Parasitisme Aan de volgende waarheid willen banken niet teveel ruchtbaarheid gegeven: hun activiteiten worden zwaar gesubsidieerd door de samenleving. Hoewel het voor niemand meer een geheim is dat zij sinds de crisis van 2008 met grootschalige reddingsoperaties overeind worden gehouden. Toch krijgen de banken ook andere, minder bekende vormen van steun die bijdragen aan hun winst. Met andere woorden, ze zijn niet alleen meesters geworden in het afwentelen van hun verliezen op de samenleving, maar blinken ook uit in de kunst om zich te laten subsidiëren.
Een hele sector aan het infuus De Europese banken - vooral de grootste banken - komen in aanmerking voor drie belangrijke bronnen van directe en indirecte overheidssubsidies. De eerste mogelijkheid - die ook voor iedereen de meest voor de hand liggende is – is sinds 2008 de overheidssteun voor het redden van banken. Bij gebrek aan een Europees wettelijk kader voor het beheersen van een bankcrisis, moesten de lidstaten hun banken stabiliseren door hen te steunen met honderden miljarden euro’s. Volgens de Europese Commissie bedroeg de staatssteun* aan de financiële sector tussen oktober 2008 en december 2010 meer dan 1240 miljard euro, ofwel 10,5% van het BBP* van de Europese Unie. Bij deze overheidssteun kunnen de subsidies worden geteld die door de Europese Centrale Bank (ECB) zijn verstrekt via lange termijn herfinancieringstransacties*. Uit angst voor een kredietcrisis (zie ook Onvoorzichtigheid) heeft het instituut uit Frankfurt in juni 2009, december 2011 en februari 2012 meer dan 1460 miljard euro in de banksector geïnjecteerd in de vorm van leningen. Deze leningen werden tegen de zeer voordelige rente van 1% verstrekt (veel lager dan de marktrente). De banken hebben dus massaal geprofiteerd van een enorme subsidie van de ECB. Laten we als voorbeeld de Royal Bank of Scotland nemen: voor de € 6,3 miljard euro die ze van de ECB hebben geleend in december 2011, betaalt de Britse bank slechts € 63 miljoen euro per jaar aan rente, tegen € 270 miljoen als ze rechtstreeks op de financiële markt hadden moeten lenen10. Deze operatie is bovendien nog voordeliger omdat de ECB in ruil voor deze goedkope leningen garanties van banken accepteert – zogenaamde ‘indirecte garanties’ - die vaak van slechte kwaliteit zijn. Daarnaast gebruiken sommige banken een deel van het geleende geld om het tegen een veel hogere rente weer uit te lenen aan overheden. Daarmee genereren ze enorme winsten. In augustus 2012 was de Italiaanse en Spaanse debetrentevoet voor tien jaar respectievelijk 5,8% en 6,4%. Banken die het van de ECB geleende geld aan deze landen leenden, maakten dus een flinke winst. Van de derde - meer indirecte - vorm van steun profiteren alleen grote banken. Vanwege hun status als ‘too big to fail’ -instelling (zie ook Grootheidswaan) ontvangen deze banken impliciet steun van de staat, wat hen in staat stelt om op de markt tegen veel aantrekkelijkere tarieven te lenen dan de tarieven die aan kleinere banken worden aangeboden. Hun schuldeisers weten dat ze niet zelf de kosten van een mogelijk faillissement hoeven te dragen omdat deze door de staat worden gedragen en uiteindelijk door de belastingbetaler. De omvang van dit fenomeen is met name onderzocht door de New Economics Foundation (NEF). Volgens hun berekeningen hebben de banken Crédit Agricole, BNP Paribas en de Deutsche Bank bijvoorbeeld in 2010 een financieringssubsidie ontvangen van respectievelijk 12,3 miljard 6,2 miljard en 3,9 miljard euro11. De omvang van dit fenomeen is ook onderzocht door SOMO en voor de vier grootste banken van Nederland becijferd op tussen de 4 en 12 miljard euro, ofwel tweederde tot tweemaal hun jaarwinst in 2011. 10 VAUGHAN, L., FINCH, G., Feb 13, 2012, “Draghi’s $158 Billion Free Lunch for European Banks Seen Boosting Profits”, http://www.bloomberg.com 11 NEF, 2011, “Quid Pro Quo: Redressing the privileges of the banking industry”, http://www.neweconomics.org 12
De andere kant van de steunmedaille Zo draagt de belastingbetaler de kosten van de fouten van de banken. De herkapitalisatieplannen van banken hebben tot veel schade geleid voor de overheidsfinanciën in Europa. Maar belangrijker nog, door de economische ontwrichting die volgde op de bankencrisis zien overheden de belastinginkomsten teruglopen en de uitgaven voor bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen sterk stijgen. Tussen 2007 en 2010 zijn de overheidstekorten* van de landen van de eurozone explosief gestegen van -0,7% naar -6% van het BBP12*. Dit heeft geleid tot een sterke toename van hun overheidsschuld*: de schuld is van 66,2% gestegen naar 87,3% van het BBP1213. De massale leningen van de ECB hebben tevens gevolgen voor de Europese belastingbetaler. Ze leiden tot verslechtering van de kwaliteit van de balans van de centrale bank, wat op termijn de lidstaten zou kunnen dwingen om hun balans te herkapitaliseren (injecteren met overheidskapitaal). Het eindrisico van de ECB rust namelijk op de staatskassen van de lidstaten.
12 EUROSTAT, 26 April 2011, “Provision of deficit and debt data for 2010 - first notification”, Eurostat Newsrelease euroindicators, http://epp.eurostat.ec.europa.eu 13 EUROSTAT, 22 October 2012, Provision of deficit and debt data for 2011 - second notification http://epp.eurostat. ec.europa.eu/cache/ITY_PUBLIC/2-22102012-AP/EN/2-22102012-AP-EN.PDF
13
Kerncijfers Uitgaven van België voor redden van financiële instellingen (2008-2011) in miljarden euro
FORTIS Banque
9,42
Royal Park*
0,735
5
KBC Bank
3,5
3,5
2
DEXIA
4
Belfius
Injection de capital kapitaalinjecties
1,5
Ethias
leningen de crédits Octroi
0,16
Kaupthing
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
TOTAL CUMULÉ : 29,8 (Bronnen: Rekenhof , jaarverslagen 2009 en 2011) 14
* De SPV Royal Park Investments is de restbank* of ‘bad bank’ die werd gecreëerd om de toxische activa van het voormalige Fortis in onder te brengen.
Toelichting Zoals bovenstaande grafiek aantoont, heeft de federale staat tussen 2008 en 2011 financiële steun betaald aan verschillende financiële instellingen voor een totaalbedrag van 29,8 miljard euro. Deze steun is onder te verdelen in herkapitalisatie* (21,2 miljard euro) en leningen (8,6 miljard euro). In 2008 bijvoorbeeld bedroeg de federale steun voor de bancaire sector (20,3 miljard euro), ofwel 2,5 keer zoveel als de totale federale uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en voor prepensioenen ion hetzelfde jaar. Om voldoende financiële middelen te genereren voor deze steunmaatregelen, waren de federale staat en de regio’s gedwongen om de schuldgraad fors te laten stijgen. Sinds 2009 heeft de federale staat weliswaar een deel van de uitgekeerde sommen teruggekregen (via terugbetaling van leningen, uitbetaling van dividend en rente), in totaal 8,3 miljard euro15 . Rekening houdend met deze staatsinkomsten becijferde het Rekenhof de extra publieke schuld* (federaal) gelieerd met de reddingsoperaties op 17,6 miljard euro16. Ofwel 35% van de stijging van de publieke schuld tussen 2007 en 2011 is te danken aan de redding van banken.
14 Rekenhof, december 2009, «Impact de la crise financière et des mesures d’aide sur la gestion de la dette de l’État et sur l’évolution des finances publiques »; Rekenhof, december 2011, « 168e Cahier de la Cour des comptes », Volume I Commentaires, https://www.rekenhof.be 15 Rekenhof, december 2011, op. cit. 16 Idem
14
Bovendien doen drie elementen vrezen voor een forse toename van de publieke schuld* in de toekomst. Allereerst, betekent de forse daling van de beurskoers van de aandelen van BNP Paribas en Dexia SA sinds 2008 een verlies van inkomsten voor de Belgische staat - die een deel van de twee banken bezit, van respectievelijk 2,3 en 0,9 miljard euro 17. Deze verliezen kunnen meevallen als de aandelenkoers van BNP Paribas en Dexia SA zich weer zou herstellen. Niettemin is het zeer onwaarschijnlijk dat die beurskoersen weer het niveau van voor 2008 zouden bereiken. Ten tweede moeten we er aan herinneren dat ´parallel aan de maatregelen voor herkapitalisatie* van banken en de leningen, de Belgische staat zich voor verschillende banken garant heeft gesteld, voor een totaalbedrag van 138,1 miljard euro 1818. Dus als instellingen failliet zouden gaan, moet de Belgische staat deze garanties uitbetalen. Dat risico is met name erg groot als het gaat om de garanties voor Dexia SA: de garanties van de Belgische staat zouden in dit dossier kunnen oplopen tot 54 miljard euro (ofwel 15% van het BNP van België)! En laten we tot slot niet vergeten dat de Nationale Bank van België in de vorm van ‘Emergency Liquidity Assistance’ enorme bedragen heeft geleend aan Fortis in september 2008 en aan Dexia in de herfst van 201119. Als Dexia failliet zou gaan, zal de Nationale Bank deze verliezen moeten dragen, hetgeen de staat weer zou dwingen om de Nationale Bank te herkapitaliseren. En dat zou weer automatisch leiden tot het stijgen van de nationale publieke schuld.
17 DOR, E., mars 2012, “L’impact de la crise financière sur la dette de la Belgique et le poids très élevé des garanties publiques octroyées”, http://www.ieseg.fr 18 Rekenhof, december 2011, op. cit. 19 DOR, E., mars 2012, op. cit.
15
De oplossing: beperken van de steun aan banken De crisis heeft aangetoond hoe banken hun verliezen op de samenleving hebben afgewenteld. Het is dus noodzakelijk om maatregelen te treffen waardoor bankfaillissementen de belastingbetaler zo min mogelijk kosten.
1. Verbeteren van de bijdrage van de particuliere sector bij het oplossen van bankcrises Een eerste maatregel is de banken te dwingen op hun balans een minimale hoeveelheid converteerbare obligaties te houden, dat wil zeggen: schuldbewijzen (uitgegeven door de bank aan particuliere beleggers) die kunnen worden omgezet in reguliere aandelen als het voortbestaan van een bank niet langer verantwoord is volgens de toezichthoudende autoriteit. Een dergelijke maatregel maakt het mogelijk de kosten van een eventueel faillissement voor de belastingplichtige aanzienlijk te reduceren en kan de particuliere belegger verplichten een belangrijk deel van de verliezen van de bank voor zijn rekening te nemen.
2. De banken verplichten om hun spaardeposito’s te dekken Een tweede maatregel - voorgesteld door de econoom Eric de Keuleneer20 - is de banken die deposito’s verzamelen te dwingen om ter dekking van hun spaardeposito’s gediversifieerde activa* van goede kwaliteit te verstrekken. In geval van een bankfaillissement zou de staat kunnen profiteren van deze garanties en dit zou de kosten van een mogelijk reddingsplan reduceren. Veel banken gebruiken hun beste activa* (leningen, staatsobligaties, effecten, enz.) momenteel als garantie (genoemd ‘zekerheidsgaranties’) voor andere banken en investeerders, die hun kredieten verstrekken of alternatieven voor derivaten. In geval van een bankfaillissement dienen de beste activa* dus op de eerste plaats als compensatie voor ‘gedekte’ schuldeisers en worden spaarders verbannen naar het niveau van ondergeschikte tweederangs geldlener. Dit voorstel is specifiek bedoeld om dit probleem op te lossen en dus ook inleggers te laten profiteren van ‘dekking’ door de bank.
3. Europees resolutiemechanisme Banken en overheden van de eurozone hebben elkaar meegesleurd in hun schuldenproblemen. Ondanks de mogelijkheden die de Nederlandse Interventiewet bood besloot minister van Financiën en Eurogroep-voorzitter Dijsselbloem op advies van DNB om niet ook de gewone obligatiehouders een verlies te laten nemen voor het overeind houden van de failliete SNS bank. De angst was dat dit zou leiden tot hogere kosten van financiering voor de overige banken. Als gevolg daarvan nam de Nederlandse staatsschuld toe. Dat geen land als eerste durft om alle schuldeisers te laten meebetalen aan de redding van een bank, toont dat een Europese aanpak nodig is om deze neerwaartse spiraal te stoppen. Er moet daarom haast worden gemaakt met het opzetten van een Europees resolutiemechanisme: een Europese stroppenpot voor banken en Europese afspraken over het laten meebetalen aan een oplossing door alle schuldeisers. Deze stroppenpot moet goed gevuld worden met bijdragen van de banken zelf. Als een bank in de problemen komt en gered moet worden, wordt met deze stroppenpot voorkomen dat een euroland opnieuw in begrotingsproblemen komt. Er kan dan eindelijk economisch herstel plaatsvinden zonder dat het vertrouwen in de overheidsfinanciën van de eurolanden wordt aangetast bij iedere grote bank in nood.
20 De Keuleneer, E., 15 mars 2012, “Protéger les dépôts de la spéculation”, http://www.dekeuleneer.com
16