N I E U W S B R I E F ARCHEOLOGISCH ADVIESBUREAU
Parkeren bij de Zakheilige
2011 - 1
Wie zijn auto parkeert in Het Loo in Doetinchem, kan het ‘archeokunstwerk’ van kunstenaar Cornel Bierens niet missen. In het atrium van deze nieuwe parkeergarage bevindt zich ‘De Zakheilige van Doetinchem’, een enorme sculptuur geïnspireerd door een minuscule archeologische vondst. Het bijzondere kunstwerk werd op 21 mei onthuld door de Gelderse gedeputeerde Annemieke Traag.
Minuscuul beeldje Uit het archeologisch onderzoek vooruitlopend op de nieuwe inrichting van het gebied, bleek dat op deze plaats in Doetinchem al vanaf de prehistorie mensen leefden. Er zijn graven uit de IJzertijd (800-15 voor Chr.) aangetroffen en talrijke sporen van nederzettingen uit de Vroege en Late Middeleeuwen, zoals huisplattegronden, waterputten en zelfs karrensporen. Deze kwetsbare grondsporen konden niet bewaard blijven, maar de vele mobiele vondsten natuurlijk wel. Een daarvan is een nauwelijks drie centimeter hoog beeldje van de heilige Franciscus van Assisi, een zogenaamde ‘zakheilige’ van verguld koper. Dergelijke heiligenbeeldjes droegen mensen bij zich, als afweermiddel tegen ziekte en gevaren. Het minuscule figuurtje, dat waarschijnlijk uit de 19e eeuw dateert, is te bewonderen in een speciaal ontworpen reliekschrijn in de parkeergarage.
erfgoedzorg
Het archeo-kunstwerk bestaat uit meer dan honderd stalen staken op een rij die elk aan de bovenzijde zijn voorzien van een aardewerk scherf. De staken zijn zo opgesteld dat ze het beeld van een heiligenfiguur oproepen als je de sculptuur vanaf de overloop van de verdieping erboven bekijkt. Het is dus volgens het principe van de anamorfose gemaakt, een specialiteit van kunstenaar Cornel Bierens. Het bescheiden beeldje dat model stond voor het kunstwerk is gevonden tijdens de archeologische opgravingen die RAAP in opdracht van de gemeente Doetinchem, voorafgaand aan de bouw van de parkeergarage uitvoerde. Op de betonnen zijkanten rond het kunstwerk zijn scherven uit de opgraving en de regio in metaal geprint en daarbij per stuk gedateerd en beschreven. Zo kan de beschouwer van het kunstwerk tevens kennis nemen van de archeologische componenten.
Evaluatie Malta EN evaluatie RAAP onderzoek
Meepraten over een Middeleeuws klooster in je achtertuin
INHOUD
archeologie en verbeelding
van Doetinchem
Een erfgoed- en kansenkaart voor het Land van Heusden en Altena
In de etalage: drie bijzondere onderzoeksrapporten over Sterksel, Beek en Grebbeberg
Najaarlijkse RAAP-informatiemiddagen | Nuttige kijkgaten dankzij afvalcontainers | Archeologische parels van de Veluwe | Uit de brand door detachering
Beleving op locatie Op initiatief van de gemeente Doetinchem werden een archeoloog, een architect en kunstenaars uitgenodigd en uitgedaagd om tot een concreet plan voor een ‘archeokunstwerk’ te komen. Na enkele sessies werd de bekende Amsterdamse kunstenaar en schrijver Cornel Bierens geselecteerd. Adam Haarhuis, archeoloog en regiomanager van RAAP Oost-Nederland, maakte vervolgens een inspiratieboek om het creatieve proces verder in gang te zetten. Een boek vol prikkelende afbeeldingen van opgegraven bodemvondsten, sfeerfoto’s en voorbeelden ter verbeelding van archeologie. Voor de ‘beleving van het verleden’ op locatie gaat er niets boven het zichtbaar maken van relicten uit het verleden op de plek zelf, was het uitgangspunt van de initiatiefnemers. De wens van de gemeente om dat in het Lookwartier op de een of andere manier te bewerkstelligen, is met het archeo-kunstwerk van Cornel Bierens op een geslaagde wijze gerealiseerd. In de parkeergarage zijn de culturele aspecten van het verleden en het heden op ingenieuze wijze met elkaar verbonden. Overigens, niet alleen het kunstwerk, maar ook de parkeergarage zelf, ontworpen door architect Mark Siebers van Groosman Partners, is de moeite van het bekijken waard. Het Loo staat op de derde plaats in de top 10 van Nederlandse parkeergarages volgens het vakblad Stedebouw & Architectuur.
Linksboven: In het vondstzakje het minuscule beeldje dat RAAP bij de opgraving ontdekte (foto: Joep de Graaff). Rechts: Bekeken vanuit een bepaald punt op de bovenverdieping van het atrium vormen de scherven op de rij staken het beeld van de zakheilige. In de betonnen rand rond het archeo-kunstwerk zijn opgegraven scherven afgedrukt.
Evaluatie Malta & evaluatie RAAP onderzoek September 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg ingevoerd. Deze wet wijzigde de Monumentenwet 1988. Nu, vier jaar later, laat de minister van OCW de wet die voortkwam uit het Verdrag van Malta evalueren door RIGO Research en Advies. Het onderzoek van RIGO naar de effecten van de nieuwe wetgeving moet in de zomer afgerond zijn. Daarna presenteert de staatssecretaris het rapport en zijn reactie daarop aan het parlement. Centraal in het evaluatieonderzoek staat de vraag of de Wet en het Besluit op de archeologische monumentenzorg (Wamz en Bamz) een effectieve en doelmatige bijdrage leveren aan een betere bescherming van de archeologie, als bron van het gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om daar antwoord op te krijgen, worden onder meer De onthulling van een van de interviews muntmedaillons op 13online juni (boven) en de plaatsing veldbijeenkomsten, en een enquête ervan, met op de achtergrond RAAP-projectleider Jan Roymans (onder). gehouden. Het is voor het eerst dat het functioneren van de archeologische markt, ontstaan dankzij de mogelijkheden die de nieuwe wetgeving bood - weliswaar als onderdeel van een wetsevaluatie - door de overheid geëvalueerd wordt. Het uitgangspunt van Malta en van de Wamz, behoud van archeologische waarden in de bodem, is voor RAAP al sinds de oprichting in 1985 het uitgangspunt voor haar archeologisch onderzoek en advies. RAAP was het eerste bedrijfsmatig werkende archeologische adviesbureau in Nederland en is groot geworden door prospectieonderzoek. Behoud in situ door een preventieve onderzoeksaanpak en inbedding in de ruimtelijke ordening, is precies waarom RAAP werd opgericht. Omdat RAAP zelf ook benieuwd is wat de preventieve archeologie in de afgelopen jaren heeft opgeleverd, vindt momenteel een onderzoek plaats naar alle RAAPonderzoeken vanaf september 2007. De resultaten van het RAAP-onderzoek zullen aan het eind van dit jaar gepresenteerd worden tijdens een symposium voor de relaties van RAAP.
Wie bewaart die heeft wat
A
rcheologen houden van opgraven, zoals aannemers houden van bouwen en boeren van oogsten. Het zit er al vroeg in. Al in het eerste studiejaar wordt archeologiestudenten geleerd hoe ze opgravingsvlakken moeten trekken, sporen couperen en vondsten moeten verzamelen. Ze leren nauwgezet te documenteren, te analyseren en tot slot te publiceren. Zo dragen ze bij aan onze geschiedschrijving. Hoewel echte archeologen dus opgraven, zijn we ons er ook van bewust dat opgraven een vervelende bijwerking heeft. Als je opgraaft vernietig je namelijk tegelijkertijd je onderzoeksobject. Natuurlijk worden de vondsten en de documentatie keurig gearchiveerd, maar het archeologisch monument is wel weg. Uiteindelijk rest er na jaren van consciëntieus opgraven, niets dan een landschap zonder verleden. Dan valt er niets meer van onze historie te zien, te beleven of op te snuiven. Er is dus ook veel te zeggen voor niet-opgraven, want wie bewaart die heeft wat. Laten we afspreken dat de medaille twee kanten heeft. Zowel beschermen als opgraven zijn van belang om het archeologisch erfgoed van vernietiging te redden. Vanuit deze visie is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd. Inmiddels zijn er bijna vier jaar verstreken en wordt in opdracht van de minister de wet geëvalueerd op zijn doelmatigheid. Hoofdvraag is vanzelfsprekend of de bescherming van de archeologische waarden sinds 2007 is verbeterd. In principe is die vraag op twee manieren te beantwoorden. Het ligt voor de hand om te kijken of alle voorwaarden die voor een goede werking van de wet zijn gecreëerd een positief effect sorteren. Denk hierbij aan de opname van archeologie in bestemmingsplannen, het kwaliteitssysteem, en de invoering van het verstoorder-betaalt-principe. Over al deze zaken zijn veel gegevens voorhanden, waarvan bureau RIGO, dat de evaluatie uitvoert, gebruik kan maken. Een geheel andere benadering om de doelmatigheid te evalueren is te kijken naar de output. Simpel gezegd gaat het er dan dus om vast te stellen of meer archeologische vindplaatsen in de bodem worden behouden of opgegraven dan vroeger het geval was. Een probleem van deze benadering is dat deze gegevens - op vindplaatsniveau dus - niet worden bijgehouden, ook voordat de nieuwe wet werd ingevoerd niet. Nergens is bijgehouden hoeveel archeologische vindplaatsen er sinds 2007 zijn ontdekt, hoeveel daarvan behoudenswaardig bleken, en hoeveel daarvan zijn beschermd of opgegraven. En zijn er misschien ook vindplaatsen ongezien verloren gegaan? En zo ja, hoeveel? Omdat RAAP de focus altijd gericht heeft op de preventieve archeologie, hebben wij besloten ons (eigen) steentje aan de evaluatie van de wet bij te dragen. We vermoeden namelijk dat het antwoord op al die vragen te vinden is in al die duizenden onderzoeksrapporten die de afgelopen jaren door ons zijn geschreven. Inmiddels zijn we begonnen de resultaten van alle RAAP-rapporten die sinds 2007 zijn verschenen - dat zijn er zo’n 2300 - in een speciaal voor dat doel gemaakte database samen te voegen tot onderzoeksreeksen. Begin van zo’n reeks is meestal een bureauonderzoek, het sluitstuk kan een opgraving zijn of een beschermde vindplaats. Maar het kan ook zijn dat we er niet achter komen wat er met een behoudenswaardige vindplaats is gebeurd, omdat er geen documentatie over bestaat. Dan is de enige oplossing een telefoontje aan u, onze klant en initiatiefnemer van het bouwproject, om te achterhalen wat er nu precies met de vindplaats is gebeurd. Wie weet spreken wij elkaar binnenkort nog.
Marten Verbruggen directeur RAAP Archeologisch Adviesbureau
erfgoedbeleid, toerisme & recreatie
Een erfgoed- en kansenkaart voor het Land van Heusden en Altena De wens van de Brabantse gemeente Woudrichem om haar erfgoed ‘dichter bij de bewoners’ te brengen, heeft geleid tot de opstelling van een erfgoed- en kansenkaart. Deze kaarten, gemaakt met subsidie van de provincie Noord-Brabant, zijn voor de gemeente vooral een praktisch hulpmiddel bij de ruimtelijke ordening en toeristischrecreatieve ontwikkelingen. Cultuurtoerisme
Stap 1: erfgoed in beeld De basis voor de erfgoed- en kansenkaart was de inventarisatie die RAAP maakte van de archeologische en cultuurhistorische waarden in de gemeente Woudrichem. Deze gemeente was initiator, de gemeenten Aalburg en Werkendam schoven later aan. De afzonderlijke cultuurhistorische elementen, structuren en patronen in het zogenoemde Land van Heusden en Altena (het gebied van de drie regiogemeenten Woudrichem, Aalburg en Werkendam), staan op de erfgoedkaart aangegeven. Van in de prehistorie bewoonde rivierduinen en middeleeuwse kloosters, tot poldermolens en de meer recente vestingwerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Stap 2: houvast bij beleid Aan de erfgoedkaart zijn vervolgens beleidsadviezen gekoppeld, die de gemeente een houvast bieden bij het opstellen van beleid voor de omgang met het erfgoed in ruimtelijke ontwikkelingen. De adviezen op de kaart zijn afgestemd op de doelstellingen van de gemeentelijke Cultuurnota en Structuurvisie Plus. De kaart is daarmee een praktische onderlegger bij nieuwbouwplannen. Het uitgangspunt daarbij is vooral het behoud van de huidige situatie. Dat kan beperkingen opleggen aan de ruimtelijke planvorming, maar - en daar focust het project op - het biedt ook allerlei mogelijkheden.
Stap 3: kansenkaart Het erfgoed is door diverse gemeentelijke beleidssectoren te benutten bij het realiseren van hun doelstellingen: ruimtelijke ontwikkeling, waterberging, educatie, cultuur, recreatie & toerisme. Het erfgoed biedt ook kansen om de gemeentelijke identiteit te versterken en de gemeente ‘als erfgoedparel te vermarkten’. Die kansen zijn op een zogenoemde kansenkaart benoemd. Ook het netwerk met recreatieve voorzieningen van de gemeente is daarop geprojecteerd, zodat direct te zien is waar erfgoed en recreatie overlappen en dus kansen liggen. Als een wandelpad bijvoorbeeld samenvalt met een historische grindweg, biedt dat mooie mogelijkheden voor gebiedseducatie en cultuurtoerisme.
De erfgoedkaart is op 17 maart aan de burgemeesters en wethouders van Woudrichem, Aalburg en Werkendam gepresenteerd door RAAP projectleider Reinier Ellenkamp. Bij het opstellen van de erfgoedkaart kreeg Ellenkamp hulp van diverse parijen: “De grote betrokkenheid van de werkgroep met vele gebiedskenners die speciaal ten behoeve van de erfgoedkaart was samengesteld, was heel bijzonder. Bij het gehele proces waren zo’n 30 personen betrokken, naast medewerkers van de drie regiogemeenten en de provincie, ook lokale kenners, amateurarcheologen en heemkundeverenigingen.” Ellenkamp legde in mei de laatste hand aan de kansenkaart. Die zal, zo liet burgemeester Petter van Woudrichem weten, vooral voor recreatie en toerisme gebruikt worden: “Daarmee willen we ons erfgoed beleefbaar maken.”
3D-reconstructie van de motte bij Almkerk (Olav Odé, RAAP)
Uitgelezen kansen
3D motte
Kansen om het Woudrichemse erfgoed te benutten zijn er volop: ruimtelijke, toeristisch-recreatieve, educatieve, sociaaleconomische kansen. Ellenkamp: “In het rapport bij de kaarten heb ik zoveel mogelijk prikkelende ideeën verzameld. Zo kun je denken aan cultuurhistorisch getinte streekproducten of sportmanifestaties, bijvoorbeeld een jaarlijkse ‘Motte-loop’. Of verblijfsvoorzieningen op bijzondere locaties, zoals kamperen op de Waardhuizense donk.” Zo divers als het erfgoed is, zo divers zijn ook de mogelijkheden om het te presenteren. Er zijn inmiddels allerlei inspirerende voorbeelden en de nieuwste multimediale technieken bieden zoveel mogelijkheden. Met layar-software op de nieuwste mobiele telefoons kun je foto’s, video- of audiofragmenten over cultuurhistorische objecten ontvangen op de plek waar je op dat moment bent.
Om niet te blijven steken in ideeën, is ook een concreet voorstel uitgewerkt voor het beleefbaar maken van een cultuurhistorisch terrein: de motte bij Almkerk. Deze motteburcht werd grotendeels verwoest in de 14e eeuw, daarna bracht de St. Elizabethsvloed veel schade toe en tot in de 17e eeuw is een toren van het kasteel overeind blijven staan. Ellenkamp ziet het als een plek met kansen: “Hier ligt een duidelijk opgehoogd rechthoekig terrein dat tot de verbeelding spreekt. We hebben een 3D reconstructie van de motte gemaakt en het is denkbaar om dat ontwerp ook fysiek in het veld te realiseren. Maar ook met veel minder inspanningen, door het plaatsen van een informatiebord of QR-code, is hier het boeiende verhaal over de kasteelheren van Altena te vertellen. Dat maakt de geschiedenis tastbaar. Daarmee biedt de plek eindeloze mogelijkheden voor gebiedseducatie, recreatie en toerisme en wie weet ook wel waterberging, met het herstel van de gracht.“ Projectleider Reinier Ellenkamp T 0495-513555 | E
[email protected]
Bewoners zullen zich sterker met de gemeente verbonden voelen, als ze bekend zijn met de bijzondere historie van het gebied waar zij wonen. Daarnaast kan via een aantrekkelijk gepresenteerd erfgoed ook de ‘cultuurtoerist’ verwend worden. In het midden: de kansenkaart. Linksboven: de presentatie van de erfgoedkaart. Vlnr: Carla Breuer, burgemeester Werkendam, Frank Petter, burgemeester Woudrichem, Reinier Ellenkamp, projectleider RAAP, Annemarie Stigter, adviseur gemeente Woudrichem en Leonie Weterings, senior archeoloog West Brabanthuis (foto: Sophie Krale-Lindeboom, Altena Nieuws).
In de eta In de etalage 3 bijzondere
publicaties
geworden. Het onderzoek was echter vooral archeologisch belangwekkend, omdat voor de eerste keer bij een grootschalige opgraving in het ZuidNederlandse lössgebied de IJzertijd (800-15 voor Chr.) centraal stond.
IJzertijd bewoning en begraving op het lössplateau bij Beek. Opgraving MaastrichtAachen Airport (MAA), Gemeente Beek, RAAPrapport 2054. Auteur: drs. Gerard Tichelman Aantal pagina’s: 316 met 4 kaartbijlagen en CD-rom Al decennia lang woedt er binnen de archeologische wereld een discussie of in het lössgebied in de IJzertijd nu wel of niet woonstalhuizen hebben bestaan. Door de opgraving die RAAP in opdracht van Businesspark Maastricht-Aachen Airport in Beek uitvoerde, is daar nu meer duidelijkheid over verkregen. In 2008 ontdekte het team onder leiding van RAAPprojectleider Gerard Tichelman daar twee dicht bij elkaar gelegen nederzettingen uit de IJzertijd. De opgraving, die vooraf ging aan de aanleg van een nieuw Businesspark, was met 5 hectare niet alleen grootschalig, het was voor RAAP ook de pilot voor het ‘volledig digitaal opgraven’. Deze nieuwe documentatiewijze bleek zo succesvol dat ze nu bij heel RAAP algemeen gangbaar is
De opgraving heeft duidelijk gemaakt dat in de Vroege IJzertijd vooral eenvoudige, redelijk kleine structuren als woonhuis gediend hebben en dat sprake is van een gescheiden behuizing van mens en vee. Woonstalhuizen zijn dan ook niet aangetroffen. In de Late IJzertijd, maar misschien al vanaf de Midden IJzertijd, lijken alleen nog (iets) grotere huisplattegronden in gebruik te zijn geweest. Deze zijn echter nog steeds beduidend kleiner dan de bekende woonstalhuizen van de Zuid-Nederlandse zandgronden. Verrassend was verder de vondst van enkele IJzertijd graven met verschillende begraveniswijzen: crematierestendepots voor vrouwen en brandstapelresten voor mannen. Het aangetroffen vondstmateriaal (aardewerk, natuursteen, maar ook vuursteen, metaal, slak, (verbrand) bot en verkoolde botanische resten) uit de nederzettingen en graven duidt op een eenvoudig boerenbestaan.
Een biografie van de hoeves Ten Poel en In de Kan. Archeologisch onderzoek van twee boerderijerven uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd in Sterksel, gemeente HeezeLeende, RAAP-rapport 2155. Auteur: drs. Xavier van Dijk Aantal pagina’s: 420 met 3 kaartbijlagen en CD-rom De geschiedenis van het Brabantse dorp Sterksel heeft alle ingrediënten in zich van een thriller. Het is het verhaal van de politieke stichting van een dorp, waarbij de eigenaren, de vrome paters van de abdij van Averbode, een akte vervalsten, waarbij twee hertogen met expansiedrift zich in de strijd om grondbezit mengden en de paters voor hun karretje spanden en dan is er ook nog een onopgeloste moord gepleegd. Het verhaal van Sterksel is er ook een van opeenvolgende generaties boerenbestaan. RAAP projectleider Xavier van Dijk reconstrueerde dat verleden op gedreven wijze en beschreef het aan de hand van de
Projectleider Gerard Tichelman T 0495-513555 | E
[email protected]
ZOMERAANBIEDING: Wie RAAP-rapport 2054 vóór 1 augustus 2011 bij RAAP bestelt, krijgt het toegestuurd voor € 49,95 inclusief verzendkosten (normaal € 72,00). Bestellen kan via
[email protected] of tel. 0294-491500.
Bestellen De gemeente Heeze-Leende heeft het onderzoeksrapport in boekvorm laten verschijnen.
alage publicaties
RAAP-specialisten op het gebied van WO II, een voorstel gedaan voor de omgang met dergelijke resten in het algemeen en op deze locatie. Dit heeft geleid tot een nieuwe methode voor de waardering van oorlogserfgoed. De essentie van deze methode is dat een relatie wordt gelegd tussen de aangetroffen sporen, te waarderen sporen en de betekenissen die aan een plek worden gegeven.
archeologische resten. Op twee percelen aan de Averbodeweg in Sterksel kon hij de ontwikkeling van Sterksel van Middeleeuws erf tot aan het jaar 2007 continu volgen. In 2007, 2008 en 2010 deed RAAP daar in opdracht van de gemeente Heeze-Leende archeologisch onderzoek (begeleidingen en opgravingen) voorafgaand aan de bouw van nieuwe woningen. Dat leverde een schat aan informatie op over twee deels omgrachte boerderijen - hoeve Ten Poel en hoeve In de Kan - die de laat-middeleeuwse kern van Sterksel vormden. Een financiële bijdrage van de provincie Noord-Brabant maakte uitgebreid archeobotanisch onderzoek mogelijk. Dat leverde samen met de aangetroffen vondsten en grondsporen een goed beeld op van het landbouwbedrijf, de economische bedrijfsvoering, de functies van de verschillende bijgebouwen, de watervoorziening, de inrichting van de erven, de families en de vegetatie op het erf en in de directe omgeving van Sterksel. Door de integratie van het archeologische verhaal met eerder uitgevoerd historisch archiefonderzoek over Sterksel en de abdij van Averbode, kon het onderzoek bovendien in een groter kader geplaatst worden. Het leverde inzicht in regionale kwesties, zoals de verhoudingen tussen stad en platteland. De resultaten zijn vastgelegd in het dikste boek dat RAAP ooit heeft uitgegeven.
Waardering van oorlogserfgoed. Een inventarisatie en waardering van sporen uit de Tweede Wereldoorlog op de Grebbeberg en Laarsenberg te Rhenen (provincie Utrecht), RAAP-rapport 2240. Auteurs: drs. Ruurd Kok & ir. Jobbe Wijnen Aantal pagina’s: 129 met 1 kaartbijlage Archeologisch onderzoek naar resten uit de Tweede Wereldoorlog staat volop in de belangstelling en RAAP doet ook veel onderzoek naar oorlogserfgoed. De aanleiding voor dit onderzoek was de actuele vraag hoe om te gaan met de sporen van WO II op de Grebbeberg, een van de bekendste Nederlandse slagvelden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn de oorlogssporen op de Grebbeberg systematisch in kaart gebracht. Een groot aantal loopgraven, (geschuts)stellingen en commandoposten blijkt nog steeds in het terrein zichtbaar. Opmerkelijk was dat niet alleen resten zijn aangetroffen van Nederlandse, maar ook van Duitse verdedigingswerken. Op basis van het onderzoek hebben Ruurd Kok en Jobbe Wijnen,
Op 19 mei werd het rapport officieel gepresenteerd aan Marco Glastra, directeur-rentmeester Stichting Het Utrechts Landschap, en aan Hans Brons, bestuurslid van Stichting De Greb. Marco Glastra: “Het rapport geeft een goed overzicht van de sporen uit WOII. Daardoor kan er bij het dagelijks beheer beter rekening mee gehouden worden, en kan onbewuste beschadiging voorkomen worden. De informatie is te gebruiken bij brochures en wandelboekjes, waardoor dit verhaal over de Grebbeberg meer mensen bereikt. Verder kan de discussie nu beter gevoerd worden over de vraag of je de sporen wilt conserveren, of wellicht wilt reconstrueren. Van dat laatste zijn wij doorgaans geen voorstander. Wel hebben we de walburg op de Grebbeberg met enkele eigentijdse toevoegingen veel beter beleefbaar gemaakt.” Hans Brons: ”Grote verdienste van dit rapport is dat het het kennisniveau over de geschiedenis van de Grebbeberg verheft. Stichting De Greb richt zich vooral op de meidagen van 1940. Over de Duitse stellingen uit de latere oorlogsjaren heb ik al eerder eens wat gehoord, maar nu is dat grondig in kaart gebracht. Dat is zinvol en heeft een aanvullende waarde.” Projectleider Ruurd Kok T 071-5768118 | E
[email protected]
Projectleider Xavier van Dijk T 0495-513555 | E
[email protected]
Bestellen Het boek is voor € 50,- te koop bij de gemeente Heeze-Leende, via dhr. J. Schiffelers (0402241535).
RAAP-rapport 2240 is te bestellen via
[email protected] of tel. 0294-491500 en kost € 25,00 inclusief verzendkosten.
proefsleuvenonderzoek
Meepraten over Een Middeleeuws klooster in je achtertuin Bewoners van het begin tot het eind betrekken bij archeologisch onderzoek, dat gebeurt niet vaak. Het participatieproject Klooster Yesse in Haren, waarvoor de Groningse provinciaal archeoloog Henny Groenendijk het initiatief nam, is er een geslaagd voorbeeld van. Voor RAAP projectleider Berrie van Hoof, die het veldwerk uitvoerde, was het een niet alledaags project, met opmerkelijke resultaten bovendien. In het buurtschap Essen in de Groningse gemeente Haren heeft in de Middeleeuwen een Cisterciënzerklooster gestaan. De archeologische resten daarvan liggen nog in de bodem verborgen. De provincie Groningen koos het terrein uit voor een burgerparticipatieproject en startte in 2009 een onderzoek, samen met de Rijksuniversiteit Groningen, de gemeente Haren en de Stichting Klooster Yesse. Het doel daarvan was tweeledig. Naast het lokaliseren, determineren en waarderen van archeologische resten van de kloostergebouwen, zodat bescherming daarop toegespitst kan worden, was ook het betrekken van omwonenden bij het verleden van hun woonomgeving een belangrijke doelstelling. Henny Groenendijk, provinciaal archeoloog van Groningen en bijzonder hoogleraar Archeologie en Maatschappij aan de Universiteit Groningen: “Buurtbewoners hebben in de afgelopen decennia allerlei vondsten gedaan en muurresten van klooster Yesse in hun achtertuin ontdekt. Een van hen heeft zelfs een klein bezoekerscentrum over het klooster ingericht. Wij wilden samen met de bewoners de resten van het klooster lokaliseren, zodat duidelijk was wat we precies zouden moeten beschermen op grond van Malta en de huidige archeologische wetgeving.” Een van de uitgangspunten van het Verdrag van Malta ter bescherming van het archeologisch erfgoed is het vergroten van het draagvlak hiervoor. Het burgerparticipatieproject Klooster Yesse sluit daar goed op aan. Het is betaald uit cultuurgelden van de provincie Groningen en deels ook uit de regeling Loket Levende Dorpen en een bijdrage van de gemeente Haren. De
bewoners zijn nauw bij het onderzoek betrokken, onder meer via informatieavonden. Henny Groenendijk: “We hebben telkens alle stappen met de bewoners doorgesproken. Zij hebben meegedacht over wat er met het terrein zou moeten gebeuren. En we hebben hen ook duidelijk gemaakt welke consequenties het project had, want volgens de wet kun je hier niet ongestoord je gang gaan.” Aanwijzingen van buurtbewoners Voor het veldwerk werd RAAP ingeschakeld. In juli en november 2010 voerde RAAP projectleider Berrie van Hoof een proefsleuvenonderzoek uit. Hij was onder de indruk van de betrokkenheid van de buurtbewoners: “Zelfs de ligging van de proefsleuven hebben we mede op basis van aanwijzingen van de omwonenden bepaald.” Tijdens het bodemonderzoek zijn restanten van de kloostergebouwen gevonden. De gebouwen bleken echter tot de grond afgebroken te zijn. Wat resteerde waren funderingssleuven, ingegraven in de ondergrond en opgevuld met zand. Daarboven lag een 80 centimeter dikke puinlaag als gevolg van de sloop van het klooster. Het kloosterterrein ligt op een kleine dekzandopduiking. In de top van het zand was een esdek (oud bouwland) aanwezig dat van vóór de kloosterfase dateert. De funderingsgreppels zijn door het esdek heen gegraven, tot op het vaste zand. Voor Groenendijk is dat eigenlijk de mooiste uitkomst van het onderzoek: “De Cisterciënzers worden gezien als grote ontginners, maar hier was klaarblijkelijk al eerder iemand bezig geweest. Misschien heeft deze persoon het land tegen bepaalde voorwaarden geschonken aan het klooster, dat weten we niet, maar het klooster is dus gesticht op bestaand bouwland.”
Er was veel belangstelling van buurtbewoners tijdens het proefsleuvenonderzoek (foto: Henny Groenendijk). Rechtsboven: uit de onderste vulling van de gracht kwam een zeer zeldzame houten dakpan (shintel) tevoorschijn (foto: Annemieke Bos).
Klooster Yesse Het vrouwenklooster Yesse werd in 1215 gesticht. Het behoorde tot de orde van de Cisterciënzers, die leefden naar de regels van Benedictus. Uit bronnen is bekend dat er in het klooster een school was en dat er zieken verzorgd werden. In 1594, het jaar van het beleg van de stad Groningen, werd het klooster gesloten. Vervolgens werden de gebouwen afgebroken. Bewoners hebben in de loop der jaren allerlei vondsten in hun achtertuin ontdekt: potten, scherven, dakpannen, kloostermoppen, vensterbanken. Veel daarvan zijn te zien in het Bezoekerscentrum Klooster Yesse, dat buurtbewoonster Annemieke Bos in haar eigen achtertuin opzette. Meer informatie: www.kloosteryesse.nl
Knekelkuilen Van veel aangetroffen gebouwstructuren is de functie niet geheel duidelijk, maar de kerk of kapel is waarschijnlijk wel gevonden. Berrie van Hoof: “De fundering hiervan was veel breder dan die van de overige structuren, en op die locatie zijn geglazuurde vloertegels en een segment van een pilaar aangetroffen. Bovendien zijn in de omgeving van het gebouw twee knekelkuilen ontdekt, en onder één daarvan lag een graf.” In slechts één proefsleuf zijn muurresten gevonden, maar die behoren waarschijnlijk tot een jonger gebouw dat met hergebruikt materiaal is opgebouwd. Het grondplan van het klooster is duidelijk geworden en voor Henny Groenendijk is het onderzoek, waar ook studenten van de Universiteit Groningen aan meewerkten, naar wens verlopen. “Het was een goed team. De eerste campagne met RAAP in de zomer van 2010 was zo goed bevallen, dat ik geen ander wilde voor de tweede campagne.” Ook Berrie van Hoof is tevreden over het project en de resultaten. Wat het voor hem bijzonder maakte was de interesse van het publiek en de vele andere betrokkenen. “Bij andere projecten mis je deze interesse vaak en heb je soms het gevoel dat je bezig bent met productiewerk.”
Dakpan van hout.
Sluitstuk Op dit moment is de gemeente Haren bezig met een beheersplan dat het sluitstuk van het project wordt. Daarin komt te staan hoe er met het kloosterterrein omgegaan moet worden. Wie in de toekomst plannen heeft, weet nu waar de archeologische resten liggen en kan er rekening mee houden. Voor bewoners en geïnteresseerden werkt een van de studenten van Groenendijk aan een brochure over het klooster en het archeologisch onderzoek en daar zal het bij blijven. “We hebben dit samen met de bewoners gedaan en die vinden het prima dat er meer bekend is geworden over het kloosterterrein, maar ze willen de rust in het dorp bewaren en wensen geen grote stromen bezoekers. Daar is ook helemaal geen ruimte voor.” Projectleider Berrie van Hoof T 0512-589140 | E
[email protected]
detachering
Uit de brand door DETACHERING
H
et kan gebeuren dat een gemeente tijdelijk niet genoeg expertise in huis heeft op archeologisch of cultuurhistorisch gebied, of dat een provincie behoefte heeft aan extra capaciteit, of dat er gekwalificeerde KNA-archeologen nodig zijn om een specifiek project af te ronden. In zo’n geval kunnen ze een beroep doen op RAAP. De adviseurs van RAAP worden steeds vaker voor bepaalde tijd bij overheden gedetacheerd. RAAP werkt vanuit vier regionale vestigingen verspreid over het land en beschikt daardoor over medewerkers die goed op de hoogte zijn van de regionale kenmerken en ontwikkelingen. Daardoor kunnen ze snel en adequaat inspelen op de behoeften van opdrachtgevers.
Bijvoorbeeld:
Bij de Dienst Landelijk Gebied zijn RAAP medewerkers ingezet in De Onlanden, bij het uitvoeren van proefsleuven- en proefputtenonderzoek, booronderzoek en dataverwerking voor Herinrichtingsproject Peize. Voor de gemeente Lansingerland werkt namens RAAP een beleidsmedewerker archeologie die rapporten en ruimtelijke onderbouwingen beoordeelt, een update van de beleidskaart maakt en ook een bijdrage aan de beleidsnota levert. RAAP kan zowel veldteams als individuele medewerkers in vrijwel alle functies detacheren. Denk hierbij aan beleidsadviseurs, veldarcheologen, archeologisch projectleiders, GIS-medewerkers, fysisch geografen, projectmanagers en historisch geografen.
Bij de provincie Limburg is een projectleider van RAAP gedetacheerd die namens de provincie opdrachtgever is voor de archeologische onderzoeken in verband met een deelproject van de Maaswerken. Aan de gemeente Hoorn is voor enige maanden een GISmedewerker uitgeleend om de vele analoge data (waaronder historische kaarten) in MapInfo te verwerken tot bruikbare digitale gegevens, die gekoppeld kunnen worden aan de huidige topografie.
Meer weten over detachering? RAAP regio Noord: Jørgen van Beek, T 0512-589140 RAAP regio Oost: Adam Haarhuis, T 0575-567876 RAAP regio Zuid: Wim De Baere, T 0495-513555 RAAP regio West: Nicole Mulder, T 071-5768118
Dat de Veluwe archeologisch gezien een van de rijkste gebieden van Nederland is, wordt wel duidelijk bij het lezen en kijken in Archeologische parels van de Veluwe. Het eerste exemplaar van dit rijk geïllustreerde boek werd op 19 april overhandigd aan auteur en voormalig Commissaris van de Koningin in Gelderland, Jan Terlouw. De makers van het boek zijn RAAP-archeoloog Sake Jager en natuurfotograaf Ruben Smit. Zij laten in tekst en prachtige foto’s de grote rijkdom aan archeologische schatten op de Veluwe zien. Hoofdsponsoren van het door de KNNV uitgegeven boek zijn de Provincie Gelderland, het Veluws Bureau voor Toerisme en RAAP Archeologisch Adviesbureau.
5
vragen aan
natuurfotograaf Ruben Smit:
5
Archeologie is meestal niet of nauwelijks te zien. Hoe heb je het toch in beeld weten te krijgen? Door heel goed te kijken en veel research te plegen samen met Sake. Ik heb van alle 16 parels op de Veluwe iedere parel minstens drie keer bezocht en enkele nog vaker, zo’n vier tot vijf keer. Zo fotografeerde ik ze onder verschillende omstandigheden. De meeste grafheuvels zijn het best herkenbaar als er sneeuw of rijp op ligt waardoor ze beter afsteken tegen het landschap. Dat zie je bijvoorbeeld op de coverfoto van het boek. Voelde je, met al je ervaring als natuurfotograaf, dat de natuur op historische plekken anders is dan elders? Het zijn vaak de locaties waar het landschap relatief ongestoord is gebleven. Die zijn per definitie de interessantste. Een oud celtic field heeft van origine heel veel structuur die weer geschikt is voor veel vogelsoorten, waaronder de tapuit! Wat is voor jou de meest bijzondere ‘archeologische parel’ op de Veluwe? Tjoeff! Heel moeilijk. De Houtbeek bij Stroe vind ik geweldig om te zien, maar qua biodiversiteit kies ik Wolfheze. Vraagt het fotograferen van archeologie een andere aanpak dan ‘puur natuur’ foto’s? Ja, wel meer voorbereiding en kennisimplementatie. Ik heb zelden zo veel moeten doen om zulke statische onderwerpen toch spannend op de foto te krijgen. Dat is bij de reguliere natuurfotografie duidelijk anders. Voor welke foto heb je de meeste moeite moeten doen? Ik heb zeker drie keer zitten posten bij een dassenburcht die in een grafheuvel was gegraven. Geen resultaat helaas! Maar ik was heel gelukkig met de reeën op de grafheuvel, op de prehistorische route. Daar hoop je van tevoren op!
Archeologische parels van de Veluwe, Op zoek naar de geschiedenis in het landschap | Sake Jager & Ruben Smit | ISBN: 9789050113298 | KNNV Uitgeverij € 29,95
vragen aan
RAAP archeoloog Sake Jager: Waar komt je fascinatie voor de Veluwe vandaan? De Veluwe kent niet alleen een buitengewoon intrigerende geschiedenis, maar de landschappelijke variëteit en de natuur kent er voor Nederlandse begrippen ook zijn weerga niet. Voeg hieraan toe dat ik altijd al een voorliefde voor de natuur heb gehad - ik wilde vroeger boswachter worden, nog steeds een heimelijke wens - en de link tussen natuur, archeologie en landschap is snel gelegd. Die mix is op de Veluwe heel nadrukkelijk aanwezig. Wat is voor jou de meest bijzondere ‘archeologische parel’ op de Veluwe? Iedere parel heeft zo zijn charme, dus kiezen wordt lastig. Er springen echter twee gebieden uit vanwege de samenhang tussen de archeologische fenomenen en de landschappelijke en natuurlijke rijkdom. De Houtbeek bij Stroe en het terrein Oud-Wolfheze. OudWolfheze intrigeert bovendien vanwege de oorlogshandelingen die hier hebben plaatsgehad en de geschiedenis van het gehucht Wolfhees. Dus als het erop aan komt, ga ik voor Oud-Wolfheze. Hier kun je nog ouderwets fantaseren. Gaan archeologie en natuur goed samen? In principe heel goed, ze versterken elkaar zelfs. Natuurbeschermers realiseren zich dat nog onvoldoende. De samenwerking tussen archeologen en natuurbeschermers zou wel wat mogen worden versterkt. Wat natuurbeschermers ontberen zijn goede archeologische inventarisaties van hun gebieden. Gaat dit boek onze kijk op de Veluwe veranderen? Ik hoop het wel. Ook de geschiedenis van deze regio krijgt zo hopelijk meer aandacht. Voor archeologen staan er allerlei wetenswaardigheden en nieuwe zienswijzen in, bijvoorbeeld het aspect van bewoningscontinuïteit en de waterkuilen. Is er voor de geïnteresseerde Veluwe-bezoeker genoeg informatie over de archeologie te vinden? Nee, die informatie is erg onvolledig en versnipperd en ondergebracht in allerlei ‘gedateerde’ oudheidkamers. Vandaar dat er een Veluws Archeologiecentrum moet komen dat als publieksattractie en informatie- en kenniscentrum gaat fungeren, vergelijkbaar met het Hunebedcentrum. Enkele vooraanstaande Veluwse politici hebben zich al achter het plan voor een Veluwebreed archeologisch informatiecentrum geschaard, dus ik heb goede hoop dat zoiets er uiteindelijk komt.
Foto: Ruben Smit
publieksboek
Archeologische parels van de Veluwe
De wet van de chimpansee
Nuttige kijkgaten
E
archeologische begeleiding
dankzij afvalcontainers Steeds meer van ons vuilnis verdwijnt tegenwoordig in containers onder de grond. Zo ook in de historische kern van Harderwijk, waar de gemeente 21 ondergrondse afvalcontainers plaatst. RAAP zorgde voor de archeologische begeleiding daarvan en ontdekte in de kleine putten goed geconserveerde Middeleeuwse resten. Op diverse locaties in Harderwijk zijn in de afgelopen maanden kleine putten van twee bij twee meter gegraven om de afvalcontainers te plaatsen. Bij de aanleg daarvan kregen archeologen de mogelijkheid om archeologische resten te documenteren. Al eerder was bij opgravingen elders in de binnenstad vastgesteld dat veel meer en goed geconserveerde historische resten aanwezig zijn, dan op voorhand werd vermoed. Met het onderzoek in de kleine afvalcontainergaten is dat opnieuw bevestigd. Terwijl nog niet eens alle containers geplaatst zijn, is er al veel waardevolle informatie verzameld. Het voornaamste doel van het onderzoek was het in kaart brengen van de oude (pleistocene) ondergrond van middeleeuws Harderwijk en het lokaliseren van de hoogste delen, omdat die inzicht kunnen geven in hoe de stad zich heeft ontwikkeld. Het vermoeden dat het gebied rond de Vismarkt de oudste kern van de stad vormt, is (ondanks een verstoord bodemprofiel) bevestigd door de vondst van vroege aardewerkscherven uit de 12e eeuw. Op veel plaatsen blijken muurresten van woningen, de oude stadsmuur en latere versterkingen goed geconserveerd en op geringe diepte in de ondergrond bewaard te zijn gebleven. Op het plein voor de Onze Lieve Vrouwekerk zijn in één klein kijkgat zelfs zeven begravingen en de fundering van een oude (kerk- of kerkhof)muur blootgelegd. De muurresten en menselijke botfragmenten, aangetroffen in een kijkgat op de hoek Donkerstraat / Markt, horen hoogstwaarschijnlijk bij de begraafplaats van het oudste klooster van de stad. Verder is het grachtenstelsel uit de 13e eeuw ook in de kijkgaten
Column
KORTE BERICHTEN
Een interpretatie is natuurlijk niet veel meer dan een willekeurige combinatie van letters die - zo gaat het verhaal - een chimpansee die op een toetsenbord zit te rammen uiteindelijk in de kern zal treffen. Al duurt het misschien een tijdje. Inmiddels ben ik al schrijvend beland bij paragraaf 4.3.1 op pagina 32, kale tekst zonder opmaak en figuren. De finish van dit onderzoeksrapport ligt wat mij betreft bij paragraaf 5.2, maar ik sta op het punt een chimpansee in te huren. Nog maar zo’n klein stukje te gaan, maar het betreft wel die paragrafen waar de essentie geraakt moet worden. En ik voel ‘m aankomen: ik ga hier niet blij mee zijn. Doe je een opgraving, een kleintje deze keer, je verzamelt data om je onderzoeksvragen te beantwoorden en dan moeten passen. Ik ga de puzzel niet opgelost krijgen. Vragen blijven open. Niemand wordt wijzer, of op z’n best zijn er nog meer vragen dan voordat we begonnen. Ik heb hier een kubus voor me staan met daarop, als ware het een dobbelsteen, de 6 principes van klantgerichtheid. Jaja, we zijn een serieus bedrijf. En een leuk bedrijf trouwens, maar dat terzijde. Principe nummer 4 luidt ‘Doe eens iets extra’. Als tip krijg ik mee: ‘Overtref de verwachtingen’. De verwachting van een klant, zo leert de ervaring, is sterk wisselend. Het is goed voorstelbaar dat iemand die een bouwvergunning probeert te krijgen, alleen maar zo snel mogelijk bericht wil hebben dat we niets hebben gevonden. Maar de klant die op mijn rapport zit te wachten (ik zit op pagina 32 en ben bijna klaar!) heeft hoge verwachtingen. En we doen ons best, echt ons best, maar soms is het materiaal zoals het is. Dan is er niet meer uit te wringen dan mogelijk is. Als het niet kan zoals het zou moeten, dan moet het maar zoals het kan. Er zit daar archeologie, maar wat is het nu eigenlijk? En hoe oud? De sporen en vondsten laten me elke mogelijkheid open, alsof ik met een dobbelsteen kan gooien. Misschien is dat het wel, dat elke mogelijkheid goed is, oftewel een combinatie van functies, een combinatie van typen vindplaatsen daar op die ene plek. Er is geen eenduidige verklaring, maar een meervoudige. Wat kan het anders zijn? Ach ja, een chimpansee doet de was. Ivar Schute Senior projectleider bij RAAP
Bakstenen resten van een halfronde toren van het 16e eeuwse stadskasteel van de hertog van Gelre.
KORTE BERICHTEN aangetroffen, evenals resten van het Nieuwe Blokhuis, de 16e eeuwse dwangburcht van de hertog van Gelre. Omdat deze bijzondere resten op geringe diepte lagen, is besloten een alternatieve locatie voor de afvalcontainer te zoeken. Wat de vondsten duidelijk maken, is dat het onderzoeken van zeer kleine plekken van slechts twee bij twee meter, bijzonder waardevolle historische informatie kan opleveren. Projectleider Martin Schabbink T 0575-567876 | E
[email protected]
Najaarlijkse RAAP-informatiemiddagen Toen RAAP vorig jaar haar 25-jarig bestaan vierde, is een start gemaakt met de RAAP-informatiemiddagen. Daarbij werden klanten bijgepraat over actuele ontwikkelingen in de Nederlandse archeologie. Velen vonden de serie lezingen in 2010 informatief, actueel en leerzaam, vandaar dat RAAP ook dit najaar weer vier informatiemiddagen organiseert. Deze (gratis) bijeenkomsten worden gehouden van 14.00 tot 17.00 uur en vinden plaats op: • • • •
donderdag 29 september in Assen donderdag 6 oktober in Zutphen vrijdag 7 oktober in Utrecht donderdag 13 oktober in Eindhoven
Ook dit jaar is er weer een gevarieerd programma. De vier regionale RAAP kantoren presenteren ieder een boeiend regionaal archeologisch thema. Directeur Marten Verbruggen legt uit aan welke eisen een goed Programma van Eisen moet voldoen. Meer interactief is het derde onderdeel over het thema cultuurhistorie en bestemmingsplannen, met uiteraard aandacht voor de MoMo (modernisering van de monumentenzorg). Daarbij is alle ruimte voor discussie en vragen uit de dagelijkse praktijk van klanten. De middag wordt afgesloten met een feestelijke borrel. Meer informatie volgt binnenkort op de website van RAAP. Geïnteresseerden kunnen zich overigens al aanmelden door een e-mail te sturen naar de receptie van het hoofdkantoor:
[email protected]
In de kleine put van 2x2 meter kon één skelet volledig blootgelegd worden (het fotobord ligt op de oude muur).
COLOFON RAAP Nieuwsbrief 2011-1, juni 2011 De RAAP Nieuwsbrief is een uitgave van RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. RAAP is een zelfstandig en onafhankelijk adviesbureau voor archeologische monumentenzorg en integrale cultuurhistorie, met vestigingen in Leiden, Zutphen, Drachten, Weert en Weesp. Aan dit nummer werkten mee: Hans Brons, Xavier van Dijk, Reinier Ellenkamp, Marco Glastra, Henny Groenendijk, Adam Haarhuis, Berrie van Hoof, Ruurd Kok, Martin Schabbink, Ivar Schute, Ruben Smit, Gerard Tichelman en Marten Verbruggen. Fotografie en cartografie: RAAP (tenzij anders vermeld) Vormgeving: Olav Odé | Eindredactie: Caroline Hom Wilt u op de verzendlijst van de RAAP Nieuwsbrief komen te staan (of de nieuwsbrief juist niet meer ontvangen), stuur dan een e-mail naar
[email protected]
RAAP Hoofdkantoor Leeuwenveldseweg 5b, 1382 LV Weesp Postadres: Postbus 5069, 1380 GB Weesp T 0294-491500 | E
[email protected] RAAP Regio Noord-Nederland (Fr, Gr, Dr) De Kiel 11, 9206 BG Drachten T 0512-589140 | E
[email protected] RAAP Regio Oost-Nederland (Gld, Ov) Pollaan 48 E-F, 7202 BX Zutphen Postadres: Postbus 222, 7200 AE Zutphen T 0575-567876 | E
[email protected] RAAP Regio Zuid-Nederland (Li, N-Br) De Savornin Lohmanstraat 11, 6004 AM Weert T 0495-513555 | E
[email protected] RAAP Regio West-Nederland (N-Hl, Z-Hl, Zld, Fl, Ut) Le Pooleweg 5, 2314 XT Leiden Postadres: Postbus 4025, 2301 RA Leiden T 071-5768118 | E
[email protected]
www.raap.nl