N E U R O F A R M A C O L O G I E
Parkinson, levodopa en het risico op een melanoom J-D. Vermeij, A. Winogrodzka, J. Trip, W.E.J. Weber Al sinds de jaren zeventig wordt in de literatuur een associatie gesuggereerd tussen de ziekte van Parkinson en/of levodopagebruik en een verhoogd risico op melanoomvorming. Deze mogelijke associatie heeft onder andere geleid tot een waarschuwing in de bijsluiter bij de combinatie levodopa/ carbidopa. Het is echter de vraag of deze waarschuwing gegrond is. Tot op heden zijn er vijf grote studies gepubliceerd die deze associaties hebben onderzocht. Hieruit kunnen drie belangrijke conclusies worden getrokken. Allereerst blijkt er sprake te zijn van een verhoogd risico op melanoomvorming bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Dit verhoogde risico blijkt echter ook al aanwezig te zijn vóórdat de ziekte gediagnosticeerd is. Tot slot blijkt het gebruik van levodopa niet bij te dragen aan dit verhoogde risico. Welke factoren hiervoor wél verantwoordelijk zijn, is onbekend en dient nader onderzocht te worden. Het is aan te raden om de waarschuwing in de bijsluiter van de combinatie levodopa/carbidopa te verwijderen aangezien dit enkel kan leiden tot overbodige angst of terughoudendheid bij het voorschrijven van deze medicatie. (Tijdschr Neurol Neurochir 2008;109;5:214-20)
Inleiding Levodopa is één van de hoekstenen in de behandeling van de ziekte van Parkinson. De snelle en significante verbeteringen in motoriek door met name vermindering van bradykinesie en rigiditeit na het starten met levodopa maakt het mogelijk dat patiënten langer zelfstandig kunnen functioneren.1 Mede hierdoor wordt levodopa beschouwd als ‘gouden standaard’ bij de behandeling van deze aandoening.2 Vanwege het gunstige effect op de symptomen blijkt dat vrijwel alle patiënten met de ziekte van Parkinson in een vroeger of later ziektestadium met levodopa behandeld zullen worden.1 Chronisch gebruik heeft echter ook nadelen: op den duur kunnen fluctuaties ontstaan in de motoriek (‘wearing off ’, ‘on-off ’) en kunnen dyskinesieën ontstaan.3 Deze, aan een behandeling met levodopa inherente problematiek, is uitvoerig in de literatuur beschreven. Een minder frequent belicht onderwerp waar onduidelijkheid over bestaat is de vraag of er een associatie bestaat tussen levodopagebruik en het ontwikkelen van melanomen. Het ‘Farmacotherapeutisch Kompas
2008’ vermeldt als bijwerking bij de combinatie ‘levodopa/carbidopa’ dat een ‘kwaadaardig melanoom’, zij het ‘zelden’, zou kunnen ontstaan.4 Ook waarschuwt de bijsluiter van ‘levodopa/carbidopa’ voor terughoudendheid bij het voorschrijven van dit middel bij patiënten met een kwaadaardig melanoom in de voorgeschiedenis en/of de aanwezigheid van een (nog) ongediagnosticeerde huidaandoening.5 Het is echter de vraag of deze waarschuwing, die door patiënten als bedreigend kan worden opgevat en die bij artsen zou kunnen leiden tot terughoudendheid bij het voorschrijven van deze medicatie, gegrond is. In dit overzichtsartikel wordt een overzicht gegeven van de huidige kennis over de relatie tussen de ziekte van Parkinson en het ontstaan van melanomen enerzijds en tussen levodopagebruik en het ontstaan van melanomen anderzijds.
Historisch overzicht van de literatuur De associatie tussen levodopagebruik en het ontstaan van melanomen werd voor het eerst gelegd in
Auteurs: J-D. Vermeij, A. Winogrodzka, J. Trip en W.E.J. Weber, afdeling Neurologie, UMC Maastricht, P. Debyelaan 25, 6229 HX Maastricht. Correspondentie graag richten aan: J-D. Vermeij, BSc, afdeling Neurologie, werkgroep Bewegingsstoornissen, UMC Maastricht, Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht, tel: +31 (0)43-3875117, fax: +31 (0)43-3877055, e-mailadres:
[email protected] Trefwoorden: M. Parkinson, levodopa, melanoom, bijsluiter. Belangenconflicten: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Ontvangen: 29 februari 2008, geaccepteerd voor publicatie: 9 juni 2008.
214
VOL.
10 9
NR.
5 - 2008
T I J D S C H R I F T
V O O R
N E U R O L O G I E
E N
N E U R O C H I R U R G I E
1972.7 In een case-report werd een 50-jarige man beschreven met de ziekte van Parkinson die, vóórdat gestart werd met levodopa, een melanoom had ontwikkeld op zijn linker scapula. Deze werd chirurgisch verwijderd en er was geen bewijs voor metastasering. Vier maanden nadat gestart werd met levodopabehandeling werden gepigmenteerde noduli verwijderd op de plaats waar eerder het melanoom werd gevonden. Men stelde de diagnose: recidief melanoom, waarna de levodopabehandeling gestaakt is.6, 7 Na deze publicatie volgden in de jaren zeventig meerdere case-reports. Opvallend was dat bij alle patiënten reeds een melanoom of ‘benigne naevus’ in de voorgeschiedenis gevonden werd, nog vóórdat gestart werd met levodopatherapie.8 Ook werden in deze periode al vraagtekens gezet bij deze relatie. Zo volgde in 1978 een wetenschappelijk artikel waarin de bevinding beschreven werd dat van een database van 1.099 patiënten met een primair melanoom, slechts één patiënt levodopa gebruikte. 9 Ook in de jaren tachtig en negentig volgden verschillende case-reports, samengevat in een overzichtsartikel in 1997, waarin de relatie tussen levodopa en melanoomvorming reeds ter discussie wordt gesteld.10 De kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is dat deze rapportages alle case-reports betreffen, waarbij mogelijk onterecht causale verbanden worden gelegd aan de hand van waarnemingen die enkel vragen om verder onderzoek.11
Ziekte van Parkinson en het ontstaan van melanomen Vanaf 2005 zijn drie grotere epidemiologische studies gepubliceerd die de associatie tussen de ziekte van Parkinson en het ontstaan van melanomen onderzochten. In de eerste studie werd de incidentie van melanoomvorming onder 14.088 patiënten met de ziekte van Parkinson uit het ‘Danish National Hospital Register’ (een register die alle diagnoses van de ziekte van Parkinson tussen 1977 en 1998 beschrijft) vanuit een retrospectieve cohortopzet vergeleken met de ‘standardised incidence ratio’ (de geschatte incidentie van melanoomvorming onder de algemene bevolking).12 Uit deze studie bleek dat binnen deze patiëntengroep in totaal 1.282 gevallen van kanker waren gerapporteerd bij de ‘Danish Cancer Registry’, terwijl het te verwachten aantal (op basis van observaties naar aantal persoonsjaren en incidentie van kankervorming) 1.463,9 bedroeg. Er bleek hier juist een significante risicoreductie van 12% te bestaan voor het ontstaan van tumoren bij patiënten met de ziekte
T I J D S C H R I F T
V O O R
N E U R O L O G I E
E N
van Parkinson. Dit gold met name voor tabaksgerelateerde tumoren, zoals longkanker, larynxkanker en voor urineblaastumoren, hetgeen mogelijk verklaard kan worden uit het feit dat patiënten met de ziekte van Parkinson minder vaak blijken te roken.13 Opvallend hierbij was dat bepaalde typen tumoren, zoals de maligne melanomen, juist 95% vaker voorkwamen dan verwacht (44 observaties, ten opzichte van 22,5 te verwachten gevallen). Vanwege deze opmerkelijke resultaten, heeft dezelfde onderzoeksgroep deze studie in 2006 verder uitgediept met de vraag welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van een maligne melanoom.14 Gesteld werd dat wanneer levodopagebruik de oorzaak zou zijn van de verhoogde incidentie van melanomen, deze incidentie vanzelfsprekend alléén verhoogd zou zijn nadat gestart werd met de levodopatherapie. Wanneer echter andere, aan de ziekte van Parkinson gerelateerde factoren, verantwoordelijk zouden zijn voor de incidentieverhoging (zoals genetische factoren of omgevingsinvloeden), zou deze toename al eerder zichtbaar kunnen zijn, mogelijk al voordat de diagnose ‘ziekte van Parkinson’ gesteld is, of voordat men de therapie is gestart. In een retrospectief onderzoek, werden patiënten met de ziekte van Parkinson uit hetzelfde ‘National Hospital Register’ bij wie de diagnose tussen 1986 en 1998 gesteld was (8.090 patiënten), individueel gekoppeld aan enkele, qua leeftijd en geslacht overeenkomende, controlepersonen (uiteindelijk 32.320 personen in totaal), verkregen uit de ‘Danish Central Population Register’ (een bestand met basisinformatie van alle 5,3 miljoen inwoners van Denemarken).14 Beide groepen werden gecontroleerd in de ‘Danish Cancer Registry’ op aanwezigheid van tumoren, waaronder maligne melanomen, waarbij diagnosestelling plaatsvond voordat de diagnose ‘ziekte van Parkinson’ gesteld werd bij deze patiëntengroep. Uit dit onderzoek bleek dat van de 8.090 onderzochte patiënten, 966 personen (11,94%) enige vorm van kanker hadden ontwikkeld vóórdat ze voor het eerst gezien waren in verband met de ziekte van Parkinson. Bij de controlegroep van 32.320 personen bleek dit bij 3.734 personen (11,55%) het geval te zijn. Eindpunt bij deze controlegroep was diagnosestelling van de ziekte van Parkinson bij de patiënt waaraan de controlepersoon gekoppeld was. Vóór diagnosestelling bleek er geen significant verschil te zijn in de ‘algemene’ tumorontwikkeling tussen beide groepen. Wanneer onderscheid gemaakt werd tussen vormen van kanker, werden wederom duidelijke verschillen gezien: maligne melanomen werden gevonden bij 0,57% van de Parkinsonpopulatie, tegenover 0,40% bij de controle-
N E U R O C H I R U R G I E
VOL.
10 9
NR.
5 - 2008
215
8.090 patiënten
32.320 personen
966 patiënten enige vorm van kanker voor diagnosestelling
3.734 personen enige vorm van kanker voor diagnosestelling
11,94%
11,55%
waarvan 46 in vorm van melanoom
0,57%
waarvan 128 in vorm van melanoom Risico op melanoom 44% hoger bij ziekte van Parkinson
0,40%
Figuur 1. Ziekte van Parkinson en ontwikkeling van melanomen (Olsen et al. Epidemiology 2006).14 Uit deze studie blijkt geen significant verschil in de ‘algemene tumorontwikkeling’ tussen patiënten met de ziekte van Parkinson en een ‘gezonde’controlegroep. Wél wordt een significant verschil in specifiek de melanoomvorming gevonden, reeds vóórdat de ziekte van Parkinson klinisch manifest is: het risico op een maligne melanoom bij Parkinson-patiënten blijkt 44% hoger dan bij de ‘algemene controlepopulatie’.
groep. Hieruit volgt dat het risico op een maligne melanoom bij patiënten met de ziekte van Parkinson 44% hoger is dan bij de algemene populatie, hetgeen statistisch significant bleek (zie Figuur 1). Opvallend is dat deze risicotoename met name gezien werd in het laatste jaar, voordat de diagnose ‘ziekte van Parkinson’ gesteld werd. Eenzelfde risicotoename gold voor het ontstaan van andere huidcarcinomen, die 26% vaker voorkwamen bij de Parkinsonpopulatie. Tabaksgerelateerde vormen van kanker bleken juist significant minder voor te komen: de Odds Ratio was 0,68 terwijl de lokalisaties van deze tumoren gelijk bleven. Samenvattend kan uit beide studies geconcludeerd worden dat er een verhoogd risico bestaat op het ontwikkelen van maligne melanomen bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Omdat dit verhoogde risico reeds aanwezig is vóórdat de diagnose gesteld is en vóórdat met een specifieke therapie gestart is,
216
VOL.
10 9
NR.
5 - 2008
T I J D S C H R I F T
lijkt de associatie tussen levodopagebruik en het ontstaan van deze melanomen onwaarschijnlijk. De relatie tussen maligne melanomen en de ziekte van Parkinson werd recent opnieuw onderzocht (in 2007).15 In deze studie werd gebruik gemaakt van een database van de ‘Physician’s Health Study’(een placebogecontroleerde, klinische studie naar aspirine en bètacaroteen voor de primaire preventie van cardiovasculaire ziekten en kanker onder 22.071 mannen uit de Verenigde Staten). In deze studie bleken 487 deelnemers (binnen een periode van 23 jaar follow-up) de ziekte van Parkinson te hebben ontwikkeld. Voor elke patiënt werd een controlepersoon van dezelfde leeftijd geselecteerd, die vrij was van kanker ten tijde van het stellen van de diagnose ‘ziekte van Parkinson’ bij de aan hem gekoppelde patiënt. Onder de 974 deelnemers (twee groepen van 487) bleken in totaal 121 tumoren tot ontwikkeling te zijn gekomen binnen een periode van ongeveer 5,5 jaar follow-up. Hiervan waren 68 gevallen af-
V O O R
N E U R O L O G I E
E N
N E U R O C H I R U R G I E
Danish Hospital Register
48 gevallen bekend van ziekte van Parkinson + melanoomvorming
192 ‘gezonde’ controlepersonen
Het RR op een maligne melanoom is 85% hoger bij de ziekte van Parkinson
172 controlepersonen met enkel ziekte van Parkinson
Patiënten indelen op cumulatieve levodopa-dosis
gemiddeld 1.495 kg tot ontwikkeling melanoom
gemiddeld 1.307 kg tot ontwikkeling melanoom bij aangekoppelde patiënt
Het RR op het ontwikkelen van een maligne melanoom bedraagt 1.0 per 1.000 kg cumulatieve dosis levodopa
Figuur 2. Levodopa en het ontstaan van melanomen (Olsen et al. Movement Disorders 2007).16 Er blijkt geen significant verschil te bestaan in cumulatieve levodopa-inname met betrekking tot de melanoomvorming.
komstig van de controlegroep en 53 van de Parkinsongroep, hetgeen aangeeft dat ‘overall’ kanker minder vaak voorkomt bij de Parkinsongroep dan bij een ‘gezonde’ controlegroep (resp. 11% ten opzichte van 14%), met een (niet-significant) relatief risico (RR) van 0,84. Het verminderde risico is nog duidelijker uitgesproken voor tabaksgerelateerde tumoren, hoewel ook dit niet significant bleek. Het duidelijkste verschil werd gevonden bij het maligne melanoom: patiënten met de ziekte van Parkinson bleken een significant, toegenomen risico op het ontstaan van deze tumoren te hebben, met een significante RR van 6,15 (9 gevallen in de Parkinsongroep vergeleken met 0 gevallen in de controlegroep).
Levodopagebruik en het ontstaan van melanomen In een retrospectieve, gecontroleerde studie werd onderzocht of de verhoogde incidentie van melanomen bij patiënten met de ziekte van Parkinson te wijten is
T I J D S C H R I F T
V O O R
N E U R O L O G I E
E N
aan levodopagebruik.16 Uit een recenter bestand van de ‘Danish Hospital Register’ werden patiënten met de ziekte van Parkinson geëxtraheerd die een maligne melanoom hadden ontwikkeld. Aan het einde van 2002 bleken er 48 gevallen te zijn beschreven. Deze patiënten zijn gekoppeld aan 4 controlepersonen van dezelfde leeftijd en geslacht. In deze studie bleek het relatieve risico (RR) op een maligne melanoom 85% hoger te zijn wanneer patiënten de ziekte van Parkinson ontwikkelden ten opzichte van ‘gezonde personen’. Vervolgens werd de studie uitgebreid: de statussen van deze 48 patiënten met de ziekte van Parkinson in combinatie met melanomen en van 172 willekeurig gekozen patiënten uit het grote Parkinsonbestand werden opgezocht. De patiënten werden ingedeeld in drie groepen (‘waarschijnlijk de ziekte van Parkinson’, ‘mogelijk de ziekte van Parkinson’ en ‘Parkinsonisme’) en de medicatiegeschiedenis werd bestudeerd. Opvallend was dat bij vergelijking van de subgroep van patiënten met een ‘waarschijnlijke diagnose ziekte van Parkinson’ met de overige twee groepen waarbij
N E U R O C H I R U R G I E
VOL.
10 9
NR.
5 - 2008
217
Tabel 1. Risicotoename van maligne melanoom bij M. Parkinson ten opzichte van de 'controlegroep'. Studie
Aantal patiënten
Controlegroep
Relatief Risico
Incidentie*
Olsen 1
14.088
-
1,95
12
Olsen 2
8.090
32.320
1,44
14
Olsen 3
48
172
1,85
16
Constantinescu
800
-
3,3
Driver
487
487
6,15
1,4
Ref
17 15
* = Incidentie per 100 persoonsjaren
de diagnose ‘Parkinson’ minder betrouwbaar is, het RR op een maligne melanoom een viervoud hoger blijkt bij de groep met diagnose ‘waarschijnlijk Parkinson’. Wanneer de medicatiegeschiedenis van de groepen vergeleken werd, bleek dat de gemiddelde cumulatieve levodopa-inname totdat het melanoom gediagnosticeerd werd 1.495 kg bedroeg bij patiënten met een maligne melanoom en 1.307 kg bij de controlegroep. Het RR voor een maligne melanoom per 1.000 kg cumulatieve dosis levodopa bleek hieruit 1.0 te zijn. Wanneer onderscheid gemaakt werd in cumulatieve levodopadosis (<600 kg, >1.370 kg of hiertussen) bleek in alle gevallen het RR rond de 1.0 te liggen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat levodopagebruik niet bijdraagt aan het risico op een maligne melanoom (zie Figuur 2, pagina 217). Deze bevindingen werden bevestigd in een extractie van de DATATOP-studie (Deprenyl And Tocopherol Antioxidative Therapy for Parkinson’s Disease trial: een studie waarbij de effecten van selegiline en tocopherol (vitamine E) op de progressie van de ziekte van Parkinson werden bestudeerd), waarbij in een retrospectief cohortonderzoek de incidentie van het maligne melanoom bepaald werd.17 Aan deze studie hebben 800 patiënten deelgenomen en na de originele studie werd informatie over maligne melanomen en levodopabehandeling geëxtraheerd. Hieruit bleek dat in 3.691 persoonsjaren, 5 gevallen van melanomen werden gevonden (hetgeen resulteert in een incidentie van 1.4 per 1.000 persoonsjaren). Aangezien in een ‘standaard populatie’ een totaal van 1.5 gevallen van maligne melanomen in deze 3.691 persoonsjaren verwacht mag worden, volgt hieruit dat de ‘standaard event ratio’ (SER) bij patiënten met de ziekte van Parkinson (de kans op een maligne melanoom) 3,3 maal verhoogd is. Van de genoemde vijf gevallen
218
VOL.
10 9
NR.
5 - 2008
T I J D S C H R I F T
hebben er twee plaatsgevonden vóórdat gestart is met de levodopabehandeling (incidentie van 1.2 per 1.000 persoonsjaren, met een SER van 3.2) en drie gevallen na respectievelijk 1, 6 en 19 maanden met levodopatherapie (een incidentie van 1.4 per 1.000 persoonsjaren, ofwel een SER van 3.4). Ook uit deze studie bleek derhalve een verhoogde incidentie op het ontstaan van maligne melanomen bij patiënten met de ziekte van Parkinson, maar het is onwaarschijnlijk dat levodopa hiervoor verantwoordelijk is.
Discussie Wanneer de eerder genoemde studies met elkaar worden vergeleken, kunnen de volgende conclusies worden getrokken. De mogelijke associatie tussen levodopagebruik en het ontwikkelen van een maligne melanoom wordt al sinds de jaren zeventig besproken.18 Uit alle tot op heden uitgevoerde grotere studies blijkt dat patiënten met de ziekte van Parkinson een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van maligne melanomen. De RR’s blijken ruim 50% hoger te liggen dan bij een ’gezonde’ controlepopulatie. Opvallend is daarnaast het verlaagde risico op tabaksgerelateerde tumoren, hoewel we in dit artikel daar niet verder op in zijn gegaan. Het risico op het ontwikkelen van maligne melanomen ontstaat niet vanaf het moment dat de diagnose ‘ziekte van Parkinson’ wordt gesteld, maar is reeds daarvoor verhoogd. Dit suggereert dat er reeds vóórdat er sprake is van een klinisch Parkinsonbeeld al mediatoren aanwezig moeten zijn die de kans op het ontwikkelen van een maligne melanoom vergroten. Tenslotte lijkt er geen associatie te bestaan tussen levodopagebruik en het ontwikkelen van melanomen.16,17 De kans op het ontwikkelen van een maligne
V O O R
N E U R O L O G I E
E N
N E U R O C H I R U R G I E
Aanwijzingen voor de praktijk 1. Patiënten met de ziekte van Parkinson blijken een verhoogd risico te hebben op het ontwikkelen van een maligne melanoom. 2. Dit risico lijkt niet gerelateerd te zijn aan het tijdstip van diagnosestelling: ook voordat de diagnose gesteld is, blijkt sprake te zijn van een verhoogd risico. 3. Studies hebben uitgewezen dat er geen relatie bestaat tussen levodopa-gebruik en het ontwikkelen van melanomen.
melanoom bij patiënten met de ziekte van Parkinson is reeds verhoogd vóórdat gestart wordt met een levodopabehandeling. Dit risico zet zich voort nadat deze behandeling gestart is, maar niet met een dusdanig verschil dat levodopa hieraan zelf lijkt bij te dragen. De vermelding in het Farmacotherapeutisch Kompas lijkt derhalve overbodig en kan enkel leiden tot terughoudendheid bij het voorschrijven van deze medicatie en onzekerheid of overbodige angst voor maligniteiten bij de patiënt. Het verdient daarom de aanbeveling deze opmerking uit de bijsluiter van de levodopa/carbidopa-combinatie te verwijderen. Het blijft hiermee de vraag welke factoren wél verantwoordelijk zijn voor het verhoogde risico op maligne melanomen bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Hier is tot op heden weinig over bekend, maar er bestaan enkele hypotheses. Zo is het mogelijk dat er een genetisch profiel bestaat dat zowel bijdraagt aan de vorming van melanomen als aan de pathologie die gevonden wordt in de substantia nigra bij de ziekte van Parkinson.19 Ook spelen mogelijk sociaaleconomische factoren een rol: het risico op melanoomvorming blijkt verhoogd bij een toegenomen blootstelling aan UV-straling en er blijkt een associatie tussen roken, het ontwikkelen van de ziekte van Parkinson en melanoomvorming.20,21 Deze factoren zouden onderzocht kunnen worden in een studie waarbij bepaalde genen en milieufactoren voor melanoomvorming vergeleken worden in een setting met gevalideerde informatie over UV-blootstelling en tabaksgebruik.
Conclusie Er is een bewezen, verhoogde incidentie van melanomen bij patiënten met de ziekte van Parkinson die zowel voor- als na de diagnosestelling aanwezig is. Derhalve blijkt er géén associatie te zijn tussen levodopa-
T I J D S C H R I F T
V O O R
N E U R O L O G I E
E N
gebruik en melanoomvorming. Welke factoren hiervoor wél verantwoordelijk zijn, is tot op heden onbekend.
Referenties 1. Pahwa R. Understanding Parkinson's disease: an update on current diagnostic and treatment strategies. J Am Med Dir Assoc.2006 Sep;7(7 Suppl 2):4-10. 2. Agid Y. Levodopa: is toxicity a myth? Neurology, 1998;Apr; 50(4):858-63. 3. Tse W. Optimizing pharmacotherapy: strategies to manage the wearing-off phenomenon. J Am Med Dir Assoc 2006;Sep; 7(7 Suppl 2):12-7. 4. Kompas F. Levodopa/Carbidopa. In: Zorgverzekeringen Cv, editor.: College van Zorgverzekeringen; 2007. 5. Publishers P. Geneesmiddelenrepertorium - Sinemet. 2008 [cited 2008 23 feb]; Available from: http://www.geneesmiddel enrepertorium.nl/repertorium/n/n4/sinemet.html 6. Zanetti R, Loria D, Rosso S. Melanoma, Parkinson's disease and levodopa: causal or spurious link? A review of the literature. Melanoma Res 2006;Jun16(3):201-6. 7. Skibba JL, Pinckley J, Gilbert EF, Johnson RO. Multiple primary melanoma following administration of levodopa. Arch Pathol 1972;Jun;93(6):556-61. 8. Lieberman AN, Shupack JL. Levodopa and melanoma. Neurology 1974;Apr 24(4):340-3. 9. Sober AJ, Wick MM. Levodopa therapy and malignant melanoma. JAMA1978;Aug11;240(6):554-5. 10. Pfutzner W, Przybilla B. Malignant melanoma and levodopa: is there a relationship? Two new cases and a review of the literature. J Am Acad Dermatol 1997;37(2 Pt 2):332-6. 11. Wobbes T, Bonenkamp JJ. [Melanoma while using levodopa due to Parkinson's disease -causal association unlikely]. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;Jul 6;146(27):1286-8. 12. Olsen JH, Friis S, Frederiksen K, McLaughlin JK, Mellemkjaer L, Moller H. Atypical cancer pattern in patients with Parkinson's disease. Br J Cancer 2005;Jan 17;92(1):201-5. 13. Elbaz A, Tranchant C. Epidemiologic studies of environmental exposures in Parkinson's disease. J Neurol Sci. 2007;
N E U R O C H I R U R G I E
VOL.
10 9
NR.
5 - 2008
219
Nov 15;262(1-2):37-44. 14. Olsen JH, Friis S, Frederiksen K. Malignant melanoma and other types of cancer preceding Parkinson’s disease. Epidemiology 2006;Sep;17(5):582-7. 15. Driver JA, Logroscino G, Buring JE, Gaziano JM, Kurth T. A prospective cohort study of cancer incidence following the diagnosis of Parkinson's disease. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2007; Jun;16(6):1260-5. 16. Olsen JH, Tangerud K, Wermuth L, Frederiksen K, Friis S. Treatment with levodopa and risk for malignant melanoma. Mov Disord 2007; Jul 15;22(9):1252-7. 17. Constantinescu R, Romer M, Kieburtz K. Malignant melanoma in early Parkinson's disease: the DATATOP trial.
220
VOL.
10 9
NR.
5 - 2008
T I J D S C H R I F T
Mov Disord 2007; Apr15;22(5):720-2. 18. Fiala KH, Whetteckey J, Manyam BV. Malignant melanoma and levodopa in Parkinson's disease: causality or coincidence? Parkinsonism Relat Disord 2003;Aug;9(6):321-7. 19. Zanetti R, Rosso S. Levodopa and the risk of melanoma. Lancet. 2007 Jan 27;369(9558):257-8. 20. Markovic SN, Erickson LA, Rao RD, Weenig RH, Pockaj BA, Bardia A, et al. Malignant melanoma in the 21st century, part 1: epidemiology, risk factors, screening, prevention, and diagnosis. Mayo Clin Proc 2007; Mar;82(3):364-80. 21. Driver JA, Logroscino G, Buring JE, Gaziano JM, Kurth T. Smoking, Parkinson's disease, and melanoma. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 2007; Nov;16(11):2518.
V O O R
N E U R O L O G I E
E N
N E U R O C H I R U R G I E