Analyse verkiezingsprogramma’s In onderstaand document worden de voor de sector relevante standpunten van de verkiezingsprogramma’s van de grootste partijen voor de verkiezingen van september 2012 op een rijtje gezet. Het gaat om de programma’s van: CDA, ChristenUnie, VVD, D66, PvdA, SP, GroenLinks en PVV. Vijf thema’s zijn geanalyseerd. Per thema staan in een tabel de relevante citaten uit de verschillende verkiezingsprogramma’s . Het gaat om de volgende thema’s 1. 2. 3. 4. 5.
Een regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt Herkeuring oude doelgroep De beloning van doelgroep (ook in relatie tot loonkostensubsidie/loondispensatie) Stimuleren werkgevers Ontslagrecht, hoogte en duur WW en tijdelijke contracten
Daaronder vindt u in een bijlage met drie thema’s op aanverwante terreinen voor onze sector: armoedeval, AWBZ en scholingsmogelijkheden. 1. Eén regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt (Nieuwe Wwnv): Bijna alle politieke partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma’s dat er één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt komt. Hierin wordt over het algemeen de Wsw, de Wajong en de WWB samengevoegd, waarbij sommige partijen tevens de WIJ opnemen. Gemeenten worden gezien als de logische uitvoerders om de ontschotte regeling uit te voeren. Alleen de SP en de PVV willen de Wsw in zijn huidige vorm behouden. Partijen die de regeling meer uitwerken, doen daarin vaak weer afbreuk aan de de ‘ontschottting’ van regelingen en vrijheid voor gemeenten. Zo stelt de PvdA dat er in de regeling een ‘duidelijk onderscheid moet komen tussen arbeidsgehandicapten en niet-arbeidsgehandicapten’. De VVD wil dat re-integratietrajecten alleen nog voor bijzondere doelgroepen (zoals arbeidsgehandicapten) inzetten. GroenLinks wil de Wsw-doelgroep ‘deels’ opnemen in de nieuwe regeling. De meeste partijen spreken zich niet helder uit over de financiële kaders. De VVD stelt in zijn algemeenheid dat de nieuwe wet met minder geld toe kan. De PVV wil alle bezuinigingen op de Wsw terugdraaien, maar vindt dat gekort moet worden op ‘ineffectieve re-integratietrajecten’, behalve voor Wsw’ers. Politieke partij:
Passage verkiezingsprogramma:
CDA
Wij willen voortbouwen op de gedachte achter de Wet werken naar vermogen: wie niet het minimumloon kan verdienen hoort niet om die reden aan de kant te staan. De Wsw, de Wajong, de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren worden opgenomen in de nieuwe regeling. Voor jongeren die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, blijft de Wajong bestaan. Het proces van decentralisatie van rijk naar provincies en gemeenten gaat onverminderd door. Wel is meer samenhang nodig, te bereiken via een kaderwet. Wie kan werken, krijgt kansen. Ook als je arbeidsbeperkingen hebt. Ook in gewone banen. De Wet werken naar vermogen kan helpen, maar niet als het aantal beschermde plaatsen te veel wordt beperkt en te weinig geld, onder ander voor begeleiding, beschikbaar is.
CU
D66
Groenlinks
PvdA
PVV
SP
VVD
D66 wil de sociale zekerheidsregelingen WAJONG, WSW en WWB onder brengen in 1 wet. Uitgangspunt is zoveel mogelijk mensen aan de slag te krijgen bij reguliere werkgevers. Daarmee laten we mensen meedoen en beperken we tegelijkertijd de instroom in uitkeringen en sociale werkplaatsen. Gemeenten krijgen meer en meer taken overgedragen, zoals welzijnsbeleid, grote stedenbeleid, arbeidsmarktbeleid en sociale zekerheid, maar ook zorgtaken van het Rijk, van de provincies en taken van Zelfstandige Bestuursorganen. D66 steunt deze ingezette beweging. Wat efficiënt en effectief dicht bij de burger georganiseerd kan worden brengen wij onder in gemeenten. Er komt een Wet werk en zekerheid (WWZ) die de Wet werk en bijstand (WWB), Wet investeren jongeren (WIJ), Wajong en delen van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) bundelt tot een nieuwe regeling waarin participatie centraal staat. Kern van de WWZ is dat iedereen die langer dan een jaar werkloos is en geen recht meer heeft op WW aan het werk wordt geholpen of een leerwerkaanbod krijgt. De PvdA is ervan overtuigd dat gemeenten het best weten hoe mensen snel aan het werk te krijgen. Daarbij passen geen vakjes en schotjes. Daarom voegen we de Wajong, de Wet Sociale Werkvoorziening en de Wet Werk en Bijstand samen tot één regeling, in handen van gemeenten. Het onderscheid tussen arbeidsgehandicapten en niet-arbeidsgehandicapten blijft in de nieuwe regeling van groot belang. De PvdA is ervan overtuigd dat gemeenten het best weten hoe mensen snel aan het werk te krijgen. Daarbij passen geen vakjes en schotjes. Daarom voegen we de Wajong, de Wet Sociale Werkvoorziening en de Wet Werk en Bijstand samen tot één regeling, in handen van gemeenten. Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de langdurige zorg en ondersteuning. Het aantal wijkverpleegkundigen, een PvdAinitiatief, wordt verder uitgebreid. Ook zetten we door met het scheiden van wonen en zorg. De verschillende budgetten voor maatschappelijke participatie, variërend van zorg tot arbeid, worden ontschot en overgedragen aan de gemeenten. De overgedragen budgetten moeten gezamenlijk wel ten goede blijven komen aan participatie. We komen op voor de sociale werkplaatsen en draaien alle bezuinigingen hierop terug. Hier werken de allerzwaksten die in het reguliere bedrijfsleven geen schijn van kans hebben. Zij verdienen onze steun. De Wet Werken naar Vermogen wordt niet ingevoerd. De Wajong blijft toegankelijk voor volledig duurzaam arbeidsongeschikten. Afschaffen UWV, arbeidsmarkttaken naar de gemeente. Korten op ineffectieve reïntegratiesubsidies, behoudens voor de WSW’ers. Sociale werkplaatsen blijven in de toekomst beschut werk bieden voor mensen met een beperking. Ze bieden zinvol werk voor een eerlijk loon. Goede begeleiding en aanpassing van het werk aan de beperking krijgen prioriteit. Waar mogelijk en wenselijk bevorderen we uitstroom naar regulier werk, maar dwingen mensen niet om te werken onder het minimumloon. Gemeenten kunnen de re-integratie veel beter in eigen beheer doen. Voor specifieke groepen die speciale begeleiding nodig hebben, kunnen gemeenten diensten van gespecialiseerde bedrijven inschakelen. Gemeenten krijgen meer mogelijkheden om gemeentelijke leer- werkbedrijven op te richten om mensen die (nog) geen werk kunnen vinden scholing en praktijkervaring te bieden, tegen een eerlijk loon. De VVD wil daarom de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) en de Wet sociale Werkvoorziening (Wsw) samenvoegen tot een Participatiewet en de uitvoering hiervan bij gemeenten neerleggen. Re-integratietrajecten worden alleen nog voor bijzondere doelgroepen (zoals arbeidsgehandicapten) ingezet. Daardoor kunnen gemeenten met minder geld toe.
2. Herkeuring doelgroepen: Vier politieke partijen doen uitspraken over herkeuring van doelgroepen of het behoud van rechten
van doelgroepen. De overige politieke partijen doen geen directe uitspraken in hun verkiezingsprogramma over dit onderwerp. Het CDA en de PvdA willen de bestaande rechten van de werknemers in de sociale werkvoorziening respecteren. Het CDA noemt hierbij ook de Wajongers. De VVD en D66 pleiten voor een herkeuring (‘opnieuw kijken naar mogelijkheden’). Politieke partij:
Passage verkiezingsprogramma:
CDA
Wie nu werkt in de Sociale Werkvoorziening (SW) of een Wajong-uitkering heeft, gaat ook werken onder de nieuwe regeling, maar wij respecteren de bestaande rechten. Ook de mogelijkheden van mensen die nu in de oude regelingen zitten worden opnieuw bekeken. De PvdA gaat niet sjoemelen met de arbeidsvoorwaarden van mensen die nu in de sociale werkvoorziening werken. De VVD wil alle mensen die nu in de Wsw zitten herkeuren. Zo voorkomen we dat mensen onnodig in deze regeling blijven zitten en kunnen de wachtlijsten voor de Wsw worden weggewerkt.
D66 PvdA VVD
3. De beloning van de doelgroep (ook in relatie tot loonkostensubsidie/loondispensatie) Het gros van de politieke partijen stelt in haar verkiezingsprogramma dat werk moet lonen. Voor PvdA en de SP is het wettelijk minimumloon daarbij de ondergrens, ook voor arbeidsgehandicapten. Een paar partijen spreken zich uit over het instrumentarium: loondispensatie vs loonkostensubsidie. Het CDA wil loondispensatie (oplopend tot minimumloon) in kunnen zetten. ChristenUnie, PvdA en SP noemen loonkosten subsidie. Daarnaast pleiten de meeste partijen ervoor de zogenoemde ‘armoedeval’ te verminderen om ook zo werk eerder te laten lonen. Zowel de ChristenUnie, D66, PvdA en GroenLinks willen belasting op arbeid verlagen voor lagere inkomens. De VVD pakt naast het verlagen van de belasting op arbeid de inkomensafhankelijke regelingen aan. Politieke partij: CDA
ChristenUnie
PvdA
SP
Passage verkiezingsprogramma: De gemeente geeft een aanvullende uitkering die kan oplopen tot het minimumloon. We maken werken lonend door na een half jaar over te gaan op inkomstenverrekening in plaats van urenverrekening. Daardoor loont ook een overstap naar een lager betaalde baan. Gemeenten krijgen de vrijheid om regelingen op het terrein van werk, ondersteuning, vervoer e.d. op samenhangende wijze in te zetten om participatie te bevorderen. Daarom wordt in zulke gevallen loondispensatie toegestaan. De gemeente geeft een aanvullende uitkering die kan oplopen tot het minimumloon. Als je regulier werk verricht, maar gelet op je arbeidsbeperking een lagere productiviteit hebt, krijg je een loonkostensubsidie tot minimaal het wettelijk minimumloon (WML). Dit maakt het mogelijk om ook, al is het beperkt, te werken aan pensioenopbouw. Het wettelijk minimumloon is terecht de ondergrens. Dat geldt ook voor werknemers met een arbeidshandicap. Het toegroeien naar CAO-lonen vormt voldoende stimulans. Ook gedeeltelijk arbeidsongeschikten mogen niet terugvallen op een inkomensniveau onder de bijstand. Met een combinatie van loonkostensubsidie, scholing en voldoende begeleiding op de werkvloer worden mensen met arbeidshandicap geholpen om zich een plek te verwerven op de reguliere arbeidsmarkt. Het minimumloon en het sociale minimum worden beschermd. Wie naar vermogen werkt krijgt in ieder geval het wettelijke minimumloon. Als loonaanvulling noodzakelijk is kunnen loonkostensubsidies worden ingezet. De minimumjeugdlonen vanaf 18 jaar worden op termijn gelijkgetrokken met het minimumloon. Werkgevers die mensen met een beperking in dienst nemen, kunnen aanspraak maken op loonkostensubsidie en andere voorzieningen.
4. Stimuleren werkgevers Er is een trend zichtbaar om meer druk te leggen op werkgevers. De SP, de PvdA en GroenLinks pleiten voor quota. De CU wil werkgevers die niets doen meer premie laten betalen. VVD, CDA en D’66 kiezen niet voor ‘dwingende maatregelen’, hoewel D66 deze op termijn niet uitsluit. Vrijwel alle partijen proberen werkgevers daarnaast op een positieve manier te stimuleren. De ChristenUnie noemt expliciet de mogelijkheid tot detacheren. De VVD richt zich hierin meer op begeleiding door middel van jobcoaches en no-riskpolissen. Het CDA en de PVV hebben het minst over dit onderwerp te melden. Een aantal partijen wil privaat/publieke samenwerkingsverbanden of social firms bevorderen. D66 wil een passende rechtsvorm (‘maatschappelijke BV’) en innovatie financieringsvormen. GroenLinks noemt een soortgelijke social firm waarin verschillende publieke en private partijen samen publiekprivate leerwerkbedrijven oprichten. De ChristenUnie vraagt om een aparte (fiscale) status voor bedrijven die gericht zijn op het te werk stellen van mensen met een beperking. Politieke partij: CDA ChristenUnie
D66
Groenlinks
Passage verkiezingsprogramma: Wij pleiten voor een sociaal akkoord met werkgevers en vakbonden over meer stage en arbeidsplaatsen voor mensen met een beperking. We vragen bedrijven mee te werken om mensen kansen te geven. Maar we zadelen werkgevers niet op met (administratieve) rompslomp. Zij moeten er daarom altijd voor kunnen kiezen mensen met arbeidsbeperkingen in detachering aan te nemen. Bedrijven die daar geen kans toe zien, betalen meer premies om daarmee werkaanpassingen en meerkosten van werkgevers die mensen met een beperking in dienst nemen te vergoeden. Werkgevers krijgen een duurzaamheidsbonus, als de mensen die een arbeidsplek hebben gekregen na vijf jaren nog steeds in dienst zijn. Sociaal verantwoord ondernemen mag lonen. Er komt daarom een aparte (fiscale) status voor ondernemingen met een maatschappelijke doelstelling die voor 80 procent gericht is op het tewerkstellen van mensen met een beperking. Startende sociale ondernemers kunnen gebruik maken van een laagdrempelige Borgstelling MKB. De overheid geeft het goede voorbeeld. Bij de aanbesteding van overheidsopdrachten worden in contracten afspraken gemaakt over de inzet van het aantal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (social return prestatieladder). Sociaal verantwoord ondernemen mag lonen. Er komt daarom een aparte (fiscale) status voor ondernemingen met een maatschappelijke doelstelling die voor 80 procent gericht is op het tewerkstellen van mensen met een beperking. Startende sociale ondernemers kunnen gebruik maken van een laagdrempelige Borgstelling MKB. D66 wil werkgevers ondersteunen en stimuleren om mensen die vallen onder deze wet in dienst te nemen. Indien nodig stappen we over op meer dwingende maatregelen. Ruim baan voor ‘social enterprises’ Meer en meer ondernemingen worden gestart met een maatschappelijk doel als kernambitie. In landen als het VK, België en de VS worden dergelijke initiatieven door de overheid omarmd. Ook in Nederland organiseren mensen zich op deze manier, maar de overheid blijft hierbij achter. D66 wil een passende rechtsvorm (‘maatschappelijke BV’), mogelijkheden voor innovatieve financieringsvormen en bijbehorende governance- en publicatieverplichtingen die sociaal ondernemerschap stimuleren. Er komen verplichte quota voor het aantal gedeeltelijk arbeidsgehandicapten dat werkgevers (uitgezonderd kleine bedrijfjes en organisaties) in dienst moeten hebben. Het in dienst nemen van gedeeltelijk arbeidsgehandicapten wordt meer gestimuleerd en gefaciliteerd. Bekendheid van bestaande regelingen met dit doel bij werkgevers wordt vergroot. b) moeten bedrijven per 50 werknemers minimaal 1 stage of leerwerkplek aanbieden; c) worden bedrijven die veel stage- of leerwerkplekken bieden fiscaal gestimuleerd; Bedrijven, opleidingsinstituten, de gemeentelijke sociale dienst, de sociale werkvoorziening, re-integratiebureaus en het UWV bundelen hun krachten
PvdA
SP
VVD
in publiekprivate leerwerkbedrijven die mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt scholing en werkzekerheid bieden. Ouderen, chronisch zieken en mensen met een handicap krijgen maximale zeggenschap over het eigen leven: a) Eigen regie wordt gestimuleerd door de inzet van persoonsgebonden budgetten voor de mensen die dat willen.b) Er komt één onafhankelijke indicatiestelling voor zorg, onderwijs, werk en inkomen. Grote en middelgrote bedrijven worden bij wet verplicht vijf procent arbeidsgehandicapten en (oud) langdurig werklozen in dienst te hebben. Wie daaronder zit, krijgt een boete. De overheid gaat alleen in zee met bedrijven die aan dit quotum voldoen. Werkgevers krijgen groot gemak van de nieuwe regeling. Een reguliere werknemer zal niet minder kosten dan een arbeidsgehandicapte die minder productief is en extra begeleiding nodig heeft. Het verschil in productiviteit krijgt de werkgever vergoed. Papierwerk wordt ze uit handen genomen. Gemeenten krijgen meer mogelijkheden om bij aanbestedingen voorwaarden te stellen voor banen voor werkzoekenden. Werkgevers die mensen met een beperking in dienst nemen, kunnen aanspraak maken op loonkostensubsidie en andere voorzieningen. De overheid en grote bedrijven dienen meer mensen met een beperking of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in dienst te nemen en passende stageplekken te organiseren. Daarvoor maken we een wettelijke regeling. Gemeenten krijgen meer mogelijkheden om bij aanbestedingen voorwaarden te stellen voor banen voor werkzoekenden. De VVD wil arbeidsgehandicapten meer kansen bieden op werk door de mogelijkheden voor No-Risk polissen voor ondernemers te verruimen en te investeren in Job Coaches voor meer begeleiding op de werkvloer. No-Risk polissen maken het ook aantrekkelijker voor werkgevers om oudere (langdurig) werkzoekenden in dienst te nemen. Om de banenmotor in Nederland aan de praat te houden moet het voor een werkgever betaalbaar blijven om iemand in dienst te nemen. Daarom wil de VVD de werkgeverspremies verlagen. Ook krijgen werkgevers een fiscaal voordeel op de loonkosten voor het (binnenshuis) omscholen van (nieuw) personeel via bijvoorbeeld leerwerktrajecten.
5. Ontslagrecht, hoogte en duur WW, en tijdelijke contracten Ontslagrecht, hoogte en duur van de WW en tijdelijke contracten zijn belangrijke thema’s deze verkiezingen. Thema’s die ook de SW-sector raken: vanwege het effect dat het heeft op het plaatsen van mensen bij gewone werkgevers en omdat SW-bedrijven ook zelf werkgevers zijn. Alleen de SP en PVV laten de WW ongemoeid, de overige partijen willen de regeling op een of andere wijze versoberen. Veel partijen pleitten wel voor betere van werk-naar-werk-regelingen, waarbij WW-geld ingezet kan worden om dit vergemakkelijken. Voor SW-bedrijven die actief zijn in de dienstverlening van werk naar werk een relevante ontwikkeling. CDA, D66 en VVD pleiten daarnaast voor eenvoudiger, gemakkelijker onslagrecht . Een ander issue zijn de tijdelijke contracten. Op verschillende manieren proberen partijen de positie van mensen met een tijdelijk contract te verbeteren. CDA en Groenlinks willen een verbetering, maar zijn niet erg concreet over het ‘hoe’. De SP wil dat flexibel arbeidscontracten worden omgezet naar vaste contracten. De PvdA stelt dat er een vast contract wordt aangeboden nadat een werknemer 1 jaar in dienst is, behalve als in de CAO anders is overeengekomen. De ChristenUnie wil de lengte van een nieuw tijdelijke dienstverband op laten lopen in duur. De VVD gaat de maximale duur van opeenvolgende contracten verlengen naar 5 jaar. Verder valt op dat de PvdA de loondoorbetalingsplicht wil verlagen van 2 naar 1 jaar. De SP wil dat na een half jaar de loondoorbetaling ten laste komt van een collectieve zorgverzekering.
Politieke partij: CDA
ChristenUnie
D66
Groenlinks
Passage verkiezingsprogramma: Werkgevers zijn vooralsnog verplicht maximaal een half jaar lang de kosten van de WW aan het UWV te vergoeden. Op termijn wordt deze verplichting omgezet in de verplichting samen afspraken te maken over loondoorbetaling bij ontslag en preventief) te investeren in scholing. Bij de uitwerking is bijzondere aandacht voor het midden- en kleinbedrijf. Er komt een nieuwe wettelijke ontslagprocedure. Zo willen we mensen met een flexibel arbeidscontract in een betere positie op de arbeidsmarkt brengen. Sociale partners en overheid sluiten een akkoord over een nieuwe balans tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt. Daarnaast is het meer dan ooit van belang zowel fiscale maatregelen, sociale zekerheidsregels, als regels voor de arbeidsmarkt mede ten dienste te stellen van bevordering van de werkgelegenheid. Zo kunnen ontslaggelden mede ingezet worden om te kwalificeren voor een nieuwe baan; WW-rechten kunnen gepaard gaan met opleidingsrechten. In een goede mix tussen werkzekerheid en baanzekerheid. Hogere ontslagvergoedingen; uitbetaling in termijnen. Mede in samenhang met het Maasland Model willen wij hogere maximale vergoedingen mogelijk maken dan de loonsom die in het Lenteakkoord is voorzien. Een hogere vergoeding is mogelijk wanneer die in termijnen wordt uitbetaald. Als binnen de termijnperiode een baan wordt gevonden, wordt het restant als premie verdeeld over werkgever en werknemer. Zo hebben zij er beiden voordeel bij als die nieuwe baan snel gevonden wordt. Opbouw van WWrechten iets verlengen. De opbouw van WW-rechten wordt bepaald op driekwart maand per gewerkt jaar. Daar staat tegenover dat wanneer een WW-gerechtigde tijdens de uitkeringsperiode start met een andere, kleinere baan, de verrekening met de WW-uitkering plaatsvindt op basis van het daadwerkelijk verdiende loon in plaats van de gewerkte uren. Zo gaat ook in dat geval werken lonen. Bij het aanvaarden van minder betaald werk blijven ‘oude’ WW-rechten van kracht tot het einde van de duur van de oorspronkelijke uitkering. Van baan naar baan. Overeenkomstig het Maasland Model zijn werkgever en werknemer bij boventalligheid in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het vinden van een nieuwe baan. Dit zorgt dat een werknemer niet in de WW komt en dit zorgt er ook voor dat een werkgever zich blijvend verantwoordelijk voelen voor de werknemer die hij ontslaat. De werkgever houdt deze verantwoordelijkheid maximaal een jaar. Met meer werken inkomen sparen voor als er minder werk is. Daarom komt er een ‘flexibele werktijdenrekening’ om, zoals in Duitsland, in economisch goede tijden voor een bedrijf extra uren te werken. Het aldus apart gezette spaartegoed kan in tijden van laagconjunctuur of werkloosheid gebruikt worden om korter werken of inkomensverlies aan te vullen. Wordt de werknemer toch ontslagen, dan blijft een eventueel positief saldo ter beschikking van de werknemer. Jongeren krijgen kansen, ook op vaste contracten. Daarom zullen ook flexibele contracten op enig moment omgezet moeten worden in contracten met meer vastigheid. Dat gebeurt wat ons betreft door tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever in duur te doen laten oplopen. De tweede duurt tenminste een half jaar langer dan de eerste; de derde duurt ten minste een jaar langer dan de tweede. Van baan- naar werkzekerheid. We willen de tweedeling tussen mensen die langs de kant staan en mensen die meedoen verkleinen. Mensen die langs de kant staan, hebben nu te weinig kans op een baan. Modernisering van het ontslagrecht maakt het vaste contract weer aantrekkelijk. Zo scheppen we meer kansen, juist voor diegenen met een zwakkere positie op de arbeidsmarkt, zoals jongeren. D66 heeft een initiatiefwet ingediend waarin is gekozen voor een ontslagstelsel met een duidelijke en versimpelde ontslagprocedure. De redelijkheid van het ontslag (en eventuele vergoeding) kan indien nodig achteraf door de kantonrechter worden vastgesteld. Werkgevers betalen verder de eerste zes maanden van de WW. Zo krijgen zij er financieel belang bij om werkloosheid te voorkomen. We willen daarbij verhinderen dat de regeling voor arbeidsongeschiktheid (WIA) een ontwijkroute wordt. Deze veranderingen combineren we met een kortere maar hogere WW. Zo bieden we een adequaat vangnet, maar zijn mensen niet langer afhankelijk van de overheid dan nodig. Verder investeren we in scholing om werkzekerheid te vergroten. Langdurige werkloosheid wordt voorkomen door werknemers van werk naar werk te begeleiden. De werkloosheidsuitkering (WW) wordt verhoogd naar 90 procent van het laatstverdiende loon in het eerste half jaar en bedraagt 80 procent in het tweede half jaar. De maximale WW-duur is een jaar en het dagloon wordt gemaximeerd op een modaal salaris. Mensen met flexibele contracten krijgen sneller toegang tot de WW. De ontslagbescherming voor mensen met tijdelijk werk wordt verbeterd. Er komt een eenduidig ontslagrecht met korte procedures. De ontslagbescherming voor zieke en
PvdA
PVV SP
VVD
gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers wordt versterkt. Daarom komt er een nieuwe werk-naar-werk regeling: Werkgevers betalen de eerste zes maanden van de WW loon door. Dit geldt ook voor flexwerkers. De hoogte en duur van de WW blijft gelijk. Werkgever en werknemer stellen bij werkloosheid een verplicht werk-naar-werk plan op. Aan het eind van de eerste zes maanden werkloosheid wordt getoetst of beide partijen genoeg gedaan hebben om nieuw werk te vinden. Heeft de werkgever te weinig gedaan, dan moet hij langer loon doorbetalen en extra budget voor bijscholing beschikbaar stellen. Heeft de werknemer te weinig gedaan, dan krijgt hij een korting op zijn uitkering of moet hij zijn doorbetaalde loon terugstorten. Voor het MKB wordt sectorale en/of regionale samenwerking nog belangrijker. Er ontstaan mogelijkheden om het werkloosheidsrisico sectoraal te herverzekeren, daarbij wordt nog gekeken naar de conjuncturele component van het werkloosheidsrisico. Het introduceren van een loondoorbetalingsperiode in de WW vergt een collectief vangnet voor werknemers van wie de werkgever failliet dreigt te gaan. De PvdA wil af van de UWV route voor ontslag. Er komt een eenduidige ontslagroute via de Kantonrechter, waarbij werknemers recht krijgen op een preventieve toets. In geval van collectief ontslag blijft het sociaal plan leidend. Voor de hoogte van de ontslagvergoeding nemen we de huidige kantonrechtersformule als uitgangspunt. Wel willen we hem maximeren op een bedrag van 75.000 euro zoals eerder tussen werkgevers en werknemers overeengekomen. Werkgevers met tijdelijke contracten komen onder de loondoorbetalingsplicht van de WW te vallen. Er mag niet meer eindeloos gesold worden met mensen. Daarom krijgen werknemers na een tijdelijk contract van één jaar in principe een vast contract, tenzij de CAO in afwijkingen voorziet. Wij zien dat de afspraak tot 2 jaar loondoorbetaling bij ziekte in de praktijk het ongewenste effect heeft dat te weinig mensen nog voor vast worden aangenomen, daarom beperken wij de loondoorbetalingsperiode tot 1 jaar. Het ontduiken van de zekerheidsrechten van werknemers door constructies als payrolling maken we onmogelijk. De PvdA is tegen stukloon voor de laagst betaalden. Voor deze categorie werknemers moeten werkgevers netjes uren bijhouden en zich aan het minimumloon houden.. Werken met een fatsoenlijk contract is een kwestie van beschaving. Iedereen die drie maanden lang elke week, of ten minste twintig uur heeft gewerkt, heeft recht op een arbeidsovereenkomst. Werkgevers die zich hier niet aan houden, krijgen een boete. Uitzendkrachten mogen maximaal een half jaar bij 1 werkgever werken. Niet tornen aan ontslagbescherming. Ontslagvergoeding ongewijzigd. We handhaven de ontslagbescherming. De duur van de WW wordt niet verkort. Werkgevers het eerste halve jaar van de WW laten betalen is vaak onmogelijk, vanwege gebrek aan geld in het bedrijf. Dit bevordert ook het aannemen van mensen op tijdelijke contracten. De sollicitatieplicht van werklozen wordt afhankelijk van de individuele omstandigheden en de perspectieven op werk. De flexibiliteit op de arbeidsmarkt is doorgeschoten en wordt ingeperkt. Mensen met tijdelijke contracten en andere vormen van onzeker werk (uitzendkrachten, oproepkrachten, nulurencontracten) krijgen daarom eerder recht op een vast contract. Er komt een vergunningsplicht voor uitzendbureaus. Het wordt onmogelijk gemaakt dat werkgevers de verantwoordelijkheid voor mensen die voor hen werken kunnen ontlopen, zoals bij payrolling. Ook mensen met een tijdelijk contract krijgen recht op eenontslagvergoeding. Stukloon, zoals bij postbodes, accepteren we niet. Hoge kosten van twee jaar loondoorbetaling voor zieke werknemers zijn een groot risico voor het MKB en een belemmering om mensen in vaste dienst te nemen. Daarom worden de kosten voor werknemers die langer dan een half jaar ziek zijn voortaan betaald uit een collectieve verzekering. De VVD wil het daarom voor ondernemers makkelijker maken om mensen in dienst te nemen. Dat kan door ervoor te zorgen dat een ondernemer die gedwongen is iemand te ontslaan niet samen met de betrokkene in een dure en zeer langdurige en kostbare procedure terecht komt. Deze bestond oorspronkelijk om mensen met een baan te beschermen, maar zorgt er in de praktijk voor dat ondernemers minder snel mensen aannemen, waardoor veel mensen onnodig aan de kant staan. De kantonrechtersformule en de gang naar het UWV maken ontslag erg duur, en moeten dan ook worden afgeschaft. Door in de wet een vaste ontslagvergoeding van een week per gewerkt jaar op te nemen (met een maximum van een half jaarsalaris), wordt het ontslagrecht eerlijker en eenvoudiger. Tot slot wil de VVD opeenvolgende arbeidscontracten tot een maximale duur van vijf jaar mogelijk maken. Deze maatregelen gelden voor de gehele arbeidsmarkt. De arbeidsrechtelijke positie van ambtenaren wordt gelijkgesteld aan die van andere werknemers.
Bijlage: Aanverwante terreinen 1. Armoedeval: Het gros van de politiek partijen kijkt naar mogelijkheden om belastingen op (laagbetaalde) arbeid te verlagen om zo werken lonend te maken boven een uitkering. Politieke partij: CDA
ChristenUnie
D66
Groenlinks
PvdA
SP
VVD
Passage verkiezingsprogramma: De gemeente geeft een aanvullende uitkering die kan oplopen tot het minimumloon. We maken werken lonend door na een half jaar over te gaan op inkomstenverrekening in plaats van urenverrekening. Daardoor loont ook een overstap naar een lager betaalde baan. Werken wordt sneller lonend. Dat doen we door lasten op arbeid te verlagen. Werk mag lonen. Als je regulier werk verricht, maar gelet op je arbeidsbeperking een lagere productiviteit hebt, krijg je een loonkostensubsidie tot minimaal het wettelijk minimumloon (WML). Dit maakt het mogelijk om ook, al is het beperkt, te werken aan pensioenopbouw. Hervorming van arbeidsmarkt, AOW, sociale zekerheid en zzp-regelingen, gekoppeld aan verlaging van de belasting op arbeid. Meer banen en lagere uitkeringsuitgaven zijn het resultaat. Het behoud en het scheppen van banen heeft topprioriteit. De belastingen op arbeid en de loonkosten voor met name laagbetaalde arbeid voor werkgevers worden verlaagd. Werken tegen een laag loon moet financieel meer opleveren. Dat zorgt ervoor dat economische zelfstandigheid eerder mogelijk wordt met een deeltijdbaan en laag loon. De leeftijd waarop iemand recht krijgt op het wettelijk minimumloon wordt verlaagd van 23 naar 18 jaar. Het wettelijk minimumloon is terecht de ondergrens. Dat geldt ook voor werknemers met een arbeidshandicap. Het toegroeien naar CAO-lonen vormt voldoende stimulans. Wie een fatsoenlijk werkaanbod weigert, krijgt een korting op zijn uitkering. Dit kan ook gebeuren als iemand afspraken over het volgen van scholing, re-integratie of werk willens en wetens niet nakomt. Ook gedeeltelijk arbeidsongeschikten mogen niet terugvallen op een inkomensniveau onder de bijstand. Werk moet lonen. Ook dat moet gelden voor elke werklozen. Het kan niet zo zijn dat werklozen erop achteruit gaan als ze werk aanvaarden. Het fiscale stelsel richten we zo in dat werkgelegenheid wordt gestimuleerd. We verhogen de lasten op consumptie, vermogen en milieuvervuiling en verlagen de belastingen op arbeid. Het minimumloon en het sociale minimum worden beschermd. Wie naar vermogen werkt krijgt in ieder geval het wettelijke minimumloon. Als loonaanvulling noodzakelijk is kunnen loonkostensubsidies worden ingezet. De minimumjeugdlonen vanaf 18 jaar worden op termijn gelijkgetrokken met het minimumloon. Werken moet lonen. Door de vele inkomensafhankelijke regelingen gaan veel mensen er financieel op achteruit als zij van een uitkering naar een baan gaan. Werkloze alleenstaande ouders die vier dagen in de week tegen het minimumloon gaan werken gaan er in Nederland meer dan 1.000 euro per jaar op achteruit. Dit vindt de VVD onacceptabel. De inkomensafhankelijke maatregelen die deze ´armoedeval´ creëren, worden afgeschaft of aangepast. De VVD wil de twaalf regelingen terugbrengen tot vier, met elk een eigen, logisch doel: de kinderbijslag en het kindgebonden budget voor inkomensondersteuning en de combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag voor de bevordering van participatie. Verder komt er in plaats van drie belastingkortingen voor uitkeringsgerechtigde ouders één nieuwe alleenstaande-oudertoeslag op het kindgebonden budget. Deze nieuwe toeslag is onafhankelijk van het al dan niet ontvangen van een uitkering, waardoor werkende alleenstaande ouders niet langer benadeeld worden ten opzichte van niet-werkende alleenstaande ouders. Ouders met een thuiswonend gehandicapt kind krijgen een extra tegemoetkoming. Prestaties op de arbeidsmarkt worden nu te weinig beloond. Daarom wordt de BTW-verhoging naar 21% na 2013 gecompenseerd. Hiertoe wordt de inkomstenbelasting verlaagd onder meer door de arbeidskorting fors te verhogen.
2. AWBZ:
Het merendeel van de politieke partijen pleit voor het afslanken van de AWBZ tot een regeling die zich richt op mensen die langdurige zorg nodig. De rest van taken wordt bij de gemeenten of bij de zorgverzekeraars ondergebracht. De SP wil de huidige AWBZ behouden. De verkiezingsprogramma’s gaan verder niet in op de invulling en uitvoering van dagbesteding. Politieke partij: CDA
ChristenUnie
D66
Groenlinks
PvdA
PVV
Passage verkiezingsprogramma: De AWBZ verzekert langdurige verzorging en verpleging op medische indicatie. Alle niet zorgelementen (zoals wonen en verblijf en (maatschappelijke) begeleiding) verdwijnen uit de AWBZ. Een uitzondering wordt gemaakt voor de begeleiding die onlosmakelijk verbonden is met de 24-uurs zorg. De AWBZ wordt uitgevoerd door zorgverzekeraars voor hun eigen verzekerden. Dit maakt het mogelijk om tot integrale, vraaggestuurde zorgverlening dicht bij mensen te komen. Samenwerking met gemeenten is essentieel. De positie van gemeenten, de ‘eerste overheid’, wordt versterkt, met name in het sociale domein (decentralisatie op gebieden op het gebied van werk en sociale zekerheid, de AWBZ-begeleiding en de Jeugdzorg). Gemeenten krijgen de vrijheid om regelingen op het terrein van werk, ondersteuning, vervoer e.d. op samenhangende wijze in te zetten om participatie te bevorderen. Van verzekering naar voorziening. Voor de meest kwetsbare mensen in onze samenleving die levenslang en levensbreed een beroep moeten doen op onverzekerbare zorg blijft de AWBZ bestaan. Het is echter veel doelmatig een flink deel van de op dit moment via de AWBZ geleverde zorg voortaan in de vorm van een voorziening onder te brengen in de WMO. De gemeenten zijn dan verantwoordelijk voor het leveren van deze zorg. Zij kunnen die zorgvraag samenbrengen met andere voorzieningen, zoals thuiszorg of vervoer. Zo kan met behoud van kwaliteit met minder geld meer zorg aan meer mensen worden verleend. Voor specifieke doelgroepen, zoals ernstig gehandicapten, blijft de aanspraak op AWBZ behouden. Bij de decentralisatie van zorgtaken naar het lokale niveau, krijgen gemeenten voldoende financiële en wettelijke ruimte, want complexe wetgeving en gebrek aan tijd om decentralisaties voor te bereiden zorgen voor een onnodige verhoging van de uitvoeringskosten voor gemeenten. AWBZ hervormen D66 wil de cruciale AWBZ voorziening betaalbaar houden door die terug te brengen tot de kern. D66 wil onderscheid maken tussen wonen, zorg en service. De zorg wordt vergoed. Wonen en service worden niet uit het collectief gefinancierde AWBZ-budget betaald, maar is net als in andere fases van het leven voor eigen rekening. Dit bevordert ook dat mensen langer thuis blijven wonen, wat bijdraagt aan hun geluk en gezondheid. In de uitvoering willen wij gemeenten verantwoordelijk maken voor begeleiding, verzorging en verpleging thuis. Voor verpleging en verzorging die niet meer thuis kan plaatsvinden, worden zorgverzekeraars verantwoordelijk. Langdurige zorg (AWBZ) wordt zoveel mogelijk overgeheveld naar de publieke basisverzekering of naar gemeenten. Zorgverzekeraars worden verplicht samen te werken met gemeenten om zorgvoorzieningen te realiseren die het mogelijk maken om langer thuis te wonen. Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de langdurige zorg en ondersteuning. Gemeenten zorgen dat eenieder de langdurige zorg krijgt die nodig is. Met zorg, ondersteuning en behandeling wordt er naar gestreefd zoveel mogelijk mensen zo volledig mogelijk mee te laten doen in de samenleving. In landelijke wetgeving worden de rechten van cliënten en patiënten duidelijk geregeld en wordt vastgelegd om welke zorg het gaat. Gemeenten bepalen zelf hoe ze het vervolgens organiseren. Hierdoor kan zorg optimaal worden aangepast aan de lokale situatie en behoefte. De verschillende budgetten voor maatschappelijke participatie, variërend van zorg tot arbeid, worden ontschot en overgedragen aan de gemeenten. De overgedragen budgetten moeten gezamenlijk wel ten goede blijven komen aan participatie. Niet terug te vinden.
SP
VVD
In plaats van de AWBZ uit te kleden, gaan we de zorgzwaartepakketten omvormen tot betere betaalvormen, op basis van zorgvraag, personeelsbezetting en omgevingseisen. Gemeenten krijgen meer invloed op de organisatie van de zorg, zonder dat we zorgtaken overhevelen. De VVD kiest ervoor om zaken die in de AWBZ zitten maar die verzekerbaar zijn, over te hevelen naar de zorgverzekering. Lichtere functies zoals begeleiding en persoonlijke verzorging gaan over naar de gemeente. Die taken worden toegevoegd aan de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, waarmee gemeenten mensen kunnen ondersteunen om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Gemeenten voeren al veel taken uit om mensen te helpen bij werk, onderwijs, opvoeding en ondersteuning. Door taken die bij elkaar horen te koppelen, kunnen mensen met maatwerk ondersteund worden. Het compensatiebeginsel in de WMO gaat uit van wat mensen wél kunnen in plaats van wat ze niet kunnen. Dit is voor de VVD een cruciaal uitgangspunt.
3. Scholingsmogelijkheden: In de verkiezingsprogramma’s is een tendens dat de werkgever meer inzet op de scholing van haar werknemers. Investeringen in ambachtelijke beroepen komt in diverse verkiezingsprogramma’s terug. De combinatie van werken en leren komt veelvoudig terug. Politieke partij: CDA
ChristenUnie
D66
Groenlinks
Passage verkiezingsprogramma: De stelselwijziging van passend onderwijs heeft een breed draagvlak, we willen zo min mogelijk bureaucratie bij de samenwerkingsverbanden. Er blijven voldoende middelen om kwetsbare jongeren te ondersteunen. Werknemers krijgen een persoonlijk budget dat gebruikt kan worden voor scholing en werk-naar-werktrajecten. De overheid stimuleert dat werkgevers en werknemers ruimte maken voor individuele, breed inzetbare scholingsrechten voor werknemers, zodat zij kunnen investeren in hun eigen inzetbaarheid, regie over hun eigen loopbaan kunnen nemen en hun vakmanschap op peil houden. Er komt een meer gedifferentieerd collegegeld: lager voor arbeidsmarktrelevante studies en hoger voor bijzonder excellente opleidingen. Verlaging van het collegegeld kan bijvoorbeeld ingezet worden voor technische opleidingen en lerarenopleidingen voor die vakken waar een tekort is of dreigt. Eerherstel voor vakmanschap, voorrang voor het beroepsonderwijs, een ambachtsschool-nieuwe-stijl. Van baanzekerheid naar werkzekerheid. Daarom brengen we de verantwoordelijkheid van de werkgever om te investeren in scholing en vaardigheden en de verantwoordelijkheid van de werknemer om te blijven leren met elkaar in verband. Daartoe wordt ook geïnvesteerd in een leeftijdsbewust personeelsbeleid, wat bijdraagt aan fitte mensen ook op latere leeftijd. Werknemers krijgen een talentenbudget, dat zij ook bij een nieuwe baan kunnen meenemen. Leren van elkaar. Wij investeren in 10.000 extra meester-gezel plaatsen in de zorg, het onderwijs, ambachtelijke beroepen en de veiligheid. Hier combineren jongeren werk en opleiding. D66 wil scholingsvouchers introduceren voor ouderen die langdurig werkloos zijn. Zij mogen deze vouchers inzetten voor scholing of begeleiding bij de zoektocht naar werk. D66 wil dat alle werkgevers scholingsafspraken in hun arbeidscontracten opnemen. Daarbij is een belangrijk uitgangspunt dat de werknemer zeggenschap over de te volgen opleiding heeft. Verhogen kwaliteit MBO D66 wil de kwaliteit van het MBO-onderwijs versterken. D66 pleit voor een beperkt aantal herkenbare en brede studierichtingen in het MBO. Deze zorgen voor goede aansluiting op het VMBO én op de HAVO, waardoor studiekeuze eenvoudiger wordt. Na een brede start in het eerste jaar heeft elke richting verschillende specialisaties. Deze specialisaties moeten aansluiten bij een beroep en opleiden voor de arbeidsmarkt, ook in aantallen studenten. Kleine unieke, specialistische opleidingen waar wel een duidelijke vraag naar is vanuit de arbeidsmarkt, krijgen een aparte positie. Alle werknemers krijgen een individueel scholingsbudget. Deze scholingsrechten worden via een nationaal scholingsfonds door werkgevers gefinancierd en fiscaal gestimuleerd. De levensloopregeling en de spaarloonregeling gaan erin op. Dat geldt ook voor de bestaande ontslagvergoedingen en de doorwerkbonus. Als werknemers van hun werkgever onvoldoende mogelijkheden voor scholing hebben gekregen, krijgen zij bij ontslag recht op een vergoeding. Die moeten zij aan scholing besteden
PvdA
PVV
SP
VVD
dan wel aanwenden als bedrijfskapitaal indien zij kiezen voor zelfstandig ondernemerschap. Werkgevers en vakbonden gaan serieus werk maken van kwaliteit van laagbetaald werk, scholing, loopbaanontwikkeling en langer doorwerken. Alleen ontwikkelcao’s die harde afspraken bevatten over levensloopbewust personeelsbeleid worden in de toekomst nog algemeen verbindend verklaard. De PvdA wil daarom de komende jaren meer ruimte voor initiatieven als de Werkschool en Vakscholen, waarin de praktijkopleiding tot vakmanschap centraal staat. Stagemogelijkheden voor jongeren moeten worden uitgebreid. De overheid – lokaal en landelijk – geeft zelf het goede voorbeeld. Als er geen stageplek beschikbaar is, biedt de opleiding een werkervaringsleerplek aan. Zodat de jongere wel het diploma kan halen. Er komt een budget voor individuele ondersteuning om langdurig werklozen weer aan het werk te helpen. Voor werkloze jongeren geldt: terug naar school of aan het werk. De gemeenten zien daar op toe en bieden ondersteuning. Stapelen kan ook op latere leeftijd. Maar van “een leven lang leren” komt in Nederland nog te weinig terecht. De flexibiliteit van de arbeidsmarkt maakt dat er te weinig geïnvesteerd wordt door werkgevers, zelfstandigen en werknemers in bij- en nascholing. Het regionaal inzetten van de middelen van de O&O fondsen, kan dat doorbreken. Er is een schreeuwend tekort aan geschoolde vakmensen: monteurs, lassers, meeten regeltechnici, bouwvakkers etc. Techniek krijgt dus volop aandacht, al op de lagere school. De ambachtsschool is cruciaal. Geen bezuiniging op het passend onderwijs. Iedere jongere onder de 27 jaar hoort daarom te werken of naar school te gaan. Schooluitval wordt bestreden door intensievere begeleiding en - voor hen die dat nodig hebben - praktijkgerichte lessen. Opleidingen houden meer rekening met de te verwachten vraag naar arbeidskrachten, onder meer door het stimuleren van technische opleidingen in VMBO, MBO en HBO. Er komt een betere afstemming tussen onderwijs en bedrijfsleven. Van het bedrijfsleven worden meer initiatieven gevraagd voor stage en scholing, bijscholing en omscholing van (aanstaand) personeel. De bezuinigingen op het zogenaamde ‘passend onderwijs’ worden teruggedraaid. Voor leerlingen met een stoornis of beperking dient speciaal onderwijs beschikbaar te zijn. Geld voor zorgleerlingen wordt besteed aan begeleiding, niet aan andere zaken. Iedereen onder de 27 jaar leert of werkt. Voor jongeren die wegens beperkingen geen startkwalificatie kunnen halen komen er meer mogelijkheden om een - op hun talenten gerichte - opleiding, werk of dagbesteding te volgen. Uitval in het voortgezet en beroepsonderwijs pakken we aan door intensievere begeleiding. Het aantal stageplaatsen gaat omhoog. Kleine ondernemers krijgen de mogelijkheid om een Erkend Leerwerkmeester te worden. Zo komen meer stageplekken beschikbaar, juist ook voor de doelgroepen MBO niveau 1 en 2 en voor leerlingen uit het praktijk- en speciale onderwijs. Om de banenmotor in Nederland aan de praat te houden moet het voor een werkgever betaalbaar blijven om iemand in dienst te nemen. Daarom wil de VVD de werkgeverspremies verlagen. Ook krijgen werkgevers een fiscaal voordeel op de loonkosten voor het (binnenshuis) omscholen van (nieuw) personeel via bijvoorbeeld leerwerktrajecten. Jongeren uit het speciaal onderwijs verdienen extra aandacht om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en zelfredzaamheid te ontwikkelen. De afgelopen periode ingezette hervormingen van het speciaal onderwijs worden voortgezet. Het is belangrijk dat MBO-opleidingen en de arbeidsmarkt goed op elkaar aansluiten. MBO-instellingen kunnen nu zelf hun opleidingsaanbod bepalen. De VVD wil daar niet aan tornen. Maar instellingen moeten duidelijk en eerlijk zijn over de kansen op een baan na de opleiding. Het bedrijfsleven dient nauwer betrokken te zijn bij deze beroepsopleidingen , bijvoorbeeld door meer mensen uit het bedrijfsleven les te laten geven. Zo kan het onderwijs beter aansluiten bij de arbeidsmarkt. Om dit verder te stimuleren wil de VVD dat financiering van opleidingen deels wordt bepaald door de kans die een opleiding geeft op een baan en de mate waarin MBO’s samenwerken met ondernemers. De VVD wil de niveaus 1 en 2 van VMBO en MBO samenvoegen tot één integrale opleiding. Dit sluit veel meer aan bij de vaardigheden van de leerlingen en voorkomt schooluitval.