven - ouderinformatie
nvt
11
Zorgplan WSNS Opsterwad
jaarlijks
12
Personeelsbeleidsplan (in behandeling)
2011
geen 2011/12-1
jaarlijks geen
2013-v1
2017
13 Managementstatuut/bevoegdhedenmatrix
2015
14
Taakbeleid nader beschouwd
2010 januari
15
Nascholingsstatuut
2014
16 Algemene procedure inzake klachtrecht
2014
17 Integraal bestuursverslag
Versie 2010-1
De met gemarkeerde stukken zijn verkrijgbaar op de website www.pcbs-librije.nl Schoolplan versie 2011-15-versie2
3
jaarlijks
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
1 INLEIDING Het schoolplan is sinds 1 augustus 1998 het centrale document van de school. Vanaf dat moment is de kwaliteitswet van kracht. Deze bepaalt dat het schoolplan naast de schoolgids en de klachtenregeling nodig zijn voor een goede inhoudelijke dialoog met de omgeving over de kwaliteit van het basisonderwijs. Het primaire doel van het schoolplan is om bestuur, directie en personeel meer dan voorheen grip te geven op de kwaliteit van het onderwijs. De prioriteiten en gemaakte keuzes voor het beleid moeten hieruit duidelijk worden. Daardoor wordt een gerichte evaluatie mogelijk gemaakt, hetgeen een impuls voor het te voeren kwaliteitsbeleid zal betekenen. Dit document is tevens het verantwoordingsdocument zowel richting inspectie als naar ouders en belangstellenden. De jaarlijkse schoolgids is in eerste instantie gericht op de ouders en is feitelijk een samenvatting van het schoolplan. Het schoolplan is voor ieder beschikbaar op de website 1van de school. Dat geldt eveneens voor vrijwel alle bijlagen. Wettelijk beschrijft het schoolplan het beleid t.a.v. in ieder geval de volgende punten: het onderwijskundig beleid;
het personeelsbeleid; het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs;
het beleid ten aanzien van sponsoring Het document zal sterk aan waarde winnen als in goed overleg gezocht wordt naar de juiste afstemming op de informatiebehoefte van de verschillende geledingen. Dit betekent dat ook andere onderwerpen dan de wettelijk vereiste, in het plan uitgewerkt kunnen worden. In feite moet het document een integraal beleid bevorderen dat de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Om het plan actueel te houden is het wettelijk vastgelegd dat het in ieder geval minimaal eens in de 4 jaar vastgesteld wordt. Het is evenwel niet een document dat in die vier jaar alleen maar in de la kan blijven liggen. Er zal voortdurend aan gesleuteld moeten worden. Het Bestuur van de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs te Gorredijk e.o., stelt voor de onder haar bestuur staande school ‘De Librije’, W.Wissesstraat 15 te Gorredijk het schoolplan vast, nadat er van de medezeggenschapsraad, conform de Wet op Medezeggenschap Onderwijs, instemming is verkregen. Nadat het plan voor vier jaar is vastgesteld, wordt dit naar de inspectie voor het primair onderwijs gezonden. Indien er tussentijdse wijzigingen in het schoolplan worden aangebracht, dan worden deze wijzigingen zo spoedig mogelijk naar de inspectie gezonden.
noot Waar in het schoolplan wordt gesproken van ouders bedoelen we tevens voogden en verzorgers en voor hij kan eveneens zij worden gelezen.
1
Website http://www.pcbs-librije.nl
4
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
2 ALGEMEEN 2.1
Vereniging Het christelijk onderwijs te Gorredijk gaat uit van de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs te Gorredijk e.o. Deze vereniging heeft uit haar midden een bestuur gekozen dat de dagelijkse gang van zaken behartigt. Het bestuur bestaat uit 7 leden. De huidige statuten 2zijn in 2011 aangepast om scheiding tussen bestuur en toezicht te gerealiseerd. Er is gekozen voor de splitsing van het bestuur in een dagelijks en een algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur bestaat uit de secretaris en de penningmeester als uitvoerende bestuursleden. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en de overige bestuursleden en hebben de toezichthoudende taak. Het bestuur heeft het recht van benoemen en ontslaan van personeelsleden volgens de daartoe geldende rechtspositionele regels. Het bestuur heeft in dienst:
20 Leerkrachten (inclusief directeur) – peildatum augustus 2007 2 onderwijsassistenten 1 tuinman
De school hanteert als lid van de PO-raad het door deze organisatie opgestelde code Goed Bestuur.
2.2
Het christelijk onderwijs in Opsterland Er zijn in de gemeente Opsterland 9 protestants christelijke basisscholen in negen dorpen. Hoewel de scholen allemaal geheel zelfstandig opereren met ieder een eigen bestuur, met eigen financiën en verantwoordelijkheden, zijn er onderling toch veel overeenkomsten. Dat komt o.a. mede door regelmatig overleg en nauwe samenwerking. Maandelijks komen de directeuren bijeen in een directieoverleg. Het bestuur werkt in Opsterland samen met de andere scholen voor christelijk onderwijs in de Vereniging Christelijke Scholenbond Opsterland (=VCSO). In november 2004 is de VCSO opgericht als opvolger van de informele Scholenbond die reeds in 1952 werd opgericht. In deze vereniging zullen alle bijzondere scholen van Opsterland participeren. Het InterSchools Management team dat zijn oorsprong vond in de subsidieregeling voor Bestuurlijke krachtenbundeling is blijven bestaan en voert een scala aan bovenschoolse taken uit voor de aangesloten scholen.
2.3
De school Naam Brin nr.
: :
pcbs De Librije 06 IU
adm.nr. Signatuur Adres
: : :
38144 Protestants Christelijk Wabbe Wissesstraat 15
Postadres
:
8401 RE Gorredijk Postbus 69 8400 AB Gorredijk
telefoon fax. E-mail
: : :
0513 - 46 64 48 0513 - 46 63 94
[email protected]
website : www.pcbs-librije.nl Basisschool pcbs "De Librije" staat centraal in Gorredijk en is de enige christelijke school in Gorredijk en directe omgeving. Hierdoor omvat het voedingsgebied tevens de omliggende dorpen Terwispel, Lippenhuizen, Hemrik en Jubbega.
2.3.1 Voedingsgebied Uit bovenstaande grafiek blijkt dat het overgrote deel van de schoolbevolking afkomstig is uit Gorredijk (92%) en slechts 8% komt uit de overige dorpen waar alleen openbaar onderwijs is. Dit betekent dat deze kinderen soms een 2
Zie statuten vereniging voor PCO te Gorredijk e.o. – 4 juli 2011
5
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
behoorlijke afstand naar school moeten afleggen. Een praktisch element waarmee onder andere rekening gehouden wordt in de schooltijden. Er moet voldoende tijd zijn voor de kinderen, met name de kinderen uit de buitendorpen die er voor kiezen tussen de middag naar huis te gaan om te eten.
Onze schoolbevolking is geen afspiegeling van de bevolking van Gorredijk en omgeving voor wat betreft levensbeschouwing. In Gorredijk zijn nog 4 openbare basisscholen waardoor duidelijk is dat de ouders over het algemeen heel bewust kiezen voor pcbs De Librije. Onze schoolbevolking heeft voor het grootste deel een christelijke achtergrond. In de afgelopen 6 jaar is evenwel het percentage van de kinderen die geen kerkelijke achtergrond (meer) hebben gestegen van 15 naar ruim 30%. Desondanks houden we strikt vast aan onze PC identiteit en stralen dat ook uit naar onze omgeving. Wij verwachten van de ouders, die hun kind als leerling aanmelden op De Librije dat zij het christelijk karakter en de doelstellingen van ons onderwijs respecteren. Dat betekent ook dat we als school de achtergrond van de ouders respecteren en ons onafhankelijk van de verschillende kerkelijke stromingen opstellen. Hoewel onze administratie slechts 4 verschillende stromingen administreert is duidelijk dat het aantal stromingen tussen de 8 en 10 ligt. Dit wordt nadrukkelijk bij de kennismaking en inschrijving van nieuwe leerlingen gecommuniceerd. De ouders dienen er mee in te stemmen dat de kinderen aan alle vakgebieden, dus ook de godsdienstige vorming, deelnemen. Bij de aanbieding van ons onderwijs houden we rekening met de achtergrond van de kinderen. Dit geldt vooral bij het vertellen en bespreken van de Bijbelverhalen voor de groep kinderen die daar helemaal niet bekend mee zijn. Hier is vaak meer toelichting en gesprek nodig.
2.3.2 Opleidingsniveau ouders Op peildatum 1 mei 2011 is opnieuw onderzocht welke opleiding de ouders van onze leerlingen hebben. De staven in de grafiek staan voor het opleidingsniveau van de vaders en de moeders. De grafiek laat zien welk percentage ouders welke opleiding heeft genoten. Ten opzichte van het onderzoek in het vorige schoolplan (dd. 1-5-2007) is er een verschuiving zichtbaar. Het percentage ouders met een HBO en Academisch niveau is gestegen. Met name bij de stijging van het HBO-percentage is het aandeel van de moeders het grootst. De groep die HAVO of VWO als eindonderwijs heeft genoten neemt sterk af in vergelijking met de situatie in 2007. Het lijkt er op dat vooral deze groep verantwoordelijk is voor de stijging van het percentage HBO-ers. Daarnaast blijkt ook dat de laagste opleidingen duidelijk afnemen ten gunste van het Mavo/MBO niveau. Was er in 2007 al sprake van dat we praktisch geen ouders meer hebben die het basisonderwijs als eindonderwijs hebben genoten, nu is deze groep beperkt tot een enkele ouder van allochtone afkomst. In de grafiek zijn er nu duidelijk twee pieken zichtbaar. Bijna de helft van de kinderen is afkomstig uit gezinnen met in ieder geval één ouder met een MBO opleiding. Er zijn 54 leerlingen die uit een gezin komen waarvan zowel vader als moeder een MBO opleiding heeft genoten. Daarnaast zijn er 43 leerlingen uit gezinnen waarvan beide ouders een HBO opleiding hebben. Bij veel gezinnen is er verschil tussen het niveau van het opleidingsniveau van vader en moeder. Van 75 leerlingen heeft vader de hoogste opleiding van de ouders en van 67 leerlingen is dat moeder.
6
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Zetten we de resultaten uit over de verschillende groepen op peildatum 1-5-2011, dan zijn er nog enkele trends waarneembaar. Zo lijkt de groep met een opleidingsniveau van LTS/LHNO over 4 jaar nagenoeg uit het bestand verdwenen te zijn. In alle groepen zijn de HBO-er en MBO-ers het meest vertegenwoordigd, waarbij op een uitzondering na de groep MBO-ers het grootst is. Allemaal interessante gegevens, maar wat betekent dit voor ons onderwijs. Voor wat betreft de bekostiging is duidelijk dat we geen aanspraak meer kunnen maken op zorggelden uit de weging van de leerlingen. Dat was in 2007 ook al het geval en in dat opzicht is er niets veranderd. Door deze indeling wordt De Librije voor de inspectie ingedeeld in de groep scholen die minder dan 15% gewogen leerlingen telt, hetgeen resulteert in hogere eisen aan de opbrengsten. Het effect van de opleiding van de ouders op de ontwikkeling van de kinderen is moeilijk vast te stellen. Invloed is er, dat is wel duidelijk, maar het hangt van nog zo veel meer factoren af. Bijvoorbeeld wel of geen kinderopvang en de mate waarin de ouders tijd nemen om met de kinderen te lezen en spelletjes te doen. Duidelijk is wel dat de verschillen daardoor tussen de achtergronden van de kinderen aanzienlijk kunnen zijn. We moeten ons onderwijs afstemmen op de leerbehoefte van de leerlingen. Binnen elke groep zal er gekeken moeten worden naar de wijze waarop de instructie afgestemd wordt op de leerlingen. De leerkracht zal zich steeds bewust moeten zijn van de verschillen en daarmee zoveel mogelijk rekening moeten houden. Met de huidige groepsgroottes is het wenselijk om met 2 tot 3 instructieniveaus te werken. In het kader van onze voorbereidingen op passend onderwijs zal dit in de komende schoolplan periode vorm krijgen. Op basis van de grote groep met een MBO achtergrond lijkt het grootste deel van onze leerlingen gebaat bij een goed gestructureerd programma. Dat is de basis van waaruit we vertrekken, maar onderweg moet er voldoende oog zijn voor de uitschieters aan zowel de onder- als de bovenkant. Met name voor de zwakke leerlingen is extra zorg buiten de groep mogelijk. Sinds augustus 2010 is er tevens een zogenaamde plusgroep waarin meer begaafde leerlingen extra worden uitgedaagd. Dit heeft ook gevolgen voor de mate waarin de kinderen zelf hun leerproces kunnen inrichten ten aanzien van tijd, volgorde en inhoud. De Librije werkt overwegend vanuit het leerstofjaarklassen systeem, waarbij de klassikale instructie als meest efficiënte model sterk naar voren komt. Naast de klassikale setting zijn er veel momenten waarbij de kinderen afhankelijk van hun ontwikkelingsniveau zelfstandig leren werken. Binnen het onderwijsleerproces wordt structureel aandacht besteed aan de ontwikkeling van zelfstandig werken en leren. Hierbij worden de leerlingen aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de tijdsbesteding in onder meer werklessen en vormen rondom het werken in werkgroepen. Daarnaast zijn er vaste momenten waarbij de leerlingen in niveaugroepen werken. Dit is met name het
7
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
geval bij niveau spelling en lezen. De leerlingen worden bij het zelfstandig werken begeleid door de leerkracht en werken met diverse leermiddelen die zelfstandig leren en werken mogelijk maken. Leerlingen kunnen bij het maken van werkstukken zelf keuzes maken ten aanzien van tijd en inhoud. Leerlingen plannen binnen de aangegeven grenzen zelf activiteiten en evalueren zelf in overleg met de leerkracht het effect van de activiteiten. Het zelfstandig werken wordt in hoofdstuk 3.5 nader uitgewerkt.
2.3.3 Taalachtergrond De taalachtergrond van de kinderen die de Librije bezoeken is in onderstaande grafiek weergegeven. Er worden vier categorieën onderscheiden, waarbij anders bijvoorbeeld Syrisch is. In het nieuwe leerling administratie pakket wordt onderscheid gemaakt tussen Frysk en Frysk/Nederlands als thuistaal. Dat levert een genuanceerder beeld op dan in het vorige schoolplan. Toen bleek 67 % het Frysk niet als voertaal te gebruiken. Door de weergave per groep in de grafiek is echter een kentering te zien. In de groepen vanaf 3b/4a staat het Nederlands nog op ongeveer 50%, maar in de jaren daarna neemt dit percentage duidelijk af ten gunste van de mixcategorie Frysk/Nederlands.
Voor het onderwijs in het vak Frysk betekent bovenstaande dat we met de aanschaf van Studio F in 2010 de mogelijkheid hebben om te differentiëren binnen de groepen. Het onderwijs is er op gericht om alle leerlingen het Frysk in ieder geval leren te verstaan en te lezen. Het actief gebruik van Frysk als spreektaal kan niet van alle leerlingen gevergd worden. Van de methodiek Studio F gebruiken we dan ook voornamelijk het tweede niveau dat gericht is op het verstaan en lezen van het Frysk. Daarbij is het van belang dat de kinderen een positieve houding ontwikkelen t.a.v. het gebruik van de Fryske taal.
2.4
Huisvesting
2.4.1 Het schoolgebouw Het schoolgebouw heeft met ingang van het cursusjaar 2008-09 de beschikking over 10 leslokalen. Daarnaast zijn er diverse andere ruimtes die zijn gerealiseerd tijdens de verbouwingen in 2005 en 2008. In 2010 zijn in het kader van de subsidieregeling “Verbetering Binnenklimaat” is het oude deel van het gebouw ingrijpend gerenoveerd. Deze lokalen zijn nu allemaal voorzien van nieuwe plafonds met moderne daglicht geschakelde verlichting, nieuwe kozijnen met HR++ glas. Daarnaast zijn alle lokalen voorzien van een eigen luchtbehandelingseenheid die het CO2 gehalte binnen de normen houdt. Op de plattegrond op de volgende pagina, worden alle ruimtes benoemd. In de hal van de onderbouw een panelenwand geplaatst waardoor we tijdelijk een 11e lokaal in de onderbouw kunnen benutten om de groepsgrootte in de onderbouw binnen de perken te kunnen houden. De personeelsruimte is eveneens voorzien van een panelenwand waarmee de gemeenschapsruimte vergroot kan worden bij vieringen en dergelijke. Verder zijn er verschillende nevenruimtes die benut worden bij het werken in kleine groepen buiten het lokaal onder leiding van de onderwijsassistenten, of als speelhoeken bij het lokaal en als extra ruimte voor de tussen schoolse opvang.(TSO) In de voorliggende schoolplanperiode zal het gebouw worden uitgebreid met een 11e lokaal, nieuwe bergingen voor
8
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
buitenspelmateriaal, tuinman en afvalcontainers.
2.4.2 Sportaccommodatie Naast het genoemde speellokaal kent onze school geen specifieke sportaccommodatie. Uiteraard is er een speelplein, visueel gescheiden in een gedeelte voor de groepen 1,2,3 en een gedeelte voor de overige groepen. Op het plein zijn een aantal speelvoorzieningen aanwezig; zoals o.a. zandbakken, schommelstelling, klim- en klautertoestellen, wippen, duikelstangen, knikkerkuiltjes. Het plein en de speeltoestellen voldoen aan de wettelijke veiligheidseisen en worden jaarlijks hierop gecontroleerd. Voor de gymnastieklessen van de groepen 3 t/m 8 zijn wij aangewezen op het gymlokaal bij de obs De Flambou. Groep 3 en 4 wandelen in ongeveer 10 minuten naar de gymzaal en de kinderen van de groepen 5 t/m 8 doen hier op de fiets ongeveer 5 minuten over. Wanneer het weer dat toelaat kunnen in het park bij school buiten-gymlessen worden gegeven.
2.5
Medezeggenschapsraad Aan de school is een medezeggenschapsraad verbonden. Naar aanleiding van de invoering van de Lumpsumfinanciering is het reglement 3in 2007 aangepast aan de nieuwe wettelijke voorschriften. Deze raad kent vertegenwoordigers van zowel ouders als personeel. De raad voert haar werkzaamheden uit volgens het door bestuur en medezeggenschapsraad in overleg vastgestelde reglement. De MR legt over haar activiteiten jaarlijks verantwoording af in de ledenvergadering. Het MR-reglement wordt eind 2011 opnieuw vastgesteld en is op dit moment onderdeel van advisering van de MR.
2.6
Oudercommissie De oudercommissie is samengesteld uit ouders van schoolgaande kinderen. Een keer per jaar belegt de oudercommissie een ouderavond waarbij een onderwerp aan de orde wordt gesteld dat gericht is op het informeren van de ouders ten aanzien van onderwijs en opvoeding. Hierbij is er sprake van een wisselwerking tussen informatie verstrekken en inwinnen. Een teamlid vertegenwoordigt in de commissie het personeel, terwijl een bestuurslid de vergaderingen als contactpersoon van het bestuur bijwoont. De oudercommissie houdt zich bezig met onderwijsondersteunende activiteiten, zoals: het organiseren en uitvoeren van het overblijven op school tussen de middag
optreden als contactpersoon tussen Timpaan en De Librije bij de BSO voorziening organisatie startavond voor bestuur, team, MR en oudercommissie de organisatie van de Sinterklaasviering
de organisatie van het schaatsfeest
de organisatie van de deelname aan de avondvierdaagse
diverse ondersteunende werkzaamheden (bijv. inpakken grabbelton e.d.) 4
In het reglement oudercommissie worden de bevoegdheden en werkzaamheden nader uitgewerkt.
2.7
Het financieel beleid De Rijksmiddelen worden ingezet overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Deze middelen zijn in twee groepen in te delen. Deels betreft het duidelijk geoormerkte gelden en deels min of meer vrij inzetbare gelden. Bovendien kan het schoolbestuur uit eigen middelen bepaalde zaken (voor)financieren. Er wordt jaarlijks middels het integrale bestuursverslag 5verantwoording afgelegd over de besteding van de middelen. Dit wordt voor de verschillende geledingen van de school vastgesteld in de jaarlijkse ledenvergadering. Tevens wordt voldaan aan de bekostigingsvoorwaarden van het ministerie inzake het financieel elektronisch jaarverslag dat verder wordt uitgewerkt door het administratiekantoor Onderwijsbureau Meppel. Zorggelden De zorggelden komen binnen bij het samenwerkingsverband WSNS ‘Opsterwad’ 6(Opsterland en de Waddeneilanden). Via de centrale dienst van Opsterwad worden de gelden voor Opsterland verdeeld over de scholen 3
Het reglement is als bijlage 2 aanwezig en eveneens beschikbaar op de website.
4
Het reglement is als bijlage 3 aanwezig.
5
Het bestuursverslag wordt jaarlijks op de website gepubliceerd
6
Zie website www.opsterwad.nl
9
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
en het zorgcentrum van Opsterland. De gelden die voor extra zorg bestemd zijn worden volledig ingezet voor de uitvoering van de extra zorg binnen de school. Deze middelen blijken echter bij lange na niet toereikend te zijn om de loonkosten van het zorgbreedte centrum (1 zorgcoördinator, 2 onderwijsassistenten 1 Remedial teacher en 1 Motorische Remedial teacher) van de Librije te bekostigen. Ondanks de bezuinigingen op het aanstaande beleid ten aanzien van Passend onderwijs zijn we voornemens deze formatie in stand te houden. Sponsoring Bij sponsoring gaat het om geld, goederen of diensten die worden verstrekt waarvoor een tegenprestatie wordt verlangd. Het uitgangspunt is dat de overheid verantwoordelijk is en blijft voor de financiering van hoogwaardig en toegankelijk onderwijs. Sponsoring is alleen bedoeld als aanvulling op de kernactiviteiten van de school. Dit staat in een nieuw convenant over sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs dat staatssecretaris Adelmund met zestien (onderwijs) organisaties heeft ondertekend. In het convenant is er sprake van tegenprestaties die binnen en buiten de school plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de school; zonder tegenprestatie is er sprake van een donatie. Als de school uit eigen beweging overgaat tot een tegenprestatie, dan is er in de zin van het convenant ook sprake van sponsoring. Er is afgesproken dat in het lesmateriaal geen reclame mag voorkomen. Bij de aanschaf van computerapparatuur mag geen sprake zijn van verplichte afname van software bij de sponsor. Bij sponsoring van bouw, inrichting of exploitatie van de school mag de sponsor zich niet bemoeien met die zaken zelf. Sponsoring van cateringactiviteiten mag niet van invloed zijn op de tijdsindeling van de school (bijvoorbeeld verlenging van pauzes ter verhoging van de consumpties). De Librije voert een terughoudend beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële of geldelijke bijdragen vanuit sponsoring. Ouderbijdrage De Librije vraagt van de ouders geen bijdrage om bepaalde onderwijsuitgaven te kunnen bekostigen. Wel wordt voor het jaarlijkse schoolreisje/kamp een kostendekkende financiële bijdrage gevraagd. De ouders worden ruim van tevoren op de hoogte gebracht van het te verwachten bedrag. In die gevallen waarbij de ouders deze kosten niet kunnen betalen wordt verwezen naar de hulp die de sociale dienst kan verlenen. Er wordt door school, indien nodig een factuur verstrekt om het bedrag te kunnen declareren.
2.8
Het materieel beleid De Vereniging stelt jaarlijks een duidelijke begroting op waarin de randvoorwaarden voor goed onderwijs worden gewaarborgd. Het jaarlijkse budget voor leermiddelen en reproductie is afhankelijk van het aantal leerlingen. Jaarlijkse afschrijving maakt het mogelijk om cyclisch de vervanging van bijvoorbeeld complete methodieken of computers en andere middelen te vervangen. Met behulp van de basisinventaris voor leermiddelen en het integraal onderhoudsplan wordt een meerjarenplanning bijgehouden. Deze inventarisatie dient tevens voor verzekeringsdoeleinden om aan te geven waar de volledige inventaris uit bestaat.
2.9
Het relationeel beleid Communicatie met ouders vinden wij belangrijk. Wij zijn daardoor beter in staat de kinderen te leren kennen en begrijpen en de ouders leren beter verstaan waar wij op school mee bezig zijn. Voor zover mogelijk worden alle relevante overzichten en mededelingen via de website van de school gecommuniceerd. Om de ouders goed op de hoogte te houden ondernemen we volgende activiteiten:
Voor het begin van de zomervakantie ontvangen de ouders een jaarplanning met alle relevante data ten aanzien van informatie avonden, 10-minutengespekken, schoolreisjes en dergelijke.
Aan het begin van het schooljaar ontvangen alle ouders de geactualiseerde schoolgids .
Ongeveer 5 maal per jaar verschijnt het periodebulletin waarin allerlei actuele en zakelijke informatie aan de ouders wordt meegedeeld.
Bij calamiteiten kan gebruik worden gemaakt van de email alert voorziening in Parnassys en de website. Hierdoor zijn de ouders bijzonder snel op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen. (bijvoorbeeld bij grote sneeuwval)
De schoolkrant met informatie over school en werk van de leerlingen verschijnt in principe 4 maal per jaar. (herfst, kerst, voorjaar, zomer)
Mochten er zich onvoorziene gebeurtenissen voordoen, welke betrekking hebben op school-kind-ouders, dan worden de ouders schriftelijk van informatie voorzien.
7
7
Schoolgids 2010-11 als bijlage 4
10
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
In de eerste maanden van het cursusjaar worden er informatieavonden gehouden. Op deze avonden informeren we de ouders over het reilen en zeilen in de klas. Vooral aspecten die te maken hebben met de leerstof en groep gebonden activiteiten komen dan aan bod.
In de periode tussen de herfstvakantie en de kerstvakantie legt de groepsleerkracht huisbezoek af. De instroomgroep is hierop een uitzondering, de leerkracht van deze groep gaat op huisbezoek als het kind 6 tot 8 weken op school is. Bij dit huisbezoek wordt een nadere intake gedaan op basis van een vragenlijst. In groep 8 worden, in plaats van een bezoek thuis, de ouders 2 maal in school uitgenodigd voor een gesprek over de keuze van voortgezet onderwijs voor hun kinderen.
Doen er zich bijzondere omstandigheden voor in de ontwikkeling van het kind dan neemt de leerkracht contact op met de ouders. De ouders worden nadrukkelijk gevraagd om zelf initiatief nemen wanneer er zich thuis zaken voordoen waar school rekening mee moet/kan houden.
In de maand januari wordt een 10-minuten-gesprek georganiseerd. De ouders van kinderen van de groepen 3 t/m 8 worden dan in een 10 minuten gesprek geïnformeerd over het werk van hun kind(eren) aan de hand van het rapport dat in diezelfde week wordt meegegeven.
In de laatste weken van het cursusjaar is er een tweede 10-minuten-gesprek, waar die ouders worden uitgenodigd, welke: a. te kennen hebben gegeven een gesprek te wensen; b. de betreffende leerkracht aangeeft de ouders nog eens te willen spreken.
In juni zijn er 10 minuten gesprekken voor alle kinderen in de groepen 1 en 2. In deze gesprekken wordt de voortgang van de kinderen in de onderbouw besproken en komt de groepsovergang aan de orde.
Aan de kinderen van de groepen 3 t/m 8 wordt tweemaal per jaar een schriftelijke rapportage uitgereikt voor thuis. Dit gebeurt in principe op de laatste vrijdag van januari en in de laatste week van het schooljaar. De kinderen van de groepen 1 en 2 krijgen alleen in de laatste week een schriftelijk rapport mee.
De jaarvergadering van de vereniging wordt gecombineerd met die van de oudercommissie en de medezeggenschapsraad. Naast de zakelijk agenda is er die avond ook een onderwerp waarop meer onderwijsinhoudelijke zaken belicht worden.
We kennen een ‘open week’. Ouders mogen dan in de klas het lesgebeuren en het doen en laten van hun kind(eren) in de klassensituatie meebeleven.
Bij afwezigheid door ziekte o.i.d. verwachten we dat de ouders dit tijdig vóór schooltijd melden.
Wanneer een kind afwezig is, zonder dat op school de reden bekend is, neemt de school zo spoedig mogelijk contact op met de ouders om de oorzaak te achterhalen.
Wanneer dit zinvol is in verband met de aard der werkzaamheden, kunnen ouders tijdelijk worden ingeschakeld als hulp in een groep.
2.10 Veiligheidsbeleid Scholen worden in toenemende mate geconfronteerd met incidenten op het gebied van agressie, geweld en seksuele intimidatie (AG&SI). Ook neemt het gevoel van onveiligheid bij het onderwijspersoneel toe. AG&SI zijn arbeidsrisico’s in een school en worden specifiek in de Arbowet (artikel 1, lid e en f; artikel 4, lid 2) genoemd. Door de Arbeidsinspectie wordt op de naleving van deze wet toegezien. Bij haar inspecties op scholen is AG&SI één van de aandachtspunten. Ook de Onderwijsinspectie controleert als onderdeel van het schoolklimaat of scholen een veiligheidsbeleid voeren om leerlingen en personeel zoveel mogelijk te vrijwaren van veiligheidsrisico’s als letsel, diefstal, agressie en geweld. In de Wet op het primair onderwijs (artikel 4a en 5a) zijn passages opgenomen, die de werkgever verplichten om overleg te voeren of aangifte te doen inzake zedenmisdrijven. Dit alles noodzaakt scholen om gericht beleid te voeren op het terrein van AG&SI. Beleid op het terrein van veiligheid is een onderdeel van het arbobeleid. Het veiligheidsbeleid document 8vormt een verdere uitwerking van de betreffende paragraaf van het arbobeleid. Dit betekent ook dat veiligheid, en specifiek AG&SI, één van de onderwerpen moet zijn van de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). Een werkgever dient regelmatig na te gaan of er risico’s op dit gebied zijn (bijvoorbeeld via een vragenlijstonderzoek onder het personeel). Eventuele verbeteracties worden in het plan van aanpak van de RI&E opgenomen en via dit plan van aanpak wordt ook de voortgang in de uitvoering bewaakt. In dit beleid wordt aangegeven hoe het veiligheidsbeleid binnen de Librije geregeld is. Het beleid wordt voor 4 jaar vastgesteld met een minimale tussenevaluatie 9na 2 jaar. De resultaten van 8
Het veiligheidsbeleid document is beschikbaar als bijlage 6 en eveneens beschikbaar op de website.
9
Een werkgroep samengesteld uit bestuur, MR en directie actualiseert momenteel het veiligheidsbeleidsplan 2007. Vaststelling van het plan is gepland eind 2011.
11
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
de incidenten registratie worden jaarlijks in het bestuursverslag gecommuniceerd.
2.11 Onderwijsbegeleiding De onderwijsbegeleiding op het gebied van de kunsteducatie is deels ondergebracht bij Ateliers Majeure HeerenveenGorredijk. De gemeente Opsterland bekostigt de begeleiding van deze activiteiten tot een bedrag van ongeveer 30 euro per leerling per jaar. Vanuit deze instelling worden o.a. vakdocenten ingezet om de leerkrachten te begeleiden en bijvoorbeeld kunstendagen, in het kader van cultuur educatie,vorm te geven. Het betreft leerkrachten op het gebied van muzikale – en dansante vorming; de beeldende - en de dramatische expressie. Vanuit het WSNS verband Opsterwad is er de nodige begeleiding en professionele ondersteuning op het gebied van de Remedial teaching door de orthopedagoog, schoolpsycholoog die in dienst zijn van dit samenwerkingsverband. Naast vaste contract afspraken maakt de Librije ook gebruik van andere dienstverleners op het gebied van de onderwijsbegeleiding. Tijdens de start van deze schoolplan periode zijn dat onder andere Cedin voor de begeleiding van de verkenning van basisontwikkeling in de onderbouw, en het KPC voor begeleiding van de invoering van passend onderwijs.
2.12 Administratieve ondersteuning Voor de uitvoering van de wettelijke voorschriften en voor de financiële administratie ontvangt het bestuur ondersteuning van het Onderwijsbureau Meppel. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de verschillende diensten van de landelijke Besturenraad en de PO-raad.
2.13 Kinderopvang – TSO en BSO Op De Librije wordt de tussen schoolse opvang (=TSO) georganiseerd door de oudercommissie. Iedere morgen wordt bij de aanvang van de lessen het aantal kinderen voor de TSO opgenomen. Op basis van het aantal opgaven wordt een aantal overblijfmoeders opgeroepen. In principe wordt er 1 begeleider op 8 tot 10 kinderen ingezet. De kinderen beginnen en sluiten elke maaltijd met gebed of een gedicht. De overblijfmoeders hebben het toezicht op de overblijvers tot 10 minuten voor de aanvang van de lessen. Die laatste 10 minuten neemt de pleinwacht de verantwoordelijkheid over. De administratie wordt uitgevoerd door oudercommissie onder eindverantwoordelijkheid van de penningmeester. De organisatie van de Buitenschoolse Opvang is in de handen van Timpaan kinderopvang gelegd. Het bestuur heeft een overeenkomst afgesloten waarin Timpaan de gehele BSO organisatie voor haar rekening neemt. Bij de inschrijving op De Librije kunnen ouders die dat wensen een informatiepakket krijgen over de BSO voorziening. Een lid van de oudercommissie treedt op als contactpersoon inde communicatie met de BSO. Voor de juiste afstemming wordt de BSO geïnformeerd over de jaarplanning van De Librije, zodat Timpaan op de juiste momenten BSO kan verzorgen. Met het uitbesteden van de BSO aan Timpaan voldoet De Librije aan haar wettelijke verplichting. De medewerkers van de BSO brengen ’s morgens de kinderen van de groepen 1 en 2 in de klas. Ze brengen de groepsleerkracht op de hoogte dat de BSO kinderen gearriveerd zijn, zodat de groepsleerkracht de verantwoordelijkheid overneemt. De groepsleerkracht beschikt over een lijstje met namen van de kinderen die van de BSO komen. Na afloop van de lessen worden de kinderen weer aan de zorg van de BSO medewerkers overgedragen op het schoolplein.
2.14 Toelating van leerlingen De Librije staat in principe open voor alle kinderen die aan de wettelijke toelatingseisen voldoen. We vragen van de ouders dat zij de grondslag van de school respecteren en dat de ingeschreven kinderen aan alle schoolactiviteiten meedoen. Alleen wanneer een kind bijvoorbeeld door een handicap niet in staat is aan bepaalde activiteiten deel te nemen kan het daarvan worden vrijgesteld. De toelating wordt niet afhankelijk gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders. De beslissing over toelating en verwijdering van leerlingen berust bij het bevoegd gezag.
2.14.1 Intakegesprek Voordat we een kind op de Librije kunnen inschrijven wordt een intakegesprek gehouden, waarbij de ouders over de Librije geïnformeerd worden. Als de ouders op basis van de gegeven informatie besluiten het kind op de Librije aan te melden, dan zullen de gegevens van het kind (de kinderen) worden opgenomen. In de meeste gevallen kan tijdens dit gesprek direct worden overgegaan tot het inschrijven van de leerling. Hiervoor wordt de formulieren set gebruikt waarop alle benodigde informatie wordt vastgelegd en ondertekend.
12
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Mocht uit dit gesprek blijken dat er bijzondere omstandigheden zijn, dan wordt gekeken naar de achtergronden en moet de afweging worden gemaakt of we aan de verwachtingen van de ouders kunnen voldoen. Hierbij kunnen we onder meer denken aan de volgende situaties:
Verandering van school binnen Gorredijk Is er sprake van verandering van basisschool ten gevolge van een conflict, dan wordt de ouders verzocht, voor zover dat nog niet gebeurd is, eerst in gesprek te gaan met de directeur van de huidige basisschool. Als blijkt dat men het er over eens is dat een verandering van school het beste perspectief biedt voor beide partijen, dan wordt het verzoek tot inschrijving in behandeling genomen. Bij de beoordeling van dit verzoek wordt onderzocht of het kind geplaatst kan worden in de gewenste groep. Als de groep meer dan 30 leerlingen telt zal dit verzoek afgewezen worden. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre er sprake is van gedrags- en/of leerproblemen. Wanneer daar sprake van is wordt gekeken naar de zorgcapaciteit die er in die bewuste groep is. Als het aantal zorgleerlingen met gedragproblemen meer dan 1 op de 10 leerlingen is, is de grens van de zorgcapaciteit bereikt. De gewenste extra zorg kan dan niet voldoende geboden worden, het verzoek wordt dan afgewezen. Als het kind niet kan worden ingeschreven zal het worden doorverwezen naar de overige 3 openbare basisscholen in Gorredijk. De directeur van de andere basisschool wordt door ons in kennis gesteld van het besluit tot wel dan niet plaatsing. Kind met een handicap Vanaf augustus 2003 is de wet op Leerling Gebonden Financiering van kracht. Ouders van een kind met een handicap kunnen er voor kiezen om hun gehandicapte kind op een reguliere basisschool aan te melden en daarvoor een rugzakje aanvragen. Voor deze kinderen is een speciale inschrijfprocedure van toepassing, aangezien we eerst moeten onderzoeken of we voldoende toegerust zijn om dit kind tot zijn/haar recht te doen komen. Ook hier in de in de vorige paragraaf benoemde beperking t.a.v. de beschikbare zorgcapaciteit van toepassing. Binnen 3 maanden na de aanvraag tot inschrijving moet het besluit schriftelijk aan de ouders worden overgebracht.
2.14.2 Leerling gebonden financiering Met ingang van het cursusjaar 2003/2004 is de wet op Leerling Gebonden Financiering (= LGF of kortweg het rugzakje) van kracht en kunnen ouders van gehandicapte kinderen hun kinderen ook op een reguliere basisschool aanmelden. In afwachting van de regelgeving omtrent de invoering van Passend onderwijs hanteren we onderstaande beleid, tot het moment dat Passend onderwijs een feit is. Aangezien gehandicapte kinderen veelal extra hulp en speciale materialen nodig hebben kunnen de ouders een zogenaamd rugzakje voor hun kind aanvragen. Er zijn op dit moment dan drie situaties denkbaar. 1. het kind zit nog niet op school (voorwaarde voor inschrijving is dat de ouders hun medewerking verlenen aan de aanvraag van de LGF financiering voor hun kind) 2. het kind zit op een andere school voor (speciaal) basisonderwijs (voorwaarde voor inschrijving is dat de ouders hun medewerking verlenen aan de aanvraag van de LGF financiering voor hun kind) 3. het kind zit al op de Librije Om in aanmerking te komen voor LGF moeten de ouders hun kind aanmelden bij de Commissie voor Indicatiestelling. Deze commissie bekijkt op grond van landelijk vastgestelde normen of het kind in aanmerking komt voor LGF. De ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van de gegevens die nodig zijn voor de indicatiestelling. (Als het kind reeds onze school bezoekt zal de school in goed overleg met de ouders alle relevante informatie leveren die nodig is voor de indicatiestelling). Betreft de aanmelding dus een kind met een rugzakje, dan is er dus reeds een indicatie afgegeven. Voordat we het kind kunnen inschrijven moeten we onderzoeken of we het kind voldoende kunnen helpen. We volgen daarbij onderstaande procedure 10die maximaal 3 maanden in beslag mag nemen: 1. Bij het intakegesprek wordt duidelijk dat het een kind met een rugzakje betreft, of een kind dat mogelijkerwijs hiervoor in aanmerking zou kunnen komen. (In het laatste geval worden de ouders geïnformeerd over de procedure van indicatiestelling. De school adviseert en informeert de ouders en verwijst naar instanties die de ouders verder kunnen helpen) De ouders informeren de school over het kind en voorzien de school van de gegevens van de indicatiestelling. 2. Er wordt een vervolg afspraak gemaakt waarbij school, voor zover mogelijk, de ouders inzicht geeft in de mogelijkheden van de school om aan de problematiek van het kind tegemoet te komen. De school neemt de inschrijfgegevens van het kind onder voorbehoud op en informeert het team en bestuur over de 10
In het kader van Passend Onderwijs wordt het zorgprofiel van De Librije uitgewerkt en afgestemd met het on derwijsveld en samenwerkingsverbanden. Tot het moment dat dit rond is blijft de huidige procedure van kracht.
13
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
voorgenomen aanmelding. 3. School zoekt contact met de deskundigen van het WSNS verband Opsterwad en het REC en onderzoekt of de school voldoende toegerust is om het kind het juiste perspectief te bieden. Op basis van de ingewonnen gegevens en adviezen wordt een concept handelingsplan opgesteld en besproken in het kernteam. o
Als het kernteam tot de conclusie komt dat het niet mogelijk is het kind goed op te vangen, dan zal het kernteam het bestuur adviseren het kind niet in te schrijven. Dit advies zal voorzien zijn van een duidelijke toelichting.
o
Ziet het kernteam voldoende mogelijkheden om het kind op te vangen, dan wordt het bestuur geadviseerd om het kind in te schrijven.
4. De ouders worden uitgenodigd voor een vervolggesprek, waarin het besluit van het bestuur wordt uitgelegd. Bij toelating wordt het concept handelingsplan met de ouders besproken. Als de ouders besluiten het kind definitief op de Librije aan te melden met het besproken handelingsplan als uitgangspunt, dan wordt het kind ingeschreven. Mocht een kind tijdens zijn schoolloopbaan in aanmerking lijken te komen voor een rugzakje, dan zal de school de ouders hierover informeren. De ouders zullen door de school worden begeleid bij het traject om tot een indicatiestelling te komen. Als een indicatie is afgegeven zullen de ouders moeten besluiten of het kind met de LGF op De Librije blijft of dat het kind naar het Speciaal Basis Onderwijs zal gaan. Uiteraard zal één en ander overlegd worden met de betrokken leerkrachten. Bij LGF leerlingen spreken we over leerlingen met een beperking (in spraak-taalontwikkeling, lichamelijke beperking en/of gedrag). Soms kan het echter ook voorkomen dat een leerling het niveau van de reguliere basisschool niet aankan. Dan kan overwogen worden om, uiteraard in overleg met de ouders, het kind voor te dragen aan de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) om plaatsing op Speciaal Basisonderwijs te bewerkstelligen. Plaatsing op het SBO kan alleen met een positieve uitspraak van de PCL. De PCL is verbonden aan het WSNS Samenwerkingsverband ‘Opsterwad’, waar ‘De Librije’ deel van uitmaakt.
2.15 Ordemaatregelen: Schorsing en verwijdering Het bevoegd gezag11 is genoodzaakt een leerling en/of ouder 12 te schorsen of te verwijderen als er sprake is van ernstig ongewenst gedrag door een leerling, waarbij psychisch en/of lichamelijk letsel aan derden is toegebracht. In de volgende paragrafen wordt kort weergeven welke stappen genomen dienen te worden als dit zich voordoet. Voor verdere uitwerking van problemen rondom geweld en agressie wordt hierbij verwezen naar de gedragscodes in 13 het veiligheidsbeleidsplan .
2.15.1 Procedure schorsing van leerlingen. Schorsing is aan de orde wanneer het bevoegd gezag en/of de directie bij ernstig wangedrag van een leerling en/of ouder onmiddellijk moet optreden en er tijd nodig is voor het zoeken naar een oplossing. Op de Librije wordt de volgende procedure gevolgd. Een ernstig incident leidt in eerste instantie tot een time-out met onmiddellijke ingang. De time-out is geen officieel instrument, maar kan niettemin bruikbaar zijn bij onveilige situaties of bij het herstellen van de rust binnen de school: het is principieel geen strafmaatregel maar een ordemaatregel in het belang van de school. Time-out Hierbij gelden de volgende voorwaarden: 1.
In geval van een time-out wordt de leerling voor de rest van de dag de toegang tot de groep/school ontzegd.
2.
Tenzij redelijke gronden zich daartegen verzetten worden de ouders/verzorgers onmiddellijk van het incident en de time-out (gemotiveerd) op de hoogte gebracht. Als de ouders niet bereikbaar zijn wordt de leerling door de directie opgevangen tot het moment dat de ouders bereikt zijn en hierover nadere afspraken zijn gemaakt.
3.
De time-out maatregel kan eenmaal worden verlengd met 1 dag. Daarna kan de leerling worden geschorst De directie neemt vooraf of – indien dat niet mogelijk is – zo spoedig mogelijk na het effectueren van de maatregel contact op met de ouders.
4.
De ouders worden op school uitgenodigd voor een gesprek. Hierbij is de groepsleerkracht en iemand van de directie van de school aanwezig. 11
Het bevoegd gezag wordt uitgevoerd door het bestuur van de schoolvereniging
12
Met ouder(s) wordt tevens bedoeld verzorgende of voogd.
13
Veiligheidsbeleidsdocument is als bijlage 6 opgenomen en tevens beschikbaar op de website.
14
Schoolplan
5.
pcbs "De Librije" - Gorredijk
6.
Van het incident en het gesprek met de ouders wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt door de ouders voor gezien getekend en in het leerlingendossier opgeslagen. De time-out maatregel kan alleen worden toegepast na goedkeuring door iemand van de directie van de school.
7.
De time-out maatregel wordt na toepassing schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag.
Schorsing Pas bij een volgend ernstig incident, of in het afzonderlijke geval dat het voorgevallen incident zo ernstig is, kan worden overgegaan tot een formele schorsing. De wettelijke regeling is hierbij van toepassing. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: 1.
Het bevoegd gezag van de school wordt voorafgaand aan de schorsing in kennis gesteld van deze maatregel en om goedkeuring gevraagd. Gedurende de schorsing wordt de leerling de toegang tot de school ontzegd. Voor zover mogelijk worden er maatregelen getroffen waardoor de voortgang van het leerproces van de leerling gewaarborgd kan worden. Schorsing mag niet betekenen dat het doen van toetsen, denk aan tussentest, drempeltest, wordt belemmerd. Dit vraagt passende maatregelen, bijv. het wel tot de school toelaten voor het doen van deze toets. Op verzoek van de ouders kan de school leerstof meegeven.
2.
Een leerling kan voor een beperkte periode worden geschorst. De schorsing bedraagt maximaal 3 weken en kan hooguit 2 maal worden verlengd.
3.
Het besluit wordt schriftelijk door het bevoegd gezag aan de ouders meegedeeld. Vermeld wordt de reden van schorsing, de aanvang, de tijdsduur en eventuele andere genomen maatregelen.
4.
De betrokken ouders worden door de directie uitgenodigd voor een gesprek betreffende de schorsing. Hierbij dienen nadrukkelijk oplossingsmogelijkheden te worden verkend, waarbij de mogelijkheden en de onmogelijkheden van de opvang van de leerling op de school aan de orde komen. Van de schorsing en het gesprek met de ouders wordt er door de directie een verslag gemaakt. Dit verslag wordt door de ouders/verzorgers voor gezien getekend en in het leerlingendossier opgeslagen. Het verslag wordt ter kennisgeving verstuurd aan: o het bevoegd gezag;
5.
6.
o de ambtenaar leerplichtzaken; o de inspectie van het onderwijs. Ouders kunnen binnen 4 weken na de ingangsdatum van de schorsing, bezwaar aantekenen bij het bevoegd gezag van de school.
7.
Het bevoegd gezag beslist uiterlijk binnen 14 dagen op het bezwaar en maakt dit schriftelijk bekend aan de ouders. Het bevoegd gezag stelt de inspectie van het basisonderwijs en de leerplichtambtenaar in kennis van het besluit tot schorsing.
8.
De ouders kunnen binnen 6 weken na dagtekening van de beslissing van het bevoegd gezag in beroep gaan bij de bestuursrechter.
2.15.2 Procedure verwijdering leerlingen. Bij het zich meermalen voordoen van een ernstig incident, dat ingrijpende gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de onderwijskundige voortgang van de school, kan worden overgegaan tot verwijdering. Verwijdering is een maatregel bij zodanig ernstig wangedrag of incidenten dat het bevoegd gezag concludeert dat de relatie tussen school en leerling / ouder onherstelbaar is verstoord. Verwijdering van een leerling valt volgens de wet onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en wordt slechts in het uiterste geval genomen. De wettelijke regeling is hierbij van toepassing. 1. Verwijdering van een leerling van school is een beslissing van het bevoegd gezag. 2.
3.
4.
Voordat men een beslissing neemt, dient het bevoegd gezag de betrokken leerkracht en de directie te horen. Hiervan wordt er door de directie een verslag gemaakt wat aan de ouders ter kennis worden gesteld en door de ouders voor gezien wordt getekend. Het verslag wordt ter kennisgeving opgestuurd naar: o de ambtenaar leerplichtzaken; o de inspectie onderwijs. Het bevoegd gezag informeert de ouders schriftelijk en met redenen over het voornemen tot verwijdering, waarbij de ouders gewezen wordt op de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift. De ouders kunnen binnen zes weken schriftelijk bezwaar maken. Het bevoegd gezag is verplicht de ouders te horen over het bezwaarschrift. 15
Schoolplan
5.
6.
7.
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Het bevoegd gezag neemt de uiteindelijke beslissing binnen vier weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Het bevoegd gezag stelt de ouders schriftelijk op de hoogte van het genomen besluit. Het bevoegd gezag stelt tevens de inspectie van het basisonderwijs en de leerplichtambtenaar in kennis van het besluit tot verwijdering. Een besluit tot definitieve verwijdering is pas mogelijk nadat een andere basisschool of een andere school voor speciaal onderwijs is gevonden om de leerling op te nemen of dat aantoonbaar is dat het bevoegd gezag, gedurende acht weken, er alles aan heeft gedaan om de leerling elders geplaatst te krijgen. De ouders kunnen binnen 6 weken na dagtekening van de beslissing van het bevoegd gezag op het bezwaarschrift, in beroep gaan bij de bestuursrechter.
16
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
3 ONDERWIJSKUNDIG BELEID 3.1
Schooldoelstelling "Hij heeft u bekend gemaakt, o mens, wat goed is en wat Jahwe van u vraagt: Niet anders dan recht te doen, getrouwheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met Uw God. " (Micha 6:8) ----------------------------------Het algemene doel van ons onderwijs is, vanuit onze christelijke levensovertuiging, samen met het kind, trachten de Bijbelse normen te verstaan en ernaar te handelen in de omgang met elkaar en met de ander. Door ons werken vanuit deze normen trachten we het kind zo te begeleiden en te stimuleren op zijn weg naar volwassenheid, dat het steeds beter in staat is en bereid is te bepalen, waar het zijn krachten wil inzetten om de algemene cultuuropdracht van de mens (nl. deze aarde te bewerken en te bewaren in samenwerking met en tot welzijn van alle medeschepselen) op persoonlijke wijze gestalte te geven, daarbij zijn kritische zin t.a.v. wat echt of onecht, waar of onwaar, recht of onrecht is te scherpen, en hem bereid te maken op te komen voor verdrukten en ont-rechten, aan welke kant die zich ook bevinden. Wij streven ernaar dat het kind zich opgenomen weet in een gemeenschap, waarin ouderen en jongeren elkaar steunen, stimuleren en corrigeren, om vanuit de verwachting van Gods rijk van liefde, in deze wereld te leven. We trachten hierbij aan de kinderen over te dragen, dat je betrokkenheid toont: door middel van samenwerking, door zelf verantwoordelijk te zijn voor je gedrag,
door zelf beslissingen te nemen, door er blijk van te geven dat je zelfdiscipline hebt,
door te laten zien dat je respect hebt voor andermans mening,
door gedrag, dat een positieve bijdrage aan de gemeenschap levert. Op ‘De Librije’ zien wij als grote taak onze opdracht de kinderen een goede basis mee te geven voor hun toekomst in onze maatschappij. Drie zaken spelen daarbij een belangrijke rol: 1.
het aanleren van kennis en vaardigheden
2. een open houding ten opzichte van andere culturen en religies 3. veiligheid en sfeer Dit proberen we te bereiken vanuit de volgende uitgangspunten: ‘De Librije’ gaat uit van een onderwijskundig model waarin een aantal technieken in vorderingengroepen worden aangeboden (bijvoorbeeld: technisch lezen en spelling), terwijl meer creatieve aspecten klassikaal en/of in werklessen aan de orde komen. In het ontwikkelings- en prestatieniveau van de kinderen zijn dermate grote verschillen dat er binnen het systeem plaats ingeruimd wordt voor individuele begeleiding. Het budget voor ‘extra zorg’ op onze school wordt dan ook ingezet voor remedial teaching. Als Protestants Christelijke school willen wij, op basis van wederzijds respect, openstaan voor kinderen en ouders met een andere culturele en/of religieuze achtergrond. Vanuit deze basis is er de kans elkaar te leren kennen en te begrijpen en daardoor, op positieve wijze, met elkaar om te gaan in onze multiculturele samenleving. We vinden het erg belangrijk dat er in de omgang met elkaar een sfeer heerst, waarin leerlingen, leerkrachten en ouders zich prettig en veilig voelen. Dit proberen we te bereiken door het maken van duidelijke regels en afspraken. En door aandacht te besteden aan het voorkomen en bestrijden van ‘pestgedrag’ en discriminatie. We hanteren hiervoor de gedragscodes zoals deze zijn vastgelegd in het veiligheidsbeleidsplan14. Een belangrijke opdracht voor kinderen en leerkrachten is dus ‘de zorg voor elkaar en de omgeving’ waarbij we onze visie samenvatten in het motto: samen bouwen aan respect en vertrouwen.
14
Het veiligheidsbeleidsplan is als bijlage 6 opgenomen
17
Schoolplan
3.2
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Actief burgerschap en sociale integratie De opdracht om het actieve burgerschap en de sociale integratie van leerlingen te bevorderen is een belangrijk onderdeel van ons onderwijs. De visie ofwel schooldoelstelling van de Librije is opgesteld vanuit de protestants christelijke achtergrond, waarbij er een grote openheid is naar de gehele samenleving. Bij de ontwikkeling van een slogan voor onze school blijken de woorden respect en vertrouwen een cruciale rol te spelen We zetten ons beleid ten aanzien van actief burgerschap en sociale integratie uiteen in de onderstaande 6 aandachtspunten.
3.2.1 Identiteitsvorming aan de hand van levensbeschouwing De christelijke identiteit van de Librije speelt een rol bij de keuzes die we maken bij de invulling van onze vormende rol. Burgerschapsvorming begint bij identiteitsvorming. Je moet eerst Ieren en ontdekken wie je zelf bent om goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Als christelijke school besteden we veel aandacht aan levensbeschouwelijke vorming.
Door aandacht voor gebed of meditatieve momenten, het vertellen van verhalen, christelijke liederen en vieringen, krijgen de leerlingen de tradities van het christelijk geloof mee. We spreken dan over de ‘smalle’ identiteit van de school.
Iedere schooldag begint met gebed, gevolgd door een half uur Bijbelles op basis van de aangereikte stof in 15 methodiek “Kind op Maandag ”. De schooldag wordt ook weer met gebed afgesloten.
Door gebruik te maken van de methode Kind op Maandag is er naast het vertellen van de verhalen veel aandacht voor de verbindingen naar de dagelijkse actualiteit.
De leerkrachten handelen vanuit een christelijke levenshouding. Aan bepaalde waarden en normen wordt belang gehecht. Eerbied, verwachting, betrokkenheid, verantwoordelijkheid, respect en vertrouwen zijn belangrijke begrippen.
De christelijke identiteit van de school komt tot uiting in hoe we met elkaar omgaan in school. We doen ons best om alle leerlingen, hoe divers ze ook zijn, tot hun recht te laten komen.
Leerlingen krijgen voldoende kansen en mogen steeds opnieuw beginnen. Er is voldoende begrip voor elkaars culturele opvattingen en gebruiken, bijvoorbeeld voor de wijze waarop een ieder uiting geeft aan de eigen levensbeschouwing. Ontmoetingen met andere levensbeschouwingen zijn ook van belang bij identiteitsvorming. We maken daarbij in groep 8 gebruik van de uitgaven “Wat geloof jij?” en “Wereldgodsdiensten” (uitgave Kwintessens)
3.2.2 De school als samenleving De school is een (waarden)gemeenschap op zichzelf, waarin mensen het samenleven oefenen. De school is een plek waar leerlingen leren omgaan met de diversiteit en de ingewikkelde verhoudingen in de samenleving en met de noodzaak tot overleg. In onze school is veel aandacht voor de omgang met elkaar. Het creëren van een veilige sfeer staat hoog op de agenda. Een veilig schoolklimaat bevordert openheid en respect in de school en is daarmee een belangrijke voorwaarde voor burgerschapvorming.
Aandacht voor gezamenlijke beleving in de school stimuleert betrokkenheid. Aandacht voor verschillen tussen leerlingen geeft leerlingen het gevoel dat ze kunnen zijn wie ze zijn en dat ze er toe doen. Leerkrachten en leerlingen accepteren dat iedereen anders is, waarbij we er voor waken om vanuit vooroordelen te handelen. We respecteren elkaars culturele opvattingen en gebruiken. Er is voldoende aandacht voor de verschillende levensbeschouwingen van leerlingen. Ook hier is sprake van een groeiende diversiteit. Naast de grote groep leerlingen vanuit de Protestantse Kerken Nederland is er sprake van een grote diversiteit vanuit andere geloofsstromingen zoals bijvoorbeeld Rooms-katholiek en Baptist. Naast deze diverse geloofsstromingen is er een groeiende groep kinderen (ruim 30%) die niet een kerkelijke achtergrond hebben.
Diversiteit komt ook tot uiting in de samenstelling van het docentenkorps. Door de onderlinge verschillen tussen leerkrachten, bijvoorbeeld qua sekse, leeftijd en competenties, leren leerlingen in hun relatie met hun docenten al omgaan met diversiteit.
Voor een goede omgang met elkaar zijn schoolregels nodig. We zorgen ervoor dat de regels voor iedereen in de school helder zijn en hoe ermee omgegaan wordt als die regels overtreden worden. Er is een veiligheidsbeleid voor het omgaan met conflicten en straffen.
Leerlingen zijn meer dan alleen consumenten van het onderwijs. Samen met anderen participeren ze ook op 15
Zie doelstellingenkatern KindopMaandag-verantwoording.pdf
18
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
andere manieren in de school. Leerlingen kunnen, zelfstandig of onder begeleiding van een leerkracht, activiteiten organiseren, zoals een toneelstuk of songplaybackshow voor andere groepen. Leerlingen hebben een actieve inbreng in vieringen. Regelmatig wordt gepeild hoe de leerlingen denken over schoolregels en andere beleidszaken. Leerlingen kunnen niet over alles mee praten. Bij het leven in een democratie hoort ook gezag kunnen toekennen aan anderen.
De school spreekt leerlingen aan op hun verantwoordelijkheid voor de samenleving door hen medeverantwoordelijk te maken voor het schoolgebouw en het schoolplein. De leerlingen worden bijvoorbeeld actief betrokken bij het zelf bedenken hoe de hoeveelheid rondslingerend afval na de pauzes kan worden teruggedrongen. We werken daarom ook mee aan de jaarlijkse Himmelwike in samenwerking met de gemeente en Omrin.
3.2.3 De school als pedagogisch normatief instituut Bij dit niveau gaat het om het ontwikkelen van normbesef bij leerlingen. We richten ons op het voorkomen van maatschappelijke problemen. Als school pakken we risico’s en ongewenste opvattingen, houdingen en gedragingen van leerlingen over de samenleving en/of over groepen in de samenleving aan door hierover met leerlingen in gesprek te gaan. Zowel individueel als in groepsverband. Hierbij valt te denken aan de volgende voorbeelden:
Schoolleiding en leerkracht geven hier aandacht aan door te bespreken welke opvattingen en uitingen van leerlingen ongewenst zijn en hoe we hiermee om moeten gaan. Te denken valt aan het dragen van bepaalde kleding of aan discriminerende opmerkingen jegens andere leerlingen of bevolkingsgroepen.
Leerlingen worden bevraagd op hun standpunten en de discussie over ongewenste opvattingen of uitingen wordt aangegaan. Door er in de klas gezamenlijk over te spreken, maken we de leerlingen verantwoordelijk voor elkaars gedrag en meningen.
Openheid in de school is ook hier van belang. Een leerling, maar ook leerkrachten en ouders, moet kunnen praten over wat hij of zij denkt en voelt. Dit kan helpen voorkomen dat leerlingen discrimineren of radicale ideeën ontwikkelen.
De school neemt deel aan de gesubsidieerde training Weerbaarheid In het Basis Onderwijs, de zogenaamde WIBO training. Een training waar veel aandacht wordt besteed aan hoe je respectvol met elkaar omgaat.
3.2.4 De school middenin de samenleving Een school is geen eiland in de samenleving waar kinderen een groot deel van de dag vertoeven, maar kan juist als een spil in de maatschappij fungeren. De school is deel van de samenleving, waarin collectieven van mensen die zich bekommeren om gemeenschappelijke belangen, zich hebben verenigd op basis van geestverwantschap en/of gemeenschappelijke doelen. De school kan veel betekenen voor een buurt en de buurt kan veel betekenen voor de school. Een school heeft veel mogelijkheden om middenin de samenleving te staan en de maatschappelijke betrokkenheid van de leerlingen en van de school te vergroten.
Er zijn diverse en uiteenlopende contacten met de gemeente, sportclubs, de bibliotheek, jeugdzorg, culturele organisaties, vrijwilligersorganisaties en andere scholen. Leerlingen kunnen in deze contacten waar mogelijk een actieve rol krijgen. Kinderen kunnen ook kennis maken met de verschillen rondom geloofsopvattingen en de daarbij horende kerken en moskeeën.
Maatschappelijke organisaties en bedrijven kunnen het als hun taak zien bij te dragen aan de maatschappelijke opvoeding van kinderen door de school op te zoeken. Veel organisaties sturen lespakketten op, omdat ze het belangrijk vinden dat kinderen Ieren over het onderwerp waar zij mee bezig zijn. Een voorbeeld is een boerenorganisatie die een les-pakket aanbiedt over de landbouw in de omgeving van de school en daarbij ook vraagt of leerlingen op de boerderij willen komen kijken.
De school stimuleert de ontmoeting met groepen in de samenleving door excursies te organiseren naar maatschappelijke instellingen of bedrijven. Vanuit het cultuurbeleid zorgen we ervoor dat alle groepen jaarlijks in de directe omgeving van de school een zogenaamde cultuurhistorische reis maken naar bijvoorbeeld een museum, een kunstenaar, bedrijven of historische objecten.
Leerlingen kunnen zich inzetten voor goede doelen en maken kennis met mensen achter deze goede doelen door presentaties op school. Structureel worden drie vaste doelen gesponsord. We steunen de kleine boeren in Kameroen, een basisschool in Ethiopië en het project straatkinderen in Brazilië. Daarnaast wordt in de projecten rondom de paasviering ad-hoc aandacht besteed aan andere goede doelen.
De kinderen van de hoogste groepen nemen deel aan inzamelingsacties en/of verkoopacties zoals bijvoorbeeld kinderpostzegels, Bartimeüs of de sponsorloop van Unicef. Er wordt jaarlijks aan maximaal 3 activiteiten deelgenomen waarbij kinderen actief geld inzamelen in de buurt. Soms zetten leerlingen zich buiten de school 19
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
al in voor de maatschappij door spontaan zelf in actie te komen. (bijv. flessen inzameling voor steun aan de Tsunami slachtoffers). Leerlingen leren hoe waardevol het kan zijn om iets voor de maatschappij te betekenen en ontwikkelen een intrinsieke motivatie om maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen.
3.2.5 Kennis van en discussie over politieke en maatschappelijke praktijken in de samenleving en de eigen visie van de leerling daarop Dit niveau van burgerschapsvorming heeft betrekking op het leven in een democratische samenleving. Hieronder valt kennis over hoe ons politieke systeem in elkaar zit. In het curriculum Is hier al veel aandacht voor, in de kerndoelen staat dat leerlingen kennis moeten hebben over staatsinrichting en zich moeten verdiepen in maatschappelijke ontwikkelingen. In de door ons gebruikte methodieken voor geschiedenis en aardrijkskunde zitten deze zaken dan ook verankerd in het lesprogramma. Bovendien vinden we veel van deze aspecten terug in de thema’s in de door ons gehanteerde methode Taaljournaal en Begrijpend lezen.
Als school staan we open voor actuele gebeurtenissen en we besteden hier aandacht aan. Er wordt gediscussieerd over actuele zaken die de kinderen zelf inbrengen of die de leerkracht inbrengt. Vaak komt dit voort uit de onderwerpen en thema’s die in de methodieken naar voren komen. Daarnaast gaan we tevens bewust in op de actualiteit van de dag. Het is van belang dat leerlingen leren dat in een democratie vele meningen naast elkaar bestaan en dat empathisch vermogen onmisbaar is. Door de gesprekken en discussies over maatschappelijke thema’s en actualiteiten leren leerlingen zich te verdiepen in andere meningen om vervolgens een eigen afgewogen oordeel te vormen. We maken daarbij onder meer gebruik van het Schooltvweekjournaal en de krant in de klas.
De Librije heeft samen met de OBS de Trimbeets een oorlogsmonument geadopteerd. In de groepen 7 en 8 wordt jaarlijks deze opdracht, om even stil te staan bij de herdenking, aan elkaar doorgegeven. De groepen 7 en 8 het brengen het ene jaar een bezoek aan het verzetsmuseum in Leeuwarden en het andere jaar een bezoek aan het Herinneringskamp Westerbork. Vanuit de gemeentelijke samenwerking draaien we mee in 4-jaarlijks roulatieprogramma dat bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Een theater voorstelling over het thema vrijheid 2. 3. 4.
De gemeente verstrekt voor groep 7 en 8 gratis Anna Frankkranten De groepen 7 en 8 brengen een bezoek aan het Kazematten museum De gemeente verstrekt voor groep 7 en 8 gratis Anna Frankkranten
Ook houden de leerlingen van groep 8 schaduwverkiezingen om de leerlingen bewust te maken van wat stemrecht betekent. Daarnaast wordt ook veel aandacht besteedt aan de gemeentelijke politiek en hoe het systeem werkt. De Cedicu lessen “stemmen en besturen” worden hierbij in de bovenbouw ook ingezet.
Leerlingen maken tevens kennis met vormen van debat en andere gespreksvormen om kennis te maken met de wijze waarop meningsverschillen tot betere oplossingen kunnen leiden.
In de methodieken voor zowel geschiedenis als aardrijkskunde is ruime aandacht voor politieke verhoudingen en staatkundige zaken. Er wordt ook gebruik gemaakt van actuele lesstof die ten tijde van bijvoorbeeld de e verkiezingen wordt aangereikt door de 2 kamer of andere organisaties.
3.2.6 Europees en wereldburgerschap Burgerschapsvorming heeft niet alleen te maken met het burger-zijn in Nederland, maar ook met het samenleven in Europa en de wereld. Oriëntatie op Europa en de wereld is ook onderdeel van de kerndoelen. Als school willen we op vele manieren over de grens heen kijken om zo bij leerlingen het besef te ontwikkelen dat we niet alleen In Nederland, maar in een breder verband leven.
Leerlingen kunnen ook met het buitenland in contact komen door uitwisselingen met scholen in het buitenland. De leerlingen kunnen elkaar brieven sturen, met elkaar e-mailen, chatten of samen een website inrichten en elkaar zo vertellen over het leven in een ander land. We maken daarbij tevens bewust gebruik van de ontmoetingen die kinderen zelf in het buitenland hebben gehad bijvoorbeeld tijdens vakanties.
We zamelen geld in voor zendingsprojecten of andere goede doelen zoals reeds omschreven bij punt 4. Leerlingen kunnen zo veel leren over het leven in arme landen. Ook ontwikkelen ze verantwoordelijkheidsgevoel voor het samenleven in de wereld. Aandachtspunten hierbij zijn: de leerlingen moeten zich direct betrokken voelen bij het goede doel. Waar mogelijk mogen ze meebeslissen welk project de school steunt en weten ze hoe het geld wordt besteed.
Het kan voor leerlingen ook waardevol zijn om mensen (bijvoorbeeld oud-leerlingen) in de klas uit te nodigen om te vertellen over hun buitenlandse ervaringen, bijvoorbeeld met zendings- of ontwikkelingswerk.
20
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Vertegenwoordigers van een van de drie structurele gesponsorde projecten komen jaarlijks hun verhaal doen aan de kinderen, zodat ze een goede indruk krijgen van de besteding van de gelden, maar ook van de cultuur. Het is naast alle hierboven beschreven punten van belang om de actualiteit te blijven volgen en daar waar nodig op in te spelen om onze schooldoelstelling/visie waar te maken. Bij de selectie van nieuwe methodieken zal de aandacht voor Burgerschap een selectiecriterium worden. Vanuit die visie kunnen we dan daadwerkelijk vorm geven aan onze slogan “samen bouwen aan respect en vertrouwen”.
3.3
Kunst en cultuur onderwijs Kunst en cultuur dragen in belangrijke mate bij aan de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen en het is van belang dat kinderen in contact komen met een breed scala aan kunst en cultuur. Kinderen maken kennis met kunst en cultuur door allerlei soorten dans en muziek (klassiek, populair, volksmuziek) aan te bieden. Bij handvaardigheid en tekenen komen toepassingen van kunst in de eigen omgeving aan bod naast de beeldende kunst. Belangrijk is ook dat ze het geleerde kunnen toepassen in hun leefwereld en breder, in de maatschappij. Alle kinderen in een groep, ongeacht verschillen in geslacht en sociale en culturele achtergrond, moeten zich kunnen herkennen in de thema’s, onderwerpen, voorbeelden en opdrachten van de kunstzinnige vorming. Een belangrijk aspect bij dit domein is dat de leerlingen leren met een open houding kunst en cultuur te benaderen en uitingen van anderen te respecteren. Kinderen leren niet alleen vanuit datgene wat ze cognitief, gevoelsmatig en motorisch aankunnen, maar ook vanuit de hun bekende gegevens en ervaringen in hun naaste omgeving. De kinderen komen op De Librije met hoofd, hart en handen in aanraking met kunst- en cultuureducatie. We streven ernaar om de kinderen aan het einde van De Librije kennis van en waardering voor de aspecten van kunst en cultuur als bagage voor hun toekomst mee te geven. Beeldende kunsten, dans, drama, theater en muziek worden daarom in alle groepen aangeboden. We organiseren betekenisvolle lesactiviteiten, waarbij we dankbaar gebruik maken van het cultureel erfgoed in onze regio. Jaarlijks wordt een schoolbreed project opgezet waarbij een cultureel thema in alle groepen wordt uitgewerkt. De resultaten van dit tweewekelijkse project worden aan de ouders gepresenteerd.
3.4
Kerndoelen Het leerstof aanbod van de school omvat minimaal de kerndoelen16. zoals deze zijn vastgesteld in 2010. We kunnen ons goed vinden in de uitgangspunten van de nieuwe formulering van de kerndoelen, zoals deze in onderstaand citaat wordt weergegeven. “Onderwijs heeft drie belangrijke functies: het draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen, het zorgt voor overdracht van maatschappelijke en culturele verworvenheden en het rust kinderen toe voor participatie in de samenleving. De kerndoelen zijn streefdoelen die aangeven waarop basisscholen zich moeten richten bij de ontwikkeling van hun leerlingen. Scholen mogen zelf bepalen hoe de kerndoelen binnen bereik komen. Kerndoelen zorgen ervoor dat kinderen zich in hun schoolperiode blijven ontwikkelen en ze garanderen bovendien een breed en gevarieerd onderwijsaanbod. Daarnaast dienen de kerndoelen als referentiekader voor (publieke) verantwoording. Er kan door dit kader beter worden vastgesteld of doelen wel of niet bereikt worden.” “In de eerste plaats omschrijven de doelen het eind van een leerproces, niet de wijze waarop ze kunnen worden bereikt. De kerndoelen doen geen uitspraken over didactiek. Gezien het karakter van het basisonderwijs dienen leraren een beroep te doen op de natuurlijke nieuwsgierigheid en de behoefte aan ontwikkeling en communicatie van kinderen en deze te stimuleren. Door een gestructureerd en interactief onderwijsaanbod, vormen van ontdekkend onderwijs, interessante thema’s en activiteiten, worden kinderen uitgedaagd in hun ontwikkeling. In de tweede plaats dienen inhouden en doelen zo veel mogelijk op elkaar te worden afgestemd, verbinding te hebben met het dagelijks leven en in samenhang te worden aangeboden. In concreet onderwijs zijn doorgaans doelen uit verschillende hoofdstukken tegelijk van belang. Taal bijvoorbeeld komt voor bij alle vakken. Aandacht voor cultuur is niet beperkt tot het kunstzinnige domein. Omgaan met informatietechnologie geldt voor alle gebieden. In de derde plaats dient er aandacht te worden besteed aan doelen die voor alle leergebieden van belang zijn: goede werkhouding, gebruik van leerstrategieën, reflectie op eigen handelen en leren, uitdrukken van eigen gedachten en gevoelens, respectvol luisteren en kritiseren van anderen, verwerven en verwerken van informatie, ontwikkelen van zelfvertrouwen, respectvol en verantwoordelijk omgaan met elkaar en zorg voor en
16
Zie bijlage 8
21
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
waardering van de leefomgeving.” 17 Om aan deze 58 minimum doelen te voldoen wordt methodisch gewerkt met moderne methoden die dekkend zijn voor de kerndoelen. De uitwerking van de referentie niveaus zal in de komende schoolplan periode ter hand genomen worden. Er blijven echter kinderen die door leerproblemen of handicap niet alle PO-kerndoelen zullen kunnen halen. Het betreft hier vaak kinderen die functioneren op het niveau van speciaal onderwijs en/of een eigen leerlijn hebben. In dat geval hanteren we zo mogelijk de kerndoelen voor het speciaal onderwijs. We zullen de PO-kerndoelen zo lang mogelijk als streefdoelen hanteren en dagen de kinderen uit te het onderste uit de kan te halen. Met de introductie en verdere uitwerking van de referentie niveaus kunnen de doelen na invoering eenduidiger worden opgesteld.
3.5
Werkvormen en zelfstandig werken We hanteren verschillende werkvormen om binnen het onderwijs aanbod te kunnen variëren en differentiëren. Kinderen moeten in de gelegenheid gesteld worden om te ontdekken en te leren welke leerstijl het beste bij hen past. Deze verschillende leerstijlen moeten binnen een groep naast elkaar kunnen bestaan en moeten ten goede komen aan de ontwikkeling van het kind. Naast de klassikale instructie en klassengesprekken werken de kinderen zowel individueel als in groepjes. Ook wordt er groep doorbrekend gewerkt bij spelling, waarbij de kinderen in 15 niveaugroepen worden ingedeeld. Voorwaarde voor veel werkzaamheden is dat kinderen in staat zijn zelfstandig te werken. Dat is echter een vaardigheid die niet vanzelfsprekend is. We gaan hierbij uit van de volgende uitgangspunten, zoals deze in mei 2009 in de teamcursus “zelfstandig werken” zijn vastgelegd. We spreken van zelfstandig werken als de kinderen (individueel, in tweetallen of in groepjes) werken zonder directe begeleiding van de leerkracht, dus zonder een beroep te doen op de leerkracht. Wij vinden dat kinderen zelfstandig moeten kunnen werken, omdat 1. 2. 3.
als kinderen leren om taken zelfstandig(er) uit te voeren, dan groeit daarmee hun zelfvertrouwen en zelfbeeld. als kinderen zelfstandig(er) werken, hebben leerkrachten meer de handen vrij om bijvoorbeeld individuele ondersteuning en zorg te bieden aan kinderen die dat nodig hebben. als kinderen zelfstandig(er) werken, dan kunnen ze meer in eigen tempo werken en komen leerkrachten meer tegemoet aan verschillen in niveau en interesse van kinderen.
Bovendien en hiermee samenhangend speelt een rol dat door zelfstandig te werken
Kinderen leren hun gedrag en activiteiten te sturen.
Kinderen leren om te gaan met hun eigen mogelijkheden.
Kinderen leren samen te werken, met als onderdeel daarvan elkaar hulp vragen en hulp bieden.
Kinderen leren te reflecteren op hun eigen handelen waardoor ze zelfstandig of met anderen leren problemen op te lossen en antwoorden te vinden. Een van de belangrijkste doelstellingen is het ontwikkelen van zelfstandigheid en verantwoordelijkheidsgevoel bij kinderen. Dit is ook een maatschappelijk belang. Zelfstandig werken is er in verschillende varianten. Geleidelijk gaan de meer gestructureerde en voorgeschreven varianten over in varianten waarbij kinderen zelf meer keuzevrijheid hebben. 1. Alle kinderen zijn tijdens het zelfstandig werken tegelijk en even lang met dezelfde activiteit bezig: ze oefenen en verwerken wat er in een voorafgaande instructie aan de orde is geweest. Dit vindt bijvoorbeeld plaats tijdens de werklessen. 2.
Een volgende variant is dat kinderen meerdere opdrachten krijgen die ze in een door de leerkracht vastgestelde volgorde moeten afwerken, waarbij zij zelf bepalen hoeveel tijd zij besteden aan elke afzonderlijke opdracht. Er treden dan verschillen op in de hoeveelheid tijd die de verschillende kinderen besteden aan een opdracht.
3.
Het kan ook zo zijn dat kinderen een aantal opdrachten krijgen en zelf de volgorde mogen kiezen.
4.
Nog een stap verder gaat het zelfstandig werken als in het rooster van de dag of van de week bepaalde tijden worden gereserveerd voor zelfstandig werken. De kinderen krijgen dan een dagtaak of weektaak en mogen zelf plannen tijdens welk zelfstandig werken moment ze wat doen. 17
Ontleend aan de brochure “Kerndoelen Primair Onderwijs” uitgave 2010
22
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Ook het niveau van de taken die de kinderen maken, kan variëren. In alle varianten is het van belang een heldere registratie bij te houden van uitgevoerde opdrachten en de kwaliteit er van. De registratie stelt de leerkracht in staat bijtijds de leerling bij te sturen en/of ondersteuning te bieden. Kenmerken van zelfstandige leerlingen.
Zelfstandige leerlingen weten wat het betekent om zelfstandig te werken en zijn gemotiveerd dit te doen.
Zelfstandige leerlingen weten wat er van hen wordt verwacht. Ze kennen de regels voor- en de routines bij het zelfstandig werken.
Zelfstandige leerlingen kunnen omgaan met uitgestelde aandacht.
Zelfstandige kinderen kunnen hun eigen taken plannen.
Zelfstandige leerlingen kunnen verantwoordelijkheid dragen voor het controleren en registreren van hun eigen werk.
Zelfstandige leerlingen zijn erop gericht zelf problemen op te lossen.
Zelfstandige leerlingen helpen elkaar.
Zelfstandige leerlingen kunnen samenwerken.
Zelfstandige kinderen zijn van huis uit gewend aan het steeds meer zelfstandig uitvoeren van bezigheden. Het is goed als opvoeders en school op dit vlak één lijn trekken.
Kenmerken van de leerkracht die zelfstandig laat werken.
De leerkracht kan de mate van zelfstandigheid per leerling inschatten.
Zij moedigt aan, beloont en waardeert het zelfstandig werken.
Zij verandert van de meer sturende rol naar de meer begeleidende rol.
Zij blijft beschikbaar.
Zij selecteert taken en bouwt ze zo nodig om.
Zij helpt leerlingen bij het plannen van taken.
Zij geeft leerlingen afzonderlijk en groepsgewijs feedback.
Zij draagt de controle en het nakijken geleidelijk over aan de kinderen.
Zij registreert het zelfstandig gemaakt werk.
De school streeft naar een doorgaande lijn bij het vormgeven van het zelfstandig werken in de opeenvolgende groepen. Het zelfstandig werken is een leerproces, dat kinderen in de loop van de opvolgende jaargroepen geleidelijk onder de knie krijgen. Er dient een balans te bestaan tussen enerzijds de kinderen (keuze) vrijheid en verantwoordelijkheid geven en anderzijds voldoende steun en houvast bieden. Een goede doorgaande lijn in school betekent eveneens dat is vastgesteld hoe de ontwikkeling van zelfstandig werken in de oplopende jaargroepen is opgebouwd. Zo geldt bijvoorbeeld voor het aanleren van regels, dat dit vooral bij jonge kinderen als een geleidelijk proces moet worden gezien. Regels en afspraken moeten logisch en begrijpelijk zijn voor het kind. Bij het zelfstandig werken in de klas is het van belang dat de kinderen in staat zijn de reactie van de leerkracht op een later tijdstip te verwachten. Het vraagt van kinderen eerst zelf oplossingen te zoeken, alvorens de hulp van de leerkracht in te roepen. Het is belangrijk dat kinderen goed begrijpen dat de uitgestelde reactie op hun werk niet betekent dat de leerkracht geen interesse voor hun werk heeft, integendeel. Door direct na de instructie, dus aan het begin van het zelfstandig werken. een controleronde te lopen, overziet de leerkracht eventuele obstakels bij de afzonderlijke kinderen. Door tijdens het zelfstandig werken in principe vaste looproutes te lopen, geeft de leerkracht structuur (voorspelbaarheid) aan kinderen die hulp nodig hebben. In principe worden tijdens het zelfstandig werken opdrachten uitgevoerd die niet instructieafhankelijk zijn. Anders gezegd: de instructie heeft voorafgaand aan het zelfstandig werken plaatsgevonden en de kinderen gaan tijdens het zelfstandig werken de behandelde stof verwerken, inoefenen en herhalen. In de onderbouw wordt onder andere zelfstandig gewerkt met ontwikkelingsmateriaal (zelfcorrigerend) tijdens de werklessen en bij het werken in hoeken. In de hogere groepen kunnen de volgende vak- en vormingsgebieden onderdeel uitmaken van zelfstandig werken: Rekenen, taal, (begrijpend) lezen, wereldoriëntatie, topografie, schrijven, techniek, creatieve vakken, lego.
23
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Klassenmanagement is het efficiënt en effectief organiseren van de dagelijkse gang van zaken in een groep. Routines zijn in de groep ingevoerde gewoonten waarvan het de bedoeling is dat ze dagelijks terugkerende zaken regelen als preventie van storend gedrag en om tijdverlies te voorkomen. Het stilteteken(hand opsteken en overnemen) is hier een voorbeeld van. Zelfstandig werken kan individueel plaatsvinden, maar ook in tweetallen of kleine groepjes (teams). Werken in teams is een belangrijke en te leren vaardigheid. Teamwork schept –mits goed gestructureerd- ruimte voor de leerkracht en levert hogere leerprestaties. Over het klassenmanagement valt verder op te merken:
De hoeveel tijd die in de verschillende groepen aan zelfstandig werken wordt besteed, is per jaargroep verschillend. Globaal wordt de volgende tijd ingeruimd voor zelfstandig werken: o groepen 1 t/m 3: oplopend van 10 minuten dagelijks tot een half uur dagelijks; o
groepen 4 t/m 8: oplopend van een half uur tot 2 uur op een dag.
In de onderbouw wordt gewerkt met een planbord. In de bovenbouw kan gewerkt worden met dag- en weektaken
Door de time timer te gebruiken, leren kinderen de hoeveelheid beschikbare tijd goed te overzien en te gebruiken.
Door in de groep een stilteteken te gebruiken, gaat er minder tijd verloren.
Het stoplicht kan worden gebruikt als houvast voor de kinderen om te zien of de leerkracht wel of niet beschikbaar is.
Regels voor een soepel verloop. Per jaargroep worden afspraken gemaakt over:
De plek(ken) waar de kinderen zelfstandig mogen werken;
De mate waarin de kinderen mogen praten en lopen;
De mate waarin de kinderen mogen samenwerken;
Aan welke eisen het werk moet voldoen;
Wanneer de kinderen de leerkracht wel en wanneer niet om hulp kunnen vragen;
Wat kinderen te doen staat als zij hun opdracht(en) klaar hebben.
Belangrijk is dat voor iedereen de regels en afspraken duidelijk zijn en dat de kinderen de weg weten in de klas en weten waar alles staat en opgeborgen moet worden. Uit de inrichting van het lokaal blijkt dat de kinderen zich er zelfstandig kunnen bewegen. Daarbij is er aandacht voor:
de plaatsing van leerlingenmeubilair.
de looproutes.
het inrichten van open kasten.
de plaats waar werk kan worden ingeleverd.
de plaats waar de instructie plaatsvindt.
de plaats waar correctie plaatsvindt.
de plaats waar de correctiemodellen en antwoordenboekjes zich bevinden.
vaste plaatsen voor verbruiksmateriaal.
duidelijke vormgeving van de keuzetaak.
heldere structuur voor de taakadministratie. Activiteitscyclus bij zelfstandig werken opdrachten. Tijdens het zelfstandig werken voeren kinderen in toenemende mate zelfstandig enkele opeenvolgende activiteiten uit die bij elke opdracht weer terugkeren: de activiteitscyclus. 1. starten: het kind begint met het lezen van de opdracht. Daarna verzamelt zij het materiaal dat nodig is voor de opdracht. 2. uitvoeren: het kind maakt de opdracht. Als zij klaar is, controleert zij voor zichzelf het werk: niets vergeten? Ziet het er netjes uit? Geen fouten laten zitten? 3. controle:
het kind kijkt het werk zelf na met behulp van een antwoordboekje.
4. registreren: het kind tekent de opdracht die klaar is, af op het werkplan/het takenblad. 24
Schoolplan
3.6
pcbs "De Librije" - Gorredijk
5. inleveren:
het kind legt het werk op de afgesproken plaats. De leerkracht bekijkt het op een later moment.
6. opruimen:
het kind legt gebruikte spullen op de goede plaats terug.
Toetsing en registratie Toetsing en registratie zijn nodig voor het bewaken en verbeteren van de onderwijskwaliteit van de school en voor het inzichtelijk maken van de vorderingen van de leerlingen. Door een adequate registratie zowel per leerling als op groepsniveau wordt snel zichtbaar waar de eventuele problematiek ligt. De overzichten geven inzicht in die aspecten waar de leerlingen verlengde instructie nodig hebben en welke reeds beheerst worden. Deze resultaten en andere ontwikkelingsaspecten vormen de basis van onze informatie aan de ouders over hun kinderen. Daarbij kunnen we de meerjarige ontwikkelingen op diverse kennisgebieden zichtbaar maken met behulp van verwerking in Parnassys en/of zelf ontwikkelde computerprogramma’s. We kijken ook bewust naar wat de groepsoverzichten mogelijk zeggen over de gegeven instructie en de gehanteerde methodieken. De leerkrachten reflecteren samen met de kinderen op de toetsresultaten en benutten de analyse bij de voorbereiding voor de lessen na de toetsen. Tevens maken we een trendanalyse 18door de verzamelde resultaten van de afgelopen jaren in grafiek te zetten. Hiermee willen we vat te krijgen op de ontwikkeling van de kinderen en op bepaalde trends in ons onderwijs. Dit onderzoek zal stelselmatig worden uitgevoerd over en in vergelijking met meerdere jaren. Daarom is het noodzakelijk om een zo consistent mogelijk toetsenpakket te blijven gebruiken.
3.7
Visie op het jonge kind Vanaf het schooljaar 2009/2010 zijn we ons in de kleutergroepen gaan verdiepen in de uitgangspunten van Basisontwikkeling. Kinderen zijn van nature actief en leergierig en ontwikkelen zich daardoor. Kenmerkend voor Basisontwikkeling is de betrokkenheid van de kinderen bij de activiteiten. De belangrijkste uitgangspunten van basisontwikkeling zijn; werken vanuit een thema aansluiten bij het niveau van een kind afwisseling in werkvormen en groeperingvormen De belangrijkste activiteiten daarbij zijn: spelactiviteiten constructieve en beeldende activiteiten gespreksactiviteiten lees- en schrijfactiviteiten reken- en wiskundeactiviteiten Basisvoorwaarden voor de ontwikkeling van kinderen zijn: emotioneel vrij zijn nieuwsgierig zijn zelfvertrouwen hebben We werken over thema’s die uitgaan van de belevingswereld van het kind. De activiteiten rondom deze thema’s behoren betekenisvol te zijn, waardoor een kind wordt uitgedaagd om tot ontwikkeling te komen. Thema’s kunnen ook door kinderen worden aangedragen. Wanneer er bijvoorbeeld een leerling is die zijn arm in het gips heeft, kan hier in de klas op worden aangesloten door over het thema “ziekenhuis” te werken. Spel speelt een hele belangrijke rol bij Basisontwikkeling. Hierbij kunnen kinderen lekker veel ervaringen en ontdekkingen opdoen. Het kind krijgt dan steeds meer behoefte om niet meer te doen alsof, maar om echt iets te kunnen. Dan komt het leermotief tot ontwikkeling In de eerste plaats is het belangrijk dat een kind lekker in zijn vel zit en graag naar school gaat. Bij de jongste kleuters ligt het accent op het omgaan met elkaar, het wennen aan elkaar, het leren delen, het samenspelen, de regelmaat en de gewoontes op school. We beginnen met een thema door met de kinderen te brainstormen wat ze zelf al weten, en wat ze willen weten. Dit noteren we samen in een web(mindmap). Van hieruit kiezen we de verschillende activiteiten. We maken met de kinderen een basishoek en al spelenderwijs groeit deze hoek. Tijdens het werken hebben de kinderen een grote keuzevrijheid. Er is echter ook sprake van verplichte activiteiten. De leerkracht kan dan o.a. observeren hoe taakgericht kinderen zijn. Hierbij wordt gelet op zelfstandigheid, werkhouding en concentratie. Ook wordt er gewerkt met planborden waarmee de kinderen een keuze voor een bepaalde opdracht 18
Zie bijlage 9
25
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
kunnen maken. Op deze wijze worden ze al voorbereid op het zelfstandig werken in de hogere groepen.
3.7.1 Onderbouw (groep 1 en 2) Alle kinderen worden gedurende het hele schooljaar doorlopend geobserveerd door de leerkracht(en). Naast de observaties die de leerkracht uitvoert, gebruiken we ook een aantal toetsen, registratieformulieren (taal en rekenen) en een sociaal emotioneel volgsysteem (ZIEN!) , om de gehele ontwikkeling van een kleuter in kaart te brengen. Hoe we kleuters volgen in hun ontwikkeling is vastgelegd in de “wat-wil-je-weten-matrix”. De volgende ontwikkelingsaspecten komen hierin aan de orde: taalvaardigheid, rekenvaardigheid, cognitieve ontwikkeling, sociaal emotionele ontwikkeling en de motorische ontwikkeling. Aan het eind van een schooljaar worden de vorderingen van de leerling vastgelegd in het beslissingsformulier. Tijdens oudergesprekken worden deze vorderingen besproken en eventuele afspraken vastgelegd. Het observeren gebeurt gedurende de hele dag. Dit kan zijn tijdens spel, in de kring, werken met ontwikkelingsmaterialen, tijdens het buiten spelen, enz.
1e schooljaar
3.7.1.1 Wat-wil-je-weten-matrix Bij binnenkomst
Na een half jaar
Eind groep 1
Inschrijving (directeur)
Taalontwikkeling:
Cito taal voor kleuters E 1:
Persoonsgegevens
Woordenschat (schatkist)
Gezinsgegevens
Uitspraak
Deel 1 risicogroep Dyslexie
Na 6 tot 8 weken
Zinsbouw Gaandeweg het jaar aanbieden en invullen taal- en rekenaspecten.
Woordenschat Kritisch luisteren Cito ordenen E 1:
Intakegesprek: (huisbezoek Leerkr)
Taalaspecten:
luisteren spreken Schriftoriëntatie(ontluikende geletterdheid) auditieve waarneming taal/ denken tijd
Algemeen Medische gegevens Gegevens voorschoolse periode Levensgeschiedenis Opvoeding Gegevens over het kind (zelfstandigheid/ zelfredzaamheid) Sociale vaardigheden Emotionele stabiliteit Spelontwikkeling Motoriek Taalontwikkeling eerste taal en NT2 Denkontwikkeling Verwachtingen van de ouders
Na 3 maanden Observaties leerkracht:
Aanpassing groep/ leerkracht Welbevinden Plezier Veiligheid Betrokken Spelontwikkeling Motoriek Uitspraak
Woordenschattest Woordenschat
Rekenaspecten:
kleur vorm classificeren grootte seriëren vergelijken tellen getallen meten en wegen ruimtelijke oriëntatie
Fonemisch bewustzijn Structureel aanbieden/ checken. ZIEN (maart= 7/8 maanden)
Betrokkenheid Welbevinden Sociaal Initiatief Sociale Flexibiliteit Sociale Autonomie Impulsbeheersing Inlevingsvermogen
26
Kleuren Vorm Classificeren Seriëren Vergelijken Tellen Dyslexieprotocol invullen Soc. emotionele ontwikkeling: geen problemen afscheid nemen is weerbaar contacten leerlingen / leerkracht samenspelen zelfvertrouwen Motorische ontwikkeling: aanzet tot goede pengreep fijne/grove motoriek voldoende kind zeker in beweging Cognitieve ontwikkeling: kan tellen tot 10 begrippenkennis interesse voor boeken verhaaltje terugvertellen liedje/ versje onthouden rijmen (onzin) kleuren/ vormen puzzels maken (ruimtelijke or.) Taakgerichtheid: taakgericht/ spanningsboog (10 min.) zelfstandig enkelvoudige opdracht uitvoeren zelfstandig keuzes maken Beslissingsformulier 1 – 2 Rapport
2e leerjaar
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Begin groep 2
Na een half jaar
IVM groep 3
Zie eind groep 1.
Cito taal voor kleuters M 2:
Dyslexieprotocol invullen
(overdracht van groep 1 naar groep 2)
Na overdracht met leerkracht groep 1, vooral de opvallende zaken t.o.v. gedrag, thuissituatie en/ of cognitieve ontw. Gegevens schoolarts : Lichamelijke gesteldheid gehoor spraak gezondheid algemeen afwezigheid Gegevens externe instanties (in enkele gevallen) Audiologisch centrum Logopedie Crisiscentra, Jeugdzorg, AMK Fysiotherapie Stimulerende en belemmerende factoren
Passieve woordenschat Kritisch luisteren Klank en rijm Laatste/ eerste woord Schriftoriëntatie Auditieve synthese
Cito ordenen M 2:
Vorm Classificeren Seriëren Vergelijken Tellen Getallen
Oudergesprekken Notities Leerlingvolgsysteem Handelingsplannen (eventueel)
Na 3 maanden Aanpassing groep/ leerkracht Spelontwikkeling Uitval op bepaald gebied ZIEN Betrokkenheid Welbevinden Sociaal Initiatief Sociale Flexibiliteit Sociale Autonomie Impulsbeheersing Inlevingsvermogen Huisbezoek:
(zie na 3 maanden) ZIEN
Betrokkenheid Welbevinden Sociaal Initiatief Sociale Flexibiliteit Sociale Autonomie Impulsbeheersing Inlevingsvermogen
Soc.emotionele ontwikkeling: Taal- en rekenaspecten
(sociale basisvoorwaarden)
(zie na 3 maanden)
Parnassys
Taal- en rekenaspecten.
Speel/ werkgedrag
weerbaarheid zelfvertrouwen contact leerlingen/leerkracht samenwerken en spelen afspraken maken en nakomen
Fonemisch bewustzijn Motorische ontwikkeling: ZIEN
Betrokkenheid Welbevinden Sociaal Initiatief Sociale Flexibiliteit Sociale Autonomie Impulsbeheersing inlevingsvermogen
goede pengreep fijne motoriek grote motoriek Rekenvoorwaarden: hoeveelheidbegrip 1 t/m 10 synchroon tellen tot 17 symbool herkennen 1 t/m 10
Leesvoorwaarden: Invented spelling (screening) (na voorjaarsvakantie) Letterkennis
verslag voortgang ontwikkeling * ervaringen v. kind in thuissituatie informatie over gezinssituatie vergelijken ervaringen leerkracht met ervaringen ouders Gaandeweg het jaar aanbieden + screenen taal- en reken-aspecten.
eigen naam schrijven foneem bewustzijn/ rijmen auditieve analyse/ synthese visuele discriminatie letters Taakgerichtheid: zelfstandigheid werkhouding taakgericht (20 min) concentratie voldoende
Beslissingsformulier gr. 2 – 3
Taalaspecten: luisteren spreken Schriftoriënt.(ontluikende geletterdh) auditieve waarneming taal/ denken tijd Rekenaspecten:
Rapport
kleur vorm classificeren grootte seriëren vergelijken tellen getallen meten en wegen ruimtelijke oriëntatie Fonemisch bewustzijn Structureel aanbieden/ checken.
27
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
3.7.1.2 Rekenen en wiskunde in groep 1 en 2. In de onderbouw van De Librije willen we kinderen op een natuurlijke manier in contact brengen met rekenen en wiskundige initiatie en alle vaardigheden die daar voor nodig zijn. De activiteiten worden zoveel mogelijk aangeboden binnen de thema’s, die in de groepen aan de orde zijn. Hierbij zijn vaardigheid en interesse het uitgangspunt, maar wordt het kind gestimuleerd tot het uitvoeren van activiteiten in de zone van de naaste ontwikkeling. Binnen de leerlijn rekenen onderscheiden we de volgende ontwikkelingsgebieden: 1. Kleur en kleurnuances 2. Vorm 3. Classificeren 4. Grootte 5. Seriëren 6. Vergelijken 7. Tellen 8. Getallen 9. Meten en wegen Om overzicht te hebben over de vaardigheden die kinderen moeten beheersen, maken we gebruik van de leerlijn rekenontwikkeling voor groep 1 en 2. Hierin staan de vaardigheden beschreven die de kinderen eind groep 1 en eind groep 2 zouden moeten beheersen. Ook zijn er suggesties voor mogelijke activiteiten en een beschrijving van de op school aanwezige materialen. De ontwikkelingsgebieden met de daarbij behorende vaardigheden zijn verdeeld over het hele jaar. In de leerstofplanning is per maand aangegeven welke vaardigheden van taal aan bod moeten komen. Op deze manier zorgen we ervoor dat we geen vaardigheden overslaan en dat we een goed beredeneerd aanbod bieden. De vorderingen van elk kind wordt op een registratieformulier (zie “ wat-wil-je-weten-matrix”) bijgehouden. In de kleutergroepen maken we gebruik van concrete materialen en passen activiteiten van “Met Sprongen Vooruit” toe. Om de rekenontwikkeling verder te stimuleren wordt o.a. gebruik gemaakt van: kleine kring, hoeken, cijfermuur, ontwikkelingsmaterialen, telspelletjes, enz. Materialen en naslagwerken die we gebruiken voor rekenen: Bas telt mee Praatplaten Bas Cito hulpboeken ordenen Naar lezen, schrijven en rekenen (Frea Janssen-Vos) Schatkist Cito hulpboeken ruimtelijke oriëntatie Mogelijke activiteiten voor kinderen met een voorsprong op rekengebied: Cijfers stempelen Cijfers schrijven Rekenhoek Cijfermuur/ cijferboek Computer “Plusmaterialen” In de onderbouw gebruiken we de volgende observatie- en toetsinstrumenten die bij alle kinderen worden afgenomen: Taal voor kleuters van Cito Ordenen van Cito Registratie taal en rekenen d.m.v. observatie (zie functie ontwikkeling) Kleuter observatielijst van CITO (sociaal emotionele ontwikkeling) Checklist dyslexieprotocol Invented spelling (groep 2) Sociogram (minimaal 1 maal per jaar) Op basis van de resultaten uit deze toets gegevens kan worden besloten om nader onderzoek te doen als dat voor een kind wenselijk is. In dat geval kunnen we gebruik maken van de toets materialen die bij het zorgcentrum van het WSNS samenwerkingsverband aanwezig zijn. Deze toetsen worden in overleg met de zorgcoördinator afgenomen en besproken met de groepsleerkracht. De groepsleerkracht informeert de ouders over de toetsresultaten.
28
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
3.7.1.3 Taal groep 1 en 2. In de onderbouw van De Librije willen we kinderen op een natuurlijke manier in contact brengen met lezen en schrijven en alle vaardigheden die daar voor nodig zijn. De activiteiten worden zoveel mogelijk aangeboden binnen de thema’s, die in de groepen aan de orde zijn. Hierbij zijn vaardigheid en interesse het uitgangspunt, maar wordt het kind gestimuleerd tot het uitvoeren van activiteiten in de zone van de naaste ontwikkeling. Binnen de leerlijn taal onderscheiden we de volgende ontwikkelingsgebieden: 1. Luisteren 2. Spreken 3. Schriftoriëntatie 4. Auditieve waarneming 5. Taal / denken 6. Tijd Om overzicht te hebben over de vaardigheden die kinderen moeten beheersen, maken we gebruik van de leerlijn taalontwikkeling voor groep 1 en 2. Hierin staan de vaardigheden beschreven die de kinderen eind groep 1 en eind groep 2 zouden moeten beheersen. Ook zijn er suggesties voor mogelijke activiteiten en een beschrijving van de op school aanwezige materialen. De ontwikkelingsgebieden met de daarbij behorende vaardigheden zijn verdeeld over het hele jaar. In de leerstofplanning is per maand aangegeven welke vaardigheden van taal aan bod moeten komen. Op deze manier zorgen we ervoor dat we geen vaardigheden overslaan en dat we een goed beredeneerd aanbod bieden. De vorderingen van elk kind wordt op een registratieformulier (zie “ wat-wil-je-weten-matrix”) bijgehouden. In de kleutergroepen maken we gebruik van de methode Schatkist. (Vier maal per jaar staat er een thema centraal, waarbinnen we proberen kinderen tot spreken uit te nodigen en hun woordenschat uit te breiden) Om de taalontwikkeling verder te stimuleren wordt o.a. gebruik gemaakt van: kringgesprek, prentenboeken, verhalen, voorlezen en vertellen, versjes leren, rijmen, toneelspelen, lettermuur. Materialen en naslagwerken die we gebruiken voor taal: Bas gaat digitaal Praatplaten Bas Map Fonemisch bewustzijn CPS Taalplezier Wat zeg je? Bas spreekt een woordje mee Naar lezen, schrijven en rekenen (Frea Janssen-Vos) Mogelijke activiteiten voor kinderen met een voorsprong op taalgebied:
Woorden en zinnen stempelen Zelf schrijven Lees-schrijfhoek (ontluikende geletterdheid) Zelf teksten maken d.m.v. beeldverhaal (tekeningen) Lettermuur/ letterboek Rijmspelletjes Eenvoudige boekjes lezen Woorden hakken en plakken Ontwikkelingsmaterialen “Slim kan lezen”
3.7.2 Midden-en bovenbouw (groep 3 t/m 8) In de groepen 3 t/m 8 wordt voor de vakken taal, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde en natuur gebruik gemaakt van methodieken die zijn voorzien van methode-gebonden toetsen. Deze toetsen worden in klassenverband afgenomen en geregistreerd. De wijze waarop dit geregistreerd wordt is beschreven bij de afzonderlijke vakken. In deze schoolplanperiode zullen deze toetsen worden ondergebracht in het volgsysteem van Parnassys. Op basis van de resultaten van de toets wordt bekeken in hoeverre er stof wordt beheerst of dat er moet worden herhaald. Voor kinderen met een eigen (afbuigende) leerlijn worden de toetsen afgenomen op het moment dat deze leerlingen daar aan toe zijn. De normen worden voor deze leerlingen aangepast aan het perspectief dat voor die kinderen is beschreven in het handelingsplan. Dit is eveneens van toepassing wanneer een kind bovenmatig
29
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
presteert. 19 20
Naast deze toetsen wordt jaarlijks 2 maal (dec/jan en mei/juni) een toets week gepland waarin de DLE-LVS toetsen worden afgenomen. Deze toetsen zijn op dit moment in revisie. De Librije werkt mee aan het normeringsonderzoek van Boomtestuitgevers. Volgens planning zullen de DLE-LVS toetsen allemaal worden omgevormd naar Schoolvaardigheidstoetsen. Deze zullen binnen afzienbare tijd de Cotan certificering moeten krijgen. Momenteel maken we nog gebruik van de volgende onderdelen uit het DLE-LVS/Schoolvaardigheidstoetsen systeem: Hoofdrekenen Rekenen en Wiskunde Spellen Technisch lezen woorden Technisch lezen zinnen Begrijpend lezen De toetsresultaten worden verwerkt vooreerst nog verwerkt in een zelf ontwikkeld computerprogramma, aangezien de resultaten niet correct worden verwerkt in Parnassys. (De makers van dit administratie programma lijken niet tegemoet te komen aan onze vraag om de toetsresultaten op de juiste wijze te verwerken) De gegevens worden in het eigen systeem op verschillende manieren gepresenteerd, teneinde directe analyse door de leerkracht mogelijk te maken. De overzichtsgrafiek per leerling geeft in één beeld de ontwikkeling weer van alle tijdens de schoolloopbaan afgenomen DLE-LVS toetsen weer. Dit overzicht op A4 formaat wordt opgenomen in de rapportage van de kinderen vanaf eind groep 7. Na iedere toets week worden de resultaten in het programma verwerkt en ontvangt iedere groepsleerkracht de groepsoverzichten van de eigen groep. De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor de eerste evaluatie van deze resultaten en zal deze met Ib-er bespreken. De conclusies uit deze evaluatie zullen meegenomen worden in de rapportage naar de ouders, maar zullen ook gevolgen hebben voor het lesaanbod aan de groep, dan wel individuele leerlingen. Op schoolniveau wordt de resultaten nader geanalyseerd en besproken op basis van de actuele groeps overzichten en de trendanalyse. De huidige trendanalyse omvat de periode 2000-201121. In de teamvergaderingen is deze analyse in 2009 aanleiding geweest tot enkele bijstellingen van het onderwijs leerprogramma. De resultaten van de trendanalyse worden tevens teruggekoppeld aan het bestuur en de MR en jaarlijks in het bestuursverslag aan ouders en leden.
3.7.3 Toetsen bij de Remedial Teaching: De Remedial Teaching heeft de beschikking over diverse toetsinstrumenten. Het betreft over het algemeen nietmethode gebonden toetsen/observatiemogelijkheden/diagnostische werken. We beschikken op school over onder andere de volgende toetsinstrumenten:
Observatie motorische ontwikkeling Ruimte en tijd van Cito De Brus (technisch lezen, 1 minuut-test) De DMT (technisch lezen, 3x 1 minuut) Toetsen in kader van het Dyslexie-protocol ten behoeve van groep 3 & 4. Toetsen hiervoor komen uit “Diagnostiek van het technisch lezen en spellen” van Struiksma en Van der Leij (Audant, Audisynt, Grafementoets, Fonemendictee). DST-NL, Dyslexie Screening Test, jaar van uitgifte 2005 AVI toetsen PI-Dictee van Geelhoed en Reitsma TAK van Cito (Taaltoets Alle Kleuters) KOS (= Kleuter Ontwikkeling Screeningtest Curriculum Schoolrijpheid 19
Zie hoofdstuk 3.11.2
20
De onderwijsinspectie heeft de huidige DLE-LVS toetsen met ingang van 2010-11 uit het toezicht kader gezet. Daarmee is de uitgever onder druk gezet om versneld de ontwikkeling van de Schoolvaardigheidstoetsen uit te werken. De Librije werkt, op voorstel van de inspectie, mee aan het ontwikkelen van nieuwe normen voor deze toetsen teneinde te voldoen aan de verplichte Cotan normering. 21
De trendanalyse en de conclusie daarvan zijn in een afzonderlijk document als bijlage 9 aanwezig.
30
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Pedagogisch Didactisch Onderzoek Rekenen, Lezen, Spellen De UGT (Utrechtse Getalbegrip Toets) Groninger Motoriek Observatieschaal Werken van Bouwers en Van Goor: Diagnostiek en Behandeling van Rekenproblemen, Spellingproblemen, Leesproblemen, Problemen met Begrijpend Lezen. Handboek voor Didactiek en Praktijk: Schrijven als Oefenvak, van drs. A. van Engen. CIDR screening Hoogbegaafdheid Uitkomsten/resultaten van toetsen afgenomen in de RT zullen worden vastgelegd door de zorgcoördinator en besproken met de betreffende groepsleerkracht. De uitkomst van een toets kan een uitgangspunt zijn voor het maken van een handelingsplan. Deze kan in de groep worden uitgevoerd of in de RT. In specifieke situaties kunnen we gebruik maken van de ondersteuning door de schoolpsycholoog en orthopedagoog van het WSNS verband Opsterwad. Via deze ondersteuning hebben we de beschikking over alle daar voorhanden zijnde toetsinstrumenten.
3.7.4 Protocol Herfstleerlingen Herfstkinderen betekent kiezen tussen verlengen of verkorten van de kleuterbouw. De Wet Primair Onderwijs gaat uit van een doorgaande lijn in de ontwikkeling van de kinderen. Het onderwijs moet zo worden ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Herfstleerlingen blijven in principe het tweede jaar in groep 1, tenzij ze bovengemiddelde resultaten laten zien. Een herfst leerling moet dus duidelijk iets over hebben, omdat de ervaring heeft geleerd dat deze kinderen het risico lopen dat ze hun hele schoolloopbaan op hun tenen moeten lopen. Teneinde een weloverwogen beslissing te kunnen nemen wordt in januari voor alle kleuters in groep 1 de Kleuterobservatielijst van Cito ingevuld. Als blijkt dat de herfstkinderen op de onderdelen:
persoonlijkheidsontwikkeling
sociaal-emotioneel gedrag
motoriek
speelwerkgedrag
lager scoren dan een B22, dan blijven ze nog een jaar in groep 1, waar ze de tijd krijgen om zich verder te ontwikkelen. Daarmee wordt het mogelijk gemaakt om deze kinderen een betere startbekwaamheid voor groep 3 te laten opbouwen. Scoren de herfstkinderen op A of B niveau dan wordt er gekeken naar de ontwikkelingsaspecten; taalvaardigheid, rekenvaardigheid, en cognitieve ontwikkeling. Worden deze aspecten voldoende/goed gescoord, dan volgt er een voorlopig besluit tot een versnelde overgang naar groep 2. Dit voorlopige besluit wordt pas definitief nadat de uitkomsten van de Cito - toetsen ook meegenomen zijn. De Cito-toetsen worden in juni afgenomen. Als blijkt dat een kind positief gescoord heeft op de Kleuterobservatielijst en dat het tweemaal een A scoort of een A en een hoge B bij de Cito-toetsen Taal en Ordenen, dan wordt samen met de ouders de afspraak vastgelegd en ondertekend, om de kleuterperiode van hun kind te verkorten. Zij zullen dan het lesprogramma van groep 2 volgen, om het kind de ontwikkelingskansen te geven waar het aan toe is. Dit wil nog niet zeggen dat de leerling dan ook mee gaat naar groep 3. Dit is afhankelijk van de verdere ontwikkeling in groep 2. Als blijkt dat het kind C of lager scoort, dan wordt in overleg met de ouders besloten om de ontwikkeling van het herfstkind te volgen en groep 1 nogmaals te doen.
3.7.5 Protocol overgang groep 2 naar 3 De Wet Primair Onderwijs gaat uit van een doorgaande lijn in de ontwikkeling van de kinderen. Het onderwijs moet zo worden ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Gaandeweg groep 2 wordt de vraag gesteld of de doorgaande ontwikkeling van een kind wel gebaat is bij een overgang naar groep 3. Factoren waar rekening mee gehouden wordt zijn:
Er is sprake van een kind dat nog zo gericht is op spelen en open onderwijssituaties, dat de overgang naar groep 3 te abrupt is en geen doorgaande ontwikkeling kan garanderen.
Soms is er sprake van specifieke ontwikkelingsproblemen of ontwikkelingsstoornissen. Dat betekent dat we de overgangsbeslissing van groep 2 naar groep 3 zeer overwogen nemen.
22
Hierbij wordt de 5 puntenschaal van A t/m E gebruikt, waarbij E de 15% slechts presterende leerlingen zijn.
31
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
In januari maken alle kinderen van groep 2 de Cito-toets Taal en Ordenen voor oudste kleuters. De uitkomst daarvan is onderdeel van de uiteindelijke afweging voor overgang naar groep 3. Een ‘D’ of ‘E’ score is onvoldoende.
In januari/ februari wordt voor alle kinderen de Kleuterobservatielijst van Cito ingevuld. Als het kind hierbij op de onderdelen: o o
persoonlijkheidsontwikkeling sociaal-emotioneel gedrag
o motoriek o speelwerkgedrag beneden het leeftijdsniveau scoort dan geeft dit aanleiding tot twijfel of een ononderbroken ontwikkelingsproces wel mogelijk is.
Naast alle toets gegevens blijft de indruk die de leerkracht van de leerling heeft van groot belang. De leerkracht observeert natuurlijk ook buiten alle toets momenten om hoe een kind zich ontwikkelt en hoe het met het welbevinden van het kind gesteld is. De uitkomsten van alle bovenstaande punten worden besproken in werkoverleg van de onderbouw in aanwezigheid van de zorgcoördinator. Dit betreft in principe alleen de zogenaamde bespreekgevallen waar er twijfel bestaat ten aanzien van het besluit om het kind door te laten gaan naar groep 3. Binnen het werkoverleg wordt het besluit ten aanzien van de overgang door de vergadering genomen. Vanzelfsprekend worden de ouders op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van hun kind. Dit wordt gedaan tijdens de huisbezoeken en de zogenaamde 10-minutengesprekken. In voorkomende twijfelgevallen worden ouders tussentijds uitgenodigd op school voor een aanvullend gesprek. De periode van februari tot het eind van het schooljaar. 1. In de gesprekken met de ouders van kinderen waarbij twijfels zijn of het kind door kan gaan naar groep 3 worden gesprekken gevoerd. Er wordt niet alleen aangegeven dat er zorgen zijn met betrekking tot de schoolloopbaan van hun kind, er wordt ook uitgelegd welke stappen er worden gezet om de ontwikkeling van het kind te stimuleren. Wanneer er op grond van de toets- en observatiegegevens (voor februari) twijfels zijn om het kind naar groep 3 te laten gaan, worden de Cito-toetsen nogmaals afgenomen en wordt de kleuterobservatielijst weer ingevuld. (Als in overleg met de ouders de beslissing is genomen om de kleuterperiode te verlengen is opnieuw toetsen niet nodig). Deze uitslagen worden weer met de ouders besproken. Dan volgt ook de definitieve beslissing welke genomen wordt in het onderbouw overleg waarbij de zorgcoördinator aanwezig is. Gekoppeld aan die beslissing geven we ook aan hoe we het kind bij de groep 2 verlenging willen begeleiden. Voor deze kinderen wordt een handelingsplan opgesteld waarin duidelijk wordt aangegeven welke activiteiten worden ondernomen om het kind zich verder te laten ontwikkelen. Bovendien wordt de daarvoor nodige extra begeleiding helder gemaakt. Dit is om te voorkomen dat het kind weer bij het begin van groep 2 begint en uiteindelijk mogelijk weer de eindstreep niet haalt. Het kind gaat het tweede jaar dus verder waar het gebleven heeft en heeft daarmee een eigen leerlijn. 2. Ook met de ouders van de kinderen waar geen twijfels zijn over de overgang naar groep 3 wordt een gesprek gevoerd. De leerkracht geeft de ouders inzicht in de uitgevoerde observaties en de resultaten van de afgenomen Cito toetsen, de Kleuterobservatielijst. Dit beeld wordt gespiegeld aan het beeld dat de ouders zelf van het kind hebben.
3.7.6 Groepsovergang vanaf groep 3 Vanaf groep 3 doubleren kinderen in principe niet meer. Mocht een kind door leer- en of gedragsproblemen onvoldoende vorderingen maken dan zoeken we naar mogelijkheden om het kind met een eigen leerlijn verder te helpen. Het kind blijft bij de groep waar deze sociaal emotioneel bij hoort. De eigen leerlijn is in die gevallen meestal een afbuigende leerlijn en voor deze kinderen stellen we ook een ontwikkelprognose op. Vanaf eind groep 6 wordt er dan een ontwikkelingsperspectief opgesteld waarbij het leerrendement getoetst wordt op vastgestelde 23 tussenopbrengsten.
3.7.7 Naar het Voortgezet onderwijs De kinderen die “De Librije” doorlopen hebben kiezen meestal voor voortgezet onderwijs in plaatsen Gorredijk, 23
Zie ook hoofdstuk 3.11.3
32
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Drachten of Heerenveen. De scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs in ons verzorgingsgebied hebben allemaal een breed aanbod van leerwegen. Na de eerste twee jaren van het VO kan een definitieve keus worden gemaakt. Het is echter wel belangrijk dat een leerling naar die plek gaat waar hij de meeste kans van slagen heeft. Ons schooladvies is een “startbekwaamheids”-advies voor de meest geschikte leerweg voor de leerling. Inzet, aanleg, talent en interesse van de leerling zijn in dit proces belangrijke factoren voor een verantwoord advies. Hiertoe worden verschillende toets materialen gebruikt. In de eerste plaats worden de gegevens van het leerlingvolgsysteem DLE-LVS beoordeeld. De DLE-LVS 24toetsen zijn landelijk genormeerde methode-onafhankelijke toetsen. Deze toetsen geven inzicht in het niveau van de leerling afgezet tegen het landelijk gemiddelde. Wij maken geen gebruik van de eindtoets van het Cito, aangezien deze toets niet in ons beleid past. De toets heeft meer en meer het karakter van een eindexamen gekregen en krijgt daarmee een te grote invloed op de advisering. Zeker met de tendens om specifiek op een hoge CITO score te trainen zijn er grote vraagtekens te zetten bij de betrouwbaarheid van deze uitslag ten aanzien van het schooladvies. De procedure verloopt als volgt: 1. 2. 3.
4.
In oktober wordt een groepsavond georganiseerd voor de ouders van groep 8. We geven dan informatie over het voortgezet onderwijs en we bespreken de procedure om tot een verantwoorde keuze te komen. Ondertussen komt van allerlei kanten schriftelijke informatie op de ouders af. Alle ouder-informatie die op school binnenkomt wordt meegegeven aan de leerlingen. In school verzamelt de leerkracht van groep 8 door middel van toetsing, observatie en leerlingvolgsysteem zoveel mogelijk informatie over de leerresultaten. Op basis van deze gegevens stelt de leerkracht een uitstroomprofiel op en bespreekt dit met de leerlingen. In nov/dec wordt het profiel met de ouders besproken. Daarbij leggen we de zienswijze van de ouders naast die van school. De uitkomsten van dit gesprek worden meegenomen naar de commissie, die begin maart het schooladvies opstelt.
5.
In de groep komt het voortgezet onderwijs aan bod in het lesprogramma. Via enkele mentorlessen kunnen de kinderen in de klas en tijdens individuele gesprekjes met de leerkracht kenbaar maken hoe zij er zelf over denken.
6.
Er wordt na de Kerstvakantie een huiswerktraject opgestart waarbij de kinderen leren hoe je planmatig omgaat met huiswerk.
7.
Eind januari is er een 10-minuten gesprek over de vorderingen van de leerlingen aan de hand van het dan uit te reiken rapport. In januari/februari houden verschillende scholen van voortgezet onderwijs 'open huis'. De ouders kunnen zich dan samen met hun kind oriënteren op het vervolgonderwijs. Het is voor de ouders van belang om zowel in Gorredijk, Drachten als Heerenveen te kijken. De keuzemogelijkheden verschillen vaak van school tot school, en deze keuze wordt gemaakt door de ouders en hun kind.
8.
9.
In klassenverband brengt groep 8 een bezoek aan een of meer scholen voor voortgezet onderwijs in Drachten, Heerenveen en Gorredijk. 10. De schooladviescommissie bestaande uit de directeur en de groepsleerkrachten van groep7 en 8 formuleren begin maart een voorlopig schooladvies. 11. In maart worden de ouders opnieuw in school uitgenodigd voor een gesprek over de schoolkeuze. In dit overleg wordt het voorlopige schooladvies aan de ouders voorgelegd. Stemt een ouder in met het advies dan wordt dit vastgelegd in een definitief advies. Mochten er nog verschillen van inzicht zijn dan worden de verschillende zienswijzen opnieuw ingebracht in de schooladviescommissie. 12. De schooladviescommissie stelt het definitieve schooladvies vast op basis van alle op dat moment beschikbare informatie van zowel de school als de ouders. 13. De ouders worden z.s.m. door de groepsleerkracht op de hoogte gebracht van het definitieve advies. 14. De administratieve aanmelding naar het voortgezet onderwijs wordt verzorgd door “De Librije”. De sluitingsdatum voor de aanmelding is 1 april.
24
In de loop van deze schoolplanperiode zullen we het gebruik van het leerlingvolgsysteem moeten evalueren en mogelijk moeten aanpassen als nieuwe wettelijke eisen dat verlangen..
33
Schoolplan
3.8
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Doelen per vakgebied De methodeboeken en –handleidingen waar in onderstaande beschrijvingen naar verwezen wordt zijn op school aanwezig bij de leerkrachten die er gebruik van maken. In Parnassys staan de lesroosters en urenverdeling25.
3.8.1 Omgaan met Bijbel en Liedboek Het vak Godsdienstige vorming is voor De Librije een van de kernvakken waarbij onze identiteit het sterkst naar voren komt. Wij gebruiken als leidraad de methode ‘Kind op Maandag’, een uitgave van het NZV-uitgevers. “Kind op maandag” is een methode voor godsdienstonderwijs met lesmateriaal voor de hele basisschool. Met behulp van deze methode willen we de levende christelijke traditie doorgeven door het vertellen van Bijbelverhalen aan kinderen van vandaag. De methode verschijnt zeven maal per jaar in de vorm van een tijdschrift. Het is een doordachte èn overzichtelijke methode waarmee de school beschikt over een godsdienstmethode die volledig voldoet aan de door de besturenraad geformuleerde ‘Kerndoelen voor Godsdienstige vorming’ voor het protestants-christelijk basisonderwijs (1999). Niet iedereen gelooft op dezelfde manier. Leerkrachten niet, maar ook de leerlingen niet. In een samenleving waar ontkerkelijking een feit is en steeds meer mensen met een andere culturele en religieuze achtergrond wonen, is de populatie op protestants-christelijke scholen vaak zeer divers. De lessen in Kind op Maandag zijn zo geformuleerd dat er ruimte is voor verschillende opvattingen van leerkrachten en kinderen. Verschillen worden gewaardeerd en gerespecteerd. School èn leerkrachten geven met behulp van Kind op Maandag zelf vorm aan de protestants christelijke identiteit van de school. De achtergronden van Kind op Maandag zijn opgenomen op onze website zodat ouders hier kennis van kunnen nemen. Elke schooldag wordt met gebed geopend en gesloten. De eerste dertig minuten worden in principe gebruikt voor het vak Godsdienstige vorming. Hierbij wordt naast verhaal en gesprek over de Bijbelverhalen, tijd ingeruimd voor het aanleren en zingen van liederen uit het Liedboek voor de Kerken of uit andere bundels met geestelijke liederen.
3.8.2 Functieontwikkeling onderbouw Het observeren van de functieontwikkeling heeft als doel de cognitieve, motorische en sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen te volgen en waar mogelijk te stimuleren. Het stelt de leerkracht in staat concreter te zijn in hun gesprekken met collega’s en ouders over de prestaties en ontwikkeling van de kinderen. Deze aspecten hebben betrekking op leesvoorwaarden; rekenvoorwaarden; schrijfvoorwaarden en de sociaal emotionele ontwikkeling. Het observeren gebeurt tijdens de werkles, bij het werken met ontwikkelingsmateriaal en tijdens kringactiviteiten. Aan de hand van de leerlijn taal en de leerlijn rekenen worden de verschillende gebieden geobserveerd en geregistreerd. Deze gegevens worden geregistreerd in de zorgmap. Naast deze observaties worden de kinderen jaarlijks gescreend met de CITO-toetsen Taal voor kleuters, Ordenen en de Kleuter observatielijst. Deze worden respectievelijk in januari en juni afgenomen. De ouders worden over de resultaten geïnformeerd in het 10-minuten gesprek van juni en zo nodig eerder als de resultaten zorgen baren. Alle observaties en toetsen resulteren in een beslissingsformulier dat in het leerling-dossier meegaat naar de volgende groep.
3.8.2.1 Werken met ontwikkelingsmateriaal Om de kinderen te observeren maken we gebruik van ontwikkelingsmaterialen. Dit zijn materialen zoals: constructiemateriaal, wereldspel materiaal, poppenhoek materiaal, boekenhoek, luisterhoek, puzzels, ICT materiaal, creatief materiaal, enz. Voor het werken met ontwikkelingsmaterialen worden de volgende doelen gehanteerd: Inzicht hebben in de verhoudingen in het platte vlak. Over ruimtelijk inzicht beschikken en dit in het platte vlak kunnen gebruiken. Een goede (fijne) motorieke vaardigheid hebben. Visueel en auditief kunnen discrimineren en synthetiseren. Kunnen ordenen, sorteren, combineren en classificeren. Inzicht hebben in hoeveelheden en daar een rangorde in zien. Kleuren en vormen kunnen benoemen. 25
De urenverdeling is als kwartieren rooster opgenomen in de schoolgids
34
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Belangstelling hebben voor boeken, letters en cijfers. Langer geconcentreerd kunnen luisteren. Zelfstandig opdrachten kunnen uitvoeren. Kunnen samenwerken.
3.8.3 Taal Wij zien de mens als een door God geschapen sociaal wezen. Daaruit vloeit voort dat mensen met elkaar moeten kunnen communiceren. In de sociale interactie tussen mensen is de taal ontstaan als de meest efficiënte vorm van communicatie. Vroeger kon in kleine leefgroepen nog worden volstaan met een beperkte woordenschat en gebaren. Ieder heeft van thuis uit zijn eigen moedertaal, de basis van waaruit het taalbesef gegroeid is. Met de toename van het aantal mensen en de mobiliteit neemt ook het aantal interacties tussen (groepen) mensen toe. Ieder nieuw contact brengt tevens weer nieuwe taalaspecten in. Dat betekent dat taal in principe altijd in beweging is en zal blijven. Er komen nieuwe woorden bij en oude raken buiten gebruik. Om de communicatie van zender naar ontvanger voor grote groepen duidelijker te maken zijn er taalafspraken nodig om binnen een bepaald taalgebied te kunnen functioneren. Naarmate het aantal contacten en daarmee ook het aantal onderwerpen toeneemt, ontstaan er steeds meer taalregels en afspraken. De taal die geleerd wordt in de thuissituatie is niet meer toereikend om in onze maatschappij voldoende te kunnen functioneren. Daardoor zullen de kinderen deze taalontwikkeling versneld door moeten maken. In onze schooldoelstelling geven we aan dat we de kinderen in de maatschappij tot hun recht willen laten komen. Ook zullen ze anderen moeten leren respecteren. Daardoor is het onze taak om als basisschool de kinderen voldoende taalvaardigheden bij te brengen die hen hiertoe in staat stellen. Daarbij komt nog dat juist taal het onderwijsinstrument bij uitstek is. Zonder taal valt er praktisch niet te onderwijzen. In alle activiteiten maken we al lerend gebruik van taal. Dat betekent bijvoorbeeld dat we bij alle lessen voortdurend bezig zijn om de woordenschat uit te breiden en door actief gebruik taalregels bij te brengen. Daarbij moeten we bewust stilstaan bij het feit dat taal vergezeld gaat van een emotionele lading die vaak allesbepalend is bij de communicatie. Een lading die er voor kan zorgen dat een bericht heel anders bij de ontvanger aankomt dan de zender bedoeld heeft. Het is daarom van belang dat kinderen leren actief het gevoel in te schakelen om erachter te komen hoe een boodschap overkomt. Voor ons lesgeven op de basisschool betekent dit dat we ons voortdurend bewust moeten zijn van de ruis in de communicatie. We controleren actief of de boodschap aankomt en schakelen zonodig over naar de moedertaal van de kinderen om de boodschap goed over te brengen. Uit bovenstaande blijkt dat taal leren niet alleen een natuurlijk proces is, maar ook een cultureel proces. Hierbij maken we onderscheid tussen het specifieke vak taal (Nederlands) en alle overige activiteiten. Er moet bij het vak taal actief gewerkt worden vanuit een doorgaande lijn om de taaltechniek onder de knie te krijgen.
3.8.3.1 Onderbouw In de onderbouw wordt thematisch gewerkt aan de taalontwikkeling van de kinderen. Voor de groepen 1 en 2 zijn afzonderlijke tussendoelen geformuleerd die aangeven welk beredeneerd aanbod in deze groepen aan de orde komt. Deze tussendoelen geven voor de domeinen luisteren, spreken, schriftoriëntatie, auditieve waarneming, taal/denken en tijd de aan te bieden aspecten aan. Deze tussendoelen zijn uitgewerkt in registratiebladen 26die een tweeledige functie hebben. Deels zijn ze bedoeld voor de registratie van de vorderingen van de leerlingen, zowel individueel als in groepsverband en daarnaast doen deze registratiebladen dienst als checklist voor de leerlijn taal. Hiermee controleren we of alle aspecten in de verschillende groepen aan de orde komen. In de jaarplanning wordt er ruimte gelaten voor een kleutereigen aanbod in thema’s. In de weekschema’s wordt aangegeven welke aspecten aan de orde komen. De gedetailleerde uitwerking is in iedere klassenmap van de leerkrachten van groep 1 en 2 aanwezig. De vorderingen van de leerlingen ten aanzien van de geformuleerde tussendoelen worden minimaal 2 maal per jaar gescreend en op een groepsoverzicht geregistreerd. Bij deze screening wordt in de registratie duidelijk aangegeven of een kind dit tussendoel beheerst. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende materialen. De methode Schatkist is hierbij een belangrijk onderdeel. De taalaspecten uit de leerlijn taal zijn verdeeld over het jaar (binnen de thema’s), zodat alle aspecten aan de orde komen. Om de taalontwikkeling verder te stimuleren wordt gebruik gemaakt van prentenboeken, interactief 26
Met ingang van het cursusjaar 2011-12 zal dit onderdeel wijzigen onder invloed van de geplande invoering van het kleutervolgsysteem DORR.
35
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
voorlezen, praatplaten, kleutersetjes, lettermuur, kringgesprek, vertellen, poppenkast, drama, school–TV, computerprogramma’s, taalrijke hoeken, e.d. Het is belangrijk dat de kleuters werken vanuit betekenisvolle activiteiten. Door een rijke talige leeromgeving aan te bieden doen de kinderen al spelend concrete ervaringen op. Zo wordt het taalbewustzijn ontwikkeld en het stelt de kleuters in staat om de basisprincipes van taal te ontdekken. Hierdoor wordt ontluikende geletterdheid gestimuleerd. Voor de kinderen die op taalgebied uitvallen, wordt onderzocht in hoeverre hier een handelingsplan gemaakt kan worden dat binnen en/of buiten de groep wordt uitgevoerd. De kinderen die ten aanzien van taal verder zijn dan hun leeftijdsgenootjes kunnen zich verder ontwikkelen door het aanbieden van andere activiteiten. We maken daarbij gebruik van bijvoorbeeld een schrijf-/leeshoek, taalrijke hoeken of ontwikkelingsmaterialen. Bij de inschrijving van de leerlingen wordt meteen een screening gedaan 27 vanuit het dyslexie protocol zodat de leerkracht weet of het kind in de risico groep zit en daar alvast op kan anticiperen. Deze screening vindt zijn vervolg aan het eind van de groep 1 tot en met 4 om vast te stellen of er sprake is van een risico ten aanzien van dyslexie. Wanneer een kind bij de overgang van groep 2 naar 3 in de risicogroep dyslexie zit wordt ook het “Dyslexie-indicatie groep 3-4-formulier” ingevuld. Dit leidt uiteindelijk in groep 4 tot een definitief besluit t.a.v. een extern dyslexie onderzoek. De school is inmiddels ook de poortwachter t.a.v. de dyslexie behandeling die bekostigd wordt door de zorgverzekering. Met het dyslexie protocol wordt de indicatie duidelijk in kaart gebracht en kan de aanvraagprocedure goed worden afgerond. De samenwerking met Timpaan t.a.v. de toetsing en behandeling van de dyslexie is er op gericht om dit in de school te laten plaatsvinden. Hiermee voorkomen we dat deze leerlingen ook nog veel onderwijstijd verliezen door toetsing en hulp buiten de school te krijgen. In groep 3 is het taalonderwijs geheel geïntegreerd in het aanvankelijk leesprogramma Veilig Leren Lezen. Deze methodiek wordt verder uiteengezet in het hoofdstuk 3.5.4 lezen. Bij de stimulering van de taalontwikkeling wordt er gebruik gemaakt van o.a. het Curriculum Taaltraining & Geheugentraining, Taalband 1, Taalplezier van Cito, Praatboeken (als taal gebruiken niet vanzelfsprekend gaat), Auditieve Training Logopedische Dienst, Map Fonemisch Bewustzijn van CPS.
3.8.3.2 Midden- en bovenbouw Taaljournaal Voor het taalonderwijs aan de groepen 4 t/m 8 maken we gebruik van de nieuwste versie van Taaljournaal van Malmberg. Binnen deze methodiek worden de volgende leerlijnen uitgewerkt: lezen, luisteren, schrijven, spreken, woordenschat, taalbeschouwing, grammatica. De uitgewerkte leerlijnen staan uitgebreid beschreven in de handleidingen die in de groepen aanwezig zijn. In de nieuwe Taaljournaal staat het kind centraal. Dit betekent dat Taaljournaal rekening houdt met verschillen tussen kinderen én met de individuele behoeften van kinderen. Met de nieuwe Taaljournaal kunnen we differentiëren naar
interesse; want niet elk kind vindt hetzelfde leuk.
leerstijl; want niet elk kind leert het meest efficiënt op dezelfde manier. De keuzeactiviteiten doen altijd een beroep op meer intelligenties tegelijk, maar het accent ligt bij de verschillende activiteiten steeds op andere intelligenties.
tempo; want niet elk kind werkt even snel. De vijf keuzeactiviteiten die Taaljournaal wekelijks aanbiedt hebben hetzelfde hoofddoel. Hierdoor kan een kind dat slechts één van de activiteiten weet af te ronden ook het beoogde doel bereiken. De kloof tussen de ‘sterkeren’ en ‘zwakkeren’ wordt op deze manier niet steeds groter.
Benodigde hulp; want niet voor elk kind is het gemakkelijk om volledig zelfstandig te werken. In het leerlingenmateriaal worden ‘tips’ en ‘woordenhulp’ gegeven, zodat ook taalzwakke kinderen zoveel mogelijk zelfstandig kunnen werken. De leerkracht is tijdens de lessen waarin zelfstandig wordt gewerkt begeleider van het leerproces en kan de kinderen die meer hulp nodig hebben individueel of in groepsverband begeleiden.
Achtergrondkennis; want niet iedereen heeft dezelfde achtergrondkennis en ervaringen. Kinderen uit een andere cultuur krijgen de gelegenheid om de Nederlandse cultuur te leren kennen en ook de Nederlandse kinderen leren veel over andere culturen. Per week werken de kinderen twee dagen (lessen) zelfstandig aan zogenaamde keuzeactiviteiten. De leerkracht bepaalt of de kinderen mogen kiezen uit vijf verschillende activiteiten of de keuze beperkt wordt. De visie achter de 27
In het dyslexieprotocol is de werkwijze omtrent dyslexie tot in detail uitgewerkt. Deze is als bijlage opgenomen.
36
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
keuzeactiviteiten is dat elk kind steeds die activiteiten kiest die het best aansluiten bij de eigen motivatie en leerstijl. Dit omdat uit diverse onderzoeken is gebleken dat een hogere motivatie leidt tot een hoger leerrendement. Er is voldoende afwisseling tussen zelfstandig werken en leerkrachtgebonden lessen. Taaljournaal wisselt af tussen vormen van constructief en instructief leren. Waar mogelijk laat de methode de kinderen zelf(ontdekkend) aan de slag gaan. Op momenten waar instructie nodig is, neemt de leerkracht het initiatief. Taaljournaal gaat uit van betekenisvol leren en biedt functionele opdrachten en zinvolle activiteiten aan. Kinderen moeten er werkelijk iets mee kunnen. Taaljournaal kiest daarom voor een integratie van de leerlijnen lezen, luisteren, spreken, schrijven en taalbeschouwing. De thema’s binnen Taaljournaal verwijzen naar de vakgebieden die kinderen binnen het basisonderwijs tegenkomen. Taaljournaal kent een concentrische (niet-lineaire) opbouw van leerlijnen. Kinderen die bij een bepaalde activiteit een leerdoel niet bereiken, kunnen bij een volgende activiteit dit doel opnieuw bereiken. Leerdoelen worden steeds herhaald en uitgebreid. In afwijking van de handleiding is bij de evaluatie na 2 jaar een enkele aanpassing gedaan in het programma van de methodiek. De volgende afspraak is gemaakt op 1 februari 2007: Dag 1 en 3 bestaat uit activiteiten waarbij alle kinderen in principe dezelfde opdrachten uitvoeren. Op dag 2 maakt de leerkracht een keuze uit het gevarieerde aanbod en op dag 4 maken de kinderen zelf een keuze uit de activiteiten. Op dag 5 wordt een taalactiviteit gekozen door de leerkracht en dat kan dan ook een toets of herhalingsles zijn. Iedere twee weken wordt afgesloten met een toets over de behandelde leerstof. De toetsresultaten worden verwerkt in een registratie systeem dat inzicht geeft in de totaal score van het kind maar tevens in het resultaat per onderdeel. Op basis van deze geregistreerde toets gegevens kan beoordeeld worden of de leerstof voldoende beheerst wordt of dat er herhaald moet worden. Het digitale registratiesysteem in Excel wordt in de komende periode overgezet naar verwerking in de methode toets registratie van Parnassys. Niveau cursus spelling Voor het onderdeel spelling maken we gebruik van het lesmateriaal dat is uitgegeven als spellingsmethode bij de nieuwe Taaljournaal. Deze klassikale methodiek is door een werkgroep van De Librije geheel omgewerkt tot een individuele niveaucursus Spelling 28voor de groepen 5 t/m 8. Bij de niveau cursus spelling, werken de kinderen vanaf groep 5 in vorderingengroepen. (In groep 4 worden de eerste drie niveaus klassikaal verwerkt met behulp van het werkboek) Op basis van de toetsing worden de kinderen ingedeeld naar niveau en werken ze een periode van 8 tot 10 weken aan de spellingsproblemen van hun niveau. Daarbij worden de kinderen die in hetzelfde niveau zitten bij elkaar in een klaslokaal geplaatst. De indeling van de leerlingen is dan groep doorbrekend. Deze indeling over de lokalen wordt na toetsing gemaakt door de bovenbouwcoördinator. Er zijn 15 niveaus waarbij de zogenaamde spellingsgevallen zo evenredig mogelijk zijn verdeeld. Ieder niveau bevat in principe 9 gevallen, waarbij er sprake is van de nodige herhaling. In deze niveaus is ook de werkwoordspelling geïntegreerd aanwezig. Er zijn per week twee spellingslessen van een half uur gepland. Een les start altijd eerst met een instructie door de leerkracht van een spellingsgeval voor een specifiek niveau of de hele groep. De overige tijd werken de kinderen zelfstandig aan hun eigen spellingsprogramma op hun eigen niveau. De vorderingen van de kinderen worden minimaal 4 maal per cursusjaar getoetst met de toets die voor dat niveau ontwikkeld is. Elk geval kent 2 toets woorden, om toevallig goed schrijven uit te sluiten. De normering is als volgt: 1.
Voor elk spellingsgeval zijn er twee toets woorden. Wanneer 1 of beide fout geschreven zijn wordt dat spellingsgeval als fout aangemerkt.
2.
Wanneer een kind maximaal 2 spellingsgevallen fout heeft gaat het door naar het volgende niveau. (een kind kan dus maximaal 4 woorden fout hebben) Bij 3 of meer foute spellingsgevallen blijft het kind in het niveau en herhaalt. Dit betekent dat de leerstof van dat niveau onvoldoende beheerst wordt en de leerling nog een periode aan deze leerstof moet werken.
Na de toetsing blijkt in welk niveau het kind moet oefenen op basis van de foutenanalyse. Voor ieder kind wordt een leerling volgkaart bijgehouden. Hierop wordt aangetekend welke fouten een kind in de toets gemaakt heeft. Deze gegevens worden in de eerste les na de toets overgenomen op het registratie formulier dat het kind voor in het oefenschrift heeft. Het kind werkt bij het zelfstandig werken eerst de hier geregistreerde spellingsgevallen af en maakt dan de bakkaarten A+B+C. Aan het eind van de periode wordt eerst opnieuw het niveau getoetst waarin het kind geoefend heeft en daarna het volgende niveau. Op deze manier werkt een kind alle 52 spellingsgevallen door en ligt het beheersingsniveau aan het eind van groep 8 gemiddeld boven de 85% van de aangeboden spellingsgevallen. 28
De gedetailleerde uitwerking van de methodiek is opgenomen in de map Niveau Spelling die in de groepen 5 t/m 8 aanwezig is.
37
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Een leerling mag maximaal 2 maal in het zelfde niveau oefenen. Door het uitgebreide materiaal kunnen we er voor zorgen dat de kinderen die een niveau nog eens moeten doen, niet dezelfde kaarten hoeven te maken. De kinderen maken bij een tweede ronde in het zelfde niveau de kaarten A+D+E. (de A-kaart bevat steeds het woordpakket van het spellingsgeval) Blijkt bij de volgende toetsing dat de leerling nog te veel fouten maakt, dan wordt dat meteen na de toets voorgelegd aan de groepsleerkracht van deze leerling. Deze bepaalt in overleg met de IB-er of er een handelingsplan opgesteld moet worden voor deze leerling. Voor kinderen in groep 4 t/m 8 die structureel onder de 60% score komen, moet nader onderzoek worden gedaan naar de oorzaak. In eerste instantie wordt gekeken in hoeverre het kind geholpen kan worden met een korte tijd extra zorg of dat er sprake is van een eigen leerlijn via bijvoorbeeld de methodiek Spelling in de Lift. Er kan ook van Spelling in de Lift gebruik gemaakt worden om een kind extra ondersteuning te geven om naar een volgend niveau over te kunnen stappen. Verder wordt er bij de remediëring ook gebruik gemaakt van de map speciale spellingsbegeleiding. Voor leerlingen in groep 7 en 8 die onvoldoende vorderen wordt het toets ritme aangepast op het werktempo van de leerling. De leerling wordt dan meteen na het afwerken van de bij de vorige toets fout gemaakte spellingsgevallen, opnieuw getoetst. Zodoende kan het kind sneller doorstromen en worden alle spellingsgevallen alsnog aangeboden voor het eind van groep 8. Kinderen die alle niveaus met voldoende resultaten doorlopen hebben werken in de spellingslessen aan verbreding en verdieping ten aanzien van het spellingsonderwijs. Met name de uitbreiding van de woordenschat en het figuurlijk taalgebruik worden in werkboekjes zelfstandig verwerkt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de serie Taalmeesters en zelfcorrigerende werkboeken. Deze niveau-verlaters vormen binnen het systeem in principe niveau 16 en worden als zodanig ook ingedeeld in de organisatie. Tevens kunnen deze kinderen ook mentor functies uitoefenen bij zwakkere spellers en kinderen met dyslexie. In de trendanalyse 2001-2011 bleek al in 2009 dat met de invoering van de nieuwe niveaucursus Spelling de resultaten in groep 6 lager waren dan verwacht. Op basis van nader onderzoek bleek dat de voortgang in deze groep onder druk kwam door de introductie van de werkwoordspelling. Daarom is besloten om naast de niveau cursus in groep 6 expliciet aandacht te besteden aan werkwoordspelling. Met name de klassikale instructie met behulp van een specifiek werkboek werkwoordspelling moet voldoende ondersteuning bieden om de resultaten weer boven het streefniveau te krijgen.
3.8.4 Lezen We onderscheiden ontluikende geletterdheid in de kleutergroepen, aanvankelijk lezen in groep 3 en voortgezet lezen in de groepen 3 t/m 8. Voor het aanvankelijk lezen maken we gebruik van de methode ‘Veilig leren lezen’ 2e maan-versie. Bij het voortgezet lezen onderscheiden we technisch, voordrachts-, studerend en begrijpend lezen. Het technisch lezen wordt geoefend in vorderingengroepen het zogenaamde niveaulezen. Voor het begrijpend lezen maken we gebruik van de methode “Goed gelezen” van Malmberg. De overige leesvormen komen naar voren bij de andere leesteksten bij wereldverkenning en dergelijke. Daarnaast wordt er tijd in geroosterd voor structurele stillees-activiteiten. Tussen de bedrijven door wordt er voorgelezen waarbij het voordracht lezen aan bod komt. Om een goed aanbod voor het leesniveau te realiseren moet er voldoende tijd voor het leesonderwijs op het lesrooster worden ingezet:
groep 3 ......................... : 6 tot 10 uur per week.
Groep 4 ........................ : 2,5 uur per week, zwakke lezers 1 uur extra
Groep 5 ........................ : 1,5 uur per week, zwakke lezers 1 uur extra
Groep 6 ........................ : 1 uur per week, zwakke lezers 1 uur extra
Groep 7/8 ..................... : zwakke lezers 1 uur per week.
Als normering voor de opbrengsten van het leesonderwijs hanteren we de volgende tussendoelen:
eind groep 3: AVI 2 (wordt in nieuwe AVI systeem E3)
eind groep 4: AVI 5 (wordt in nieuwe AVI systeem E4)
eind groep 5: AVI 9 (wordt in nieuwe AVI systeem E5)
Ontluikende geletterdheid De activiteiten die verband houden met de ontluikende geletterdheid in de kleutergroepen hangen sterk samen met het taalaanbod zoals dat hierboven is beschreven. Als kinderen in de kleutergroepen en dan met name in groep 2 laten zien veel belangstelling te hebben voor leren lezen, dan kan besloten worden ze het “Slim leert lezen” aan te bieden. Aanvankelijk lezen 38
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
In groep 3 starten we met de methode Veilig Leren Lezen 2e maan-versie. De basis van Veilig leren lezen is de zogenoemde structuurmethode. Door zorgvuldig gekozen woorden veelvuldig te structureren (ontsleutelen en samenvoegen) leren kinderen:
dat een woord uit klanken (fonemen) bestaat
dat die klanken door grafische tekens (grafemen/letters) worden weergegeven
dat je nieuwe woorden kunt lezen door grafemen van een woord te verklanken en die klanken te verbinden tot een woord In de thema's van de nieuwe Veilig Leren Lezen zijn naast de leerlijnen technisch lezen en begrijpend lezen ook spreken en luisteren, boekoriëntatie en verhaalbegrip, woordenschat, functioneel schrijven en spelling uitgewerkt. Hiermee wordt duidelijk dat deze methode taal en lezen geïntegreerd aanbiedt. De in de methode geformuleerde tussendoelen worden gehanteerd en getoetst. Op basis van de resultaten kan na verloop van enkele maanden leesonderwijs bekeken worden op welk niveau het kind het aanvankelijk leesonderwijs doorloopt. Tussentijds kan dit niveau op basis van nieuwe gegevens worden bijgesteld. Differentiatie In een klas met ook kinderen die al kunnen lezen, kunnen we kiezen voor twee groepen: een maangroep die start met het leesonderwijs en een zon-groep voor kinderen die al een volledige letterkennis hebben en mkmwoorden(=medeklinker-klinker-medeklinker woorden) correct en vlot kunnen lezen. Het reguliere aanbod bestaat uit de stof voor de maangroep. We komen met diverse materialen tegemoet aan verschillen in niveau tussen de leerlingen. Zo zetten we onderwijstijd efficiënt in voor het doel: álle kinderen leren lezen. Het is wel belangrijk om de onderstaande indeling in de groep niet te nadrukkelijk te benoemen om ongewenste competitie en ondergraving van het competentiegevoel van de kinderen te voorkomen.
Maan De maangroep is de groep met kinderen die nog moeten leren lezen. We kunnen ervoor kiezen alleen met een maangroep te werken. Dit is vooral in het begin van het schooljaar, als de kinderen nog moeten leren zelfstandig te werken en nog niet precies duidelijk is hoe de individuele kinderen zich gaan ontwikkelen.
Ster en raket In de loop van het jaar kunnen we precies gaan inspelen op de niveauverschillen binnen de maangroep. Inmiddels is duidelijk welke kinderen extra begeleiding nodig hebben en welke kinderen snel door de leerstof gaan. Alle kinderen in de maangroep krijgen dezelfde basisinstructie, afgestemd op de gemiddelde lezers. Met extra instructie en differentiatiematerialen zorgen we vervolgens voor de juiste aanpak voor elke leerling. -
Ster Kinderen met een moeizame leesontwikkeling hebben behoefte aan extra instructie en/of begeleide oefening. We gebruiken hiervoor de materialen die bij de Ster-aanpak horen.
-
Raket Kinderen die snel door de leerstof gaan, krijgen extra pittige vervolgopdrachten die hen uitdagen zelf te experimenteren, bijvoorbeeld met letters die nog niet expliciet aan de orde zijn geweest.
Zon Voor kinderen die bij de start van groep drie al een volledige letterkennis hebben en mkm-woorden correct en vlot kunnen lezen, kunnen we een ‘zon-groep’ vormen. Als er slechts één kind voor deze groep in aanmerking komt zijn er een aantal werkvormen minder goed uitvoerbaar. Dan moet er een keuze worden gemaakt uit de materialen die zich ook lenen voor individuele verwerking. De kinderen in de zon-groep blijven deel uitmaken van de grote groep: bij de introductie van het thema, bij alle taalactiviteiten en bij de afronding. Zij werken meer zelfstandig in de leesboekjes en werkboekjes, maar dan wel met leerstof op hun niveau. Hiervoor zijn de leesboekjes zon en werkboekjes zon beschikbaar. Ook bij de differentiatiematerialen voor vervolgopdrachten krijgen zij oefenstof op maat. De doelstelling aan het eind van groep 3 is dat 90% van de kinderen het AVI-2 niveau (AVI-E3) hebben gehaald. Aan het eind van groep 4 beheersen 90% van de kinderen AVI 5(AVI-E4). Aan het eind van groep 5 beheersen 85% van de kinderen AVI 8/9. Voor kinderen met ernstige leesproblemen wordt het technisch lezen tot het eind van groep 8 begeleid om er voor te zorgen dat deze kinderen het lezen voldoende beheersen om aan de maatschappelijke normen te voldoen. We hanteren daarbij als streefwaarde de Brus score 65 woorden in de minuut. Niveau lezen – Duo lezen In groep 3 wordt het toets schema van Veilig leren lezen gevolgd. Vanaf januari trainen de kinderen van groep 3 het technisch lezen in de vorm van duo-lezen. Dat geldt alleen voor kinderen die op dat moment 10 woorden of meer scoren. Hierbij worden bewust kinderen die minder goed lezen gecombineerd met kinderen die al beter lezen. Deze
39
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
werkvorm hanteren tot halverwege het 4e leerjaar. Voortgezet Technisch Lezen Vanaf groep 4 wordt er gestart met de VTL methode “Lekker Lezen” met maximaal 2 niveaus (waarschijnlijk AVI 2 en 3). In de groepen 3 t/m 6 wordt 3 maal per week VTL ingeroosterd. In groep 7 wordt dit terug gebracht naar 2 maal per week. In groep 4 krijgen alle kinderen bij alle lessen begeleiding van een leerkracht of van de onderwijsassistent. Alle niveaus komen minimaal één keer aan bod. Kinderen kunnen dus geen niveau overslaan. Als kinderen in een lager AVI-niveau werken dan ze in de toets scoren kunnen ze na 1 periode van ongeveer 6 weken doorschuiven naar het volgende niveau. Aan het begin van het schooljaar worden alle leerlingen AVI getoetst door een van de groepsleerkrachten. Aan de hand daarvan worden niveaus ingedeeld. Bij de overdracht geeft de leerkracht van de vorige groep aan in welk niveau het kind zit. We laten de kinderen lezen op beheersingsniveaus. Wanneer zij twee keer in hetzelfde niveau hebben gewerkt gaan ze over naar het volgende niveau. Lukt dit niet, dan komen ze in het uitbreidingspakket bij de Remedial Teaching of er wordt samen met de zorgcoördinator naar een andere oplossing gezocht. Na 6 weken gaat er een bestellijst rond met welke boekjes nodig zijn voor de volgende periode. Kinderen die alle niveaus hebben doorlopen gaan eenmaal per week door in bovenbouwpakket. Andere keren kan variatie zijn in leesvormen. De Remedial Teaching werkt met het uitbreidingspakket. De doelstelling ten aanzien van technisch lezen is dat een kind aan het eind van de basisschool voldoende technische leesvaardigheid heeft om zich in de maatschappij te kunnen handhaven. In principe beschouwen we het technisch lezen als afgerond als de kinderen het AVI 8/9 niveau beheersen. Als tweede referentie punt hanteren we de oude Brusscore als volgt: in groep 5 meer dan 85 woorden, groep 6 meer dan 75 woorden, in groep 7 en 8 als ze boven de 65 woorden op de BRUS-toets scoren. Kinderen uit groep 7 worden zo mogelijk ingezet als tutor bij groep 3 en/of 4, zodat ze het lezen blijven trainen. Met name voor kinderen die hardnekkige leesproblemen(dyslexie) hebben en tussen de 50 en 60 blijven steken kan deze werkvorm de leesmotivatie sterk bevorderen. Remediëring leesonderwijs Bij start in groep 3 zijn de risicokinderen feitelijk al in beeld door de screening middels het formulier Protocol vroegtijdige signalering van leesproblemen/dyslexie en de uitgebreide observaties in groep 1 en 2 op basis van de tussendoelen registratie. Kinderen die in de risicogroep zitten worden door pre-teaching en verlengde instructie ondersteund tijdens het aanvankelijk leesproces. Dyslexieprotocol: Op De Librije hanteren we het Dyslexieprotocol, uitgegeven door het Expertise Centrum Nederlands. Voor de groepen 1 t/m 4 ligt er een werkzaam model: Protocol Leesproblemen Dyslexie groep 1 - 4 met daarin:
de signaleringslijsten ten behoeve van de groepen 1 en 2.
de herfst-, voorjaars- en zomersignalering ten behoeve van de groepen 3 en 4.
De signaleringslijsten voor de groepen 1 en 2 worden ingevuld en beoordeeld door de groepsleerkrachten en meegegeven in het leerlingendossier naar de volgende groepen. De uitkomsten van de herfst-, voorjaars- en zomersignalering worden digitaal verwerkt en eventuele vervolgstappen (verdere toetsing / handelingsplannen) worden daarna genomen. Uitkomsten van deze signaleringen worden uiteraard ook doorgegeven aan en besproken met de betreffende groepsleerkrachten en de onder- en bovenbouwcoördinator. Aan het eind van groep 4 ligt er dan in principe genoeg informatie om, als dat nodig mocht zijn, een Dyslexieonderzoek aan te vragen. Met daaraan gekoppeld, als logische uitkomst, het afgeven van een Dyslexieverklaring. Dit onderzoek wordt gedaan door de psycholoog van het WSNS Samenwerkingsverband, hij geeft ook de eventuele Dyslexieverklaring af. Wanneer het kind een dyslexieverklaring heeft wordt daarmee rekening gehouden in de verdere schoolloopbaan. Dit betekent dat er voor deze kinderen meer tijd wordt ingeroosterd bij activiteiten waarbij dyslexie belemmerd werkt. Met name bij toetsen is dit zeker het geval en wordt de normering ten aanzien van de spelling versoepeld. In het handelingsplan van kinderen met dyslexie wordt aangegeven welke compensatie mogelijkheden deze leerlingen krijgen t.o.v. het reguliere programma. Voor de groepen 5 tot en met 8 is het nieuwe protocol van het voorjaar 2011 van toepassing. Met de bovenstaande aanpak in groep 1 tot en met 4 beperkt het dyslexie vanaf groep 5 zich voornamelijk tot het uitvoeren van de compensatie en ondersteunings activiteiten voor de vastgestelde dyslexie kinderen. Slechts een zeer beperkt aantal leerlingen zal in deze groepen nog in aanmerking komen voor nader dyslexie onderzoek. Remediëring aanvankelijk lezen Wanneer een kind ondanks alle differentiatie mogelijkheden niet tot lezen komt kan teruggegrepen worden naar de
40
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
speciale methodiek Veilig In Stapjes of in extreme gevallen zelfs naar de methode “Toch nog leren lezen”. Dit wordt aangeboden in een RT-zitting, individueel of in een klein groepje. In een later stadium kan een leerling in de RT, of in kleine groepjes in de klas, extra begeleid worden met behulp van materiaal dat de leesontwikkeling kan ondersteunen, zoals Map Speciale Leesbegeleiding van Malmberg, de Leeskaarten van Veilig In Stapjes, Oefenkaarten Lettergroep-lezen van RPCZ. Bij behandeling van leesproblemen kan eventueel gebruik gemaakt worden van het boek “Behandeling van Leesproblemen” van Erik Billiaert. Remediëring in midden-en bovenbouw Voor de inzet van remedial teaching worden verschillende normen gehanteerd. Vanuit het dyslexie protocol worden de kinderen leerjaar periode Tech.Lezen Zinnen Lezen op gezette tijden getoetst. Wanneer leerlingen in Oude ind. A-toets B-toets de risicogroep vallen wordt onderzocht hoe de 3 sept-mrt leerling het beste ondersteund kan worden. Dit apr-juli >-3 >-3 A-toets kan, met name in groep 3, met behulp van preteaching, verlengde instructie en/of extra 4 sept-jan >-3 >-4 A-toets leesmomenten buiten of binnen de groep. feb-juli >-5 >-4 B-toets Voor de inzet van RT wordt voorlopig 5 sept-jan >-7 >-5 A-toets nevenstaande normering nog gebruikt. Met de febr-juli >-9 >-5 B-toets vernieuwing van de toetsen zal ook deze tabel gewijzigd worden. Als een kind bij beide toetsen 6 sept-jan >-8 lager zit dan de aangegeven afwijking, wordt in febr-juli >-9 overleg met de zorgcoördinator besproken hoe 7+8 sept-juli >-10 deze kinderen extra leesbegeleiding krijgen. Na onderzoek door de Rt-er wordt er een handelingsplan opgesteld voor een periode van 8 weken. Na deze periode volgt er een evaluatie en worden de resultaten in de ZBC vergadering besproken. De behandeling wordt bij voorkeur in de groep gedaan en waar nodig kan ondersteuning door de RT buiten de groep worden gegeven. Dit kan tevens inhouden dat de leesactiviteiten worden uitgevoerd door de onderwijsassistent. Deze wordt aangestuurd door de groepsleerkracht en de zorgcoördinator. Begrijpend lezen In groep 3 is zoals hierboven beschreven het begrijpend lezen geïntegreerd in de aanvankelijk leesmethode. Voor de groepen 4 t/m 8 wordt gebruik gemaakt van de methode “Goed gelezen29” van Malmberg. Met behulp van de lesstof uit deze methode leren we de kinderen leesstrategieën aan met behulp van een stappenmodel. Het stappenmodel van Goed Gelezen!-Begrijpend en studerend lezen volgt in feite de werkwijze van een geoefende lezer. Ervaren lezers volgen dit model automatisch en impliciet. In de module is dit denkmodel een expliciet les model waarmee de kinderen leren om goed en gestructureerd met teksten om te gaan. Verder gaat de methode uit van directe instructie die is gebaseerd op het inzicht dat de leerkracht eerst gedegen instructie geeft en voordoet hoe hij of zij tot een oplossing van een probleem komt. Daarna verwerken de leerlingen de aangeboden leerstof, aanvankelijk samen met de leerkracht en uiteindelijk zelfstandig. Naast de klassikale lessen uit het lesboek zijn er ook bakkaarten waarbij de kinderen in een werkles werkvorm zelfstandig begrijpend lezen opdrachten kunnen verwerken. Voor de zwakke lezers zijn er op het niveau van letterlijk tekstbegrip – het minimumniveau – vragen bij de boeklessen beschikbaar. Tijdens de baklessen kunnen zij zelfstandig werken aan de letterkaarten, ook op het niveau van letterlijk tekstbegrip. Na de toets worden op het toetsoverzicht de resultaten genoteerd en onderscheiden we welke kinderen voor bepaalde lesdoelen extra instructie en oefening nodig hebben. Voor de betere lezers zijn er behalve sterretjesopdrachten bij de boek- en baklessen ook de pluskaarten. Deze leerlingen kunnen bovendien een forumleesles voorbereiden. Leerlingen die bepaalde lesdoelen niet beheersen, krijgen extra instructie met de speciale oefenlessen in de kopieer map. Bij elke oefen les zijn tien oefeningen beschikbaar. Daarmee kan het kind na de oefenles zelfstandig oefenen op het specifieke lesdoel.
3.8.5 Schrijven In het programma voor groep 1-2 wordt met speelse opdrachten de grove en fijne motoriek van de kinderen ontwikkeld. Alle activiteiten worden natuurlijk en evenwichtig opgebouwd. Er wordt goed gekeken naar de “schrijfmotoriek” van een kind. Met gericht tekenwerk en schrijfpatronen zetten ze de eerste voorbereidende 29
Volgens de planning wordt deze methodiek in het cursusjaar 2011-12 vervangen
41
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
stappen op weg naar het schrijven van letters en cijfers. Daarbij is er vooral vanaf het begin veel aandacht voor de juiste hantering van schrijfmaterialen en werkhouding. 30 Ouders van kinderen in deze groepen krijgen een informatieblad mee naar huis met allerhande tips over “goed schrijven”. Daarin staat ook vermeld de juiste pen greep en de schrijfwijze van de letters zoals we die op school hanteren. Op deze manier kan er voorkomen worden dat kinderen letters op een verkeerde wijze gaan schrijven. We maken vanaf groep 3 gebruik van de methode ‘Schrijven in de Basisschool’31, (Wolters-Noordhoff). De methode wordt uitgevoerd zoals bedoeld in de handleiding van de methodiek. De lessen hebben een vaste opbouw van introductie naar instructie en oefening en evaluatie. De verbindingen worden systematisch ingeoefend. De cijfers worden allemaal op de lijn geschreven. Bij elke les beschikt de leerkracht over suggesties en aparte oefeningen (op kopieerblad) voor de zwakkere schrijvers. Snelle schrijvers kunnen verder met de extra opdracht onder aan de pagina. In de groepen 7 en 8 verschuift de aandacht van het methodisch handschrift naar de ontwikkeling van een goed leesbaar persoonlijk handschrift. De leerkracht maakt een keuze uit de schrijfopdrachten die voor deze groepen zijn ontwikkeld als daar aanleiding toe is. De kinderen werken er zelfstandig aan tijdens alle schrijfwerkzaamheden bij de reguliere lessen taal, rekenen, zaakvakken en dergelijke. In het taal werk krijgen de kinderen een cijfer als beoordeling van hun handschrift. Vanaf groep 7 is er de nodige ruimte voor het zoeken naar een eigen handschrift. In principe houden we vast aan het verbonden schrift. In de situatie waarbij het verbonden schrift een slecht leesbaar resultaat oplevert kan de leerkracht besluiten om blokschrift toe te staan. In dat geval wordt het kind een korte leergang blokletters schrijven aangeboden. Links- of rechtshandig Wanneer het kind op school komt wordt er bij de ouders geïnformeerd naar de ‘voorkeurshand’. Is er sprake van duidelijke links- of rechtshandigheid, dan houden we daar rekening mee. Is er geen duidelijke voorkeur, dan wordt er door observatie op gelet welke hand dominant is, waarna het kind gestimuleerd wordt die hand te gaan gebruiken. De school beschikt over passend schrijfmateriaal voor linkshandigen en schrijfmateriaal die een goede pen greep ondersteunen. Voor de linkshandige kinderen zijn er ook speciale vulpennen. Voor kinderen die moeite hebben met een goede penhouding zijn driekantige potloden en hulpmiddelen om de pen greep te ondersteunen aanwezig. Ook kan gebruik worden gemaakt van extra oefenstof die, te vinden is in de orthotheek. Als er kinderen met schrijfproblemen in de RT komen, zal dit meestal gaan om jongere kinderen (groep 2, 3, 4). Daar ligt de basis, maar wanneer zich eenmaal motorische problemen voordoen strekt de hulp zich vaak uit tot in de hogere groepen. In extreme gevallen waarbij alle remediërende stappen falen kan besloten worden de leerling op de computer te laten werken. Dat is van belang als de resultaten van het overige onderwijs dusdanig onder druk komen door het onduidelijke handschrift dat een juiste beoordeling niet meer gegeven kan worden. Voor het schrijven is een goede ontwikkeling van de fijne motoriek en de oog-hand-coördinatie belangrijk. In de RT kan gebruik gemaakt worden van de fijne-motoriekkist waarmee bovengenoemde ontwikkelingen geoefend kunnen worden. In de RT kan daarnaast ook gebruik gemaakt worden van het zgn. Ruitenwisser-programma en oefenstof zoals die genoemd wordt in “Schrijven als oefenvak”. Eén en ander is er op gericht om het kind met de methode, “Schrijven in de Basisschool”, mee te kunnen laten gaan. Mocht het zo zijn dat het schrijven van het verbonden schrift dermate problematisch is voor een kind, dan kunnen we, in overleg met de groepsleerkracht, overstappen op het aanleren van een blokschrift met behulp van de methode “Mijn Eigen Handschrift”.
3.8.6 Frysk It oanbod op ús skoalle is der op rjochte om de taalfeardigens yn it Frysk op in sa’n heech mooglik nivo te bringen. Dat sil net foar alle bern itselde nivo wêze. Al earder yn dit skoalplan is wat sein oer de Frysktaligens van de bern en harren âlden. De cifers litte sjen dat der in nijskjirrige trent sichtber is yn it foardiel fan it Frysk. Dan hawwe we it foaral oer de mingfoarm Frysk/Nederlânsk as thústaal. Ut de cifers docht bliken dat 70% fan ‘e bern is net folslein Frysktalich is en dat betsjut foar ús oanbod dat wy us benammen 30
Zie bijlage 10
31
Volgens de planning wordt deze methodiek in het cursusjaar 2011-12 vervangen
42
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
rjochtsje op dizze groep. De Frysktalige bern sille fierder komme by de hantearre kearndoelen, mar ek dat is ôfhinklik fan ‘e mooglikheden fan elts bern apart. Sjoen de eftergrûn fan de learlingen sil der dan ek in grut ferskaat wêze yn it nivo oan it ein fan ‘e basisskoalle. We geane der yn elts gefal fanút dat der in proses op gong komt, dat oan 'e ein fan de basisskoalle:
De learlingen in positive attitude ûntwikkele ha foar it brûken fan it Frysk oer, troch harsels en oaren
De learlingen ynformaasje helje kinne út it sprutsen Frysk. It giet om teksten dy’t ynformaasje jouwe, plezier besoargje, dêr’t mieningen of oanwizingen yn sitte oer foar har bekende ûnderwerpen.
De learlingen kinne har nei ynhâld en foarm yn it Frysk uterje yn situaasjes út har deistich libben dêr’t hja ynformaasje freegje of jouwe oer in ûnderwerp dêr’t se fertroud mei binne.
De learlingen ynformaasje helje kinne út teksten yn it Frysk yn faak foarkommende tekstsoarten (lykas artikels yn jongereinrubriken, lietsjes, ferhalen).
De learlingen kinne ienfâldige teksten yn it Frysk skriuwe oer deistige ûnderwerpen mei it doel om mei oaren oer dy ûnderwerpen te kommunisearjen. De learlingen meitsje har in wurdskat eigen fan Fryske wurden dy’t in soad brûkt wurde en strategyen foar it begripen fan foar har ûnbekende wurden.
Dat betsjut ûnder oaren dat yn alle groepen kin in kar makke wurde út de Fryske radio- en telefyzje -útstjoerings, om dy te folgjen
yn alle groepen hâlde wy, njonken Hollânske, ek Fryske rûntepetearen
yn alle groepen leare wy ek Fryske lieten Yn ‘e wurkfoarmen kieze wij benammen foar ynteraktyf taalûnderwiis. Dat hâldt yn dat bern taal leare yn in krêftige learomjouwing, dy’t it betsjuttingsfol, sosjaal en strategysk learen fan taal fersterket. Wy brûke ferskate materialen om dizze doelstellings wier te meitsjen. As reade trie brúke we “Studio F” niveau 3. De module foar de ûnderbou sil as themaboek ynset wurde. Jierlijks komme de yn elts gefal 3 Fryske thema’s út dizze module oan ‘e oarder. Yn ‘e groepen 3 oant e mei 8 wurdt benammen wurke mei it learnivo 3 dat stiet foar it Frysk leare ferstean, lêzen en prate. Trochstrings sil in tema yntrodusearje wurde mei in Fryske Skoalletelevyzje les. Dêrneist is der ek in basisboek mei bygelyks in fotokollaazje op it tema en prikkeljende stellings dêr't de learlingen oer yn petear kinne. De earste les rjochtet him benammen op ynteresse en ynteraksje. In de 2/3 wiken dernei wurkje de bern selsstannich oan de opdrachten op de wurkkaarten. Dat kin op de fjouwer nivo's sa't dy yn ‘e metoade beskreaun binne. In Frysktalige learling bygelyks, dy't it Frysk al ferstiet en prate kin, sil earder gelegenheid krije om it Frysk skriuwen te learen. De wurkkaarten ferwize nei teksten yn it basisboek, en nei ict-opdrachten of harkopdrachten op cd, computer of mooglik MP3-spiler. We slute in tema ôf mei de presintaasje oan inoar wat leard en ferwurke is. Dat binne de mienskiplike mominten dat it Frysk klinke moat en der wer in soad gelegenheid is ta ynteraksje. De tema’s dy’t oan ‘e oarder komme binne: 1. Feest 2. Taal 3. Natoer 4. Tiid 5. Technyk 6. Keunst 7. Omjouwing 8. Sport Dy tema's komme alle jierren yn ferskillende farianten werom en jilde foar alle groepen. Yn elke kombinaasje binne sa mienskiplike mominten te realisearjen. Nei twa tema's (8 wiken) is der in refleksjewike, bygelyks om toetsen ôf te nimmen.
3.8.7 Engels In de groepen 7 en 8 krijgen de leerlingen een half uur per week Engels. Met ingang van 2007-08 wordt de methode “The team in action” gefaseerd ingevoerd in groep 7 en 8. The Team is een levendige en speels opgezette methode Engels voor de basisschool en maakt de leerlingen op een heel natuurlijke wijze vertrouwd met de taal. De methode is opgezet rond een aantal thema's. Deze spelen zich af rond vier kinderen die met elkaar veel avonturen beleven. The Team haakt direct in op de kennis die de leerlingen al van de taal hebben door internet, cartoons, hun muziek en clips en The Team daagt de leerlingen nog meer uit om zelf Engels te spreken en te luisteren.
43
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Teneinde een goede uitspraak te bevorderen hanteert de methode de stelregel: “Eerst luisteren, dan lezen en spreken”. De complete teksten van de dialogen kunnen klassikaal beluisterd worden op de bijbehorende cd, daarna beginnen de kinderen te lezen. In het leerlingenboek staan korte dialogen of de kern van de dialoog in stripvorm en aan de hand van uitdagende opdrachten waarbij leerlingen met elkaar in het Engels overleggen, komen de leerlingen zelf aan het woord. De methode maakt daarbij voortdurend gebruik van de aanwezige voorkennis, waardoor de leerlingen met plezier en vertrouwen Engels leren spreken. De kern van de les bestaat uit de opdrachten in het werkboek. Deze bestaan uit leuke en gevarieerde opdrachten waaraan leerlingen zelfstandig of in tweetallen kunnen werken. De opdrachten gaan vooral om schrijf- en spreekopdrachten met een Nederlandstalige instructie. Bij de opdrachten leren kinderen ook het woordenboek te gebruiken om zelf de betekenis en schrijfwijze van woorden op te zoeken. Voor leerlingen die extra oefening nodig hebben, zijn in de Copymaster per thema twee bladen opgenomen met extra oefenstof (extra exercise). De leerstof wordt getoetst met behulp van de Team Task, waarin de leerlingen de opgedane kennis en vaardigheden van ieder thema in praktijk moeten brengen, onder andere met een groepsopdracht waarin de kinderen hun eigen team vormen. In de toets komt de woordenschat van het hele thema terug. Uit de beoordeling van de Team Task blijkt in welke mate de leerlingen het thema onder de knie hebben. Ieder thema van The Team wordt afgerond met een schriftelijke toets. Met deze toetsen worden de leerresultaten gemeten en vastgelegd. Deze nieuwe Engelse methode voldoet daarmee aan de nieuwe kerndoelen 2006.
3.8.8 Rekenen en Wiskunde In de onderbouw wordt thematisch gewerkt aan de tussendoelen van beginnende gecijferdheid. Belangrijke ontwikkelingsdoelen in dit verband zijn het omgaan met tijd en ruimte, het vergelijken, sorteren, ordenen, meten en wegen van objecten en het zicht krijgen op tellen en getallen. Het beredeneerd aanbod wordt toegepast middels een leerlijn rekenen. Om voldoende aanbod van de tussendoelen te garanderen wordt o.a. gebruik gemaakt van materialen zoals de tijdslijn en de cijfermuur van Schatkist. Voor het ontwikkelen van rekenvaardigheden wordt gebruik gemaakt van verschillende ontwikkelingsmaterialen en worden dezelfde werkvormen gebruikt als beschreven bij taal. In het lesrooster wordt rekenen als ordenen opgenomen en dit aspect is tevens binnen de diverse creatieve activiteiten en werklessen geïntegreerd vertegenwoordigd. Per week wordt minimaal de volgende tijd aan dit aspect besteedt: In groep 1 : anderhalf uur en in groep 2: drie uren per week. Vanaf groep 3 wordt gewerkt met de realistische rekenmethode Rekenrijk – euro versie – van Wolters Noordhoff. Voor het reguliere aanbod voor het vak rekenen wordt deze methodiek overeenkomstig de handleiding gebruikt. De einddoelen van deze methodiek voldoen ruimschoots aan de kerndoelen. Iedere groep doorloopt jaarlijks alle voor die groep bestemde stof. Na ieder blok wordt een toets afgenomen en gediagnosticeerd. De resultaten worden daartoe verwerkt in een registratiesysteem in Excel. In dit systeem worden de toetsresultaten per onderdeel verwerkt zodat zichtbaar is welke onderdelen worden beheerst en welke nog moeten worden herhaald. Het systeem berekent voor het beheersingsniveau een percentage. In het groepsoverzicht worden onvoldoende onderdelen rood gemarkeerd, waarmee meteen duidelijk is welke onderdelen klassikaal dan wel individueel nog aandacht nodig hebben. Om het rekenprogramma volledig te kunnen doorwerken is er vanaf de groepen 3 tot en met 8 iedere dag minimaal 1 uur rekenen ingeroosterd. Afwijkend van de methode wordt vanaf groep 7 doelbewust het eindalgoritme van het delen, de staartdeling aangeleerd als snelste en kortste methode. Daarbij gaan we voorbij aan het aanbod van de methode die tot eind groep 8 nog de tussenvormen aanbiedt. Datzelfde geldt tevens ook voor het cijferend optellen, aftrekken en vermenigvuldigen. Remediëring Rekenen en wiskunde Voor kinderen die beter rekenen dan gemiddeld en snel klaar zijn met de opgegeven stof is er meestal voldoende materiaal in Rekenrijk zelf aanwezig. Door gebruik te maken van de katern meer-sommen na elk blok krijgen die kinderen meer uitdagend rekenstof te verwerken. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van verschillende additionele materialen in de vorm van werkboekjes en andere materialen om voldoende uitdaging te bieden. Deze leerlingen gaan niet versneld door de rekenstof, maar houden aansluiting bij de groepsinstructie. Wanneer kinderen structureel sneller klaar zijn, kan voor deze kinderen besloten worden om gebruik te maken van de plusmap. Op dat moment komt het beleid omtrent meer begaafde kinderen in beeld. In die gevallen waarbij blijkt dat kinderen moeite hebben om het programma te volgen en hun zelfvertrouwen onder druk komt te staan wordt er op enkele punten afgeweken van de methodiek. De normering hiervoor is niet eenduidig vast te stellen. Van belang bij de keuze is in de eerste plaats de resultaten van de methode toetsen. Wanneer deze structureel onder de 60% score komen, wordt onderzocht wat de oorzaak daarvan is. Dat is in de
44
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
eerste instantie nog het domein van de groepsleerkracht die hiervoor in overleg kan treden met de zorgcoördinator. Daarbij kan een keuze worden gemaakt uit de onderstaande opties. Als ook de toetsen van het leerlingvolgsysteem meer dan 1 jaar achterstand geven zal een eigen leerlijn of i-lijn moeten worden overwogen. Deze beslissing wordt in het zorgoverleg, na overleg met de zorgcoördinator, genomen door het team.
Voor kinderen die duidelijk moeite hebben en houden met het inzichtelijk rekenen wordt vanaf groep 5 á 6 keuze gemaakt voor een eenduidige aanbieding van het eind algoritme voor de rekenkundige bewerkingen. Door deze ingreep kunnen de kinderen binnen het groepsprogramma blijven functioneren. Deze kinderen leren optellen, aftrekken en vermenigvuldigen cijferend op te lossen door het onder elkaar te zetten. Vanaf groep 6 kan ook keuze gemaakt worden voor het aanleveren van het eindalgoritme van de staartdeling, waarbij de voorgaande bewerkingen toegepast moeten worden. Voor deze groep kinderen maakt de leerkracht de keuze uit de meestal gevarieerde oplossingsstrategieën. Dit betekent dat deze leerlingen ondanks het ontbreken van het inzicht toch tot een juiste oplossing van het vraagstuk/som kunnen komen. De resultaten van deze aanpassing laten, na een halfjaar werken volgens deze manier, voor deze groep een positieve ontwikkeling zien. Een van de belangrijkste zaken daarbij is dat de kinderen weer zelfvertrouwen krijgen ten aanzien van rekenen en zo weer vooruitgang laten zien. Deze aanpassingen kunnen worden ingezet op de volgende momenten: 1. Vanaf groep 6 – blok 3 – les 3: Cijferend optellen 2.
Vanaf groep 6 – blok 6
– les 3: Cijferend aftrekken
3. 4.
Vanaf groep 6 – blok 10 Vanaf groep 7 – blok 3
– les 1: Cijferend vermenigvuldigen – les 1: Cijferend delen ofwel de staartdeling
In uitzonderingsgevallen kan eerder naar deze algoritmen worden gegrepen als blijkt dat het kind daarbij gebaat is.
Voor kinderen met rekenproblemen wordt gebruik gemaakt van onder meer Remelka. Remelka biedt een eenvoudige en rustige opzet om kinderen snel en adequaat te helpen om kleine problemen te overwinnen. De methodiek wordt vooral incidenteel ingezet naast de het gewone rekenaanbod. De beschrijving van deze methode voorziet in de informatie omtrent de doelen en werkvormen.
Kinderen die extra aandacht op rekengebied nodig hebben, kunnen ondersteuning krijgen van de RT-er, zowel binnen als buiten de groep. De RT-er wordt dan met name ingezet bij de verlengde instructie of pre-teaching van de rekenaspecten die problemen geven.
Wanneer een kind met alle hierboven genoemde maatregelen het groepsniveau niet kan blijven volgen kan er een eigen leerlijn worden aangeboden. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden. Wanneer mogelijk wordt gebruik gemaakt van de methodiek Maatschrift voor het speciaal onderwijs. De kinderen volgen dan de leerlijnen van deze methodiek en halen zo uiteindelijk nog de minimum doelen van de methodiek.
In de onder- en middenbouw maken we gebruik van de rekenkist “Met Sprongen Vooruit”. Hiermee kan op speelse wijze de rekenvaardigheid van de kinderen worden bevorderd. Ook in de RT kan gebruikt gemaakt worden van deze rekenkist.
Ook kan een kind Rekenrijk op eigen tempo volgen volgens een minimum programma. Daarvoor maken we gebruik van de i-lijn van Rekenrijk waardoor het mogelijk is de zwakke rekenaars toch de methode te laten volgen in plaats van een individueel programma aan te bieden in de vorm van kopieerbladen. De i-lijn doet dat door een inperking van de leerstof, zowel qua omvang als qua niveau. In de werkboeken staan precies die opgaven die voor de zwakke rekenaar zijn geselecteerd. Met deze i-schriften kunnen nu ook deze leerlingen - na een korte instructie - zelfstandig aan het werk!
Tenslotte wordt er in de bovenbouw voor kinderen die vastlopen in het reguliere programma en die ook niet gebaat zijn bij de i-lijn of Maatschrift bij uitzondering gebruik gemaakt van de methode Naar zelfstandig rekenen. Deze methode met instructie op de linker pagina en eenvoudige oefenrijtjes op de rechterpagina kunnen in sommige gevallen goede diensten bewijzen. Bij het aanleren van tafels wordt tevens gebruik gemaakt van aanvullende materialen, zodat er een versnelling optreedt ten opzichte van de aanbieding in de methodiek zelf. Voor het trainen van de automatisering wordt gebruik gemaakt van het netwerkprogramma Hoofdwerk en Ambrasoft. Daarnaast kan er gebruik worden gemaakt van de geleide instructie van de Cédicu software voor onder meer de onderwerpen klokkijken, meten, breuken en procenten. Ook zijn er nog diverse andere zelfcorrigerende materialen voorhanden zoals bijvoorbeeld de varia en loco dozen. Voor jonge kinderen zal zoveel mogelijk teruggegrepen worden op het werken met hanteerbaar concreet materiaal, en op materiaal dat ook gebruikt wordt in de onderbouw.
45
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
3.8.9 ICT Op het gebied van de Informatie en Communicatie Technologie (=ICT) heeft de school een heel eigen historie. In 1998 werd De Librije voorhoedeschool en besloot toen notebook computers aan te schaffen voor de kinderen. Er werd voor de groepen 5 t/m 8 een eigen curriculum uitgewerkt met zelf gedefinieerde kerndoelen. In 2005 zijn alle groepslokalen voorzien van een whiteboard en beamer zodat de leerkracht en de leerlingen de computerbeelden op het bord kunnen projecteren en bewerken. Tevens wordt de leerkracht computer ingezet voor administratieve doeleinden, het vertonen van video vanaf internet of Dvd’s, het beluisteren van audio en het presenteren van allerlei onderwijskundige programmatuur en informatiemateriaal. Hiervoor zijn praktisch alle lesboeken gedigitaliseerd zodat de leerkrachten snel en efficiënt deze beelden bij de lessen kunnen inzetten. In de onderbouw ligt de nadruk op het leren omgaan met de computer en de muis. Hierbij werken de kinderen vooral met onderwijsondersteunende programma’s. Voor de taalontwikkeling zijn verschillende software titels aanwezig die de woordenschat uitbreiden. Ook de software van de BAS vertelplaten is in gebruik in de onderbouw en ondersteund daarmee de werkles activiteiten t.a.v. de taal- en rekenaspecten. Inmiddels hebben de ontwikkelingen niet stil gestaan en hebben we de vierde generatie netbook computers in school. Met de 40 netbooks kunnen we een hele groep tegelijk met de computer laten werken en via het draadloos netwerk gebruik maken van internet. De kinderen werken vanaf 2010 met Windows 7 en office 2010 De inzet van de computers is georganiseerd in een rooster van inzet waarbij er momenten zijn dat alle computers in één groep zijn of dat ze verdeeld zijn over verschillende groepen. Het zelf ontworpen curriculum wordt aangevuld met en omgezet in de methodieken die via online applicaties van Instruct beschikbaar komen. In groep 5 leren de kinderen efficiënt typen met de typecursus van Instruct. Vanaf groep 5 wordt het computer gebruik meer en meer als geïntegreerd hulpmiddel in de lessen ingezet. In de ICT lessen wordt cursorisch gewerkt aan het vergroten van de vaardigheid op de machine. Wanneer de kinderen na het doorwerken van de typecursus voldoende toetsenbord vaardig zijn neemt het gebruik bij andere lessen toe. Dit gebruik omvat onder meer: a. het schrijven van teksten b. het maken van werkstukken c. het houden van spreekbeurten/presentaties met behulp van PowerPoint en de beamer d. het zoeken van digitale informatie via internet, Encarta en online woordenboeken e. het raadplegen van de catalogus van de plaatselijke bibliotheek f. het e-mailen naar leerlingen en leerkrachten g. het verwerken van toets materiaal en leerstofkernen Voor de verschillende leeftijdsgroepen is er educatieve software op niveau aanwezig. De educatieve software is voor een deel direct verbonden met de gebruikte methodieken, maar er zijn tevens titels die op zichzelf staan. Ter ondersteuning van de leergebieden taal, lezen en rekenen wordt veel gebruik gemaakt van specifieke software. Met name de VLL en de VTL software is sterk methode gebonden. De pakketten Ambrasoft en Hoofdwerk en Flits van het NIB zijn methode onafhankelijk. Alle groepen zijn voorzien van enkele notebooks die permanent in de groep beschikbaar zijn. Er is een compleet aanbod van alle Cédicu lessen “Laat eens zien…” en de Librije participeert in de Coöperatie van scholen die Cédicu vanaf het eerste uur ondersteunt. In samenwerking met de bibliotheekdienst wordt er jaarlijks aandacht besteedt aan mediawijsheid. Voor het gebruik van Internet worden de kinderen bekend gemaakt met de gevaren van internet en worden er duidelijke werkafspraken gemaakt ten aanzien van veiligheid en vertrouwen. Dit beleid is verder uitgewerkt in het veiligheidsbeleidsplan in de vorm van een internet gedragsprotocol. Vanaf groep 6 wordt gewerkt met het lespakket Surfveilig. In groep 7 wordt dit afgesloten met een diploma veilig Internet.
3.8.10 Kennisgebieden In de groepen 1 tot en met 4 wordt thematisch gewerkt aan de onderwerpen voor de oriëntatie op mens en wereld. Er wordt zoveel mogelijk bij de belevingswereld van het jonge kind aangesloten, bovendien zoeken we steeds naar samenhang met de andere kennisgebieden. In de onderbouw wordt binnen de thema’s gewerkt aan onderwerpen voor de oriëntatie op mens en wereld. Er wordt zoveel mogelijk bij de seizoenen en de belevingswereld van het jonge kind aangesloten. Daarbij wordt regelmatig gebruik gemaakt van de methode schatkist. Een rijke leeromgeving is van groot belang voor het ontwikkelen van kennis en vaardigheden bij kinderen. Het gaat niet alleen om feitenkennis, maar vooral ook om het aanleren van een juiste houding ten opzichte van de natuur, mensen uit andere landen, enz.
46
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Er wordt vanaf groep 3 ook gewerkt met een presentatielijn.
Kinderen leren hun kennis presenteren aan de klas door in groep 3 een presentatie over een boek te houden en te vertellen over jezelf of een hobby.
In groep 4 geven ze zelfstandig een boekpresentatie en vertellen over hun hobby.
In groep 5 leren de kinderen zelfstandig informatie te zoeken en de resultaten in een werkstuk/presentatie om te zetten.
Vanaf groep 6 en 7 wordt er systematisch gewerkt aan het opzetten van een werkstuk/presentatie met behulp van de Werkstuk Wizard. Hierdoor leren ze planmatig te werken en komen ze tot het geven van PowerPoint presentaties.
In groep 8 maken de kinderen een landeninfo en daarna een studiewerkstuk dat uitmondt in een officiële PowerPoint presentatie. Veel vaardigheden die hierbij nodig zijn worden in de begrijpend lezen lessen behandeld.
Vanaf groep 4 wordt ook gewerkt aan het zelfstandig werken met de informatie reeksen van De Ruiter. Deze leesboekjes met verwerkingsopdrachten worden individueel verwerkt. Verder zijn beschikbaar t.v.-programma’s, kopieermappen, een documentatiecentrum, Encarta encyclopedie en internet. Voor de leerkrachten zijn in de personeelsbibliotheek diverse bronnenboeken beschikbaar en kan gebruik gemaakt worden van de digitale media en internet.
3.8.10.1 Aardrijkskunde In de groepen 5 tot en met. 8 wordt de methode ‘Wijzer door de wereld’ (uitgeverij Wolters Noordhoff) gebruikt. Wijzer door de wereld biedt een doorgaande lijn voor de groepen 5 t/m 8. De methode is thematisch/ regionaal van opzet. De leerstof is herkenbaar en actueel. Aan de orde komen onder meer ontwikkelingen als ontbossing, erosie, klimaatverandering, verstedelijking, internationale samenwerking en ontwikkelingseducatie (in samenwerking met UNICEF). De leerstof is herkenbaar en actueel. De methode is dekkend voor de kerndoelen. De basisles wordt altijd gevolgd door een toets die uit twee delen bestaat: kennis-, inzicht- en/of vaardigheidsvragen over de aardrijkskundige leerstof evaluatie van de kennis van de topografie De toetsen in Wijzer door de wereld evalueren het hoofddoel van de methode. De toetsen en herhalingsoefeningen zijn als kopieerbladen opgenomen in het praktijkboek. Vanaf groep 5 is er voldoende herhalings- en verdiepingsstof. De herhaling is gekoppeld aan de illustraties in het leerlingenboek; de kinderen hoeven de tekst dus niet opnieuw te lezen. De teksten zijn kort en op leesbaarheid beoordeeld met de Clib-index. Bij de methode hoort ook een taalwijzer. De leerkracht kan vóór de les de moeilijke woorden met de taalzwakke kinderen doornemen. Voor de topografie maken we in de groep 6 gebruik van ‘Topotoer – Nederland’ en in groep 8 van Topotoer – De Wereld’ (uitgeverij Malmberg). In beide groepen zijn de topografische items verdeeld in 8 overzichtelijke blokken, die elk met een toets worden afgesloten. De kinderen kunnen zelfstandig en in eigen tempo de topografieblokken doorwerken. De kinderen corrigeren zelf hun oefentaken en de leerkracht corrigeert de toetstaken. De kinderen registreren zelf hun resultaten in de werklesmap. Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van verschillende computerprogramma’s en naslagwerken. In groep 7 wordt de topografiemethode TopoWijzer gebruikt, waarin ook de redelijk recente wijzigingen in Europa zijn verwerkt. Deze door de school zelf ontwikkelde methode voorziet in de aanbieding van 2 niveaus. Cijferkaarten voor de uitgebreide versie en Letterkaarten waarbij de topografische items vooral betrekking hebben op de landen van de Europese Unie. Ook hier kunnen de kinderen de in 10 blokken verdeelde leerstof geheel zelfstandig verwerken, memoriseren en corrigeren. De kinderen registreren zelf hun resultaten in de werklesmap. In ieder blok zijn twee specifieke computeropdrachten opgenomen waarin gebruik wordt gemaakt van Encarta Atlas en de AND routeplanner. Ook hier wordt elk blok afgesloten met een toets, die door de leerkracht wordt gecorrigeerd. Bij de topografiewerkzaamheden gebruiken de leerlingen de in groep 5 opgedane kennis ten aanzien van het atlasgebruik. De topografielessen worden binnen de organisatievorm van de werklessen aangeboden.
3.8.10.2 Geschiedenis In de groepen 5 tot en met 8 gebruiken we de methode ‘Wijzer door de tijd’. (Uitg. Wolters Noordhoff). Wijzer door de tijd is dekkend voor de kerndoelen. In groep 5 wordt gewerkt aan de hand van thema’s, waarbij geleidelijk het historisch besef van het kind wordt 47
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is steeds het kind zelf, met zijn eigen leefwereld en zijn eigen geschiedenis. In groep 6 wordt de leerstof chronologisch aangeboden. Er wordt gestart in de Prehistorie, 10.000 jaar geleden. Vervolgens komen de Romeinse tijd en de Middeleeuwen aan bod. In groep 7 komt de periode van 1500 tot 1800 aan de orde. Er is aandacht voor de reformatie, de 80-jarige oorlog, de Gouden Eeuw en de grote revoluties aan het eind van de achttiende eeuw. Aparte aandacht is er voor culturen in Azië, Afrika en Amerika, waarmee de westerse wereld door ontdekkingsreizen in aanraking kwam. De leerstof van groep 8 loop van ongeveer 1800 tot heden. Aan bod komen de industrialisatie en urbanisatie in de negentiende eeuw, de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Veel aandacht is er voor de ontwikkelingen in de tweede helft van de twintigste eeuw. Naast de methode gebruiken we bronnenboeken, historische kaarten, kopieermappen, t.v.-programma’s, internet en bezoeken we musea. Naast het leerstofaanbod vanuit de methode is geschiedenis verbonden met onderwerpen in het kader van het vak Fries, cultuureducatie, maatschappelijke verhoudingen en burgerschap.
3.8.10.3 Maatschappelijke verhoudingen, waaronder staatsinrichting Dit vakgebied is niet apart vermeld op het activiteitenplan. De leerstof bieden we aan bij verschillende vakgebieden. In alle groepen komen de maatschappelijke verhoudingen aan de orde naar aanleiding van vragen van de kinderen en de actualiteit. Bovendien komen veel thema’s ook via het Bijbels onderwijs en bij de methodieken Aardrijkskunde, Geschiedenis en Natuur aan bod. We willen bereiken dat de kinderen na acht jaar basisonderwijs zich betrokken voelen bij wereldproblemen, zoals de tegenstelling tussen arm en rijk, kwesties rond oorlog en vrede, milieuvraagstukken, mensenrechten en energievraagstukken en enige kennis en inzicht hebben in relaties. Het is van wezenlijk belang dat kinderen sociale vaardigheden ontwikkeld hebben, waaronder het voeren van een gesprek of discussie, en leren ontdekken vanuit welk belang iemand zijn of haar standpunt verdedigt. Staatsinrichting komt expliciet aan de orde in de methodieken Aardrijkskunde en Geschiedenis, met name in groep 8. Daarnaast worden tijdens verkiezingen schaduwverkiezingen georganiseerd om de kinderen inzicht te geven in de werking van de democratie. In de groepen 7 en 8 wordt op Prinsjesdag aandacht besteed aan de troonrede en de tradities omtrent dit gebeuren.
3.8.10.4 Natuur en Milieu en techniek Het vakgebied natuur richt de aandacht van de kinderen op zichzelf en hun directe leefomgeving. Natuur kan niet los gezien worden van milieu en techniek en daarom nemen we deze gebieden in dit vakgebied samen. Vanuit onze cultuuropdracht om goed met onze aarde om te gaan is het van belang dat kinderen gemotiveerd worden om zorgzaam met de natuur om te gaan. Natuurbeleving is daarbij een belangrijk kernwoord (immers, onbekend maakt onbemind) en dit vereist dat de kinderen daadwerkelijk met de levende natuur in aanraking worden gebracht. Dit kan vanuit de methodiek maar ook middels zogenaamde biologiedagen, en andere buitenactiviteiten. In de groepen 5 tot en met 8 maken we gebruik van de methode ‘Wijzer door de Natuur’ (Uitgeverij WoltersNoordhoff) Deze methode is dekkend voor de kerndoelen. De methode richt zich op de leergebieden natuuronderwijs, natuur- en milieueducatie, techniek en gezond en redzaam gedrag. Vanuit de opdrachten in deze methode krijgen de kinderen kennis en inzicht in de natuur. Bovendien zijn er veel mogelijkheden om de kinderen vaardigheid te laten ontwikkelen om hun leefomgeving te verkennen en te onderzoeken. Er wordt op diverse momenten dus ook met concreet materiaal gewerkt. De methode is thematisch opgezet en in elk leerjaar komen de thema’s, met een andere invulling, terug. Hierdoor ontstaat langzaam maar zeker de nodige verdieping en wordt de onderlinge samenhang van de onderwerpen duidelijk. In ieder hoofdstuk komt ook de techniek aan bod waarbij de vier hoofdgebieden: constructies, transport, productie en communicatie het uitgangspunt vormen. Aan het eind van ieder hoofdstuk wordt een toets afgenomen. De handleiding voorziet in herhalings- en verdiepingsopdrachten. Naast de methodiek maken we ook gebruik van
t.v.-programma’s materiaal (bijv. leskisten) van het NME-centrum natuurpaden e.d.
werk- en doe-dagen in de natuur 48
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
losbladig lesmateriaal
kennisnet en andere digitale media zoals Encarta Encyclopedie In de personeelsbibliotheek is verschillend bronnenmateriaal aanwezig. Techniek Onze visie voor het geven van techniek is dat we leerlingen via ons onderwijs bewust maken van de techniek in ons dagelijks leven. Zonder techniek is onze maatschappij in de huidige vorm niet meer denkbaar. Wil een kind zich in de maatschappij kunnen handhaven dan moet het kind leren omgaan met techniek in veel verschijningsvormen. Bovendien moeten we als school kinderen bewust maken van de mogelijkheden die dit vak heeft als mogelijkheden voor een toekomstig beroep en willen we kinderen motiveren voor dit vak. De activiteiten t.a.v. techniek zijn deels geïntegreerd in andere vakgebieden, waardoor het niet altijd meteen herkenbaar is. Het staat niet als afzonderlijk vak op het lesrooster, maar vindt zijn weg via de creatieve vakken en het vak natuur en techniek. We voldoen aan de kerndoelen zoals deze in de laatste versie zijn omschreven. De doelen van het techniekonderwijs kunnen als volgt worden samengevat:
de leerlingen leren om oplossingsgericht te denken.
de technische zelfredzaamheid van de leerlingen wordt vergroot.
de leerlingen zich bewust worden van de invloed van techniek in het dagelijks leven.
de talenten van de leerlingen tot een zo groot mogelijke ontplooiing te brengen.
de leerlingen worden voorbereid op een (technische) plaats in de maatschappij.
De einddoelen die moeten worden behaald, op het moment dat de kinderen groep 8 verlaten, zijn:
oplossingen ontwerpen, maken en gebruiken bij technische problemen.
technische inzichten hanteren, waaronder constructie- en overbrengingsprincipes.
een aantal technische producten uit hun leefwereld op hun niveau onderzoeken op functionaliteit, materiaalgebruik en vormgeving.
de werking van een aantal technische producten uit hun leefwereld verklaren. In de dagelijkse onderwijspraktijk komt techniek op verschillende manieren aan de orde. In onze methode voor Natuur(wijzer door de natuur) Tijdens de lessen handvaardigheid wordt waar mogelijk aandacht besteed aan de drieslag ontwerpen-maken-evalueren Binnen het lesprogramma zit tevens dat de kinderen een bezoek brengen aan een bedrijf ; een gastspreker uitnodigen ; contact met school voor voortgezet onderwijs (BHS) Op deze manier zal techniek op verschillende manieren structureel terugkomen in ons onderwijs. Kwaliteitscyclus Om er voor te zorgen dat het techniekonderwijs geborgd en telkens wordt verbeterd waar mogelijk is, gaan we als volgt te werk:
In maart wordt door de techniekcoördinator het focusinstrument van VTB ingevuld.
De stand van zaken betreffende techniek in de verschillende groepen wordt in mei van elke cursus geëvalueerd
De leerlingen van groep 8 vullen elk jaar de attitudemeting in, deze zal worden opgenomen in het jaarrooster.
De uitslag van beide instrumenten wordt verwerkt in een actieplan voor het volgende schooljaar.
3.8.10.5 Geestelijke Stromingen Dit vak is niet apart op het activiteitenplan vermeld. Binnen het kader van de kennisgebieden en met name ook bij Godsdienstige vorming besteden we regelmatig aandacht aan deze leerstof. We streven er naar dat de kinderen enige kennis hebben van belangrijke geestelijke stromingen, zoals de Christelijke, Joodse, Islamitische en Hindoestaanse godsdienst. In de personeelsbibliotheek zijn diverse naslagwerken aanwezig. Bij de aanbieding van de leerstof wordt ook gebruik gemaakt van tv.-programma’s. In groep 8 wordt specifiek aandacht besteed aan de verschillende wereldgodsdiensten. We gebruiken hiervoor de uitgave van Kwintessens: “Wat geloof jij?” en “Wereldgodsdiensten”. Uitgangspunt bij deze lessen is steeds het wederzijds respect voor elkaars opvattingen.
3.8.10.6 Sociale emotionele redzaamheid
49
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Kinderen bouwen niet alleen cognitieve kennis op over de wereld om zich heen, ook in sociaal-emotioneel opzicht maken zij een belangrijke ontwikkeling door. We gebruiken sinds 2011 het SE-volgsysteem ZIEN!. Dit is een expertsysteem dat meer doet dan het volgen van de leerling. ZIEN! geeft op basis van een analyse van observaties concrete doelen en handelingssuggesties. Om op die manier de leerkracht te helpen bij het ondersteunen van leerlingen en groepen. ZIEN! ondersteunt het gehele proces van signaleren tot en met handelen. Met het SE-volgsysteem ZIEN! voor het primair onderwijs brengen we de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen van groep 1 t/m groep 8 systematisch in kaart. ZIEN! geeft inzicht in de eventuele ondersteuningsvragen op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling en helpt de leerkracht om het gedrag van het kind beter te begrijpen. Indien nodig kunnen leerkracht en leerling aan de slag te gaan met de concrete handelingssuggesties die het systeem biedt, hierbij kan de leerkracht de eventuele sterke kanten van een kind benutten, want ook hierin geeft ZIEN! inzicht. Zo wordt de sociaalemotionele ontwikkeling bevorderd. Voor de bevordering van de sociaal emotionele ontwikkeling zijn veel materialen beschikbaar binnen school. Deels wordt materiaal volgens planning ingezet, maar ook voor een belangrijk deel wanneer zich een bepaalde situatie voordoet. Neem bijvoorbeeld de verwerking van verdriet. In groep 7 wordt de cursus Weerbaarheid In het Basis Onderwijs, afgekort WIBO cursus, door het sporthuis Groningen aangeboden. In groep 8 vinden daarna nog twee terugkom lessen plaats zodat de kinderen steviger in hun schoenen staan als ze de overstap naar het VO maken. De boekenserie “Kijk en beleef” wordt veel gebruikt in de onderbouw om de sociale aspecten bespreekbaar te maken. Iedere groep beschikt over de map “Sociale talenten” van de uitgever Quintessens. De lessen uit deze methodiek vormen een vast onderdeel van ons programma. In de komende periode zullen de werkvormen en afspraken verder worden uitgewerkt met de tweede invoeringsstap van het volgsysteem Zien!, de ombouw van het pest protocol naar een oplossingsgericht gedragsprotocol en de herijking van het veiligheidsbeleid. We streven er naar dat kinderen aan het eind van de basisschool de volgende attitudes hebben ontwikkeld: De kinderen
durven hun mening te geven en staan open voor de mening van anderen
kunnen contacten leggen en handhaven
kunnen functioneren in een groep
kunnen hulp vragen en kunnen hulp bieden
kunnen omgaan met eigen gevoelens en kunnen rekening houden met gevoelens van anderen
kunnen verantwoordelijkheid dragen voor eigen en andermans spullen
kunnen omgaan met regels
kunnen kritisch omgaan met invloeden van ‘buitenaf’
De vaardigheidsdoelen die we nastreven zijn:
zelfstandig kunnen werken aan opgedragen of zelfgekozen taken
een aantal algemene technieken kunnen gebruiken
Dit aspect komt in praktisch alle lessen tot uiting. Doelgericht kan er gewerkt worden met de diverse prentenboeken en verhalen die een discussie kunnen aanzetten. Verder wordt in de bovenbouw gewerkt met het zogenaamde uitstelschrift om problemen in goed onderling overleg te leren oplossen. 50
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Kinderen die sociaal emotioneel wat onhandig zijn in het leggen van contacten bieden we een Sociale Vaardigheden Cursus aan die door de RT wordt uitgevoerd.
3.8.10.7 Verkeer We vinden bij het verkeersonderwijs de houding van het kind in het verkeer zeer belangrijk. We proberen de ouders er van bewust te maken dat een goede houding bij de kinderen wordt gestimuleerd wanneer ook zij in deze hun verantwoordelijkheid nemen. In de onderbouw is het vakgebied verkeer geïntegreerd binnen bepaalde thema’s zoals schoolreisje, het seizoen herfst (boswandeling), vervoer, enz. Daarbij wordt aandacht besteed aan de regels, verkeersborden en afspraken die er zijn in het verkeer. De kinderen moeten bewust worden van de regels en hun eigen gedrag en verantwoordelijkheid in het verkeer. Voor ons verkeersonderwijs gebruiken we de methode ‘Klaar… over’ in de groepen 3, 4, 5 en 6. De verkeerspraktijk van alledag is in elke les uitgangspunt. Leren en doen gaan immers hand in hand in het verkeer. Voor buitenlessen worden daarom - waar het zinvol is - praktische suggesties gedaan. Klaar… over! voldoet volledig aan de kerndoelen die het ministerie voor verkeersonderwijs heeft opgesteld. In de Kerndoelen Basisonderwijs worden de leerlingen in het verkeer gezien als speler, als wandelaar, als fietser, als passagier en als gebruiker van het openbaar vervoer. Met Klaar… over! besteden we ruim aandacht aan de vijf ‘rollen’ van het kind in het verkeer. In gedrag en techniek leren de kinderen die rollen correct uit te voeren. Incidenteel komen ook andere aspecten van veiligheid aan bod, zoals sociale redzaamheid in en om het huis en veiligheid in en om de school. De methode houdt altijd rekening met het ontwikkelings- en ervaringsniveau van de leerlingen voor wie de les bedoeld is. Opdrachten en teksten zijn per groep op niveau geschreven. Het kinderperspectief blijkt verder uit de illustraties. Kinderen zijn klein en hebben dus een beperkt gezichtsveld. Ze kunnen, in tegenstelling tot volwassenen, bijvoorbeeld niet over geparkeerde auto’s heenkijken. Veel illustraties zijn daarom vanuit kinderperspectief gemaakt. In groep 7 en 8 wordt ter voorbereiding op het landelijk verkeersexamen het lesmateriaal van Veilig Verkeer Nederland; de ‘Jeugdverkeerskrant’ gebruikt. Met name groep 8 maakt gebruik van voorbereidende materialen zoals proefexamens in oefenboeken en op kennisnet. Groep 8 neemt deel aan het Verkeersexamen voor basisschoolleerlingen. Eens in de twee jaar wordt het project streetwise van de ANWB op school uitgevoerd. Daarnaast is er met enige regelmaat aandacht voor de verkeersopvoeding van de ouders bij het halen en brengen van de kinderen via de schoolkrant of ouderavond.
3.9
Lichamelijke oefening Bij bewegingsonderwijs gaat het erom dat een kind al bewegend zijn ervaringen uitbreidt, waarbij het dan vooral gaat om de basisbewegingsvormen zoals, lopen, springen, rennen, balanceren. De Librije heeft de beschikking over een speellokaal waarvan groep 1 en 2 veelvuldig gebruik maken en groep 3 voor een deel van de tijd die voor gymnastiek is ingeroosterd. De groepen 3, 4, 5, 6, 7 en 8 maken gebruik van het gymlokaal bij obs ‘De Flambou’. Bij bewegingsonderwijs krijgen de kleuters veel bewegingsvaardigheden en spelactiviteiten aangeboden. Door het bewegen oriënteren ze zich in de ruimte vanuit hun eigen lichaam. In de onderbouw staat beweging dagelijks op het rooster. De kleuters spelen op het schoolplein en in het speellokaal. In de methode “Bewegingsonderwijs in het speellokaal” zijn de verschillende bewegingsvormen zoals lopen, klimmen, balanceren, glijden, springen, enz. verdeeld in clusters. Door de clusters in het jaarplan te verdelen en aan te bieden zorg je voor een verantwoord bewegingsaanbod. De activiteiten worden klassikaal, in een vrije organisatie of in groepjes gegeven. Ook maken we gebruik van het aanbod “verantwoord stoeien” onder leiding van een vakdocent. Hiervoor is vanuit het WSNS verband is een vakdocent beschikbaar voor verschillende vormen van begeleiding. De vakdocent kan ingeroepen worden voor specifieke ondersteuning bij bijvoorbeeld het verlenen van MRT. Ook worden nieuwe materialen uitgetest onder leiding van deze vakdocent. De groepsleerkracht en vakdocent geven afwisselend les en bespreken elkaars lessen na afloop. Op dit moment zijn niet alle leerkrachten van de Librije meer volledig bevoegd tot het geven van dit vak en daarom is er tevens een vakleerkracht met een ALO opleiding beschikbaar voor deze gymlessen. We maken bij de opzet van de gymlessen gebruik van de basislessen bewegingsonderwijs van Stroes. Op het gymrooster wordt daartoe door verschillende groepen een circuit ingericht dat door meerdere groepen op een bepaald dagdeel kan worden benut.
51
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Voor specifieke hulp aan enkele kinderen met motorische problemen is de ALO docent ook beschikbaar. Zij geeft wekelijks bewegingslessen aan deze leerlingen en wordt in principe bekostigd vanuit de rugzakjes financiering van deze kinderen.
3.10 Beeldende vorming Kunst en cultuur dragen in belangrijke mate bij aan de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen en het is van belang dat kinderen in contact komen met een breed scala aan kunst en cultuur. Kinderen maken kennis met kunst en cultuur door allerlei soorten dans en muziek (klassiek, populair, volksmuziek) aan te bieden. Bij handvaardigheid en tekenen komen toepassingen van kunst in de eigen omgeving aan bod naast de beeldende kunst. Belangrijk is ook dat ze het geleerde kunnen toepassen in hun leefwereld en breder, in de maatschappij. Alle kinderen in een groep, ongeacht verschillen in geslacht en sociale en culturele achtergrond, moeten zich kunnen herkennen in de thema’s, onderwerpen, voorbeelden en opdrachten van de kunstzinnige vorming. Een belangrijk aspect bij dit domein is dat de leerlingen leren met een open houding kunst en cultuur te benaderen en uitingen van anderen te respecteren. Kinderen leren niet alleen vanuit datgene wat ze cognitief, gevoelsmatig en motorisch aankunnen, maar ook vanuit de hun bekende gegevens en ervaringen in hun naaste omgeving. De kinderen komen op De Librije met hoofd, hart en handen in aanraking met kunst- en cultuureducatie. We streven ernaar om de kinderen aan het einde van De Librije kennis van en waardering voor de aspecten van kunst en cultuur als bagage voor hun toekomst mee te geven. Beeldende kunsten, dans, drama, theater en muziek worden daarom in alle groepen aangeboden. We organiseren betekenisvolle lesactiviteiten, waarbij we dankbaar gebruik maken van het cultureel erfgoed in onze regio. Jaarlijks wordt daartoe een school breed cultuurproject opgezet door de interne cultuurwerkgroep. We maken voor dit domein gebruik van de methodiek “Moet je doen” van uitgeverij ThiemeMeulenhoff. In deze methodiek wordt uitgegaan van de volgende (combinatie van) handelingen:
Materiële handelingen. Hierbij gaat het om motorische handelingen met het hele lichaam, voeten, handen of vingers (tactiele waarneming) in relatie tot concrete dingen.
Perceptuele handelingen oftewel het “handelen” met oog en oor. Hierbij gaat het om kijken en luisteren (visuele en auditieve waarneming).
Verbale handelingen oftewel spreken. Kennis beklijft door de handelingen van de vorige niveaus te benoemen.
Mentale handelingen. Er is zoveel kennis en ervaring met de voorgaande niveaus dat alleen het denken volstaat om kennis op te nemen en daarmee te handelen.
Hoe jonger het kind, des te meer materiële handelingen er in de lessen zijn verwerkt. Naarmate het kind ouder wordt, is het beter in staat uit perceptuele handelingen informatie te halen. Lessen bevatten verder verbale handelingen (de gehanteerde begrippen worden benoemd en zo nodig regelmatig herhaald) en de vaktechnische handelingen die niet alleen vaak worden voorgedaan, maar ook systematisch worden benoemd. De Librije maakt voor de begeleiding bij muzikale-, dramatische- en beeldende vorming gebruik van vakdocenten Ateliers majeure. De gemeente heeft hiervoor een budget per leerling beschikbaar gesteld voor de komende twee jaar. Deze docenten zijn op afspraak periodiek beschikbaar voor onze school. Deze consulenten staan de leerkrachten bij in het geven en ontwikkelen van lessen voor dit vakgebied. Het is hierbij gebruikelijk dat bij toerbeurt wordt lesgegeven aan de groep en de lessen daarna samen met de consulent worden geëvalueerd. Door de roulatie komen alle leerkrachten aan bod en worden alle afzonderlijke aspecten er bij tijd en wijle even uitgelicht.
3.10.1
Muzikale Vorming Bij het aanbieden van de muzikale vorming maken we gebruik van de methode ‘Moet je doen’ (Uitg. Meulenhoff Educatief). Daarnaast wordt er nog veel liedmateriaal uit andere bronnen gehaald. Vanuit diverse lesmaterialen is er aanbod op dit gebied. Muziek is de verzamelnaam voor een grote verscheidenheid van muzikale tradities, soorten, genres en stijlen. Muziek bestaat uit klanken met een lengte(ritme), hoogte (melodie), sterkte (dynamiek) en kleur (timbre). Door klanken te herhalen en te variëren en door contrasten tussen klanken aan te brengen, ontstaat vorm. Deze in vorm gezette klanken hebben betekenis voor mensen: muziek ‘doet’ mensen iets, muziek schept een sfeer of vervult een specifieke functie. Kinderen kunnen luisterend, spelend, zingend en bewegend van muziek genieten. Het onderwijs in muziek op school is erop gericht de kinderen op systematische wijze kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied
52
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
van muziek bij te brengen. Ze leren de eerste beginselen van de taal van muziek en ontdekken hun eigen muzikale mogelijkheden. Kinderen leren luisteren naar muziek die ze zelf maken en naar muziek van anderen. Door over muziek te praten, kunnen kinderen hun gevoelens uiten en elkaar duidelijk maken wat ze hebben gehoord en gemaakt. De muziekactiviteiten vinden in principe in groepsverband plaats. Kinderen leren daardoor tevens sociale vaardigheden die daarvoor van belang zijn, zoals samenwerken en goed luisteren naar elkaar. Via het I.M.V. maken de kinderen in groep 5 kennis met verschillende snaar-, blaas- en slaginstrumenten onder leiding van muziekdocenten van Ateliers Marjeure. Steeds voor een periode van ongeveer 8 weken krijgen de kinderen een muziekinstrument mee naar huis en kunnen ze onder leiding van de docent van de muziekschool na 8 weken een presentatie aan de ouders geven. De bedoeling hiervan is, dat de kinderen ervaren hoe je samen muziek maakt en dat hiervoor oefening noodzakelijk is. Bovendien leren ze de verantwoordelijkheid dragen voor een kostbaar instrument.
3.10.2
Dramatische Vorming Bij het onderwijs in drama gaat het erom dat kinderen de expressieve mogelijkheden van stem, taal, houding, beweging en mimiek leren kennen en toepassen. In spel verbeelden ze gevoelens, ideeën, gebeurtenissen en personages. Ze maken kennis met de expressieve uitingsmogelijkheden van anderen en leren op het spel van henzelf en van anderen te reflecteren. Ze krijgen inzicht in de opbouw van een rol en een verhaal, het gebruik van decor en kleding en de overdracht naar een publiek, en ze maken kennis met door anderen gespeeld theater en met de manier waarop een voorstelling tot stand komt. Bovendien leren ze enige kenmerkende hulpmiddelen en bijbehorende begrippen te gebruiken. De drama activiteiten vinden in principe altijd plaats in groepsverband. Kinderen werken samen en leren op elkaar in te spelen. Er zijn veel relaties te leggen tussen de verbeelde werkelijkheid van het dramatisch spel en de werkelijkheid van alledag. Via dramatisch spel leren kinderen deze werkelijkheid ervaren, analyseren en interpreteren. Ze leren bewuster omgaan met hun eigen gedrag en dat van anderen. Zo ontwikkelen ze op een breed terrein tal van facetten van hun persoonlijkheid. Voor het vak dramatische vorming hanteren we de volgende doelen. De leerlingen kunnen: op basis van informatie over rollen, situatie en verhaalelementen al improviserend een spel spelen; bij spel bewust gebruik maken van stem, taal, houding, beweging en mimiek;
hun aandacht gericht houden op hun rol, de uit te beelden situatie, de medespelers, het speelvlak en de toeschouwers
iets voordragen gebruik maken van middelen als decor, rekwisieten, kleding en schmink
relaties leggen tussen spel en de dagelijkse werkelijkheid
relaties leggen tussen het eigen spel en dat van anderen Bij dramatische vorming wordt gebruik gemaakt van de methode “Moet je doen” en de handboeken van het voormalig OAB, waarin het aanbod is opgezet vanuit deze doelen. Volgens rooster voor receptieve kunst maken alle kinderen tijdens hun basisschoolloopbaan minimaal 3 maal kennis met een theatervoorstelling.
3.10.3
Beeldende Vorming (handvaardigheid en tekenen) Handvaardigheid en tekenen vormen in de Wet op het basisonderwijs één vakgebied. Het onderwijs in de beide vakken is erop gericht om kinderen te laten kennismaken met de verschillende mogelijkheden om zich in beelden uit te drukken. Ze leren beeldende uitingen van anderen te begrijpen en ervan te genieten. Bovendien leren ze hoe ze hun ideeën, gevoelens, waarnemingen en ervaringen vorm kunnen geven in beeldende werkstukken. Door gericht waarnemen en praten over wat ze zien, leren kinderen ook de functies en de betekenissen van beelden in hun dagelijkse omgeving te herkennen en naar waarde te schatten. Ze krijgen bovendien een eerste oriëntatie op het cultureel erfgoed, dat een afspiegeling is van diverse culturen die deel uitmaken van de Nederlandse samenleving. Handvaardigheid is gericht op beeldende werkstukken in drie en soms twee dimensies, terwijl bij tekenen alleen gaat om het beelden in twee dimensies: het platte vlak. De twee vakken verschillen daardoor aanzienlijk in toegepaste technieken en materialen. Daarom worden beide onderdelen als aparte vakken zichtbaar in het lesrooster voor de groepen 3 tot en met 8.
53
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Handvaardigheid Bij handvaardigheid leren de kinderen hoe ze driedimensionale vormen kunnen maken en beschouwen. Het gaat om: vormen die ruimte innemen, vormen die ruimte omvatten, vormen die ruimte omsluiten en vormen die de ruimte doorsteken. Bij textiel als onderdeel van handvaardigheid, spelen naast driedimensionale ook twee dimensionale vormen een rol, bijvoorbeeld bij de toepassing van applicatieborduur- en sjabloneertechnieken. Voor handvaardigheid maken we gebruik van de uitgangspunten en lesideeën van de methode “Moet je doen”. Verder maken we gebruik van de uitgave “Handvaardig” en diverse andere bronnen met lesideeën. Tekenen Bij tekenen gaat het om beelden in het platte vlak, zoals tekeningen, schilderijen of collages. Het weergeven van de derde dimensie gebeurt bij tekenen niet in de werkelijke ruimte, maar wordt gesuggereerd in het platte vlak. Bij tekenen maken we gebruik van de uitgangspunten van “Moet je doen” en de methode “Tekenvaardig”. Aan de hand van deze reeks is een 4-jaarlijks roulatieschema gemaakt voor alle groepen. Door dit uit te voeren komen alle tekenaspecten in voldoende mate in alle groepen aan bod. We hanteren onder meer de volgende doelstellingen: a.
De leerlingen kunnen werkstukken maken: op basis van gericht waarnemen
b. c.
op basis van een innerlijke voorstelling van een onderwerp, vanuit hun geheugen, fantasie en/of beleving
met een communicatieve functie of een gebruiksfunctie De leerlingen kunnen beeldende aspecten zoals kleur, vorm, ruimte, textuur en compositie doelgericht gebruiken in een werkstuk. De leerlingen onderzoeken de beeldende mogelijkheden van materialen en passen deze toe in hun eigen werk. Daarbij gebruiken ze de benodigde gereedschappen op een veilige manier. d. De leerlingen kunnen hun werk vergelijken met de gestelde opdracht en met de invulling van die opdracht door anderen. e.
f.
De leerlingen kunnen beeldende producten beschrijven en vergelijken op basis van de volgende aspecten en hun samenhang:
betekenis
vormgeving
materiaal techniek plaats en tijd
De leerlingen weten dat mensen door middel van beeldende producten verschillende opvattingen en ideeën kunnen tonen en dat deze ideeën persoons-, cultuur- en tijdgebonden zijn.
54
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
cursus 2010/2011 cursus 2012/2013 zomervakantie herfstvakantie herfstvakantie St.Klaas/kerst
groep 1
groep 2
groep 3
groep 4
groep 5
ruimte
licht 2
vorm/licht
textuur
textuur
vorm/licht
groep 7
groep 8
contrast/fotog compositie 2 rafiek
kleur 1
kleur 2 (3)
contrast/fotog compositie 2 rafiek
kleur 1
kleur 2 (3)
compositie 1
fotografiek
kleur 1
kleur 2 (3)
compositie 1
fotografiek
natuur 1
natuur 2
kleur 2 (3)
compositie 1
fotografiek
natuur 1
natuur 2
ruimte
licht 2
fotografiek
natuur 1
natuur 2
ruimte
licht 2
vorm/licht
textuur
januari contrast/fotog compositie 2 voorjaarsvakantie rafiek voorjaarsvakantie kleur 1 - pasen pasen compositie 1 pinksteren pinsteren natuur 1 zomervakantie
cursus 2011/2012 cursus 2013/2014 zomervakantie herfstvakantie herfstvakantie St.Klaas/kerst
groep 6
natuur 2
ruimte
licht 2
vorm/licht
textuur
contrast/fotog compositie 2 rafiek
groep 1
groep 2
groep 3
groep 4
groep 5
groep 6
groep 7
licht 2
ruimte
textuur
vorm/licht
compositie 2
contrast/fotog kleur 2 (3) rafiek
kleur 1
compositie 2
contrast/fotog kleur 2 (3) rafiek
kleur 1
fotografiek
compositie 1
contrast/fotog kleur 2 (3) rafiek
kleur 1
fotografiek
compositie 1
natuur 2
natuur 1
kleur 1
fotografiek
compositie 1
natuur 2
natuur 1
licht 2
ruimte
compositie 1
natuur 2
natuur 1
licht 2
ruimte
textuur
vorm/licht
natuur 1
licht 2
ruimte
textuur
vorm/licht
compositie 2
contrast/fotog rafiek
textuur
januari compositie 2 voorjaarsvakantie voorjaarsvakantie kleur 2 (3) - pasen pasen fotografiek pinksteren pinsteren natuur 2 zomervakantie
vorm/licht
55
groep 8
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
3.11 Zorg voor de leerling 3.11.1 Algemeen Zorgverbreding heeft in de Librije van oudsher een hoge prioriteit. Met name op het gebied van taal-, lees-, spelling-, rekenonderwijs en de sociaal emotionele- en motorische ontwikkeling wordt er hard aan gewerkt om de zorgverbreding te realiseren. De rol van de groepsleerkracht staat hierbij centraal. Deze wordt ondersteund door het zorgteam dat bestaat uit remedial teachers (=Rt-ers) en de Zorgcoördinator (=ZBC-er) en onderwijsassistenten. Regelmatig (in ieder geval eens per 8 weken) staat de leerlingenzorg op de agenda van het werkoverleg. Voorafgaand aan de ZBCvergadering wordt de evaluatie van de afgelopen periode met de groepsleerkracht besproken. Er is voortdurend overleg en afstemming tussen de groepsleerkracht en de Rt-er over kinderen die buiten de klas extra ondersteuning krijgen. In Parnassys worden de handelingsplannen en logboeken bijgehouden. Voor de kinderen die buiten de groep RT-zorg krijgen wordt het logboek per sessie bijgehouden. Voor de hulp in de klas hangt dit mede af van het vakgebied en hoe de planning en registratie is geregeld. Minimaal 2 keer per jaar wordt er een groepsbespreking gehouden vlak voor het moment van de schriftelijke rapportage naar de ouders. De groepsbespreking wordt in de komende schoolplan periode nader uitgewerkt in het kader van de teamcursus handelingsgericht werken.
3.11.2 Verschillen in capaciteiten De leerresultaten van de kinderen worden in de gaten gehouden met behulp van zowel methode-gebonden als methode onafhankelijke toetsen. Deze resultaten worden voor wat betreft de methode-gebonden toetsen in de eerst plaats op groepsniveau geëvalueerd. De toetsen van het leerlingvolgsysteem worden ook op schoolniveau geëvalueerd. Op basis van deze resultaten kunnen we vaststellen, dat we op de Librije te maken hebben met globaal 3 groepen kinderen voor wat betreft leercapaciteiten. De grootste groep kinderen ontvangt het reguliere onderwijsaanbod. Deze kinderen halen aan het eind van hun schoolloopbaan de kerndoelen. Deze kinderen profiteren voldoende van de geboden oefenstof en benutten de geboden onderwijstijd zoals verwacht mag worden. Opvallend goed presterende leerlingen Daarnaast zijn er kinderen die opvallend hoger presteren dan gemiddeld. Dit houdt in dat deze kinderen op één of meer vakken altijd bijzonder snel klaar zijn met de opdracht en de leerstof daarbij correct verwerkt hebben. Deze kinderen maken in de methodetoetsen weinig of geen fouten en komen dus vrijwel nooit in aanmerking voor de herhalingsopdrachten en presteren op een beheersingsniveau van ruim 90%. Laten deze kinderen bovendien in de DLE-LVS toetsen ook nog een voorsprong zien van meer dan 15 DLE dan is dit voldoende reden 32 om bij deze kinderen alert te zijn op hun ontwikkeling . Het is van belang om in beeld te krijgen in hoeverre het kind hierdoor problemen ondervind en of het voldoende uitdaging krijgt. We zijn terughoudend in het gebruik van de term hoogbegaafdheid, omdat dat veel meer inhoudt dan alleen hoge leerresultaten. Bovendien plaatst dit het kind al snel in een ongewenste uitzonderingspositie. We spreken daarom bij voorkeur hooguit over meer begaafde leerlingen die extra uitdaging aankunnen. Er wordt nadrukkelijk niet voor gekozen dat deze kinderen een versneld leertraject doorlopen en een groep kunnen overslaan. De achtergrond van deze keuze is dat ze daarmee het contact met hun leeftijdsgenoten kunnen verliezen en er grote kans is op sociaal-emotionele problemen. Deze kinderen krijgen op de momenten dat ze tijd over hebben ten opzichte van hun klasgenoten een aanvullend aanbod van materialen en leerstof, het zogenaamde pluswerk. Dit aanbod voorziet in materiaal dat verbreding en verdieping biedt. In eerste instantie maken we dan gebruik van de extra oefenstof (bijvoorbeeld verdiepingsopdrachten), die in elke methode aanwezig is voor lengte differentiatie. Daarnaast zal er ook gekozen worden voor het aanbieden van pluswerk dat los van de methode staat. Deze leermiddelen doen meer dan de reguliere middelen een beroep op de zelfstandigheid van deze kinderen en zijn meestal zelfcorrigerend. In situaties waarbij er minder mogelijkheden zijn tot verdieping en waar dit zou leiden tot slechts meer van hetzelfde, wordt er gekozen voor geheel andere werkzaamheden. Daarvoor is de Plusmap ingericht, waaruit deze kinderen materiaal kunnen kiezen om zelfstandig of met een klasgenoot aan te werken. Door observaties en toetsen worden de leerlingen gevolgd en kunnen verwachtingen worden bijgesteld. Wanneer er twijfel bestaat over de juiste aanpak kan tevens aanvullend diagnostisch onderzoek worden gedaan. 32
In het werkdocument “De werkwijze Ontwikkelingsvoorsprong” wordt het beleid nader in detail uitgewerkt.
56
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Binnen schoolverband kunnen daarvoor verschillende instrumenten worden gebruikt. Deze staan genoemd in hoofdstuk 3.7.3. Daarnaast is het tevens mogelijk om extern onderzoek te laten verrichten door de schoolpsycholoog van het WSNS verband. Telkens wanneer duidelijk wordt dat een leerling een eigen zorgbehoefte heeft proberen wij daar als school op in te spelen. Voor deze toppresteerders betekent dit, dat we een “Plusmap” aanleggen waarin het kind in overleg met de groepsleerkracht kan werken aan het pluswerk. Deze map biedt tevens een overzicht van de beschikbare materialen per vakgebied per groep, waaruit gekozen kan worden. Met de inzet van deze plusmap wordt voorzien in een flexibel leerarrangementen en maatwerk. De plusmap fungeert als een soort handelingsplan dat met de leerling meegaat de hele schoolloopbaan, zolang het van toepassing is. Bij de groepsoverdracht zijn deze kinderen in ieder geval bespreekgeval. De resultaten van de kinderen in dit pluswerk worden met de ouders besproken in het huisbezoek en de 10-minutengesprekken. Sinds cursusjaar januari 2011 is er ook sprake van een plusgroep waarin meer-begaafde leerlingen in een kleine groep begeleid worden door een leerkracht. Hiervoor is voorlopig 1 middag per week beschikbaar. Voor de juiste omgang met kinderen die er boven uit schieten zijn de volgende zaken van belang:
De wijze van signalering en diagnose worden zorgvuldig en transparant uitgevoerd (o.a. door opname in het leerling-dossier en een leerlingvolgsysteem waarmee leervorderingen en gedragsontwikkelingen in kaart kunnen worden gebracht)
Het aanbod van compacting, verrijking, verbreding en verdieping wordt op een planmatige wijze aangeboden
Het pedagogisch didactisch handelen wordt toegespitst op de behoefte van intelligente en (hoog/meer)begaafde leerlingen
Wanneer er sprake is van meer begaafdheid in combinatie met een leerstoornis (2x speciaal) er deskundig gekeken wordt naar de totale persoonlijkheidsontwikkeling
Er voldoende materialen en middelen zijn die flexibel kunnen worden ingezet voor individuele leerlingen en/of specifieke groepen.
Dat er op onze school een IB ’er/ coördinator voor (hoog)begaafdheid is en op teamniveau weet iedereen wat hoogbegaafdheid is en welke uitingsvormen er bestaan.
De doorstroming van het PO naar het VO voor hoogbegaafde leerlingen is geregeld.
3.11.2.1 Kinderen met leermoeilijkheden De derde groep leerlingen bestaat uit kinderen die moeite hebben met het verwerken van de leerstof. In de algemene doelstelling streven we er naar dat de kinderen de kerndoelen halen aan het eind van groep 8. Voor kinderen met leermoeilijkheden kunnen de doelen waar nodig naar beneden bij gesteld worden. Met behulp van toetsen (zowel methode-gebonden als methode onafhankelijke) wordt nagegaan welke leerlingen deze doelen structureel niet halen. In eerste instantie zal de leerkracht zelf via verlengde instructie en/of extra onderwijstijd proberen het kind te helpen. Geeft dit onvoldoende resultaat, dan wordt onderzocht wat er aan gedaan kan worden. In overleg met de zorgcoördinator wordt het probleem nader onderzocht en wordt besloten of er extra zorg verleend gaat worden in of buiten de groep. Bij extra zorg binnen de groep verzorgd de groepsleerkracht zelf het handelingsplan. Wanneer besloten wordt tot het inzetten van remedial teaching buiten de groep, dan stelt de RT-er in overleg met de groepsleerkracht een handelingsplan op. Dit plan wordt bij de RT-er uitgevoerd. Een handelingsplan is er op gericht om het probleem in een periode van 8 weken hanteerbaar te krijgen. Na deze 8 weken evalueert de Rt-er het handelingsplan samen met de leerkracht. Op basis van de resultaten wordt bekeken of verdere RT inzet nodig is. Op dit punt kunnen er zich 2 situaties voordoen:
3.11.2.2 Problemen van voorbijgaande aard Door de inzet van een of meer periodes van extra hulp kan het kind de problemen overwinnen. Hierbij houdt het kind aansluiting met de klas en zal het na verloop van tijd het reguliere programma kunnen volgen zonder extra hulp van het zorgteam. Dit kan best een korte intensieve begeleiding door het zorgteam inhouden, maar de verwachting is dat dit slechts voor een beperkte tijd nodig is. De extra zorg zal deels in de groep geboden worden, terwijl de zorgcoördinator het kind middels het handelingsplan blijft volgen en de leerkracht ondersteunt bij het zoeken en aanbieden van de juiste werkvormen en materialen.
57
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Hardnekkige leerproblemen Sommige problemen zijn van dien aard dat gesproken moet worden van een leerprobleem. Vaak zijn deze hardnekkig en is de inzet van extra zorg voor langere tijd noodzakelijk. Bij problemen als bijvoorbeeld dyslexie kan extra lees- en spellingshulp de hele schoolloopbaan nodig zijn. Bij hardnekkige leerproblemen wordt er nauwkeurig gediagnosticeerd. De zorgcoördinator kan tot op zekere hoogte zelf de diagnose stellen of de hulp inroepen van de schoolpsycholoog van het WSNS samenwerkingsverband Opsterwad. Het stellen van diagnoses op het terrein van leerstoornissen is voorbehouden aan de schoolpsycholoog. (Dyslexie, IQ-bepaling etc..) Naast het bieden van extra zorg zowel in als buiten de groep kan het nodig zijn om het kind een aangepast programma te bieden. Dit is noodzakelijk zodra blijkt dat een kind de aansluiting, ten aanzien van de leerstof, met de klas niet kan vasthouden en voortdurend onvoldoende scoort bij toets momenten. Een eigen leerlijn omvat die vakgebieden waarvoor dat nodig en gewenst is. Dit is noodzakelijk zodra blijkt dat een kind de aansluiting met de groep niet kan vasthouden of inhalen. Bij een achterstand van een jaar en het kind structureel onvoldoende scoort bij toets momenten. Er wordt bij het samenstellen van een eigen leerlijn zoveel mogelijk aangesloten bij het niveau van het kind. Het is tevens van groot belang dat het programma nauw verbonden is met de reguliere programma. Daardoor kan het kind een deel van de instructiemomenten met de groep meedoen. De groepsleerkracht stelt (in overleg met de zorgcoördinator) een handelingsplan voor in de groep op. Dit handelingsplan voor de eigen leerlijn beslaat een langere periode dan 8 weken, maar niet langer dan een half jaar. Het handelingsplan wordt ingeleverd bij de zorgcoördinator die dit proces blijft monitoren tijdens de ZBC vergaderingen. Daarnaast is het wel van belang dat we het kind voldoende uitdaging blijven bieden. Er wordt in het handelingsplan een eindperspectief geformuleerd en de tussendoelen worden daarop afgestemd. Het kind kan dan ook op zijn eigen niveau getoetst worden en zo is beter zichtbaar of het kind vooruitgang boekt. Op basis van de Toets gegevens moet minimaal 2 maal per jaar opnieuw beoordeeld worden of het eindperspectief nog realistisch is. Waar nodig dient dit naar boven of beneden te worden bijgesteld. Is een eigen leerlijn eenmaal ingezet dan gaat dit in principe mee naar de volgende groep. In dat geval vervult de zorgcoördinator de mentorrol ten aanzien van het kind voor de rest van de schoolloopbaan.
3.11.3 Doubleren Op de Librije kunnen kinderen doubleren. Als een kind dat doubleert de leerstof van dat afgelopen cursusjaar niet helemaal heeft doorgewerkt, gaat het verder op het niveau waar het gebleven is. Er wordt dan een op het kind eigen leerlijn opgezet en verantwoord in een ontwikkelingsplan. Hierin wordt aangegeven op welke punten het programma van het kind afwijkt en tevens wordt een lange termijn doelstelling geformuleerd. In de meeste gevallen betekent dit dat de einddoelen naar beneden bijgesteld zullen moeten worden. Via het logbestand van de zorgdatabase worden de ontwikkelingen van het kind gevolgd. Dit heeft dus consequenties voor de rest van de schoolloopbaan. In feite bieden we het kind dus meer onderwijstijd om de leerstof door te werken. Toch is het niet zozeer de leerstof dat in eerste instantie de doorslag geeft bij het kiezen voor het middel van doubleren. De sociaal emotionele ontwikkeling van het kind is veel meer van invloed. Het belang van het kind staat in alle gevallen voorop. In de groepen 1 en 2 is deze verlenging van de schoolloopbaan het minst opvallend aangezien de samenstelling van de groep dan jaarlijks nog sterk wisselt. Pas vanaf groep 3 is de groepssamenstelling min of meer vast en neemt het positieve effect van doubleren af t.a.v. de sociaal emotionele ontwikkeling. Toch blijft doubleren voor ouders en kind vaak een emotioneel beladen zaak. Met het ouder worden van het kind nemen de sociaal emotionele weerstanden tegen het zittenblijven toe. We maken er daarom alleen gebruik van in de groepen 1 t/m 2 en slechts bij hoge uitzondering in uitzonderingen in groep 3 en 4. Het is dan ook een beslissing die niet lichtvaardig genomen wordt. Doubleren geeft geen garantie voor de oplossing van de problemen die het kind ervaart. De groepsleerkracht zal, na overleg met de zorgcoördinator en de ouders het voornemen aan de personeelsvergadering voorleggen. De personeelsvergadering neemt de uiteindelijke beslissing. De ouders en het kind worden door de groepsleerkracht zo spoedig mogelijk van de beslissing op de hoogte gebracht.
3.11.4 Structuur van de extra zorg In de zorg voor leerlingen worden in het algemeen 4 fasen onderscheiden:
Signaleren 58
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Diagnosticeren
Remediëren
Evalueren
De zorgstructuur zal in de komende periode binnen het WSNS samenwerkingsverband opnieuw herschreven worden met het oog op de invoering van Passend Onderwijs. In dit kader van dit beleid zal in de komende planperiode in samenwerking met de regio een zorgprofiel voor de school worden opgesteld. De huidige zorgstructuur voorziet in 4 niveaus van zorg. Zorgniveau 0: Dit speelt zich af in de groep, onder verantwoording van de groepsleerkracht, en kan zich oplossen zonder interventie of overleg. Hier wordt nog geen Handelingsplan geschreven. Indien nodig kan, bij “Diagnose van het probleem”, een beroep gedaan worden op de zbc-er. Zorgniveau 1: Dit kan uitmonden in de volgende mogelijkheden: • “directe intervisie met zbc-er of collega”, gevolgd door een leerling-bespreking (zie dan verder Zorgniveau 2)of • “directe intervisie met zbc-er of collega”, gevolgd door “zbc-er levert materiaal aan voor de leerling”. Dit materiaal kan in de klas gebruikt worden als ondersteuning / extra oefening ten behoeve van de problematiek. Hiervoor maakt de groepsleerkracht een handelingsplan. Volgt uit de “directe intervisie” de conclusie dat er een leerlingbespreking nodig is, dan wordt opgeschaald naar zorgniveau 2. Zorgniveau 2: Voorafgaand aan de leerlingbespreking vult de groepsleerkracht formulier B “Inbrengformulier tbv leerlingbespreking” in. De zbc-er maakt het verslag van de leerlingbespreking. Uit deze leerlingbespreking kunnen weer een aantal acties volgen: • De leerkracht heeft voldoende informatie om in de groep verder te gaan, we kunnen dan weer terug komen op de vraag of zbc materiaal aan moet leveren (dan handelingsplan door groepsleerkracht) of het blijkt dat dat niet nodig is en de leerkracht kan zó verder in de groep. • Wel vervolgactie, en dat kan dan middels RT (buiten de groep dus, Handelingsplan gemaakt door zbc-er, format in database) of er is externe hulp nodig. Bij laatstgenoemde “externe hulp” is er sprake van zorgniveau 3. Zorgniveau 3: In Zorgniveau 3 kan er sprake zijn van observatie door een deskundige van het WSNS, of er wordt een aanvraag gedaan voor een onderzoek door een deskundige van het WSNS (tevens dossiervorming WSNS). Eén en ander kan dan, bij “Zorgvraag” uitmonden in de volgende twee mogelijkheden: • “Extra Zorg buiten de groep”, dus weer terug in Zorgniveau 2 •
In het opstellen van een Eigen Leerlijn, de leerling blijft dan dus in Zorgniveau 3 en wordt daarmee een zgn. “mentor leerling”
Criteria voor het maken van Handelingsplannen, aanvragen externe onderzoeken. Het mag duidelijk zijn dat handelingsplannen niet “zomaar” gemaakt behoeven te worden. Niet voor iedere hapering of probleempje. Om hier duidelijkheid in te krijgen hebben we grotendeels de criteria gehanteerd zoals die aangelegd zijn door het WSNS. Hiermee voldoen we dan ook aan de eisen die gesteld worden aan een eventueel extern onderzoek. Criteria Handelingsplan binnen de groep: Er wordt voor een leerling een handelingsplan binnen de groep opgesteld (met form. A) als blijkt dat de leerling de methodetoetsen niet meer voldoende kan maken en extra instructie (= regulier) niet toereikend is. Criteria Leerlingbespreking: Een leerling wordt aangemeld voor een leerlingbespreking (met form. B) als de directe intervisie met de zbc of een collega niet voldoende stof geeft om het probleem alsnog direct aan te kunnen pakken (duidelijk is dan inmiddels ook dat de methode waarschijnlijk niet toereikend is om het probleem op te lossen). Criteria Handelingsplan buiten de groep: Bij een achterstand van 6 maanden of meer (DLE/LVS) zal een leerling in de RT extra oefening/instructie krijgen. De leerling wordt dan ingeroosterd in de planning van de RT en zal minimaal twee maal per week uit de groep
59
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
gehaald worden. Criteria aanmelden Extern Onderzoek: Als de achterstand van de leerling 12 maanden of meer is (DLE/LVS) zal hij of zij aangemeld worden bij het Zorgteam WSNS voor een psychologisch-didactisch onderzoek (op dat moment zal er ook bij WSNS een dossier van de betreffende leerling aangelegd worden, kan erg belangrijk zijn bij bijv. aanvraag LGF). Aanmelden bij het Zorgteam WSNS kan natuurlijk ook als er gedragsmatig aanzienlijke problemen zijn. Er kan dan bijvoorbeeld een deskundige van WSNS komen om te observeren en naar aanleiding daarvan kan het vervolgtraject uitgezet worden (op dat moment zal er ook bij WSNS een dossier van de betreffende leerling aangelegd worden, kan erg belangrijk zijn bij bijv. aanvraag LGF). Criteria opstellen Eigen Leerlijn: Na het psychologisch-didactisch onderzoek is er o.a. een IQ-bepaling verkregen. Bij TIQ >85: Oriënteren op (gedeeltelijke) terugkeer in de methode, aanpak in overleg met groepsleerkracht, zbc-er, onderzoeker WSNS en ouder(s)/verzorger(s) van de leerling. Bij TIQ <85 en/of bijkomende problematiek: Opstellen Eigen Leerlijn volgens format formulier C. De formulieren die behoren bij deze Zorgstructuur. We hebben geprobeerd om de administratieve handelingen tot een minimum te beperken, terwijl toch alle nodige informatie verkregen kan worden als een onderzoek (in Zorgniveau 3) nodig mocht zijn. Formulier A, Handelingsplan Extra Hulp in de groep. Dit Handelingsplan, in Zorgniveau 1, zal opgesteld worden door de Groepsleerkracht. De Evaluatie zal gedaan worden door de groepsleerkracht zelf, eventueel kan de zbc-er ingeschakeld worden. Indien nodig zal een nieuw handelingsplan voor de komende periode gemaakt worden. Formulier B, Inbrengformulier tbv Leerlingbespreking. Dit formulier zal ingevuld worden door de Groepsleerkracht. In te leveren 1 week voor ZBC-overleg. Tijdens de Leerlingbespreking kan, op de achterzijde, verkregen informatie verder ingevuld worden. Ook afspraken en tijdpad kunnen ingevuld worden. Het formulier zal dan zoveel informatie geven dat het, indien nodig, voldoende gegevens bevat om een Handelingsplan te maken (door zbc). Van deze leerlingbespreking zal eveneens een verslag gemaakt worden door de zbc. Handelingsplan in de Zorgdatabase: Dit is een format die wij al heel lang gebruiken binnen De Librije. Dit handelingsplan, in Zorgniveau 2, wordt gebruikt voor de “reguliere” RT, evaluatie om de 8 weken. Indien nodig wordt een nieuw handelingsplan aangemaakt en volgt het nogmaals dezelfde route. Dit handelingsplan wordt gemaakt door de zbc. Handelingsplan Eigen Leerlijn: Dit handelingsplan komt voor in Zorgniveau 3. Het wordt opgesteld door de zbc-er. Zodra een leerling een Eigen Leerlijn gaat volgen wordt het een zgn. “mentor leerling”. Dit houdt in dat de zorgcoördinator nauw betrokken blijft bij de ontwikkeling van de leerling, o.a. bij tussentijdse evaluatie, maar ook bij overdracht aan het eind van het schooljaar.
3.11.5 Signalering Bij het signaleren van leerproblemen neemt de groepsleerkracht de centrale plaats in. Tijdens het leerproces in de groep zullen bepaalde kinderen opvallen. De leerkracht blijft voortdurend alert op signalen van kinderen, die aangeven dat een kind niet of niet voldoende de leerstof kan volgen. Daarnaast verzamelt de leerkracht systematisch informatie door gebruik te maken van de beschikbare toetsinstrumenten. (zowel methodisch als methode-onafhankelijk). Op basis van de resultaten van de toetsen, maar evenzeer van de observaties tijdens de lessen signaleert de leerkracht de kinderen die extra hulp nodig hebben. Over het algemeen zal de leerkracht bij het constateren van problemen eerst zoeken naar middelen om het kind in de klas en zo mogelijk tijdens de les te helpen de leerstof alsnog goed te verwerken. Daarbij maakt de leerkracht gebruik van een verlengde instructie of verlengde leertijd. In veel gevallen zullen kleine problemen zich zo laten oplossen. Pas als deze interventies in de groep niet helpen worden de problemen in het ZBC overleg ingebracht. Ook wanneer deze interventies structureel nodig blijken te zijn komt dit kind in het ZBC overleg naar voren. Alle leerkrachten kunnen bij het signaleren ook de RT-ers uitnodigen om het kind te observeren.
60
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
We hanteren het leerlingvolgsysteem DLE-LVS met toetsen voor hoofdrekenen, rekenen en wiskunde, technisch lezen, begrijpend lezen en spelling. Twee maal per jaar worden de DLE-LVS toetsen afgenomen. De gegevens van deze methode onafhankelijke toetsing worden digitaal geregistreerd. Voor kinderen die een achterstand van meer dan een half jaar scoren wordt besproken in hoeverre dit moet leiden tot extra zorg.
61
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
3.11.6 Diagnosticeren Wanneer bij een kind leerproblemen gesignaleerd zijn, volgt een nader onderzoek. Voor het stellen van een juiste diagnose wordt gebruik gemaakt van meer specifieke toetsen die deels door de Rt-ers kunnen worden afgenomen. De orthotheek van school voorziet in diverse instrumenten om te diagnosticeren en bovendien kan gebruik gemaakt worden van de materialen van het WSNS samenwerkingsverband. Daarnaast kunnen verschillende testen door de deskundigen van het WSNS worden afgenomen. De schoolpsycholoog kan dan aanvullende specifieke testen doen die buiten de bevoegdheden van de Rt-ers vallen. Op basis van de uitslag van deze testen wordt de diagnose gesteld. Wanneer besloten wordt om een test door het WSNS samenwerkingsverband te laten uitvoeren, worden de ouders van tevoren ingelicht en om toestemming gevraagd. De uitslag van de test wordt door de medewerker van het WSNS rechtstreeks met de ouders, de groepsleerkracht en de zorgcoördinator besproken.
3.11.7 Remediëren Als blijkt dat speciale begeleiding gewenst is, wordt in overleg met de groepsleerkracht een handelingsplan opgesteld. Een handelingsplan is een schriftelijke weergave van de beginsituatie, hulpvraag, doel (die SMART gesteld is) en werkwijze en wordt afgerond met een evaluatie. Het handelingsplan voor de hulp in de groep wordt door de groepsleerkracht zelf, en die voor hulp buiten de klas wordt door de zorgcoördinator in de zorgdatabase ingevoerd. Daarnaast wordt er door de zorgcoördinator tevens een zorgdossier bijgehouden voor deze leerling. Een handelingsplan omvat een periode van 8 weken. In sommige gevallen zal direct duidelijk zijn dat de problemen zich niet in 8 weken laten oplossen. Dan kan gekozen worden voor het aaneenrijgen van perioden van 8 weken of voor perioden van 16 weken.
3.11.7.1 Zorgcoördinator als mentor zorgleerlingen Als uit de diagnose blijkt dat er voor het kind een eigen leerlijn opgezet moet worden voor één of meer vakken dan wordt dit door de zorgcoördinator voorbereid in overleg met de groepsleerkracht. Bij het opzetten van dit aangepaste programma wordt tevens een ontwikkelingsplan gemaakt. Dit ontwikkelingsplan voorziet in lange termijn doelstellingen t.a.v. het vak of de vakgebieden waar deze afwijken van de kerndoelen. De zorgcoördinator krijgt hierbij een mentor functie voor de betreffende leerling en draagt er zorg voor dat het speciale programma van het kind goed wordt uitgevoerd. De zorgcoördinator draagt de middelen aan die nodig zijn om het programma in de eigen groep van het kind uit te kunnen voeren. De leerkracht draagt er zorg voor dat het kind de benodigde tijd in de lessen beschikbaar krijgt om er aan te werken. De leerkracht wordt hierbij door de Rt-er ondersteund. Het is uitermate belangrijk dat de leerkracht en de zorgcoördinator nauw samenwerken om het kind de juiste hulp te blijven bieden. De zorgcoördinator zal regelmatig de vorderingen met de leerling zelf bespreken, waarbij het kind kan aangeven waar het nog extra instructie en oefening nodig heeft. De zorgcoördinator bewaakt de leerlijn over de groepen heen. Dat betekent dat wanneer het kind naar de volgende groep gaat de begeleiding van het eigen leerlijn gewoon doorgaat. Voor speciale hulpmiddelen en methodieken kan worden geput uit de eigen orthotheek. De orthotheek bevindt zich voornamelijk in de ruimte voor remedial teaching. Zo nodig kunnen tevens speciale hulpmiddelen uit de centrale orthotheek van het WSNS samenwerkingsverband worden geleend.
3.11.8 Evaluatie Na 8 weken wordt het handelingsplan in de week vóór de ZBC vergadering met de betrokken groepsleerkracht geëvalueerd. De Rt-er en de leerkracht stellen vast of de doelstelling is gehaald en of een vervolg wenselijk is. In het laatste geval wordt direct een nieuwe doelstelling bepaald en blijft het kind in de Rt planning staan. De evaluatie wordt in de zorgdatabase ingevoerd. Voorafgaand aan de ZBC-vergadering bespreken de Rt-ers de evaluatie en nieuwe planning met de zorgcoördinator. De zorgcoördinator zit dat onderdeel van het werkoverleg voor. Tijdens de ZBC-vergadering worden de bespreekgevallen uit het vooroverleg van de zorgcoördinator en groepsleerkracht aan de teamvergadering voorgelegd. Het team evalueert het handelingsplan en de geconstateerde problemen en kan een nader onderzoek door de schoolpsycholoog voorstellen. Verder wordt er aan de hand van het management overzicht in de database bekeken hoeveel ruimte er is voor nieuwe hulpvragen. Leerkrachten kunnen tijdens deze vergadering kinderen inbrengen voor extra zorg, volgens de opgestelde procedure zoals deze is beschreven bij de zorgstructuur. Na iedere ZBC-vergadering is er overleg met de WSNS orthopedagoog. Hier worden nadere onderzoeksvragen en adviezen ingewonnen t.a.v. de te ondernemen stappen. Vijf keer per jaar zijn er op het WSNS
62
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
samenwerkingsverband intervisie bijeenkomsten met een groep Rt-ers /interne begeleiders/zorgcoördinatoren.
3.11.9 Bewaking privacy De zorgdossiers van kinderen die gebruik maken van extra zorg worden bewaard in de Rt-ruimte in een afgesloten hangmappenkast. De onderzoeksgegevens van een kind worden niet zonder toestemming van de ouders aan derden verstrekt. Het dossier is voor ouders op school ter inzage
3.11.10
Contacten met ouders
Voorafgaand aan de inschrijving van een leerling worden de ouders op school ontvangen. De ouders ontvangen dan de actuele schoolgids met algemene informatie over de werkwijze van de school. Tevens kan iedere belangstellende zowel de schoolgids als het schoolplan via het internet in zien. Bij het inschrijvingsgesprek komt de voorlichting over de leerlingenzorg nadrukkelijk naar voren. Als het kind eenmaal op school zit worden de ouders zijn er de voglende reguliere ouder contacten:
Jaarlijks worden de ouders, in de eerste 5 weken van het schooljaar, uitgenodigd voor een informatieavond over het programma van de groep waarin het kind dat jaar zit. In de groepen 1 wordt een huisbezoek afgelegd nadat het kind 6 tot 8 weken op school zit. Voor de kinderen van de groepen 2 t/m 7 wordt jaarlijks door de groepsleerkracht een huisbezoek afgelegd. Van deze bezoeken wordt een notitie gemaakt in Parnassys.
Als daar aanleiding toe is kan op initiatief van zowel ouder als leerkracht een afspraak worden gemaakt voor een extra gesprek. Ook van deze bezoeken wordt een notitie gemaakt in Parnassys.
Eén tot tweemaal per jaar worden de ouders uitgenodigd om met de groepsleerkracht de vorderingen van hun kind te bespreken in een 10-minuten gesprek. De eerste keer is voor alle ouders in januari vlak voor de uitreiking van het eerste rapport in de groepen 3 t/m 8. De tweede keer in het eind van het schooljaar, maar deze keer is het facultatief.
Tweemaal per jaar (eind januari en juni/juli) ontvangen de ouders een schriftelijke rapportage van de vorderingen van hun kind.
Ouders van kinderen met leer- en/of ontwikkelingsproblemen worden in een zo vroeg mogelijk stadium hierover benaderd. Er zal in principe altijd mondeling contact met de ouders zijn over de gesignaleerde problemen. De ouders worden geïnformeerd over eventuele extra begeleiding van hun kind op school en worden indien mogelijk en noodzakelijk daarbij ook actief betrokken. Wanneer nader diagnostisch onderzoek nodig is, worden de ouders vooraf geïnformeerd en dienen de ouders schriftelijk toestemming te geven voor nader onderzoek door een externe deskundige. In het voorkomende geval dat er sprake is van een verwijzing naar een andere school in Opsterland of naar een basisschool voor speciaal onderwijs dan worden de ouders daarbij vanuit school begeleid door de groepsleerkracht en de zorgcoördinator.
3.11.11
Schriftelijke Rapportage
Alle leerlingen van onze school krijgen per cursusjaar 1 of 2 maal het schriftelijke rapport mee. Hierin schetsen de groepsleerkrachten een beeld van de ontwikkeling, het werken en de vorderingen van de kinderen op de Librije. In de groepen 1 en 2 wordt in de vorm van een verslag aan het einde van het cursusjaar in het rapport een eerste globale indruk weergegeven. Vanaf groep 3 wordt de rapportage nader uitgewerkt aan de hand van de vak/vormingsgebieden die volgens het lesrooster aan bod komen en ontvangen de leerlingen tweemaal per jaar een rapport. In de vorm van een 5 punts-waarderingsschaal en een korte beschrijving worden de vorderingen van het kind weergegeven. In groep 3 en 4 kan een aangepaste versie van de rapportage worden gebruikt waarbij voor leerlingen met een eigen leerlijn de 5-puntsschaal wordt weggelaten. Daarbij wordt nadrukkelijk aangegeven dat er voor dat onderdeel sprake is van een eigen leerlijn. In de groepen 5, 6, 7 en 8 trekken we deze lijn door en worden er enkele nieuwe - voor de bovenbouw specifieke - vak- en vormingsgebieden toegevoegd. De mate waarin de leerling de leerstof beheerst, wordt hier - naast een korte schriftelijke waardering - tevens in een cijfer uitgedrukt. Dit cijfer is niet de uitkomst van een rekenkundige bewerking! Ook inzet en motivatie spelen een grote rol bij deze becijfering. Het woordrapport biedt ook ruimte voor een algemene schriftelijke toelichting. Bij de meer algemene items hanteren we ook in deze groepen een 5-punts waarderingsschaal. Twee maal per jaar worden de kinderen van groep 3 tot en met 8 getoetst in het kader van ons leerlingvolgsysteem. In groep 7 en 8 is een grafisch overzicht van de tot dat moment afgenomen toetsen opgenomen in het rapport. 63
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Vanzelfsprekend hoort bij deze schriftelijke rapportage een mondelinge toelichting. Daarvoor worden de ouders/verzorgers altijd van harte uitgenodigd tijdens onze oudergesprekken.
3.11.12
Externe betrekkingen
De Librije maakt deel uit van het WSNS verband “Opsterwad”; kamer Opsterland. De scholen in de gemeente Opsterland vormen een samenwerkingsverband zonder school voor speciaal onderwijs. De procedures voor contacten met het SO/VSO staan beschreven in het Zorgplan WSNS van de kamer Opsterland33. Er is een regelmatig overleg met de ambulant begeleiders van de kinderen met een LGF financiering. In het kader van het VVE beleid is er een regelmatig overleg met de peuterspeelzalen in Gorredijk over de kinderen die naar verwachting de Librije zullen gaan bezoeken. Verder financiert het bestuur van de Librije het project Opstapje waarbij ouders gebruik kunnen maken van spel- en opvoedingsbegeleiding in de thuis situatie. De ouders kunnen daarbij ook verantwoord spelmateriaal uit de spelotheek lenen. De Librije is lid van de Vereniging Christelijke Scholen Opsterland, zoals reeds beschreven in hoofdstuk 2.2.
3.11.13
Opbrengsten
In vergelijking met de omringende scholen en ook landelijk blijkt dat het percentage kinderen dat doubleert in de groepen 3 t/m 8 minder dan de helft van het landelijk gemiddelde is. Daarbij moet worden opgemerkt dat er de afgelopen jaren zeer weinig verwijzingen naar het speciaal basisonderwijs zijn geweest. Daarnaast heeft de Librije te maken met een stijgende instroom van zorgleerlingen. Een deel van deze zorgleerlingen zijn reeds vastgelopen op een andere basisschool. De ouders hebben blijkbaar via hun eigen circuit informatie ingewonnen over de kwaliteit van het zorgbeleid op pcbs De Librije. Er wordt op dit punt door de school zelf niet actief naar buiten getreden. Bij het beoordelen van de uitstroom naar het voortgezet onderwijs moeten we deze gegevens goed mee laten wegen. Een simpele vergelijking met het gemiddelde doet de school daarom geen recht. In diverse groepen blijken vaak verschillende leerlingen te zitten die De Librije slechts gedeeltelijk hebben meegemaakt doordat ze in de middenbouw zijn ingestroomd. Op basis van de leerling populatie 34komt de uitstroom overeen met de verwachtingen. De uitstroomgrafiek laat daardoor een sterk wisselend lijnenspel zien dat zonder de onderliggende namen en dossiers weinig effectieve informatie verschaft.
Uit onderzoek over de periode van 2002 tot en met 2008 blijkt dat de advisering van groep 8 naar het voortgezet onderwijs naar tevredenheid verloopt. In de analyse van de schoolloopbaan van de kinderen in het voortgezet 33
Zie bijlage 11
34
Zie hoofdstuk 2.3.2 Opleidingsniveau ouders
64
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
onderwijs wordt gekeken naar de stroom waarin de kinderen in het derde jaar terecht komen.
Het overgrote deel blijft in de stroom die vanuit De Librije is geadviseerd. Gelukkig is er slechts een kleine groep die naar een lager niveau afstroomt. Er is evenwel een groeiende groep die in het derde jaar naar een hoger niveau gaat. Dit blijkt voor een groot deel te verklaren vanuit de werkwijze van de scholen voor Voortgezet onderwijs die allerlei tussenvormen zoals wiebelklassen en dakpanklassen hanteren. We zijn evenwel alert op het mogelijk te laag adviseren.
65
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
4 PERSONEELSBELEID 4.1
Doel van het personeelsbeleid Het personeelsbeleid is er op gericht dat het personeel kan bijdragen aan de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijskundig beleid van de school. De middelen voor personeelsbeleid worden ingezet om op verantwoorde wijze de schooldoelstellingen te kunnen realiseren. Voor een uitvoerige beschrijving van het personeelsbeleid is het Integraal Personeelsbeleidsplan 35als bijlage 12 toegevoegd.
4.2
Evenredige vertegenwoordiging Het bevoegd gezag bevordert met zijn wervings-, selectie- en scholingsbeleid een zo evenwichtig mogelijke samenstelling van het personeelsbestand. Het besteedt daarbij bijzondere aandacht aan de arbeidsmarktpositie en het loopbaanperspectief van bepaalde groepen in de samenleving. In geval van ondervertegenwoordiging van bepaalde categorieën in de aanwezige functies binnen het personeelsbestand zal het bevoegd gezag, indien in voldoende mate wordt voldaan aan de functie-eisen zoals verwoord in de profielschets, voorrang geven aan een kandidaat uit deze categorieën.
4.3
Formatiebeleid Het bevoegd gezag formuleert het meerjarig-formatiebeleid. Jaarlijks wordt dit beleid geactualiseerd in het integraal jaarverslag en beleidsplan. De besteding van het formatiebudget geschiedt mede met inachtneming van het perspectief op behoud van werkgelegenheid. Extra middelen die door de Rijksoverheid zijn verstrekt voor een specifiek doel worden aangewend ter realisering van dat doel. In de totstandkoming en vaststelling van de formatie volgt het bevoegd gezag de onderstaande procedure, tenzij zwaarwegende redenen of omstandigheden het noodzakelijk maken hiervan af te wijken: Op grond van ervaringen met het lopende beleid worden periodiek de hoofdlijnen voor het meerjarigformatiebeleid zo nodig bijgesteld. Dit geeft de uitgangspunten voor het beleid van een volgend cursusjaar. Deze uitgangspunten gaan bij gewijzigd beleid ter instemming en bij ongewijzigd beleid ter kennisname naar de personeelsgeleding van de MR. Zo spoedig mogelijk na de teldatum legt het bevoegd gezag het ontwerp formatieplan voor aan de personeelsgeleding van de MR. Het bevoegd gezag stelt het formatieplan na instemming van de MR vast.
4.4
Taakbeleid De directie voert haar taken uit conform het managementstatuut36, zoals dit is vastgesteld in de algemene ledenvergadering van juni 2011. In de beleidsnotitie “Taakbeleid nader beschouwd” van 27 januari 2007 is een nieuwe opzet gemaakt voor het taakbeleid. Hierbij zijn de percentages voor de overige taken als volgt vastgesteld. 10 % voor deskundigheidsbevordering 25 % voor voor-en nawerk van de lessentaak 0-9% voor de overige taken (niet groep gebonden) e
Op basis van deze afspraken is takenlijst opgesteld voor de 3 categorie en deze taken zijn met ingang van januari 2011 opnieuw verdeeld onder de teamleden. Voor de verdere uitwerking van het taakbeleid is de genoemde notitie met de nieuwe verdeling als bijlage 14 opgenomen.
4.5
Loopbaanbeleid en scholing. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsbewaking en de deskundigheidsbevordering van leerkrachten. De directie zorgt ervoor dat er binnen het team overleg is over welke teamgerichte na- en bijscholing gewenst is. Op basis van de resultaten uit de activiteiten rondom de wet Beroepen in het Onderwijs (= wet BIO) zullen de nascholingsactiviteiten vormgegeven worden. De leerkrachten zullen hiervoor de verschillende 35
Het personeelsbeleidsplan wordt in de komende periode geactualiseerd naar aanleiding van de uitwerking van de Functiemix met ingang van 1 augustus 2012. 36
Zie bijlage 13. Dit document is tevens beschikbaar op de website
66
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
scans afnemen en gebruikmaken van de WMK module voor het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Vanuit het POP zal een persoonlijk actieplan opgesteld worden waarin de nascholingsvragen naar voren komen. Voor de juiste verdeling van het nascholingsbudget (=1,75 % van het leerling afhankelijke budget)wordt een nascholingsstatuut gehanteerd dat er zorg voor draagt dat de juiste prioriteiten gesteld worden ten aanzien van de financiële randvoorwaarden. Klassenbezoeken In het kader van bewaking van de kwaliteit voert het kernteam en de directie klassenbezoeken uit. Na afloop van het bezoek worden de ervaringen met de groepsleerkracht(en) besproken. Voor een klassenbezoek worden vooraf met de betreffende leerkracht duidelijke afspraken gemaakt over het onderwerp van het bezoek. De leerkrachten hebben, in gezamenlijk overleg, de mogelijkheid tot klassenbezoek en ‘collegiale consultatie’. De bevindingen worden naderhand in open overleg met elkaar besproken. Bestuursleden leggen, in overleg met de directie, jaarlijks één of meer klassenbezoeken af. Er wordt zorg voor gedragen dat zo mogelijk elke leerkracht minimaal 1 maal per jaar een klassenbezoek door het bestuur ontvangt. Functioneringsgesprekken De afspraken naar aanleiding van de, minimaal 1 x per jaar, te houden functioneringsgesprekken worden schriftelijk vastgelegd. De leerkrachten schrijven zelf het verslag, dat wordt ondertekend door de betrokkene en de gesprekspartner. Deze verslaggeving vormt één van de onderdelen van een volgend functioneringsgesprek. Het bekwaamheidsdossier en de bevindingen van een klassenbezoek maken onderdeel uit van de functioneringsgesprekken. Op onze school worden nog niet stelselmatig beoordelingsgesprekken gevoerd. Wanneer daartoe aanleiding is zal via een functioneringsgesprek een afspraak over een beoordelingsgesprek gemaakt worden. Er zijn evenwel nog geen eenduidige beoordelingscriteria voorhanden. In het kader van de invoering van de functiemix zal dit wel het geval zijn voor de LB-functies.
4.6
Vervangingsprotocol Bij kortlopende vervanging (minder dan 3 weken) hanteren we het daarvoor opgestelde vervangingsprotocol van het VCSO van de Opsterlandse Christelijke basisscholen. Is vervanging langer nodig dan drie weken, dan zal het bevoegd gezag anderszins actie moeten ondernemen rondom werving en selectie. Voorwaarde: In elke groep dient een groepsmap aanwezig te zijn met daarin het (dag)week programma. Een noodprogramma is op een voor iedereen bekende plaats aanwezig te zijn. Een leerkracht die zich afmeldt, dient dit te doen bij voorkeur daags te voren of anders ’s morgens tussen 7.00 uur en 7.30 uur. De leerkracht meldt zich in principe zelf af bij de directie en deze zorgt vervolgens voor vervanging. Is vervanging niet mogelijk, dan gaat de volgende procedure in werking: 1.
De eerste dag wordt geen vrij gegeven aan de leerlingen van betreffende groep. Mogelijke oplossingen:
De betreffende groep krijgt les van een leerkracht die op dat moment geen lesgevende taak heeft. ( deze uren “niet lesgevende taken” kunnen “geparkeerd” worden en op een ander moment worden ingehaald.)
De betreffende groep wordt over de andere groepen verdeeld. Zij hebben het noodpakket bij zich, waarin zij zelfstandig kunnen werken.
2.
De betreffende groep krijgt les van een stagiair(e). Dit ter beoordeling van de directie. De stagiair(e) wordt gecoacht door een groepsleerkracht of door de directie. Door de directie wordt niet vervangen, tenzij een noodsituatie ontstaat.(Als bij voorbeeld “vrij geven van school” niet meer mogelijk is.)
3.
De oplossingen genoemd bij punt 1 kunnen worden herhaald tot op enig moment blijkt dat de volgende dag vervanging niet mogelijk is.
4.
In dit geval krijgen alle leerlingen van de betreffende groep een brief mee naar huis waarin staat dat zij de volgende dag vrij zijn. In de brief staan reden van vrijaf en de datum waarop de leerlingen weer op school verwacht worden.
Onder een noodprogramma wordt verstaan: Een aantal activiteiten passend bij de groep en waarmee de leerling zelfstandig aan het werk kan gaan. Een noodprogramma voor de onderbouw ( groep 1, 2 eventueel 3) moet zo gemaakt zijn, dat de leerlingen eventueel met hulp van oudere leerlingen dit kunnen doen.
67
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
5 KWALITEITSBELEID In een schoolplan worden veel doelstellingen geformuleerd en het document staat bol van de goede bedoelingen, maar doen we ook wat we beloven? De school is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en het spreekt dus vanzelf dat die kwaliteit ook bewaakt moet worden. Naast de bewaking van de kwaliteit is het van belang om voortdurend alert te zijn op nieuwe ontwikkelingen en inzichten waarmee de kwaliteit verbeterd kan worden.
5.1
Inleiding Op onze school zorgen we op systematische wijze voor het verbeteren en/of borgen van de kwaliteit. We gebruiken hiervoor als instrument WMK-PO. In de periode voor 2011 werden door de verschillende scholen in Opsterland diverse versies van dit product gebruikt. In 2011 is door alle directeuren van PC onderwijs te Opsterland gekozen voor de nieuwe Webbased Versie. Dit beleidsdocument wordt door alle directeuren ingevuld en door de besturen vastgesteld. Het ISM zorgt voor een terugkoppeling. De documenten van alle scholen worden opgeslagen in de directie map van de VCSO site. Jaarlijks wordt de voortgang van de verschillende beleidsterreinen door de directeuren besproken en vindt er afstemming plaats op onderdelen. Op basis van onze missie en visie hebben we achtentwintig beleidsterreinen (zie WMK) vastgesteld die de focus vormen voor onze kwaliteitszorg. Met behulp van onderstaande vierjarenplanning zorgen we ervoor dat deze beleidsterreinen regelmatig beoordeeld worden.
5.2
Zelfevaluatie Op onze school zorgen we op systematische wijze voor het verbeteren en/of borgen van de kwaliteit. Op basis van onze missie en visie hebben we vijfentwintig beleidsterreinen vastgesteld die de focus vormen voor onze kwaliteitszorg. Met behulp van onderstaande vierjarenplanning zorgen we ervoor dat deze beleidsterreinen regelmatig beoordeeld worden.
Jaar 1 (mei-2011)
Jaar 2 (mei-2012)
02. Aanbod
06. Afstemming
12. Contacten met ouders
01. Kwaliteitszorg
03. Didactisch handelen
07. Actieve rol leerlingen
13. Interne communicatie
08. Schoolklimaat
04. Tijd
09. Zorg en begeleiding
14. Externe contacten
19. Levensbeschouwelijke
05. Pedagogisch handelen
10. Opbrengsten
15. Inzet van middelen
26. Automatiseren Rek&Wisk
11. Integraal personeels beleid 18. Beroepshouding
16. Schooladministratie 17. Schoolleiding
20. Kwaliteitszorg burgersch en (sociale) integratie 21. Aanbod burgerschap en sociale integratie 25. Wetenschap en techniek
24. Rekenen en wiskunde
22. ICT
30. Frysk
27. Opbrengstgericht werken (rekenen en wiskunde)
23. Taalleesonderwijs
31. Cultuureducatie
28. Handelingsger.werken in de groep 29. Handelingsger.werken op schoolniveau 32. Hoogbegaafdheid
Jaar 3 (mei-2013)
Jaar 4 (mei-2014)
Ieder jaar in mei beoordelen zowel team als directie de aangegeven beleidsterreinen met behulp van de Quick Scan (WMK). De uitslagen van de beoordeling door (1) het team en (2) de directie worden weergegeven in twee afzonderlijke rapportages.
Rapportage-1 Rapportage-2
Teamuitslagen Directie-uitslagen
De beide rapporten worden geanalyseerd door het team en de directie en op basis van de uitslagen en de analyse worden de verbeterpunten voor het komende cursusjaar vastgesteld. Bij de keuze van de verbeterpunten wordt nadrukkelijk gekeken naar het schoolplan, het strategisch beleidsplan, actuele ontwikkelingen en draagkracht. Tevens voert de directie jaarlijks eind juni de kengetallen in (module Opbrengsten). De uitslagen worden geanalyseerd met het team. Daarnaast wordt het beleidsterrein Opbrengsten (WMK) door de directie gediagnosticeerd. Op basis van een analyse van de kengetallen en de uitslagen van de diagnose worden er verbeterpunten vastgesteld. De verbeterpunten uit de Quick Scan, de kengetallen en de diagnose Opbrengsten worden gebruikt om vorm te geven aan ons jaarplan. Het jaarplan wordt gecommuniceerd met het bestuur, het bovenschools management en de MR. In de nieuwsbrief voor de ouders vermelden we een aantal sterke punten van de school en de gekozen 68
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
verbeterpunten voor het komende schooljaar. Ieder jaar stellen we het bestuursverslag op. In het jaarverslag geven we aan wat we gerealiseerd hebben. Als we het nodig vinden om langer aan verbeterpunten te werken, dan geven we dat aan en worden deze opgenomen in het nieuwe jaarplan.
5.2.1 De externe beoordeling Naast de interne beoordeling (zie A) bevraagt onze school ook meer externe partners om grip te krijgen op de kwaliteit van de school. In een planning hebben we opgenomen wanneer we ouders, leerlingen en leraren (in de rol van werknemer) bevragen. Omdat we deze onderzoeken ook in mei plannen, kunnen we de uitslagen meenemen in ons jaarplan.
Jaar 2011 (mei)
Jaar 2012 (mei)
Jaar 2013 (mei)
Soc. Veiligheid: (1 x per 2 jaar) - ouders - leerlingen - leerkrachten
Jaar 2014 (mei) Vragenlijsten: (1 x per 4 jaar) - 1 ouders - 2 leerlingen - 3 leerkrachten
In de planning zijn opgenomen: De beoordeling van de vragenlijsten (die worden afgenomen in mei van het cursusjaar) gebeurt digitaal met behulp van WMK. De uitslagen worden bestudeerd en geanalyseerd door de directie en het team. Op basis van de analyse worden er – in samenhang met de uitslagen van de Quick Scan, de diagnose Opbrengsten en de kengetallenverbeterpunten vastgesteld. Bij de keuze van de verbeterpunten wordt andermaal nadrukkelijk gekeken naar het schoolplan, het strategisch beleidsplan, actuele ontwikkelingen en draagkracht. De uitslagen van de oudervragenlijst worden besproken met een panel van ouders. We kunnen daardoor aanvullende en verdiepende vragen stellen. De rapportage (oudervragenlijst) wordt aan de MR en het bestuur verstrekt en tevens worden de resultaten – op hoofdlijnen- naar de ouders teruggekoppeld in de nieuwsbrief of schoolkrant van de school. De complete rapportage kunnen geïnteresseerden inzien op de website van de school. De uitslagen van de lerarenvragenlijst worden – na analyse door de directie – besproken met het team. De rapportage (lerarenvragenlijst) wordt aan de MR en het bestuur verstrekt en tevens worden de resultaten – op hoofdlijnen – gepubliceerd in de nieuwsbrief van de school. De complete rapportage kunnen geïnteresseerden inzien op de website van de school. Wat geldt voor de meer algemene vragenlijsten, geldt ook voor de vragenlijsten Sociale veiligheid.
5.3
Het maken van kwaliteitskaarten Omdat de inhoud van de Quick Scan en de Schooldiagnose algemeen van karakter is (sterk gerelateerd aan de eisen van de Inspectie van het Onderwijs), vinden we het nodig om de standaardvragenlijsten – zoals opgenomen in WMK – aan te passen aan onze eigen missie en visie. Een schoolspecifieke Quick Scan of Schooldiagnose noemen we een kwaliteitskaart. Een “kaart” beschrijft dus de eigen kwaliteit van de school, uitgedrukt in indicatoren (en soms in kernkwaliteiten). Onze meerjarenplanning (vier jaar) laat zien wie welke kaart wanneer maakt. Per jaar maken we ongeveer drie kaarten: 1. Kaart 1 Team 2. Kaart 2 Kernteam/directie 3. Kaart 3 Werkgroepje
Jaar 2012
Jaar 2013
T K/D WG
T K/D WG
nr. 06 nr. 07+09 nr. 24
Jaar 2014 nr. T 26 nr. K/D 03 nr. WG 28+29
nr. 23 nr. 13+14 nr. 12
Jaar 2015 T K/D WG
nr. 08 nr. 01 nr. 31
Nadat de kaarten gemaakt zijn (= aangepast aan de schoolsituatie), worden ze beoordeeld door een of meer respondentgroepen. De gescoorde kaart kan leiden tot een teamplan (op basis van een analyse van de rapportage) of een persoonlijk actieplan(=PAP). De teamleden ontwerpen m.n. een PAP als de gescoorde kaart te relateren is aan het “lesgedrag” van de leraren. Kaarten waarbij een PAP wordt geschreven zijn, zijn bijvoorbeeld: Handelingsgericht werken in de groep en contacten met ouders.
69
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
De gescoorde kaarten en de PAP’s worden door de leraren opgenomen in hun bekwaamheidsdossier(=BKD). Het BKD wordt gebruikt bij het personeelsbeleid. Nieuw personeel krijgt bij aanvang het BKD uitgereikt en de directeur bespreekt de kaarten inhoudelijk met de nieuwe collega. De kwaliteit van de school komt vervolgens aan de orde bij de doelstellingengesprekken(=DG), de voortgangsgesprekken (of functioneringsgesprekken =FG) en op termijn de beoordelingsgesprekken(=BG). Daarom zijn ze opgenomen in opleidingsboekje (zie bijlage). Iedere collega voert jaarlijks een DG, een FG en een BG. Daarbij vormen de criteria – zoals weergegeven in het opleidingsboekje – de leidraad. Omdat de kaarten met de indicatoren op deze manier zijn ingevlochten in het personeelsbeleid, is er sprake van een sterke borging.
5.4
Relatie tussen kwaliteitszorg en personeelsbeleid Onze werkwijze wordt zichtbaar in de onderstaande leercirkel die steunt op de theorieën van Deming (PDCAcirkel) en Juran (Trilogie):
5.5
Toelichting op de leercirkel (LC) To Plan Kwaliteitsplanning (1) Richting bepalen Wat beloven we? Wat beloof ik?
Juran Operationalisatie missie en visie Bepalen schooldoelen Bepalen persoonlijke doelen (DG)
70
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
In de eerste fase gaat het om bepalen van de koers van de school. Het centrale woord is “richting” (bepalen). Welke kant gaan we op? Wat zijn onze concrete ambities? Wat willen we? Parallel daaraan verloopt de persoonlijke ontwikkeling: waar kan men op rekenen? Welke professionele bijdrage lever ik? To Do (2)
Koersen Doen wat we beloven Doen wat ik beloof
Schooldoelen in de praktijk brengen Schooldoelen realiseren Persoonlijke doelen realiseren
In de tweede fase gaat het om doen, om uitproberen. Een team experimenteert met de afgesproken ambities. Ze proberen ze in de praktijk te brengen. En dat geldt ook voor de individuele medewerker: iedereen probeert te doen wat er is afgesproken. To check (3)
Kwaliteitsbeheersing Onderzoeken Doen we wat we beloven? Doe ik wat ik beloof?
Juran Bevragen + analyseren (bestuderen) Realiseren we de schooldoelen? Realiseer je je persoonlijke doelen? (BG)
Fase 3 is de controlefase. Een school onderzoekt of de ambities in voldoende mate worden gerealiseerd. Vinden wij, vinden anderen, dat we op een goede wijze doen wat we “beloven”, wat we afgesproken hebben. De controle leidt tot scores of meningen die nader geanalyseerd moeten worden. In het verlengde hiervan geldt dit ook voor de persoonlijke doelen: realiseer ik die in voldoende mate? V-Plan (4)
Contracteren Wat pakken we aan? Wat pak ik aan?
Moreel binden aan de uitvoer Team ontwikkelplan (TOP) opstellen Persoonlijk ontwikkelplan (POP) opstellen
In fase 4 trekt een team, maar ook het individuele teamlid consequenties uit de bevindingen. Wat gaan we doen? Wat ga ik doen? Ze nemen zich voor om bepaalde aspecten te verbeteren. Dat is zeker geen vrijblijvende zaak, vandaar de term contracteren. To Act (5)
Kwaliteitsverbetering Uitvoeren Verbetering(en) realiseren Verbetering(en) realiseren
Juran Plan realiseren Realiseren team ontwikkelplan (TOP) Realiseren persoonlijk ontwikkelplan (POP)
De vijfde fase is de fase van het “doen”. Bij “to do” (fase 2) ging het om het realiseren van de ambities, bij deze fase om het waarmaken van de voorgenomen verbeteringen. Een essentieel verschil. Anders gezegd: fase 2 richt zich op het praktiseren van de doelen, fase 4 op het in praktijk brengen van de school-verbeterdoelen en de persoonlijke verbeterdoelen. Gesprek (6)
Bespreken Teamgesprek Functioneringsgesprek (FG)
Kritische dialoog Evaluatie: verbeterdoelen gerealiseerd? Persoonlijke doelen gerealiseerd?
71
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
6 KLACHTENREGELINGEN Het kan onverhoopt gebeuren dat er een klacht is. De Klachtenregeling die op De Librije aanwezig is, biedt ons een handreiking over de te volgen weg waarlangs de klacht behandeld dient te worden. We hanteren hierbij het reglement van Instelling en Huishoudelijk Reglement van de Landelijke klachtencommissie zoals die is ingesteld door de Besturenraad Protestants Christelijk onderwijs te Voorburg. Voordat er echter gebruik gemaakt wordt van de klachtenregelingen willen we graag dat daarover contact met de betreffende leerkracht, de directie cq het bestuur wordt opgenomen. Hopelijk kunnen we in de meeste gevallen in onderling overleg, met inachtneming van de wettelijke kaders, tot een oplossing komen. Mocht echter een formele klacht onvermijdelijk zijn dan kan de klachtenregeling worden opgevraagd bij de vertrouwenspersoon van de Vereniging voor PCO te Gorredijk en omstreken. In de klachtenregeling staan de personen cq instanties vermeld waar een klacht gemeld kan worden. De Librije hanteert hiervoor de algemene procedure inzake klachtrecht die als bijlage 16 van het schoolplan is opgenomen. Bovendien is de klachtenregeling ook op de website van school voor de ouders beschikbaar. Ook voor klachten betreffende seksuele intimidatie, functiewaardering en discriminerend gedrag is de school aangesloten bij de landelijke klachtenregeling van de Besturenraad. Het reglement voor deze klachtenregeling is opgenomen in bijlage 16. Ouders kunnen gebruik maken van de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het onderwijs om klachten te deponeren. De contactgegevens staan jaarlijks in de schoolgids vermeld.
72
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
7 BELEIDSVOORNEMENS De beleidsvoornemens van De Librije worden jaarlijks weergegeven in het integrale bestuursverslag waarvan het beleidsplan ten aanzien van de schoolontwikkeling deel uitmaakt. Dit beleidsplan betreft ieder jaar het kalenderjaar volgend op het verslagjaar van het jaarverslag. In de schoolgids, die aan het begin van het nieuwe cursusjaar wordt uitgegeven, staat eveneens een korte weergave van de beleidsvoornemens. De beleidsvoornemens komen stuk voor stuk aan bod en worden in het tijdpad achter uitgewerkt met behulp van een kruisjesschema. Iedere activiteit wordt opgesplitst in een stappenplan en deze worden als mijlpalen in de planning opgenomen. Met dit schema wordt de schoolontwikkeling organisatorisch inzichtelijk gemaakt en is de voortgang tijdens het proces goed te bewaken. Bovendien is in de planning meteen zichtbaar onder wiens verantwoordelijkheid de actiepunten vallen. Feitelijk is het bedoelde jaarlijkse beleidsplan een geactualiseerde versie van het kwaliteitsbeleid en maakt daarom als bijlage 17 deel uit van het schoolplan. Ieder jaar zal het integraal jaarverslag aan de inspectie worden toegezonden om deze paragraaf van het schoolplan actueel te houden. Naast deze gegevens is loopt de vervangingscyclus ten aanzien van de gehanteerde methodieken. Het uitgangspunt voor de levensduur van de methodieken is financieel op 8 jaar gesteld. Onderwijskundig is de bandbreedte voor een methodiek afhankelijk van de kwaliteit van de methodiek en de behaalde opbrengsten. Door een bewuste keuze te maken kunnen we over het algemeen zonder problemen 8 tot 12 jaar gebruik maken van een methodiek, mits er tussentijds belangrijke wijzigingen t.a.v. bijvoorbeeld de kerndoelen zijn. Op basis van dit uitgangspunt is het vervangingsritme van de methodieken momenteel als volgt: jaar van Afgeschreven vervangen Methodiek aanschaf in: in Tekenen reeks volgens planning 1998 2008 2010 Schrijven in de basisschool 1996 2006 2011 Goed gelezen 1999 2009 2011 RekenRijk 2001 2011 2012 Wijzer door de tijd 2001 2011 2013 Wijzer door de wereld 2001 2011 2013 Wijzer door de natuur 2001 2011 2013 Moet je doen handv. textiel 2003 2013 2013 Moet je doen muziek en dans 2007 2017 2015 Taaljournaal gr. 4 t/m 7 2005 2015 2015 Veilig leren lezen 2007 2017 2017 Engels 2007 2017 2017 Klaar… over 2010 2020 2020 Beweging - methodiek Stroes 2010 2020 2020 Lekker Lezen VTL 2010 2020 2020 Deze vervangingscyclus zal tevens in de investeringsbegroting worden opgenomen. De keuze voor een nieuwe methodiek wordt meegenomen in de jaarplanning en het zogenaamde kruisjesschema. Voor de selectie van een nieuwe methodiek wordt een werkgroep uit het team samengesteld. Deze stelt eerst een sterkte/zwakte analyse voor de huidige methodiek op en gaat aan de hand van de resultaten daarvan op zoek naar alternatieven. Daar bij laten we ons bijstaan door onder meer de adviseurs van de schoolleverancier Heutink. Op deze manier kunnen we het onderwijs bij de tijd houden en gebruiken we zoveel mogelijk moderne methoden.
73
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
8 VERKLARING INSTEMMING
De Medezeggenschapsraad van pcbs "De Librije" te Gorredijk verklaart hierbij dat zij instemt met het onderhavige schoolplan, zoals dat haar is voorgelegd door het bestuur van de school.
Namens de medezeggenschapsraad,
Vertegenwoordiger oudergeleding
Vertegenwoordiger personeelsgeleding , voorzitter MR
Gorredijk 12-7-2011
Gewijzigde onderdelen na 1 augustus 2011 datum:
wijziging
paraaf voorzitter MR
1.
.................. ...................................................................................................
...............................
2.
.................. ...................................................................................................
...............................
3.
.................. ...................................................................................................
...............................
4.
.................. ...................................................................................................
...............................
5.
.................. ...................................................................................................
...............................
6.
.................. ...................................................................................................
...............................
74
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
9 VERKLARING VASTSTELLING
Het bestuur van de Vereniging voor PCO te Gorredijk e.o. stelt hierbij het schoolplan voor pcbs "De Librije" te Gorredijk vast na de instemming van de Medezeggenschapsraad verkregen te hebben.
Periode van 1-8-2011 tot 1-8-2014
Namens het bestuur,
L. Verloop, voorzitter
M. van Dijk, secretaris
Gorredijk 14-7-2011
75
Schoolplan
pcbs "De Librije" - Gorredijk
Bestandskenmerk: 2011-15-schoolplan_pcbs-De Librije-06IU.doc
76