Parijs, Porte d’Orléans, 11 mei 2007 32 kilometer, totaal 103 kilometer Om 05uur00 word ik wakker van de regen die tegen het raam klettert. En het stormt. Dat wordt leuk. Om 06u00 sta ik op en het regent nog steeds. Na het ontbijt ga ik toch maar op weg. Met de regenhoes over de rugzak, regenjack aan en de capuchon op. Voor de poncho waait het veel te hard. Het beste er maar van hopen. Geleidelijk wordt het minder groen, drukker en lawaaiiger. En de trottoirs, als, als je die zo noemen mag, worden steeds beroerder. Een bergpad loopt nog beter. Daar staan geen auto’s op. En als er op deze trottoirs geen auto’s staan dan is dat alleen door de parkeerhindernissen. Paaltjes, betonnen bulten, etc. En dat zijn ook meteen wandelvalstrikken. Je moet dus voortdurende uitkijken. Struikelen en op je neus vallen met 18 kilo op je rug lijkt me geen pretje. Toch vordert het goed, helemaal als de regen ophoudt. Een lastig stukje in de route wordt veroorzaakt door het ‘stade de France’, de ‘arena’ van Parijs. Rotondes, bruggen wegen, allemaal gericht op auto’s. Voetgangers moeten maar zien hoe ze aan de andere kant , in St. Denis komen. De basiliek van St. Denis, maar er is een mis aan de gang, en “le cachet nést pas ici”. Daarvoor moet ik naar de pastorie, en daar is nu niemand. Dan
maar niet. Geen stempel en doorlopen. Als ik onder de ‘Boulevard Periferique’ doorloop ben ik al weer helemaal droog. Gelukkig. Er is nog wel veel wind.
“Paris”. Ik weet het zeker, het staat op het plaatsnaambord dat ik passeer. Ik loop lekker. De benen gaan vanzelf en er is veel te zien. In no-time sta ik bij de
“tour St. Jacques”. Een traditioneel beginpunt van pelgrimages naar Santiago de Compostella. Het begint wel weer te regen. Zou de toren daarom helemaal in plastic zijn ingepakt? Of voor de binnenkort te beginnen restauratie? In ieder geval is er niets te zien. Ik ga door, richting centrum. Naar de “Notre
Oudere foto van de tour St. Jaques
Dame”. Al is het maar om te schuilen voor de regen. Daar even rondkijken en een stempel vragen. Dat lukt. Een indrukwekkend grote kerk. Maar eerlijk gezegd, met de horden toeristen die er rondlopen, de kraampjes die inlichtingen en folders verstrekken
en de ansichtkaarten en religieuze frutsels verkopen: ik ben wel in sfeervollere kerken geweest. En in mooiere. Als ik naar buiten ga blijkt de zon weer te schijnen. Ik blijf nog even op het grote plein voor de Notre Dame en kijk naar Alle wegen in Frankrijk schijnen hier het archeologische graafte beginnen werk dat daar wordt uitgevoerd. Dan ga ik door. In een klein winkeltje koop in een baquette, een stukje brie en een flesje vruchtensap. En op een zonnig plekje in de “jardin de Luxembourg” zoek ik een bankje. Heel wat Parijzenaars zitten hier met een lunchpakketje. Het is ook een prachtig park, met de grote vijver en het paleis op de achtergrond. Een rustige plek midden in een wereldstad. Daarna toch nog maar even doorwandelen. Het is nog vroeg. De hele “rue St. Jacques” uit. Nog even een blik geworpen in de “St. Jacques de Haut”. Een kerk die we eens uitgebreid bekeken hebben toe we met een grote groep IJmuidense Oud-Katholieken Parijs bezochten. Daarna via de brede, drukke boulevards verder.
Geldt een bigmac-menu als gezonde voeding voor een wandelaar? Vandaag maar wel. Hamburger, frites, salade, groot glas koude cola, normaal niet mijn favoriet, maar nu was ik er even aan toe. Als ik aan een tafeltje zit te eten schuiven er een vrouw met twee kinderen van een jaar of vier en zes. Ze blijken te bedelen. (Zou Mac Donalds dat goed vinden?) Ze hebben honger en vandaag nog niets gegeten. Waar of niet waar? Okee, maar geld krijgen ze niet. Ik bestel drie gewone hamburgers en drie kleine salades. De kinderen grijpen meteen naar de in papier verpakte hamburgers. Nee, eerst de salades. Zure gezichten, maar als ze het doorhebben zijn de salades zo weg. De hamburgers daarna ook. Het gaat hier net als met de kinderen in Nederland. Zo, St. Jacques de Haut Pas vandaag m’n goeie daad gedaan. Ik ga weer verder. Bij een klein winkeltje koop ik een banaan, een appel en een sinaasappel. Het duurt even voordat de man door heeft dat ik er van ieder maar één wil. Niet een kilo of zo. Maar dan begrijpt hij dat ik echt niet meer kan meenemen. “Combien?” “Nee, gratis pour un pelerin!” Goeie daad beloond? Bij de informatiekiosk bij de “Porte d’Orléans, eigenlijk alleen voor openbaar vervoer, vraag ik naar campings, hotels, of andere overnachtingsmogelijkheden. Alleen een opsomming van hotels is het antwoord, vergezeld van een wijd armgebaar om de richting aan te geven. Ik passeer er een paar met kamerprijzen, dat je liever onder een brug gaat slapen. Maar dan vind ik er een, Accorhotel, voor €53,00, met ontbijt. Dat gaat. Het wordt nu wel tijd voor campings en zo. Hotels zijn niet goed voor het reisbudget, maar in Parijs was dat te verwachten. Gauw douchen en corvee, en dan nog een boodschapje.
Ik kom in een wijk terecht, waarvan ik me goed kan voorstellen dat de rellen met opstandige jongeren, waar Parijs af en toe last mee heeft, hier plaats vinden. Een lange winkelstraat met armoedige zijstraatjes. Vol met meestal oude auto’s, en op ieder hoek een Marokkaans restaurantje of een Afrikaans winkeltje. Het brede trottoir van d winkelstraat staat vol met kraampjes met oude en nieuwe rotzooi, of er worden mij onbekende gerechten klaargemaakt en verkocht. Het ziet eruit alsof dit hier permanent staat. Een Afrikaanse winkelier in een lang wit gewaad gaat kennelijk sluiten en is bezig de kippengril die voor de winkel staat leeg te maken. Een groepje zwervers staat al te wachten. Ze krijgen allemaal een stuk van de resterende kippen uit de grilmachine. Uit een ander restaurantje komt zo’n lekkere geur dat ik het niet kan laten: dagmenu 10 euro, boisson compris. Het is een soort couscous, maar erg lekker. Later ga ik met een plastic zak met een fles mineraalwater, een pak chocoladekoeken, een blikje cola een halve komkommer en een stukje brie weer naar mijn hotel. En nu naar bed, of in ieder geval “van mijn voeten af”.