BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005.
Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet 2005.
Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :
Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :
www.staatsblad.be
www.moniteur.be
Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme
Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme
Gratis tel. nummer : 0800-98 809
Numéro tél. gratuit : 0800-98 809 N. 62
178e JAARGANG
DINSDAG 26 FEBRUARI 2008
INHOUD
Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen
178e ANNEE
MARDI 26 FEVRIER 2008
SOMMAIRE
Lois, décrets, ordonnances et règlements
Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement
27 JANUARI 2008. — Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement betreffende het verlenen van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de leden van de geïntegreerde politiediensten, bl. 11890.
27 JANVIER 2008. — Arrêté royal portant approbation du règlement relatif à l’attribution de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux aux membres des services de la police intégrée, p. 11890.
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale
10 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, bl. 11897.
10 FEVRIER 2008. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés, p. 11897.
10 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk XIV van Titel XIII van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende de mededeling aan de werknemersvertegenwoordigers van de inlichtingen over de voordelen betreffende de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling, bl. 11900.
10 FEVRIER 2008. — Arrêté royal portant exécution du chapitre XIV du Titre XIII de la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses relatif à la communication aux représentants des travailleurs des informations portant sur les avantages relatifs aux mesures en faveur de l’emploi, p. 11900.
10 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de syndicale vorming, bl. 11902.
10 FEVRIER 2008. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 18 juin 2007, conclue au sein de la Commission paritaire pour employés de l’industrie et du commerce du pétrole, relative à la formation syndicale, p. 11902.
14 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot erkenning van een vakorganisatie van werkgevers als representatief in de bedrijfstak van het aanleggen en/of onderhouden van parken, tuinen, sportterreinen, recreatieterreinen, groene zones en begraafplaatsen, bl. 11904.
14 FEVRIER 2008. — Arrêté royal déclarant représentative une organisation professionnelle d’employeurs dans la branche d’activité de l’implantation et/ou l’entretien de parcs, jardins, plaines de sports, domaines de récréation, zones vertes et cimetières, p. 11904.
21 DECEMBER 2007. — Wet betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008. Erratum, bl. 11904.
21 DECEMBRE 2007. — Loi relative à l’exécution de l’accord interprofessionnel 2007-2008. Erratum, p. 11904.
250 bladzijden/pages
11884
BELGISCH STAATSBLAD − 26.02.2008 − MONITEUR BELGE
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid
Service public fédéral Sécurité sociale
20 DECEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 september 1993 tot toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten aan sommige personeelsleden van het Fonds voor Arbeidsongevallen, bl. 11905.
20 DECEMBRE 2007. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 9 septembre 1993 relatif à l’octroi d’une indemnité forfaitaire pour frais de séjour à certains agents du Fonds des accidents du travail, p. 11905.
20 DECEMBER 2007. — Ministerieel besluit tot aanwijzing van de hiërarchische meerderen die bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid bevoegd zijn om een voorlopig voorstel tot tuchtstraf te doen, bl. 11906.
20 DECEMBRE 2007. — Arrêté ministériel désignant les supérieurs hiérarchiques habilités à émettre une proposition provisoire de peine disciplinaire à l’Office de Sécurité sociale d’Outre-mer, p. 11906.
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement
14 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de klassen en de graden van de ambtenaren van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen, bl. 11908.
14 FEVRIER 2008. — Arrêté royal déterminant, en vue de l’application de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les classes et les grades des agents du Centre fédéral d’expertise des soins de santé, qui constituent un même degré de la hiérarchie, p. 11908.
1 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit tot wijziging van de bijlage I van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, met het oog op de opname van dichlofluanide, bl. 11909.
1er FEVRIER 2008. — Arrêté ministériel modifiant l’annexe Ire de l’arrêté royal du 22 mai 2003 concernant la mise sur le marché et l’utilisation des produits biocides, en vue d’y inscrire le dichlofluanide, p. 11909. Cour constitutionnelle
Grondwettelijk Hof Uittreksel uit arrest nr. 12/2008 van 14 februari 2008, bl. 11921.
Extrait de l’arrêt n° 12/2008 du 14 février 2008, p. 11912.
Verfassungsgerichtshof Auszug aus dem Urteil Nr. 12/2008 vom 14. Februar 2008, S. 11930.
Gouvernements de Communauté et de Région
Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Vlaamse overheid
Communauté flamande Autorité flamande er
1 FEBRUARI 2008. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2001 tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en het eerste plannenregister, bl. 11940.
1 FEVRIER 2008. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 2001 fixant les conditions d’octroi de subventions aux communes en vue de l’établissement d’un premier registre de permis et d’un premier registre de plans, p. 11940.
1 FEBRUARI 2008. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2005 betreffende de geografische indeling van watersystemen en de organisatie van het integraal waterbeleid in uitvoering van Titel I van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, bl. 11941.
1er FEVRIER 2008. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 septembre 2005 relatif à la classification géographique des systèmes d’eau et à l’organisation de la politique intégrée de l’eau en exécution du Titre Ier du décret du 18 juillet 2003 relatif à la politique intégrée de l’eau, p. 11941.
1 FEBRUARI 2008. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld, bl. 11942.
1er FEVRIER 2008. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 mai 2000 fixant les conditions auxquelles doivent répondre les personnes susceptibles d’être désignées comme fonctionnaires de l’aménagement du territoire, p. 11942.
1 FEBRUARI 2008. — Besluit van de Vlaamse Regering houdende klassering van een oud-geklasseerde waterloop op het grondgebied van de stad Lier tot onbevaarbare waterloop van derde categorie, bl. 11943.
1er FEVRIER 2008. — Arrêté du Gouvernement flamand portant classement d’un cours d’eau anciennement classé sur le territoire de la ville de Lierre comme cours d’eau non navigable de troisième catégorie, p. 11944.
Franse Gemeenschap
Communauté française
Ministerie van de Franse Gemeenschap
Ministère de la Communauté française
26 OKTOBER 2007. — Decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2007, bl. 11950.
26 OCTOBRE 2007. — Décret contenant l’ajustement du budget des voies et moyens de la Communauté franc¸ aise pour l’année budgétaire 2007, p. 11945.
7 DECEMBER 2007. — Decreet houdende organisatie van de structurele differentiatie in de eerste graad om alle leerlingen de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven, bl. 11969.
7 DECEMBRE 2007. — Décret organisant la différenciation structurelle au sein du premier degré afin d’amener l’ensemble des élèves à la maîtrise des socles de compétences, p. 11955.
BELGISCH STAATSBLAD − 26.02.2008 − MONITEUR BELGE 21 DECEMBER 2007. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot regeling van de tegemoetkoming van de Diensten van de Regering en van de instellingen van openbaar nut die onder het comité van sector XVII ressorteren in de vervoerkosten van de personeelsleden, bl. 11985.
11885
21 DECEMBRE 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 17 juillet 2002 réglant l’intervention des Services du Gouvernement et des Organismes d’intérêt public relevant du Comité de Secteur XVII dans les frais de transport des membres du personnel, p. 11984.
Waals Gewest
Région wallonne
Ministerie van het Waalse Gewest
Ministère de la Région wallonne
29 NOVEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 02 van organisatieafdeling 30 en programma 01 van organisatieafdeling 12 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, bl. 11988.
29 NOVEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 02 de la division organique 30 et le programme 01 de la division organique 12 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, p. 11986.
29 NOVEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 02 van organisatieafdeling 30 en programma 01 van organisatieafdeling 12 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, bl. 11992.
29 NOVEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 02 de la division organique 30 et le programme 01 de la division organique 12 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, p. 11989.
3 DECEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma’s 02 en 04 van organisatieafdeling 17 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, bl. 11994.
3 DECEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre les programmes 02 et 04 de la division organique 17 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, p. 11993.
3 DECEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma’s 02 en 06 van organisatieafdeling 17 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, bl. 11996.
3 DECEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre les programmes 02 et 06 de la division organique 17 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, p. 11995.
3 DECEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 05 van organisatieafdeling 13 en programma 03 van organisatieafdeling 19 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, bl. 11998.
3 DECEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 05 de la division organique 13 et le programme 03 de la division organique 19 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, p. 11997.
20 JANUARI 2008. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 juli 2006 betreffende de aanvragen om vaststelling of aanpassing van de bedrijfstoeslagrechten in 2005 door het gebruik van de nationale reserve ter uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, bl. 12006.
20 JANVIER 2008. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté ministériel du 7 juillet 2006 relatif aux demandes d’établissement ou d’adaptation des droits au paiement unique en 2005 par l’utilisation de la réserve nationale en application de l’arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2006 mettant en place les régimes de soutien direct dans le cadre de la politique agricole commune, p. 11999.
Ministerie van het Waalse Gewest en Waals Ministerie van Uitrusting en Vervoer
Ministère de la Région wallonne et Ministère wallon de l’Equipement et des Transports
30 NOVEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 02 van organisatieafdeling 30 en programma 01 van organisatieafdeling 54 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, bl. 12012.
30 NOVEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 02 de la division organique 30 et le programme 01 de la division organique 54 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, p. 12010.
Gemeinschafts- und Regionalregierungen
Wallonische Region Ministerium der Wallonischen Region 29. NOVEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 02 des Organisationsbereichs 30 und dem Programm 01 des Organisationsbereichs 12 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, S. 11987. 29. NOVEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 02 des Organisationsbereichs 30 und dem Programm 01 des Organisationsbereichs 12 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, S. 11991. 3. DEZEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen den Programmen 02 und 04 des Organisationsbereichs 17 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, S. 11994. 3. DEZEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen den Programmen 02 und 06 des Organisationsbereichs 17 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, S. 11996.
11886
BELGISCH STAATSBLAD − 26.02.2008 − MONITEUR BELGE
3. DEZEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 05 des Organisationsbereichs 13 und dem Programm 03 des Organisationsbereichs 19 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, S. 11998. 20. JANUAR 2008 — Ministerialerlass zur Abänderung des Ministerialerlasses vom 7. Juli 2006 über die Anträge auf Bestimmung oder Anpassung der Ansprüche auf die Betriebsprämie für das Jahr 2005 durch die Verwendung der nationalen Reserve in Anwendung des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 23. Februar 2006 zur Einführung der Direktstützungsregelungen im Rahmen der Gemeinsamen Agrarpolitik, S. 12002. Ministerium der Wallonischen Region und Wallonisches Ministerium für Ausrüstung und Transportwesen 30. NOVEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 02 des Organisationsbereichs 30 und dem Programm 01 des Organisationsbereichs 54 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, S. 12011.
Andere besluiten
Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Personeel. Benoeming, bl. 12013. — Personeel. Benoemingen, bl. 12013. — Personeel. Benoeming, bl. 12013. — Personeel. Benoeming, bl. 12013. — Personeel. Benoemingen, bl. 12013. — Personeel. Benoeming, bl. 12014. — Personeel. Benoeming, bl. 12014. — Personeel. Benoeming, bl. 12014. — Personeel. Benoeming, bl. 12014. — Personeel. Benoeming, bl. 12014. — Personeel. Benoeming, bl. 12014. — Personeel. Benoeming, bl. 12015. — Personeel. Benoeming, bl. 12015. — Personeel. Benoeming, bl. 12015. — Personeel. Benoeming, bl. 12015. — Erkenningen als opleidingsinstelling voor het personeel van de bewakingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten in toepassing van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, bl. 12015. — Erkenningen als beveiligingsonderneming in toepassing van artikel 4 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, bl. 12016.
Federale Overheidsdienst Financiën Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten. Benoeming, bl. 12017.
Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Personeel. Benoemingen, bl. 12018. — Personeel. Overplaatsing, bl. 12018. — Personeel. Oppensioenstelling, bl. 12018. — Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl. 12019. — Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen. Errata, bl. 12019.
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
Autres arrêtés
Service public fédéral Intérieur Personnel. Nomination, p. 12013. — Personnel. Nominations, p. 12013. — Personnel. Nomination, p. 12013. — Personnel. Nomination, p. 12013. — Personnel. Nominations, p. 12013. — Personnel. Nomination, p. 12014. — Personnel. Nomination, p. 12014. — Personnel. Nomination, p. 12014. — Personnel. Nomination, p. 12014. — Personnel. Nomination, p. 12014. — Personnel. Nomination, p. 12014. — Personnel. Nomination, p. 12015. — Personnel. Nomination, p. 12015. — Personnel. Nomination, p. 12015. — Personnel. Nomination, p. 12015. — Agréments comme organisme de formation pour le personnel des entreprises de gardiennage et services internes de gardiennage, en application de la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière, p. 12015. — Agréments comme entreprise de sécurité en application de l’article 4 de la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière, p. 12016.
Service public fédéral Finances Fonds de protection des dépôts et des instruments financiers. Nomination, p. 12017.
Service public fédéral Mobilité et Transports Personnel. Nominations, p. 12018. — Personnel. Transfert, p. 12018. Personnel. Mise à la retraite, p. 12018. — Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p. 12019. — Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduites de véhicules à moteur. Errata, p. 12019.
Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale
Personeel. Overplaatsing, bl. 12020. — Personeel. Overplaatsing en bevordering, bl. 12020. — Personeel. Pensioen, bl. 12020. — Personeel. Pensioen, bl. 12020. — Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen. Benoeming van de leden van het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart, bl. 12021.
Personnel. Transfert, p. 12020. — Personnel. Transfert et promotion, p. 12020. — Personnel. Pension, p. 12020. — Personnel. Pension, p. 12020. — Direction générale Relations collectives de travail. Nomination des membres de la Commission paritaire de la batellerie, p. 12021.
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement
14 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot benoeming en vervanging van drie plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg, bl. 12021.
14 FEVRIER 2008. — Arrêté royal portant nomination et remplacement de trois membres suppléants du conseil d’administration du Centre fédéral d’expertise des soins de santé, p. 12021.
Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde, bl. 12022.
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Personeel en Organisatie. Pensionering, bl. 12022.
Service public fédéral Justice Ordre judiciaire, p. 12022.
Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie Personnel et Organisation. Mise à la retraite, p. 12022.
BELGISCH STAATSBLAD − 26.02.2008 − MONITEUR BELGE Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid
11887
Service public fédéral de Programmation Politique scientifique
18 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende samenstelling van de Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, bl. 12023.
18 FEVRIER 2008. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 10 novembre 2004 fixant la compositiion du Conseil scientifique des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique, p. 12023.
14 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit betreffende de samenstelling van de Directieraad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, bl. 12024.
14 FEVRIER 2008. — Arrêté ministériel relatif à la composition du Conseil de direction des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique, p. 12024.
Gemeenschaps- en Gewestregeringen
Gouvernements de Communauté et de Région
Vlaamse Gemeenschap Vlaamse overheid Cultuur, Jeugd, Sport en Media 13 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit houdende erkenning van een arts als keuringsarts inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, bl. 12025. 13 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit houdende erkenning van een arts als keuringsarts inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, bl. 12025. Leefmilieu, Natuur en Energie 17 SEPTEMBER 2007. — Ministerieel besluit betreffende de centralisatie van aanbiedingen van voorkooprechten bij de Vlaamse Grondenbank, bl. 12026. Mobiliteit en Openbare Werken 14 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit tot goedkeuring van de Algemene Reisvoorwaarden en de tarieven van de Vlaamse Vervoermaatschappij, bl. 12029. Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Provincie Oost-Vlaanderen. Ruimtelijke ordening, bl. 12060. — Ruimtelijke ordening. Bekendmaking gemeentelijke stedenbouwkundige verordening, bl. 12060.
Région wallonne Ministère de la Région wallonne Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Enregistrement n° 2008/648 délivré à l’administration communale de Gesves, p. 12061. — Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la « BV Van Deuren Transport », en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 12063. — Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la SA Erji Garden, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 12065. — Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Ludovic Hainaut, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 12067. — Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Sylvio Hennebert, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 12069.
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Région de Bruxelles-Capitale
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale
Bescherming van het erfgoed, bl. 12071.
Protection du patrimoine, p. 12071.
11888
BELGISCH STAATSBLAD − 26.02.2008 − MONITEUR BELGE Officiële berichten
Avis officiels
Grondwettelijk Hof
Cour constitutionnelle
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, bl. 12072.
Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989, p. 12072.
Verfassungsgerichtshof Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989, S. 12072.
Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen 13 FEBRUARI 2008. — Besluit van de CBFA tot wijziging van de lijst van de beleggingsondernemingen waaraan in België een vergunning is verleend, bl. 12073.
SELOR. — Selectiebureau van de Federale Overheid Werving. Uitslagen, bl. 12073.
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Raad voor de Mededinging. Auditoraat. Vereenvoudigde procedure. Beslissing nr. 2008-C/C-02-AUD van dinsdag 22 januari 2008. MEDE-C/C-07/0040 : Mitiska NV en Sofindev NV/MG Finances NV. Wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, artikel 61, § 3, bl. 12074. — Raad voor de Mededinging. Auditoraat. Vereenvoudigde procedure. Beslissing nr. 2008-C/C-03-AUD van dinsdag 22 januari 2008. Zaak nr. MEDE-C/C-07/0039 : Aveve NV/Dumoulin Groep. Wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, artikel 61, § 3, bl. 12075. — Raad voor de Mededinging. Auditoraat. Vereenvoudigde procedure. Beslissing nr. 2008-C/C-6-AUD van dinsdag 5 februari 2008. Zaak nr. MEDE-C/C-08/0003 : Real Software NV/Dolmen Computers Applications. Wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, artikel 61, § 3, bl. 12075.
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten Lijst van de geneesmiddelen voor humaan gebruik geregistreerd tussen 1 juli 2004 en 31 juli 2004. (Lijst rekening houdend met de veranderingen aangebracht vanaf de registratiedatum tot 1 januari 2008), bl. 12076.
Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Vlaamse overheid Bekendmaking goedkeuringsbeslissing gemeentelijke stedenbouwkundige verordening, bl. 12091.
Commission bancaire, financière et des Assurances 13 FEVRIER 2008. — Arrêté de la CBFA modifiant la liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique, p. 12073.
SELOR. — Bureau de Sélection de l’Administration fédérale Recrutement. Résultats, p. 12073.
Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie Conseil de la concurrence. Auditorat. Décision n° 2008-I/O-01-AUD. Affaire CONC-I/O-94/0002 Ministre des Affaires économiques/Secteur de la dératisation, p. 12074.
Agence fédérale des Médicaments et des Produits de Santé Liste des médicaments à usage humain enregistrés entre le 1er juillet 2004 et le 31 juillet 2004. (Liste tenant compte des modifications survenues depuis la date d’enregistrement jusqu’au 1er janvier 2008), p. 12076.
BELGISCH STAATSBLAD − 26.02.2008 − MONITEUR BELGE Agenda’s
11889
Ordres du jour
Brussels Hoofdstedelijk Parlement, bl. 12091.
Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale, p. 12091.
Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bl. 12094.
Assemblée réunie de la Commission communautaire commune de la Région de Bruxelles-Capitale, p. 12094. Parlement francophone bruxellois, p. 12094.
De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl. 12095 tot bl. 12132.
Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages 12095 à 12132.
11890
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT
N. 2008 — 554 [C − 2008/15026] 27 JANUARI 2008. — Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement betreffende het verlenen van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de leden van de geïntegreerde politiediensten
F. 2008 — 554 [C − 2008/15026] 27 JANVIER 2008. — Arrêté royal portant approbation du règlement relatif à l’attribution de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux aux membres des services de la police intégrée
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op het wet van 1 mei 2006 betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden, inzonderheid op artikel 3; Gelet op het koninklijk besluit van 13 oktober 2006 tot vaststelling van de regels en de procedure tot toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden, inzonderheid op artikel 2; Gelet op het advies van de Eerste Minister, gegeven op 21 maart 2007; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 april 2007; Gelet op het advies 43.270/2 van de Raad van State, gegeven op 4 juli 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, vervangen bij de wet van 2 april 2003; Gelet op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken; Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 1er mai 2006 relative à l’octroi de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux, notamment l’article 3; Vu l’arrêté royal du 13 octobre 2006 fixant les règles et la procédure d’octroi de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux, notamment l’article 2; Vu l’avis du Premier Ministre, donné le 21 mars 2007; Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 26 avril 2007 Vu l’avis 43.270/2 du Conseil d’Etat, donné le 4 juillet 2007, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, remplacé par la loi du 2 avril 2003; Vu la présentation de Notre Ministre de l’Intérieur; Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires étrangères, Arrête :
Besluit : Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde reglement betreffende het verlenen van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de leden van de geïntegreerde politiediensten wordt goedgekeurd. Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 8 april 2001. Art. 3. Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 27 januari 2008.
ALBERT
Article 1er. Le règlement relatif à l’attribution de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux aux membres des services de police intégrée, annexé au présent arrêté, est approuvé. Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 8 avril 2001. Art. 3. Notre Ministre des Affaires étrangères est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 27 janvier 2008.
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT
Le Ministre des Affaires étrangères, K. DE GUCHT
Bijlage bij het koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement betreffende het verlenen van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de leden van de geïntegreerde politiediensten Reglement betreffende het verlenen van eervolle onderscheidingen in de nationale orden aan de leden van de geïntegreerde politiediensten 1. De tabel in bijlage 1 bij dit reglement, « Tabel van het verlenen van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de leden van de geïntegreerde politiediensten », geeft de krachtlijnen weer van de toekenningen voor het personeel van de Geïntegreerde Politie met als verticaal criterium het vereiste minimum aantal jaren anciënniteit en als horizontaal criterium de groepen van functies, niveaus en graden van de politiediensten die de toekenning van een onderscheiding in de Nationale Orden, zoals vermeld in bijlage 2, mogelijk maken. 2. De anciënniteit als bedoeld in de tabel van het verlenen van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de leden van de geïntegreerde politiediensten (10-20-30 jaar) omvat ook de statutaire anciënniteit bij de (federale, gefedereerde of plaatselijke) overheid. 3. In dit reglement wordt de minimumleeftijd om toegelaten te worden in de nationale orden, vastgelegd op 40 jaar. Indien een persoon op de leeftijd van 40 jaar voldoet aan de voorwaarden om 2 onderscheidingen te krijgen, krijgt zij de onderscheiding die het eerst voorzien wordt in de tabel. De andere onderscheidingen worden vervolgens toegekend in de volgorde van de tabel, waarbij de in artikel 4 voorziene termijn nageleefd wordt. 4. Er is een tussentijd van 10 jaar vereist tussen twee toekenningen in de nationale orden ten gunste van dezelfde persoon, behalve wanneer het gaat om onderscheidingen uitgereikt voor oorlogsdaden. 5. De functie moet al minstens 2 jaar uitgeoefend worden om de toekenning van de voorziene onderscheiding mogelijk te maken. Bovendien is, voor de personeelsleden van groep A, de toekenning van de laatste onderscheiding die door de tabel voorzien wordt, ondergeschikt aan een niveauanciënniteit van 25 jaar. Indien deze anciënniteit niet bereikt is, zal er een onderscheiding van een één graad lager in de gecombineerde hiërarchie van de drie Orden toegekend kunnen worden.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 6. Voor de toepassing van dit reglement wordt geen rekening gehouden met een tijdelijke uitoefening van hogere functies dan de effectieve hiërarchische stand. 7. De leden van de Geïntegreerde Politie kunnen geen onderscheiding in de Nationale oOrden krijgen in een andere hoedanigheid. Er wordt enkel een uitzondering gemaakt betreffende : 1° de onderscheidingen voor oorlogsdaden; 2° de reserveofficieren, die kunnen kiezen tussen het administratief reglement en het militair reglement; deze keuze geldt verplicht voor de hele duur van de inschrijving van de betrokkenen in het reservekader van het Leger. 8. De toekenning van een onderscheiding door een Minister van wie de persoon in kwestie niet afhangt, is ondergeschikt aan de voorafgaande goedkeuring van de toezichthoudende Minister. Er wordt enkel een uitzondering op deze regel gemaakt in het geval van een eventuele aanwezigheid van de betrokkene in de rangen van het Leger, in oorlogstijd. 9. De niet-statutaire personeelsleden krijgen geen onderscheiding. Na hun benoeming wordt de tijd als niet-statutair personeelslid echter geteld als zijnde uitgeoefend in een definitieve situatie, indien die termijn een ononderbroken geheel vormt. 10. De tijd die men in legerdienst doorbrengt tijdens zijn administratieve loopbaan, wordt hier niet van afgetrokken. 11. Het personeel van de Geïntegreerde Politie zal geen onderscheiding kunnen krijgen indien de eindvermelding « onvoldoende » werd toegekend bij de evaluatie. 12. Elke toekenning gebeurt in de beweging die voorafgaat aan het moment waarop de betrokken persoon exact aan de voorwaarden voldoet om een onderscheiding te krijgen. 13. Er wordt geen enkele termijn opgelegd tussen een toekenning in de Nationale Orden en de toekenning van een onderscheiding van een andere aard. 14. Bijzondere afwezigheden a. afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden : deze tijd komt niet in aanmerking voor de toekenning van een onderscheiding. b. verlof voorafgaand aan de pensionering : deze tijd komt niet in aanmerking voor de toekenning van onderscheiding. c. tijdelijk pensionering om gezondheidsredenen : (1) in geval van definitieve opruststelling na verloop van de tijdelijke pensionering : de tijdelijke pensioneringstijd komt niet in aanmerking voor een onderscheiding; (2) ingeval van herneming van de dienst : de tijdelijke pensioneringstijd komt wel in aanmerking voor een onderscheiding. d. andere bevallingsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof, opvangverlof voor adoptie, verlof om dwingende redenen van familiaal belang, ziekteverlof, disponibiliteit wegens ziekte, verlof voor het uitoefenen van een ambt bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, bij een kabinet van een federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij een kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende macht, verlof voor opdracht van algemeen belang (indien het algemeen belang erkend wordt), verlof voor loopbaanonderbreking (met een beperking voor 14 a). Deze afwezigheden komen in aanmerking voor de toekenning van een onderscheiding. 15. Tuchtstraffen De tuchtstraffen hieronder veroorzaken de volgende vertragingen in de duur : waarschuwing 6 maanden blaam 9 maanden inhouding van wedde 1 jaar schorsing bij tuchtmaatregel 2 jaar terugzetting (weddenschaal) 3 jaar Deze termijnen beginnen te lopen op de datum waarop de straf uitgesproken werd. In die gevallen gebeurt de toekenning van een onderscheiding tijdens de eerstvolgende beweging na de bovenvermelde termijn. 16. Elke afwijking aan dit reglement wordt onderworpen aan de procedure voorzien door de wet van 1 mei 2006 betreffende de toekenning van eretekens in de Nationale Orden, inzonderheid in de artikelen 6 en 13.
11891
11892
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 januari 2008 tot goedkeuring van het reglement betreffende het verlenen van eervolle onderscheidingen in de nationale orden aan de leden van de geïntegreerde politiediensten.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT
11893
11894
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Annexe à l’arrêté royal portant approbation du règlement relatif à l’attribution de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux aux membres des services de la police intégrée Règlement relatif à l’octroi de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux 1. Le tableau formant l’annexe n° 1 au présent règlement, « Tableau des octrois de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux pour le personnel de la police intégrée », trace la ligne générale des octrois pour le personnel de la police intégrée avec en critère vertical le nombre d’années d’ancienneté minimale requise et en critère horizontal les groupes de fonctions de niveaux et de grades des services de police permettant l’octroi d’une distinction dans les Ordres nationaux, qui sont reprises à l’annexe 2. 2. L’ancienneté visée dans le tableau des octrois de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux pour le personnel de la police intégrée (10-20-30 ans) s’étend à une ancienneté statutaire dans la fonction publique (fédérale, fédérée ou locale). 3. Dans le présent règlement, l’âge minimum d’admission dans les Ordres nationaux est fixé à 40 ans. Si une personne entre, à 40 ans, dans les conditions pour obtenir 2 décorations, elle rec¸ oit la première prévue dans le tableau. Les autres décorations sont octroyées ensuite dans l’ordre du tableau, en respectant le délai prévu à l’article 4. 4. Un intervalle de dix ans entre deux octrois dans les Ordres nationaux en faveur de la même personne est requis, sauf s’il s’agit de décorations décernées pour faits de guerre. 5. Un exercice de deux années au moins de la fonction est requis pour permettre l’octroi de la décoration prévue. En outre, pour les agents du groupe A, l’octroi de la dernière distinction prévue par le tableau est subordonné à une ancienneté de niveau de 25 ans. Dans le cas où cette ancienneté n’est pas atteinte, une distinction inférieure d’un degré dans la hiérarchie combinée des trois Ordres pourra être octroyée. 6. Il n’est pas tenu compte, pour l’application du présent règlement, d’un exercice temporaire de fonctions supérieures à celles de la position hiérarchique effective. 7. Les membres de la police intégrée ne peuvent être décorés dans les Ordres nationaux à un autre titre. Exception n’est faite qu’en ce qui regarde : 1° les décorations pour faits de guerre; 2° les officiers de réserve, lesquels ont la faculté de choisir entre le règlement administratif et le règlement militaire; ce choix vaut obligatoirement pour toute la durée de l’inscription des intéressés dans le cadre de réserve de l’Armée. 8. L’octroi d’une décoration par un Ministre dont ne dépend pas la personne en cause est subordonné à l’autorisation préalable du Ministre de tutelle. Il n’est fait exception à cette règle que dans le cas d’une éventuelle présence de l’intéressé dans les rangs de l’Armée, en temps de guerre. 9. Les membres du personnel non statutaire ne sont pas décorés. Après nomination, le temps passé comme tel leur est néanmoins compté comme accompli dans une situation définitive, si ce délai constitue un tout ininterrompu. 10. Le temps passé sous les drapeaux durant la carrière administrative n’est pas déduit de celle-ci. 11. Le membre du personnel de la police intégrée ne pourra pas être décoré si la mention finale « Insufisant » apparaît dans l’évaluation. 12. Tout octroi a lieu dans le mouvement qui précède le moment où la personne intéressée serait exactement dans les conditions pour être décorée. 13. Aucun délai n’est imposé entre un octroi dans les Ordres nationaux et l’attribution d’une distinction d’une autre nature. 14. Absences particulières a. absence de longue durée pour raisons personnelles : cette période n’entre pas en ligne de compte pour l’octroi d’une décoration. b. congé préalable à la pension : cette période n’entre pas en ligne de compte pour l’octroi d’une décoration. c. mise à la pension temporaire pour motif de santé : (1) en cas de mise à la pension définitive au terme de la mise à la pension temporaire : la période de mise à la pension temporaire n’entre pas en ligne de compte pour une décoration; (2) en cas de reprise du service : la période de mise à la pension temporaire entre en ligne de compte pour une décoration; d. autres : congé de maternité, congé de paternité, congé parental, congé d’accueil pour adoption, congé pour motifs impérieux d’ordre familial, congé de maladie, disponibilité pour maladie, congé pour l’exercice d’une fonction au sein d’un secrétariat, de la cellule de coordination générale de la politique, d’une cellule de politique générale, au sein du cabinet d’un mandataire politique fédéral communautaire, régional, provincial ou local ou au sein du cabinet d’un mandataire politique du pouvoir législatif, congé pour mission d’intérêt général (si l’intérêt général est reconnu), congé pour interruption de la carrière professionnelle (avec une restriction pour 14 a). Ces absences entrent en ligne de compte pour l’octroi d’une décoration. 15. Peines disciplinaires Des retards de la durée ci-dessous indiquée, sont entraînés par les peines disciplinaires désignées : Avertissement 6 mois blâme 9 mois retenue de traitement 1 an suspension par mesure disciplinaire 2 ans rétrogradation (échelle barémique) 3 ans Ces délais prennent cours à la date à laquelle la peine a été prononcée. Dans ces cas, l’octroi d’une distinction a lieu lors du mouvement qui suit immédiatement le délai précité. 16. Toute dérogation au présent règlement est soumise à la procédure prévue par la loi du 1er mai 2006 relative à l’octroi de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux, notamment ses articles 6 et 13.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
11895
11896
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Vu pour être annexé à Notre arrêté du 27 janvier 2008 portant approbation du règlement relatif à l’attribution de distinctions honorifiques dans les Ordres nationaux aux membres des services de la police intégrée.
ALBERT Par le Roi : Le Ministre des Affaires étrangères, K. DE GUCHT
11897
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2008 — 555
[C − 2008/12203]
10 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2008 — 555
[C − 2008/12203]
10 FEVRIER 2008. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
Gelet op de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, inzonderheid op artikel 45, gewijzigd bij de wetten van 26 maart 1999 en 23 december 2005, en op artikel 46, gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999;
Vu la loi du 22 décembre 1995 portant des mesures visant à exécuter le plan pluriannuel pour l’emploi, notamment l’article 45, modifié par les lois des 26 mars 1999 et 23 décembre 2005, et l’article 46, modifié par la loi du 26 mars 1999;
Gelet op de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 3 juni 2007 (I), inzonderheid op artikel 224;
Vu la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses, modifiée par la loi du 3 juin 2007 (I), notamment l’article 224;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, inzonderheid op artikelen 91 et 94;
Vu l’arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du code des sociétés, notamment les articles 91 et 94;
Gelet op het advies nr. 1.536 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 30 november 2005;
Vu l’avis n° 1.536 du Conseil national du Travail rendu le 30 novembre 2005;
Gelet op het advies nr. 1.573 van de Centrale Raad voor Bedrijfsleven en van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 21 november 2006;
Vu l’avis n° 1.573 du Conseil central de l’Economie et du Conseil national du Travail rendu le 21 novembre 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 18 december 2006;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 18 décembre 2006;
Gelet op het akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 26 januari 2007;
Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 26 janvier 2007;
Gelet op het advies nr. 42.313/1 van de Raad van State, gegeven op 12 maart 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Vu l’avis 42.313/1 du Conseil d’Etat, donné le 12 mars 2007, en application de l’article 84, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. In artikel 91, B, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1er. A l’article 91, B, de l’arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés, modifié par l’arrêté royal du 24 octobre 2001, sont apportées les modifications suivantes :
1° Punt I, 2° wordt vervangen als volgt :
1° Le point I, 2°, est remplacé par la disposition suivante :
« 2° op de afsluitingsdatum van het boekjaar :
« 2° à la date de clôture de l’exercice considéré :
het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten. Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt volgens de aard van de arbeidsovereenkomst, volgens het geslacht en studieniveau, en volgens de beroepscategorie.
le nombre de travailleurs occupés à temps plein et à temps partiel, et l’effectif total exprimé en équivalents temps plein. Ces mêmes renseignements doivent être fournis selon le type de contrat de travail, le sexe et le niveau d’étude, et la catégorie professionnelle.
Wat de uitzendkrachten en de ter beschikking van de vennootschap gestelde personen betreft, vermeldt deze staat voor het betrokken boekjaar en voor beide categorieën afzonderlijk, het gemiddelde aantal, het aantal gepresteerde uren en de kosten voor de onderneming. »
Quant au personnel intérimaire et aux personnes mises à la disposition de la société, le présent état mentionne pour l’exercice considéré et de manière distincte pour les deux catégories, l’effectif moyen, le nombre d’heures prestées et les frais pour la société. »
2° Punt II wordt vervangen als volgt :
2° Le point II est remplacé par la disposition suivante :
« II. Een tabel van de personeelsbewegingen tijdens het boekjaar die volgende vermeldingen bevat :
« II. Un tableau des mouvements du personnel au cours de l’exercice considéré, en mentionnant :
1° het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten die tijdens het boekjaar in het personeelsregister werden ingeschreven. Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt volgens de aard van de arbeidsovereenkomst.
1° le nombre de travailleurs occupés à temps plein et à temps partiel et le nombre total de travailleurs en équivalents temps plein qui ont été inscrits au registre du personnel au cours de l’exercice considéré. Ces mêmes renseignements doivent être fournis selon le type de contrat de travail;
2° het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten met een in het personeelsregister opgetekende datum waarop hun overeenkomst tijdens het boekjaar een einde nam. Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt volgens de aard van de arbeidsovereenkomst en volgens één van de volgende redenen van beëindiging van de overeenkomst : pensioen, brugpensioen, afdanking of andere reden, met afzonderlijke vermelding van degenen die als zelfstandigen ten minste op halftijdse basis diensten blijven verlenen aan de vennootschap. »
2° le nombre de travailleurs occupés à temps plein et à temps partiel, et le nombre total de travailleurs, exprimé en équivalents temps plein, dont la date de fin de contrat a été inscrite au registre du personnel au cours de l’exercice considéré. Ces mêmes renseignements doivent être fournis selon le type de contrat de travail et selon l’un des motifs suivants de fin de contrat : pension, prépension, licenciement ou autre motif, en mentionnant de manière distincte le nombre de personnes qui continuent, au moins à mi-temps, à prester des services au profit de la société comme indépendants. »
3° Punt III wordt opgeheven.
3° Le point III est supprimé.
11898
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
4° Punt IV wordt vervangen als volgt :
4° Le point IV est remplacé par la disposition suivante :
« III. Een staat met inlichtingen over de opleidingsactiviteiten gevolgd door de werknemers, waarvan de kost geheel of gedeeltelijk ten laste is van de werkgever.
« III. Un état donnant des renseignements sur les activités de formation suivies par les travailleurs et dont le coût est pris en charge partiellement ou intégralement par l’employeur.
Deze opleidingen splitsen zich op in voortgezette beroepsopleiding en initiële beroepsopleiding.
Ces formations se répartissent en formation professionnelle continue et formation professionnelle initiale.
Onder voortgezette beroepsopleiding verstaat men de opleiding gevolgd door één of meerdere personeelsleden, die op voorhand gepland is en als doel heeft de kennis van de werknemers te vergroten of de vaardigheden van de werknemers te verbeteren.
Par formation professionnelle continue on entend la formation suivie par un ou plusieurs membres du personnel qui est planifiée à l’avance et qui vise à élargir les connaissances ou à améliorer les compétences des travailleurs.
De voortgezette beroepsopleiding is onderverdeeld in :
La formation professionnelle continue se subdivise en :
1° formele opleiding;
1° formation formelle;
2° informele opleiding.
2° formation informelle.
Onder formele beroepsopleiding verstaat men de cursussen en stages die ontwikkeld zijn door lesgevers of sprekers. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van organisatie door de lesgever of opleidingsinstelling. Ze gaan door op een plaats die duidelijk afgescheiden is van de werkplek. Deze opleidingen richten zich tot een groep cursisten en maken, in voorkomend geval, het onderwerp uit van een attest dat de opleiding gevolgd werd.
On entend par formation professionnelle formelle, les cours et les stages conc¸ us par des formateurs ou des conférenciers. Ces formations sont caractérisées par un haut degré d’organisation du formateur ou de l’institution de formation. Elles se déroulent dans un lieu nettement séparé du lieu de travail. Ces formations s’adressent à un groupe d’apprenants et, le cas échéant, font l’objet d’une attestation de suivi de la formation.
Deze opleidingen kunnen ontwikkeld en beheerd worden door de onderneming zelf of door een organisme buiten de betrokken onderneming.
Ces formations peuvent être conc¸ ues et gérées par l’entreprise elle-même ou par un organisme extérieur à l’entreprise considérée.
Onder informele beroepsopleiding verstaat men de vormingsactiviteiten, andere dan deze bedoeld hierboven, die rechtstreeks betrekking hebben op het werk. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van zelf organisatie door de individuele leerling of door een groep leerlingen. De inhoud wordt bepaald naargelang de individuele behoeften van de leerling op de werkplek.
On entend par formation professionnelle informelle les activités d’apprentissage, autres que celles visées ci-dessus, et qui sont en relation directe avec le travail. Ces formations sont caractérisées par un haut degré d’auto-organisation par l’apprenant individuel ou par un groupe d’apprenants. Le contenu est déterminé en fonction des besoins individuels, sur le lieu de travail, de l’apprenant.
Onder initiële beroepsopleiding verstaat men de opleiding gegeven aan personen in de onderneming tewerkgesteld in kader van de systemen van alternerend leren en werken en met als doel het behalen van een diploma of van een officieel certificaat. De duur van deze opleiding bedraagt ten minste zes maanden.
Par formation professionnelle initiale, on entend la formation délivrée aux personnes occupées dans le cadre de systèmes alternant formation et travail en entreprise et ayant pour objectif l’acquisition d’un diplôme ou d’un certificat officiel. La durée de cette formation est d’au moins six mois.
Deze staat vermeldt, voor elke hierboven bedoelde soort opleiding, per geslacht, het aantal werknemers die de opleiding volgden, het aantal uren van de gevolgde opleiding en de kost van deze opleidingen.
Pour chaque type de formation visé ci-dessus, cet état mentionne, par sexe, le nombre de travailleurs qui ont suivi la formation, le nombre d’heures de formation suivie ainsi que le coût de ces formations.
Voor de voortgezette formele opleiding worden per geslacht opgenomen :
Pour la formation continue formelle, sont repris, par sexe :
— de bruto kost van de opleiding samengesteld uit de kosten rechtstreeks verbonden met de opleiding;
— le coût brut de la formation constitué par les coûts directement liés à la formation;
— de betaalde bijdragen en/of de stortingen aan de collectieve fondsen in het kader van deze opleiding;
— les cotisations payées et/ou les versements à des fonds collectifs dans le cadre de cette formation;
— de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming in het kader van deze opleiding;
— les subventions et autres avantages financiers octroyés à l’entreprise dans le cadre de cette formation;
— de netto kost van de opleiding die verkregen wordt door de som van de bruto kost, de betaalde bijdragen en de stortingen aan collectieve fondsen, waarvan de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming in het kader van deze opleiding afgetrokken worden.
— le coût net de la formation qui est obtenu par l’addition du coût brut, des cotisations payées et des versements à des fonds collectifs dont sont déduits les subventions et autres avantages financiers octroyés à l’entreprise dans le cadre de cette formation.
Wat betreft de voortgezette informele opleiding en de initiële opleiding wordt per geslacht de netto kost betrekking hebbende op elk van deze opleidingen vermeld. »
En ce qui concerne la formation continue informelle et la formation initiale est mentionné, par sexe, le coût net afférent à chacune de ces formations. »
5° Punt V wordt opgeheven.
5° Le point V est supprimé.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2. In artikel 94, B, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Punt I wordt vervangen als volgt : « I. Een staat van de werknemers ingeschreven in het personeelsregister.
11899
Art. 2. A l’article 94, B, de l’arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du code des sociétés, modifié par l’arrêté royal du 24 octobre 2001, sont apportées les modifications suivantes : 1° Le point I est remplacé par la disposition suivante : « I. Un état des travailleurs inscrits au registre du personnel.
Deze staat vermeldt :
Cet état mentionne :
1° voor de betrokken periode :
1° pour la période concernée :
— het gemiddeld aantal voltijdse en deeltijdse werknemers van het boekjaar en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten van het boekjaar en van het vorige boekjaar;
— le nombre moyen, pour l’exercice considéré, des travailleurs occupés à temps plein et à temps partiel, et l’effectif total, exprimé en équivalents temps plein, de l’exercice considéré et de l’exercice précédent;
— het aantal gepresteerde uren van de voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal gepresteerde uren van het boekjaar en van het vorige boekjaar;
— le nombre d’heures prestées par les travailleurs occupés à temps plein et à temps partiel, et le nombre total d’heures prestées de l’exercice considéré et de l’exercice précédant;
— de personeelskosten van de voltijdse en deeltijdse werknemers van het boekjaar en de totale personeelskosten van het boekjaar en van het vorige boekjaar.
— les frais de personnel pour l’exercice considéré, des travailleurs occupés à temps plein et à temps partiel, et les frais de personnel totaux de l’exercice considéré et de l’exercice précédent.
Deze laatste rubriek moet niet ingevuld worden wanneer het gaat om één enkele persoon;
Cette dernière rubrique n’est pas à remplir lorsqu’elle ne concerne qu’une seule personne;
2° op afsluitingsdatum van boekjaar : het aantal voltijdse en deeltijdse werknemers en het totale aantal werknemers in voltijdse equivalenten. Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt volgens de aard van de arbeidsovereenkomst, volgens het geslacht en studieniveau en volgens de beroepscategorie. »
2° à la date de clôture de l’exercice considéré : le nombre de travailleurs occupés à temps plein et à temps partiel, et l’effectif total exprimé en équivalents temps plein. Ces mêmes renseignements doivent être fournis selon le type de contrat de travail, le sexe et le niveau d’étude, et la catégorie professionnelle. »
2° Punt III wordt opgeheven.
2° Le point III est supprimé.
3° Punt IV wordt vervangen als volgt :
3° Le point IV est remplacé par la disposition suivante :
« III. Een staat met inlichtingen over de opleidingsactiviteiten gevolgd door de werknemers, waarvan de kost geheel of gedeeltelijk ten laste is van de werkgever.
« III. Un état donnant des renseignements sur les activités de formation suivies par les travailleurs et dont le coût est pris en charge partiellement ou intégralement par l’employeur.
Deze opleidingen splitsen zich op in voortgezette beroepsopleiding en initiële beroepsopleiding.
Ces formations se répartissent en formation professionnelle continue et formation professionnelle initiale.
Onder voortgezette beroepsopleiding verstaat men de opleiding gevolgd door één of meerdere personeelsleden, die op voorhand gepland is en als doel heeft de kennis te vergroten of de vaardigheden van de werknemers te verbeteren.
Par formation professionnelle continue, on entend la formation suivie par un ou plusieurs membres du personnel qui est planifiée à l’avance et qui vise à élargir les connaissances ou à améliorer les compétences des travailleurs.
De voortgezette beroepsopleiding is onderverdeeld in :
La formation professionnelle continue se subdivise en :
1° formele opleiding;
1° formation formelle;
2° informele opleiding.
2° formation informelle.
Onder formele beroepsopleiding verstaat men de cursussen en stages die ontwikkeld zijn door lesgevers of sprekers. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van organisatie door de lesgever of opleidingsinstelling. Ze gaan door op een plaats die duidelijk afgescheiden is van de werkplek. Deze opleidingen richten zich tot een groep cursisten en maken, in voorkomend geval, het onderwerp uit van een attest dat de opleiding gevolgd werd.
On entend par formation professionnelle formelle, les cours et les stages conc¸ us par des formateurs ou des conférenciers. Ces formations sont caractérisées par un haut degré d’organisation du formateur ou de l’institution de formation. Elles se déroulent dans un lieu nettement séparé du lieu de travail. Ces formations s’adressent à un groupe d’apprenants et, le cas échéant, font l’objet d’une attestation de suivi de la formation.
Deze opleidingen kunnen ontwikkeld en beheerd worden door de onderneming zelf of door een organisme buiten de betrokken onderneming.
Ces formations peuvent être conc¸ ues et gérées par l’entreprise elle-même ou par un organisme extérieur à l’entreprise considérée.
Onder informele beroepsopleiding verstaat men de vormingsactiviteiten, andere dan deze bedoeld hierboven, die rechtstreeks betrekking hebben op het werk. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van zelf organisatie door de individuele leerling of door een groep leerlingen. De inhoud wordt bepaald naargelang de individuele behoeften van de leerling op de werkplek.
On entend par formation professionnelle informelle les activités d’apprentissage, autres que celles visées ci-dessus, et qui sont en relation directe avec le travail. Ces formations sont caractérisées par un haut degré d’auto-organisation par l’apprenant individuel ou par un groupe d’apprenants. Le contenu est déterminé en fonction des besoins individuels, sur le lieu de travail, de l’apprenant.
Onder initiële beroepsopleiding verstaat men de opleiding gegeven aan personen in de onderneming tewerkgesteld in kader van de systemen van alternerend leren en werken en met als doel het behalen van een diploma of van een officieel certificaat. De duur van de opleiding bedraagt ten minste zes maanden.
Par formation professionnelle initiale, on entend la formation délivrée aux personnes occupées dans le cadre de systèmes alternant formation et travail en entreprise et ayant pour objectif l’acquisition d’un diplôme ou d’un certificat officiel. La durée de ces formations est d’au moins six mois.
Deze staat vermeldt, voor elke hierboven bedoelde soort opleiding, per geslacht, het aantal werknemers die de opleiding volgden, het aantal uren van de gevolgde opleiding en de kost van deze opleidingen.
Pour chaque type de formation visé ci-dessus, cet état mentionne, par sexe, le nombre de travailleurs qui ont suivi la formation, le nombre d’heures de formation suivie et le coût de ces formations.
11900
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Voor de voortgezette formele opleiding worden per geslacht opgenomen :
Pour la formation continue formelle, sont repris, par sexe :
— de bruto kost van de opleiding samengesteld uit de kosten rechtstreeks verbonden met de opleiding;
— le coût brut de la formation constitué par les coûts directement liés à la formation;
— de betaalde bijdragen en/of de stortingen aan de collectieve fondsen in het kader van deze opleiding;
— les cotisations payées et/ou les versements à des fonds collectifs dans le cadre de cette formation;
— de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming in het kader van deze opleiding;
— les subventions et autres avantages financiers octroyés à l’entreprise dans le cadre de cette formation;
— de netto kost van de opleiding die verkregen wordt door de som van de bruto kost, de betaalde bijdragen en de stortingen aan collectieve fondsen, waarvan de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming in het kader van deze opleiding afgetrokken worden.
— le coût net de la formation qui est obtenu par l’addition du coût brut, des cotisations payées et des versements à des fonds collectifs dont sont déduits les subventions et autres avantages financiers octroyés à l’entreprise dans le cadre de cette formation.
Wat betreft de voortgezette informele opleiding en de initiële opleiding wordt per geslacht de netto kost betrekking hebbende op elk van deze opleidingen vermeld. ».
En ce qui concerne la formation continue informelle et la formation initiale est mentionné, par sexe, le coût net afférent à chacune de ces formations. »
4° Punt V wordt opgeheven.
4° Le point V est supprimé.
Art. 3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop hoofdstuk XIV van titel XIII van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) in werking treedt.
Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le jour auquel entre en vigueur le chapitre XIV du titre XIII de la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses.
Art. 4. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 4. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 10 februari 2008.
Donné à Bruxelles, le 10 février 2008.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Werk, J. PIETTE
Le Ministre de l’Emploi, J. PIETTE
Nota
Note
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 22 december 1995 Belgisch Staatsblad van 30 december 1995; Wet van, 27 december 2006 Belgisch Staatsblad van 28 december 2006; Wet van 3 juni 2007, Belgisch Staatsblad van 23 juli 2007; Koninklijk besluit van 30 januari 2001 Belgisch Staatsblad van 6 februari 2001.
(1) Références au Moniteur belge : Loi du 22 décembre 1995 Moniteur belge du 30 décembre 1995; Loi du 27 décembre 2006 Moniteur belge du 28 décembre 2006; Loi du 3 juin 2007, Moniteur belge du 23 juillet 2007; Arrêté royal du 30 janvier 2001 Moniteur belge du 6 février 2001.
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2008 — 556
[C − 2008/12204]
10 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk XIV van Titel XIII van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende de mededeling aan de werknemersvertegenwoordigers van de inlichtingen over de voordelen betreffende de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2008 — 556
[C − 2008/12204]
10 FEVRIER 2008. — Arrêté royal portant exécution du chapitre XIV du Titre XIII de la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses relatif à la communication aux représentants des travailleurs des informations portant sur les avantages relatifs aux mesures en faveur de l’emploi ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
Gelet op de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (1), inzonderheid op de artikelen 220, gewijzigd bij de wet van 3 juni 2007, 221, 226 en 231;
Vu la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (1), notamment les articles 220, modifié par la loi du 3 juin 2007, 221, 226 et 231;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad nr. 1.607 van 24 april 2007;
Vu l’avis du Conseil national du travail n° 1.607 donné le 24 avril 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 26 april 2007;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 26 avril 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 12 juli 2007;
Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 12 juillet 2007;
11901
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Gelet op advies 42.988/1 van de Raad van State, gegeven op 24 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk,
Vu l’avis 42.988/1 du Conseil d’Etat, donné le 24 mai 2007, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;
Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Arrête :
Besluit : Artikel 1. § 1. Ieder jaar, tussen 1 februari en 10 maart, bezorgt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid langs elektronische weg de inlichtingen bedoeld in hoofdstuk XIV van titel XIII van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, aan de werkgevers die bij zijn diensten gekend zijn als behorende tot het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
Article 1er. § 1er. Chaque année, entre le 1er février et le 10 mars, l’Office national de sécurité sociale transmet, par voie électronique, aux employeurs qui sont identifiés auprès de ses services comme relevant du champ d’application de la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, les informations visées au chapitre XIV du titre XIII de la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses.
De transmissie in kwestie gebeurt via het ter beschikking stellen van de inlichtingen bedoeld in het eerste lid, door de genemeende dienst, in de beveiligde elektronische brievenbus (E-box) die voor elke werkgever gereserveerd en beschikbaar is op de portaalsite van de sociale zekerheid.
La transmission en question s’opère via la mise à disposition des informations visées à l’alinéa 1er, par l’Office précité, dans la boite aux lettres électronique sécurisée (E-box) réservée à chaque employeur qui est disponible sur le site portail de la sécurité sociale.
§ 2. In afwijking van § 1, gebeurt, ingeval de werkgever niet over een dergelijke beveiligde elektronische brievenbus beschikt, de transmissie per gewone post.
§ 2. Par dérogation au paragraphe premier, lorsque l’employeur ne dispose pas d’une telle boîte aux lettres électronique sécurisée, la transmission s’opère par courrier ordinaire.
Art. 2. De werkgever deelt binnen de maand volgend op de ontvangst de inlichtingen bedoeld in hoofdstuk XIV van titel XIII van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen mee aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis van een ondernemingsraad, aan de vakbondsafvaardiging, en bij ontstentenis van een ondernemingsraad en een vakbondsafvaardiging, aan de werknemers.
Art. 2. L’employeur communique les informations visées au chapitre XIV du titre XIII de la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses au conseil d’entreprise ou, à défaut de conseil d’entreprise, à la délégation syndicale et, à défaut de conseil d’entreprise et de délégation syndicale, aux travailleurs dans le mois suivant leur réception.
Indien er evenwel een ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging is opgericht moet de verkregen informatie ten laatste verstrekt worden op hetzelfde tijdstip als de jaarlijkse inlichtingen bedoeld in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 maart 1972, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972.
Toutefois, lorsqu’il existe un conseil d’entreprise ou une délégation syndicale, les informations rec¸ ues doivent être fournies, au plus tard, en même temps que les informations annuelles visées à l’article 5 de la convention collective de travail du 9 mars 1972 coordonnant les accords nationaux et les conventions collectives de travail relatifs aux conseils d’entreprises, conclus au Conseil national du Travail, rendue obligatoire par l’arrêté royal du 12 septembre 1972.
Art. 3. Worden belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van hoofdstuk XIV van titel XIII van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, de inspecteurs en sociaal controleurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Art. 3. Les inspecteurs et contrôleurs sociaux de la Direction générale Contrôle des lois sociales du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale sont désignés comme fonctionnaires et agents chargés de surveiller l’application des dispositions du chapitre XIV du titre XIII de la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses.
Art. 4. Op 1 december 2008 treden in werking : 1° hoofdstuk XIV van titel XIII van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen;
Art. 4. Le 1er décembre 2008 entrent en vigueur : 1° le chapitre XIV du titre XIII de la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses; 2° le présent arrêté.
2° dit besluit. Art. 5. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 10 februari 2008.
Art. 5. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 10 février 2008.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Werk, J. PIETTE
Le Ministre de l’Emploi, J. PIETTE
Nota
Note
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staasblad : Wet van 27 december 2006, Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, Wet van 3 juni 2007, Belgisch Staatsblad van 23 juli 2007.
(1) Références au Moniteur belge : Loi du 27 décembre 2006, Moniteur belge du 28 décembre 2006; Loi du 3 juin 2007, Moniteur belge du 23 juillet 2007.
11902
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
N. 2008 — 557 [C − 2008/12048] 10 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de syndicale vorming (1)
F. 2008 — 557 [C − 2008/12048] 10 FEVRIER 2008. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 18 juin 2007, conclue au sein de la Commission paritaire pour employés de l’industrie et du commerce du pétrole, relative à la formation syndicale (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de petroleumnijverheid en -handel; Op de voordracht van Onze Minister van Werk,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Vu la demande de la Commission paritaire pour employés de l’industrie et du commerce du pétrole; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de syndicale vorming.
Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 18 juin 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire pour employés de l’industrie et du commerce du pétrole, relative à la formation syndicale.
Art. 2. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 2. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 10 februari 2008.
Donné à Bruxelles, le 10 février 2008.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Werk, J. PIETTE
Le Ministre de l’Emploi, J. PIETTE
Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Note (1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
Bijlage
Annexe
Paritair Comité voor de bedienden uit de petroleumnijverheid en -handel
Commission paritaire pour employés de l’industrie et du commerce du pétrole
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2007
Convention collective de travail du 18 juin 2007
Syndicale vorming (Overeenkomst geregistreerd op 16 juli 2007 onder het nummer 83890/CO/211)
Formation syndicale (Convention enregistrée le 16 juillet 2007 sous le numéro 83890/CO/211)
HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de bedienden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden uit de petroleumnijverheid en -handel. Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toepassing van punt 7 van het nationaal interprofessioneel akkoord van 15 juni 1971 betreffende de syndicale vorming.
CHAPITRE Ier. — Champ d’application Article 1 . La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs et aux employés des entreprises qui ressortissent à la Commission paritaire pour les employés de l’industrie et du commerce du pétrole. Art. 2. La présente convention collective de travail règle l’application du point 7 de l’accord national interprofessionnel du 15 juin 1971 relatif à la formation syndicale.
HOOFDSTUK II. — Algemene beginselen Art. 3. Rekening houdend met de rol welke de vertegenwoordigers van de bedienden in de bedrijven vervullen menen de ondertekenende partijen dat het gepast is binnen de hiernavolgende grenzen hen faciliteiten te verlenen om vormingscursussen noodzakelijk voor de vervulling van hun taken in de beste voorwaarden bij te wonen. Art. 4. Met dit doel komen de ondertekenende partijen modaliteiten overeen om de bediendevertegenwoordigers toe te laten zonder loonverlies deel te nemen aan cursussen en symposiums : a) ingericht door de nationale of regionale syndicale organisaties of door hun beroepscentrales op tijdstippen welke met de normale werkroosters samenvallen; b) strekkende tot de vervolmaking van hun economische, sociale, technische en syndicale kennis in hun rol van bediendeafgevaardigden.
CHAPITRE II. — Principes généraux Art. 3. Les parties signataires estiment que, compte tenu du rôle assumé par les représentants des employés au sein des entreprises, il convient de leur accorder, dans les limites précisées ci-après, des facilités pour suivre des cours de formation nécessaires à l’accomplissement de leurs tâches dans les meilleures conditions. Art. 4. Les parties signataires conviennent à cet effet des modalités autorisant les représentants des employés à participer sans perte de rémunération, à des cours et séminaires : a) organisés par les organisations syndicales nationales ou régionales ou par leurs centrales professionnelles, à des moments coïncidant avec les horaires normaux de travail; b) visant au perfectionnement de leurs connaissances économiques, sociales, techniques et syndicales dans leur rôle de représentants des employés.
er
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
11903
HOOFDSTUK III. — Toepassingsmodaliteiten
CHAPITRE III. — Modalités d’octroi
Art. 5. De begunstigden van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn de effectieve leden van de ondernemingsraden, comités preventie en bescherming van de werknemers en syndicale afvaardigingen.
Art. 5. Sont bénéficiaires des dispositions de la présente convention collective de travail, les membres effectifs des conseils d’entreprise, comités prévention et sécurité et délégations syndicales.
Nochtans kunnen in zekere uitzonderlijke omstandigheden, bepaald per geval en bij gemeenschappelijk akkoord tussen het bedrijfshoofd en de syndicale afvaardiging, een of meer mandatarissen zoals in het vorige lid vastgesteld worden vervangen door andere syndicale verantwoordelijken, bij name aangewezen door de syndicale organisaties.
Toutefois, dans certaines circonstances exceptionnelles, déterminées cas par cas et de commun accord entre le chef d’entreprise et la délégation syndicale, un ou plusieurs mandataires visés à l’alinéa précédent peuvent être remplacés par d’autres responsables syndicaux désignés nominativement par les organisations syndicales.
Art. 6. De afwezigheidsduur voor de deelname aan de bij de artikelen 3 en 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde cursussen en symposiums wordt op acht dagen per jaar per effectief mandaat bepaald.
Art. 6. La durée d’absence pour la participation aux cours et séminaires visés aux articles 3 et 4 de la pré-sente convention collective de travail, est fixée à huit jours par an par mandat effectif.
Het totaal aantal toegestane afwezigheiddagen bij vorig lid bepaald wordt tussen de syndicale organisaties verdeeld in verhouding tot het aantal mandaten waarover deze in de drie vertegenwoordigende organen in iedere onderneming beschikken.
Le nombre global de jours d’absence autorisée, défini à l’alinéa précédent, est réparti entre les organisations syndicales en fonction du nombre de mandats dont celles-ci disposent dans les trois organes de représentation au sein de chaque entreprise.
Art. 7. De syndicale organisaties kunnen het aantal afwezigheiddagen dat aan hun afgevaardigden op het vlak van de onderneming toekomt verdelen of toekennen volgens hun eigen criteria, onder meer door een beurtrol in te stellen tussen de mogelijke begunstigden bedoeld bij artikel 5.
Art. 7. Les organisations syndicales peuvent répartir ou octroyer le nombre de jours d’absence qui revient à leurs délégués au niveau de l’entreprise selon leurs propres critères, en instaurant notamment un tour de rôle entre les bénéficiaires éventuels visés à l’article 5.
Art. 8. Het totaal aantal afwezigheidsdagen bepaald bij artikel 6 kan in beginsel niet van het éne op het andere jaar worden overgedragen tenzij gemotiveerde individuele afwijkingen.
Art. 8. Le nombre global de jours d’absence défini à l’article 6 ne peut, en principe, être reporté d’une année à l’autre, sauf dérogations individuelles motivées.
Art. 9. De werkgever verzekert aan de begunstigden hun normaal loon, voor de krachtens deze collectieve arbeidsovereenkomst toegestane afwezigheidsdagen.
Art. 9. L’employeur assure aux bénéficiaires leur appointement normal, pour les jours d’absence autorisée en vertu de la présente convention collective de travail.
Art. 10. De syndicale organisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst ondertekenen dienen ten laatste in de loop van de derde week voor de aanvang van de cursus bij de directie van de betrokken ondernemingen een schriftelijke vraag in tot toelating van afwezigheid met het oog op het volgen van cursussen van syndicale vorming.
Art. 10. Les organisations syndicales signataires de la présente convention collective de travail introduisent auprès de la direction des entreprises concernées, au plus tard dans le courant de la troisième semaine avant le début du cours, une demande écrite d’autorisation d’absence en vue de suivre des cours de formation syndicale.
De werkgever is verplicht binnen de twee weken te antwoorden op de aanzegging van de vraag tot deelname aan de cursus; de afwezigheid van reactie van de werkgever binnen deze termijn staat gelijk met instemming.
L’employeur est tenu d’y répondre dans les deux semaines de la notification de la demande de participation aux cours; l’absence de réaction de l’employeur dans ce délai équivaudra à un accord.
Art. 11. De bij artikel 10 voorziene vraag houdt in : a) een lijst met de namen van de syndicale mandatarissen voor wie om een toelating tot afwezigheid wordt verzocht;
Art. 11. La demande visée à l’article 10 comporte : a) une liste nominative des mandataires syndicaux pour lesquels une autorisation d’absence est sollicitée;
b) de datum, de duur en de plaats van de ingerichte cursussen;
b) la date, la durée et le lieu des cours organisés;
c) de thema’s die onderwezen of bestudeerd zullen worden.
c) les thèmes qui seront enseignés ou étudiés.
Art. 12. Om te voorkomen dat de gelijktijdige afwezigheid van verschillende bedienden, die al dan niet tot dezelfde dienst behoren, de algemene organisatie van het werk in de onderneming in het gedrang zou brengen, bepalen de directie en de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis van deze laatste de betrokken syndicale organisatie, in elk geval het maximum aantal toe te stane afwezigheidsdagen, rekening houdend met de dienstvereisten.
Art. 12. Afin d’éviter que l’absence simultanée de plusieurs employés appartenant ou non au même service, ne perturbe l’organisation générale du travail de l’entreprise, la direction et la délégation syndicale ou, en l’absence de cette dernière, l’organisation syndicale concernée, déterminent dans chaque cas le nombre maximum de jours d’absence à autoriser, compte tenu des nécessités des services.
HOOFDSTUK IV. — Procedure
CHAPITRE IV. — Procédure
Art. 13. Alle geschillen welke bij toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst optreden worden binnen het raam van de normale verzoeningsprocedure onderzocht.
Art. 13. Tous les différends qui surgissent à l’occasion de l’application de la présente convention collective de travail, sont examinés dans le cadre de la procédure normale de conciliation.
11904
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
HOOFDSTUK V. — Slotbepalingen Art. 14. De collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1973 betreffende syndicale vorming en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 augustus 1974 (Belgisch Staatsblad van 28 september 1974) wordt opgeheven. Art. 15. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 18 juni 2007 en is gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden bij een per post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de bedienden uit de petroleumnijverheid en -handel. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2008.
CHAPITRE V. — Dispositions finales Art. 14. La convention collective de travail du 21 décembre 1973 concernant la formation syndicale et rendue obligatoire par l’arrêté royal du 1er août 1974 (Moniteur belge du 28 septembre 1974) est abrogée. Art. 15. La présente convention collective de travail produit ses effets le 18 juin 2007 et est conclue pour une durée indéterminée. Elle peut être dénoncée par chacune des parties moyennant un préavis de trois mois, notifié par lettre recommandée à la poste, adressée au président de la Commission paritaire nationale pour les employés de l’industrie et du commerce du pétrole. Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 10 février 2008.
De Minister van Werk, J. PIETTE
Le Ministre de l’Emploi, J. PIETTE
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
N. 2008 — 558 [C − 2007/12374] 14 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot erkenning van een vakorganisatie van werkgevers als representatief in de bedrijfstak van het aanleggen en/of onderhouden van parken, tuinen, sportterreinen, recreatieterreinen, groene zones en begraafplaatsen (1)
F. 2008 — 558 [C − 2007/12374] 14 FEVRIER 2008. — Arrêté royal déclarant représentative une organisation professionnelle d’employeurs dans la branche d’activité de l’implantation et/ou l’entretien de parcs, jardins, plaines de sports, domaines de récréation, zones vertes et cimetières (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 3, eerste lid, 3; Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad; Op de voordracht van Onze Minister van Werk,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 3, premier alinéa, 3;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Vu l’avis du Conseil national du Travail; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. Wordt erkend als representatieve vakorganisatie van werkgevers in de bedrijfstak van het aanleggen en/of onderhouden van parken, tuinen, sportterreinen, recreatieterreinen, groene zones en begraafplaatsen :
Article 1er. Est déclarée représentative dans la branche d’activité de l’implantation et/ou l’entretien de parcs, jardins, plaines de sports, domaines de récréation, zones vertes et cimetières l’organisation professionnelle d’employeurs suivante : Fédération belge des entrepreneurs paysagistes.
Belgische Federatie Groenvoorzieners. Art. 2. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 2. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 14 février 2008.
Gegeven te Brussel, 14 februari 2008.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Werk, J. PIETTE
Le Ministre de l’Emploi, J. PIETTE
Nota
Note
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
(1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2008 — 559 (2007 — 4941)
[C − 2008/12252]
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2008 — 559 (2007 — 4941)
[C − 2008/12252]
21 DECEMBER 2007. — Wet betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 (1) — Erratum
21 DECEMBRE 2007. — Loi relative à l’exécution de l’accord interprofessionnel 2007-2008 (1) — Erratum
In het Belgisch Staatsblad nr. 374 van 31 december 2007, 4e editie, bladzijde 66257, moet men in de Franse versie van artikel 6, § 1, laatste lid, lezen : « assujettis ou non aux cotisations de sécurité sociale » in plaats van « assujettis ou non aux cotisations à la sécurité ».
Au Moniteur belge n° 374 du 31 décembre 2007, 4e édition, page 66257, il faut lire dans la version franc¸ aise de l’article 6, § 1er, dernier alinéa : « assujettis ou non aux cotisations de sécurité sociale » au lieu de « assujettis ou non aux cotisations à la sécurité ».
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
11905
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE
N. 2008 — 560 [2008/22088] 20 DECEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 september 1993 tot toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten aan sommige personeelsleden van het Fonds voor Arbeidsongevallen
F. 2008 — 560 [2008/22088] 20 DECEMBRE 2007. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 9 septembre 1993 relatif à l’octroi d’une indemnité forfaitaire pour frais de séjour à certains agents du Fonds des accidents du travail
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op responsabilisering van de openbare instellingen voor sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelstels, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997, inzonderheid op artikel 21, § 1; Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen, toelagen en premies van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 7, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 november 2006; Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 3, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 juli 2005, en op artikel 14; Gelet op het koninklijk besluit van 9 september 1993 tot toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfskosten aan zekere personeelsleden van het Fonds voor Arbeidsongevallen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 oktober 1997 en 4 maart 2002; Gelet op het koninklijk besluit van 24 januari 2002 houdende vaststelling van het statuut van het personeel van de openbare instellingen van sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 2, 2°; Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor Arbeidsongevallen, gegeven op 18 september 2006; Gelet op het advies van de Inspecteur van Finaniën, gegeven op 7 november 2006; Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 19 december 2006; Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 26 februari 2007; Gelet op het advies van het College van de Openbare instellingen van sociale zekerheid gegeven op 25 mei 2007; Gelet op het protocol van het sectorcomité XX van 10 juli 2007; Gelet op het advies nr. 43.519/1 van de Raad van State, gegeven op 20 september 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Werk,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu l’arrêté royal du 3 avril 1997 portant des mesures en vue de la responsabilisation des institutions publiques de sécurité sociale, en application de l’article 47 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions, confirmé par la loi du 12 décembre 1997, notamment l’article 21, § 1er;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Vu l’arrêté royal du 26 mars 1965 portant réglementation générale des indemnités, allocations et primes quelconques accordées au personnel des services publics fédéraux, notamment l’article 7, modifié en dernier lieu par l’arrêté royal du 22 novembre 2006; Vu l’arrêté royal du 8 janvier 1973 portant statut pécuniaire du personnel de certains organismes d’intérêt public, notamment l’article 3, modifié en dernier lieu par l’arrêté royal du 20 juillet 2005 et l’article 14; Vu l’arrêté royal du 9 septembre 1993 relatif à l’octroi d’une indemnité forfaitaire pour frais de séjour à certains agents du Fonds des accidents du travail, modifié par les arrêtés royaux des 16 octobre 1997 et 4 mars 2002; Vu l’arrêté royal du 24 janvier 2002 fixant le statut du personnel des institutions publiques de sécurité sociale, notamment l’article 2, 2°; Vu l’avis du Comité de gestion du Fonds des accidents du travail, donné le 18 septembre 2006; Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 7 novembre 2006; Vu l’accord de notre Ministre de la Fonction publique, donné le 19 décembre 2006; Vu l’accord de notre Ministre du Budget donné le 26 février 2007; Vu l’avis du Collège des Institutions publiques de sécurité sociales donné le 25 mai 2007; Vu le protocole du comité de secteur XX du 10 juillet 2007; Vu l’avis n° 43.519/1 du Conseil d’Etat donné le 20 septembre 2007, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. In artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 9 september 1993 tot toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfskosten aan zekere personeelsleden van het Fonds voor Arbeidsongevallen wordt het woord « ministeries » vervangen door de woorden « federale overheidsdiensten ».
Article 1er. A l’article 1er, alinéa 2, de l’arrêté royal du 9 septembre 1993 relatif à l’octroi d’une indemnité forfaitaire pour frais de séjour à certains agents du Fonds des accidents du travail, le mot « ministères » est remplacé par les mots « services publics fédéraux ».
Art. 2. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 oktober 1997, worden de woorden « sociaal inspecteur directeur van de Inspectiedienst » en « titularissen van de graden ingedeeld in de rangen 10 en 13 » respectievelijk vervangen door « adviseur bij de directie inspectiediensten » en « de personeelsleden ingedeeld in de klassen A1 tot A3 ».
Art. 2. A l’article 2 du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du 16 octobre 1997, les mots « l’inspecteur social-directeur du service de l’inspection » et « titulaires des grades classés aux rangs 10 à 13 » sont respectivement remplacés par les mots « conseiller à la direction services inspection » et « les agents affectés aux classes A1 à A3 ».
Art. 3. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 oktober 1997, worden de woorden « de sociaal inspecteurs van de inspectiedienst » en « de titularissen van de graden in de rangen 10 en 13 » respectievelijk vervangen door « de attachés met de functie van sociaal-inspecteur bij de directie inspectiediensten » en « de personeelsleden ingedeeld in de klassen A1 tot A3 ».
Art. 3. A l’article 3 du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du 16 octobre 1997, les mots « les inspecteurs sociaux du service de l’inspection » et « titulaires des grades classés aux rangs 10 et 13 » sont remplacés respectivement par « les attachés occupant la fonction d’inspecteur social à la direction services inspection » et « les agents affectés aux classes A1 à A3 ».
Art. 4. Artikel 3bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2002, wordt opgeheven.
Art. 4. L’article 3bis du même arrêté, inséré par l’arrêté royal du 4 mars 2002 est abrogé.
Art. 5. Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 2002, wordt als volgt vervangen :
Art. 5. L’article 4 du même arrêté, remplacé par l’arrêté royal du 4 mars 2002 est remplacé par la disposition suivante :
« Art. 4. Voor de technisch deskundigen met de functie van sociaal controleur of maatschappelijk assistent bij de directie van de inspectiediensten is de in artikel 1 bedoelde forfaitaire vergoeding gelijk aan 16 maal het bedrag dat in toepassing van de artikelen 2 en 3 van voormeld koninklijk besluit van 24 december 1964, laatst gewijzigd
« Art. 4. Pour les experts techniques occupant la fonction de contrôleur social ou d’assistant social à la direction services inspection, l’indemnité forfaitaire visée à l’article 1er est égale à 16 fois le montant accordé en application des articles 2 et 3 de l’arrêté royal du 24 décembre 1964, modifié en dernier lieu par l’arrêté royal du
11906
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
door het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, aan de titularissen van de graden ingedeeld in de niveaus B - C - D wordt toegekend voor verplaatsingen van 8 uur en meer. »
4 août 2004, pour les déplacements de 8 heures et plus aux titulaires des grades classés dans les niveaux B - C - D ».
Art. 6. Artikel 4bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2002, wordt opgeheven.
Art. 6. L’article 4bis du même arrêté, inséré par l’arrêté royal du 4 mars 2002 est abrogé.
Art. 7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2004, met uitzondering van de artikelen 5 en 6 dit uitwerking hebben met ingang van 1 oktober 2002.
Art. 7. Le présent arrêté produit ses effets le 1er décembre 2004 à l’exception des articles 5 et 6 qui produisent leurs effets le 1er octobre 2002.
Art. 8. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 8. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 20 décembre 2007.
Gegeven te Brussel, 20 december 2007.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Le Ministre de l’Emploi, P. VANVELTHOVEN
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID N. 2008 — 561
SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [2008/22087]
F. 2008 — 561
[2008/22087]
20 DECEMBER 2007. — Ministerieel besluit tot aanwijzing van de hiërarchische meerderen die bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid bevoegd zijn om een voorlopig voorstel tot tuchtstraf te doen
20 DECEMBRE 2007. — Arrêté ministériel désignant les supérieurs hiérarchiques habilités à émettre une proposition provisoire de peine disciplinaire à l’Office de Sécurité sociale d’Outre-mer
De Minister van Pensioenen en de Minister van Sociale Zaken,
Le Ministre des Pensions et le Ministre des Affaires Sociales,
Gelet op artikel 21, § 1, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels bij de wet van 12 december 1997; Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 78, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993, 26 september 1994, 31 maart 1995, 5 september 2002 en 4 augustus 2004; Gelet op het koninklijk besluit van 24 januari 2002 houdende vaststelling van het statuut van het personeel van de openbare instellingen van sociale zekerheid; Gelet op het ministerieel besluit van 21 maart 2000 tot vaststelling van sommige bijzondere bepalingen om de uitvoering, binnen de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid, van het statuut van het personeel van sommige instellingen te waarborgen, inzonderheid op artikelen 7, § 2 en 8; Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid van 29 januari 2007; Gelet op het advies van het College van Openbare instellingen van Sociale Zekerheid gegeven op 15 juni 2007; Gelet op het protocol van 10 juli 2007 van het Sectorcomité XX; Gelet op het advies 43.547/1 van de Raad van State, gegeven op 20 september 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State,
Vu l’article 21, § 1er, de l’arrêté royal du 3 avril 1997 portant des mesures en vue de la responsabilisation des institutions publiques de sécurité sociale, en application de l’article 47 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions, confirmé par la loi du 12 décembre 1997;
Besluiten :
Vu l’arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l’Etat, notamment l’article 78, modifié par les arrêtés royaux des 15 mars 1993, 26 septembre 1994, 31 mars 1995, 5 septembre 2002 et 4 août 2004; Vu l’arrêté royal du 24 janvier 2002 fixant le statut du personnel des institutions publiques de sécurité sociale; Vu l’arrêté ministériel du 21 mars 2000 fixant certaines dispositions particulières en vue d’assurer, au sein de l’Office de Sécurité sociale d’Outre-mer, l’exécution du statut du personnel de certains organismes d’intérêt public, notamment les articles 7, § 2 et 8; Vu l’avis du Comité de gestion de l’Office de Sécurité sociale d’Outre-mer du 29 janvier 2007; Vu l’avis du Collège des Institutions publiques de Sécurité sociale donné le 15 juin 2007; Vu le protocole du 10 juillet 2007 du Comité secteur XX; Vu l’avis 43.547/1 du Conseil d’Etat, donné le 20 septembre 2007, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, Arrêtent :
Artikel 1. De vastbenoemde personeelsleden van de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid die vermeld zijn in kolom 2 van de bijlage bij dit besluit worden aangewezen als hiërarchische meerderen bevoegd om een voorlopig voorstel van tuchtstraf te doen in verband met de personeelsleden vermeld in de overeenkomstige rubriek van kolom 1.
Article 1er. Les agents statutaires de l’Office de Sécurité sociale d’Outre-mer, mentionnés dans la colonne 2 de la liste annexée au présent arrêté, sont désignés en tant que supérieurs hiérarchiques habilités à présenter une proposition provisoire de peine disciplinaire à l’égard des agents mentionnés dans la rubrique correspondante de la colonne 1.
Art. 2. Als het aangewezen personeelslid niet tot dezelfde taalrol als de betrokkene behoort en geen wettelijk vastgestelde voldoende kennis van de taal van de betrokkene bezit, zullen de bij deze bepalingen voorgeschreven bevoegdheden worden uitgeoefend door een personeelslid van de gestelde voorwaarden vervult.
Art. 2. Si l’agent désigné n’appartient pas au même rôle linguistique que l’intéressé et n’a pas une connaissance suffisante légalement constatée de la langue de celui-ci, les attributions prévues par ces dispositions seront exercées par un agent qui remplit les conditions requises.
Art. 3. De artikelen 7, § 2 en 8, van ministerieel besluit van 21 maart 2000 tot vaststelling van sommige bijzondere bepalingen om de uitvoering, binnen de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid, van het statuut van het personeel van sommige instellingen te waarborgen worden opgeheven.
Art. 3. Les articles 7, § 2 et 8, de l’arrêté ministériel du 21 mars 2000 fixant certaines dispositions particulières en vue d’assurer, au sein de l’Office de Sécurité sociale d’Outre-mer, l’exécution du statut du personnel de certains organismes d’intérêt public sont abrogés.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
11907
Art. 4. Tabel B van bijlage II bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 4. Le tableau B repris à l’annexe II du même arrêté est abrogé.
Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2004.
Art. 5. Le présent arrêté produit ses effets le 1er décembre 2004.
Brussel, 20 december 2007.
Bruxelles, le 20 décembre 2007.
De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK
Le Ministre des Pensions, B. TOBBACK
De Minister van Sociale Zaken, D. DONFUT
Le Ministre des Affaires sociale, D. DONFUT
Bijlage Personeelslid aan wie een tuchtstraf kan worden opgelegd
Personeelsleden van de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid aangeduid als bevoegde hiërachische meerderen om een voorlopig voorstel tot tuchtstraf op te maken bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid
Niveau A Klasse A4
De administrateur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal
Klasse A3
De titularis van een functie van ten minste klasse A4 of een managementfunctie
Klassen A1 en A2
Het hoofd van de dienst waar de ambtenaar bedoeld in kolom 1 zijn functies uitoefent, als hij titularis is van een functie van ten minste klasse A3 of een managementfunctie, of, bij gebrek, de titularis van een functie van ten minste klasse A3 of een managementfunctie
Niveaus B, C en D
Het hoofd van de dienst waar de ambtenaar bedoeld in kolom 1 zijn functies uitoefent, als hij titularis is van een functie van niveau A of een managementfunctie, of, bij gebrek, de titularis van een functie van niveau A of een managementfunctie
Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 20 december 2007 tot aanwijzing van de hiërarchische meerderen die bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid bevoegd zijn om een voorlopig voorstel tot tuchtstraf te doen. De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Sociale Zaken, D. DONFUT
Annexe Agent auquel une peine disciplinaire peut être infligée
Agents de l’Office de Sécurité sociale d’Outre-mer comme étant habilités en tant que supérieurs hiérarchiques à présenter une proposition provisoire de peine disciplinaire
Niveau A Classe A4
L’administrateur général ou l’administrateur général adjoint
Classe A3
Le titulaire d’une fonction de classe A4 au moins ou d’une fonction de management
Classes A1 et A2
Le chef du service au sein duquel l’agent visé à la colonne 1 exerce ses fonctions, s’il est titulaire d’une fonction de classe A3 au moins ou d’une fonction de management, ou à défaut, le titulaire d’une fonction de classe A3 au moins ou d’une fonction de management
Niveaux B, C et D
Le chef du service au sein duquel l’agent visé à la colonne 1 exerce ses fonctions, s’il est titulaire d’une fonction de niveau A ou d’une fonction de management, ou à défaut, le titulaire d’une fonction de niveau A ou d’une fonction de management
Vu pour être annexé à l’arrêté ministériel du 20 décembre 2007 désignant les supérieurs hiérarchiques habilités à émettre une proposition provisoire de peine disciplinaire à l’Office de Sécurité sociale d’Outre-mer. Le Ministre des Pensions, B. TOBBACK Le Ministre des Affaires sociales, D. DONFUT
11908
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU N. 2008 — 562
[C − 2008/24091]
14 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de klassen en de graden van de ambtenaren van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT F. 2008 — 562
[C − 2008/24091]
14 FEVRIER 2008. — Arrêté royal déterminant, en vue de l’application de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les classes et les grades des agents du Centre fédéral d’expertise des soins de santé, qui constituent un même degré de la hiérarchie
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
Gelet op de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, inzonderheid op artikel 43, § 3, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004, van 20 juli 2005 en van 4 april 2006;
Vu les lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, notamment l’article 43, § 3, modifié par les lois du 27 décembre 2004, du 20 juillet 2005 et du 4 avril 2006;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 2003 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de ambtenaren van de centrale diensten van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg, die eenzelfde taaltrap vormen;
Vu l’arrêté royal du 3 avril 2003 déterminant, en vue de l’application de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les emplois des agents des services centraux du Centre d’expertise fédéral pour les soins de santé, qui constituent un même degré de la hiérarchie;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken gegeven op 29 april 2007;
Vu l’accord de Notre Ministre de la Fonction publique donné le 29 avril 2007;
Gelet op het advies 39.282 van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, gegeven op 28 januari 2008;
Vu l’avis 39.282 de la Commission permanente de contrôle linguistique donné le 28 janvier 2008;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
Sur la proposition de notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé Publique,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. Met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, op de personeelsleden van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg, worden de verschillende betrekkingen die een trap van de hiërarchie vormen, vastgesteld als volgt :
Article 1er. En vue de l’application de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, aux membres du personnel du Centre fédéral d’expertise des soins de santé, les divers emplois constituant un degré de la hiérarchie sont déterminés de la manière suivante :
Eerste trap : de betrekkingen van de algemeen directeur, adjunct algemeen directeur en de betrekkingen overeenstemmend met de overige managementfuncties, zoals door Ons bepaald in het koninklijk besluit van 20 februari 2003 houdende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg, gewijzigd bij koninklijk besluit van 12 juli 2004, bij koninklijk besluit van 13 september 2004 en bij koninklijk besluit van 3 mei 2006;
Premier degré : les emplois de directeur général, directeur général adjoint et les emplois correspondant aux autres fonctions de management fixés par Nous dans l’arrêté du 20 février 2003 relatif à la désignation et à l’exercice des fonctions de management au sein du Centre fédéral d’expertise des soins de santé, et modifié par les arrêtés royaux du 12 juillet 2004, du 13 septembre 2004, et du 3 mai 2006;
Tweede trap : de betrekkingen overeenstemmend met de functies van de klassen A3, A4 en A5 van niveau A, met uitzondering van de betrekkingen van de ambtenaren die in de klasse A3 geïntegreerd zijn op basis van een graad van rang 10;
Deuxième degré : les emplois correspondant à des fonctions des classes A3, A4 et A5 du niveau A, à l’exception des emplois des agents qui sont intégrés dans la classe A3 au départ d’un grade du rang 10;
Derde trap : de betrekkingen van de ambtenaren die in de klasse A3 van niveau A geïntegreerd zijn op basis van een graad van rang 10, de betrekkingen overeenstemmend met de functies van de klassen A1 en A2 van niveau A en de graden van niveau B;
Troisième degré : les emplois qui sont intégrés dans la classe A3 du niveau A au départ d’un grade du rang 10, les emplois correspondant à des fonctions des classes A1 et A2 et les grades du niveau B;
Vierde trap : de graden van niveau C;
Quatrième degré : les grades du niveau C;
Vijfde trap : de graden van niveau D.
Cinquième degré : les grades du niveau D.
Art. 2. Het koninklijk besluit van 3 april 2003 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de ambtenaren van de centrale diensten van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg, die eenzelfde taaltrap vormen, wordt opgeheven.
Art. 2. L’arrêté royal du 3 avril 2003 déterminant, en vue de l’application de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, les emplois des agents des services centraux du Centre d’expertise fédéral pour les soins de santé, qui constituent un même degré de la hiérarchie, est abrogé.
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art. 4. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 4. Notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 14 februari 2008.
Donné à Bruxelles, le 14 février 2008.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX
Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé Publique, Mme L. ONKELINX
11909
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU N. 2008 — 563
[C − 2008/24056]
1 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit tot wijziging van de bijlage I van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, met het oog op de opname van dichlofluanide De Minister van Klimaat en Energie;
SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT F. 2008 — 563
[C − 2008/24056]
1er FEVRIER 2008. — Arrêté ministériel modifiant l’annexe Ire de l’arrêté royal du 22 mai 2003 concernant la mise sur le marché et l’utilisation des produits biocides, en vue d’y inscrire le dichlofluanide Le Ministre du Climat et de l’Energie;
Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, inzonderheid op de artikelen 8 en 9;
Vu la loi du 21 décembre 1998 relative aux normes de produits ayant pour but la promotion de modes de production et de consommation durables et la protection de l’environnement et de la santé, notamment les articles 8 et 9;
Gelet op de Richtlijn 2007/20/EG van de Commissie van 3 april 2007 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde dichlofluanide als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen;
Vu la Directive 2007/20/CE de la Commission du 3 avril 2007 modifiant la Directive 98/8/CE du Parlement européen et du Conseil aux fins de l’inscription du dichlofluanide en tant que substance active à l’annexe I de ladite directive;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, inzonderheid op de artikelen 78ter, § 1, 79, § 1, tweede lid en 81, eerste lid;
Vu l’arrêté royal du 22 mai 2003 concernant la mise sur le marché et l’utilisation des produits biocides, notamment les articles 78ter, § 1er, 79, § 1er, deuxième alinéa et 81, 1er alinéa;
Gelet op de kennisgeving van 20 november 2007 aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, aan de Hoge Gezondheidsraad, aan de Raad voor het Verbruik en aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;
Vu la notification du 20 novembre 2007 au Conseil fédéral du Développement durable, au Conseil supérieur de la Santé, au Conseil de la Consommation et au Conseil central de l’Economie;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Vu l’association des gouvernements de région à l’élaboration du présent arrêté;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 april 2007;
Gelet op advies 43.910/3 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State,
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 20 avril 2007;
Vu l’avis 43.910/3 du Conseil d’Etat, donné le 18 décembre 2007, en application de l’article 84, § 1er, premier alinéa, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, Arrête :
Besluit : Artikel 1. Dit besluit beoogt omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 2007/20/EG van de Commissie van 3 april 2007 houdende wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden teneinde dichlofluanide als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen.
Article 1er. Le présent arrêté a pour but la transposition en droit belge de la Directive 2007/20/CE de la Commission du 3 avril 2007 modifiant la Directive 98/8/CE du Parlement européen et du Conseil concernant la mise sur le marché des produits biocides aux fins de l’inscription du dichlofluanide en tant que substance active à l’annexe I de ladite directive.
Art. 2. De bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 2005 en 5 augustus 2006, en bij de ministeriële besluiten van 21 maart 2007, 16 oktober 2007 en 6 november 2007, wordt aangevuld door de tekst in de bijlage bij dit besluit.
Art. 2. L’annexe I de l’arrêté royal du 22 mai 2003 concernant la mise sur le marché et l’utilisation des produits biocides, modifié par les arrêtés royaux du 3 octobre 2005 et 5 août 2006, ainsi que par les arrêtés ministériels des 21 mars 2007, 16 octobre 2007 et 6 novembre 2007, est complété par le texte figurant dans l’annexe du présent arrêté.
Art. 3. De uiterste datum voor het indienen van de toelatingsaanvragen voorzien in art. 78ter, § 1, of, in voorkomend geval, in art. 79, § 1, lid 2 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, is vastgesteld op 1 maart 2009. Behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval geldt de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan betreffende productsoort 8.
Art. 3. La date butoir pour l’introduction des demandes d’autorisation prévue à l’art. 78ter, § 1er, ou, le cas échéant, à l’art. 79, § 1er, alinéa 2, de l’ arrêté royal du 22 mai 2003 précité, est fixée au 1er mars 2009. A l’exclusion pour des produits contenant plus d’une substance active, pour lesquels la date limite est celle fixée dans la dernière décision d’inscription relative à ses substances actives pour ce qui concerne le type de produits 8. Bruxelles, le 1er février 2008.
Brussel, 1 februari 2008. P. MAGNETTE
P. MAGNETTE
11910
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 1 februari 2008 tot wijziging van de bijlage I van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, met het oog op de opname van dichlofluanide. Brussel, 1 februari 2008. De Minister van Klimaat en Energie, P. MAGNETTE
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Vu pour être annexé à l’arrêté ministériel du 1er février 2008 modifiant l’annexe Ier de l’arrêté royal du 22 mai 2003 concernant la mise sur le marché etl’utilisation des produits biocides, en vue d’y inscrire le dichlofluanide. Bruxelles, le 1er février 2008. Le Ministre du climat et de l’Energie, P. MAGNETTE
11911
11912
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE COUR CONSTITUTIONNELLE F. 2008 — 564
[2008/200529] Extrait de l’arrêt n° 12/2008 du 14 février 2008
Numéros du rôle : 4034 et 4093 En cause : les recours en annulation totale ou partielle du décret de la Communauté française du 16 juin 2006 régulant le nombre d’étudiants dans certains cursus de premier cycle de l’enseignement supérieur, introduits par Nicolas Bressol et autres et par Céline Chaverot et autres. La Cour constitutionnelle, composée des présidents M. Melchior et M. Bossuyt, et des juges P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke et J. Spreutels, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Melchior, après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant : I. Objet des recours et procédure a. Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 7 août 2006 et parvenue au greffe le 9 août 2006, un recours en annulation du décret de la Communauté française du 16 juin 2006 régulant le nombre d’étudiants dans certains cursus de premier cycle de l’enseignement supérieur (publié au Moniteur belge du 6 juillet 2006) a été introduit par Nicolas Bressol, Anthony Wolf, Cédric Helie et Valérie Jabot, faisant élection de domicile à 1180 Bruxelles, avenue Brugmann 403, Claude Keusterickx, demeurant à 1060 Bruxelles, avenue du Mont-Kemmel 25, Denis Wilmet, demeurant à 1970 Wezembeek-Oppem, avenue des Erables 6, Charlène Meurou, demeurant à 1020 Bruxelles, boulevard Emile Bockstael 288, David Bacquart, demeurant à 1421 Ophain, rue des Combattants 11, Ayhar Gabriel Arslan, demeurant à 1040 Bruxelles, avenue des Champs 110, Yves Busegnies, demeurant à 1200 Bruxelles, rue Moonens 15, Serge Clement, demeurant à 1480 Tubize, chaussée de Mons 432, Sabine Gelaes, demeurant à 4420 Saint-Nicolas, rue de la Fontaine 84, Etienne Dubuisson, demeurant à 1050 Bruxelles, rue Elise 36, Caroline Kinet, demeurant à 1180 Bruxelles, rue Klipveld 20, Dominique Peeters, demeurant à 1070 Bruxelles, rue Docteur Jacobs 74, Robert Lontie, demeurant à 1460 Ittre, rue du Croiseau 38, Yannick Homerin, demeurant à 1160 Bruxelles, rue Meunier 58, Isabelle Pochet, demeurant à 1780 Wemmel, avenue De Raedemaeker 1, Walid Salem, demeurant à 1090 Bruxelles, avenue de l’Arbre Ballon 22/104, Karin Van Loon, demeurant à 1180 Bruxelles, rue du Bourdon 383, Olivier Leduc, demeurant à 1200 Bruxelles, avenue des Dix Arpents 26, Annick Van Wallendael, demeurant à 1040 Bruxelles, rue Antoine Gautier 97, Dorothée Van Eecke, demeurant à 1000 Bruxelles, rue Franklin 27, Olivier Ducruet, demeurant à 1200 Bruxelles, boulevard Brand Whitlock 108, Céline Hinck, demeurant à 1401 Baulers, avenue Reine Astrid 4, Nicole Arpigny, demeurant à 1410 Waterloo, avenue du Clair Pré 8, Eric De Gunsch, demeurant à 1090 Bruxelles, avenue Rommelaere 213, Thibaut De Mesmaeker, demeurant à 1410 Waterloo, Allée des Grillons 4, Mikel Ezquer, demeurant à 7331 Baudour, avenue Goblet 108, Constantino Balestra, demeurant à 1420 Braine-l’Alleud, Chemin des Voiturons 107, Philippe Delince, demeurant à 1380 Lasne, Chemin du Bonnier 5, Madeleine Merche, demeurant à 1180 Bruxelles, avenue Reisdorff 32, Jean-Pierre Saliez, demeurant à 1420 Braine-l’Alleud, avenue Wellington 25 A, Véronique de Mahieu, demeurant à 1450 Cortil-Noirmont, rue du Tilleul 1, Philippe Meeus, demeurant à 1860 Meise, Zerlegem 27, Muriel Alard, demeurant à 1150 Bruxelles, avenue Van Der Meerschen 23/4, Danielle Collard, demeurant à 1180 Bruxelles, rue Edouard Michiels 54, Pierre Castelein, demeurant à 1160 Bruxelles, rue des Paons 14, Dominique De Crits, demeurant à 1040 Bruxelles, rue Baron Lambert 52, André Antoine, demeurant à 1040 Bruxelles, avenue Camille Joset 21/3, Christine Antierens, demeurant à 1030 Bruxelles, rue des Coteaux 270, Brigitte Debert, demeurant à 1440 Braine-le-Château, rue Landuyt 147, Véronique Leloux, demeurant à 1400 Nivelles, Faubourg de Namur 55, Patrick Parmentier, demeurant à 1170 Bruxelles, rue Théophile Vander Elst 66, et Martine Simon, demeurant à 1200 Bruxelles, avenue du Verseau 1. La demande de suspension du même décret, introduite par les mêmes parties requérantes, a été rejetée par l’arrêt no 134/2006 du 29 août 2006, publié au Moniteur belge du 10 octobre 2006. b. Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 12 décembre 2006 et parvenue au greffe le 13 décembre 2006, un recours en annulation des articles 1er à 10 et 15 du même décret a été introduit par Céline Chaverot, Marine Guiet, Floriane Poirson, Laura Soumagne, Elodie Hamon, Benjamin Lombardet, Julie Mingant, Marthe Simon, Charlyne Ficek, Anaïs Serrate, Sandrine Jadaud, faisant élection de domicile à 1000 Bruxelles, rue de la Régence 43/5, Patricia Barbier, demeurant à 1180 Bruxelles, rue Rittweger 30, Laurence Coulon, demeurant à 7850 Enghien, chaussée d’Ath 120, Renée Hollestelle, demeurant à 5200 Saint-Servais, rue Muzet 9, Jacqueline Ghion, demeurant à 1410 Waterloo, rue Emile Dury 92, Pascale Schmitz, demeurant à 1341 Céroux-Mousty, rue Franquerlies 107, Sophie Thirion, demeurant à 1060 Bruxelles, rue Vanderschrick 10, Céline Vandeuren, demeurant à 1020 Bruxelles, rue Stéphanie 20, et Isabelle Compagnion, demeurant à 1200 Bruxelles, avenue Slegers 167. Ces affaires, inscrites sous les numéros 4034 et 4093 du rôle de la Cour, ont été jointes. (...) II. En droit (...) B.1. Les recours en annulation visent le décret du 16 juin 2006 « régulant le nombre d’étudiants dans certains cursus de premier cycle de l’enseignement supérieur », tel qu’il était libellé avant sa modification par les articles 18 à 20 du décret du 25 mai 2007 « portant diverses mesures en matière d’enseignement supérieur ». Le décret attaqué dispose : « CHAPITRE Ier. — Définition Article 1er. Par étudiant résident au sens du présent décret, il y a lieu d’entendre l’étudiant qui, au moment de son inscription dans un établissement d’enseignement supérieur, apporte la preuve qu’il a sa résidence principale en Belgique et qu’il remplit une des conditions suivantes : 1o Avoir le droit de séjourner en Belgique de manière permanente; 2o Avoir sa résidence principale en Belgique depuis au moins 6 mois au moment de l’inscription dans un établissement d’enseignement supérieur, en y exerçant une activité professionnelle salariée ou non ou en bénéficiant d’un revenu de remplacement octroyé par un service public belge; 3o Etre autorisé à séjourner pour une durée illimitée sur la base des articles 9 et 10 de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement, et l’éloignement des étrangers ou sur la base de la loi du 22 décembre 1999 relative à la régularisation de séjour de certaines catégories d’étrangers séjournant sur le territoire du Royaume; 4o Etre autorisé à séjourner en Belgique en raison de la reconnaissance de la qualité de réfugié en vertu de l’article 49 de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement, et l’éloignement des étrangers, ou d’une demande à cet effet;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 5o Etre autorisé à séjourner en Belgique en bénéficiant de la protection temporaire visée à l’article 57/29 de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement, et l’éloignement des étrangers; 6o Avoir pour père, mère, tuteur légal ou conjoint une personne qui remplit une des conditions visées ci-dessus; 7o Avoir sa résidence principale en Belgique depuis au moins trois ans au moment de l’inscription dans un établissement d’enseignement supérieur; 8o Etre titulaire d’une attestation de boursier délivrée dans le cadre de la coopération au développement pour l’année académique et pour les études pour lesquelles la demande d’inscription est introduite. Par ’ droit de séjourner de manière permanente [’] au sens de l’alinéa 1er, 1o, il y a lieu d’entendre pour les ressortissants d’un autre Etat membre de l’Union européenne, le droit reconnu en vertu des articles 16 et 17 de la [d]irective 2004/38/CE du Parlement européen et du Conseil du 29 avril 2004 relative au droit des citoyens de l’Union et des membres de leurs familles de circuler et de séjourner librement sur le territoire des Etats membres [;] pour les ressortissants des Etats non membres de l’Union européenne, il y a lieu d’entendre le droit d’être établi en Belgique en vertu de l’article 14 de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement, et l’éloignement des étrangers. CHAPITRE II. — Dispositions relatives aux universités Art. 2. Les autorités académiques limitent le nombre des étudiants qui s’inscrivent pour la première fois auprès d’une université de la Communauté française dans un des cursus visés à l’article 3, de la manière visée à l’article 4. Par dérogation, cette limitation n’est pas applicable aux étudiants qui s’inscrivent pour la première fois dans le cursus visé à l’article 3, 1o, s’ils ont été inscrits pour une année académique précédente dans une [H]aute [E]cole dans le cursus visé à l’article 7, 5o. Art. 3. Les dispositions du présent chapitre sont applicables aux cursus menant aux grades académiques suivants : 1o Bachelier en kinésithérapie et réadaptation; 2o Bachelier en médecine vétérinaire. Art. 4. Pour chaque institution universitaire et pour chacun des cursus visés à l’article 3, il est établi un nombre T égal au nombre total d[’]étudiants qui s’inscrivent pour la première fois dans le cursus concerné et qui sont pris en compte pour le financement, ainsi qu’un nombre NR égal au nombre des étudiants qui s’inscrivent pour la première fois dans le cursus concerné et qui ne sont pas considérés comme étudiants résidents au sens de l’article 1er. Lorsque le rapport entre le nombre NR, d’une part, et le nombre T de l’année académique précédente, d’autre part, atteint un pourcentage P, les autorités académiques refusent l’inscription supplémentaire d’étudiants qui n’ont jamais été inscrits dans le cursus concerné et qui ne sont pas considérés comme étudiants résidents au sens de l’article 1er. Le P visé à l’alinéa précédent est fixé à 30 pour cent. Toutefois, lorsque pour une année académique, la part des étudiants qui poursuivent leurs études ailleurs que dans le pays où ils ont obtenu leur diplôme d’études secondaires dépasse dix pour cent en moyenne dans l’ensemble des établissements d’enseignement supérieur de l’Union européenne, le P est égal, pour l’année académique suivante, à ce pourcentage multiplié par trois. Art. 5. Par dérogation à l’article 47, § 1er, du décret du 31 mars 2004 définissant l’enseignement supérieur, favorisant son intégration à l’espace européen de l’enseignement supérieur et refinançant les universités, les étudiants qui ne sont pas considérés comme étudiants résidents au sens de l’article 1er introduisent leur demande d’inscription dans un des cursus visés à l’article 3 au plus tôt le troisième jour ouvrable qui précède le 2 septembre précédant l’année académique concernée. Les universités inscrivent par priorité les étudiants qui apportent la preuve qu’ils remplissent toutes les conditions d’admission dans ces cursus, suivant l’ordre dans lequel ils se présentent avec cette preuve. A peine de déchéance, l’étudiant est tenu de confirmer son inscription suivant les modalités fixées par les autorités académiques et qui lui sont notifiées lors de l’introduction de sa demande. Pour l’application de la présente disposition, est assimilé à l’étudiant qui apporte la preuve qu’il remplit toutes les conditions d’admission, l’étudiant qui prouve qu’il a introduit avant le 15 juillet précédant l’année académique une demande d’équivalence de titre de fin d’études secondaires, ainsi que la preuve qu’il a liquidé les frais couvrant l’examen de cette demande, pour autant que soit joint à sa demande d’inscription une copie du titre dont il réclame l’équivalence. Les autorités académiques peuvent toutefois refuser l’inscription de l’étudiant si le titre présenté n’est manifestement pas équivalent à un certificat de l’enseignement secondaire supérieur. Toute demande d’inscription faite à partir du 2 septembre précédant l’année académique conformément à l’alinéa 1er est actée dans un registre dans lequel il n’est laissé ni blanc, ni interligne. Y sont mentionnés, en regard d’un numéro d’ordre, le nom de l’étudiant, la date et l’heure de la demande d’inscription et, le cas échéant, le motif du refus d’inscription. Une attestation mentionnant le numéro d’ordre, la date et l’heure de la demande d’inscription est remise à l’étudiant au moment où il dépose sa demande. Par dérogation à l’alinéa 1er, pour les étudiants non résidents qui se présentent pour introduire une demande d’inscription dans un des cursus visés à l’article 3 au plus tard le dernier jour ouvrable précédant le 2 septembre précédant l’année académique, si le nombre de ces étudiants qui se sont ainsi présentés excède le nombre NR visé à l’article 4, alinéa 2, l’ordre de priorité entre ces étudiants est déterminé par un tirage au sort. Ce tirage au sort est effectué sans délai sous la surveillance d’un huissier de justice. Tous les étudiants ayant introduit une telle demande reçoivent un numéro d’ordre nominatif et incessible. Chaque étudiant non résident ne peut introduire avant le 2 septembre précédant l’année académique qu’une seule demande d’inscription pour tous les cursus visés aux articles 3 et 7. L’étudiant qui aura enfreint cette disposition sera exclu de l’établissement d’enseignement supérieur dans lequel il aurait été admis dans un des cursus visés aux articles 3 ou 7. En cas de refus d’inscription par application de l’alinéa 2 du présent article ou de l’article 4, l’article 47, § 2, alinéas 2 et 3 du décret du 31 mars 2004, est applicable. CHAPITRE III. — Dispositions relatives aux [H]autes [E]coles Art. 6. Les autorités des [H]autes [E]coles limitent le nombre des étudiants qui s’inscrivent pour la première fois auprès d’une [H]aute [E]cole de la Communauté française dans un des cursus visés à l’article 7, de la manière visée à l’article 8. Par dérogation, cette limitation n’est pas applicable aux étudiants qui s’inscrivent pour la première fois dans le cursus visé à l’article 7, 5o, s’ils ont été inscrits pour une année académique précédente auprès d’une université dans le cursus visé à l’article 3, 1o. Art. 7. Les dispositions du présent chapitre sont applicables aux cursus menant aux grades académiques suivants : 1o Accoucheuse-bachelier; 2o Bachelier en ergothérapie; 3o Bachelier en logopédie; 4o Bachelier en podologie-podothérapie; 5o Bachelier en kinésithérapie;
11913
11914
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 6o Bachelier en audiologie; 7o Educateur(trice) spécialisé(e) en accompagnement psycho-éducatif. Art. 8. Pour chaque [H]aute [E]cole et pour chacun des cursus visés à l’article 7, il est établi un nombre T égal au nombre total d’étudiants qui s’inscrivent pour la première fois dans le cursus concerné et qui sont pris en compte pour le financement, ainsi qu’un nombre NR égal au nombre des étudiants qui s’inscrivent pour la première fois dans le cursus concerné et qui ne sont pas considérés comme étudiants résidents au sens de l’article 1er. Lorsque le rapport entre le nombre NR, d’une part et le nombre T de l’année académique précédente, d’autre part, atteint un pourcentage P, les autorités des hautes écoles refusent l’inscription supplémentaire d’étudiants qui n’ont jamais été inscrits dans le cursus concerné qui ne sont pas considérés comme étudiants résidents au sens de l’article 1er. Le P visé à l’alinéa précédent est fixé à 30 pour cent. Toutefois, lorsque pour une année académique, la part des étudiants qui poursuivent leurs études ailleurs que dans le pays où ils ont obtenu leur diplôme d’études secondaires dépasse dix pour cent en moyenne dans l’ensemble des établissements d’enseignement supérieur de l’Union européenne, le P est égal, pour l’année académique suivante, à ce pourcentage multiplié par trois. Art. 9. Par dérogation à l’article 26, § 1er, du décret du 5 août 1995 fixant l’organisation générale de l’enseignement supérieur en hautes écoles, les étudiants qui ne sont pas considérés comme étudiants résidents au sens de l’article 1er introduisent leur demande d’inscription dans un des cursus visés à l’article 7 au plus tôt le troisième jour ouvrable qui précède le 2 septembre précédant l’année académique concernée. Les autorités des [H]autes [E]coles inscrivent par priorité les étudiants qui apportent la preuve qu’ils remplissent toutes les conditions d’admission dans ces cursus, suivant l’ordre dans lequel ils se présentent avec cette preuve. A peine de déchéance, l’étudiant est tenu de confirmer son inscription suivant les modalités fixées par les autorités des [H]autes [E]coles et qui lui sont notifiées lors de l’introduction de sa demande. Pour l’application de la présente disposition, est assimilé à l’étudiant qui apporte la preuve qu’il remplit toutes les conditions d’admission, l’étudiant qui prouve qu’il a introduit avant le 15 juillet précédant l’année académique une demande d’équivalence de titre de fin d’études secondaires, ainsi que la preuve qu’il a liquidé les frais couvrant l’examen de cette demande, pour autant que soit joint à sa demande d’inscription une copie du titre dont il réclame l’équivalence. Les autorités des [H]autes [E]coles peuvent toutefois refuser l’inscription de l’étudiant si le titre présenté n’est manifestement pas équivalent à un certificat de l’enseignement secondaire supérieur. Toute demande d’inscription faite à partir du 2 septembre précédant l’année académique conformément à l’alinéa 1er est actée dans un registre dans lequel il n’est laissé ni blanc, ni interligne. Y sont mentionnés, en regard d’un numéro d’ordre, le nom de l’étudiant, la date et l’heure de la demande d’inscription et, le cas échéant, le motif du refus d’inscription. Une attestation mentionnant le numéro d’ordre, la date et l’heure de la demande d’inscription est remise à l’étudiant au moment où il dépose sa demande. Par dérogation à l’alinéa 1er, pour les étudiants non résidents qui se présentent pour introduire une demande d’inscription dans un des cursus visés à l’article 7 au plus tard le dernier jour ouvrable précédant le 2 septembre précédant l’année académique, si le nombre de ces étudiants qui se sont ainsi présentés excède le nombre NR visé à l’article 8, alinéa 2, l’ordre de priorité entre ces étudiants est déterminé par un tirage au sort. Ce tirage au sort est effectué sans délai sous la surveillance d’un huissier de justice. Tous les étudiants ayant introduit une telle demande reçoivent un numéro d’ordre nominatif et incessible. Chaque étudiant non résident ne peut introduire avant le 2 septembre précédant l’année académique qu’une seule demande d’inscription pour tous les cursus visés aux articles 3 et 7. L’étudiant qui aura enfreint cette disposition sera exclu de l’établissement d’enseignement supérieur dans lequel il aurait été admis dans un des cursus visés aux articles 3 ou 7. En cas de refus d’inscription par application de l’alinéa 2 du présent article ou de l’article 8, l’article 26, §§ 3 et 4 du même décret est applicable. CHAPITRE IV. — Disposition relative au contrôle Art. 10. Les commissaires ou délégués du Gouvernement auprès des universités, ainsi que les commissaires auprès des [H]autes [E]coles sont spécialement chargés du respect des dispositions du présent décret. Lorsque le commissaire ou le délégué constate qu’un étudiant a été inscrit comme étudiant résident alors qu’il ne respectait pas les conditions prévues par l’article 1er, mais qu’il satisfaisait à toutes les autres conditions d’admission, cet étudiant perd sa qualité d’étudiant régulièrement inscrit si, pour l’établissement concerné, le rapport entre le nombre NR, d’une part, et le nombre T de l’année académique précédente, d’autre part, a atteint le pourcentage P. Toutefois, si l’inscription de cet étudiant comme étudiant résident résulte d’une erreur administrative qui ne lui est en rien imputable, son inscription est régulière mais il n’est pas pris en compte pour le financement pour toutes les années d’études menant au grade pour lequel il s’est inscrit, quel que soit l’établissement où il poursuit ses études. Lorsqu’à la suite d’un recours introduit par un étudiant qui n’est pas considéré comme étudiant résident au sens de l’article 1er, conformément, selon les cas, à l’article 47, § 2, du décret du 31 mars 2004 précité, ou à l’article 26, § 4, du décret du 5 août 1995 précité, le refus de l’inscription est invalidé, l’étudiant est inscrit. Toutefois, si, pour l’établissement concerné, le rapport entre le nombre NR, d’une part et le nombre T de l’année académique précédente a atteint le pourcentage P, l’étudiant n’est pas pris en compte pour le financement pour toutes les années d’études menant au grade pour lequel il s’est inscrit, quel que soit l’établissement où il poursuit ses études. CHAPITRE V. — Dispositions transitoires et modificatives Art. 11. Le coût des traitements des membres du personnel enseignant qui, à la date du 1er janvier 2006, sont nommés ou engagés à titre définitif en fonction principale à raison d’au moins 80 % de leur charge dans les cursus menant aux grades visés à l’article 7 ou au grade de Master en kinésithérapie, et qui sont mis en disponibilité par défaut d’emploi à partir du 1er septembre 2006 et au plus tard au 1er septembre 2010, conformément à l’article 27, § 2, du décret du 25 juillet 1996 relatif aux charges et emplois des [H]autes [E]coles organisées ou subventionnées par la Communauté française, est ajouté au montant visé à l’article 11, alinéa 1er, 2o, du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des [H]autes [E]coles organisées ou subventionnées par la Communauté française. Pour les membres du personnel visés à l’alinéa 1er, par dérogation, les mots ’ à partir de la troisième année académique ’ visés à l’alinéa 5 de l’article 27, § 2, du décret du 25 juillet 1996 cité à l’alinéa 1er, sont remplacés par les mots ’ à partir de la quatrième année académique ’. Art. 12. Durant l’année académique 2006-2007, les membres du personnel enseignant engagés à titre temporaire et ayant une ancienneté de deux ans au moins dans les sections organisant les formations visées à l’article 7 ne peuvent être licenciés en raison d’une réduction de cadre dans ces sections. Ils ne peuvent faire l’objet d’un licenciement à la suite d’une réduction de cadre dans les autres sections de la [H]aute [E]cole que si celles-ci connaissent une réduction de leur nombre d’étudiants.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 13. L’article 11, alinéa 1er, 2o, du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des [H]autes [E]coles organisées ou subventionnées par la Communauté française, modifié par les décrets des 30 juin et 17 juillet 1998, est complété comme suit : ’ ou à l’article 11 du décret du 16 juin 2006 régulant le nombre d’étudiants dans certains cursus de premier cycle de l’enseignement supérieur; ’. Art. 14. L’article 17 du même décret est complété par les alinéas suivants : ’ Dans les sections organisant les formations visées à l’article 7 du décret du 16 juin 2006 régulant le nombre d’étudiants dans certains cursus de premier cycle de l’enseignement supérieur, le nombre d’étudiants entrant en ligne de compte pour le financement est, pour le calcul du nombre d’étudiants à effectuer conformément à l’alinéa 2, augmenté de la différence entre le nombre d’étudiants entrant en ligne de compte pour le financement de l’année précédant l’année considérée et le nombre d’étudiants entrant en ligne de compte pour le financement au cours de l’année considérée, multiplié par un coefficient de 0,95. Cette différence est également ajoutée au nombre des étudiants entrant en ligne de compte pour le financement des trois années suivantes après avoir été multipliée par un coefficient respectivement de 0,75, 0,50 et de 0,25. L’alinéa 3 est d’application pour le calcul des unités de charge d’une haute école pour les années budgétaires 2008 à 2017 et pour autant que : 1o La différence visée à cet alinéa soit positive; 2o Les autorités de la haute école déposent auprès du Gouvernement, pour le 1er septembre 2007 au plus tard, un plan d’accompagnement du personnel qui aura fait l’objet d’une concertation sociale. Le Gouvernement détermine les modalités de la concertation sociale visée à l’alinéa 3, 2o. Des modifications de ce plan pourront être apportées selon les mêmes modalités. ’. CHAPITRE VI. — Disposition finale Art. 15. Le présent décret entre en vigueur pour l’année académique 2006-2007, à l’exception de l’article 14 qui entre en vigueur pour l’année budgétaire 2008 ». Quant à la portée des recours B.2. La Cour détermine l’étendue d’un recours en annulation en tenant compte du contenu de la requête, en particulier sur la base de l’exposé des moyens. Elle limite son examen aux dispositions au sujet desquelles il est exposé en quoi elles violeraient les dispositions invoquées aux moyens. Ni la requête déposée dans l’affaire no 4034, ni celle qui introduit l’affaire no 4093 n’exposent en quoi les articles 10 à 15 du décret du 16 juin 2006 violeraient ces dispositions. La Cour limite dès lors son examen aux articles 1er à 9 du décret du 16 juin 2006. Quant à l’intérêt des requérants B.3. La Constitution et la loi spéciale du 6 janvier 1989 imposent à toute personne physique ou morale qui introduit un recours en annulation de justifier d’un intérêt. Ne justifient de l’intérêt requis que les personnes dont la situation pourrait être affectée directement et défavorablement par la norme attaquée. Il s’ensuit que l’action populaire n’est pas admissible. B.4. Les articles 2, 4, 6 et 8 du décret attaqué imposent aux universités et aux Hautes Ecoles de la Communauté française de limiter le nombre d’étudiants qui s’inscrivent pour la première fois dans les cursus qui mènent aux neuf grades académiques visés aux articles 3 et 7 de ce décret et qui n’appartiennent pas à l’une des huit catégories d’étudiants résidents décrites par l’article 1er du même décret. Les articles 5 et 9 du même décret déterminent la procédure d’inscription de ces étudiants dans ces cursus. B.5.1. La quatrième partie requérante dans l’affaire no 4034 allègue, dans la requête, sa volonté de s’inscrire dans l’un des deux cursus universitaires visés par l’article 3 de ce décret. Elle n’appartient à aucune des huit catégories d’étudiants résidents décrites à l’article 1er du décret du 16 juin 2006. Elle a dès lors intérêt à demander l’annulation des articles 1er à 5 du décret du 16 juin 2006. B.5.2. La première partie requérante dans l’affaire no 4093 a, à la veille de l’année académique 2006-2007, demandé son inscription pour la première fois auprès d’une Haute Ecole de la Communauté française dans l’un des sept cursus visés à l’article 7 du décret du 16 juin 2006. Elle n’appartient à aucune des huit catégories d’étudiants résidents décrites à l’article 1er du décret du 16 juin 2006. Elle a dès lors intérêt à demander l’annulation des articles 1er et 6 à 9 de ce décret. B.5.3. Il résulte de ce qui précède que les recours sont recevables en ce qu’ils portent sur les articles 1er à 9 du décret du 16 juin 2006. La justification de l’intérêt des autres requérants ne permettrait pas de conclure à une recevabilité des recours plus étendue. Il n’y a donc pas lieu de l’examiner. Quant à la recevabilité des moyens B.6.1. Le premier moyen dans les deux recours, en sa troisième branche, invite la Cour à statuer sur la compatibilité de l’article 4, alinéa 2 et alinéa 3, première phrase, et de l’article 8, alinéa 2 et alinéa 3, première phrase, du décret du 16 juin 2006 avec les articles 10, 11 et 191 de la Constitution, lus en combinaison avec certaines dispositions de droit international. B.6.2. Pour satisfaire aux exigences de l’article 6 de la loi spéciale du 6 janvier 1989, les moyens de la requête doivent non seulement faire connaître, parmi les règles dont la Cour garantit le respect, celles qui seraient violées ainsi que les dispositions qui violeraient ces règles mais aussi exposer en quoi ces règles auraient été transgressées par ces dispositions. B.6.3. Les requérants n’indiquent pas à suffisance dans leurs requêtes en quoi les dispositions attaquées violeraient les articles 10, 11 et 191 de la Constitution, lus en combinaison avec les dispositions de droit international visées. B.6.4. Le premier moyen dans les deux recours, en sa troisième branche, est irrecevable. Quant au fond Sur le premier moyen B.7.1. Le premier moyen dans les deux recours, en sa première branche, invite la Cour à statuer sur la constitutionnalité de l’article 4, alinéa 3, première phrase, et de l’article 8, alinéa 3, première phrase, du décret du 16 juin 2006, en ce qu’ils introduiraient une différence de traitement entre les étudiants résidents et les étudiants non-résidents. B.7.2. Ces dispositions ne font pas de différences entre ces deux catégories d’étudiants. La limitation obligatoire du nombre d’inscriptions d’étudiants non-résidents découle des deux premiers alinéas des articles 4 et 8 du décret du 16 juin 2006. B.7.3. Le premier moyen dans les deux recours, en sa première branche, n’est pas fondé.
11915
11916
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE B.8.1. Le premier moyen dans les deux recours, en sa deuxième branche, invite la Cour à statuer sur la constitutionnalité de l’article 3, 1o, et de l’article 7 du décret du 16 juin 2006, en ce qu’ils traiteraient de manière identique deux catégories d’étudiants non-résidents qui introduisent une demande pour être inscrits pour la première fois dans un établissement d’enseignement supérieur de la Communauté française : d’une part, ceux qui demandent leur inscription dans les cursus visés par les dispositions précitées et, d’autre part, ceux qui demandent leur inscription dans le cursus menant à la délivrance du grade académique de « bachelier en médecine vétérinaire », visé à l’article 3, 2o, du décret du 16 juin 2006. B.8.2. Les règles constitutionnelles de l’égalité et de la non-discrimination s’opposent à ce que soient traitées de manière identique, sans qu’apparaisse une justification raisonnable, des catégories de personnes se trouvant dans des situations qui, au regard de la mesure considérée, sont essentiellement différentes. L’existence d’une telle justification doit s’apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d’égalité est violé lorsqu’il est établi qu’il n’existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.8.3. Les étudiants non-résidents de la seconde catégorie décrite en B.8.1 sont soumis au système de limitation du nombre d’inscriptions prévu par les articles 2, 4 et 5 du décret du 16 juin 2006. Les étudiants non-résidents de la première catégorie décrite en B.8.1 sont soumis à un système identique prévu par les articles 2, 4, 5, 6, 8 et 9 du même décret. B.8.4. Les deux catégories d’étudiants non-résidents souhaitent s’inscrire dans un cursus d’un établissement d’enseignement supérieur de la Communauté française qui comptait, lors de l’adoption du décret du 16 juin 2006, une proportion d’étudiants détenteurs d’un titre de fin d’études secondaires obtenu ailleurs qu’en Belgique beaucoup plus importante que la moyenne (Doc. parl., Parlement de la Communauté française, no 263/1, pp. 7, 20 et 22; ibid., no 263/3, p. 8). Ces étudiants ne se trouvent donc pas dans des situations essentiellement différentes au regard d’un système de limitation du nombre d’inscriptions d’étudiants non-résidents. B.8.5. Le premier moyen dans les deux recours, en sa deuxième branche, n’est pas fondé. B.9.1. Il ressort des développements du premier moyen dans les deux recours qu’en sa quatrième branche, il invite la Cour à statuer sur la constitutionnalité de l’article 5, alinéa 4, première phrase, et de l’article 9, alinéa 4, première phrase, du décret du 16 juin 2006, en ce qu’ils introduiraient une différence de traitement entre deux catégories d’étudiants non-résidents : d’une part, ceux qui sont sélectionnés par le tirage au sort visé par ces dispositions et, d’autre part, ceux qui, à la suite de ce même tirage, ne peuvent s’inscrire pour suivre le cursus qu’ils avaient choisi. B.9.2. En ce qu’elles prévoient que la sélection des étudiants non-résidents se fera au moyen d’un tirage au sort, les dispositions attaquées ne font aucune différence de traitement entre ces étudiants. B.9.3. Le premier moyen dans les deux recours, en sa quatrième branche, n’est pas fondé. Sur les deuxième et troisième moyens B.10. Il ressort des développements des deuxième et troisième moyens dans les deux recours qu’ils invitent la Cour à statuer sur la compatibilité des articles 4 et 8 du décret du 16 juin 2006 avec les articles 10, 11, 24, § 3, première phrase, et 191 de la Constitution, lus en combinaison avec l’article 12, alinéa 1er, avec l’article 18, paragraphe 1, avec l’article 149, paragraphes 1 et 2, deuxième tiret, et avec l’article 150, paragraphe 2, troisième tiret, du Traité instituant la Communauté européenne, en ce qu’ils introduiraient une différence de traitement entre deux catégories d’étudiants qui souhaitent s’inscrire pour la première fois dans un établissement d’enseignement supérieur relevant de la Communauté française afin de suivre l’un des cursus visés aux articles 3 et 7 du décret du 16 juin 2006 : d’une part, les étudiants résidents au sens de l’article 1er du même décret et, d’autre part, les étudiants qui ne peuvent être qualifiés comme tels. Seul le nombre d’inscriptions des seconds est limité selon les modalités prévues par les articles 4 et 8 du décret du 16 juin 2006. B.11.1. Les articles 10 et 11 de la Constitution n’excluent pas qu’une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu’elle repose sur un critère objectif et qu’elle soit raisonnablement justifiée. L’existence d’une telle justification doit s’apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d’égalité est violé lorsqu’il est établi qu’il n’existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.11.2. L’article 12, premier alinéa, du Traité instituant la Communauté européenne dispose : « Dans le domaine d’application du présent traité, et sans préjudice des dispositions particulières qu’il prévoit, est interdite toute discrimination exercée en raison de la nationalité ». L’article 18, paragraphe 1, du même Traité dispose : « Tout citoyen de l’Union a le droit de circuler et de séjourner librement sur le territoire des Etats membres, sous réserve des limitations et conditions prévues par le présent traité et par les dispositions prises pour son application ». L’article 149, paragraphe 1 et paragraphe 2, deuxième tiret, du même Traité dispose : « 1. La Communauté contribue au développement d’une éducation de qualité en encourageant la coopération entre Etats membres et, si nécessaire, en appuyant et en complétant leur action tout en respectant pleinement la responsabilité des Etats membres pour le contenu de l’enseignement et l’organisation du système éducatif ainsi que leur diversité culturelle et linguistique. 2. L’action de la Communauté vise : [...] - à favoriser la mobilité des étudiants et des enseignants, y compris en encourageant la reconnaissance académique des diplômes et des périodes d’études; [...] ». L’article 150, paragraphe 2, troisième tiret, du même Traité dispose : « L’action de la Communauté vise : [...] - à faciliter l’accès à la formation professionnelle et à favoriser la mobilité des formateurs et des personnes en formation, et notamment des jeunes; [...] ». B.11.3. En vertu de l’article 1er, 2o, de la loi spéciale du 6 janvier 1989, remplacé par l’article 2 de la loi spéciale du 9 mars 2003, la Cour est compétente pour contrôler les normes législatives au regard des articles du titre II « Des Belges et de leurs droits » - et de l’article 191 de la Constitution.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Lorsqu’une disposition d’un traité international liant la Belgique a une portée analogue à celle d’une des dispositions constitutionnelles dont le contrôle relève de la compétence de la Cour et dont la violation est alléguée, les garanties consacrées par cette disposition internationale constituent un ensemble indissociable avec les garanties inscrites dans les dispositions constitutionnelles concernées. Il s’ensuit que, dans le contrôle qu’elle exerce au regard de ces dispositions constitutionnelles, la Cour tient compte de dispositions de droit international qui garantissent des droits ou libertés analogues. B.11.4. En ce qu’il interdit certaines discriminations, l’article 12, premier alinéa, du Traité instituant la Communauté européenne a une portée analogue aux articles 10, 11 et 191 de la Constitution. B.11.5. L’article 12, premier alinéa, du Traité instituant la Communauté européenne interdit, dans le domaine d’application du Traité, toute distinction fondée sur la nationalité. Les conditions d’accès à la formation professionnelle relèvent du domaine d’application du Traité (CJCE, 1er juillet 2004, C-65/03, Commission contre Belgique, § 25; CJCE, 7 juillet 2005, C-147/03, Commission contre Autriche, § 32; CJCE, 11 janvier 2007, C-40/05, Kaj Lyyski, § 28). L’enseignement supérieur constitue une formation professionnelle (CJCE, 7 juillet 2005, C-147/03, Commission contre Autriche, § 33; CJCE, 11 janvier 2007, C-40/05, Kaj Lyyski, § 28). Les conditions d’accès à l’enseignement supérieur, prévues par les articles 4 et 8 du décret du 16 juin 2006, font dès lors partie du domaine d’application du Traité. B.11.6.1. L’interdiction de toute discrimination en raison de la nationalité consacrée à l’article 12, premier alinéa, du Traité instituant la Communauté européenne prohibe non seulement les discriminations ostensibles, fondées sur la nationalité, mais encore toutes formes dissimulées de discrimination qui, par application d’autres critères de distinction, aboutissent en fait au même résultat (CJCE, 1er juillet 2004, C-65/03, Commission contre Belgique, § 28; CJCE, 15 mars 2005, C-209/03, Bidar, § 51; CJCE, 7 juillet 2005, C-147/03, Commission contre Autriche, § 41). B.11.6.2. Tous les Belges jouissent du droit, visé à l’article 1er, 1o, du décret du 16 juin 2006, « de séjourner en Belgique de manière permanente » (Doc. parl., Parlement de la Communauté française, 2005-2006, no 263/1, pp. 16-17; ibid., no 263/3, p. 18), de sorte que tous les Belges qui ont leur résidence principale en Belgique au moment de leur inscription dans un établissement d’enseignement supérieur relevant de la Communauté française sont des étudiants résidents au sens de l’article 1er du décret du 16 juin 2006. Le citoyen de l’Union européenne qui ne possède pas la nationalité belge n’appartient à la catégorie des étudiants résidents - qui échappent aux effets de la limitation prévue par les articles 4 et 8 du décret du 16 juin 2006 - qu’à la double condition d’avoir sa résidence principale en Belgique au moment de l’inscription et de faire partie de l’une des catégories de personnes définies à l’article 1er, 1o à 8o. La Cour observe plus particulièrement, à cet égard, que le citoyen de l’Union européenne ne jouit du « droit de séjourner en Belgique de manière permanente » visé à l’article 1er, 1o, du décret du 16 juin 2006 que lorsqu’il a acquis le droit de séjour permanent reconnu par les articles 16 et 17 de la directive 2004/38/CE du Parlement européen et du Conseil du 29 avril 2004 « relative au droit des citoyens de l’Union et des membres de leurs familles de circuler et de séjourner librement sur le territoire des Etats membres, modifiant le règlement (CEE) no 1612/68 et abrogeant les directives 64/221/CEE, 68/360/CEE, 72/194/CEE, 73/148/CEE, 75/34/CEE, 75/35/CEE, 90/364/CEE, 90/365/CEE et 93/96/CEE » (article 1er, alinéa 2, du décret du 16 juin 2006). L’article 16 de cette directive reconnaît ce droit à tout citoyen de l’Union ayant séjourné légalement pendant une période ininterrompue de cinq ans sur le territoire de l’Etat membre dans lequel il se rend en vue d’exercer son droit de circuler et de séjourner librement, étant précisé que la « continuité du séjour n’est pas affectée par des absences temporaires ne dépassant pas au total six mois par an, ni par des absences plus longues pour l’accomplissement d’obligations militaires ou par une absence ininterrompue de douze mois consécutifs au maximum pour des raisons importantes, telles qu’une grossesse et un accouchement, une maladie grave, des études ou une formation professionnelle, ou le détachement pour raisons professionnelles dans un autre Etat membre ou un pays tiers », et que, « une fois acquis, le droit de séjour permanent ne se perd que par des absences d’une durée supérieure à deux ans consécutifs de l’Etat membre » sur le territoire duquel ce droit a été acquis. Par dérogation, l’article 17 de la directive du 29 avril 2004 reconnaît à certains travailleurs cessant leur activité ainsi qu’à certains membres de leur famille un droit de séjour permanent sur le territoire de l’Etat membre dans lequel ces travailleurs se sont rendus en vue d’exercer leur droit de circuler et de séjourner librement avant l’écoulement d’une période ininterrompue de cinq ans de séjour. Il résulte de ce qui précède que, même si le critère de distinction entre les deux catégories mentionnées en B.10 n’est pas la nationalité, les dispositions attaquées sont susceptibles d’affecter davantage les citoyens de l’Union européenne qui n’ont pas la nationalité belge que ceux qui ont cette nationalité, puisque les premiers pourront plus difficilement être qualifiés d’étudiants résidents. B.11.6.3. Une telle différence de traitement ne peut être justifiée au regard de l’article 12, premier alinéa, du Traité instituant la Communauté européenne que si elle est fondée sur des considérations objectives indépendantes de la nationalité des personnes concernées et proportionnées à l’objectif légitimement poursuivi par les dispositions attaquées (CJCE, 15 mars 2005, C-209/03, Bidar, § 54; CJCE, 7 juillet 2005, C-147/03, Commission contre Autriche, § 48). B.11.7. Statuant sur un recours en manquement introduit par la Commission des Communautés européennes contre la République d’Autriche sur la base de l’article 226 du Traité instituant la Communauté européenne, la Cour de justice des Communautés européennes observait, à propos d’une réglementation nationale susceptible d’affecter davantage les étudiants d’autres Etats membres que les étudiants autrichiens et visant à restreindre l’accès aux universités nationales des titulaires de diplômes obtenus dans d’autres Etats membres : « 61. [...] une demande excessive d’accès à certaines formations peut trouver une solution dans l’adoption de mesures non discriminatoires spécifiques telles que la mise en place d’un examen d’entrée ou l’exigence d’un niveau minimal, l’article 12 CE étant ainsi respecté. 62. De surcroît, force est de constater que les risques invoqués par la République d’Autriche ne sont pas propres à son système d’enseignement supérieur ou universitaire, mais ont été et sont supportés par d’autres Etats membres. Parmi ces Etats membres figure le Royaume de Belgique qui avait instauré des restrictions similaires, jugées incompatibles avec les exigences du droit communautaire (voir arrêt du 1er juillet 2004, Commission/Belgique, précité). 63. Il convient d’ajouter qu’il appartient aux autorités nationales qui invoquent une dérogation au principe fondamental de libre circulation des personnes de prouver, dans chaque cas d’espèce, que leurs réglementations sont nécessaires et proportionnées au regard de l’objectif poursuivi. Les raisons justificatives susceptibles d’être invoquées par un Etat membre doivent être accompagnées d’une analyse de l’aptitude et de la proportionnalité de la mesure restrictive adoptée par cet Etat, ainsi que des éléments précis permettant d’étayer son argumentation (voir, en ce sens, arrêts du 13 novembre 2003, Lindman, C-42/02, Rec. p. I-13519, point 25, et du 18 mars 2004, Leichtle, C-8/02, Rec. p. I-2641, point 45). 64. En l’espèce, la République d’Autriche s’est bornée à soutenir lors de l’audience que, dans la filière médecine, le nombre d’inscriptions pourrait s’élever jusqu’à cinq fois le nombre de places disponibles, ce qui menacerait l’équilibre financier du système d’enseignement supérieur autrichien et, par conséquent, son existence même.
11917
11918
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 65. Il doit être souligné qu’aucune estimation relative à d’autres filières n’a été présentée à la Cour et que la République d’Autriche a reconnu ne pas disposer d’autres chiffres à cet égard. Par ailleurs, les autorités autrichiennes ont admis le caractère essentiellement préventif de la disposition nationale en cause. 66. Dès lors, [...] la République d’Autriche n’a pas démontré que, en l’absence de [cette disposition], l’existence du système d’enseignement autrichien en général et la sauvegarde de l’homogénéité de l’enseignement supérieur en particulier seraient mises en péril. En conséquence, la législation en cause n’est pas compatible avec les objectifs du traité » (CJCE, 7 juillet 2005, C-147/03, Commission contre Autriche). B.12.1. L’enseignement organisé en Communauté française est, pour l’essentiel, financé par les deniers publics qui sont limités et requièrent une discipline budgétaire stricte. Ces moyens ne sont à l’évidence pas destinés à remédier aux conséquences des choix politiques d’un grand pays voisin. En outre, l’enseignement dispensé dans les cursus qui mènent à la délivrance des grades visés aux articles 3 et 7 du décret du 16 juin 2006 exige, afin d’assurer une formation professionnelle dont la qualité est apte à rencontrer les impératifs de santé publique, un recours à des ressources humaines ou matérielles qui n’existent qu’en nombre limité à proximité des établissements d’enseignement. Les accouchements, animaux vivants à soigner et possibilités de stage dans les professions liées à la santé ne peuvent être aisément multipliés. B.12.2. Le législateur de la Communauté française constate que l’augmentation du nombre d’étudiants inscrits pour la première fois dans les cursus précités est si importante qu’elle met en péril la qualité de cet enseignement - et donc la santé publique -, compte tenu des moyens budgétaires et des ressources humaines et matérielles dont disposent les établissements d’enseignement concernés. Parmi les étudiants qui s’inscrivent pour la première fois dans ces cursus figure un nombre largement supérieur à la moyenne d’étudiants détenteurs d’un diplôme d’études secondaires délivré par un autre Etat membre. Celui-ci était, durant l’année académique 2003-2004, pour les autres cursus, inférieur à dix pour cent. Le nombre total d’étudiants, détenteurs d’un diplôme d’études secondaires délivré par un autre Etat membre, variait, durant l’année 2004-2005, dans les cursus visés par l’article 7 du décret du 16 juin 2006, entre 41 et 75 pour cent. La proportion était, durant l’année 2005-2006, dans les cursus visés par l’article 3 du décret du 16 juin 2006, de l’ordre de 78 à 86 pour cent. Il ressort des documents déposés par le Gouvernement de la Communauté française que la plupart de ces étudiants, détenteurs d’un diplôme d’études secondaires délivrés en dehors de la Communauté française, sont de nationalité française. B.12.3. Cette proportion importante d’étudiants français s’explique par la conjugaison de plusieurs phénomènes : la libre circulation des étudiants, telle qu’elle est assurée par les règles du Traité instituant la Communauté européenne, l’absence d’harmonisation européenne des conditions d’accès aux études visées par le décret du 16 juin 2006 et des conditions d’accès aux professions dont l’exercice est subordonné à la détention d’un diplôme sanctionnant la réussite de ces études, ainsi que la politique de la République française consistant à restreindre l’accès aux études précitées et à ne pas limiter l’accès aux professions correspondantes. En France, l’accès aux écoles vétérinaires est subordonné à la réussite d’un concours national, qui n’est accessible qu’aux étudiants qui ont effectué au minimum deux années d’études préparatoires après leur baccalauréat. A l’issue de cette épreuve, 329 candidats avaient accès, en 2004, à l’une des quatre écoles nationales vétérinaires. Ce nombre fut réduit à 221 en 2005, et relevé à 436 en 2006. Seul un cinquième des participants à cette épreuve est généralement sélectionné. La France a aussi fixé un quota d’inscriptions pour les études en kinésithérapie. Ces circonstances incitent de nombreux étudiants français à venir étudier, dans leur langue nationale, en Communauté française de Belgique avant de rentrer dans leur Etat d’origine à la fin de leurs études pour y exercer la profession à laquelle ils auront été formés. Près d’un tiers des vétérinaires diplômés chaque année et s’installant en France ont un diplôme délivré par la Communauté française, sans que cela ne semble susciter dans ce pays un encombrement problématique de la profession. En 2005, plus de 800 étudiants ont obtenu, en Communauté française, un diplôme dans le domaine de la kinésithérapie. Le concours fédéral donnant accès à la profession à 180 diplômés n’a pourtant pas dû être organisé pour la Communauté française. B.12.4. Le législateur de la Communauté française a organisé en 2003, 2004 et 2005 un concours spécial d’admission interuniversitaire en vue de l’accès aux études de premier cycle du domaine des sciences vétérinaires. Le concours organisé le 6 septembre 2005 rassemblait 795 participants, parmi lesquels ne figuraient que 192 détenteurs d’un diplôme de l’enseignement secondaire délivré en Communauté française. Seuls 34 des 250 lauréats de ce concours relevaient de cette dernière catégorie. B.12.5.1. Les dispositions attaquées ont pour « objectif principal [...] de garantir un accès large et démocratique à un enseignement supérieur de qualité pour la population de la Communauté française » afin de participer à la réalisation des objectifs exprimés notamment par le neuvième considérant du préambule du Traité instituant la Communauté européenne, ainsi que par les articles 3, paragraphe 1, q), 16 et 149, paragraphe 1, du même Traité (Doc. parl., Parlement de la Communauté française, 2005-2006, no 263/1, pp. 12-13). Elles reposent aussi sur des « considérations de santé publique » : d’une part, la circonstance qu’« une diminution de la qualité de l’enseignement [...] est de nature à altérer à terme la qualité des soins dispensés » et, d’autre part, un « risque de pénurie des professionnels » résultant du « fait que la très grande majorité des étudiants non-résidents n’entend pas exercer en Belgique », étant précisé que la pénurie serait certaine si une sélection à l’entrée était organisée (ibid., p. 13). A cette fin, la disposition attaquée limite le nombre d’inscriptions des étudiants qui, quelle que soit leur nationalité, séjournent sur le territoire belge dans le seul but d’y poursuivre des études (ibid., p. 13), ou qui ne présentent pas un lien réel avec la société belge avant leur inscription (ibid., p. 16). B.12.5.2. Le législateur décrétal justifie le caractère inadéquat de la mise en place d’un examen d’entrée ou de l’adoption d’une exigence d’un niveau minimal comme suit : « Une sélection à l’entrée est souvent présentée comme une solution à la demande excessive d’accès à certains cursus. Toutefois une telle sélection présente l’inconvénient qu’elle ne favorise pas un large accès à l’enseignement supérieur. En effet réussissent un concours d’entrée, soit les étudiants qui auront pu bénéficier de la meilleure formation au cours de leurs études secondaires, soit ceux qui auront déjà suivi une formation postsecondaire dans un domaine proche de celui de l’examen d’entrée. Se trouvent donc exclus des études concernées par un concours à l’entrée, les étudiants qui, en fonction de leur origine sociale ou pour d’autres raisons, n’auront pas un bagage suffisant au terme de leurs études secondaires pour s’imposer dans un concours, ou ne peuvent se permettre de prolonger leurs études par des années d’études préparatoires. En outre et surtout, cet examen est susceptible d’être majoritairement réussi par des étudiants qui ne résident pas en Belgique et qui n’ont pas l’intention d’y exercer leur activité professionnelle. C’est particulièrement le cas lorsque la discipline est contingentée dans les pays voisins, compte tenu de la petite taille relative de la Communauté française. Le concours vétérinaire en est, comme on l’a vu, la démonstration la plus flagrante.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Ce phénomène est en outre renforcé lorsque les étudiants de la Communauté française entrent en concurrence majoritairement avec des étudiants qui ont effectué une ou plusieurs années d’études post-secondaires dans leur pays d’origine et qui ont été exclus des études de leur choix lors d’une sélection réservée exclusivement aux étudiants qui ont suivi une telle formation post-secondaire. Ainsi, la sélection pour l’accès aux écoles nationales vétérinaires en France est ouverte aux étudiants qui ont effectué un minimum de deux ans de formation post-secondaire. Ceci explique le taux de réussite supérieur des étudiants français lors du concours d’admission de Marche au mois de septembre 2005. L’examen des résultats de ce concours a en effet montré que le taux de réussite des étudiants sortant du secondaire était quasiment identique pour les étudiants de nationalité belge ou française [...]. Un système de sélection à l’entrée évince donc injustement les étudiants de la Communauté française des études de leur choix et est susceptible de mener à terme à une pénurie dans les secteurs professionnels concernés. Dans le domaine des études paramédicales ou vétérinaires, une telle pénurie met en danger la santé publique. [...] La Communauté française est à même de démontrer que la mise en place d’un examen d’entrée ou l’exigence d’un niveau minimal ne pouvait pas dans son cas être une solution adéquate à une demande excessive d’accès à certaines formations puisque l’examen vétérinaire a eu pour effet d’évincer quasi totalement les étudiants de la Communauté française de l’accès à ces études. Le numerus clausus appliqué par un petit pays qui garantit l’égalité d’accès aboutira toujours à cet effet aussi longtemps qu’un grand Etat voisin partageant la même langue adopte également une politique restrictive qui élimine un grand nombre de candidats. C’est mathématique. Il ne peut en aller autrement que dans l’hypothèse où les conditions d’organisation des études sont identiques dans les deux pays et si le numerus clausus est fixé dans les deux pays dans la même proportion par rapport à leur population respective. En clair, pour éviter l’effet d’éviction constaté lors de l’examen d’entrée vétérinaire 2005, il faudrait que la Communauté française aligne strictement ses conditions d’accès restrictives sur le régime en vigueur en France. Or comme on l’a indiqué plus haut, la Communauté française n’a actuellement aucune raison objective de limiter l’accès aux études concernées, sauf celui d’éviter l’engorgement de son enseignement dans les cursus fortement contingentés en France. Si la Communauté française, pour préserver son enseignement supérieur de l’engorgement, n’avait d’autres solutions que de s’aligner sur les politiques restrictives françaises, elle serait en fait et en droit privée de sa responsabilité d’organiser son enseignement supérieur, alors que l’article 149 du Traité CE dispose que la Communauté européenne doit ’ contribuer au développement d’une éducation de qualité ... tout en respectant pleinement la responsabilité des Etats membres pour le contenu de l’enseignement et l’organisation du système éducatif ainsi que leur diversité culturelle et linguistique ’. Par ailleurs, les pourcentages relevés plus haut dans les cursus considérés témoignent à suffisance, nous semble-t-il, que les mesures que la Communauté française pourrait prendre sont curatives et pas seulement préventives. Le Gouvernement a la conviction qu’il résulte des considérations qui précèdent que l’objectif de préserver l’existence de notre système d’enseignement supérieur, basé sur le libre accès, peut justifier, au regard du droit européen, que soient prises des mesures dérogatoires au principe de la libre circulation des étudiants. Des échanges de vues à ce sujet ont eu lieu entre des délégués du Gouvernement et la Commission européenne, notamment à l’initiative de l’Autriche. De ces contacts, il ressort que la Commission pourrait partager le point de vue qui vient d’être défendu. Ses services ont en tout cas reconnu explicitement que les chiffres exposés ci-dessus étaient suffisamment éloquents et justifiaient que la Communauté française prenne des mesures qui auraient pour effet de réduire ces pourcentages, pour autant que ces mesures dérogatoires à la libre circulation des étudiants soient non discriminatoires, qu’elles soient nécessaires et proportionnées à l’objectif poursuivi » (ibid., pp. 9 à 11). B.12.5.3. Le législateur décrétal justifie la compatibilité de la disposition attaquée avec le droit européen non seulement en faisant référence à l’arrêt de la Cour de justice des Communautés européennes du 7 juillet 2005 cité en B.11.7, mais aussi à un arrêt du 15 mars 2005 (ibid., pp. 13, 15-16 et 20) par lequel la même Cour de justice, statuant sur la compatibilité avec l’article 12, premier alinéa, du Traité instituant la Communauté européenne d’une mesure qui désavantageait les citoyens de l’Union européenne dépourvus de la nationalité britannique par rapport à ceux qui possédaient cette nationalité, considérait ce qui suit : « 56. [...] bien que les Etats membres soient appelés à faire preuve, dans l’organisation et l’application de leur système d’assistance sociale, d’une certaine solidarité financière avec les ressortissants d’autres Etats membres (voir arrêt Grzelczyk, point 44), il est loisible à tout Etat membre de veiller à ce que l’octroi d’aides visant à couvrir les frais d’entretien d’étudiants provenant d’autres Etats membres ne devienne pas une charge déraisonnable qui pourrait avoir des conséquences sur le niveau global de l’aide pouvant être octroyée par cet Etat. 57. S’agissant d’une aide couvrant les frais d’entretien des étudiants, il est ainsi légitime pour un Etat membre de n’octroyer une telle aide qu’aux étudiants ayant démontré un certain degré d’intégration dans la société de cet Etat. [...] 59. [...] l’existence d’un certain degré d’intégration peut être considérée comme établie par la constatation selon laquelle l’étudiant en cause a, pendant une certaine période, séjourné dans l’Etat membre d’accueil. 60. S’agissant d’une réglementation nationale telle que les Student Support Regulations, il convient de constater que la garantie d’une intégration suffisante dans la société de l’Etat membre d’accueil découle des conditions imposant une résidence antérieure sur le territoire de cet Etat, en l’occurrence les trois années de résidence requises par les règles britanniques en cause au principal. 61. La condition additionnelle selon laquelle les étudiants n’ont droit à une aide couvrant leurs frais d’entretien que s’ils sont également établis dans l’Etat membre d’accueil pourrait certes répondre, comme celle, rappelée au point précédent, qui exige une résidence de trois années, au but légitime visant à garantir que le demandeur d’aide a fait preuve d’un certain degré d’intégration dans la société de cet Etat. Toutefois, il est constant que la réglementation en cause au principal exclut toute possibilité pour un ressortissant d’un autre Etat membre d’obtenir, en tant qu’étudiant, le statut de personne établie. Cette réglementation place donc un tel ressortissant, quel que soit son degré d’intégration réelle dans la société de l’Etat membre d’accueil, dans l’impossibilité de remplir ladite condition et, par conséquent, de bénéficier du droit à l’aide couvrant ses frais d’entretien. Or, un tel traitement ne saurait être considéré comme justifié par l’objectif légitime que la même réglementation visait à garantir.
11919
11920
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 62. En effet, un tel traitement fait obstacle à ce qu’un étudiant, ressortissant d’un Etat membre, qui séjourne légalement et a effectué une partie importante de ses études secondaires dans l’Etat membre d’accueil et, par conséquent, qui a établi un lien réel avec la société de ce dernier Etat, puisse poursuivre ses études dans les mêmes conditions qu’un étudiant ressortissant de cet Etat se trouvant dans la même situation. 63. Pour ces raisons, [...] l’article 12, premier alinéa, CE doit être interprété en ce sens qu’il s’oppose à une réglementation nationale qui n’octroie aux étudiants le droit à une aide couvrant leurs frais d’entretien que s’ils sont établis dans l’Etat membre d’accueil, tout en excluant qu’un ressortissant d’un autre Etat membre obtienne, en tant qu’étudiant, le statut de personne établie, même si ce ressortissant séjourne légalement et a effectué une partie importante de ses études secondaires dans l’Etat membre d’accueil et, par conséquent, a établi un lien réel avec la société de cet Etat » (CJCE, 15 mars 2005, C-209/03, Bidar). B.13.1. Il ressort des mémoires et des débats qu’il existe une divergence de vues entre les parties devant la Cour sur la portée de l’article 12, premier alinéa, tel qu’il a été interprété par la Cour de justice dans les deux arrêts précités. B.13.2. La Cour de justice des Communautés européennes est compétente pour statuer, à titre préjudiciel, sur l’interprétation des dispositions du Traité instituant la Communauté européenne (article 234, premier alinéa, a), de ce Traité). Lorsqu’une telle question est soulevée dans une affaire pendante devant une juridiction nationale dont les décisions ne sont pas susceptibles d’un recours juridictionnel de droit interne, cette juridiction est tenue de saisir la Cour de justice (article 234, troisième alinéa, du même Traité), à moins qu’elle ne constate « que la question soulevée n’est pas pertinente ou que la disposition communautaire en cause a déjà fait l’objet d’une interprétation de la part de la Cour [de justice] ou que l’application correcte du droit communautaire s’impose avec une telle évidence qu’elle ne laisse place à aucun doute raisonnable » (CJCE, 6 octobre 1982, 283/81, Srl CILFIT et Lanificio di Gavardo SpA). B.13.3. Il ressort des pièces déposées par le Gouvernement de la Communauté française à la demande de la Cour que la Commission des Communautés européennes a, par lettre du 24 janvier 2007, fait savoir au Royaume de Belgique qu’elle estimait que le décret du 16 juin 2006 était incompatible, entre autres, avec l’article 12 du Traité instituant la Communauté européenne. Il ressort des mêmes pièces que la Commission a, sur la base de l’article 226, premier alinéa, du Traité instituant la Communauté européenne, invité le Royaume de Belgique à lui faire parvenir ses observations à ce sujet et que le Gouvernement de la Communauté française a fait parvenir ses observations par lettre du 24 mai 2007. Il ressort, en outre, d’un communiqué de presse de la Commission européenne du 28 novembre 2007 que ces observations ont amené cette dernière à considérer que, sans des mesures de sauvegarde appropriées, la Communauté française de Belgique court le risque de ne pas être « en mesure de maintenir des niveaux suffisants de couverture territoriale et de qualité dans son système de santé publique ». Il apparaît que la Commission a, dans ces circonstances, décidé de suspendre la procédure en manquement engagée sur la base de l’article 226 du Traité instituant la Communauté européenne durant cinq ans « pour permettre aux autorités belges de fournir des données supplémentaires étayant l’argument selon lequel les mesures de restriction imposées sont à la fois nécessaires et proportionnées ». B.13.4. Tant les requérants que le Gouvernement de la Communauté française invitent la Cour à interroger la Cour de justice des Communautés européennes notamment sur l’interprétation de l’article 12, premier alinéa, ainsi que sur celle de l’article 18, paragraphe 1, du Traité instituant la Communauté européenne. B.13.5. Il convient dès lors, avant de poursuivre l’examen des deuxième et troisième moyens, de poser à la Cour de justice des Communautés européennes les questions préjudicielles libellées au dispositif du présent arrêt. Par ces motifs, la Cour avant de statuer plus avant, pose à la Cour de justice des Communautés européennes les questions préjudicielles suivantes : « 1. Les articles 12, premier alinéa, et 18, paragraphe 1, du Traité instituant la Communauté européenne, lus en combinaison avec l’article 149, paragraphes 1 et 2, deuxième tiret, et avec l’article 150, paragraphe 2, troisième tiret, du même Traité doivent-ils être interprétés en ce sens que ces dispositions s’opposent à ce qu’une communauté autonome d’un Etat membre compétente pour l’enseignement supérieur, qui est confrontée à un afflux d’étudiants d’un Etat membre voisin dans plusieurs formations à caractère médical financées principalement par des deniers publics, à la suite d’une politique restrictive menée dans cet Etat voisin, prenne des mesures telles que celles inscrites dans le décret de la Communauté française du 16 juin 2006 régulant le nombre d’étudiants dans certains cursus de premier cycle de l’enseignement supérieur, lorsque cette Communauté invoque des raisons valables pour affirmer que cette situation risque de peser excessivement sur les finances publiques et d’hypothéquer la qualité de l’enseignement dispensé ? 2. En va-t-il autrement, pour répondre à la question mentionnée sub 1, si cette Communauté démontre que cette situation a pour effet que trop peu d’étudiants résidant dans cette Communauté obtiennent leur diplôme pour qu’il y ait durablement en suffisance du personnel médical qualifié afin de garantir la qualité du régime de santé publique au sein de cette Communauté ? 3. En va-t-il autrement, pour répondre à la question mentionnée sub 1, si cette Communauté, compte tenu de l’article 149, premier alinéa, in fine, du Traité et de l’article 13.2, c), du Pacte international relatif aux droits économiques, sociaux et culturels, qui contient une obligation de standstill, opte pour le maintien d’un accès large et démocratique à un enseignement supérieur de qualité pour la population de cette Communauté ? ». Ainsi prononcé en langue française, en langue néerlandaise et en langue allemande, conformément à l’article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989, à l’audience publique du 14 février 2008. Le greffier,
Le président,
P.-Y. Dutilleux.
M. Melchior.
11921
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE GRONDWETTELIJK HOF N. 2008 — 564
[2008/200529] Uittreksel uit arrest nr. 12/2008 van 14 februari 2008
Rolnummers 4034 en 4093 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs, ingesteld door Nicolas Bressol en anderen en door Céline Chaverot en anderen. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 7 augustus 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 9 augustus 2006, is beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 juli 2006), door Nicolas Bressol, Anthony Wolf, Cédric Helie en Valérie Jabot, die keuze van woonplaats doen te 1180 Brussel, Brugmannlaan 403, Claude Keusterickx, wonende te 1060 Brussel, Kemmelberglaan 25, Denis Wilmet, wonende te 1970 Wezembeek-Oppem, Ahornbomenlaan 6, Charlène Meurou, wonende te 1020 Brussel, Emile Bockstaellaan 288, David Bacquart, wonende te 1421 Ophain, rue des Combattants 11, Ayhar Gabriel Arslan, wonende te 1040 Brussel, Veldlaan 110, Yves Busegnies, wonende te 1200 Brussel, Moonensstraat 15, Serge Clement, wonende te 1480 Tubeke, chaussée de Mons 432, Sabine Gelaes, wonende te 4420 Saint-Nicolas, rue de la Fontaine 84, Etienne Dubuisson, wonende te 1050 Brussel, Elizastraat 36, Caroline Kinet, wonende te 1180 Brussel, Klipveldstraat 20, Dominique Peeters, wonende te 1070 Brussel, Dokter Jacobsstraat 74, Robert Lontie, wonende te 1460 Itter, rue du Croiseau 38, Yannick Homerin, wonende te 1160 Brussel, Meunierstraat 58, Isabelle Pochet, wonende te 1780 Wemmel, De Raedemaekerlaan 1, Walid Salem, wonende te 1090 Brussel, Dikkebeuklaan 22/104, Karin Van Loon, wonende te 1180 Brussel, Horzelstraat 383, Olivier Leduc, wonende te 1200 Brussel, Tiendagwandlaan 26, Annick Van Wallendael, wonende te 1040 Brussel, Antoine Gautierstraat 97, Dorothée Van Eecke, wonende te 1000 Brussel, Franklinstraat 27, Olivier Ducruet, wonende te 1200 Brussel, Brand Whitlocklaan 108, Céline Hinck, wonende te 1401 Baulers, avenue Reine Astrid 4, Nicolas Arpigny, wonende te 1410 Waterloo, avenue du Clair Pré 8, Eric De Gunsch, wonende te 1090 Brussel, Rommelaerelaan 213, Thibaut De Mesmaeker, wonende te 1410 Waterloo, Allée des Grillons 4, Mikel Ezquer, wonende te 7331 Baudour, avenue Goblet 108, Constantino Balestra, wonende te 1420 Eigenbrakel, Chemin des Voiturons 107, Philippe Delince, wonende te 1380 Lasne, Chemin du Bonnier 5, Madeleine Merche, wonende te 1180 Brussel, Reisdorfflaan 32, Jean-Pierre Saliez, wonende te 1420 Eigenbrakel, avenue Wellington 25 A, Véronique de Mahieu, wonende te 1450 Cortil-Noirmont, rue du Tilleul 1, Philippe Meeus, wonende te 1860 Meise, Zerlegem 27, Muriel Alard, wonende te 1150 Brussel, Van Der Meerschenlaan 23/4, Danielle Collard, wonende te 1180 Brussel, Edouard Michielsstraat 54, Pierre Castelein, wonende te 1160 Brussel, Pauwenstraat 14, Dominique De Crits, wonende te 1040 Brussel, Baron Lambertstraat 52, André Antoine, wonende te 1040 Brussel, Camille Josetlaan 21/3, Christine Antierens, wonende te 1030 Brussel, Wijnheuvelenstraat 270, Brigitte Debert, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue Landuyt 147, Véronique Leloux, wonende te 1400 Nijvel, Faubourg de Namur 55, Patrick Parmentier, wonende te 1170 Brussel, Théophile Vander Elststraat 66, en Martine Simon, wonende te 1200 Brussel, Watermanlaan 1. De vordering tot schorsing van hetzelfde decreet, ingediend door dezelfde verzoekende partijen, is verworpen bij het arrest nr. 134/2006 van 29 augustus 2006, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 oktober 2006. b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 12 december 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 13 december 2006, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 1 tot 10 en 15 van hetzelfde decreet, door Céline Chaverot, Marine Guiet, Floriane Poirson, Laura Soumagne, Elodie Hamon, Benjamin Lombardet, Julie Mingant, Marthe Simon, Charlyne Ficek, Anaïs Serrate, Sandrine Jadaud, die keuze van woonplaats doen te 1000 Brussel, Regentschapsstraat 43/5, Patricia Barbier, wonende te 1180 Brussel, Rittwegerstraat 30, Laurence Coulon, wonende te 7850 Edingen, Aatsesteenweg 120, Renée Hollestelle, wonende te 5200 Saint-Servais, rue Muzet 9, Jacqueline Ghion, wonende te 1410 Waterloo, rue Emile Dury 92, Pascale Schmitz, wonende te 1341 Céroux-Mousty, rue Franquerlies 107, Sophie Thirion, wonende te 1060 Brussel, Vanderschrickstraat 10, Céline Vandeuren, wonende te 1020 Brussel, Stefaniastraat 20, en Isabelle Compagnion, wonende te 1200 Brussel, Slegerslaan 167. Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4034 en 4093 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) B.1. De beroepen tot vernietiging beogen het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 juni 2006 « tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs », zoals het was geformuleerd vóór de wijziging ervan bij de artikelen 18 tot 20 van het decreet van 25 mei 2007 « houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs ». Het bestreden decreet luidt als volgt : « HOOFDSTUK I. — Definitie Artikel 1. Onder verblijvende student in de zin van dit decreet, dient verstaan te worden de student die, op het ogenblik van zijn inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs, het bewijs levert dat hij zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en dat hij aan één van de volgende voorwaarden voldoet : 1o het recht hebben in België permanent te verblijven; 2o zijn hoofdverblijfplaats in België hebben sedert minstens 6 maanden op het ogenblik van de inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs, en er een al dan niet bezoldigde beroepsactiviteit uitoefenen of er een vervangingsbezoldiging genieten die door een Belgische openbare dienst toegekend wordt; 3o ertoe gemachtigd zijn voor een onbepaalde duur te verblijven op basis van de artikelen 9 en 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk; 4o ertoe gemachtigd zijn in België te verblijven als gevolg van de erkenning als vluchteling krachtens artikel 49 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, of een adhoc aanvraag;
11922
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 5o ertoe gemachtigd zijn in België te verblijven met de tijdelijke bescherming van artikel 57/29 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; 6o als vader, moeder, wettelijke voogd of echtgenoot(-ote) een persoon hebben die aan een van deze voorwaarden voldoet; 7o zijn hoofdverblijfplaats in België hebben sedert minstens drie jaar op het ogenblik van de inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs; 8o houder zijn van een attest van beursstudent uitgereikt in het raam van de ontwikkelingssamenwerking voor het academiejaar en voor de studies waarvoor de aanvraag om inschrijving ingediend wordt. Onder ’ recht om permanent te verblijven ’ in de zin van het eerste lid, dient verstaan te worden voor de staatsburgers van een andere lidstaat van de Europese Unie, het recht erkend krachtens de artikelen 16 en 17 van de Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden; voor de staatsburgers van Staten die niet lid zijn van de Europese Unie, dient verstaan te worden het recht gevestigd te worden in België krachtens artikel 14 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. HOOFDSTUK II. — Bepalingen met betrekking tot de universiteiten Art. 2. De academische overheden beperken het aantal studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in een universiteit van de Franse Gemeenschap voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 3, op de wijze bepaald bij artikel 4. In afwijking daarvan, is deze beperking niet van toepassing op de studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in de cursus bedoeld bij artikel 3, 1o, indien ze ingeschreven waren in een vorig academiejaar in een hogeschool voor de cursus bedoeld bij artikel 7, 5o. Art. 3. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de cursussen die tot de volgende academische graden leiden : 1o Bachelor kinesitherapie en revalidatie; 2o Bachelor diergeneeskunde. Art. 4. Voor iedere universitaire instelling en voor iedere cursus bedoeld bij artikel 3, wordt een aantal T bepaald gelijk aan het totaal aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer voor de betrokken cursus en die in aanmerking genomen worden voor de financiering, alsook een aantal NR gelijk aan het aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer in de betrokken cursus en die niet in aanmerking genomen worden als verblijvende studenten in de zin van artikel 1. Wanneer de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, een percentage P bereikt, weigert de academische overheid de bijkomende inschrijving van studenten die nooit ingeschreven waren voor de betrokken cursus en die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1. De P bedoeld bij het vorig lid wordt op 30 % vastgesteld. Wanneer voor een academiejaar, het deel van de studenten die hun studies voortzetten elders dan in het land waar ze hun diploma van secundaire studies behaalden, gemiddeld 10 % in het geheel van de inrichtingen voor hoger onderwijs van de Europese Unie echter overschrijdt, is de P, voor het volgend academiejaar, gelijk aan dit percentage vermenigvuldigd met drie. Art. 5. In afwijking van artikel 47, § 1, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, dienen de studenten die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1 hun aanvraag om inschrijving voor een cursus bedoeld bij artikel 3 in ten vroegste de derde werkdag voor de 2 september voorafgaand aan het betrokken academiejaar. De universiteiten nemen prioritair de inschrijving aan van de studenten die het bewijs leveren dat ze aan alle toelatingsvoorwaarden voldoen voor deze cursussen, met inachtneming van de orde van de indiening van dit bewijs. Op straffe van verval, wordt de student ertoe gehouden zijn inschrijving te bevestigen volgens de nadere regels bepaald door de academische overheid en die hem ter kennis gebracht worden bij de indiening van zijn aanvraag. Voor de toepassing van deze bepaling, wordt gelijkgesteld met de student die het bewijs levert dat hij aan alle toelatingsvoorwaarden voldoet, de student die bewijst dat hij voor de 15de juli die voorafgaat aan het academiejaar een aanvraag tot gelijkwaardigheidsverklaring van zijn bekwaamheidsbewijs hoger secundair onderwijs heeft ingediend, alsook het bewijs dat hij de kosten heeft uitbetaald voor het onderzoek van deze aanvraag, voor zover dat zijn aanvraag om inschrijving vergezeld gaat van een afschrift van het bekwaamheidsbewijs waarvoor hij een gelijkwaardigheidsverklaring aanvraagt. De academische overheid kan echter de inschrijving van de student weigeren indien het aangeboden bekwaamheidsbewijs niet gelijkwaardig verklaard wordt met een getuigschrift hoger secundair onderwijs. Van elke aanvraag om inschrijving ingediend vanaf de 2de september die voorafgaat aan het academiejaar overeenkomstig het eerste lid wordt akte genomen in het register waar er geen stukken opengelaten wordt en waar er geen interlinie voorkomt. Vermeld worden, tegenover het ordenummer, de naam van de student, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving en, desnoods, de reden van de weigering tot inschrijving. Er wordt een attest aan de student uitgereikt wanneer hij zijn aanvraag indient. Dit attest bevat het ordenummer, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving. In afwijking van het eerste lid, voor de niet-verblijvende studenten die zich aanbieden om een aanvraag tot inschrijving in te dienen voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 3 ten laatste de laatste werkdag die voorafgaat aan de 2de september voor het academiejaar, indien het aantal dergelijke studenten het bij artikel 4, tweede lid, bedoeld aantal NR overschrijdt, wordt de prioriteitsorde onder deze studenten door loting bepaald. Deze loting geschiedt onverwijld onder het toezicht van een gerechtsdeurwaarder. Alle studenten die een dergelijke aanvraag hebben ingediend, krijgen een ordenummer op naam dat onoverdraagbaar is. Iedere niet-verblijvende student kan voor de 2de september voorafgaand aan het academiejaar enkel één aanvraag om inschrijving indienen voor alle cursussen bedoeld bij de artikelen 3 en 7. De student die deze bepaling schendt, zal uitgesloten zijn van de inrichting voor hoger onderwijs waar hij toegelaten zou zijn voor een van de cursussen bedoeld bij de artikelen 3 of 7. Ingeval de inschrijving geweigerd wordt met toepassing van het tweede lid van dit artikel of van artikel 4, wordt artikel 47, § 2, tweede lid en derde lid van het decreet van 31 maart 2004, van toepassing.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK III. — Bepalingen met betrekking tot de hogescholen Art. 6. De overheden van de hogescholen beperken het aantal studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in een hogeschool van de Franse Gemeenschap voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 7, op de wijze bepaald bij artikel 8. In afwijking daarvan, is deze beperking niet van toepassing op de studenten die zich voor de eerste keer inschrijven in de cursus bedoeld bij artikel 7, 5o, indien ze ingeschreven waren tijdens een vorig academiejaar in een universiteit voor de cursus bedoeld bij artikel 3, 1o. Art. 7. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de cursussen die tot de volgende academische graden leiden : 1o Bachelor - vroedvrouw; 2o Bachelor ergotherapie; 3o Bachelor logopedie; 4o Bachelor podologie - podotherapie; 5o Bachelor kinesitherapie; 6o Bachelor audiologie; 7o Opvoeder gespecialiseerd in de psycho-opvoedende begeleiding. Art. 8. Voor iedere hogeschool en voor iedere cursus bedoeld bij artikel 7, wordt een aantal T bepaald gelijk aan het totaal aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer voor de betrokken cursus en die in aanmerking genomen worden voor de financiering, alsook een aantal NR gelijk aan het aantal studenten die zich inschrijven voor de eerste keer in de betrokken cursus en die niet in aanmerking genomen worden als verblijvende studenten in de zin van artikel 1. Wanneer de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, een percentage P bereikt, weigert de overheid van de hogescholen de bijkomende inschrijving van studenten die nooit ingeschreven waren voor de betrokken cursus en die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1. De P bedoeld bij het vorig lid wordt op 30 % vastgesteld. Wanneer voor een academiejaar, het deel van de studenten die hun studies voortzetten elders dan in het land waar ze hun diploma van secundaire studies behaalden, gemiddeld 10 % in het geheel van de inrichtingen voor hoger onderwijs van de Europese Unie echter overschrijdt, is de P, voor het volgend academiejaar, gelijk aan dit percentage vermenigvuldigd met drie. Art. 9. In afwijking van artikel 26, § 1, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, dienen de studenten die niet in aanmerking worden genomen als verblijvende studenten in de zin van artikel 1 hun aanvraag om inschrijving voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 7 in ten vroegste de derde werkdag voor de 2 september voorafgaand aan het betrokken academiejaar. De overheid van de hogescholen neemt prioritair de inschrijving aan van de studenten die het bewijs leveren dat ze aan alle toelatingsvoorwaarden voldoen voor deze cursussen, met inachtneming van de orde van de indiening van dit bewijs. Op straffe van verval, wordt de student ertoe gehouden zijn inschrijving te bevestigen volgens de nadere regels bepaald door de overheid van de hogescholen en die hem ter kennis gebracht worden bij de indiening van zijn aanvraag. Voor de toepassing van deze bepaling, wordt gelijkgesteld met de student die het bewijs levert dat hij aan alle toelatingsvoorwaarden voldoet, de student die bewijst dat hij voor de 15de juli die voorafgaat aan het academiejaar een aanvraag tot gelijkwaardigheidsverklaring van zijn bekwaamheidsbewijs hoger secundair onderwijs heeft ingediend, alsook het bewijs dat hij de kosten heeft uitbetaald voor het onderzoek van deze aanvraag, voor zover dat zijn aanvraag om inschrijving vergezeld gaat van een afschrift van het bekwaamheidsbewijs waarvoor hij een gelijkwaardigheidsverklaring aanvraagt. De overheid van de hogescholen kan echter de inschrijving van de student weigeren indien het aangeboden bekwaamheidsbewijs niet gelijkwaardig verklaard wordt met een getuigschrift hoger secundair onderwijs. Van elke aanvraag om inschrijving ingediend vanaf de 2de september die voorafgaat aan het academiejaar overeenkomstig het eerste lid wordt akte genomen in het register waar er geen stukken opengelaten wordt en waar er geen interlinie voorkomt. Vermeld worden, tegenover het ordenummer, de naam van de student, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving en, desnoods, de reden van de weigering tot inschrijving. Er wordt een attest aan de student uitgereikt wanneer hij zijn aanvraag indient. Dit attest bevat het ordenummer, de datum en het uur van de aanvraag om inschrijving. In afwijking van het eerste lid, voor de niet-verblijvende studenten die zich aanbieden om een aanvraag tot inschrijving in te dienen voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 7 ten laatste de laatste werkdag die voorafgaat aan de 2de september voor het academiejaar, indien het aantal dergelijke studenten het bij artikel 8, tweede lid, bedoeld aantal NR overschrijdt, wordt de prioriteitsorde onder deze studenten door loting bepaald. Deze loting geschiedt onverwijld onder het toezicht van een gerechtsdeurwaarder. Alle studenten die een dergelijke aanvraag hebben ingediend, krijgen een ordenummer op naam dat onoverdraagbaar is. Iedere niet-verblijvende student kan voor de 2de september voorafgaand aan het academiejaar enkel één aanvraag om inschrijving indienen voor alle cursussen bedoeld bij de artikelen 3 en 7. De student die deze bepaling schendt, zal uitgesloten van de inrichting voor hoger onderwijs waar hij toegelaten zou zijn voor een van de cursussen bedoeld bij de artikelen 3 of 7. Ingeval de inschrijving geweigerd wordt met toepassing van het tweede lid van dit artikel of van artikel 8, wordt artikel 26, §§ 3 en 4 van hetzelfde decreet van toepassing. HOOFDSTUK IV. — Bepalingen met betrekking tot het toezicht Art. 10. De commissarissen en de afgevaardigden van de Regering bij de Universiteiten, alsook de commissarissen bij de hogescholen, worden specifiek belast met de naleving van de bepalingen van dit decreet. Wanneer de commissaris of de afgevaardigde vaststelt dat een student ingeschreven werd als verblijvende student terwijl hij de voorwaarden bepaald bij artikel 1 niet in acht nam, maar toch aan de andere voorwaarden inzake toelating voldeed, verliest deze student zijn hoedanigheid van regelmatig ingeschreven student indien, voor de betrokken inrichting, de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, het percentage P bereikt. Als de inschrijving van deze student als verblijvende student niettemin uit een administratieve fout voortvloeit die hem niet geweten kan worden, wordt zijn inschrijving als regelmatig beschouwd alhoewel hij niet in aanmerking zal komen voor de financiering voor alle studiejaren die tot de graad leiden waarvoor hij zich ingeschreven heeft, wat de inrichting waar hij zijn studies volbrengt ook is.
11923
11924
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Wanneer, als gevolg van een beroep ingesteld door een student die niet als verblijvende student in de zin van artikel 1 wordt beschouwd, overeenkomstig, naargelang het geval, artikel 47, § 2, van het bovenvermelde decreet van 31 maart 2004, of artikel 26, § 4, van het bovenvermelde decreet van 5 augustus 1995, de weigering tot inschrijving nietig verklaard wordt, wordt de student als ingeschreven beschouwd. Niettemin, als, voor de betrokken inrichting, de verhouding tussen het aantal NR, enerzijds, en het aantal T van het vorig academiejaar, anderzijds, het percentage P heeft bereikt, wordt de student niet in aanmerking genomen voor de financiering voor alle studiejaren die leiden tot de graad waarvoor hij ingeschreven is, wat de inrichting waar hij zijn studies volbrengt ook is. HOOFDSTUK V. — Overgangs- en wijzigingsbepalingen Art. 11. De kost van de wedden van de leden van het onderwijzend personeel die, op 1 januari 2006, vastbenoemd of definitief aangeworven zijn voor een hoofdambt naar verhouding van minstens 80 % van hun opdracht voor de cursussen die leiden tot de graden bedoeld bij artikel 7 of tot de graad van Master in de kinesitherapie, en die ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking vanaf 1 september 2006 en ten laatste op 1 september 2010, overeenkomstig artikel 27, § 2, van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, wordt toegevoegd aan het bedrag bedoeld bij artikel 11, eerste lid, 2o, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen. Voor de personeelsleden bedoeld bij het eerste lid, in afwijking, worden de woorden ’ vanaf het derde academiejaar ’ bedoeld bij het vijfde lid van artikel 27, § 2, van het decreet van 25 juli 1996 vermeld in het eerste lid, vervangen door de woorden ’ vanaf het vierde academiejaar ’. Art. 12. Gedurende het academiejaar 2006-2007 kunnen de leden van het onderwijzend personeel die tijdelijk aangeworven zijn en die een anciënniteit van minstens twee jaar genieten in de afdelingen die de opleidingen bedoeld bij artikel 7 inrichten, niet afgedankt worden als gevolg van een reductie van de personeelsformatie in deze afdelingen. Ze kunnen enkel afgedankt worden als gevolg van een reductie van de personeelsformatie in de andere afdelingen van de hogeschool indien deze een vermindering van hun aantal studenten meemaken. Art. 13. Artikel 11, eerste lid, 2o, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, gewijzigd bij de decreten van 30 juni en 17 juli 1998, wordt aangevuld als volgt : ’ of artikel 11 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs; ’. Art. 14. Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende leden : ’ In de afdelingen die de opleidingen bedoeld bij artikel 7 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs inrichten, wordt het aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering vermeerderd, voor de berekening van het aantal studenten overeenkomstig het tweede lid, met het verschil tussen het aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering tijdens het in aanmerking genomen jaar, vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 0,95. Dit verschil wordt ook toegevoegd aan het aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering van de volgende drie jaren na vermenigvuldigd te zijn geweest met een coëfficiënt van respectief 0,75, 0,50 en 0,25. Het derde lid is van toepassing op de berekening van de opdrachteenheden van een hogeschool voor de begrotingsjaren 2008 tot 2017 en voorzover dat : 1o het verschil bedoeld bij dat lid positief is; 2o de overheid van de hogescholen bij de Regering, tegen ten laatste 1 september 2007, een begeleidingsplan indient voor het personeel, dat het resultaat is van sociaal overleg. De Regering stelt de nadere regels vast voor het sociaal overleg bedoeld bij het derde lid, 2o. Dat plan zal gewijzigd kunnen worden mits inachtneming van dezelfde nadere regels. ’. HOOFDSTUK VI. — Slotbepaling Art. 15. Dit decreet treedt in werking voor het academiejaar 2006-2007, met uitzondering van artikel 14 dat in werking treedt voor het begrotingsjaar 2008 ». Ten aanzien van de draagwijdte van de beroepen B.2. Het Hof bepaalt de omvang van een beroep tot vernietiging rekening houdend met de inhoud van het verzoekschrift, inzonderheid op basis van de uiteenzetting van de middelen. Het beperkt zijn onderzoek tot de bepalingen waarvan wordt uiteengezet in welk opzicht zij de in de middelen aangevoerde bepalingen zouden schenden. Noch in het verzoekschrift neergelegd in de zaak nr. 4034, noch in datgene dat werd ingediend in de zaak nr. 4093 wordt uiteengezet hoe de artikelen 10 tot 15 van het decreet van 16 juni 2006 die bepalingen zouden schenden. Het Hof beperkt bijgevolg zijn onderzoek tot de artikelen 1 tot 9 van het decreet van 16 juni 2006. Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar. B.4. De artikelen 2, 4, 6 en 8 van het bestreden decreet leggen de universiteiten en de hogescholen van de Franse Gemeenschap de verplichting op het aantal studenten te beperken die zich voor de eerste maal inschrijven in de cursussen die leiden tot de negen in de artikelen 3 en 7 van dat decreet bedoelde academische graden en die niet tot een van de acht categorieën van verblijvende studenten behoren die worden beschreven in artikel 1 van hetzelfde decreet. De artikelen 5 en 9 van hetzelfde decreet stellen de procedure van inschrijving van die studenten in die cursussen vast. B.5.1. De vierde verzoekende partij in de zaak nr. 4034 voert in het verzoekschrift haar wil aan om zich in te schrijven in een van de twee universitaire cursussen bedoeld in artikel 3 van dat decreet. Zij behoort niet tot een van de acht categorieën van verblijvende studenten beschreven in artikel 1 van het decreet van 16 juni 2006. Zij heeft bijgevolg een belang bij het vorderen van de vernietiging van de artikelen 1 tot 5 van het decreet van 16 juni 2006. B.5.2. De eerste verzoekende partij in de zaak nr. 4093 heeft, vóór de aanvang van het academiejaar 2006-2007, voor de eerste maal haar inschrijving aangevraagd bij een hogeschool van de Franse Gemeenschap in een van de zeven cursussen bedoeld in artikel 7 van het decreet van 16 juni 2006. Zij behoort tot geen enkele van de acht categorieën van verblijvende studenten beschreven in artikel 1 van het decreet van 16 juni 2006. Zij heeft bijgevolg een belang om de vernietiging te vorderen van de artikelen 1 en 6 tot 9 van dat decreet.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE B.5.3. Uit wat voorafgaat volgt dat de beroepen ontvankelijk zijn in zoverre zij betrekking hebben op de artikelen 1 tot 9 van het decreet van 16 juni 2006. De verantwoording van het belang van de andere verzoekende partijen zou het niet mogelijk maken te besluiten tot een ruimere ontvankelijkheid van de beroepen. Zij dient derhalve niet te worden onderzocht. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de middelen B.6.1. In het derde onderdeel van het eerste middel van de twee beroepen wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 4, tweede lid en derde lid, eerste zin, en van artikel 8, tweede lid en derde lid, eerste zin, van het decreet van 16 juni 2006 met de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met sommige internationaalrechtelijke bepalingen. B.6.2. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, moet in de middelen van het verzoekschrift, onder de regels waarvan de naleving door het Hof wordt gewaarborgd, niet alleen worden aangegeven welke zouden zijn geschonden alsmede welke bepalingen die regels zouden schenden maar ook worden uiteengezet waarom die regels door die bepalingen zouden zijn geschonden. B.6.3. De verzoekende partijen geven in hun verzoekschriften onvoldoende aan hoe de bestreden bepalingen de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de bedoelde internationaalrechtelijke bepalingen, zouden schenden. B.6.4. Het derde onderdeel van het eerste middel van de beide beroepen is onontvankelijk. Ten gronde Eerste middel B.7.1. In het eerste onderdeel van het eerste middel van de beide beroepen wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van artikel 4, derde lid, eerste zin, en van artikel 8, derde lid, eerste zin, van het decreet van 16 juni 2006, in zoverre zij een verschil in behandeling zouden invoeren tussen de verblijvende studenten en de niet-verblijvende studenten. B.7.2. Die bepalingen stellen geen verschillen in behandeling in tussen die twee categorieën van studenten. De verplichte beperking van het aantal inschrijvingen van niet-verblijvende studenten vloeit voort uit de eerste twee leden van de artikelen 4 en 8 van het decreet van 16 juni 2006. B.7.3. Het eerste onderdeel van het eerste middel van de beide beroepen is niet gegrond. B.8.1. In het tweede onderdeel van het eerste middel van de beide beroepen wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van artikel 3, 1o, en van artikel 7 van het decreet van 16 juni 2006, in zoverre zij twee categorieën van niet-verblijvende studenten die een aanvraag indienen om voor de eerste maal te worden ingeschreven in een inrichting van hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap op identieke wijze zouden behandelen : enerzijds, diegenen die hun inschrijving aanvragen voor de cursussen bedoeld in de voormelde bepalingen en, anderzijds, diegenen die hun inschrijving aanvragen voor de cursus die leidt tot de uitreiking van de academische graad van « bachelor diergeneeskunde » bedoeld in artikel 3, 2o, van het decreet van 16 juni 2006. B.8.2. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie verzetten zich ertegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de aangevochten maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.8.3. De niet-verblijvende studenten van de in B.8.1 beschreven tweede categorie worden onderworpen aan het systeem van beperking van het aantal inschrijvingen bedoeld in de artikelen 2, 4 en 5 van het decreet van 16 juni 2006. De niet-verblijvende studenten van de in B.8.1 beschreven eerste categorie worden onderworpen aan een identiek systeem bedoeld in de artikelen 2, 4, 5, 6, 8 en 9 van hetzelfde decreet. B.8.4. De twee categorieën van niet-verblijvende studenten wensen zich in te schrijven voor een cursus van een inrichting voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap die, bij de aanneming van het decreet van 16 juni 2006, een aandeel studenten die een einddiploma van secundaire studies elders dan in België hadden behaald, telde dat veel hoger lag dan het gemiddelde (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, nr. 263/1, pp. 7, 20 en 22; ibid., nr. 263/3, p. 8). Die studenten bevinden zich dus niet in fundamenteel verschillende situaties ten aanzien van een systeem van beperking van het aantal inschrijvingen van niet-verblijvende studenten. B.8.5. Het tweede onderdeel van het eerste middel van de beide beroepen is niet gegrond. B.9.1. Uit de uiteenzetting van het eerste middel van de beide beroepen blijkt dat in het vierde onderdeel daarvan het Hof wordt verzocht om zich uit te spreken over de grondwettigheid van artikel 5, vierde lid, eerste zin, en van artikel 9, vierde lid, eerste zin, van het decreet van 16 juni 2006 in zoverre zij een verschil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van niet-verblijvende studenten : enerzijds, diegenen die worden geselecteerd door middel van de in die bepalingen bedoelde loting en, anderzijds, diegenen die naar aanleiding van diezelfde loting zich niet kunnen inschrijven om de door hen gekozen cursus te volgen. B.9.2. In zoverre de bestreden bepalingen erin voorzien dat de selectie van de niet-verblijvende studenten via loting zal gebeuren, maken ze geen enkel verschil in behandeling tussen die studenten. B.9.3. Het vierde onderdeel van het eerste middel van de beide beroepen is niet gegrond. Tweede en derde middel B.10. Uit de uiteenzetting van het tweede en derde middel in de beide beroepen blijkt dat het Hof daarin wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de artikelen 4 en 8 van het decreet van 16 juni 2006 met de artikelen 10, 11, 24, § 3, eerste zin, en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 12, eerste alinea, met artikel 18, lid 1, met artikel 149, leden 1 en 2, tweede streepje, en met artikel 150, lid 2, derde streepje, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in zoverre zij een verschil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van studenten die zich voor de eerste maal wensen in te schrijven in een inrichting van hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap teneinde er een van de cursussen te volgen bedoeld in de artikelen 3 en 7 van het decreet van 16 juni 2006 : enerzijds, de verblijvende studenten in de zin van artikel 1 van datzelfde decreet en, anderzijds, de studenten die niet als dusdanig kunnen worden aangemerkt. Enkel het aantal inschrijvingen van laatstgenoemden wordt beperkt volgens de modaliteiten bedoeld in de artikelen 4 en 8 van het decreet van 16 juni 2006. B.11.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet sluiten niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
11925
11926
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.11.2. Artikel 12, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bepaalt : « Binnen de werkingssfeer van dit Verdrag en onverminderd de bijzondere bepalingen, daarin gesteld, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden ». Artikel 18, lid 1, van hetzelfde Verdrag bepaalt : « Iedere burger van de Unie heeft het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij dit Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld ». Artikel 149, leden 1 en 2, tweede streepje, van hetzelfde Verdrag bepaalt : « 1. De Gemeenschap draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid. 2. het optreden van de Gemeenschap is erop gericht : [...] - de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma’s en studietijdvakken aan te moedigen; [...] ». Artikel 150, lid 2, derde streepje, van hetzelfde Verdrag bepaalt : « Het optreden van de Gemeenschap is erop gericht : [...] - de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen; [...] ». B.11.3. Krachtens artikel 1, 2o, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, vervangen bij artikel 2 van de bijzondere wet van 9 maart 2003, is het Hof bevoegd om de wetskrachtige normen te toetsen aan de artikelen van titel II « De Belgen en hun rechten » - en aan artikel 191 van de Grondwet. Wanneer een bepaling van een internationaal verdrag dat België verbindt een draagwijdte heeft die analoog is met die van een van de grondwetsbepalingen waarvan de toetsing onder de bevoegdheid van het Hof valt en waarvan de schending wordt aangevoerd, vormen de in die internationale bepaling verankerde waarborgen een onlosmakelijk geheel met de waarborgen die zijn vervat in de betrokken grondwetsbepalingen. Daaruit volgt dat het Hof, bij de toetsing die het ten aanzien van die grondwetsbepalingen uitvoert, rekening houdt met internationaalrechtelijke bepalingen die analoge rechten of vrijheden waarborgen. B.11.4. In zoverre artikel 12, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bepaalde discriminaties verbiedt, heeft het een draagwijdte die analoog is met die van de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet. B.11.5. Artikel 12, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap verbiedt in de toepassingssfeer van het Verdrag elke discriminatie die op de nationaliteit is gebaseerd. De voorwaarden voor de toegang tot de beroepsopleiding vallen binnen de werkingssfeer van het Verdrag (HvJ, 1 juli 2004, C-65/03, Commissie tegen België, § 25; HvJ, 7 juli 2005, C-147/03, Commissie tegen Oostenrijk, § 32; HvJ, 11 januari 2007, C-40/05, Kaj Lyyski, § 28). Het hoger onderwijs vormt een beroepsopleiding (HvJ, 7 juli 2005, C-147/03, Commissie tegen Oostenrijk, § 33; HvJ, 11 januari 2007, C-40/05, Kaj Lyyski, § 28). De voorwaarden van toegang tot het hoger onderwijs bedoeld in de artikelen 4 en 8 van het decreet van 16 juni 2006, behoren bijgevolg tot de toepassingssfeer van het Verdrag. B.11.6.1. Het in artikel 12, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde verbod van elke discriminatie op grond van nationaliteit verbiedt niet alleen openlijke discriminaties op grond van nationaliteit maar ook alle verkapte vormen van discriminatie die, door toepassing van andere onderscheidingscriteria, in feite tot hetzelfde resultaat leiden (HvJ, 1 juli 2004, C-65/03, Commissie tegen België, § 28; HvJ, 15 maart 2005, C-209/03, Bidar, § 51; HvJ, 7 juli 2005, C-147/03, Commissie tegen Oostenrijk, § 41). B.11.6.2. Alle Belgen genieten het recht bedoeld in artikel 1, 1o, van het decreet van 16 juni 2006, « om in België permanent te verblijven » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2005-2006, nr. 263/1, pp. 16-17; ibid., nr. 263/3, p. 18), zodat alle Belgen die hun hoofdverblijfplaats in België hebben op het ogenblik van hun inschrijving in een inrichting voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap verblijvende studenten zijn in de zin van artikel 1 van het decreet van 16 juni 2006. Een burger van de Europese Unie die niet de Belgische nationaliteit heeft, behoort enkel tot de categorie van de verblijvende studenten - die aan de gevolgen van de in de artikelen 4 en 8 van het decreet van 16 juni 2006 bedoelde beperking ontsnappen - op de dubbele voorwaarde dat hij op het ogenblik van de inschrijving zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en tot een van de in artikel 1, 1o tot 8o, gedefinieerde categorieën van personen behoort. Het Hof merkt meer in het bijzonder in dat verband op dat een burger van de Europese Unie enkel het in artikel 1, 1o, van het decreet van 16 juni 2006 bedoelde « recht om permanent in België te verblijven » geniet, wanneer hij het duurzame verblijfsrecht heeft verkregen dat wordt erkend in de artikelen 16 en 17 van de richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 « betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG » (artikel 1, tweede lid, van het decreet van 16 juni 2006). Artikel 16 van die richtlijn erkent dat recht aan iedere burger van de Unie die gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar legaal heeft verbleven op het grondgebied van de lidstaat waarnaar hij zich begeeft teneinde er zijn recht van vrij verkeer en verblijf uit te oefenen, waarbij wordt gepreciseerd dat « het ononderbroken karakter van het verblijf [...] niet [wordt] beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van niet meer dan zes maanden per jaar, door afwezigheden van langere duur voor de vervulling van militaire verplichtingen, door één afwezigheid van ten hoogste twaalf achtereenvolgende maanden om belangrijke redenen, zoals zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding, noch door uitzending om werkzaamheden te verrichten in een andere lidstaat of een derde land » en dat « wanneer het duurzame verblijfsrecht eenmaal is verkregen, [...] het slechts [kan] worden verloren door een afwezigheid van meer dan twee achtereenvolgende jaren uit het gastland » op het grondgebied waarvan hij dat recht
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE heeft verkregen. Bij afwijking kent artikel 17 van de richtlijn van 29 april 2004 aan sommige werknemers die hun werkzaamheid staken alsmede aan sommige leden van hun familie een duurzaam verblijfsrecht toe op het grondgebied van de lidstaat waarnaar die werknemers zich hebben begeven om er een recht van vrij verkeer en verblijf uit te oefenen nog voordat de ononderbroken periode van vijf jaar verblijf verstreken is. Uit wat voorafgaat volgt dat, zelfs wanneer het criterium van onderscheid tussen de beide in B.10 vermelde categorieën niet de nationaliteit is, de bestreden bepalingen de burgers van de Europese Unie die niet de Belgische nationaliteit hebben, meer kunnen raken dan diegenen die wel die nationaliteit hebben, vermits eerstgenoemden moeilijker zullen kunnen worden aangemerkt als verblijvende studenten. B.11.6.3. Een dergelijk verschil in behandeling kan enkel worden verantwoord ten aanzien van artikel 12, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wanneer het is gebaseerd op objectieve overwegingen die losstaan van de nationaliteit van de betrokken personen en evenredig zijn met de door de bestreden bepalingen rechtmatig nagestreefde doelstelling (HvJ, 15 maart 2005, C-209/03, Bidar, § 54; HvJ, 7 juli 2005, C-147/03, Commissie tegen Oostenrijk, § 48). B.11.7. In een uitspraak over een beroep wegens niet-nakoming ingesteld door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen de Republiek Oostenrijk op grond van artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, stelde het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, naar aanleiding van een nationale reglementering die de studenten van andere lidstaten meer kan raken dan de Oostenrijkse studenten en die ertoe strekt de toegang tot de nationale universiteiten te beperken voor de houders van diploma’s die in andere lidstaten werden verkregen : « 61. [...] voor een te groot aantal verzoeken om toegang tot bepaalde opleidingen [kan echter] een oplossing worden gevonden door de vaststelling van specifieke niet-discriminerende maatregelen, zoals de invoering van een toelatingsexamen of het vereiste van een minimumcijfer, zodat op die manier artikel 12 EG wordt geëerbiedigd. 62. Bovendien moet worden vastgesteld dat de gevaren die de Republiek Oostenrijk heeft aangevoerd, niet specifiek gelden voor het Oostenrijkse stelsel van hoger of universitair onderwijs, maar ook andere lidstaten hiermee werden en worden geconfronteerd. Een van die lidstaten is het Koninkrijk België, dat soortgelijke beperkingen had ingevoerd waarvan werd vastgesteld dat zij onverenigbaar waren met de vereisten van het gemeenschapsrecht (zie reeds aangehaald arrest van 1 juli 2004, Commissie/België). 63. Voorts dienen de nationale autoriteiten die zich beroepen op een uitzondering op het fundamentele beginsel van vrij verkeer van personen, in elk afzonderlijk geval aan te tonen dat hun regelingen, gelet op het beoogde doel, noodzakelijk en evenredig zijn. De rechtvaardigingsgronden die een lidstaat kan aanvoeren, moeten gepaard gaan met een onderzoek van de geschiktheid en de evenredigheid van de door die lidstaat genomen beperkende maatregel, alsmede met specifieke gegevens ter onderbouwing van zijn betoog (zie in die zin arresten van 13 november 2003, Lindman, C-42/02, Jurispr. blz. I-13519, punt 25, en 18 maart 2004, Leichtle, C-8/02, Jurispr. blz. I-2641, punt 45). 64. In casu heeft de Republiek Oostenrijk ter terechtzitting slechts gesteld dat het aantal inschrijvingen voor de studierichting medicijnen zou kunnen oplopen tot vijf maal het aantal beschikbare plaatsen, waardoor het financiële evenwicht van het Oostenrijks hogeronderwijsstelsel en dientengevolge het bestaan zelf ervan in gevaar zouden kunnen komen. 65. Beklemtoond zij dat het Hof geen enkele schatting betreffende andere studierichtingen is overgelegd en dat de Republiek Oostenrijk heeft erkend dat zij niet over andere cijfers ter zake beschikt. Voorts hebben de Oostenrijkse autoriteiten toegegeven dat de betrokken nationale bepaling in wezen een preventief karakter heeft. 66. Derhalve moet worden vastgesteld dat de Republiek Oostenrijk niet heeft aangetoond dat zonder § 36 UniStG het bestaan van het Oostenrijks onderwijsstelsel in het algemeen en het behoud van de homogeniteit van het hoger onderwijs in het bijzonder in gevaar zouden komen. Bijgevolg is de betrokken wettelijke regeling niet verenigbaar met de doelstellingen van het Verdrag » (HvJ, 7 juli 2005, C-147/03, Commissie tegen Oostenrijk). B.12.1. Het in de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs wordt voornamelijk gefinancierd met overheidsmiddelen die beperkt zijn en een strikte begrotingsdiscipline vereisen. Ze zijn zeker niet bestemd om de gevolgen van beleidskeuzes gemaakt door een groot buurland te ondervangen. Bovendien vereist het onderwijs dat wordt verstrekt in de cursussen die leiden tot de uitreiking van de graden bedoeld in de artikelen 3 en 7 van het decreet van 16 juni 2006, teneinde een kwaliteitsvolle beroepsopleiding te verstrekken die kan inspelen op de imperatieven van volksgezondheid, dat een beroep wordt gedaan op menselijke of materiële middelen die slechts in beperkte mate voorhanden zijn in de nabijheid van de onderwijsinrichtingen. Het is niet gemakkelijk om te voorzien in meer bevallingen, te verzorgen levende dieren en stagemogelijkheden in de gezondheidsberoepen. B.12.2. De wetgever van de Franse Gemeenschap stelt vast dat de toename van het aantal studenten die voor de eerste maal zijn ingeschreven voor de voormelde cursussen dermate aanzienlijk is dat zij de kwaliteit van dat onderwijs - en dus de volksgezondheid - in gevaar brengt, rekening houdend met de budgettaire middelen en de menselijke en materiële middelen waarover de betrokken onderwijsinrichtingen beschikken. Onder de studenten die zich voor de eerste maal voor die cursussen inschrijven, ligt het aantal studenten die houder zijn van een diploma secundair onderwijs dat werd uitgereikt in een andere lidstaat beduidend hoger dan het gemiddelde. Dat gemiddelde bedroeg tijdens het academiejaar 2003-2004 voor de andere cursussen minder dan tien procent. Het totale aantal studenten, die houder zijn van een diploma secundair onderwijs dat werd uitgereikt in een andere lidstaat, schommelde tijdens het jaar 2004-2005 in de cursussen bedoeld in artikel 7 van het decreet van 16 juni 2006, tussen 41 en 75 procent. Gedurende het jaar 2005-2006 bedroeg hun aandeel in de cursussen bedoeld in artikel 3 van het decreet van 16 juni 2006 ongeveer 78 tot 86 procent. Uit de door de Franse Gemeenschapsregering neergelegde documenten blijkt dat de meeste van die studenten, die houder zijn van een diploma secundair onderwijs dat werd uitgereikt buiten de Franse Gemeenschap, de Franse nationaliteit hebben. B.12.3. Dat aanzienlijk aandeel Franse studenten wordt verklaard door de samenloop van verscheidene fenomenen : het vrije verkeer van de studenten zoals dat wordt verzekerd door de regels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het gebrek aan Europese harmonisatie van de voorwaarden van toegang tot de studies bedoeld in het decreet van 16 juni 2006, enerzijds, en van de voorwaarden van toegang tot de beroepen waarvan de uitoefening afhankelijk is van het bezit van een diploma waarbij het welslagen voor die studies wordt bevestigd, anderzijds, alsmede het beleid van de Franse Republiek dat erin bestaat de toegang tot voormelde studies te beperken maar niet de toegang tot de daarmee overeenstemmende beroepen. In Frankrijk is de toegang tot de veterinaire scholen afhankelijk van het welslagen voor een nationaal vergelijkend examen, dat enkel toegankelijk is voor de studenten die minimum twee voorbereidende studiejaren hebben gevolgd na hun baccalaureaat. Na afloop van die proef hadden in 2004 329 kandidaten toegang tot een van de vier nationale veterinaire scholen. Dat aantal werd beperkt tot 221 in 2005 en opgetrokken tot 436 in 2006. Doorgaans wordt slechts één vijfde van de deelnemers aan die proef geselecteerd. Frankrijk heeft ook een inschrijvingsquotum vastgesteld voor de studies in de kinesitherapie.
11927
11928
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Die omstandigheden zetten talrijke Franse studenten ertoe aan om in hun landstaal in de Franse Gemeenschap van België te komen studeren alvorens op het einde van hun studies terug te keren naar hun land van oorsprong teneinde daar het beroep uit te oefenen waartoe ze zijn opgeleid. Ongeveer een derde van de jaarlijks gediplomeerde dierenartsen die zich in Frankrijk vestigen, heeft een diploma dat is uitgereikt door de Franse Gemeenschap, zonder dat zulks in dat land een problematische verzadiging van het beroep blijkt teweeg te brengen. In 2005 hebben meer dan 800 studenten in de Franse Gemeenschap een diploma in het domein van de kinesitherapie behaald. Het federale vergelijkend examen dat toegang verleent tot het beroep aan 180 gediplomeerden diende evenwel niet te worden georganiseerd voor de Franse Gemeenschap. B.12.4. De wetgever van de Franse Gemeenschap heeft in 2003, 2004 en 2005 een bijzonder interuniversitair vergelijkend toegangsexamen georganiseerd met het oog op de toegang tot de studies van de eerste cyclus in de veterinaire wetenschappen. Het op 6 september 2005 georganiseerde vergelijkend examen bracht 795 deelnemers op de been, van wie slechts 192 in het bezit waren van een diploma secundair onderwijs dat werd uitgereikt in de Franse Gemeenschap. Slechts 34 van de 250 geslaagden voor dat vergelijkend examen vielen onder laatstgenoemde categorie. B.12.5.1. De bestreden bepalingen hebben als « voornaamste doelstelling [...] een ruime en democratische toegang te waarborgen tot een kwaliteitsvol hoger onderwijs voor de populatie van de Franse Gemeenschap » teneinde de doelstellingen te helpen verwezenlijken die inzonderheid worden vermeld in de negende considerans van de preambule van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap alsmede in de artikelen 3, lid 1, q), 16 en 149, lid 1, van hetzelfde Verdrag (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2005-2006, nr. 263/1, pp. 12-13). Zij berusten ook op « overwegingen van volksgezondheid » : enerzijds, de omstandigheid dat « een vermindering van de kwaliteit van het onderwijs [...] van dien aard is dat ze op termijn de kwaliteit van de verstrekte zorgen aantast », en anderzijds, « een tekort aan beroepsmensen » dreigt teweeg te brengen dat voortvloeit uit « het feit dat de overgrote meerderheid van de niet-verblijvende studenten niet van plan is zijn beroep in België uit te oefenen », waarbij wordt gepreciseerd dat er zeer zeker een tekort ontstaat wanneer bij aanvang een selectie wordt georganiseerd (ibid., p. 13). Daartoe beperkt de bestreden bepaling het aantal inschrijvingen van de studenten die, ongeacht hun nationaliteit, op het Belgisch grondgebied verblijven met als enige bedoeling er hun studies te volgen (ibid., p. 13), of die vóór hun inschrijving geen enkele reële band met de Belgische maatschappij hebben (ibid., p. 16). B.12.5.2. De decreetgever verantwoordt het onaangepaste karakter van de invoering van een toelatingsexamen of de aanneming van een vereiste van minimumniveau als volgt : « Een selectie bij aanvang wordt vaak voorgesteld als een oplossing voor de uitermate grote vraag van toelating tot bepaalde cursussen. Een dergelijke selectie houdt evenwel het nadeel in dat ze geen ruime toegang tot het hoger onderwijs bevordert. Zij die slagen voor een vergelijkend toelatingsexamen zijn immers ofwel studenten die de beste opleiding hebben kunnen genieten tijdens hun secundaire studies, ofwel diegenen die reeds een postsecundaire opleiding hebben gevolgd in een domein dat nauw aansluit bij dat van het toelatingsexamen. Van de betrokken studies waarvoor een vergelijkend toelatingsexamen wordt georganiseerd, worden dus die studenten uitgesloten die, door hun sociale afkomst of om andere redenen, op het einde van hun secundaire studies geen voldoende bagage hebben om te slagen voor een vergelijkend examen of die zich niet kunnen veroorloven hun studies te verlengen met voorbereidende studiejaren. Bovendien en vooral is de kans groot dat voor dat examen voornamelijk studenten slagen die niet in België verblijven en die niet de bedoeling hebben om daar hun beroepswerkzaamheid uit te oefenen. Dat is in het bijzonder het geval wanneer een studierichting in de buurlanden gecontingenteerd is, rekening houdend met de betrekkelijk kleine omvang van de Franse Gemeenschap. Het vergelijkend examen diergeneeskunde is daarvan, zoals we hebben gezien, het overduidelijkste bewijs. Dat fenomeen wordt bovendien versterkt wanneer de studenten van de Franse Gemeenschap in concurrentie treden voornamelijk met studenten die reeds één of verscheidene postsecundaire studiejaren hebben gevolgd in hun land van herkomst en die van de studies van hun keuze werden uitgesloten bij een selectie die uitsluitend voorbehouden was aan de studenten die een dergelijke postsecundaire opleiding hebben gevolgd. Aldus staat de selectie voor de toegang tot de nationale dierenartsenscholen in Frankrijk open voor studenten die een postsecundaire opleiding hebben gevolgd van minimum twee jaar. Dat verklaart het hogere slaagpercentage van de Franse studenten bij het toelatingsexamen te Marche in de maand september 2005. Het onderzoek van de resultaten van dat vergelijkend examen heeft immers aangetoond dat het slaagpercentage van de studenten die uit het secundair onderwijs kwamen nagenoeg identiek was voor de studenten van Belgische of Franse nationaliteit [...]. Een systeem van selectie bij aanvang sluit dus onterecht de studenten van de Franse Gemeenschap uit van de studies van hun keuze en kan op termijn tot een tekort in de betrokken beroepssectoren leiden. Wat de paramedische of veterinaire studies betreft, kan een dergelijk tekort de volksgezondheid in gevaar brengen. [...] De Franse Gemeenschap is in staat aan te tonen dat de invoering van een toelatingsexamen of de vereiste van een minimumniveau in haar geval dus geen adequate oplossing kon bieden voor een uitermate grote vraag naar toegang tot bepaalde opleidingen, vermits het examen diergeneeskunde tot gevolg heeft gehad dat nagenoeg alle studenten van de Franse Gemeenschap van de toegang tot die studies werden uitgesloten. Wanneer een klein land, dat de gelijke toegang garandeert, de numerus clausus toepast, zal zulks steeds het gevolg zijn zolang een groot buurland waar dezelfde taal wordt gesproken eveneens een restrictief beleid voert waarbij een groot aantal kandidaten wordt geëlimineerd. Dat is mathematisch bewezen. Dat kan enkel anders zijn in het geval waarin de voorwaarden van organisatie van de studies in de beide landen identiek zijn en wanneer de numerus clausus in de beide landen in dezelfde verhouding tot hun respectievelijke bevolking wordt vastgesteld. Om duidelijk te zijn, teneinde het bij het toelatingsexamen diergeneeskunde 2005 vastgestelde gevolg van uitsluiting te vermijden, zou de Franse Gemeenschap haar restrictieve toelatingsvoorwaarden strikt moeten afstemmen op de in Frankrijk vigerende regeling. Zoals hiervoor is aangegeven heeft de Franse Gemeenschap thans geen enkele objectieve reden om de toegang tot de betrokken studies te beperken, behalve het feit dat ze de verzadiging van haar onderwijs in de cursussen die in Frankrijk sterk zijn gecontingenteerd, wil vermijden. Indien de Franse Gemeenschap, teneinde haar hoger onderwijs van verzadiging te vrijwaren, geen andere oplossingen had dan zich af te stemmen op de Franse restrictieve beleidslijnen, zou zij in feite en in rechte worden beroofd van haar verantwoordelijkheid om haar hoger onderwijs te organiseren, terwijl artikel 149 van het EG-Verdrag bepaalt dat de Europese Gemeenschap moet bijdragen ’ tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte... met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid ’. Bovendien vormen de hiervoor onder de aandacht gebrachte percentages in de bedoelde cursussen volgens ons een voldoende bewijs dat de maatregelen die de Franse Gemeenschap zou kunnen nemen curatief en niet enkel preventief zijn.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE De Regering is ervan overtuigd dat uit de voorafgaande overwegingen blijkt dat de doelstelling om het bestaan van ons hoger onderwijsstelsel, dat op de vrije toegang is gebaseerd, te vrijwaren, ten aanzien van het Europees recht kan verantwoorden dat maatregelen worden genomen die afwijken van het principe van het vrij verkeer van de studenten. Hieromtrent hebben gedachtewisselingen plaatsgevonden tussen afgevaardigden van de Regering en de Europese Commissie, met name op het initiatief van Oostenrijk. Uit die contacten blijkt dat de Commissie het zo-even uiteengezette standpunt zou kunnen delen. Haar diensten hebben in elk geval expliciet erkend dat de hiervoor uiteengezette cijfers voldoende voor zich spraken en verantwoorden dat de Franse Gemeenschap maatregelen neemt waardoor die percentages zouden kunnen worden verminderd, voor zover die maatregelen die afwijken van het vrij verkeer van de studenten niet discriminerend zijn, dat ze noodzakelijk zijn en evenredig met de nagestreefde doelstelling » (ibid., pp. 9 tot 11). B.12.5.3. De decreetgever verantwoordt de bestaanbaarheid van de bestreden bepaling met het Europees recht niet alleen door te verwijzen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 juli 2005, vermeld in B.11.7, maar ook naar een arrest van 15 maart 2005 (ibid., pp. 13, 15-16 en 20) aan de hand waarvan hetzelfde Hof van Justitie, uitspraak doende over de bestaanbaarheid met artikel 12, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, van een maatregel waarbij burgers van de Europese Unie die niet de Britse nationaliteit hadden, werden benadeeld in vergelijking met diegenen die wel die nationaliteit hadden, heeft geoordeeld wat volgt : « 56. [...] hoewel van de lidstaten wordt verwacht dat zij bij de opzet en de toepassing van hun socialebijstandsregeling een zekere financiële solidariteit met onderdanen van andere lidstaten betonen (zie arrest Grzelczyk, punt 44), elke lidstaat ervoor mag zorgen dat de toekenning van steun ter dekking van de kosten van levensonderhoud van studenten uit andere lidstaten geen onredelijke last wordt, die het totale bedrag van de door deze staat toekenbare steun zou kunnen beïnvloeden. 57. Het is bijgevolg gerechtvaardigd dat een lidstaat steun ter dekking van de kosten van levensonderhoud van studenten enkel toekent aan studenten die blijk hebben gegeven van een zekere mate van integratie in de samenleving van deze staat. [...] 59. De vaststelling dat de betrokken student gedurende een bepaalde tijd in de ontvangende lidstaat verblijf heeft gehouden, toont [...] het bestaan van een zekere mate van integratie aan. 60. Bij een nationale regelgeving zoals de Student Support Regulations vloeit de waarborg van voldoende integratie in de samenleving van de ontvangende lidstaat voort uit de voorwaarden inzake voorafgaand verblijf op het grondgebied van deze staat, in casu het verblijf van drie jaar dat door de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regels van het Verenigd Koninkrijk wordt verlangd. 61. De bijkomende voorwaarde dat studenten slechts recht hebben op steun ter dekking van hun kosten van levensonderhoud, indien zij tevens zijn gevestigd in de ontvangende lidstaat, zou uiteraard, zoals de in het vorige punt genoemde voorwaarde van een verblijf van drie jaar, kunnen beantwoorden aan het legitieme doel, te waarborgen dat de aanvrager van steun blijk heeft gegeven van een zekere mate van integratie in de samenleving van deze staat. Evenwel staat vast dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regelgeving het een onderdaan van een andere lidstaat volledig onmogelijk maakt, als student de status van gevestigd persoon te verwerven. Op basis van deze regelgeving kan deze onderdaan dus, ongeacht de mate waarin hij daadwerkelijk in de samenleving van de ontvangende lidstaat is geïntegreerd, nooit genoemde voorwaarde vervullen en dus geen steun ter dekking van zijn kosten van levensonderhoud ontvangen. Een dergelijke behandeling kan niet worden geacht haar rechtvaardiging te vinden in de legitieme doelstelling die deze regelgeving beoogde te waarborgen. 62. Een dergelijke behandeling belet een student die onderdaan is van een lidstaat en die in de ontvangende lidstaat legaal verblijft en een groot deel van zijn middelbaar onderwijs heeft gevolgd, waardoor hij een reële band met de samenleving van laatstgenoemde staat heeft gelegd, zijn opleiding onder dezelfde voorwaarden voort te zetten als een student die onderdaan is van deze staat en zich in dezelfde situatie bevindt. 63. Derhalve [...] [moet] artikel 12, eerste alinea, EG aldus [...] worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regelgeving die studenten slechts recht geeft op steun ter dekking van hun kosten van levensonderhoud indien zij in de ontvangende lidstaat gevestigd zijn, en die tegelijkertijd uitsluit dat een onderdaan van een andere lidstaat als student de status van gevestigd persoon kan verwerven, ook al verblijft die onderdaan legaal in de ontvangende lidstaat en heeft hij er een groot deel van zijn middelbaar onderwijs gevolgd, waardoor hij een reële band met de samenleving van deze staat heeft gelegd » (HvJ, 15 maart 2005, C-209/03, Bidar). B.13.1. Uit de memories en debatten blijkt dat er tussen de partijen voor het Hof een meningsverschil bestaat over de draagwijdte van artikel 12, eerste alinea, zoals het wordt geïnterpreteerd door het Hof van Justitie in de beide voormelde arresten. B.13.2. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd, bij wijze van prejudiciële beslissing, uitspraak te doen over de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (artikel 234, eerste alinea, a), van dat Verdrag). Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is deze instantie gehouden zich tot het Hof van Justitie te wenden (artikel 234, derde alinea, van hetzelfde Verdrag), tenzij zij vaststelt « dat de opgeworpen vraag niet relevant is of dat de betrokken gemeenschapsbepaling reeds door het Hof is uitgelegd of dat de juiste toepassing van het gemeenschapsrecht zo evident is, dat redelijkerwijze geen ruimte voor twijfel kan bestaan » (HvJ, 6 oktober 1982, 283/81, Srl CILFIT en Lanificio di Gavardo SpA). B.13.3. Uit de door de Franse Gemeenschapsregering op verzoek van het Hof neergelegde stukken blijkt dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bij brief van 24 januari 2007, aan het Koninkrijk België heeft laten weten dat het van mening was dat het decreet van 16 juni 2006 onverenigbaar was, onder meer, met artikel 12 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Uit dezelfde stukken blijkt dat de Commissie, op grond van artikel 226, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Koninkrijk België heeft verzocht haar zijn opmerkingen hieromtrent te laten toekomen en dat de Franse Gemeenschapsregering haar opmerkingen heeft toegezonden bij brief van 24 mei 2007. Bovendien blijkt uit een perscommuniqué van de Europese Commissie van 28 november 2007 dat die opmerkingen laatstgenoemde ertoe hebben gebracht te oordelen dat, zonder doeltreffende beschermingsmaatregelen, de Franse Gemeenschap van België het risico loopt « de territoriale dekking en de kwaliteit van haar volksgezondheidsstelsel niet op voldoende peil [...] [te] kunnen houden ». Het blijkt dat de Europese Commissie, in die omstandigheden, beslist heeft de niet-nakomingsprocedure die werd ingesteld op grond van artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gedurende vijf jaar op te schorten « zodat de Belgische autoriteiten aan de hand van volledigere en meer gedetailleerde gegevens hun standpunt kunnen ondersteunen dat de door hen opgelegde maatregelen noodzakelijk en evenredig zijn ».
11929
11930
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE B.13.4. Zowel de verzoekende partijen als de Franse Gemeenschapsregering verzoeken het Hof aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een vraag te stellen, inzonderheid met betrekking tot de uitlegging van artikel 12, eerste alinea, alsmede tot de interpretatie van artikel 18, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. B.13.5. Bijgevolg dient, alvorens het onderzoek van het tweede en het derde middel voort te zetten, aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de in het beschikkend gedeelte van onderhavig arrest geformuleerde prejudiciële vragen te worden gesteld. Om die redenen, het Hof stelt alvorens verder uitspraak te doen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de volgende prejudiciële vragen : « 1. Moeten de artikelen 12, eerste alinea, en 18, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in samenhang gelezen met artikel 149, lid 1 en lid 2, tweede streepje, en met artikel 150, lid 2, derde streepje, van hetzelfde Verdrag in die zin worden geïnterpreteerd dat deze bepalingen eraan in de weg staan dat een voor het hoger onderwijs bevoegde autonome gemeenschap van een lidstaat, die geconfronteerd wordt met een toestroom van studenten uit een aangrenzende lidstaat in een aantal opleidingen van medische aard die in hoofdzaak met overheidsmiddelen worden gefinancierd, ten gevolge van een restrictief beleid in die aangrenzende lidstaat, maatregelen neemt zoals die welke vervat zijn in het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs, wanneer die Gemeenschap op goede gronden aanvoert dat die situatie een buitenmatig beslag dreigt te leggen op de overheidsfinanciën en de kwaliteit van het verstrekte onderwijs dreigt te hypothekeren ? 2. Maakt het bij de beantwoording van de sub 1 vermelde vraag een verschil wanneer die Gemeenschap aantoont dat die situatie ertoe leidt dat er te weinig in die Gemeenschap verblijvende studenten afstuderen om op duurzame wijze te voorzien in voldoende geschoold medisch personeel om de kwaliteit van het stelsel van volksgezondheid binnen die Gemeenschap te verzekeren ? 3. Maakt het bij de beantwoording van de sub 1 vermelde vraag een verschil wanneer die Gemeenschap, rekening houdende met het bepaalde in artikel 149, eerste lid, in fine, van het Verdrag en met artikel 13.2, c), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, dat een standstill-verplichting inhoudt, opteert voor het in stand houden van een ruime en democratische toegang tot een kwaliteitsvol hoger onderwijs voor de bevolking van die Gemeenschap ? ». Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 14 februari 2008. De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux. M. Melchior.
VERFASSUNGSGERICHTSHOF D. 2008 — 564
[2008/200529] Auszug aus dem Urteil Nr. 12/2008 vom 14. Februar 2008
Geschäftsverzeichnisnrn. 4034 und 4093 In Sachen: Klagen auf völlige oder teilweise Nichtigerklärung des Dekrets der Französischen Gemeinschaft vom 16. Juni 2006 zur Regelung der Studentenzahl in bestimmten Kursen des ersten Zyklus des Hochschulunterrichts, erhoben von Nicolas Bressol und anderen und von Céline Chaverot und anderen. Der Verfassungsgerichtshof, zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Melchior und M. Bossuyt, und den Richtern P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke und J. Spreutels, unter Assistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz des Vorsitzenden M. Melchior, verkündet nach Beratung folgendes Urteil: I. Gegenstand der Klagen und Verfahren a. Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 7. August 2006 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt wurde und am 9. August 2006 in der Kanzlei eingegangen ist, erhoben Klage auf Nichtigerklärung des Dekrets der Französischen Gemeinschaft vom 16. Juni 2006 zur Regelung der Studentenzahl in bestimmten Kursen des ersten Zyklus des Hochschulunterrichts (veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 6. Juli 2006): Nicolas Bressol, Anthony Wolf, Cédric Helie und Valérie Jabot, die in 1180 Brüssel, avenue Brugmann 403, Domizil erwählt haben, Claude Keusterickx, wohnhaft in 1060 Brüssel, avenue du Mont-Kemmel 25, Denis Wilmet, wohnhaft in 1970 WezembeekOppem, Ahornbomenlaan 6, Charlène Meurou, wohnhaft in 1020 Brüssel, boulevard Emile Bockstael 288, David Bacquart, wohnhaft in 1421 Ophain, rue des Combattants 11, Ayhar Gabriel Arslan, wohnhaft in 1040 Brüssel, avenue des Champs 110, Yves Busegnies, wohnhaft in 1200 Brüssel, rue Moonens 15, Serge Clement, wohnhaft in 1480 Tubize, chaussée de Mons 432, Sabine Gelaes, wohnhaft in 4420 Saint-Nicolas, rue de la Fontaine 84, Etienne Dubuisson, wohnhaft in 1050 Brüssel, rue Elise 36, Caroline Kinet, wohnhaft in 1180 Brüssel, rue Klipveld 20, Dominique Peeters, wohnhaft in 1070 Brüssel, rue Docteur Jacobs 74, Robert Lontie, wohnhaft in 1460 Ittre, rue du Croiseau 38, Yannick Homerin, wohnhaft in 1160 Brüssel, rue Meunier 58, Isabelle Pochet, wohnhaft in 1780 Wemmel, De Raedemaekerlaan 1, Walid Salem, wohnhaft in 1090 Brüssel, avenue de l’Arbre Ballon 22/104, Karin Van Loon, wohnhaft in 1180 Brüssel, rue du Bourdon 383, Olivier Leduc, wohnhaft in 1200 Brüssel, avenue des Dix Arpents 26, Annick Van Wallendael, wohnhaft in 1040 Brüssel, rue Antoine Gautier 97, Dorothée Van Eecke, wohnhaft in 1000 Brüssel, rue Franklin 27, Olivier Ducruet, wohnhaft in 1200 Brüssel, boulevard Brand Whitlock 108, Céline Hinck, wohnhaft in 1401 Baulers, avenue Reine Astrid 4, Nicolas Arpigny, wohnhaft in 1410 Waterloo, avenue du Clair Pré 8, Eric De Gunsch, wohnhaft in 1090 Brüssel, avenue Rommelaere 213, Thibaut De Mesmaeker, wohnhaft in 1410 Waterloo, Allée des Grillons 4, Mikel Ezquer, wohnhaft in 7331 Baudour, avenue Goblet 108, Constantino Balestra, wohnhaft in 1420 Braine-l’Alleud, Chemin des Voiturons 107, Philippe Delince, wohnhaft in 1380 Lasne, Chemin du Bonnier 5, Madeleine Merche, wohnhaft in 1180 Brüssel, avenue Reisdorff 32, Jean-Pierre Saliez, wohnhaft in 1420 Braine-l’Alleud, avenue Wellington 25 A, Véronique de Mahieu, wohnhaft in 1450 Cortil-Noirmont, rue du Tilleul 1, Philippe Meeus, wohnhaft in 1860 Meise, Zerlegem 27, Muriel Alard, wohnhaft in 1150 Brüssel, avenue Van Der Meerschen 23/4, Danielle Collard, wohnhaft in 1180 Brüssel, rue Edouard Michiels 54, Pierre Castelein, wohnhaft in 1160 Brüssel, rue des Paons 14, Dominique De Crits, wohnhaft in 1040 Brüssel, rue Baron Lambert 52,
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE André Antoine, wohnhaft in 1040 Brüssel, avenue Camille Joset 21/3, Christine Antierens, wohnhaft in 1030 Brüssel, rue des Coteaux 270, Brigitte Debert, wohnhaft in 1440 Braine-le-Château, rue Landuyt 147, Véronique Leloux, wohnhaft in 1400 Nivelles, Faubourg de Namur 55, Patrick Parmentier, wohnhaft in 1170 Brüssel, rue Théophile Vander Elst 66, und Martine Simon, wohnhaft in 1200 Brüssel, avenue du Verseau 1. Die von denselben klagenden Parteien erhobene Klage auf einstweilige Aufhebung desselben Dekrets wurde mit Urteil Nr. 134/2006 vom 29. August 2006, veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 10. Oktober 2006, zurückgewiesen. b. Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 12. Dezember 2006 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt wurde und am 13. Dezember 2006 in der Kanzlei eingegangen ist, erhoben Klage auf Nichtigerklärung der Artikel 1 bis 10 und 15 desselben Dekrets: Céline Chaverot, Marine Guiet, Floriane Poirson, Laura Soumagne, Elodie Hamon, Benjamin Lombardet, Julie Mingant, Marthe Simon, Charlyne Ficek, Anaïs Serrate und Sandrine Jadaud, die in 1000 Brüssel, rue de la Régence 43/5, Domizil erwählt haben, Patricia Barbier, wohnhaft in 1180 Brüssel, rue Rittweger 30, Laurence Coulon, wohnhaft in 7850 Enghien, chaussée d’Ath 120, Renée Hollestelle, wohnhaft in 5200 Saint-Servais, rue Muzet 9, Jacqueline Ghion, wohnhaft in 1410 Waterloo, rue Emile Dury 92, Pascale Schmitz, wohnhaft in 1341 Céroux-Mousty, rue Franquerlies 107, Sophie Thirion, wohnhaft in 1060 Brüssel, rue Vanderschrick 10, Céline Vandeuren, wohnhaft in 1020 Brüssel, rue Stéphanie 20, und Isabelle Compagnion, wohnhaft in 1200 Brüssel, avenue Slegers 167. Diese unter den Nummern 4034 und 4093 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragenen Rechtssachen wurden verbunden. (...) II. In rechtlicher Beziehung (...) B.1. Die Nichtigkeitsklagen bezwecken die Nichtigerklärung des Dekrets der Französischen Gemeinschaft vom 16. Juni 2006 «zur Regelung der Studentenzahl in bestimmten Kursen des ersten Zyklus des Hochschulunterrichts» in seiner Fassung vor der Abänderung durch die Artikel 18 bis 20 des Dekrets vom 25. Mai 2007 «zur Festlegung verschiedener Maßnahmen über den Hochschulunterricht». Das angefochtene Dekret lautet wie folgt: «KAPITEL I. — Definition Artikel 1. Unter einem ansässigen Studenten im Sinne dieses Dekrets ist ein Student zu verstehen, der zum Zeitpunkt seiner Einschreibung in einer Hochschuleinrichtung den Beweis erbringt, dass er seinen Hauptwohnort in Belgien hat und folgende Bedingungen erfüllt: 1. berechtigt sein, sich ständig in Belgien aufzuhalten; 2. seit wenigstens sechs Monaten zum Zeitpunkt seiner Einschreibung in einer Hochschuleinrichtung seinen Hauptwohnort in Belgien haben und dort eine Berufstätigkeit als Lohnempfänger oder Nichtlohnempfänger ausgeübt oder ein durch einen belgischen öffentlichen Dienst gewährtes Ersatzeinkommen erhalten haben; 3. die Erlaubnis für den Aufenthalt für unbestimmte Dauer haben auf der Grundlage der Artikel 9 und 10 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 über die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern sowie des Gesetzes vom 22. Dezember 1999 über die Regularisierung des Aufenthalts bestimmter Kategorien von Ausländern, die sich auf dem Staatsgebiet des Königreichs aufhalten; 4. die Erlaubnis für den Aufenthalt in Belgien besitzen durch die Anerkennung als Flüchtling aufgrund von Artikel 49 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 über die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern oder eines entsprechenden Antrags; 5. die Erlaubnis für den Aufenthalt in Belgien besitzen mit dem zeitweiligen Schutz im Sinne von Artikel 57/29 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 über die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern; 6. als Vater, Mutter, gesetzlichen Vormund oder Ehegatten eine Person haben, die eine der vorstehenden Bedingungen erfüllt; 7. seinen Hauptwohnort seit mindestens drei Jahren zum Zeitpunkt der Einschreibung in einer Hochschuleinrichtung in Belgien haben; 8. Inhaber einer Bescheinigung als Stipendiat sein, die im Rahmen der Entwicklungszusammenarbeit für das akademische Jahr und für die Studien ausgestellt wurde, für die der Antrag auf Einschreibung eingereicht wird. Unter ’ Recht auf ständigen Aufenthalt ’ im Sinne von Absatz 1 Nr. 1 ist für die Staatsbürger eines anderen Mitgliedstaates der Europäischen Union das Recht zu verstehen, das aufgrund der Artikel 16 und 17 der Richtlinie 2004/38/EG EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 29. April 2004 über das Recht der Unionsbürger und ihrer Familienangehörigen, sich im Hoheitsgebiet der Mitgliedstaaten frei zu bewegen und aufzuhalten, anerkannt wird; für die Staatsbürger eines Staates, der nicht zur Europäischen Union gehört, ist das Recht zu verstehen, in Belgien niedergelassen zu sein aufgrund von Artikel 14 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 über die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern. KAPITEL II. — Bestimmungen über die Universitäten Art. 2. Die akademischen Behörden begrenzen die Zahl der Studenten, die sich zum ersten Mal in einer Universität der Französischen Gemeinschaft für einen Studiengang im Sinne von Artikel 3 einschreiben, auf die in Artikel 4 vorgesehene Weise. In Abweichung davon gilt diese Beschränkung nicht für Studenten, die sich zum ersten Mal für die Studiengänge im Sinne von Artikel 3 Nr. 1 einschreiben, wenn sie in einem vorherigen akademischen Jahr in einer Hochschule für den Studiengang im Sinne von Artikel 7 Nr. 5 eingeschrieben waren. Art. 3. Die Bestimmungen dieses Kapitels finden Anwendung auf die Studiengänge, die zu den folgenden akademischen Graden führen: 1. Bachelor in Heilgymnastik und Rehabilitation; 2. Bachelor in Veterinärmedizin. Art. 4. Für jede Universitätseinrichtung und jeden Studiengang im Sinne von Artikel 3 wird eine Zahl T festgesetzt, die der Gesamtzahl der Studenten entspricht, die sich zum ersten Mal für den betreffenden Studiengang einschreiben und für die Finanzierung berücksichtigt werden, sowie eine Zahl NR, die der Zahl der Studenten entspricht, die sich zum ersten Mal für den betreffenden Studiengang einschreiben und nicht als ansässige Studenten im Sinne von Artikel 1 angesehen werden. Wenn das Verhältnis zwischen einerseits der Zahl NR und andererseits der Zahl T des vorangegangenen akademischen Jahres einen Prozentsatz P erreicht, verweigern die akademischen Behörden die Einschreibung zusätzlicher Studenten, die nie für den betreffenden Studiengang eingeschrieben waren und nicht als ansässige Studenten im Sinne von Artikel 1 angesehen werden.
11931
11932
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Der Satz P im vorstehenden Absatz wird auf 30% festgesetzt. Wenn jedoch für ein akademisches Jahr der Anteil der Studenten, die ihr Studium anderswo fortsetzen als in dem Land, in dem sie ihr Sekundarschuldiplom erlangt haben, mehr als durchschnittlich 10% in sämtlichen Hochschuleinrichtungen der Europäischen Union beträgt, entspricht der Satz P für das darauf folgende akademische Jahr diesem Prozentsatz, multipliziert mit drei. Art. 5. In Abweichung von Artikel 47 § 1 des Dekrets vom 31. März 2004 zur Definition des Hochschulwesens, zur Förderung seiner Integration in den Europäischen Raum des Hochschulwesens und zur Refinanzierung der Universitäten müssen die Studenten, die nicht als ansässige Studenten im Sinne von Artikel 1 angesehen werden, ihren Antrag auf Einschreibung für einen der Studiengänge im Sinne von Artikel 3 frühestens am dritten Werktag vor dem 2. September vor dem betreffenden akademischen Jahr stellen. Die Universitäten schreiben vorrangig die Studenten, die den Beweis erbringen, dass sie alle Bedingungen für die Aufnahme in diese Studiengänge erfüllen, in der Reihenfolge ein, in der sie mit diesem Beweis vorstellig werden. Bei Strafe des Verfalls ist der Student verpflichtet, seine Einschreibung nach den Modalitäten zu bestätigen, die durch die akademischen Behörden festgelegt und ihm beim Einreichen seines Antrags zur Kenntnis gebracht werden. Zur Anwendung dieser Bestimmung werden den Studenten, die den Beweis erbringen, dass sie alle Zulassungsbedingungen erfüllen, die Studenten gleichgestellt, die den Beweis erbringen, dass sie vor dem 15. Juli vor dem akademischen Jahr einen Antrag auf Bestätigung der Gleichwertigkeit des Abschlussdiploms des Sekundarunterrichts gestellt haben, sowie den Beweis, dass sie die Kosten zur Deckung der Prüfung dieses Antrags gezahlt haben, sofern dem Antrag auf Einschreibung eine Kopie des Diploms, dessen Gleichwertigkeit beantragt wird, beigefügt ist. Die akademischen Behörden können jedoch die Einschreibung eines Studenten verweigern, wenn das vorgelegte Diplom offensichtlich nicht einem Abschlusszeugnis der Oberstufe des Sekundarunterrichts gleichwertig ist. Jeder ab dem 2. September vor dem akademischen Jahr gemäß Absatz 1 gestellte Antrag auf Einschreibung wird in ein Register eingetragen, das keine Leerzeichen und keine Zwischenzeilen aufweist. Darin werden neben der laufenden Nummer der Name des Studenten, das Datum und die Uhrzeit seines Antrags auf Einschreibung sowie gegebenenfalls der Grund für die Verweigerung der Einschreibung eingetragen. Eine Bescheinigung mit Angabe der laufenden Nummer, des Datums und der Uhrzeit des Antrags auf Einschreibung wird dem Studenten bei der Hinterlegung seines Antrags überreicht. In Abweichung von Absatz 1 wird für die nicht ansässigen Studenten, die spätestens am letzten Werktag vor dem 2. September vor dem akademischen Jahr vorstellig werden, um einen Antrag auf Einschreibung für einen der Studiengänge im Sinne von Artikel 3 einzureichen, wenn die Zahl dieser somit vorstellig gewordenen Studenten höher als die in Artikel 4 Absatz 2 vorgesehene Zahl NR ist, die Reihenfolge dieser Studenten durch das Los bestimmt. Diese Losziehung erfolgt unverzüglich unter der Aufsicht eines Gerichtsvollziehers. Alle Studenten, die einen solchen Antrag eingereicht haben, erhalten eine namentliche und nicht übertragbare laufende Nummer. Jeder nicht ansässige Student kann vor dem 2. September vor dem akademischen Jahr nur einen einzigen Antrag auf Einschreibung für alle Studiengänge im Sinne der Artikel 3 und 7 einreichen. Wenn ein Student gegen diese Bestimmung verstoßen hat, wird er von der Hochschuleinrichtung, in die er aufgenommen worden wäre in einem der Studiengänge im Sinne der Artikel 3 oder 7, ausgeschlossen. Im Falle der Verweigerung der Einschreibung in Anwendung von Absatz 2 dieses Artikels oder von Artikel 4 findet Artikel 47 § 2 Absätze 2 und 3 des Dekrets vom 31. März 2004 Anwendung. KAPITEL III. — Bestimmungen über die Hochschulen Art. 6. Die Hochschulbehörden begrenzen die Zahl der Studenten, die sich zum ersten Mal in einer Hochschule der Französischen Gemeinschaft für einen der Studiengänge im Sinne von Artikel 7 einschreiben, auf die in Artikel 8 vorgesehene Weise. In Abweichung davon gilt diese Beschränkung nicht für Studenten, die sich zum ersten Mal für die Studiengänge im Sinne von Artikel 7 Nr. 5 einschreiben, wenn sie in einem vorherigen akademischen Jahr in einer Universität für den Studiengang im Sinne von Artikel 3 Nr. 1 eingeschrieben waren. Art. 7. Die Bestimmungen dieses Kapitels finden Anwendung auf die Studiengänge, die zu folgenden akademischen Graden führen: 1. Hebamme-Bachelor; 2. Bachelor in Ergotherapie; 3. Bachelor in Logopädie; 4. Bachelor in Podologie-Podotherapie; 5. Bachelor in Heilgymnastik; 6. Bachelor in Audiologie; 7. spezialisierte(r) Erzieher(in) in psycho-erzieherischer Begleitung. Art. 8. Für jede Hochschule und jeden Studiengang im Sinne von Artikel 7 wird eine Zahl T festgesetzt, die der Gesamtzahl der Studenten entspricht, die sich zum ersten Mal für den betreffenden Studiengang einschreiben und für die Finanzierung berücksichtigt werden, sowie eine Zahl NR, die der Zahl der Studenten entspricht, die sich zum ersten Mal für den betreffenden Studiengang einschreiben und nicht als ansässige Studenten im Sinne von Artikel 1 angesehen werden. Wenn das Verhältnis zwischen einerseits der Zahl NR und andererseits der Zahl T des vorangegangenen akademischen Jahres einen Prozentsatz P erreicht, verweigern die Hochschulbehörden die Einschreibung zusätzlicher Studenten, die nie für den betreffenden Studiengang eingeschrieben waren und nicht als ansässige Studenten im Sinne von Artikel 1 angesehen werden. Der Satz P im vorstehenden Absatz wird auf 30 % festgesetzt. Wenn jedoch für ein akademisches Jahr der Anteil der Studenten, die ihr Studium anderswo fortsetzen als in dem Land, in dem sie ihr Sekundarschuldiplom erlangt haben, mehr als durchschnittlich 10 % in sämtlichen Hochschuleinrichtungen der Europäischen Union beträgt, entspricht der Satz P für das darauf folgende akademische Jahr diesem Prozentsatz, multipliziert mit drei. Art. 9. In Abweichung von Artikel 26 § 1 des Dekrets vom 5. August 1995 zur Festlegung der allgemeinen Organisation des Hochschulwesens in ’ hautes écoles ’ müssen die Studenten, die nicht als ansässige Studenten im Sinne von Artikel 1 angesehen werden, ihren Antrag auf Einschreibung für einen der Studiengänge im Sinne von Artikel 7 frühestens am dritten Werktag vor dem 2. September vor dem betreffenden akademischen Jahr stellen. Die Hochschulbehörden schreiben vorrangig die Studenten, die den Beweis erbringen, dass sie alle Bedingungen für die Aufnahme in diese Studiengänge erfüllen, in der Reihenfolge ein, in der sie mit diesem Beweis vorstellig werden. Bei Strafe des Verfalls ist der Student verpflichtet, seine Einschreibung nach den Modalitäten zu bestätigen, die durch die Hochschulbehörden festgelegt und ihm beim Einreichen seines Antrags zur Kenntnis gebracht werden.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Zur Anwendung dieser Bestimmung werden den Studenten, die den Beweis erbringen, dass sie alle Zulassungsbedingungen erfüllen, die Studenten gleichgestellt, die den Beweis erbringen, dass sie vor dem 15. Juli vor dem akademischen Jahr einen Antrag auf Bestätigung der Gleichwertigkeit des Abschlussdiploms des Sekundarunterrichts gestellt haben, sowie den Beweis, dass sie die Kosten zur Deckung der Prüfung dieses Antrags gezahlt haben, sofern dem Antrag auf Einschreibung eine Kopie des Diploms, dessen Gleichwertigkeit beantragt wird, beigefügt ist. Die Hochschulbehörden können jedoch die Einschreibung eines Studenten verweigern, wenn das vorgelegte Diplom offensichtlich nicht einem Abschlusszeugnis der Oberstufe des Sekundarunterrichts gleichwertig ist. Jeder ab dem 2. September vor dem akademischen Jahr gemäß Absatz 1 gestellte Antrag auf Einschreibung wird in ein Register eingetragen, das keine Leerzeichen und keine Zwischenzeilen aufweist. Darin werden neben der laufenden Nummer der Name des Studenten, das Datum und die Uhrzeit seines Antrags auf Einschreibung sowie gegebenenfalls der Grund für die Verweigerung der Einschreibung eingetragen. Eine Bescheinigung mit Angabe der laufenden Nummer, des Datums und der Uhrzeit des Antrags auf Einschreibung wird dem Studenten bei der Hinterlegung seines Antrags überreicht. In Abweichung von Absatz 1 wird für die nicht ansässigen Studenten, die spätestens am letzten Werktag vor dem 2. September vor dem akademischen Jahr vorstellig werden, um einen Antrag auf Einschreibung für einen der Studiengänge im Sinne von Artikel 7 einzureichen, wenn die Zahl dieser somit vorstellig gewordenen Studenten höher als die in Artikel 8 Absatz 2 vorgesehene Zahl NR ist, die Reihenfolge dieser Studenten durch das Los bestimmt. Diese Losziehung erfolgt unverzüglich unter der Aufsicht eines Gerichtsvollziehers. Alle Studenten, die einen solchen Antrag eingereicht haben, erhalten eine namentliche und nicht übertragbare laufende Nummer. Jeder nicht ansässige Student kann vor dem 2. September vor dem akademischen Jahr nur einen einzigen Antrag auf Einschreibung für alle Studiengänge im Sinne der Artikel 3 und 7 einreichen. Wenn ein Student gegen diese Bestimmung verstoßen hat, wird er von der Hochschuleinrichtung, in die er aufgenommen worden wäre in einem der Studiengänge im Sinne der Artikel 3 oder 7, ausgeschlossen. Im Falle der Verweigerung der Einschreibung in Anwendung von Absatz 2 dieses Artikels oder von Artikel 8 findet Artikel 26 §§ 3 und 4 desselben Dekrets Anwendung. KAPITEL IV. — Bestimmung über die Aufsicht Art. 10. Die Kommissare oder die Beauftragten der Regierung an den Universitäten sowie die Kommissare an den Hochschulen sind besonders mit der Einhaltung der Bestimmungen dieses Dekrets beauftragt. Wenn der Kommissar oder der Beauftragte feststellt, dass ein Student als ansässiger Student eingeschrieben worden ist, obwohl er die in Artikel 1 vorgesehenen Bedingungen nicht, jedoch alle anderen Zulassungsbedingungen erfüllte, verliert dieser Student die Eigenschaft als ordnungsmäßig eingeschriebener Student, wenn für die betreffende Einrichtung das Verhältnis zwischen der Zahl NR einerseits und der Zahl T des vorangegangenen akademischen Jahres andererseits den Prozentsatz P erreicht hat. Wenn die Einschreibung dieses Studenten als ansässiger Student jedoch auf einen Verwaltungsirrtum zurückzuführen ist, für den er keineswegs verantwortlich gemacht werden kann, wird seine Einschreibung als ordnungsmäßig angesehen, aber wird er nicht für die Finanzierung aller Studienjahre bis zu dem Grad, für den er sich eingeschrieben hat, berücksichtigt, ungeachtet der Einrichtung, in der er sein Studium absolviert. Wenn infolge einer Beschwerde, die ein Student eingereicht hat, der nicht als ansässiger Student angesehen wird im Sinne von Artikel 1 gemäß Artikel 47 § 2 des vorerwähnten Dekrets vom 31. März 2004 beziehungsweise Artikel 26 § 4 des vorerwähnten Dekrets vom 5. August 1995, die Verweigerung der Einschreibung für nichtig erklärt wird, gilt der Student als eingeschrieben. Wenn jedoch für die betreffende Einrichtung das Verhältnis zwischen der Zahl NR einerseits und der Zahl T des vorherigen akademischen Jahres andererseits den Prozentsatz P erreicht hat, wird der Student nicht für die Finanzierung aller Studienjahre bis zu dem Grad, für den er sich eingeschrieben hat, berücksichtigt, ungeachtet der Einrichtung, in der er sein Studium absolviert. KAPITEL V. — Übergangs- und Abänderungsbestimmungen Art. 11. Die Kosten für die Gehälter der Mitglieder des Lehrpersonals, die am 1. Januar 2006 hauptberuflich zu mindestens 80 % ihres Auftrags in Studiengängen, die zu den in Artikel 7 vorgesehenen Graden oder zum Grad als Master in Heilgymnastik führen, endgültig ernannt oder eingestellt waren oder die wegen fehlender Planstelle ab dem 1. September 2006 und spätestens am 1. September 2010 gemäß Artikel 27 § 2 des Dekrets vom 25. Juli 1996 über die Aufträge und Planstellen in den von der Französischen Gemeinschaft organisierten oder subventionierten Hochschulen zur Disposition gestellt waren, werden dem in Artikel 11 Absatz 1 Nr. 2 des Dekrets vom 9. September 1996 über die Finanzierung der von der Französischen Gemeinschaft organisierten oder subventionierten Hochschulen vorgesehenen Betrag hinzugefügt. Für die in Absatz 1 erwähnten Personalmitglieder werden in Abweichung die in Absatz 5 von Artikel 27 § 2 des Dekrets vom 25. Juli 1996 erwähnten und in Absatz 1 zitierten Wörter ’ ab dem dritten akademischen Jahr ’ durch die Wörter ’ ab dem vierten akademischen Jahr ’ ersetzt. Art. 12. Während des akademischen Jahres 2006-2007 dürfen die Mitglieder des Lehrpersonals, die zeitweilig eingestellt wurden und ein Dienstalter von wenigstens zwei Jahren in den Abteilungen aufweisen, in denen die in Artikel 7 erwähnten Ausbildungen organisiert werden, nicht wegen einer Verringerung des Stellenplans in diesen Abteilungen entlassen werden. Sie dürfen nur infolge einer Verringerung des Stellenplans in den anderen Abteilungen der Hochschule entlassen werden, wenn sich deren Studentenzahl verringert hat. Art. 13. Artikel 11 Absatz 1 Nr. 2 des Dekrets vom 9. September 1996 über die Finanzierung der von der Französischen Gemeinschaft organisierten oder subventionierten Hochschulen, abgeändert durch die Dekrete vom 30. Juni und 17. Juli 1998, wird wie folgt ergänzt: ’ oder in Artikel 11 des Dekrets vom 16. Juni 2006 zur Regelung der Studentenzahl in bestimmten Kursen des ersten Zyklus des Hochschulunterrichts; ’. Art. 14. Artikel 17 desselben Dekrets wird um folgende Absätze ergänzt: ’ In den Abteilungen, in denen die in Artikel 7 des Dekrets vom 16. Juni 2006 zur Regelung der Studentenzahl in bestimmten Kursen des ersten Zyklus des Hochschulunterrichts vorgesehenen Ausbildungen organisiert werden, wird die Zahl der für die Finanzierung berücksichtigten Studenten zu der gemäß Absatz 2 vorzunehmenden Berechnung der Studentenzahl erhöht um die Differenz zwischen der Anzahl Studenten, die für die Finanzierung des Vorjahres des betreffenden Jahres berücksichtigt werden, und der Anzahl der Studenten, die für die Finanzierung des betreffenden Jahres berücksichtigt werden, multipliziert mit einem Koeffizienten 0,95. Diese Differenz wird ebenfalls der Anzahl der Studenten hinzugefügt, die für die Finanzierung der drei folgenden Jahre berücksichtigt werden, nachdem sie mit einem Koeffizienten 0,75, 0,50 beziehungsweise 0,25 multipliziert wurde. Absatz 3 gilt für die Berechnung der Auftragseinheiten einer Hochschule für die Haushaltsjahre 2008 bis 2017, insofern: 1. die in diesem Absatz erwähnte Differenz positiv ist; 2. die Behörden der Hochschule bei der Regierung spätestens zum 1. September 2007 einen Personalbegleitplan hinterlegen, der Gegenstand einer sozialen Konzertierung war.
11933
11934
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Die Regierung legt die Modalitäten der in Absatz 3 Nr. 2 erwähnten sozialen Konzertierung fest. Änderungen dieses Plans können nach den gleichen Modalitäten vorgenommen werden. ’. KAPITEL VI. — Schlussbestimmung Art. 15. Dieses Dekret tritt für das akademische Jahr 2006-2007 in Kraft, mit Ausnahme von Artikel 14, der für das Haushaltsjahr 2008 in Kraft tritt». In Bezug auf die Tragweite der Klagen B.2. Der Hof bestimmt den Umfang einer Nichtigkeitsklage unter Berücksichtigung des Inhalts der Klageschrift, insbesondere auf der Grundlage der Darlegung der Klagegründe. Er begrenzt seine Prüfung auf die Bestimmungen, bezüglich deren dargelegt wird, inwiefern sie gegen die in den Klagegründen angeführten Bestimmungen verstoßen würden. Weder in der in der Rechtssache Nr. 4034 hinterlegten Klageschrift, noch in derjenigen, die in der Rechtssache Nr. 4093 eingereicht wurde, wird dargelegt, inwiefern die Artikel 10 bis 15 des Dekrets vom 16. Juni 2006 gegen diese Bestimmungen verstoßen würden. Der Hof begrenzt seine Prüfung daher auf die Artikel 1 bis 9 des Dekrets vom 16. Juni 2006. In Bezug auf das Interesse der Kläger B.3. Die Verfassung und das Sondergesetz vom 6. Januar 1989 erfordern, dass jede natürliche oder juristische Person, die eine Nichtigkeitsklage erhebt, ein Interesse nachweist. Das erforderliche Interesse liegt nur bei jenen Personen vor, deren Situation durch die angefochtene Rechtsnorm unmittelbar und ungünstig beeinflusst werden könnte; demzufolge ist die Popularklage nicht zulässig. B.4. Die Artikel 2, 4, 6 und 8 des angefochtenen Dekrets verpflichten die Universitäten und die Hochschulen der Französischen Gemeinschaft, die Zahl der Studenten zu begrenzen, die sich zum ersten Mal in den Studiengängen einschreiben, die zu den in den Artikeln 3 und 7 des Dekrets angeführten neun akademischen Graden führen, und die nicht zu einer der acht Kategorien von ansässigen Studenten im Sinne von Artikel 1 desselben Dekrets gehören. Die Artikel 5 und 9 desselben Dekrets legen das Verfahren zur Einschreibung dieser Studenten für diese Studiengänge fest. B.5.1. Die vierte klagende Partei in der Rechtssache Nr. 4034 führt in der Klageschrift ihre Absicht an, sich für einen der beiden in Artikel 3 dieses Dekrets vorgesehenen Universitätsstudiengänge einzuschreiben. Sie gehört keiner der acht Kategorien von ansässigen Studenten im Sinne von Artikel 1 des Dekrets vom 16. Juni 2006 an. Sie besitzt folglich ein Interesse daran, die Nichtigerklärung der Artikel 1 bis 5 des Dekrets vom 16. Juni 2006 zu beantragen. B.5.2. Die erste klagende Partei in der Rechtssache Nr. 4093 hat vor Beginn des akademischen Jahres 2006-2007 zum ersten Mal ihre Einschreibung in einer Hochschule der Französischen Gemeinschaft für einen der sieben in Artikel 7 des Dekrets vom 16. Juni 2006 erwähnten Studiengänge beantragt. Sie gehört keiner der acht Kategorien von ansässigen Studenten im Sinne von Artikel 1 des Dekrets vom 16. Juni 2006 an. Sie besitzt folglich ein Interesse daran, die Nichtigerklärung der Artikel 1 und 6 bis 9 dieses Dekrets zu beantragen. B.5.3. Aus den vorstehenden Erwägungen geht hervor, dass die Klagen zulässig sind, insofern sie sich auf die Artikel 1 bis 9 des Dekrets vom 16. Juni 2006 beziehen. Die Begründung des Interesses der anderen klagenden Parteien könnte nicht zur Feststellung einer umfassenderen Zulässigkeit der Klagen führen und muss somit nicht geprüft werden. In Bezug auf die Zulässigkeit der Klagegründe B.6.1. Im dritten Teil des ersten Klagegrunds der beiden Klagen wird der Hof gebeten, über die Vereinbarkeit von Artikel 4 Absätze 2 und 3 erster Satz sowie von Artikel 8 Absätze 2 und 3 erster Satz des Dekrets vom 16. Juni 2006 mit den Artikeln 10, 11 und 191 der Verfassung in Verbindung mit gewissen Bestimmungen des internationalen Rechts zu befinden. B.6.2. Um den Erfordernissen nach Artikel 6 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 zu entsprechen, müssen die in der Klageschrift vorgebrachten Klagegründe angeben, welche Vorschriften, deren Einhaltung der Hof gewährleistet, verletzt wären und welche Bestimmungen gegen diese Vorschriften verstoßen würden, und darlegen, in welcher Hinsicht diese Vorschriften durch die fraglichen Bestimmungen verletzt würden. B.6.3. Die klagenden Parteien erläutern in ihren Klageschriften nur unzureichend, inwiefern die angefochtenen Bestimmungen gegen die Artikel 10, 11 und 191 der Verfassung in Verbindung mit gewissen Bestimmungen des internationalen Rechts verstoßen würden. B.6.4. Der dritte Teil des ersten Klagegrunds beider Klagen ist unzulässig. Zur Hauptsache Erster Klagegrund B.7.1. Im ersten Teil des ersten Klagegrunds der beiden Klagen wird der Hof gebeten, über die Verfassungsmäßigkeit von Artikel 4 Absatz 3 erster Satz sowie von Artikel 8 Absatz 3 erster Satz des Dekrets vom 16. Juni 2006 zu befinden, insofern sie einen Behandlungsunterschied zwischen den ansässigen Studenten und den nicht ansässigen Studenten einführten. B.7.2. Diese Bestimmungen führen keinen Unterschied zwischen diesen beiden Kategorien von Studenten ein. Die verpflichtende Begrenzung der Anzahl Einschreibungen von nicht ansässigen Studenten ergibt sich aus den ersten zwei Absätzen der Artikel 4 und 8 des Dekrets vom 16. Juni 2006. B.7.3. Der erste Teil des ersten Klagegrunds der beiden Klagen ist unbegründet. B.8.1. Im zweiten Teil des ersten Klagegrunds der beiden Klagen wird der Hof gebeten, über die Verfassungsmäßigkeit von Artikel 3 Nr. 1 und von Artikel 7 des Dekrets vom 16. Juni 2006 zu befinden, insofern sie zwei Kategorien von nicht ansässigen Studenten, die einen Antrag einreichten, um zum ersten Mal in einer Hochschuleinrichtung der Französischen Gemeinschaft eingeschrieben zu werden, auf gleiche Weise behandelten, nämlich einerseits diejenigen, die ihre Einschreibung für die in den besagten Bestimmungen erwähnten Studiengänge beantragten, und andererseits diejenigen, die ihre Einschreibung für den Studiengang beantragten, der zur Verleihung des akademischen Grades als «Bachelor in Veterinärmedizin» im Sinne von Artikel 3 Nr. 2 des Dekrets vom 16. Juni 2006 führe. B.8.2. Die Verfassungsvorschriften der Gleichheit und des Diskriminierungsverbots untersagen, dass Kategorien von Personen, die sich angesichts der fraglichen Maßnahme in grundverschiedenen Situationen befinden, gleich behandelt werden, ohne dass eine vernünftige Rechtfertigung vorliegt. Das Vorliegen einer solchen Rechtfertigung ist im Hinblick auf Zweck und Folgen der beanstandeten Maßnahme sowie auf die Art der einschlägigen Grundsätze zu beurteilen; es wird gegen den Gleichheitsgrundsatz verstoßen, wenn feststeht, dass die eingesetzten Mittel in keinem angemessenen Verhältnis zum verfolgten Zweck stehen.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE B.8.3. Die nicht ansässigen Studenten der in B.8.1 beschriebenen zweiten Kategorie unterliegen dem System der Begrenzung der Anzahl Einschreibungen im Sinne der Artikel 2, 4 und 5 des Dekrets vom 16. Juni 2006. Die nicht ansässigen Studenten der in B.8.1 beschriebenen ersten Kategorie unterliegen gemäß den Artikeln 2, 4, 5, 6, 8 und 9 desselben Dekrets einem identischen System. B.8.4. Die zwei Kategorien der nicht ansässigen Studenten möchten sich für einen Studiengang einer Hochschuleinrichtung der Französischen Gemeinschaft einschreiben, der zum Zeitpunkt der Annahme des Dekrets vom 16. Juni 2006 einen Anteil an Studenten mit einem in einem anderen Land als Belgien erhaltenen Abschlussdiplom des Sekundarunterrichts aufwies, der viel höher war als die durchschnittliche Anzahl (Parl. Dok., Parlament der Französischen Gemeinschaft, Nr. 263/1, SS. 7, 20 und 22; ebenda, Nr. 263/3, S. 8). Diese Studenten befinden sich somit nicht in einer grundsätzlich unterschiedlichen Lage in Bezug auf ein System der Begrenzung der Anzahl Einschreibungen der nicht ansässigen Studenten. B.8.5. Der zweite Teil des ersten Klagegrunds der beiden Klagen ist unbegründet. B.9.1. Aus der Darlegung des ersten Klagegrunds der beiden Klagen geht hervor, dass der Hof in dessen viertem Teil gebeten wird, über die Verfassungsmäßigkeit von Artikel 5 Absatz 4 erster Satz und von Artikel 9 Absatz 4 erster Satz des Dekrets vom 16. Juni 2006 zu befinden, insofern sie einen Behandlungsunterschied zwischen zwei Kategorien von nicht ansässigen Studenten einführten, nämlich einerseits denjenigen, die durch die in diesen Bestimmungen vorgesehene Losziehung ausgewählt würden, und andererseits denjenigen, die sich im Anschluss an diese Losziehung nicht einschreiben könnten, um den von ihnen ausgewählten Studiengang zu belegen. B.9.2. Insofern die angefochtenen Bestimmungen vorsehen, dass die Auswahl der nicht ansässigen Studenten per Losziehung erfolgen wird, beinhalten sie keinen Behandlungsunterschied zwischen diesen Studenten. B.9.3. Der vierte Teil des ersten Klagegrunds der beiden Klagen ist unbegründet. Zweiter und dritter Klagegrund B.10. Aus der Darlegung des zweiten und dritten Klagegrunds in den beiden Klagen geht hervor, dass der Hof gebeten wird, über die Vereinbarkeit der Artikel 4 und 8 des Dekrets vom 16. Juni 2006 mit den Artikeln 10, 11, 24 § 3 erster Satz und 191 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 12 Absatz 1, Artikel 18 Absatz 1, Artikel 149 Absätze 1 und 2 zweiter Gedankenstrich und Artikel 150 Absatz 2 dritter Gedankenstrich des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft zu befinden, insofern sie einen Behandlungsunterschied zwischen zwei Kategorien von Studenten einführten, die sich zum ersten Mal in einer Hochschuleinrichtung der Französischen Gemeinschaft einzuschreiben wünschten, um einen der in den Artikeln 3 und 7 des Dekrets vom 16. Juni 2006 vorgesehenen Studiengänge zu belegen, nämlich einerseits die ansässigen Studenten im Sinne von Artikel 1 desselben Dekrets und andererseits die Studenten, die nicht als solche angesehen werden könnten. Lediglich die Zahl der Einschreibungen der Letztgenannten wird begrenzt entsprechend den in den Artikeln 4 und 8 des Dekrets vom 16. Juni 2006 vorgesehenen Modalitäten. B.11.1. Die Artikel 10 und 11 der Verfassung schließen nicht aus, dass ein Behandlungsunterschied zwischen Kategorien von Personen eingeführt wird, soweit dieser Unterschied auf einem objektiven Kriterium beruht und in angemessener Weise gerechtfertigt ist. Das Vorliegen einer solchen Rechtfertigung ist im Hinblick auf Zweck und Folgen der beanstandeten Maßnahme sowie auf die Art der einschlägigen Grundsätze zu beurteilen; es wird gegen den Gleichheitsgrundsatz verstoßen, wenn feststeht, dass die eingesetzten Mittel in keinem angemessenen Verhältnis zum verfolgten Zweck stehen. B.11.2. Artikel 12 Absatz 1 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft bestimmt: «Unbeschadet besonderer Bestimmungen dieses Vertrags ist in seinem Anwendungsbereich jede Diskriminierung aus Gründen der Staatsangehörigkeit verboten». Artikel 18 Absatz 1 desselben Vertrags bestimmt: «Jeder Unionsbürger hat das Recht, sich im Hoheitsgebiet der Mitgliedstaaten vorbehaltlich der in diesem Vertrag und in den Durchführungsvorschriften vorgesehenen Beschränkungen und Bedingungen frei zu bewegen und aufzuhalten». Artikel 149 Absätze 1 und 2 zweiter Gedankenstrich desselben Vertrags bestimmt: «(1) Die Gemeinschaft trägt zur Entwicklung einer qualitativ hoch stehenden Bildung dadurch bei, dass sie die Zusammenarbeit zwischen den Mitgliedstaaten fördert und die Tätigkeit der Mitgliedstaaten unter strikter Beachtung der Verantwortung der Mitgliedstaaten für die Lehrinhalte und die Gestaltung des Bildungssystems sowie der Vielfalt ihrer Kulturen und Sprachen erforderlichenfalls unterstützt und ergänzt. (2) Die Tätigkeit der Gemeinschaft hat folgende Ziele: [...] - Förderung der Mobilität von Lernenden und Lehrenden, auch durch die Förderung der akademischen Anerkennung der Diplome und Studienzeiten; [...]». Artikel 150 Absatz 2 dritter Gedankenstrich desselben Vertrags bestimmt: «Die Tätigkeit der Gemeinschaft hat folgende Ziele: [...] - Erleichterung der Aufnahme einer beruflichen Bildung sowie Förderung der Mobilität der Ausbilder und der in beruflicher Bildung befindlichen Personen, insbesondere der Jugendlichen; [...]». B.11.3. Aufgrund von Artikel 1 Nr. 2 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989, ersetzt durch Artikel 2 des Sondergesetzes vom 9. März 2003, ist der Hof dafür zuständig, Gesetzesnormen anhand der Artikel von Titel II «Die Belgier und ihre Rechte» - und des Artikels 191 der Verfassung zu prüfen. Wenn eine für Belgien verbindliche Vertragsbestimmung eine ähnliche Tragweite hat wie diejenige einer der Verfassungsbestimmungen, für deren Kontrolle der Hof zuständig ist und deren Verstoß angeführt wird, bilden die in dieser Vertragsbestimmung festgelegten Garantien ein unteilbares Ganzes mit den in den betreffenden Verfassungsbestimmungen verankerten Garantien. Daraus ist zu schlussfolgern, dass der Hof bei der Kontrolle anhand dieser Verfassungsbestimmungen die Bestimmungen des internationalen Rechts berücksichtigt, die ähnliche Rechte oder Freiheiten gewährleisten. B.11.4. Insofern Artikel 12 Absatz 1 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft gewisse Diskriminierungen verbietet, hat er eine Tragweite, die derjenigen der Artikel 10, 11 und 191 der Verfassung entspricht. B.11.5. Artikel 12 Absatz 1 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft verbietet im Anwendungsbereich des Vertrags jede Diskriminierung aus Gründen der Staatsangehörigkeit.
11935
11936
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Die Bedingungen für den Zugang zur Berufsausbildung gehören zum Anwendungsbereich des Vertrags (EuGH, 1. Juli 2004, C-65/03, Kommission gegen Belgien, § 25; EuGH, 7. Juli 2005, C-147/03, Kommission gegen Österreich, § 32; EuGH, 11. Januar 2007, C-40/05, Kaj Lyyski, § 28). Der Hochschulunterricht stellt eine Berufsausbildung dar (EuGH, 7. Juli 2005, C-147/03, Kommission gegen Österreich, § 33; EuGH, 11. Januar 2007, C-40/05, Kaj Lyyski, § 28). Die Bedingungen für den Zugang zum Hochschulunterricht im Sinne der Artikel 4 und 8 des Dekrets vom 16. Juni 2006 gehören demzufolge zum Anwendungsbereich des Vertrags. B.11.6.1. Der in Artikel 12 Absatz 1 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft verankerte Grundsatz jeglichen Verbotes einer Diskriminierung aus Gründen der Staatsangehörigkeit verbietet nicht nur jede offensichtliche Diskriminierung aufgrund der Staatsangehörigkeit, sondern auch alle verschleierten Formen der Diskriminierung, die durch Anwendung anderer Unterscheidungskriterien faktisch zum gleichen Ergebnis führen (EuGH, 1. Juli 2004, C-65/03, Kommission gegen Belgien, § 28; EuGH, 15. März 2005, C-209/03, Bidar, § 51; EuGH, 7. Juli 2005, C-147/03, Kommission gegen Österreich, § 41). B.11.6.2. Alle Belgier besitzen das in Artikel 1 Nr. 1 des Dekrets vom 16. Juni 2006 vorgesehene Recht, «sich ständig in Belgien aufzuhalten» (Parl. Dok., Parlament der Französischen Gemeinschaft, 2005-2006, Nr. 263/1, SS. 16-17; ebenda, Nr. 263/3, S. 18), so dass alle Belgier, die zum Zeitpunkt ihrer Einschreibung in einer Hochschuleinrichtung der Französischen Gemeinschaft ihren Hauptwohnort in Belgien haben, ansässige Studenten im Sinne von Artikel 1 des Dekrets vom 16. Juni 2006 sind. Ein Bürger der Europäischen Union, der nicht die belgische Staatsangehörigkeit besitzt, gehört nur unter der doppelten Bedingung, dass er zum Zeitpunkt der Einschreibung seinen Hauptwohnort in Belgien hat und dass er zu einer der in Artikel 1 Nrn. 1 bis 8 festgelegten Kategorien von Personen gehört, zur Kategorie der ansässigen Studenten, die den Folgen der in den Artikeln 4 und 8 des Dekrets vom 16. Juni 2006 vorgesehenen Begrenzung entgehen. Der Hof bemerkt diesbezüglich insbesondere, dass ein Bürger der Europäischen Union das in Artikel 1 Nr. 1 des Dekrets vom 16. Juni 2006 angeführte Recht, «sich ständig in Belgien aufzuhalten», nur dann besitzt, wenn er das ständige Aufenthaltsrecht erworben hat, das in den Artikeln 16 und 17 der Richtlinie 2004/38/EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 29. April 2004 «über das Recht der Unionsbürger und ihrer Familienangehörigen, sich im Hoheitsgebiet der Mitgliedstaaten frei zu bewegen und aufzuhalten, zur Änderung der Verordnung (EWG) Nr. 1612/68 und zur Aufhebung der Richtlinien 64/221/EWG, 68/360/EWG, 72/194/EWG, 73/148/EWG, 75/34/EWG, 75/35/EWG, 90/364/EWG, 90/365/EWG und 93/96/EWG» anerkannt wird (Artikel 1 Absatz 2 des Dekrets vom 16. Juni 2006). Artikel 16 dieser Richtlinie erkennt dieses Recht jedem Unionsbürger zu, der sich rechtmäßig fünf Jahre lang ununterbrochen im Aufnahmemitgliedstaat aufgehalten hat, um sein Recht, sich frei zu bewegen und aufzuhalten, auszuüben, wobei präzisiert wird: «Die Kontinuität des Aufenthalts wird weder durch vorübergehende Abwesenheiten von bis zu insgesamt sechs Monaten im Jahr, noch durch längere Abwesenheiten wegen der Erfüllung militärischer Pflichten, noch durch eine einzige Abwesenheit von höchstens zwölf aufeinander folgenden Monaten aus wichtigen Gründen wie Schwangerschaft und Niederkunft, schwere Krankheit, Studium oder Berufsausbildung oder berufliche Entsendung in einen anderen Mitgliedstaat oder einen Drittstaat berührt», und: «Wenn das Recht auf Daueraufenthalt erworben wurde, führt nur die Abwesenheit vom Mitgliedstaat», auf dessen Gebiet dieses Recht erworben wurde, «die zwei aufeinander folgende Jahre überschreitet, zu seinem Verlust». Abweichend erkennt Artikel 17 der Richtlinie vom 29. April 2004 gewissen Arbeitnehmern, die aus dem Erwerbsleben ausgeschieden sind, sowie gewissen Mitgliedern ihrer Familie das Recht auf Daueraufenthalt im Aufnahmemitgliedstaat an, wenn sie sich vor Ablauf eines ununterbrochenen Zeitraums von fünf Jahren des Aufenthaltes in dieses Land begeben haben, um dort ihr Recht, sich frei zu bewegen und aufzuhalten, auszuüben. Aus den vorstehenden Erwägungen ergibt sich, dass die angefochtenen Bestimmungen, auch wenn nicht die Staatsangehörigkeit das Unterscheidungskriterium zwischen den beiden in B.10 angeführten Kategorien darstellt, die Bürger der Europäischen Union, die nicht die belgische Staatsangehörigkeit besitzen, eher betreffen können als diejenigen, die diese Staatsangehörigkeit besitzen, da die Erstgenannten schwieriger als ansässige Studenten bezeichnet werden können. B.11.6.3. Ein solcher Behandlungsunterschied ist nur zu rechtfertigen in Bezug auf Artikel 12 Absatz 1 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft, wenn er auf objektiven Erwägungen beruht, die unabhängig sind von der Staatsangehörigkeit der betreffenden Personen und die im Verhältnis zu den rechtmäßigen Zielen der angefochtenen Bestimmungen stehen (EuGH, 15. März 2005, C-209/03, Bidar, § 54; EuGH, 7. Juli 2005, C-147/03, Kommission gegen Österreich, § 48). B.11.7. In einem Urteil über eine Vertragsverletzungsklage, die von der Kommission der Europäischen Gemeinschaften gegen die Republik Österreich aufgrund von Artikel 226 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft eingereicht wurde, bemerkte der Gerichtshof der Europäischen Gemeinschaften in Bezug auf ein nationales Regelwerk, das die Studenten anderer Mitgliedstaaten eher betreffen konnte als die österreichischen Studenten und das bezweckt, den Zugang zu den nationalen Universitäten für die Inhaber von Abschlusszeugnissen aus anderen Mitgliedstaaten einzuschränken: «61. [Einer] überhöhten Nachfrage nach der Zulassung zu bestimmten Ausbildungsfächern [könnte] mit dem Erlass spezifischer, nicht diskriminierender Maßnahmen, wie der Einführung einer Aufnahmeprüfung oder dem Erfordernis einer Mindestnote, begegnet werden, womit den Anforderungen des Artikels 12 EG genügt würde. 62. Außerdem ist festzustellen, dass die von der Republik Österreich angeführten Gefahren nicht nur speziell für das österreichische System der Hochschul- und Universitätsausbildung bestehen, sondern dass sich auch andere Mitgliedstaaten diesen Gefahren gegenübersehen oder -sahen. Zu diesen Mitgliedstaaten gehört das Königreich Belgien, das ähnliche Beschränkungen eingeführt hatte, die mit den Anforderungen des Gemeinschaftsrechts für unvereinbar erklärt worden sind (vgl. Urteil Kommission/Belgien vom 1. Juli 2004). 63. Überdies ist es Sache der nationalen Behörden, die sich auf eine Ausnahme vom fundamentalen Grundsatz der Freizügigkeit berufen, in jedem Einzelfall nachzuweisen, dass ihre Regelungen im Hinblick auf das verfolgte Ziel notwendig und verhältnismäßig sind. Neben den Rechtfertigungsgründen, die ein Mitgliedstaat geltend machen kann, muss dieser eine Untersuchung zur Geeignetheit und Verhältnismäßigkeit der von ihm erlassenen beschränkenden Maßnahme vorlegen sowie genaue Angaben zur Stützung seines Vorbringens machen (vgl. in diesem Sinne Urteile vom 13. November 2003 in der Rechtssache C-42/02, Lindman, Slg. 2003, I-13519, Randnr. 25, und vom 18. März 2004 in der Rechtssache C-8/02, Leichtle, Slg. 2004, I-2641, Randnr. 45). 64. Im vorliegenden Fall hat sich die Republik Österreich darauf beschränkt, in der mündlichen Verhandlung geltend zu machen, dass im Fach Medizin die Zahl der Studienbewerber bis zu fünfmal so hoch sein könnte wie die Zahl der verfügbaren Studienplätze, was das finanzielle Gleichgewicht des österreichischen Systems der Hochschulausbildung und damit dessen Bestand selbst bedrohen würde. 65. Es ist darauf hinzuweisen, dass dem Gerichtshof keine Schätzung in Bezug auf andere Studienfächer vorgelegt worden ist und dass die Republik Österreich eingeräumt hat, dass sie insoweit über keine anderen Zahlen verfüge. Im Übrigen haben die österreichischen Behörden eingeräumt, dass die fragliche nationale Bestimmung im Wesentlichen vorbeugenden Charakter habe.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 66. Mithin ist festzustellen, dass die Republik Österreich nicht dargetan hat, dass ohne [diese Bestimmung] der Bestand des österreichischen Bildungssystems im Allgemeinen und die Wahrung der Einheitlichkeit der Hochschulausbildung im Besonderen gefährdet wären. Die fraglichen Rechtsvorschriften sind daher mit den Zielen des EG-Vertrags nicht vereinbar» (EuGH, 7. Juli 2005, C-147/03, Kommission gegen Österreich). B.12.1. Der in der Französischen Gemeinschaft organisierte Unterricht wird im Wesentlichen durch öffentliche Mittel finanziert, die begrenzt sind und eine strenge Haushaltsdisziplin erfordern. Diese Mittel sind eindeutig nicht dazu bestimmt, die Folgen der politischen Entscheidungen eines großen Nachbarlandes zu beheben. Um eine Berufsausbildung gewährleisten zu können, deren Qualität den Erfordernissen der Volksgesundheit entspricht, erfordert der Unterricht, der in den zur Verleihung der in den Artikeln 3 und 7 des Dekrets vom 16. Juni 2006 vorgesehenen Graden führenden Studiengängen angeboten wird, darüber hinaus die Inanspruchnahme von menschlichen oder materiellen Mitteln, die in der Nähe der Unterrichtsanstalten nur in begrenztem Maße vorhanden sind. Entbindungen, lebende Tiere, die zu versorgen sind, sowie Praktikumsmöglichkeiten in den Gesundheitsberufen sind nicht leicht zu vervielfachen. B.12.2. Der Gesetzgeber der Französischen Gemeinschaft stellt fest, dass die Zunahme der Anzahl Studenten, die zum ersten Mal in den vorerwähnten Studiengängen eingeschrieben sind, derart hoch ist, dass sie die Qualität dieses Unterrichts - und somit die Volksgesundheit - gefährdet, in Anbetracht der Haushaltsmittel sowie der menschlichen und materiellen Mittel, die den betreffenden Unterrichtsanstalten zur Verfügung stehen. Unter den Studenten, die sich zum ersten Mal für diese Studiengänge einschreiben, ist die Anzahl Studenten, die Inhaber eines in einem anderen Mitgliedstaat ausgestellten Abschlusszeugnisses des Sekundarunterrichts sind, bedeutend höher als im Durchschnitt. Dieser Durchschnitt betrug im akademischen Jahr 2003-2004 für die anderen Studiengänge weniger als zehn Prozent. Die Gesamtzahl der Studenten, die Inhaber eines in einem anderen Mitgliedstaat ausgestellten Abschlusszeugnisses des Sekundarunterrichts waren, schwankte während des Jahres 2004-2005 in den in Artikel 7 des Dekrets vom 16. Juni 2006 angeführten Studiengängen zwischen 41 und 75 Prozent. Während des Jahres 2005-2006 betrug der Anteil in den in Artikel 3 des Dekrets vom 16. Juni 2006 angeführten Studiengängen etwa 78 bis 86 Prozent. Aus den von der Regierung der Französischen Gemeinschaft vorgelegten Dokumenten geht hervor, dass die meisten dieser Studenten, die im Besitz eines außerhalb der Französischen Gemeinschaft ausgestellten Abschlussdiploms des Sekundarunterrichts sind, die französische Staatsangehörigkeit besitzen. B.12.3. Dieser erhebliche Anteil französischer Studenten ist durch die Verbindung mehrerer Phänomene zu erklären: der durch die Regeln des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft gewährleistete freie Verkehr der Studenten, das Fehlen einer europäischen Harmonisierung der Bedingungen für den Zugang zu den Studien im Sinne des Dekrets vom 16. Juni 2006 und der Bedingungen für den Zugang zu den Berufen, deren Ausübung dem Besitz eines Diploms zur Bestätigung des Bestehens dieser Studien unterliegt, sowie die Politik der Französischen Republik, den Zugang zu den vorerwähnten Studien zu begrenzen, aber nicht den Zugang zu den entsprechenden Berufen einzuschränken. In Frankreich unterliegt der Zugang zu Veterinärschulen dem Bestehen einer nationalen Prüfung im Wettbewerbsverfahren, die nur den Studenten zugänglich ist, die nach ihrem «Baccalauréat» mindestens zwei vorbereitende Studienjahre absolviert haben. Nach dieser Prüfung hatten 329 Bewerber im Jahr 2004 Zugang zu einer der vier nationalen Veterinärschulen. Diese Zahl wurde 2005 auf 221 herabgesetzt und 2006 auf 436 angehoben. Im Allgemeinen wird nur ein Fünftel der Prüfungsteilnehmer ausgewählt. Frankreich hat auch ein Einschreibungskontingent für die Studien in Heilgymnastik festgesetzt. Diese Umstände veranlassen zahlreiche französische Studenten, in ihrer Landessprache in der Französischen Gemeinschaft Belgiens studieren zu kommen, bevor sie am Ende ihres Studiums in ihr Herkunftsland zurückkehren, um dort den Beruf auszuüben, für den sie ausgebildet wurden. Fast ein Drittel der diplomierten Tierärzte, die sich jedes Jahr in Frankreich niederlassen, besitzen ein von der Französischen Gemeinschaft ausgestelltes Diplom, ohne dass sich hierdurch in diesem Land eine problematische Sättigung des Berufsstandes ergeben würde. 2005 haben mehr als 800 Studenten in der Französischen Gemeinschaft ein Diplom auf dem Gebiet der Heilgymnastik erhalten. Die föderale Prüfung im Wettbewerbsverfahren für den Zugang von 180 Diplominhabern zum Beruf musste dennoch für die Französische Gemeinschaft nicht durchgeführt werden. B.12.4. Der Gesetzgeber der Französischen Gemeinschaft hat in den Jahren 2003, 2004 und 2005 eine besondere universitätsübergreifende Aufnahmeprüfung im Wettbewerbsverfahren für den Zugang zum Studium des ersten Zyklus der Veterinärwissenschaften organisiert. An der Prüfung im Wettbewerbsverfahren vom 6. September 2005 nahmen 795 Personen teil, darunter nur 192 Inhaber eines in der Französischen Gemeinschaft ausgestellten Abschlusszeugnisses des Sekundarunterrichts. Unter den 250 Teilnehmern, die diese Prüfung im Wettbewerbsverfahren bestanden haben, gehörten nur 34 der letztgenannten Kategorie an. B.12.5.1. Die angefochtenen Bestimmungen «bezwecken hauptsächlich, einen breiten und demokratischen Zugang zu einem Hochschulunterricht von guter Qualität für die Bevölkerung der Französischen Gemeinschaft zu gewährleisten», um zur Verwirklichung der Ziele beizutragen, die insbesondere im neunten Erwägungsgrund der Präambel des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft sowie in den Artikeln 3 Absatz 1 Buchstabe q), 16 und 149 Absatz 1 desselben Vertrags angeführt sind (Parl. Dok., Parlament der Französischen Gemeinschaft, 2005-2006, Nr. 263/1, SS. 12-13). Sie beruhen auf «Erwägungen der Volksgesundheit»: einerseits dem Umstand, dass «eine Verringerung der Unterrichtsqualität längerfristig die Qualität der Pflegeleistungen beeinträchtigen kann», und andererseits einer «Gefahr des Mangels an Berufskräften» wegen des «Umstandes, dass die überwiegende Mehrheit der nicht ansässigen Studenten nicht in Belgien zu praktizieren gedenkt», wobei präzisiert wird, dass der Mangel sicher wäre, wenn eine Eingangsauswahl organisiert würde (ebenda, S. 13). Hierzu begrenzt die angefochtene Bestimmung die Zahl der Einschreibungen der Studenten, die sich ungeachtet ihrer Staatsangehörigkeit auf dem belgischen Staatsgebiet aufhalten mit dem alleinigen Ziel, dort Studien zu absolvieren (ebenda, S. 13), oder die vor ihrer Einschreibung keine reale Verbindung zur belgischen Gesellschaft besitzen (ebenda, S. 16). B.12.5.2. Dass die Einführung einer Aufnahmeprüfung oder die Annahme eines Erfordernisses des Mindestniveaus ungeeignet wären, rechtfertigt der Dekretgeber wie folgt: «Eine Auswahl bei der Aufnahme wird oft als Lösung für die übermäßige Nachfrage nach Zugang zu gewissen Studiengängen dargestellt. Eine solche Auswahl weist jedoch den Nachteil auf, dass sie keinen breiten Zugang zum Hochschulunterricht begünstigt. Eine Aufnahmeprüfung im Wettbewerbsverfahren bestehen nämlich die Studenten, die im Sekundarunterricht die bessere Ausbildung erhalten haben, oder diejenigen, die bereits nach dem Sekundarunterricht eine Ausbildung in einem der Aufnahmeprüfung nahe liegenden Bereich absolviert haben. Somit werden durch eine Aufnahmeprüfung die Studenten von den betreffenden Studien ausgeschlossen, die aufgrund ihrer sozialen Herkunft oder aus anderen Gründen am Ende ihrer Sekundarschulausbildung kein ausreichendes Wissen besitzen, um sich in einer Prüfung im Wettbewerbsverfahren durchzusetzen, oder die es sich nicht erlauben können, ihr Studium durch vorbereitende Studienjahre zu verlängern.
11937
11938
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Außerdem und vor allem ist es möglich, dass diese Prüfung überwiegend von Studenten bestanden wird, die nicht in Belgien ansässig sind und nicht beabsichtigen, dort ihre Berufstätigkeit auszuüben. Das ist insbesondere der Fall, wenn in den Nachbarländern ein Kontingent für die Studienrichtung besteht, angesichts der relativ geringen Größe der Französischen Gemeinschaft. Das hat die Prüfung im Wettbewerbsverfahren für die Veterinärwissenschaften, wie wir gesehen haben, auf die flagranteste Weise bewiesen. Dieses Phänomen wird außerdem verstärkt, wenn die Studenten der Französischen Gemeinschaft überwiegend gegen Studenten antreten, die in ihrem Herkunftsland eines oder mehrere Studienjahre nach ihrer Sekundarschulausbildung absolviert haben und die bei einer Auswahl, die ausschließlich Studenten vorbehalten war, die eine solche Ausbildung nach der Sekundarschule absolviert hatten, vom Studium ihrer Wahl ausgeschlossen wurden. So haben in Frankreich die Studenten, die mindestens zwei Jahre Ausbildung nach der Sekundarschule absolviert haben, Zugang zu den nationalen Veterinärschulen. Dies erklärt die höhere Erfolgsquote der französischen Studenten bei der Aufnahmeprüfung in Marche im September 2005. Eine Untersuchung der Ergebnisse dieser Prüfung hat nämlich gezeigt, dass die Erfolgquote der aus der Sekundarschule kommenden Studenten praktisch die gleiche war für die Studenten mit belgischer oder französischer Staatsangehörigkeit [...]. Ein Auswahlsystem bei der Aufnahme schließt also zu Unrecht die Studenten der Französischen Gemeinschaft vom Studium ihrer Wahl aus und kann schließlich zu einem Mangel in den betroffenen Berufssektoren führen. Im Bereich der paramedizinischen oder veterinärmedizinischen Studien gefährdet ein solcher Mangel die Volksgesundheit. [...] Die Französische Gemeinschaft kann nachweisen, dass die Einführung einer Aufnahmeprüfung oder das Erfordernis eines Mindestniveaus in ihrem Fall keine geeignete Lösung für eine übermäßige Nachfrage nach Zugang zu gewissen Ausbildungen sein konnte, weil die Veterinärprüfung zur Folge hatte, die Studenten der Französischen Gemeinschaft praktisch vollständig vom Zugang zu diesem Studium auszuschließen. Ein durch ein kleines Land angewandter numerus clausus, der den gleichen Zugang gewährleistet, hat immer diese Folge, solange ein großer Nachbarstaat mit der gleichen Sprache ebenfalls eine restriktive Politik annimmt, die einen Großteil der Bewerber ausschließt. Das ist eine Frage der Mathematik. Es kann nur anders sein in dem Fall, wo die Voraussetzungen für die Durchführung der Studien in beiden Ländern gleich sind und der numerus clausus in beiden Ländern im gleichen Verhältnis zu ihrer jeweiligen Bevölkerung festgelegt wird. Deutlich ausgedrückt: Um den bei der Aufnahmeprüfung für die Veterinärmedizin 2005 festgestellten Ausschlusseffekt zu vermeiden, müsste die Französische Gemeinschaft ihre restriktiven Zugangsbedingungen streng dem in Frankreich geltenden System anpassen. Doch wie bereits gesagt, hat die Französische Gemeinschaft derzeit keinen objektiven Grund, den Zugang zu dem betreffenden Studium zu begrenzen, außer der Vermeidung der Übersättigung ihres Unterrichts in Studiengängen, die in Frankreich stark kontingentiert sind. Wenn die Französische Gemeinschaft, um eine Übersättigung ihres Hochschulunterrichts zu vermeiden, keine andere Lösung hätte, als sich der restriktiven Politik Frankreichs anzupassen, würde ihr faktisch und rechtlich ihre Verantwortung zur Organisation ihres Hochschulunterrichts entzogen, während Artikel 149 des EG-Vertrags bestimmt: ’ Die Gemeinschaft trägt zur Entwicklung einer qualitativ hoch stehenden Bildung [..] bei, [...] unter strikter Beachtung der Verantwortung der Mitgliedstaaten für die Lehrinhalte und die Gestaltung des Bildungssystems sowie der Vielfalt ihrer Kulturen und Sprachen ’. Im Übrigen beweisen die vorstehend angeführten Prozentsätze in den betreffenden Studiengängen unseres Erachtens hinlänglich, dass die von der Französischen Gemeinschaft zu ergreifenden Maßnahmen das Problem lösen und nicht nur vorbeugender Art sind. Nach der Überzeugung der Regierung geht aus den vorstehenden Erwägungen hervor, dass das Ziel des Erhaltes unseres Hochschulsystems auf der Grundlage des freien Zugangs es gegenüber dem europäischen Recht rechtfertigen kann, dass Maßnahmen ergriffen werden, die vom Grundsatz des freien Verkehrs der Studenten abweichen. Zwischen Vertretern der Regierung und der Europäischen Kommission hat diesbezüglich ein Meinungsaustausch stattgefunden, insbesondere auf Initiative Österreichs. Aus diesen Kontakten geht hervor, dass die Kommission sich dem soeben vertretenen Standpunkt anschließen könnte. Ihre Dienste haben jedenfalls ausdrücklich anerkannt, dass die vorstehend angeführten Zahlen ausreichend aussagekräftig seien und es rechtfertigten, dass die Französische Gemeinschaft Maßnahmen ergreife mit dem Ziel, diese Prozentsätze herabzusetzen, sofern diese vom freien Verkehr der Studenten abweichenden Maßnahmen nicht diskriminierend seien, notwendig seien und im Verhältnis zur Zielsetzung stünden» (ebenda, SS. 9 bis 11). B.12.5.3. Der Dekretgeber rechtfertigt die Vereinbarkeit der angefochtenen Bestimmung mit dem europäischen Recht nicht nur unter Verweis auf das Urteil des Gerichtshofes der Europäischen Gemeinschaften vom 7. Juli 2005, das in B.11.7 zitiert wurde, sondern auch auf ein Urteil vom 15. März 2005 (ebenda, SS. 13, 15-16 und 20), mit dem derselbe Gerichtshof in einem Urteil über die Vereinbarkeit einer Maßnahme, die Bürger der Europäischen Union ohne die britische Staatsangehörigkeit im Verhältnis zu denjenigen mit dieser Staatsangehörigkeit benachteiligte, mit Artikel 12 Absatz 1 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft folgendes erwog: «56. Auch wenn die Mitgliedstaaten aufgerufen sind, bei der Organisation und Anwendung ihres Sozialhilfesystems eine gewisse finanzielle Solidarität mit den Angehörigen anderer Mitgliedstaaten zu zeigen (vgl. Urteil Grzelczyk, Randnr. 44), steht es jedem Mitgliedstaat frei, darauf zu achten, dass die Gewährung von Beihilfen zur Deckung des Unterhalts von Studenten aus anderen Mitgliedstaaten nicht zu einer übermäßigen Belastung wird, die Auswirkungen auf das gesamte Niveau der Beihilfe haben könnte, die dieser Staat gewähren kann. 57. Hinsichtlich einer Beihilfe zur Deckung der Unterhaltskosten der Studenten ist es somit legitim, dass ein Mitgliedstaat eine derartige Beihilfe nur solchen Studenten gewährt, die nachgewiesen haben, dass sie sich bis zu einem gewissen Grad in die Gesellschaft dieses Staates integriert haben. [...] 59. [Ein] gewisser Integrationsgrad [kann] durch die Feststellung als nachgewiesen angesehen werden, dass der betreffende Student sich für eine gewisse Zeit im Aufnahmemitgliedstaat aufgehalten hat. 60. Im Rahmen einer nationalen Regelung wie der Student Support Regulations ergibt sich die Garantie einer ausreichenden Integration in die Gesellschaft des Aufnahmemitgliedstaats aus dem Erfordernis eines zuvor bestehenden Wohnsitzes im Hoheitsgebiet dieses Staates, im vorliegenden Fall dem nach den im Ausgangsverfahren fraglichen britischen Regeln geltenden Erfordernis eines Wohnsitzes von drei Jahren. 61. Die zusätzliche Bedingung, nach der Studenten nur dann einen Anspruch auf eine Beihilfe zur Deckung ihrer Unterhaltskosten haben, wenn sie im Aufnahmemitgliedstaat auch dauernd ansässig sind, könnte zwar, wie die in der vorstehenden Randnummer genannte Bedingung eines Wohnsitzes von drei Jahren, dem legitimen Zweck dienen, sicherzustellen, dass der Beihilfeantragsteller einen gewissen Grad an Integration in die Gesellschaft dieses Staates nachgewiesen hat. Es steht jedoch fest, dass die im Ausgangsverfahren fragliche Regelung für einen Angehörigen eines anderen Mitgliedstaats jede Möglichkeit ausschließt, als Student den Status einer auf Dauer ansässigen Person zu
11939
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE erlangen. Diese Regelung macht es somit einem solchen Staatsangehörigen, welches auch immer der Grad seiner tatsächlichen Integration in die Gesellschaft des Aufnahmemitgliedstaats sein mag, unmöglich, diese Bedingung zu erfüllen und folglich einen Anspruch auf Beihilfe zur Deckung seiner Unterhaltskosten zu erlangen. Eine solche Behandlung kann jedoch nicht als durch das legitime Ziel, das mit dieser Regelung erreicht werden soll, gerechtfertigt angesehen werden. 62. Eine solche Behandlung hindert nämlich einen Studenten mit der Staatsangehörigkeit eines Mitgliedstaats, der sich rechtmäßig im Aufnahmemitgliedstaat aufhält und einen großen Teil seiner Ausbildung an weiterführenden Schulen in diesem Staat erhalten hat und der folglich eine tatsächliche Verbindung zu der Gesellschaft dieses Staates hergestellt hat, daran, unter den gleichen Voraussetzungen zu studieren wie ein Student, der Angehöriger dieses Staates ist und sich in der gleichen Situation befindet. 63. Aus diesen Gründen ist [...] Artikel 12 Absatz 1 EG dahin auszulegen [...], dass er einer nationalen Regelung entgegensteht, die Studenten nur dann einen Anspruch auf Beihilfe zur Deckung ihrer Unterhaltskosten gewährt, wenn sie im Aufnahmemitgliedstaat dauernd ansässig sind, und zugleich ausschließt, dass ein Angehöriger eines anderen Mitgliedstaats als Student den Status einer dauernd ansässigen Person erlangt, auch wenn sich dieser Staatsangehörige rechtmäßig im Aufnahmemitgliedstaat aufhält und dort einen großen Teil seiner Ausbildung an weiterführenden Schulen erhalten und folglich eine tatsächliche Verbindung zu der Gesellschaft dieses Mitgliedstaats hergestellt hat» (EuGH, 15. März 2005, C-209/03, Bidar). B.13.1. Aus den Schriftsätzen sowie aus der Verhandlung geht hervor, dass eine Meinungsverschiedenheit zwischen den Parteien vor dem Hof über die Tragweite von Artikel 12 Absatz 1 in der Auslegung durch den Gerichtshof in den beiden vorerwähnten Urteilen besteht. B.13.2. Der Gerichtshof der Europäischen Gemeinschaften entscheidet im Wege der Vorabentscheidung über die Auslegung der Bestimmungen des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft (Artikel 234 Absatz 1 Buchstabe a) dieses Vertrags). Wird eine derartige Frage in einem schwebenden Verfahren bei einem einzelstaatlichen Gericht gestellt, dessen Entscheidungen selbst nicht mehr mit Rechtsmitteln des innerstaatlichen Rechts angefochten werden können, so ist dieses Gericht zur Anrufung des Gerichtshofes verpflichtet (Artikel 234 Absatz 3 desselben Vertrags), es sei denn, es stellt fest, «dass die gestellte Frage nicht entscheidungserheblich ist, dass die betreffende gemeinschaftsrechtliche Bestimmung bereits Gegenstand einer Auslegung durch den Gerichtshof war oder dass die richtige Anwendung des Gemeinschaftsrechts derart offenkundig ist, dass für einen vernünftigen Zweifel keinerlei Raum bleibt» (EuGH, 6. Oktober 1982, 283/81, Srl CILFIT und Lanificio di Gavardo SpA). B.13.3. Aus den durch die Regierung der Französischen Gemeinschaft auf die Bitte des Hofes hin vorgelegten Unterlagen geht hervor, dass die Kommission der Europäischen Gemeinschaften dem Königreich Belgien durch Schreiben vom 24. Januar 2007 mitgeteilt hat, sie sei der Auffassung, das Dekret vom 16. Juni 2006 sei unter anderem mit Artikel 12 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft unvereinbar. Aus denselben Unterlagen geht hervor, dass die Kommission auf der Grundlage von Artikel 226 Absatz 1 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft das Königreich Belgien gebeten hat, ihr seine diesbezüglichen Anmerkungen zukommen zu lassen, und dass die Regierung der Französischen Gemeinschaft ihre Anmerkungen durch Schreiben vom 24. Mai 2007 übermittelt hat. Außerdem geht aus einer Presseverlautbarung der Europäischen Kommission vom 28. November 2007 hervor, dass diese Bemerkungen sie zu der Annahme veranlasst haben, dass die Französische Gemeinschaft Belgiens Gefahr laufe, «eine angemessene Versorgung in ihrem territorialen Einflussbereich und die Qualität ihres öffentlichen Gesundheitssystems ohne geeignete Schutzmaßnahmen nicht in ausreichendem Maße aufrechterhalten» zu können. Offensichtlich hat die Europäische Kommission unter diesen Umständen beschlossen, das Vertragsverletzungsverfahren auf der Grundlage von Artikel 226 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft auf weitere fünf Jahre auszusetzen, «um den belgischen Behörden die Möglichkeit zu geben, weitere Angaben zur Erhärtung ihrer Argumentation vorzulegen, die von ihnen veranlassten restriktiven Maßnahmen seien notwendig und angemessen». B.13.4. Sowohl die klagenden Parteien als auch die Regierung der Französischen Gemeinschaft bitten den Hof, den Gerichtshof der Europäischen Gemeinschaften zur Auslegung von insbesondere Artikel 12 Absatz 1 sowie Artikel 18 Absatz 1 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft zu befragen. B.13.5. Daher sind, bevor die Prüfung des zweiten und dritten Klagegrunds fortgesetzt wird, dem Gerichtshof der Europäischen Gemeinschaften die im Urteilstenor formulierten Vorabentscheidungsfragen zu stellen. Aus diesen Gründen: Der Hof stellt vor der weiteren Urteilsfällung dem Gerichtshof der Europäischen Gemeinschaften folgende Vorabentscheidungsfragen: «1. Sind die Artikel 12 Absatz 1 und 18 Absatz 1 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft in Verbindung mit Artikel 149 Absätze 1 und 2 zweiter Gedankenstrich sowie mit Artikel 150 Absatz 2 dritter Gedankenstrich desselben Vertrags in dem Sinne auszulegen, dass diese Bestimmungen verhindern, dass eine für den Hochschulunterricht zuständige autonome Gemeinschaft eines Mitgliedstaates, die mit einem Ansturm von Studenten eines benachbarten Mitgliedstaats in mehreren, hauptsächlich mit öffentlichen Mitteln finanzierten Ausbildungen medizinischer Art konfrontiert ist, und zwar infolge einer restriktiven Politik dieses benachbarten Mitgliedstaats, Maßnahmen ergreift, wie sie im Dekret der Französischen Gemeinschaft vom 16. Juni 2006 zur Regelung der Studentenzahl in bestimmten Kursen des ersten Zyklus des Hochschulunterrichts festgelegt sind, wenn diese Gemeinschaft triftige Gründe dafür anführt, dass diese Situation die öffentliche Finanzlage übermäßig zu belasten und die Qualität des erteilten Unterrichts zu beeinträchtigen droht? 2. Macht es zur Beantwortung der in Nr. 1 angeführten Frage einen Unterschied, wenn diese Gemeinschaft beweist, dass diese Situation zur Folge hat, dass zu wenig in dieser Gemeinschaft ansässige Studenten ihr Diplom erhalten, damit auf Dauer ausreichend geschultes medizinisches Personal vorhanden ist, um die Qualität des öffentlichen Gesundheitssystems in dieser Gemeinschaft zu gewährleisten? 3. Macht es zur Beantwortung der in Nr. 1 angeführten Frage einen Unterschied, wenn diese Gemeinschaft unter Berücksichtigung der Vorschriften des Artikels 149 Absatz 1 in fine des Vertrags und des Artikels 13 Absatz 2 Buchstabe c) des Internationalen Paktes über wirtschaftliche, soziale und kulturelle Rechte, der eine Stillhalteverpflichtung enthält, sich für die Aufrechterhaltung eines sehr breiten und demokratischen Zugangs zu einem Hochschulunterricht von guter Qualität für die Bevölkerung dieser Gemeinschaft entscheidet?». Verkündet in französischer, niederländischer und deutscher Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989, in der öffentlichen Sitzung vom 14. Februar 2008. Der Kanzler, P.-Y. Dutilleux.
Der Vorsitzende, M. Melchior.
11940
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID N. 2008 — 565 [C − 2008/35324] 1 FEBRUARI 2008. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2001 tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en het eerste plannenregister De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, inzonderheid op artikel 191, § 2; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2001 tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en het eerste plannenregister, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 19 november 2007; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 januari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2001 tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en het eerste plannenregister, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 4. De subsidie voor de opmaak van het eerste vergunningenregister wordt zonder verdere formaliteiten uitbetaald door het agentschap nadat de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar zijn verslag over het ontwerp van vergunningenregister heeft afgesloten met een gunstige evaluatie, op voorwaarde dat de gemeente het vergunningenregister aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft toegezonden vóór 1 januari 2010. Als de gemeente het eerste vergunningenregister aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft toegezonden voor 1 januari 2009, en de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar zijn verslag over dat register heeft afgesloten met een gunstige evaluatie, dan zal het agentschap 0,62 euro per aanvullende vergunning, of aanvullend attest of proces-verbaal, waarvan de gegevens op 15 januari 2012 zijn ingevoerd in de aan het agentschap bezorgde actualisatie, aan de gemeente uitbetalen ». Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 1 februari 2008. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Viceminister-president en Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2008 — 565
[C − 2008/35324]
1er FEVRIER 2008. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 2001 fixant les conditions d’octroi de subventions aux communes en vue de l’établissement d’un premier registre de permis et d’un premier registre de plans Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 18 mai 1999 relatif à l’organisation de l’aménagement du territoire, notamment l’article 191, § 2; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 2001 fixant les conditions d’octroi de subventions aux communes en vue de l’établissement d’un premier registre de permis et d’un premier registre des plans, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 23 juin 2006; Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 19 novembre 2007; Vu l’avis du Conseil d’Etat, donné le 10 janvier 2008, en application de l’article 84, § 1er, premier alinéa, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Sur la proposition du Ministre flamand des Finances et du Budget et de l’Aménagement du Territoire; Après délibération, Arrête : Article 1er. L’article 4 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 2001 fixant les conditions d’octroi de subventions aux communes en vue de l’établissement d’un premier registre de permis et d’un premier registre des plans, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 23 juin 2006, est remplacé par la disposition suivante : « Art. 4. La subvention pour l’établissement du premier registre des permis continuera à être payée sans formalités supplémentaires après que le fonctionnaire urbanistique régional a clôturé son rapport sur le projet du registre des permis par une évaluation favorable, à condition que la commune a envoyé le registre des permis au fonctionnaire urbanistique régional avant le 1er janvier 2010. Lorsque la commune a envoyé le premier registre des permis au fonctionnaire urbanistique régional avant le 1er janvier 2009 et lorsque le fonctionnaire urbanistique régional a clôturé son rapport sur le projet du registre des permis par une évaluation favorable, l’agence paiera 0,62 euros à la commune par permis supplémentaire, ou par attestation ou procès-verbal supplémentaire, dont les données ont été introduites dans l’actualisation transmise à la commune. » Art. 2. Le Ministre flamand ayant l’Aménagement du Territoire dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 1er février 2008. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Vice-Ministre-Président et Ministre flamand des Finances et du Budget et de l’Aménagement du Territoire, D. VAN MECHELEN
* VLAAMSE OVERHEID N. 2008 — 566 [C − 2008/35323] 1 FEBRUARI 2008. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2005 betreffende de geografische indeling van watersystemen en de organisatie van het integraal waterbeleid in uitvoering van Titel I van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 25, § 3; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2005 betreffende de geografische indeling van watersystemen en de organisatie van het integraal waterbeleid in uitvoering van Titel I van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 7, § 1, tweede lid, 2°; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 oktober 2007 en 8 november 2007; Gelet op advies 43.896/3 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In artikel 7, § 1, tweede lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2005 betreffende de geografische indeling van watersystemen en de organisatie van het integraal waterbeleid in uitvoering van Titel I van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid worden de woorden ″een lid″ vervangen door de woorden ″twee leden″. Art. 2. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 1 februari 2008. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Mevr. H. CREVITS
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2008 — 566 [C − 2008/35323] 1er FEVRIER 2008. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 septembre 2005 relatif à la classification géographique des systèmes d’eau et à l’organisation de la politique intégrée de l’eau en exécution du Titre Ier du décret du 18 juillet 2003 relatif à la politique intégrée de l’eau Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 18 juillet 2003 relatif à la politique intégrée de l’eau notamment l’article 25, § 3; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 septembre 2005 relatif à la classification géographique des systèmes d’eau et à l’organisation de la politique intégrée de l’eau en exécution du Titre Ier du décret du 18 juillet 2003 relatif à la politique intégrée de l’eau, notamment l’article 7, alinéa deux, 2°; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, rendu les 23 octobre 2007 et 8 novembre 2007;
11941
11942
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Vu l’avis 43.896/3 du Conseil d’Etat, donné le 18 décembre 2007, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; Sur la proposition de la Ministre flamande des Travaux publics, de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature; Après délibération, Arrête : Article 1er. A l’article 7, § 1er, alinéa deux, 2°, de l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 septembre 2005 relatif à la classification géographique des systèmes d’eau et à l’organisation de la politique intégrée de l’eau en exécution du Titre Ier du décret du 18 juillet 2003 relatif à la politique intégrée de l’eau, les mots ″un membre″ sont remplacés par les mots ″deux membres″. Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. Art. 3. Le Ministre flamand ayant l’Environnement et la Politique des Eaux dans ses attributions, est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 1er février 2008. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS La Ministre flamande des Travaux publics, de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature, H. CREVITS
* VLAAMSE OVERHEID N. 2008 — 567 [C − 2008/35325] 1 FEBRUARI 2008. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, inzonderheid op artikel 16; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juli 2000 en 23 juni 2006; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 13 december 2007; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 januari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld, worden de woorden « een periode van 5 jaar » vervangen door de woorden « een periode van twaalf jaar ». Art. 2. In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de woorden « een periode van 5 jaar » vervangen door de woorden « een periode van twaalf jaar ». Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 1 februari 2008. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Viceminister-president en Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2008 — 567 [C − 2008/35325] 1er FEVRIER 2008. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 mai 2000 fixant les conditions auxquelles doivent répondre les personnes susceptibles d’être désignées comme fonctionnaires de l’aménagement du territoire Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 18 mai 1999 portant organisation de l’aménagement du territoire, notamment l’article 16; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 mai 2000 fixant les conditions auxquelles doivent répondre les personnes susceptibles d’être désignées comme fonctionnaires de l’aménagement du territoire, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 7 juillet 2000 et 23 juin 2006;
11943
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Vu l’accord du Ministre flamand chargé du Budget, donné le 13 décembre 2007; Vu l’avis du Conseil d’Etat, donné le 10 janvier 2008, en application de l’article 84, § 1er, premier alinéa, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; Sur la proposition du Ministre flamand des Finances et du Budget et de l’Aménagement du Territoire; Après délibération, Arrête : Article 1er. A l’article 15 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 mai 2000 fixant les conditions auxquelles doivent répondre les personnes susceptibles d’être désignées comme fonctionnaires de l’aménagement du territoire, les mots « une période de 5 ans » sont remplacés par les mots « une période de 12 ans ». Art. 2. A l’article 18 du même arrêté, les mots « une période de 5 ans » sont remplacés par les mots « une période de 12 ans ». Art. 3. Le Ministre flamand ayant l’Aménagement du Territoire dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 1er février 2008. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Vice-Ministre-Président et Ministre flamand des Finances et du Budget et de l’Aménagement du Territoire, D. VAN MECHELEN
* VLAAMSE OVERHEID N. 2008 — 568
[C − 2008/35321]
1 FEBRUARI 2008. — Besluit van de Vlaamse Regering houdende klassering van een oud-geklasseerde waterloop op het grondgebied van de stad Lier tot onbevaarbare waterloop van derde categorie De Vlaamse Regering, Gelet op de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, aangevuld met het decreet van 21 april 1983 houdende de ruiming van onbevaarbare waterlopen; Gelet op het koninklijk besluit van 29 november 1968 houdende vaststelling van de procedure bij de onderzoeken de commodo et incommodo voorgeschreven door de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen; Overwegende het verzoek van de provincie Antwerpen aan de bevoegde minister van 27 februari 2004, op vraag van de stad Lier, de oud-geklasseerde waterloop nr. 10 tussen zijn huidige feitelijke oorsprong onmiddellijk stroomafwaarts de zijstraat van de gemeenteweg Hazendonk met dezelfde naam tot aan de uitmonding in de Hellegatbeek, onbevaarbare waterloop nr. 7.03 van 3e categorie, te klasseren tot 3e categorie; Overwegende dat het waterbekken van de oud-geklasseerde waterloop nr. 10 evenwel geen 100 ha bedraagt; Overwegende dat artikel 4 van de wet betreffende de onbevaarbare waterlopen de mogelijkheid voorziet om waterlopen waarvan het waterbekken geen 100 ha bedraagt, bij de onbevaarbare waterlopen te rangschikken om redenen van algemeen nut; Overwegende dat de oud-geklasseerde waterloop nr. 10 van belang is voor de afwatering van de gemeentewegen Hazendonk en Brandstraat, grensgebied met de gemeente Berlaar; dat de oorsprong van de oud-geklasseerde waterloop nr. 10 gesitueerd is aan de afwateringszijde van een risicozone voor overstromingen; dat deze problematiek nog wordt versterkt daar de Hellegatbeek ook een problematische waterafvoer heeft en eveneens in een risicozone voor overstromingen ligt; dat het beheer van het volledige bovenstrooms gebied beter door een openbaar bestuur gebeurt; dat daarom een klassering van de oud-geklasseerde waterloop nr. 10 aangewezen is; Overwegende de stukken betreffende het onderzoek de commodo et incommodo dat van 13 september 2007 tot en met 2 oktober 2007 werd gehouden in de stad Lier en tijdens hetwelk geen bezwaarschriften werden ingediend; Overwegende dat de deputatie van de provincie Antwerpen in zitting van 29 januari 2004 haar goedkeuring hechtte aan het advies van de dienst waterbeleid met betrekking tot deze aanvraag tot klassering; Overwegende dat de dienst waterbeleid van de provincie voorstelt om de oud-geklasseerde waterloop nr. 10 nu Hazendonkloop te noemen met nr. 7.03.1, vermits de oorsprong wordt gesitueerd onmiddellijk stroomafwaarts de zijstraat van de gemeenteweg Hazendonk met dezelfde naam, tussen de percelen kadastraal gekend Lier, afdeling 4, sectie B, nummers 265d en 266, en de eerste zijloop vormt van de Hellegatbeek, onbevaarbare waterloop nr. 7.03 van 3e categorie; Overwegende het gunstig advies van de Inspectie van Financiën van 29 november 2007;
11944
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De oud-geklasseerde waterloop nr. 10, gesitueerd tussen zijn huidige feitelijke oorsprong onmiddellijk stroomafwaarts de zijstraat van de gemeenteweg Hazendonk met dezelfde naam tot aan de uitmonding in de Hellegatbeek op het grondgebied van de stad Lier wordt geklasseerd als onbevaarbare waterloop van de 3e categorie en krijgt de naam ″Hazendonkloop″ en het nummer 7.03.1. Art. 2. Dit besluit kan bestreden worden binnen zestig dagen na kennisname door een beroep tot nietigverklaring voor de Raad van State. Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu en het Waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 1 februari 2008. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2008 — 568
[C − 2008/35321] er
1 FEVRIER 2008. — Arrêté du Gouvernement flamand portant classement d’un cours d’eau anciennement classé sur le territoire de la ville de Lierre comme cours d’eau non navigable de troisième catégorie Le Gouvernement flamand, Vu la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d’eau non navigables, complétée par le décret du 21 avril 1983 relatif au curage des cours d’eau non navigables; Vu l’arrêté royal du 29 novembre 1968 fixant la procédure des enquêtes de commodo et incommodo prévues par la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d’eau non navigables; Considérant la demande de la province d’Anvers du 27 février 2004 au Ministre compétent, sur la demande de la ville de Lierre, de classer en 3e catégorie le cours d’eau anciennement classé n° 10 entre son origine effective actuelle près de l’aval immédiat de la rue transversale du chemin communal ″Hazendonk″ portant le même nom jusqu’à son embouchure dans la ″Hellegatbeek″, cours d’eau non navigable n° 7.03 de 3e catégorie; Considérant cependant que le bassin hydrographique du cours d’eau anciennement classé n° 10 n’excède pas 100 ha; Considérant que l’article 4 de la loi relative aux cours d’eau non navigables prévoit la possibilité de classer les cours d’eau dont le bassin hydrographique est inférieur à 100 ha parmi les cours non navigables pour des raisons d’utilité publique; Considérant que le cours d’eau anciennement classé n° 10 est important dans le cadre de l’évacuation des eaux des chemins communaux ″Hazendonk″ et ″Brandstraat″, zone limitrophe à la commune de Berlaar; que l’origine du cours d’eau anciennement classé n° 10 se situe côté aval d’une zone à risques d’inondation; que cette problématique se voit encore renforcée étant donné que la ″Hellegatbeek″ connaît également une évacuation problématique des eaux et se situe également dans une zone à risques d’inondation; qu’il est donc préférable que la gestion de l’entière zone en amont soit assurée par une administration publique; que pour cette raison un classement du cours d’eau anciennement classé n° 10 est indiqué; Considérant les documents relatifs à l’enquête de commodo et incommodo ayant eu lieu du 13 septembre 2007 au 2 octobre 2007 inclus dans la ville de Lierre et pendant laquelle aucune objection n’a été introduite; Considérant que la députation permanente de la province d’Anvers, en sa session du 29 janvier 2004, a approuvé l’avis du service de la politique des eaux relatif à cette demande de classement; Considérant que le service de la politique des eaux de la province propose d’appeler dorénavant le cours d’eau anciennement classé n° 10 ″Hazendonkloop″ portant le n° 7.03.1, étant donné que son origine est située près de l’aval immédiat de la rue transversale du chemin communal ″Hazendonk″ portant le même nom, entre les parcelles connues au cadastre comme Lierre, division 4, section B, numéros 265d et 266, et constitue le premier affluent de la ″Hellegatbeek″, cours d’eau non navigable n° 7.03 de la 3e catégorie; Considérant l’avis favorable de l’Inspection des Finances, rendu le 29 novembre 2007; Sur la proposition de la Ministre flamande des Travaux publics, de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature; Après délibération, Arrête : Article 1er. Le cours d’eau anciennement classé n° 10, situé entre son origine effective actuelle près de l’aval immédiat de la rue transversale du chemin communal ″Hazendonk″ portant le même nom jusqu’à son embouchure dans la ″Hellegatssbeek″ sur le territoire de la ville de Lierre, est classé comme cours d’eau non navigable de la 3e catégorie et obtient le nom ″Hazendonkloop″ et le numéro 7.03.1.
11945
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2. Le présent arrêté peut être contesté dans les soixante jours après notification par un recours d’annulation devant le Conseil d’Etat. Art. 3. Le Ministre flamand ayant l’Environnement et la Politique des Eaux dans ses attributions, est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 1er février 2008. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS La Ministre flamande des Travaux publics, de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature, H. CREVITS
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP
MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE F. 2008 — 569
[C − 2008/29088]
26 OCTOBRE 2007. — Décret contenant l’ajustement du budget des voies et moyens de la Communauté franc¸ aise pour l’année budgétaire 2007 (1) Le Parlement de la Communauté franc¸ aise a adopté et Nous, Gouvernement, sanctionnons ce qui suit : Article unique. Les moyens prévus au budget des Voies et Moyens de la Communauté franc¸ aise pour l’année budgétaire 2007 sont ajustés comme suit : (En milliers d’euros) Evaluation initiale
Recettes supplémentaires
Diminutions de recettes
Evaluation ajustée
Recettes courantes (Titre Ier)
7.579.674
9.257
− 8.840
7.580.091
Recettes en capital (Titre II)
1.096
0
0
1.096
7.580.770
9.257
− 8.840
7.581.187
113.411
2.916
0
116.327
7.467.359
6.341
− 8.840
7.464.860
Total dont recettes affectées dont recettes non affectées
Promulguons le présent décret, ordonnons qu’il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 26 octobre 2007. La Ministre-Présidente du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise, chargée de l’Enseignement obligatoire, Mme M. ARENA La Vice-Présidente et Ministre de l’Enseignement supérieur, de la Recherche scientifique et des Relations internationales, Mme M.-D. SIMONET Le Vice-Président et Ministre du Budget, des Finances, de la Fonction publique et des Sports, M. DAERDEN La Ministre de la Culture et de l’Audiovisuel, Mme F. LAANAN Le Ministre de la Jeunesse et de la Promotion sociale, M. TARABELLA La Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé, Mme C. FONCK
Note (1) Session 2007-2008 Documents du Conseil. — Projet de décret, n° 457-1. — Programme justificatif, n° 457-1 (annexe 1re). — Rapport, n° 457-2. Compte rendu intégral. — Discussion et adoption. Séance du 23 octobre 2007.
11946
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
11947
11948
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
11949
11950
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP N. 2008 — 569
[C − 2008/29088] 26 OKTOBER 2007. — Decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2007 (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Enig artikel. De middelen bepaald in de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2007 worden aangepast als volgt :
(In duizend euro) Oorspronkelijke raming
Vermeerdering
Vermindering
Aangepaste raming
Lopende ontvangsten (Titel I)
7.579.674
9.257
− 8.840
7.580.091
Kapitaalontvangsten (Titel II)
1.096
0
0
1.096
7.580.770
9.257
− 8.840
7.581.187
113.411
2.916
0
116.327
7.467.359
6.341
− 8.840
7.464.860
Totaal Onderverdeeld in : ontvangsten met een speciale bestemming ontvangsten zonder speciale bestemming
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 26 oktober 2007. De Minister-Presidente van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Leerplichtonderwijs, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Cultuur en Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK
Nota
(1) Zitting 2007-2008 Stukken van de Raad. — Ontwerp van decreet, nr. 457-1. — Verantwoordingsprogramma, nr. 457-1 (bijlage 1). — Verslag, nr. 457-2. Integraal verslag. — Bespreking en aanneming. Vergadering van 23 oktober 2007.
11951
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE AANPASSING VAN DE MIDDELENBEGROTING VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP VOOR HET BEGROTINGSJAAR 2007
(In duizend euro) Artikel
Benaming van de opbrengsten
Oorspronkelijke raming
Vermeerdering
Vermindering
Aangepaste raming
TITEL I. — LOPENDE ONTVANGSTEN SECTOR I FISCALE ONTVANGSTEN EN ONTVANGSTEN UIT PARTICULIERE RECHTEN 36.01
Retributies, heffingen en rechten, opbrengsten van alle belastingen en taksen geheven in het kader van artikel 170, § 2, van de Grondwet
0
0
0
0
Totaal voor sector I
0
0
0
0
SECTOR II. — ALGEMENE ONTVANGSTEN 08.01
Stortingen door de instellingen van openbaar nut met het oog op de betaling van de bezoldiging en de kosten van de controleorganen van de Gemeenschap
0
0
0
0
08.04
Bijdrage van het Egalisatiefonds voor de begrotingen van de Franse Gemeenschap
0
0
0
0
11.01
Terugbetaling van lonen, wedden, weddetoelagen, bijkomende toelagen van het personeel van het onderwijs of van de diensten van de Gemeenschap of de Staat
10.000
0
0
10.000
11.02
Terugbetaling van bezoldigingen van leerkrachten die ter beschikking van VZW’s worden gesteld
200
0
0
200
11.03
Terugbetaling van bezoldigingen van leerkrachten die ter beschikking van VZW’s worden gesteld – Opdrachthouders + heffingen
12.387
0
0
12.387
12.01
Storting van de bedragen die niet werden gebruikt door de rekenplichtigen die met geldvoorschotten werken
2.000
0
0
2.000
16.01
Diverse opbrengsten
8.000
1.295
0
9.295
16.02
Terugbetaling van ten onrechte gestorte bedragen
0
0
0
16.03
Inschrijvingsgeld voor afstandsonderwijs
250
0
0
0250
16.04
Inschrijvingsgeld voor het onderwijs in de inrichtingen voor kunstonderwijs met beperkt leerplan die door de Franse Gemeenschap worden gesubsidieerd of georganiseerd
3.612
0
0
3.612
16.05
Inschrijvingsgeld voor het onderwijs voor sociale promotie
220
0
0
220
16.07
Opbrengst van de retributie voor het betrekken van de gebouwen van de Franse Gemeenschap door het ″Centre hospitalier universitaire de Liège″
8.924
0
0
8.924
16.21
Rechten voor gelijkstelling van in het buitenland behaalde diploma’s
2.000
0
0
2.000
16.22
Rechten voor homologatie van getuigschriften en diploma’s
1.842
0
0
1.842
29.01
Beleggingsinteresten en opbrengsten van het beheer van de schuld
1.000
0
0
1.000
38.01
Terugvordering van de tekorten van de rekenplichtigen die door het Rekenhof werden veroordeeld
0
0
0
46.01
Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting
1.853.682
4.891
0
1.858.573
46.02
Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde
5.217.211
0
− 7.763
5.209.448
46.05
Tegemoetkoming van de Staat in de financiering van het universitair onderwijs voor buitenlandse studenten
64.812
0
− 202
64.610
46.06
Definitieve correctie dotaties Waals Gewest/Franse Gemeenschapscommissie (intresten inbegrepen)
0
155
0
155
11952
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Oorspronkelijke raming
Benaming van de opbrengsten
46.07
Definitieve correctie responsabiliseringsbijdrage (intresten inbegrepen)
0
0
0
0
46.08
Tegemoetkoming van het Waalse Gewest en van de Franse Gemeenschapscommissie in de opvang van de leerlingen in het buitengewoon onderwijs
200
0
0
200
49.41
Dotatie ter compensatie van het kijk- en luistergeld
− 875
280.069
Totaal voor sector II
Vermeerdering
280.944
Vermindering
Aangepaste raming
Artikel
7.467.284
6.341
− 8.840
7.464.785
SECTOR III ONTVANGSTEN MET SPECIALE BESTEMMING 06.03
Diverse ontvangsten, giften, legaten en tegemoetkomingen van de Nationale Loterij, bestemd voor het immigratiebeleid inzake onderwijs (cf. O.A.52 A.P.90 - V.K. 01.08)
0
0
0
0
06.04
Diverse ontvangsten, inschrijvingsrechten, opbrengst van de verkoop van periodieken, subsidies van internationale instellingen voor gemeenschapsacties (cf. O.A. 11 - A.P. 12 - V.K. 01.01)
1.241
0
0
1.241
06.05
Diverse ontvangsten, schenkingen, legaten, dotatie van de Nationale Loterij, inschrijvingsrechten, abonnementen, heffingen, opbrengst van belastingen, taksen, commerciële sponsoring op sportgebied (cf. O.A. 26 - A.P. 11 - V.K. 12.33)
10.714
0
0
10.714
06.06
Storting van de Nationale Loterij en van het Impulsfonds voor het migrantenbeleid (cf. O.A. 20 - A.P. 17 V.K. 33.49)
0
0
0
0
16.08
Vergoedingen voor schade toegebracht aan het uitgeleend materieel; opbrengst van de verkoop van gedeclasseerd materieel en opbrengst van betaaluitleningen (cf. O.A. 20 - A.P. 15 - V.K. 12.32)
118
0
0
118
16.09
Inschrijvingsrechten, taxen, boeten en gemeentelijke tegemoetkomingen ontvangen in de centra voor openbare lektuurvoorziening van de Franse Gemeenschap en de centrale openbare bibliotheek van de Franse Gemeenschap. Opbrengst van de verkoop van goederen of diensten (cf. O.A. 22 - A.P. 11 - V.K. 12.30)
28
0
0
28
16.10
Inschrijvingsrechten voor activiteiten voor opleiding van socio-culturele animators (cf. O.A. 20 - A.P. 11 V.K. 12.51)
0
0
0
0
16.11
Bijdrage van de RTBF en de private radio’s (artikel 27 van het decreet van 19 juli 1991) (cf. O.A. 25 - A.P. 34 - V.K. 31.01)
250
0
0
250
16.12
Inkomsten uit commerciële reclame op de RTBF en RTL-TVi bestemd voor de ontwikkeling van de geschreven pers (cf. O.A. 25 - A.P. 41 - V.K. 01.01)
2.026
0
0
2.026
16.13
Inschrijvingsrechten voor colloquia, stages en seminaries georganiseerd door het cultureel centrum Marcel Hicter (cf. O.A. 20 - A.P. 05 - V.K. 01.01)
498
0
0
498
16.14
Inschrijvingsrechten voor colloquia, stages en seminaries georganiseerd door het centrum voor socioculturele vorming van Rossignol (cf. O.A. 20 - A.P. 05 - V.K. 01.02)
54
0
0
54
16.16
Inkomsten voortvloeiend uit de toepassing van het decreet van 16 april 1991 (artikelen 114 en 115) houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie (Franse Gemeenschap) (cf O.A.56 - A.P 52 V.K.41.24)
1.256
0
0
1.256
16.17
Inkomsten voortvloeiend uit de toepassing van het decreet van 16 april 1991 (artikelen 114 en 115) houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie (officieel gesubsidieerd) (cf O.A.56 - A.P 54 V.K.43.24)
2.003
0
0
2.003
11953
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Oorspronkelijke raming
Vermeerdering
Vermindering
Aangepaste raming
Artikel
Benaming van de opbrengsten
16.18
Inkomsten voortvloeiend uit de toepassing van het decreet van 16 april 1991 (artikelen 114 en 115) houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie (vrij gesubsidieerd) (cf O.A.56 - A.P 55 - V.K. 44.24)
1.737
0
0
1.737
16.20
Bijdrage van de inschrijvingsrechten in de sportcentra (cf. O.A. 26 - A.P. 11 - V.K. 11.05)
4.134
0
0
4.134
28.01
Rente op beleggingen van de stichtingen, schenkingen, legaten en prijzen, en terugbetaling van de beleggingen die vervallen zijn (cf. O.A. 40 - A.P. 42 V.K. 01.01)
70
0
0
70
30.01
Terugbetaling van de studietoelagen (cf. O.A.47 - A.P 10 - V.K. 33.02)
680
379
0
1.059
30.02
Terugvordering van kinderbijslag en invordering van bijdragen op het gebied van hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming (cf. O.A. 17 - A.P. 14 - V. K. 33.04)
6.513
0
0
6.513
36.03
Ontvangsten uit de bijdrage van de verdelers (cf. O.A. 25 – A.P. 14 – V.K. 01.01)
0
0
0
0
36.90
Ontvangsten uit de bezoldiging voor privé-afschrift (O.A. 25 – A.P. 14 – V.K. 30.01)
0
0
0
0
38.10
Dotaties en voorschotten van de Nationale Loterij (cfr. O.A. 11 –A.P. 36 – V.K. 01.01)
23.718
0
0
23.718
38.50
Ontvangsten voortvloeiend uit de toepassing van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de adoptie (cf. O.A. 17 – A.P. 13. V.K. 01.01)
200
0
0
200
39.06
Bijdrage ESF voor actieprogramma’s of programma’s voor beroepsopleiding en wederinschakeling in het arbeidsproces - onderwijs met beperkt leerplan (cf. O.A. 40 - A.P. 80 - V.K. 30.02)
3.347
0
0
3.347
39.07
Bijdrage ESF voor actieprogramma’s of programma’s voor beroepsopleiding en wederinschakeling in het arbeidsproces - onderwijs voor sociale promotie (cf. O.A. 40 - A.P. 80 - V.K. 30.01)
6.000
0
0
6.000
39.08
Bijdrage van het Brussels Gewest en het Waals Gewest alsook van de schoolinrichtingen - Positieve discriminatie (cf. O.A. 40- A.P. 90 - V.K. 01.06.)
5.483
0
0
5.483
39.10
Tegemoetkoming van de Europese Unie voor culturele infrastructuren (cf. O.A. 15 - A.P. 23 - V.K. 01.01)
1.000
0
0
1.000
39.11
Tegemoetkoming van het Waalse Gewest voor de actieprogramma’s in verband met de uitrusting van het beroepstechnisch onderwijs (cf. O.A. 52 – A.P. 94 – V.K. 01.02)
809
0
0
809
39.12
Tegemoetkoming van de Franse Gemeenschapscommissie voor de actieprogramma’s in verband met de uitrusting van het technisch en beroepsonderwijs (cf. O.A. 52 – A.P. 94 – V.K. 01.03)
500
2.537
0
3.037
39.13
Tegemoetkoming van de gewesten ten gunste van het hoger onderwijs (cf. O.A. 55 – A.P. 59 – V.K. 01.01)
0
0
0
0
39.14
Tegemoetkoming van de Europese Unie in de financiering van activiteiten in verband met het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie (O.A. 14 – A.P. 12 – V.K. 12.72)
0
0
0
0
39.15
Tegemoetkoming van het Europees Sociaal Fonds ten gunste van actieprogramma’s in verband met het hoger onderwijs (O.A. 55 – A.P. 91 – V.K. 01.01)
100
0
0
100
39.16
Tegemoetkoming van het Europees Sociaal Fonds ten gunste van de actie-programma’s in verband met het alternerend secundair onderwijs (cf. O.A. 40 – A.P. 80 – V.K. 01.01)
0
0
0
0
11954
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Oorspronkelijke raming
Vermeerdering
Vermindering
Aangepaste raming
Artikel
Benaming van de opbrengsten
39.17
Tegemoetkoming van het Europees Sociaal Fonds voor actie- of opleidingsprogramma’s voor wederinschakeling in het arbeidsproces en maatschappelijke integratie door toedoen van het afstandsonderwijs (cf. OA 58 – AP. 30 – VK 01.01)
124
0
0
124
40.01
Terugbetaling door de « Forem » en de BGDA van de bezoldigingen van de gesubsidieerde contractuelen van het basisonderwijs (cf. O.A. 51 - A.P.80 - V.K. 11.04)
22.039
0
0
22.039
40.02
Terugbetaling door de « Forem » en de BGDA van de bezoldigingen van de gesubsidieerde contractuelen van het buitengewoon onderwijs (cf. O.A. 53 - A.P.60 V.K. 11.04)
2.215
0
0
2.215
40.03
Terugbetaling door de « Forem » en de BGDA van de bezoldigingen van de gesubsidieerde contractuelen van het onderwijs voor sociale promotie (cf. O.A. 56 A.P.60 - V.K. 11.04)
1.014
0
0
1.014
40.04
Terugbetaling door de « Forem » en de BGDA van de bezoldigingen van de gesubsidieerde contractuelen van het secundair onderwijs (cf. O.A. 52 - A.P. 80 V.K. 11.04)
7.328
0
0
7.328
40.05
Terugbetaling door de « Forem » en de BGDA van de bezoldigingen van de gesubsidieerde contractuelen van het niet universitair hoger onderwijs (cf. O.A. 55 A.P.90 - V.K. 11.04)
3.046
0
0
3.046
40.06
Terugbetaling door de « Forem » en de BGDA van de wedden van de gesubsidieerde contractuelen van het Ministerie van de Franse Gemeenschap (Onderwijs, Onderzoek en Vorming) (cf. O.A. 11 - A.P.01 V.K. 11.09)
0
0
0
0
40.07
Stortingen van de O.N.E. voor subsidiëring van de vakantiecentra (cf. O.A. 19 - A.P. 11 - V.K. 33.07)
0
0
0
0
49.31
Bijdragen van de BGDA en de Forem voor de bezoldigingen van de gesubsidieerde contractuelen tewerkgesteld in het Ministerie van de Franse Gemeenschap (cf. O.A. 11 - A.P. 01 - V.K. 11.06)
500
0
0
500
49.32
Bijdragen van de BGDA en de Forem in de bezoldigingen betaald in het kader van de uitvoering van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de non-profit sector (cultuur) (cf. O.A. 20 - A.P. 01 - V.K. 11.05)
3
0
0
3
49.33
Bijdragen van de BGDA en de Forem in de bezoldigingen betaald in het kader van de uitvoering van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de non-profit sector (sport) (cf. O.A. 26 - A.P. 01 - V.K. 11.08)
0
0
0
0
49.34
Tegemoetkomingen van de Forem en de BGDA voor de aankoop van de uitrusting die noodzakelijk is voor de organisatie van de vorming in de sociale promotie (cf. O.A. 56 – A.P. 56 – V.K. 60.01)
72
0
0
72
49.35
Tegemoetkoming van de gewesten ten gunste van programma’s in verband met het secundair onderwijs (O.A. 52 – A.P. 91 – V.K. 01.04)
70
0
0
70
49.36
Samenwerkingsakkoord met het Waalse Gewest betreffende de startbaanovereenkomst (cf. O.A. 11 – AP. 01 – V.K. 11.07)
2.000
0
0
2.000
49.40
Tegemoetkoming van de Federale Staat voor actieprogramma’s in verband met het hoger onderwijs (O.A. 55 – A.P. 92 – V.K. 01.01)
0
0
0
0
49.42
Samenwerkingsakkoord met de Federale Staat betreffende de startbaanovereenkomst (cf. O.A. 11 – A.P. 01 – V.K. 11.08)
1.500
0
0
1.500
Totaal voor sector III
112.390
2.916
0
115.306
11955
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Artikel
Benaming van de opbrengsten TOTAAL VOOR TITEL I
Oorspronkelijke raming
Vermeerdering
Vermindering
Aangepaste raming
7.579.674
9.257
− 8.840
7.580.091
0
0
0
0
0
0
0
0
TITEL II. — KAPITAALONTVANGSTEN SECTOR I FISCALE ONTVANGSTEN EN ONTVANGSTEN UIT PARTICULIERE RECHTEN 08.03
(Pro memorie) Totaal voor Sector I SECTOR II. — ALGEMENE ONTVANGSTEN
76.01
Opbrengst van de verkoop of van de toekenning van alle andere zakelijke rechten op onroerende goederen (pro memorie)
0
0
0
0
76.02
Opbrengst van de verkoop van andere vermogensgoederen
75
0
0
75
76.03
Diverse ontvangsten
0
0
0
0
76.04
Opbrengsten van opgeloste geschillen
0
0
0
0
75
0
0
75
Totaal voor sector II SECTOR III ONTVANGSTEN MET SPECIALE BESTEMMING 86.01
Terugbetaling van leningen toegestaan aan uitgevers (cf. O.A. 22- A.P. 24 - V.K. 81.02)
500
0
0
500
86.02
Terugbetaling van leningen toegestaan aan boekhandelaars (cf. O.A. 22 - A.P. 24 - V.K. 81.04)
30
0
0
30
87.01
Terugbetaling van leningen toegestaan aan personeelsleden of aan rechtverkrijgenden (cf. O.A. 40 - A.P. 13 V.K. 82.01)
0
0
0
0
87.02
Terugbetaling van studieleningen (cf. O.A. 47 - A.P. 10 - V.K. 82.03)
491
0
0
491
Totaal voor sector III
1.021
0
0
1.021
Totaal voor titel II
1.096
0
0
1.096
ALGEMEEN TOTAAL
7.580.770
9.257
− 8.840
7.581.187
onderverdeeld in : Ontvangsten met een speciale bestemming : Andere middelen :
113.411
2.916
0
116.327
7.467.357
6.341
− 8.840
7.464.860
* MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE F. 2008 — 570
[C − 2008/29089]
7 DECEMBRE 2007. — Décret organisant la différenciation structurelle au sein du premier degré afin d’amener l’ensemble des élèves à la maîtrise des socles de compétences (1) Le Parlement de la Communauté franc¸ aise a adopté et Nous, Gouvernement, sanctionnons ce qui suit : CHAPITRE Ier. — Modification du décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du 1er degré de l’enseignement secondaire Article 1er. L’article 2, 1°, du décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du 1er degré de l’enseignement secondaire est complété de la manière suivante : « — « Conseil de Guidance », le conseil présidé par le chef d’établissement, réunissant les membres du conseil de classe de la classe fréquentée par l’élève concerné et, selon le cas un représentant au moins du conseil de classe d’une des années complémentaires visées au titre III et/ou d’une des années différenciées visées au titre IV et/ou de l’année de différenciation et d’orientation visée au titre V. Le Centre psycho-médico-social compétent peut, de plein droit, y participer. »
11956
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2. Dans le même décret, il est inséré un article 6bis rédigé comme suit : « Art. 6bis. Sans préjudice des dispositions visées par l’arrêté royal du 20 juillet 1971 déterminant les conditions et la procédure d’octroi de l’équivalence des diplômes et certificats d’études étrangers, la deuxième année commune est accessible à tout élève régulier au sens de l’article 2, 6°, de l’arrêté royal du 29 juin 1984 précité : 1° Soit qui a suivi la première année commune et à l’égard duquel le Conseil de Classe a pris la décision visée à l’article 23, alinéa 1er, 1°; 2° Soit qui a suivi une année complémentaire organisée au terme de la première année commune à l’égard duquel le Conseil de classe a pris la décision visée à l’article 25, 1°, conformément au titre III; 3° Soit qui a suivi la deuxième année différenciée et à l’égard duquel le Conseil de Classe a pris la décision visée à l’article 28, § 1er, 1°; 4° Soit, qui a suivi avec fruit, la première année commune dans un établissement organisé, subventionné ou reconnu par la Communauté flamande ou par la Communauté germanophone. » Art. 3. Dans le même décret, il est inséré un article 6ter rédigé comme suit : « Art. 6ter. L’élève ne peut redoubler aucune année constitutive du premier degré commun ou du premier degré différencié tels que définis par le présent décret, sauf dérogation accordée par le Gouvernement en cas d’absence motivée de longue durée. L’élève ne peut pas fréquenter le premier degré de l’enseignement secondaire pendant plus de trois années scolaires. » Art. 4. A l’article 11 du même décret, les termes « et 13 à 31 » sont insérés entre les termes « aux articles 6 à 10 » et les termes « du présent décret ». Art. 5. A l’article 12 du même décret, les termes « et du premier degré différencié » sont insérés après les termes « des activités complémentaires ». Art. 6. Dans le même décret, entre le Titre II et le Titre IV, qui devient le Titre VII, sont insérés des Titres III, IV, V et VI rédigés de la manière suivante : « TITRE III. — De l’organisation d’une année complémentaire au sein du premier degré de l’enseignement secondaire Art. 13. Une année complémentaire est organisée au bénéfice des élèves qui, au terme de la première ou de la deuxième années communes ou différenciées ou de l’année complémentaire organisée à l’issue de la 1re année commune fréquentée après avoir suivi une année différenciée pour autant, dans ces deux derniers cas, que l’élève soit titulaire du Certificat d’Etudes de Base, éprouvent des difficultés telles qu’une année distincte ou supplémentaire s’avère indispensable pour leur permettre d’atteindre la maîtrise des socles de compétences visées à la fin de la troisième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2, du décret du 24 juillet 1997 définissant les missions prioritaires de l’enseignement fondamental et de l’enseignement secondaire et organisant les structures propres à les atteindre et au décret du 19 juillet 2001 précité. Durant cette année complémentaire sont pris en compte les besoins particuliers de l’élève concerné, et notamment ceux liés à son rythme d’apprentissage. L’organisation de cette année complémentaire vise à l’amener à résoudre les difficultés rencontrées dans la maîtrise de compétences, notamment en comblant les lacunes constatées et l’aider à s’approprier des stratégies d’apprentissage plus efficaces tout en favorisant chez cet élève le développement des compétences visées à la fin de la troisième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2 du décret du 24 juillet 1997 et au décret du 19 juillet 2001 précités et qui ne présentent pas de difficulté pour lui. Cette année complémentaire ne peut en aucun cas constituer un redoublement de l’année antérieure. Art. 14. § 1er. L’année complémentaire suivie à l’issue de la première année est accessible à tout élève régulier au sens de l’article 2, 6°, de l’arrêté royal du 29 juin 1984 précité : 1° Soit qui a suivi la première année commune et à l’égard duquel le Conseil de Classe a pris la décision visée à l’article 23, alinéa 1er, 2°; 2° Soit qui a suivi la première année différenciée et à l’égard duquel le Conseil de Classe a pris la décision visée à l’article 24, alinéa 1er, 2°; 3° Soit qui fréquente la deuxième année commune et à l’égard duquel le Conseil de Guidance prend, avant le 15 janvier, avec l’accord des parents ou de la personne investie de l’autorité parentale la décision visée à l’article 15, § 4, alinéa 1er. § 2. L’année complémentaire suivie à l’issue de la deuxième année est accessible à tout élève régulier au sens de l’article 2, 6° de l’arrêté royal du 29 juin 1984 précité qui : 1° Soit a suivi la deuxième année commune et à l’égard duquel est prise une des décisions visées à l’article 26, § 2, alinéas 1er et 2, 1°; 2° Soit a suivi la deuxième année différenciée et à l’égard duquel est prise une des décisions visées à l’article 28, § 1er, 2° et § 2, 1°, pour autant qu’il soit titulaire du Certificat d’Etudes de Base. 3° Soit fréquente la deuxième année commune et à l’égard duquel le Conseil de Guidance prend, avant le 15 janvier avec l’accord des parents ou de la personne investie de l’autorité parentale, la décision visée à l’article 15, § 4, alinéa 1er. 4° Soit a suivi l’année complémentaire suivie après une première année différenciée sanctionnée par le Certificat d’Etudes de Base. Art. 15. § 1er. Afin d’examiner la situation de tout élève à propos duquel le Conseil de Classe estime qu’il rencontre des difficultés d’apprentissage, le Conseil de Guidance se réunit au moins trois fois par année scolaire : au début de l’année scolaire, avant le 15 janvier et au début du troisième trimestre. Cet examen se fait sur la base d’un rapport établi par le Conseil de Classe qui comprend l’état de maîtrise des compétences attendues à la fin de la troisième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2, du décret du 24 juillet 1997 ainsi qu’au décret du 19 juillet 2001 précités et notamment les difficultés spécifiques rencontrées, les remédiations mises en place et les informations données à l’élève et à ses parents ou à la personne investie de l’autorité parentale.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Le Conseil de Guidance rédige un dossier pour chaque élève concerné. Ce dossier reprend les éléments évoqués à l’alinéa précédent complétés suite aux délibérations du Conseil de Guidance. Le complément envisagé porte prioritairement sur les remédiations à mettre en place. Si, lors de la deuxième des réunions visées à l’alinéa 1er, le Conseil de Guidance estime que l’élève rencontre des difficultés d’apprentissage telles qu’une orientation vers une année complémentaire est envisagée, il élabore un plan individuel d’apprentissage reprenant les remédiations à mettre en place d’ici la fin de l’année scolaire en cours et durant l’année scolaire suivante, le cas échéant dans une année complémentaire. § 2. Pour tout élève orienté vers une année complémentaire, le Conseil de Guidance rédige un plan individuel d’apprentissage. Celui-ci comprend notamment l’horaire hebdomadaire suivi par l’élève. Outre les deux périodes de morale ou de religion visées à l’article 8 de la loi du 29 mai 1959 précitée, ledit horaire comprend 30 périodes dont obligatoirement trois périodes consacrées à l’éducation physique. Pour le surplus, il est établi en fonction des besoins de l’élève et dans le cadre des dispositions visées à l’article 13. Cet horaire peut comprendre pour partie la participation à des cours organisés au bénéfice des élèves de première année commune ou de deuxième année commune. Ce plan individuel d’apprentissage est présenté, avant le début de l’année scolaire concernée, à l’élève ainsi qu’à ses parents ou à la personne investie de l’autorité parentale par le chef d’établissement ou son délégué accompagné éventuellement d’un autre membre de l’équipe pédagogique ou d’un membre du Centre psycho-médico-social concerné. Lors de chacune des réunions évoquées au § 1er, le Conseil de Guidance examine la situation de tout élève inscrit dans une année complémentaire. Sur la base notamment des informations fournies par les enseignants en charge des élèves concernés, il complète le dossier évoqué au même § 1er. Le Conseil de Guidance peut revoir et adapter régulièrement le plan individuel d’apprentissage en fonction de l’évolution de l’élève. Ce dernier ainsi que ses parents ou la personne investie de l’autorité parentale en sont immédiatement informés. § 3. Sur proposition du Conseil de Guidance et moyennant l’accord des parents ou de la personne investie de l’autorité parentale, le passage d’un élève inscrit dans une année complémentaire organisée à l’issue de la première année commune vers la deuxième année commune est possible avant le 15 janvier de l’année scolaire en cours. Dans ce cas le Conseil de Guidance détermine les modalités d’aide et de soutien pédagogique qui seront apportés à l’élève concerné. § 4. Sur proposition du Conseil de Guidance et moyennant l’accord des parents ou de la personne investie de l’autorité parentale, le passage d’un élève inscrit dans la deuxième année commune vers une année complémentaire est possible avant le 15 janvier de l’année scolaire en cours. Dans ce cas le Conseil de Guidance détermine les modalités d’aide et de soutien pédagogique qui seront apportés à l’élève concerné. § 5. L’établissement scolaire qui oriente un élève vers une année complémentaire est tenu d’organiser cette dernière en son sein. § 6. La direction de l’établissement scolaire visé au § 5 tient à la disposition du service d’inspection tous les documents relatifs à l’application des dispositions visées au présent article. Les membres du service d’inspection peuvent consulter ces documents sur place, dans le cadre des dispositions de l’article 6 du décret du 8 mars 2007 relatif au Service général de l’Inspection, au Service de conseil et de soutien pédagogiques de l’enseignement organisé par la Communauté franc¸ aise, aux cellules de conseil et de soutien pédagogiques de l’enseignement subventionné par la Communauté franc¸ aise et aux statuts des membres du personnel du Service général de l’Inspection et des conseillers pédagogiques. TITRE IV. — De l’organisation d’un premier degré différencié de l’enseignement secondaire Art. 16. § 1er. Le premier degré différencié défini à l’article 5 est organisé sous la forme de deux années d’études dénommées « première année différenciée » et « deuxième année différenciée ». Il n’est accessible qu’aux élèves qui ne sont pas titulaires du Certificat d’Etudes de base et qui, soit ont suivi la sixième année de l’enseignement primaire ou qui soit sont âgés de douze ans au moins avant le 31 décembre de l’année scolaire qui suit sans avoir fréquenté la sixième année de l’enseignement primaire. § 2. Tout établissement scolaire peut organiser le premier degré différencié aux deux conditions suivantes : 1° Accueillir au moins un élève entrant dans l’enseignement secondaire sans avoir obtenu le Certificat d’Etudes de Base; 2° Répondre aux conditions fixées par l’article 12, § 1er, alinéa 1er, 1°; alinéa 2, 1°; alinéa 3, 1° et alinéa 4, 1° de l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté franc¸ aise du 31 août 1992 exécutant le décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l’enseignement secondaire de plein exercice; § 3. Par dérogation au § 2, alinéa 2°, les établissements qui, au 1er octobre 2007 n’organisent pas de 1er degré commun et qui organisent soit une première année B ou une deuxième année professionnelle soit une première année B et une 2e année professionnelle peuvent établir une convention avec un ou plusieurs établissements d’enseignement secondaire organisé ou subventionné par la Communauté franc¸ aise garantissant à l’élève l’ensemble des possibilités de parcours du premier degré. L’établissement ou les établissements avec lesquels ladite convention est établie doivent être situés dans la même zone au sens de l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté franc¸ aise du 15 mars 1993 fixant les obligations de concertation entre les établissements de même caractère dans l’enseignement secondaire de plein exercice ou dans une zone contiguë. Dans ce dernier cas, la distance entre les établissements concernés est au maximum de dix kilomètres. Cette convention porte sur la continuité pédagogique dont bénéficiera l’élève qui après avoir fréquenté le premier degré différencié et avoir obtenu son Certificat d’Etudes de Base intégrera le premier degré commun. § 4. Les dispositions réglant la convention visée à l’alinéa 3 y compris les modalités d’organisation du premier degré différencié de l’école concernée devront être explicitées dans le projet d’établissement de chaque école signataire de ladite convention. Art. 17. Outre les deux périodes hebdomadaires de morale ou de religion visées à l’article 8 de la loi du 29 mai 1959 précitée, l’horaire hebdomadaire de la première et de la deuxième années différenciées est de trente périodes portant sur : 1° Le franc¸ ais ainsi que la formation historique et géographique comprenant la vie sociale et économique à raison de huit à quatorze périodes hebdomadaires, dont deux périodes consacrées à la formation historique et géographique comprenant la vie sociale et économique; 2° La formation mathématique ainsi que l’initiation scientifique à raison de six à onze périodes hebdomadaires, dont deux périodes consacrées à l’initiation scientifique;
11957
11958
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 3° L’apprentissage d’une langue moderne I à raison de deux à quatre périodes hebdomadaires; 4° L’éducation physique à raison de trois à cinq périodes hebdomadaires; 5° L’éducation artistique à raison de une à cinq périodes hebdomadaires; 6° L’éducation par la technologie à raison de deux à neuf périodes hebdomadaires pour autant qu’un maximum de trois périodes hebdomadaires soit consacré à chacune des sphères d’activités choisies parmi celles définies à l’article 10, § 2, 2°, c). Art. 18. § 1er. Tous les élèves inscrits en première et en deuxième années différenciées en ce compris les élèves visés par la disposition définie à l’article 28, § 3, 1°, sont soumis à l’épreuve externe commune octroyant le Certificat d’Etudes de Base, telle que définie par le décret du 2 juin 2006 relatif à l’évaluation externe des acquis des élèves de l’enseignement obligatoire et au certificat d’Etudes de Base au terme de l’enseignement primaire. Les élèves visés à l’article 6, § 2, sont également soumis à l’épreuve visée à l’alinéa 1er. Le Gouvernement définit les modalités d’inscription à cette épreuve. § 2. Le Conseil de Classe délivre le Certificat d’Etudes de Base à tout élève visé au § 1er qui réussit l’épreuve externe commune. § 3. Le Conseil de Classe peut délivrer le Certificat d’Etudes de Base à l’élève inscrit en première année commune et dans les années constitutives du premier degré différencié qui n’a pas satisfait ou qui n’a pas pu participer en tout ou en partie à l’épreuve externe commune. Le Conseil de Classe fonde la décision visée à l’alinéa 1er sur un dossier comportant la copie des bulletins de l’année scolaire en cours tels qu’ils ont été communiqués aux parents de l’élève concerné ou à la personne investie de l’autorité parentale à son égard, le rapport circonstancié des enseignants ayant eu l’élève en charge ainsi que tout autre élément estimé utile par le Conseil de Classe. La direction de l’établissement scolaire tient à la disposition du service d’inspection tous les documents relatifs à la décision d’octroi du Certificat d’Etudes de Base. Les membres du service d’inspection peuvent les consulter sur place. Les parents de l’élève auquel l’octroi du Certificat d’Etudes de base a été refusé ou la personne investie de l’autorité parentale à son égard peuvent introduire un recours selon les modalités définies à l’article 32 du décret du 2 juin 2006 précité. TITRE V. — De l’organisation d’une année spécifique de différenciation et d’orientation à l’issue du premier degré de l’enseignement secondaire Art. 19. Une année spécifique, dénommée troisième année de différenciation et d’orientation, peut être organisée au sein du deuxième degré au bénéfice des élèves qui, à l’issue du premier degré parcouru en trois ans et ce, sans préjudice de la disposition visée à l’article 26, § 2, alinéa 2, 3°, n’ont pas acquis la maîtrise des socles de compétences visés à la fin de la troisième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2, du décret du 24 juillet 1997 et au décret du 19 juillet 2001 précités. Au cours de la troisième année de différenciation et d’orientation, les besoins particuliers de l’élève et les difficultés qu’il rencontre sont pris en compte pour l’aider à poursuivre le développement des compétences entamé afin d’atteindre le niveau de maîtrise évoqué à l’alinéa premier. L’organisation de la troisième année de différenciation et d’orientation vise également à aider chaque élève à élaborer un projet personnel lui permettant de poursuivre sa scolarité. L’élaboration du projet personnel de l’élève est réalisée en collaboration avec le Centre psycho-médico-social concerné. La troisième année de différenciation et d’orientation ne peut en aucun cas constituer un redoublement de l’année antérieure. Art. 20. La troisième année de différenciation et d’orientation est accessible à tout élève régulier au sens de l’article 2, 6° de l’arrêté royal du 29 juin 1984 précité qui, sans avoir obtenu le certificat attestant de sa réussite du premier degré de l’enseignement secondaire, a suivi : 1° Soit la deuxième année commune et à l’égard duquel est prise la décision visée à l’article 26, § 2, alinéa 2, 3° et alinéa 3, 1°; 2° Soit l’année complémentaire organisée à l’issue de la première année commune ou différenciée et à l’égard duquel est prise la décision visée soit à l’article 25 § 2, 2°, b); 3° Soit l’année complémentaire organisée à l’issue de la deuxième année commune et à l’égard duquel est prise la décision visée à l’article 27, alinéa 1er, 2°, a);. 4° Soit l’année différenciée supplémentaire visée à l’article 28 § 3, 1°. Art. 21. § 1er. Pour tout élève orienté vers la troisième année de différenciation et d’orientation, le Conseil de Guidance constitue un dossier contenant notamment le rapport visé à l’article 22 et un plan individuel d’apprentissage élaboré en lien avec la maîtrise des compétences attendues à la fin de la troisième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2, du décret du 24 juillet 1997 et au décret du 19 juillet 2001 précités et un projet personnel de formation. Ce plan individuel d’apprentissage est présenté, avant le début de l’année scolaire concernée, à l’élève ainsi qu’à ses parents ou à la personne investie de l’autorité parentale par le chef d’établissement ou son délégué accompagné éventuellement d’un autre membre de l’équipe pédagogique ou d’un membre du Centre psycho-médico-social concerné. § 2. A l’occasion de chacune des réunions évoquées à l’article 15, § 1er, le Conseil de Guidance examine la situation de tout élève inscrit dans la troisième année de différenciation et d’orientation. Sur la base notamment des informations fournies par les enseignants en charge des élèves concernés, il complète le dossier visé au § 1er. Le Conseil de Guidance revoit et adapte le plan individuel d’apprentissage en fonction notamment de l’évolution du projet personnel de formation de l’élève. Ce dernier ainsi que ses parents ou la personne investie de l’autorité parentale à son égard en sont concomitamment informés. § 3. Outre les deux périodes hebdomadaires de morale ou de religion visées à l’article 8 de la loi du 29 mai 1959 précitée, l’horaire hebdomadaire de la troisième année de différenciation et d’orientation est de trente-deux périodes portant sur : 1° Le franc¸ ais ainsi que la formation historique et géographique à raison de neuf à quatorze périodes, dont deux ou trois consacrées à la formation historique et géographique;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 2° La formation mathématique ainsi que l’initiation scientifique à raison de six à onze périodes hebdomadaires, dont deux ou trois périodes consacrées à l’initiation scientifique; 3° L’apprentissage d’une langue moderne I à raison de deux à quatre périodes hebdomadaires; 4° L’éducation physique à raison de deux ou trois périodes hebdomadaires; 5° L’éducation artistique à raison de une à cinq périodes hebdomadaires; 6° Un module de formation intégrée, à raison d’au moins six périodes hebdomadaires ayant pour but de faire appréhender concrètement par l’élève le monde professionnel, les métiers, les formations, les diplômes qui y mènent et d’élaborer avec lui un projet de vie en lien avec une orientation tant dans l’enseignement de transition que de qualification. Un maximum de deux tiers des périodes réservées à ce module peuvent être consacrées à la participation à des cours techniques ou de pratique professionnelle d’options groupées relevant d’un ou de plusieurs secteurs. Les établissements peuvent conclure des conventions avec un ou plusieurs autres établissements pour assurer ces activités dans les meilleures conditions. § 4. La direction de l’établissement scolaire tient à la disposition du service d’inspection tous les documents relatifs à l’application des dispositions du présent article. Les membres du service d’inspection peuvent les consulter sur place. TITRE VI. — Des décisions du Conseil de Classe, de la certification et de l’orientation au terme du premier degré de l’enseignement secondaire Art. 22. Au terme de chaque année du premier degré de l’enseignement secondaire, le Conseil de Classe élabore pour chaque élève régulier au sens de l’article 2, 6° de l’arrêté royal du 29 juin 1984 précité, un rapport sur les compétences acquises au regard des socles de compétences visées à la fin de la troisième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2, du décret du 24 juillet 1997 ainsi qu’au décret du 19 juillet 2001 précités et, s’il échet, aux compétences visées à la fin de la deuxième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2, du décret du 24 juillet 1997 ainsi qu’au décret du 19 juillet 2001 précités en ce qui concerne les élèves fréquentant le premier degré différencié. Le rapport visé à l’alinéa précédent tient lieu de motivation des décisions prises par le Conseil de Classe. Art. 23. Au terme de la première année commune, sur la base du rapport visé à l’article 22, le Conseil de Classe oriente l’élève : 1° Soit vers la deuxième année commune; 2° Soit vers l’année complémentaire organisée à l’issue de la première année commune, conformément au titre III. La décision visée à l’alinéa 1er, 2° peut faire l’objet d’un recours selon la procédure prévue aux articles 95 à 99 du décret Missions. Art. 24. Au terme de la première année différenciée, sur la base du rapport défini à l’article 22, le Conseil de Classe oriente l’élève : 1° Soit vers la première année commune, à condition qu’il soit titulaire du Certificat d’Etudes de Base; 2° Soit vers l’année complémentaire organisée à l’issue de la première année commune conformément au titre III, à condition qu’il soit titulaire du Certificat d’Etudes de Base; 3° Soit vers la deuxième année différenciée conformément au titre IV, s’il n’est pas titulaire du Certificat d’Etudes de Base. La décision visée à l’alinéa 1er, 2° peut faire l’objet d’un recours selon la procédure prévue aux articles 95 à 99 du décret Missions. Art. 25. § 1er. Au terme de l’année complémentaire suivie après une première année commune ou différenciée visée au titre III, en ce qui concerne l’élève qui n’a pas épuisé ses trois années d’études au 1er degré conformément à l’article 6ter et qui n’atteint pas l’âge de 16 ans à la date du 31 décembre de l’année scolaire qui suit, sur la base du rapport visé à l’article 22, le Conseil de Classe : 1° Soit oriente l’élève vers une deuxième année commune; 2° Soit oriente l’élève qui a obtenu son Certificat d’Etudes de Base à l’issue de la première année différenciée vers l’année complémentaire organisée à l’issue de la deuxième année commune ou différenciée; 3° Soit certifie de sa réussite du premier degré de l’enseignement secondaire. § 2. Au terme de l’année complémentaire suivie après une première année commune ou différenciée visée au titre III, en ce qui concerne l’élève qui a épuisé ses trois années d’études au 1er degré conformément à l’article 6ter ou l’élève qui ne les a pas épuisées mais atteint l’âge de 16 ans à la date du 31 décembre de l’année scolaire qui suit, sur la base du rapport visé à l’article 22, le Conseil de Classe : 1° Soit certifie de sa réussite du premier degré de l’enseignement secondaire; 2° Soit définit les formes et sections qu’il peut fréquenter en troisième année de l’enseignement secondaire et en informe les parents ou la personne investie de l’autorité parentale qui choisit : a) Soit une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le Conseil de Classe. Celui-ci remet à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22. b) soit la troisième année de différenciation et d’orientation visée au titre V; § 3.Les décisions visées au § 1er, 1° et 2° et au § 2, 2° peuvent faire l’objet d’un recours selon la procédure prévue aux articles 95 à 99 du décret Missions. Art. 26. § 1er. Au terme de la deuxième année commune, sur la base du rapport visé à l’article 22, le Conseil de Classe : 1° Soit certifie de la réussite par l’élève du premier degré de l’enseignement secondaire; 2° Soit ne certifie pas de la réussite de l’élève du premier degré de l’enseignement secondaire et prend une des décisions visées au § 2.
11959
11960
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE § 2. En ce qui concerne l’élève visé au § 1er, 2° qui n’a pas épuisé les trois années d’études du premier degré conformément à l’article 6ter et qui n’atteint pas l’âge de 16 ans à la date du 31 décembre de l’année scolaire qui suit, le Conseil de Classe l’oriente vers l’année complémentaire organisée à l’issue d’une deuxième année conformément au titre III. En ce qui concerne l’élève visé au § 1er, 2°, qui n’a pas épuisé les trois années d’études du premier degré conformément à l’article 6ter et qui atteint l’âge de 16 ans à la date du 31 décembre de l’année scolaire qui suit, le Conseil de Classe définit les formes et sections qu’il peut fréquenter en troisième année de l’enseignement secondaire et en informe les parents ou la personne investie de l’autorité parentale qui choisit : 1° Soit l’année complémentaire organisée à l’issue d’une deuxième conformément au titre III. 2° Soit une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le Conseil de Classe. Celui-ci remet à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22. 3° Soit la troisième année de différenciation et d’orientation visée au titre V. En ce qui concerne l’élève visé au § 1er, 2° qui a épuisé les trois années d’études du premier degré, le Conseil de Classe définit les formes et sections qu’il peut fréquenter en troisième année de l’enseignement secondaire et en informe les parents ou la personne investie de l’autorité parentale qui choisit : 1° Soit la troisième année de différenciation et d’orientation visée au titre V. 2° Soit une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le Conseil de Classe. Celui-ci remet alors à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22. § 3. La décision de non réussite prise par le Conseil de Classe en vertu du § 1er, 2° peut faire l’objet d’un recours selon la procédure prévue aux articles 95 à 99 du décret Missions. La définition, par le Conseil de Classe en vertu du § 2, alinéas 2 et 3, des formes et sections que l’élève peut fréquenter en troisième année de l’enseignement secondaire peut faire l’objet d’un recours selon la procédure prévue aux articles 95 à 99 du décret Missions. Art. 27. Au terme de l’année complémentaire suivie après une deuxième année commune ou différenciée conformément au titre IV, sur la base du rapport visé à l’article 22, le Conseil de Classe : 1° Soit certifie de la réussite par l’élève du premier degré de l’enseignement secondaire; 2° Soit ne certifie pas de la réussite par l’élève du premier degré de l’enseignement secondaire. Il définit alors les formes et sections que l’élève peut fréquenter dans une troisième année de l’enseignement secondaire, en informe les parents ou la personne investie de l’autorité parentale qui choisit une des possibilités ci-dessous : a) Soit la troisième année de différenciation et d’orientation visée au titre V; b) Soit une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le Conseil de Classe. Celui-ci remet alors à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22. La décision de non réussite prise par le Conseil de Classe en vertu de l’alinéa 1er, 2° peut faire l’objet d’un recours selon la procédure prévue aux articles 95 à 99 du décret Missions. La définition, par le Conseil de Classe en vertu de l’alinéa 1er, 2°, des formes et sections que l’élève peut fréquenter en troisième année de l’enseignement secondaire, peut faire l’objet d’un recours selon la procédure prévue aux articles 95 à 99 du décret Missions. Art. 28. § 1er. Au terme de la deuxième année différenciée, sur la base du rapport visé à l’article 22, le Conseil de Classe, en ce qui concerne l’élève titulaire du Certificat d’Etudes de Base qui n’atteint pas l’âge de 16 ans à la date du 31 décembre de l’année scolaire qui suit, définit les formes et sections que l’élève peut fréquenter dans une troisième année de l’enseignement secondaire, en informe les parents ou la personne investie de l’autorité parentale et l’oriente : 1° Soit vers la deuxième année commune. Dans ce cas, les parents ou la personne investie de l’autorité parentale peuvent également choisir une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le Conseil de Classe; 2° Soit vers l’année complémentaire organisée à l’issue d’une deuxième année conformément au titre III ou une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le Conseil de Classe. Ce choix est opéré par les parents ou la personne investie de l’autorité parentale. Lorsque le choix visé au 1° ou au 2° se porte sur une des troisièmes années de l’enseignement secondaire, le Conseil de Classe remet alors à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22. § 2. Au terme de la deuxième année différenciée, sur la base du rapport visé à l’article 22, en ce qui concerne l’élève titulaire du Certificat d’Etudes de Base qui atteint l’âge de 16 ans à la date du 31 décembre de l’année scolaire qui suit, le Conseil de Classe définit les formes et sections que l’élève peut fréquenter dans une troisième année de l’enseignement secondaire et en informe les parents ou la personne investie de l’autorité parentale qui choisit : 1° Soit l’année complémentaire organisée à l’issue d’une deuxième conformément au titre III; 2° Soit une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le conseil de classe. Celui-ci remet alors à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22. § 3. Au terme de la deuxième année différenciée, en ce qui concerne l’élève non titulaire du Certificat d’Etudes de Base le Conseil de Classe définit les formes et sections que l’élève peut fréquenter dans une troisième année de l’enseignement secondaire et en informe les parents ou la personne investie de l’autorité parentale qui choisit : 1° Soit une année supplémentaire au sein du premier degré différencié;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 2° Soit une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le Conseil de Classe. Celui-ci remet alors à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22 ainsi que sur la maîtrise des compétences visées à la fin de la deuxième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2 du décret du 24 juillet 1997 ainsi qu’au décret du 19 juillet 2001 précités en lien avec la délivrance du Certificat d’Etudes de Base. Tout élève concerné par la disposition visée à l’alinéa 1er, 2° du présent paragraphe présente, au terme de l’année scolaire qui suit, l’épreuve conduisant à la délivrance du Certificat d’Etudes de Base telle que définie aux articles 30 et suivants de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 3 mai 1999 déterminant la forme et les règles de délivrance du Certificat d’Etudes de Base. § 4. Au terme de l’année différenciée supplémentaire visée au § 3, sur la base du rapport visé à l’article 22, en ce qui concerne l’élève titulaire du Certificat d’Etudes de Base, le Conseil de Classe définit les formes et sections que l’élève peut fréquenter en troisième année de l’enseignement secondaire et en informe les parents ou la personne investie de l’autorité parentale qui choisit : 1° Soit la troisième année de différenciation et d’orientation visée au titre V; 2° Soit une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le Conseil de Classe. Celui-ci remet alors à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22; Au terme de l’année différenciée supplémentaire visée au § 3, sur la base du rapport visé à l’article 22, en ce qui concerne l’élève non titulaire du CEB, le Conseil de Classe définit les formes et sections que l’élève peut fréquenter en troisième année de l’enseignement secondaire et en informe les parents ou la personne investie de l’autorité parentale qui choisit une des troisièmes années de l’enseignement secondaire correspondant aux formes et sections définies par le Conseil de Classe. Celui-ci remet à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22. La définition, par le Conseil de Classe en vertu du § 1er, alinéa 1er, du § 2, alinéa 1er, du § 3, alinéa 1er et du § 4, alinéa 1, des formes et sections que l’élève peut fréquenter en troisième année de l’enseignement secondaire peut faire l’objet d’un recours selon la procédure prévue aux articles 95 à 99 du décret Missions. Art. 29. Si le Conseil de Classe certifie de la réussite du premier degré de l’enseignement secondaire de l’élève ayant bénéficié de la mesure visée à l’article 6, § 2 qui n’a pas obtenu son Certificat d’Etudes de Base dans le cadre de la disposition visée à l’article 18, cet élève est réputé titulaire du Certificat d’Etudes de Base à l’issue du premier degré de l’enseignement secondaire Art. 30. § 1er. Avant le 15 janvier de l’année scolaire en cours, sur la base d’un rapport sur les compétences acquises en regard des socles de compétences visées à la fin de la troisième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2 du décret du 24 juillet 1997 ainsi qu’au décret du 19 juillet 2001 précités, en ce qui concerne l’élève inscrit en troisième année de différenciation et d’orientation, le Conseil de Classe peut : 1° Soit certifier de sa réussite du premier degré de l’enseignement secondaire; 2° Soit proposer son orientation vers la troisième année de l’enseignement secondaire dans une forme et une section qu’il définit. Le Conseil de Classe remet alors à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22. Le Conseil de Guidance détermine les modalités d’aide et de soutien pédagogique qui seront apportés à l’élève concerné par les dispositions visées à l’alinéa précédent. § 2. Au terme de la troisième année de différenciation et d’orientation, sur la base d’un rapport sur les compétences acquises en regard des socles de compétences visées à la fin de la troisième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2 du décret du 24 juillet 1997 ainsi qu’au décret du 19 juillet 2001 précités, le Conseil de Classe : 1° Soit certifie de la réussite par l’élève du premier degré de l’enseignement secondaire; 2° Soit oriente vers la troisième année de l’enseignement secondaire dans une forme et une section qu’il définit. Le Conseil de Classe remet alors à l’élève un document reprenant des conseils complémentaires pour son orientation. Lesdits conseils portent sur les orientations d’études conseillées et, s’il échet, déconseillées, en lien avec le rapport visé à l’article 22. Art. 31. Le Gouvernement arrête le modèle du Certificat attestant de la réussite du premier degré de l’enseignement secondaire. Le Gouvernement arrête le modèle des documents relatifs aux décisions autres que celle de réussite prises en vertu des articles 23 à 30. ». Art. 7. Les articles 16, 17, 18, 19 du même décret deviennent respectivement les articles 32, 33, 34, 35. Art. 8. A l’article 17 du même décret, devenu l’article 36, les termes « à l’article 16 » sont remplacés par les termes « à l’article 32 ». Art. 9. A l’article 18 du même décret, devenu l’article 37, sont apportées les modifications suivantes : 1° Les termes « à l’article 16 » sont remplacés par les termes « à l’article 32 »; 2° Un deuxième alinéa libellé comme suit est ajouté : « A titre transitoire, pour l’année scolaire 2008-2009, les chefs d’établissement dans l’enseignement organisé par la Communauté franc¸ aise et les pouvoirs organisateurs dans l’enseignement subventionné, organisent l’année complémentaire organisée à l’issue de la 2e année commune ainsi que la 2ème année différenciée selon les modalités en vigueur durant l’année scolaire 2007-2008. » 3° Un troisième alinéa libellé comme suit est ajouté : « L’année différenciée supplémentaire visée à l’article 28 § 3, alinéa1er,1° du présent décret pourra être organisée à partir de l’année scolaire 2009-2010. A titre transitoire, les élèves qui ne sont pas titulaires du Certificat d’Etudes de Base et qui ont obtenu une attestation C à l’issue de la deuxième année professionnelle à la fin de l’année scolaire 2008-2009 pourront fréquenter l’année différenciée supplémentaire. »
11961
11962
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 4° Un quatrième alinéa libellé comme suit est ajouté : « A titre transitoire, pour les années scolaires 2008-2009 et 2009-2010, les élèves ayant obtenu une attestation B ou C à l’issue des années scolaires 2007-2008 et 2008-2009 pourront être orientés vers l’année spécifique de différenciation et d’orientation organisée à l’issue du 1er degré de l’enseignement secondaire et visée au titre V du présent décret pour autant qu’ils aient fréquenté le 1er degré durant trois années ou qu’ils aient atteint l’âge de 16 ans au 31 décembre de l’année scolaire qui suit. » CHAPITRE II. — Modification de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l’enseignement Art. 10. Dans la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l’enseignement, sont apportées les modifications suivantes : A l’article 3, § 3, alinéa 4, 4°, les termes « en 1re B. deuxième année professionnelle ou dans le premier différencié : » sont remplacés par les termes « dans le premier degré différencié : ». CHAPITRE III. — Modification de la loi du 19 juillet 1971 relative à la structure générale et à l’organisation de l’enseignement secondaire Art. 11. A l’article 2, § 2, alinéa 2 de la loi du 19 juillet 1971 relative à la structure générale et à l’organisation de l’enseignement secondaire, les termes« Ces deux premières années peuvent également être organisées sous la forme d’un premier degré différencié. » sont remplacés par les termes « Ces deux premières années sont organisées sous la forme d’un premier degré différencié pour les élèves qui ne sont pas titulaires du Certificat d’Etudes de Base ». CHAPITRE IV. — Modification de l’arrêté royal no2 du 21 août 1978 fixant le nombre maximum de périodes par semaine de l’enseignement secondaire et professionnel secondaire complémentaire de plein exercice Art. 12. A l’article 2 de l’arrêté royal n° 2 du 21 août 1978 fixant le nombre maximum de périodes par semaine de l’enseignement secondaire et professionnel secondaire complémentaire de plein exercice, remplacé par le décret du 10 avril 1995 et modifié par les décrets des 30 novembre 2000 et 12 juillet 2001, sont apportées les modifications suivantes : 1° L’alinéa 3 du § 1er est abrogé; 2° Le § 5 est complété par les termes « à l’exception des années complémentaires et différenciées constitutives du premier degré de l’enseignement secondaire ». CHAPITRE V. — Modification de l’arrêté royal n° 49 du 2 juillet 1982 relatif aux normes de création, de maintien et de dédoublement et au calcul de crédit d’heures de l’enseignement secondaire de type I, concernant la fusion d’établissements ainsi que certains emplois du personnel des établissements d’enseignement secondaire de plein exercice de type I ou de type II Art. 13. A l’article 4 de l’arrêté royal n° 49 du 2 juillet 1982 relatif aux normes de création, de maintien et de dédoublement et au calcul de crédit d’heures de l’enseignement secondaire de type I, concernant la fusion d’établissements ainsi que certains emplois du personnel des établissements d’enseignement secondaire de plein exercice de type I ou de type II, sont apportées les modifications suivantes : 1° A l’alinéa 1er, les termes « Au premier et au deuxième degrés » sont remplacés par les termes « Au deuxième degré »; 2° L’alinéa 1er, 2° est abrogé; 3° L’alinéa 2 est abrogé. Art. 14. A l’article 6 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes : Les termes « première année A » sont remplacés par les termes « première année commune ». Art. 15. A l’article 13 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes : 1° Au § 1er 1°, les termes « première année A » sont remplacés par « première année commune »; 2° Au § 1er 2°, les termes « première année B » sont remplacés par « première année différenciée »; 3° Au § 1er 3°, les termes « en deuxième année professionnelle » sont remplacés par « deuxième année différenciée ». Art. 16. A l’article 14 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes : 1° Au § 3, les termes « Pour la première année B et pour la deuxième année professionnelle » sont remplacés par les termes « Pour la première année différenciée et pour la deuxième année différenciée »; 2° Au § 4, 1° les termes « première année A » sont remplacés par les termes« première année commune ». CHAPITRE VI. — Modification de la loi du 29 juin 1983 concernant l’obligation scolaire Art. 17. Dans la loi du 29 juin 1983 concernant l’obligation scolaire, sont apportées les modifications suivantes : 1° L’article 6, alinéa 2 est abrogé; 2° A l’article 7, le mot « premier » est supprimé. CHAPITRE VII. — Modification de l’arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l’enseignement et les centres psycho-médico-sociaux Art. 18. A l’article 3, § 1er de l’arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l’enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, les termes « dans la première année B de l’enseignement secondaire ou dans l’enseignement secondaire professionnel » sont remplacés par les termes « dans le premier degré différencié, l’année de différenciation et d’orientation visée à l’article 19, intégré par le décret du 7 décembre 2007 organisant la différenciation structurelle au sein du premier degré afin d’amener l’ensemble des élèves à la maîtrise des socles de compétences dans le décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du premier degré de l’enseignement secondaire et l’enseignement secondaire professionnel ».
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE CHAPITRE VIII. — Modification de l’arrêté royal du 29 juin 1984 relatif à l’organisation de l’enseignement secondaire Art. 19. A l’article 3 de l’arrêté royal du 29 juin 1984 relatif à l’organisation de l’enseignement secondaire, modifié par l’arrêté du Gouvernement du 15 juillet 1996 et par le décret du 30 juin 2006, sont apportées les modifications suivantes : 1° Les § 1er, 2 sont remplacés par les termes suivants : « § 1er. L’organisation du premier degré commun ou différencié est régi par le décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du premier degré de l’enseignement secondaire. »; 2° Au § 5, les termes « pour autant qu’une première année B soit organisée soit dans l’établissement, soit dans un établissement du centre d’enseignement secondaire auquel il appartient. » sont supprimés. Art. 20. L’article 5, § 4, du même arrêté, complété par l’arrêté du Gouvernement du 19 juillet 1993, remplacé par l’arrêté du Gouvernement du 15 juillet 1996 et modifié par l’arrêté du Gouvernement du 13 juin 1997 et par le décret du 30 juin 2006, est abrogé. Art. 21. Le § 5bis de l’article 9 du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du 3 juillet 1985, l’arrêté du Gouvernement du 15 juillet 1996 et le décret du 30 juin 2006, est abrogé. Art. 22. L’article 10 du même arrêté, modifié par l’arrêté du Gouvernement du 19 juillet 1993, remplacé par l’arrêté du Gouvernement du 15 juillet 1996 et modifié par le décret du 30 juin 2006, est abrogé. Art. 23. A l’article 11 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement des 19 juillet 1993 et 20 juin 1994, remplacé par l’arrêté du Gouvernement du 15 juillet 1996 et modifié par les arrêtés du Gouvernement des 13 juin 1997 et 2 avril 1998 et par le décret du 30 juin 2006, sont apportées les modifications suivantes : 1° Le § 1er est remplacé par « § 1er. Peuvent être admis comme élèves réguliers en 3e année de l’enseignement secondaire, technique ou artistique de type I, les élèves réguliers : 1° Soit qui ont obtenu la réussite au 1er degré de l’enseignement secondaire; 2° Soit ont terminé avec fruit la 3e année de l’enseignement secondaire professionnel de plein exercice, soit la troisième année de l’enseignement secondaire en alternance visé à l’article 2bis § 1er, 1° du décret du 3 juillet 1991 organisant l’enseignement secondaire en alternance, et qui font l’objet d’un avis favorable du Conseil d’admission; 3° Soit qui sont orientés par le conseil de classe vers une 3e secondaire dans les formes et sections définies par celui-ci. » 2° Au § 2, 1°, les termes « de l’enseignement secondaire professionnel ou le premier degré de l’enseignement secondaire comprenant la deuxième année commune ou les deux premières années de l’enseignement général ou technique de type II » sont remplacés par les termes « différenciée du premier degré de l’enseignement secondaire, ou le premier degré de l’enseignement secondaire comprenant soit la deuxième année commune soit l’année complémentaire organisée à l’issue de cette dernière, ou la troisième année de différenciation et d’orientation »; 3° Le § 2, 2° est abrogé; 4° Au § 2, 3°, les termes « qui ne satisfont pas aux dispositions de l’équivalence des diplômes et certificats d’études étrangers » sont insérés après les termes « les élèves âgés de seize ans ». Art. 24. A l’article 20 du même arrêté, modifié par l’arrêté de l’Exécutif du 30 août 1989 et par l’arrêté du Gouvernement du 19 juillet 1993, remplacé par l’arrêté du Gouvernement du 15 juillet 1996, complété par l’arrêté du Gouvernement du 2 avril 1998 et modifié par le décret du 30 juin 2006, sont apportées les modifications suivantes : 1° Les §§ 1er et 2 sont abrogés; 2° Au § 3, 1°, les termes « visée aux articles 23, § 7 et 48, § 7 » sont remplacés par les termes « organisée à l’issue de la deuxième année du premier degré de l’enseignement secondaire »; 3° Le § 4 est abrogé. Art. 25. L’article 21, § 3 du même arrêté, remplacé par l’arrêté du Gouvernement du 24 avril 1995 et modifié par les arrêtés du Gouvernement des 15 juillet 1996 et 2 avril 1998, est abrogé. Art. 26. A l’article 23 du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du 3 juillet 1985, l’arrêté de l’Exécutif du 30 août 1989, les arrêtés du Gouvernement des 19 juillet 1993, 20 juin 1994, 24 avril 1995, 2 avril 1998 et par le décret du 30 juin 2006, sont apportées les modifications suivantes : 1° Au § 1er, les termes « Le premier degré de l’enseignement secondaire de type I comprenant la deuxième année commune ou la deuxième année de l’enseignement professionnel de type I et, le cas échéant, l’année complémentaire visée au § 7 du présent article ainsi que les troisième, »sont remplacés par les termes suivants « Les troisième. »; 2° L’alinéa 2 du § 2 est abrogé; 3° Les § 6 et 7sont abrogés. Art. 27. Les § 1er, 1erbis et 1erter de l’article 24 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux des 3 juillet 1985 et 1er juin 1987, et par les arrêtés du Gouvernement des 19 juillet 1993, 24 avril 1995 et 15 juillet 1996, sont abrogés. Art. 28. L’article 30 du même arrêté, complété par l’arrêté royal du 3 juillet 1985 et modifié par l’arrêté royal n° 438 du 11 août 1986, est abrogé. Art. 29. L’article 34 du même arrêté, modifié par l’arrêté du Gouvernement du 20 juin 1994 et remplacé par l’arrêté du Gouvernement du 15 juillet 1996 et par le décret du 30 juin 2006, est abrogé. Art. 30. A l’article 35 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement des 19 juillet 1993 et 20 juin 1994, remplacé par l’arrêté du Gouvernement du 15 juillet 1996, complété par l’arrêté du Gouvernement du 2 avril 1998 et modifié par le décret du 30 juin 2006, sont apportées les modifications suivantes : 1° Le § 1er, 1° est remplacé par la disposition suivante : « 1° Soit la deuxième année commune du premier degré de l’enseignement secondaire »; 2° Au § 1er, 2°, les termes « ou différenciée » sont ajoutés après le terme « commune »; 3° Au § 1er, 4°, les termes« visée aux articles 23, § 7et 48, § 7 » sont remplacés par les termes « organisée à l’issue de la première ou de la deuxième année du premier degré de l’enseignement secondaire. »;
11963
11964
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 4° Le § 2, 1° est remplacé par la disposition suivante : « 2° les élèves réguliers qui ont terminé avec fruit la deuxième année différenciée du premier degré de l’enseignement secondaire ou le premier degré de l’enseignement secondaire comprenant soit la deuxième année commune soit l’année complémentaire organisée à l’issue de cette dernière ou la troisième année de différenciation et d’orientation organisée au sein du deuxième degré. » 5° Le § 2, 2° est abrogé. 6° Au § 2, 3°, les termes « qui ne satisfont pas aux dispositions de la loi du 19 mars 1971 relative à l’équivalence des diplômes et certificats d’études étrangers » sont insérés après les termes « les élèves âgés de seize ans ». Art. 31. L’article 45, § 1er, 1° du même arrêté, modifié par l’arrêté de l’Exécutif du 30 août 1989 et les arrêtés du Gouvernement des 19 juillet 1993, 15 juillet 1996 et 2 avril 1998, est remplacé par la disposition suivante : « 1° jusqu’au 15 janvier en troisième et quatrième années en ce compris les passages de l’année complémentaire organisée à l’issue de la deuxième année du premier degré de l’enseignement secondaire à la troisième année de l’enseignement secondaire professionnel. » Art. 32. L’article 46, § 3 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement des 20 juin 1994, 24 avril 1995, 15 juillet 1996 et 2 avril 1998, est abrogé. Art. 33. A l’article 48 du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du 3 juillet 1985 et les arrêtés du Gouvernement des 20 juin 1994 et 2 avril 1998, sont apportées les modifications suivantes : 1° Au § 1er, les termes « L’ensemble des deux premières années d’études de l’enseignement secondaire de type II, l’année complémentaire visée au § 7 du présent article, » sont supprimés; 2° L’alinéa 2 du § 2 est abrogé. Art. 34. Les § 1er et 1erbis de l’article 49 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux des 3 juillet 1985 et 1 juin 1987 et par les arrêtés du Gouvernement des 19 juillet 1993, 20 juin 1994, 15 juillet 1996 et 2 avril 1998, sont abrogés. er
CHAPITRE IX. — Modification du décret du 2 juillet 1990 fixant le mode de calcul et d’utilisation du nombre global de périodes-professeur pour l’enseignement secondaire de plein exercice de type I et de type II Art. 35. Un article 21quater rédigé comme suit est ajouté au décret du 2 juillet 1990 fixant le mode de calcul et d’utilisation du nombre global de périodes-professeur pour l’enseignement secondaire de plein exercice de type I et de type II : « Article 21quater. § 1er. Indépendamment du nombre global de périodes-professeur et de l’application des articles 21bis et 21ter, il est attribué pour les établissements d’enseignement secondaire organisant un premier degré commun, six cents périodes pour l’année scolaire 2008-2009. Ces périodes sont affectées à l’organisation de la remédiation et des années complémentaires au sein du premier degré. Le Gouvernement répartit les six cents périodes visées à l’alinéa précédent entre les établissements scolaires concernés sur la base du nombre d’élèves inscrits au 15 janvier 2008 au sein du premier degré commun dans chaque établissement. § 2. Chaque année scolaire, à partir de l’année scolaire 2009-2010, indépendamment du nombre global de périodes-professeur et de l’application des articles 21bis et 21ter, il est attribué pour les établissements d’enseignement secondaire organisant un premier degré commun, quatre mille cinq cents périodes diminuées du nombre de périodes obtenues l’année scolaire précédente par l’ensemble des établissements scolaires en application de l’article 11, § 1er, 2° et 3° de l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté franc¸ aise du 31 août 1992 exécutant le décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l’enseignement secondaire de plein exercice et pour lesquels soit la première ou la deuxième année différenciée compte moins de six élèves, soit la première et la deuxième année différenciée comptent moins de douze élèves. Les périodes visées à l’alinéa précédent sont affectées à l’organisation de la remédiation et des années complémentaires au sein du premier degré. Le Gouvernement répartit les périodes visées à l’alinéa premier du présent paragraphe entre les établissements scolaires concernés sur la base du nombre d’élèves inscrits au 15 janvier 2008 au sein du premier degré commun dans chaque établissement. § 3. L’utilisation des périodes dévolues à chaque établissement scolaire en application des paragraphes 1er et 2 du présent article est soumise à l’avis préalable, dans l’enseignement organisé par la Communauté franc¸ aise, du comité de concertation de base, dans l’enseignement officiel subventionné par la Communauté franc¸ aise, de la commission paritaire locale, et dans l’enseignement libre subventionné par la Communauté franc¸ aise, du conseil d’entreprise ou, à défaut, de la délégation syndicale, avec droit d’évocation du bureau de conciliation en cas de désaccord. » § 4. Au plus tard au 30 juin 2011, le Gouvernement évalue l’utilisation et la répartition des périodes octroyées dans le cadre des dispositions visées dans le présent article. Cette évaluation se fonde notamment sur l’évolution du nombre d’élèves accédant à l’enseignement secondaire en étant porteurs du Certificat d’Etudes de Base. CHAPITRE X Modification du décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l’enseignement secondaire de plein exercice Art. 36. A l’article 4, l’alinéa 2 du décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l’enseignement secondaire de plein exercice, modifié par les décrets des 27 décembre 1993, 2 avril 1996, 14 juin 2001 et 30 juin 2006, est abrogé. Art. 37. A l’article 7, alinéa 5 du décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l’enseignement secondaire de plein exercice, modifié par les décrets des 27 décembre 1993, 2 avril 1996, 14 juin 2001 et 30 juin 2006, sont apportées les modifications suivantes : 1° Au 2°, les termes « la première année B « sont remplacés par les termes « la première année différenciée »; 2° Au 3°, le mot « professionnelle » est remplacé par le mot « différenciée »; 3° Au 10°, les termes« général et de l’enseignement technique » sont supprimés; 4° Au 11°, le mot « professionnel » est remplacé par le mot « différencié »;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 5° A l’alinéa 6, les termes « Sans préjudice de l’alinéa 1er de l’article 3 de l’Arrêté de l’Exécutif de la Communauté franc¸ aise du 31 août 1992, » sont insérés avant les termes « Les élèves inscrits dans l’année complémentaire »; 6°A l’alinéa 6, les termes « à l’article 23, § 7, de l’arrêté du 29 juin 1984 relatif à l’organisation de l’enseignement secondaire » sont remplacés par les termes « au titre III du décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique er du 1 degré de l’enseignement secondaire tel que modifié par le décret du 7 décembre 2007 organisant la différenciation structurelle au sein du premier degré afin d’amener l’ensemble des élèves à la maîtrise des socles de compétences »; 7°A l’alinéa 7, les termes « première année B » sont remplacés par les termes« première année différenciée ». Art. 38. A l’article 10, alinéa 1er du même décret, modifié par les décrets des 27 décembre 1993, 10 avril 1994, 2 avril 1996, complété par le décret du 30 novembre 2000 et modifié par le décret du 30 juin 2006, les termes « général et de l’enseignement technique » sont supprimés. Art. 39. A l’article 11, alinéa 1er, 3° du même décret, complété par les décrets des 2 avril 1996, 25 juillet 1996 et 30 juin 2006, le mot « professionnelle » est remplacé par le mot « différenciée ». Art. 40. A l’article 12 du même décret, sont apportées les modifications suivantes : 1° Au 1°, les termes « première année B » sont remplacés par les termes « première année différenciée »; 2° Au 2°, les termes « en deuxième année professionnelle » sont remplacés par les termes « en deuxième année différenciée », et les termes « enseignement secondaire professionnel » sont remplacés par les termes« enseignement secondaire différencié ». Art. 41. A l’article 14, § 3, du même décret, modifié par le décret du 2 avril 1996, sont apportées les modifications suivantes : 1° A l’alinéa 1er, les termes « à la première année B » sont remplacés par les termes « à la première année différenciée »; 2° A l’alinéa 2, les termes « à la deuxième année professionnelle » sont remplacés par les termes « à la deuxième année différenciée ». Art. 42. A l’article 17 du même décret est apportée la modification suivante : 1° A l’alinéa 2, les termes « A l’exception des premiers degrés commun ou différencié, des années constitutives de ceux-ci et de l’année de différenciation et d’orientation visée à l’article 19, intégré par le décret du 7 décembre 2007 organisant la différenciation structurelle au sein du premier degré afin d’amener l’ensemble des élèves à la maîtrise des socles de compétences dans le décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du premier degré de l’enseignement secondaire, l’ » sont insérés avant les termes « alinéa 1er ». Art. 43. A l’article 21quinquies du même décret inséré par l’article 31 du décret du 4 janvier 1999, sont apportées les modifications suivantes : 1° Au § 1er, les termes « et en deuxième année de l’enseignement professionnel » sont remplacés par les termes « et dans la deuxième année du premier degré différencié, dans l’année différenciée supplémentaire visée à l’article 28, § 2, ainsi que dans la troisième année de différenciation et d’orientation visée à l’article 19, intégré par le décret du 7 décembre 2007 organisant la différenciation structurelle au sein du premier degré afin d’amener l’ensemble des élèves à la maîtrise des socles de compétences dans le décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du premier degré de l’enseignement secondaire ». 2° Au § 2, les termes « dans la deuxième année du premier degré différencié, dans l’année différenciée supplémentaire visée à l’article 28, § 2, ainsi que dans la troisième année de différenciation et d’orientation visée à l’article 19, intégré par le décret du 7 décembre 2007 organisant la différenciation structurelle au sein du premier degré afin d’amener l’ensemble des élèves à la maîtrise des socles de compétences dans le décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du premier degré de l’enseignement secondaire » sont insérés entre les termes « Celui-ci est l’unité » et le terme « sauf ». CHAPITRE XI. — Modification de l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté franc¸ aise du 31 août 1992 exécutant le décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l’enseignement secondaire de plein exercice Art. 44. A l’article 1er de l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté franc¸ aise du 31 août 1992 exécutant le décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l’enseignement secondaire de plein exercice, les termes « la première année A » sont remplacés par les termes « la première année commune ». Art. 45. A l’article 2 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement des 1er juin 1993 et 11 avril 1996, sont apportées les modifications suivantes : 1° Au § 1er, les termes « Dans la première année A et dans la deuxième année commune de l’enseignement secondaire de type I ainsi que dans les deux premières années de l’enseignement général et de l’enseignement technique de type II : » sont remplacés par les termes « Dans la première année commune et la deuxième année commune de l’enseignement secondaire à l’exception des élèves ayant été inscrits en première année différenciée et qui ont obtenu leur Certificat d’Etudes de Base à l’issue de cette dernière année : »; et les termes « première année A » du 3° sont remplacés par les termes « première année commune »; 2° Au § 2, les termes « Dans la première année A » sont remplacés par les termes « Dans la première année commune »; 3° A la suite du § 2, est inséré un § 3 rédigé comme suit : « § 3. L’élève qui a obtenu son Certificat d’études de Base à l’issue de la première ou de la deuxième année différenciée génère un nombre de périodes-professeurs calculé sur la base de l’alinéa 1er de l’article 3 du présent arrêté durant son parcours scolaire au sein du premier degré commun. » Art. 46. A l’article 3 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes : 1° A l’alinéa 1er, les termes « la première année B » sont remplacés par les termes « la première année différenciée »; 2° A l’alinéa 2, les termes « En deuxième année professionnelle de l’enseignement secondaire de type I ainsi que dans les deux premières années de l’enseignement secondaire professionnel de type II » sont remplacés par les termes « En deuxième année différenciée de l’enseignement secondaire »; 3° A l’alinéa 3, les termes « En deuxième année professionnelle » sont remplacés par les termes « En deuxième année différenciée ».
11965
11966
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 47. Un article 6ter rédigé comme suit est ajouté au même arrêté : « Article 6ter. Dans la troisième année de différenciation et d’orientation, le nombre de périodes-professeurs est calculé au 1er octobre de l’année scolaire en cours et est obtenu en multipliant le nombre d’élèves par 30 et en divisant ce produit par 10 pour une première tranche de 20 élèves, par 12 pour une deuxième tranche de 20 élèves, par 14 pour les élèves suivants. » Art. 48. A l’article 11 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement des 1er juin 1993 et 11 avril 1996, complété par l’arrêté du Gouvernement du 25 juillet 1996, sont apportées les modifications suivantes : 1° Au § 1er, 1°, les termes « première année A » sont remplacés par les termes « première année commune »; 2° Au § 1er, 2°, les termes « première année B » sont remplacés par les termes « première année différenciée », et les termes « deuxième année professionnelle » sont remplacés par les termes « deuxième année différenciée »; 3° Au § 1er, 3°, les termes « première année B » sont remplacés par les termes « première année différenciée », et les termes « deuxième année professionnelle » sont remplacés par les termes « deuxième année différenciée ». 4° Au § 2, 1°, les termes « première année A » sont remplacés par les termes « première année commune ». Art. 49. A l’article 12, § 1er, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement des 1er juin 1993, 11 avril 1996 et 25 juillet 1996, sont apportées les modifications suivantes : 1° A l’alinéa 1er, 1°, les termes « première année A » sont remplacés par les termes « première année commune » et le 2° est abrogé; 2° A l’alinéa 2, 1°, les termes « première année A » sont remplacés par les termes « première année commune » et le 2° est abrogé; 3° A l’alinéa 3, 1°, les termes « première année A » sont remplacés par les termes « première année commune » et le 2° est abrogé; 4° A l’alinéa 4, 1°, les termes « première année A » sont remplacés par les termes « première année commune » et le 2° est abrogé; 5° Au § 6, les termes « première année A » sont remplacés par les termes « première année commune ». CHAPITRE XII. — Modification du décret du 24 juillet 1997 définissant les missions prioritaires de l’enseignement fondamental et de l’enseignement secondaire et organisant les structures propres à les atteindre Art. 50. A l’article 4, alinéa 4 du décret du 24 juillet 1997 définissant les missions prioritaires de l’enseignement fondamental et de l’enseignement secondaire et organisant les structures propres à les atteindre, les termes « aux besoins de certains élèves, les deux premières années de l’enseignement secondaire ordinaire et spécialisé de forme 4 peuvent également être organisées de manière différenciée, » sont remplacés par les termes « aux besoins des élèves qui ne sont pas titulaires du Certificat d’Etudes de Base, les deux premières années de l’enseignement secondaire ordinaire et spécialisé de forme 4 sont organisés de manière différenciée, ». Art. 51. A l’alinéa 5 de l’article 4, les termes « à l’exception de la troisième année de différenciation et d’orientation, » sont insérés entre les termes « Les troisième, » et le terme « quatrième ». Art. 52. A l’alinéa 3 de l’article 15 du décret précité, les termes « Dans le cadre des dispositions fixées par le décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du premier degré de l’enseignement secondaire, le » sont insérés avant les termes « projet d’établissement ». CHAPITRE XIII. — Modification de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 3 mai 1999 déterminant la forme et les règles de délivrance du Certificat d’Etudes de Base Art. 53. Dans l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 3 mai 1999 déterminant la forme et les règles de délivrance du Certificat d’Etudes de Base, l’article 3, § 3, modifié par le décret du 2 juin 2006, est abrogé. CHAPITRE XIV Abrogation du décret du 19 juillet 2001 relatif à l’organisation du premier degré de l’enseignement secondaire Art. 54. Le décret du 19 juillet 2001 relatif à l’organisation du premier degré de l’enseignement secondaire est abrogé. CHAPITRE XV. — Modification du décret du 2 juin 2006 relatif à l’évaluation externe des acquis des élèves de l’enseignement obligatoire et au Certificat d’Etudes de Base au terme de l’enseignement primaire Art. 55. A l’article 8, § 1er, du décret du 2 juin 2006 relatif à l’évaluation externe des acquis des élèves de l’enseignement obligatoire et au Certificat d’Etudes de Base au terme de l’enseignement primaire est inséré entre les alinéas 4 et 5, un alinéa rédigé comme suit : « Pour chacune des évaluations externes non certificatives définies aux alinéas 2, 3 et 4 du présent paragraphe, une épreuve spécifique est élaborée à l’intention des élèves fréquentant la deuxième année différenciée. L’élaboration de cette épreuve est confiée au groupe de travail tel que défini aux articles 9 et suivants chargé d’élaborer l’épreuve destinée aux élèves de la deuxième année commune. » CHAPITRE XVI. — Modification du décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du 1er degré de l’enseignement secondaire Art. 56. Le titre III et les articles 13 à 15 du décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du 1er degré de l’enseignement secondaire sont abrogés. CHAPITRE XVII. — Dispositions transitoires Art. 57. Pour l’application des dispositions statutaires en matière de titres de capacité, la première et la deuxième année différenciée en ce compris pour cette dernière l’année différenciée supplémentaire visée à l’article 28, § 3, 1° du décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du premier degré de l’enseignement secondaire sont assimilées respectivement à la première année B et à la deuxième professionnelle. Art. 58. A titre transitoire, les dispositions du présent décret prévoyant soit une abrogation de la 2ème année professionnelle soit un changement d’appellation de la 2e année professionnelle en 2e année différenciée entreront en vigueur au 1er octobre 2009.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 59. § 1er. A titre transitoire pour l’année scolaire 2008-2009, les élèves ayant obtenu leur Certificat d’Etudes de Base selon les modalités définies à l’article 37 du décret du 2 juin 2006 relatif à l’évaluation externe des acquis des élèves de l’enseignement obligatoire et au Certificat d’Etudes de Base délivré au terme de l’enseignement primaire peuvent être inscrits comme élève régulier en 1ère année différenciée. A titre transitoire pour l’année scolaire 2008-2009 et moyennant l’accord des parents, les élèves ayant obtenu leur Certificat d’Etudes de Base selon les modalités définies à l’article 37 du décret du 2 juin 2006 relatif à l’évaluation externe des acquis des élèves de l’enseignement obligatoire et au Certificat d’Etudes de Base délivré au terme de l’enseignement primaire, sur proposition du conseil de classe, peuvent être inscrits en 1ère année différenciée jusqu’au 15 janvier de l’année scolaire en cours après avoir suivi les cours en 1ère année commune. § 2. Au terme soit de la première année B, soit de la première année différenciée, il est organisé par l’établissement qui accueille un ou plusieurs élèves concernés par une des dispositions visées aux paragraphes 1er et 2 du présent article, une évaluation spécifique au bénéfice desdits élèves. Cette évaluation porte sur l’évolution dans la maîtrise des socles de compétences notamment ceux visés à la fin de la deuxième étape du continuum pédagogique conformément à l’article 16, § 2 du décret du 24 juillet 1997 ainsi qu’au décret du 19 juillet 2001 précités. Les apports de cette évaluation font partie du rapport visé à l’article 22 du présent décret rédigé en vue de la décision d’orientation prise conformément aux dispositions visées à l’article 24. Art. 60. Les principes contenus dans les articles 61 et suivants sont des mesures transitoires qui s’appliquent dans le cadre de la mise en œuvre du présent décret, et notamment en ce qu’il introduit des titres IV et V dans le décret du 30 juin 2006 relatif à l’organisation pédagogique du 1er degré de l’enseignement secondaire. Le Gouvernement arrête les tableaux traduisant les conséquences de la nouvelle organisation pédagogique visée à l’alinéa 1er sur le plan de la classification des cours et des fonctions dont ils relèvent. Art. 61. § 1er. Le membre du personnel nommé ou engagé à titre définitif au 31 août 2008 ou au 31 août 2009 dans la fonction dont relevait un cours avant l’entrée en vigueur du présent décret, est réputé nommé ou engagé à titre définitif, selon le cas, dans la (ou les) fonction(s) dont relèvera désormais le cours conformément aux tableaux visés à l’article 60, alinéa 2, pour autant qu’il n’y ait pas de changement de classement de la fonction concernée. § 2. Pour l’application des dispositions de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d’emploi, la réaffectation et l’octroi d’une subvention-traitement d’attente dans les enseignements secondaire ordinaire et spécialisé, secondaire artistique à horaire réduit, et artistique libres subventionnés, et de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d’emploi, la réaffectation et l’octroi d’une subvention-traitement d’attente dans les enseignements secondaire ordinaire et spécialisé, secondaire artistique à horaire réduit, et artistique officiels subventionnés, quand le titre requis inclut une composante d’expérience utile soit pour une fonction de cours techniques, soit pour une fonction de pratique professionnelle, soit pour une fonction de cours techniques et de pratique professionnelle, le membre du personnel nommé ou engagé à titre définitif pour lequel une telle expérience a été reconnue dans une spécialité considérée conformément aux dispositions statutaires applicables, conserve le bénéfice de cette reconnaissance pour la spécialité considérée dans l’exercice de sa nouvelle fonction de cours techniques, ou dans une fonction de pratique professionnelle ou dans une fonction de cours techniques et de pratique professionnelle. § 3. Par dérogation à l’article 3, § 1er, 3° de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d’emploi, la réaffectation et l’octroi d’une subvention-traitement d’attente dans les enseignements secondaire ordinaire et spécialisé, secondaire artistique à horaire réduit, et artistique libres subventionnés, la notion de « même fonction » implique par ailleurs qu’il s’agisse d’une fonction : — appartenant à la même catégorie : personnel directeur et enseignant; personnel auxiliaire d’éducation; personnel social; personnel paramédical; personnel psychologique; — de même nature : fonction de recrutement, fonction de sélection; fonction de promotion — appartenant, en ce qui concerne le personnel directeur et enseignant uniquement, au même niveau d’enseignement (secondaire inférieur, secondaire supérieur) à l’exception des professeurs de langue ancienne porteurs du titre requis. Si la fonction visée à l’alinéa 1er procure une rémunération inférieure à celle de la fonction dans laquelle le membre du personnel perd tout ou partie de sa charge, le membre du personnel conserve le bénéfice de la rémunération attachée à cette fonction, à concurrence du nombre de périodes concerné. § 4. Le membre du personnel qui était titulaire à titre définitif d’un cours au 31 août 2008 ou au 31 août 2009 et qui, après application des dispositions de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d’emploi, la réaffectation et l’octroi d’une subvention-traitement d’attente dans les enseignements secondaire ordinaire et spécialisé, secondaire artistique à horaire réduit, et artistique libres subventionnés, et des dispositions visés aux § précédents, devrait subir la perte de périodes liée au reclassement de la fonction dont relèvera le cours conformément aux tableaux visés à l’article 60, alinéa 2, est rappelé en service auprès de son pouvoir organisateur pour l’exercice des périodes liées au cours dont il était titulaire, et ce avant tout autre engagement à titre temporaire ou temporaire prioritaire. Le membre du personnel rappelé en service auprès de son pouvoir organisateur conformément à l’alinéa précédent, reste engagé à titre définitif dans sa fonction d’origine et retrouve la subvention-traitement d’activité correspondant aux prestations qu’il exerc¸ ait avant sa mise en disponibilité. Le rappel en service visé à l’alinéa 1er est reconduit aussi longtemps que les opérations prévues à l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 28 août 1995 cité à l’alinéa 1er et complétées ou adaptées par le présent décret, n’ont pas trouvé à s’appliquer au membre du personnel visé par le présent paragraphe.
11967
11968
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Toutefois, l’engagement à titre définitif dans la fonction dans laquelle est exercé le rappel en service visé aux alinéas précédents n’intervient, dans le respect des dispositions statutaires, que moyennant l’accord des deux parties. § 5. Par dérogation à l’article 5, § 2, de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d’emploi, la réaffectation et l’octroi d’une subvention-traitement d’attente dans les enseignements secondaire ordinaire et spécialisé, secondaire artistique à horaire réduit, et artistique officiels subventionnés, le pouvoir organisateur qui est amené à réduire la charge d’un membre du personnel nommé à plusieurs fonctions après avoir effectué les mesures visées au § 1er de l’article 5 précité, doit, avant de le mettre en disponibilité dans la fonction où il y a perte de périodes, lui attribuer des périodes dans la (les) autre(s) fonction(s) — soit où le membre du personnel bénéficie d’une nomination; — soit pour laquelle le membre du personnel est porteur du titre requis; A condition que cette (ces) fonction(s) — appartienne(nt) à la même catégorie; — soi(en)t de même nature; — appartienne(nt) au même niveau en ce qui concerne le personnel directeur et enseignant. Si la fonction visée à l’alinéa 1er procure une rémunération inférieure à celle de la fonction dans laquelle le membre du personnel perd tout ou partie de sa charge, le membre du personnel conserve le bénéfice de la rémunération attachée à cette fonction, à concurrence du nombre de périodes concerné. Le membre du personnel qui, à la suite des mesures préalables visées ci-dessus, se voit attribuer par son pouvoir organisateur un emploi définitivement vacant dans la même fonction, est immédiatement nommé à titre définitif dans cet emploi quelle que soit la date. § 6. Par dérogation à l’article 2, § 4, alinéa 2, 4e tiret de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 28 août 1995 réglementant la mise en disponibilité par défaut d’emploi, la réaffectation et l’octroi d’une subvention-traitement d’attente dans les enseignements secondaire ordinaire et spécialisé, secondaire artistique à horaire réduit, et artistique officiels subventionnés, la réaffectation peut également s’effectuer dans une fonction procurant une rémunération inférieure à la rémunération de la fonction dans laquelle le membre du personnel perd tout ou partie de sa charge. Dans ce cas, le membre du personnel conserve le bénéfice de la rémunération attachée à sa fonction d’origine, à concurrence du nombre de périodes concerné. § 7. Pour l’application de l’article 167bis de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l’Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d’inspection chargé de la surveillance de ces établissements, et des articles 13bis, alinéa 3; 13ter et13quater de l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté franc¸ aise du 22 avril 1969 fixant les titres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d’enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, artistique, de promotion sociale et supérieur non universitaire de la Communauté franc¸ aise et des internats dépendant de ces établissements, quand le titre requis inclut une composante d’expérience utile soit pour une fonction de cours techniques, soit pour une fonction de pratique professionnelle, soit pour une fonction de cours techniques et de pratique professionnelle, le membre du personnel nommé à titre définitif pour lequel une telle expérience a été reconnue dans une spécialité considérée conformément aux dispositions statutaires applicables, conserve le bénéfice de cette reconnaissance pour la spécialité considérée dans l’exercice de sa nouvelle fonction de cours techniques, ou dans une fonction de pratique professionnelle ou dans une fonction de cours techniques et de pratique professionnelle. Art. 62. § 1er. Pour l’application des articles 34 et 42 du décret du 1er février 1993 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l’enseignement libre subventionné, les services rendus dans la fonction dont relevait le cours au 31 août 2008 ou au 31 août 2009 par le membre du personnel, sont, à la demande de ce dernier, réputés l’avoir été dans la (ou une des) fonction(s) dont relève désormais le cours conformément à l’article 60, alinéa 2, à condition que le membre du personnel soit porteur d’un titre requis ou d’un titre jugé suffisant du groupe A pour l’exercice de cette (ces) fonction(s). § 2. Pour l’application des articles 24 et 30 du décret du 6 juin1994 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l’enseignement officiel subventionné, les services rendus dans la fonction dont relevait le cours au 31 août 2008 ou au 31 août 2009 par le membre du personnel, sont, à la demande de ce dernier, réputés l’avoir été dans la (ou une des) fonction(s) dont relève désormais le cours conformément à l’article 60, alinéa 2, à condition que le membre du personnel soit porteur d’un titre requis ou d’un titre jugé suffisant du groupe A pour l’exercice de cette (ces) fonction(s). § 3. Pour l’application du présent article, quand le titre requis inclut une composante d’expérience utile soit pour une fonction de cours techniques, soit pour une fonction de pratique professionnelle, soit pour une fonction de cours techniques et de pratique professionnelle, le membre du personnel temporaire qui demande à bénéficier des mesures visées aux paragraphes précédents et pour lequel une telle expérience a été reconnue dans une spécialité considérée conformément aux dispositions statutaires applicables, conserve le bénéfice de cette reconnaissance pour la spécialité considérée dans l’exercice de sa nouvelle fonction de cours techniques, ou dans une fonction de pratique professionnelle ou dans une fonction de cours techniques et de pratique professionnelle. § 4. Pour l’application du présent article, pour les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire, les dérogations acquises dans un cours en application de l’article 6 des arrêtés royaux du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements subventionnés d’enseignement technique et d’enseignement professionnel secondaire de plein exercice et de promotion sociale, du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l’enseignement secondaire dispensé dans les établissements libres d’enseignement moyen ou d’enseignement normal subventionnés, y compris l’année postsecondaire psychopédagogique, du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l’enseignement secondaire dispensé dans les établissements d’enseignement moyen ou d’enseignement normal officiels subventionnés et en application de l’arrêté royal du 17 mars 1967 fixant les titres de capacité jugés suffisants pour les membres du personnel des établissements libres d’enseignement moyen et normal au 31 août 2008 ou au 31 août 2009 sont, à la demande du membre du personnel, réputées avoir été également acquises dans la (ou une des) fonction(s) dont relève désormais le cours conformément à l’article 60, alinéa 2. »
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE CHAPITRE XVIII. — Entrée en vigueur Art. 63. Le présent décret entre en vigueur le 1er septembre 2008 à l’exception de l’article 26, alinéa 1er, 3° qui entre en vigueur au 1er octobre 2008 et de l’article 23 qui entre en application au 1er octobre 2009. Promulguons le présent décret, ordonnons qu’il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 7 décembre 2007. La Ministre-Présidente du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise, chargée de l’Enseignement obligatoire, Mme M. ARENA La Vice-Présidente et Ministre de l’Enseignement supérieur, de la Recherche scientifique et des Relations internationales, Mme M.-D. SIMONET Le Vice-Président et Ministre du Budget et des Finances, de la Fonction publique et des Sports, M. DAERDEN La Ministre de la Culture et de l’Audiovisuel, Mme F. LAANAN Le Ministre de la Jeunesse et de l’Enseignement de Promotion sociale, M. TARABELLA La Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé, Mme C. FONCK Note (1) Session 2007-2008. Documents du Conseil. — Projet de décret, n° 471-1. — Amendements de commission, n° 471-2. — Rapport, n°. 471-3. Comptes rendus intégraux. — Discussion et adoption. Séance du mardi 27 novembre 2007.
VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP N. 2008 — 570 [C − 2008/29089] 7 DECEMBER 2007. — Decreet houdende organisatie van de structurele differentiatie in de eerste graad om alle leerlingen de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven (1) Het Parlement van de Franstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. — Wijziging van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs Artikel 1. Artikel 2, 1° van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs wordt aangevuld als volgt : « — « Begeleidingsraad », de door het inrichtingshoofd voorgezeten raad, samengesteld uit de leden van de klassenraad van de klas van de betrokken leerling en, naar gelang van het geval, ten minste één vertegenwoordiger van de klassenraad van één van de aanvullende jaren bedoeld in titel III en/of één van de gedifferentieerde jaren bedoeld in titel IV en/of het differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in titel V. Het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum kan van rechtswege de vergaderingen van die raad bijwonen. » Art. 2. In hetzelfde decreet wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 6bis. Onverminderd de bepalingen bedoeld bij het koninklijk besluit van 20 juli 1971 tot vaststelling van de voorwaarden tot en de procedure van het verlenen van de gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s en studiegetuigschriften, is het gemeenschappelijke tweede jaar toegankelijk voor iedere regelmatige leerling in de zin van artikel 2, 6° van het voormelde koninklijk besluit van 29 juni 1984 : 1° ofwel die het gemeenschappelijke eerste jaar heeft gevolgd en ten aanzien van wie de klassenraad de beslissing bedoeld in artikel 23, eerste lid, 1° heeft genomen; 2° ofwel die een aanvullend jaar dat op het einde van het gemeenschappelijke eerste jaar wordt georganiseerd, heeft gevolgd, en ten aanzien van wie de klassenraad de beslissing bedoeld in artikel 25, 1°, overeenkomstig titel III, heeft genomen; 3° ofwel die het gedifferentieerde tweede jaar heeft gevolgd en ten aanzien van wie de klassenraad de beslissing bedoeld in artikel 28, § 1, 1° heeft genomen; 4° ofwel die het gemeenschappelijke eerste jaar met succes heeft gevolgd in een inrichting die door de Vlaamse Gemeenschap of door de Duitstalige Gemeenschap wordt georganiseerd, gesubsidieerd of erkend. » Art. 3. In hetzelfde decreet wordt een artikel 6 ter ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 6ter. De leerling mag niet blijven zitten in één van de jaren waaruit de gemeenschappelijke eerste graad of de gedifferentieerde eerste graad bestaat zoals bepaald bij dit decreet, behalve als een afwijking door de Regering wordt toegekend in geval van met redenen omklede langdurige afwezigheid. De leerling mag in de eerste graad van het secundair onderwijs niet gedurende meer dan drie schooljaren blijven zitten. » Art. 4. In artikel 11 van hetzelfde decreet, worden de woorden « en 13 tot 31 » ingevoegd tussen de woorden « in de artikelen 6 tot 10 » en de woorden « van dit decreet ».
11969
11970
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 5. In artikel 12 van hetzelfde decreet, worden de woorden « en van de gedifferentieerde eerste graad » ingevoegd na de woorden « van aanvullende activiteiten ». Art. 6. In hetzelfde decreet, tussen Titel II en Titel IV, die Titel VII wordt, worden de Titels III, IV, V en VI ingevoegd, luidend als volgt : « TITEL III. — Organisatie van een aanvullend jaar in de eerste graad van het secundair onderwijs Art. 13. Er wordt een aanvullend jaar georganiseerd ten voordele van de leerlingen die, op het einde van het gemeenschappelijke of gedifferentieerde eerste of tweede jaar of van het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van het gemeenschappelijke eerste jaar, gevolgd nadat een gedifferentieerd jaar werd gevolgd, voor zover de leerling, in die twee laatste gevallen, houder is van het basisstudiegetuigschrift, zodanige moeilijkheden ondervinden dat een afzonderlijk jaar of een bijkomend jaar onontbeerlijk is om hun de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven bedoeld op het einde van de derde stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en het voormelde decreet van 19 juli 2001. Gedurende dat aanvullend jaar wordt rekening gehouden met de bijzondere behoeften van de betrokken leerling, inzonderheid deze die betrekking hebben op zijn leerritme. De organisatie van dat aanvullend jaar heeft tot doel hem de mogelijkheid te geven om de moeilijkheden op te lossen die hij ondervindt bij de verwerving van vaardigheden, inzonderheid door de vastgestelde leemten aan te vullen, en hem helpen doeltreffender leerstrategieën te verwerven waarbij de ontwikkeling wordt aangemoedigd van de vaardigheden bedoeld voor het einde van de derde stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2 van het voormelde decreet van 24 juli 1997 en overeenkomstig het voormelde decreet van 19 juli 2001, waarvoor hij geen moeilijkheden heeft. Dat aanvullend jaar kan geenszins betekenen dat de leerling in een vorig jaar blijft zitten. Art. 14. § 1. Het aanvullend jaar dat op het einde van het eerste jaar wordt gevolgd, is toegankelijk voor elke regelmatige leerling in de zin van artikel 2, 6° van het voormelde koninklijk besluit van 29 juni 1984 : 1° ofwel die het gemeenschappelijke eerste jaar heeft gevolgd en ten aanzien van wie de klassenraad de beslissing bedoeld in artikel 23, eerste lid, 1° heeft genomen; 2° ofwel die het gedifferentieerde eerste jaar heeft gevolgd en ten aanzien van wie de klassenraad de beslissing bedoeld in artikel 24, eerste lid, 2° heeft genomen; 3° ofwel die het gemeenschappelijke tweede jaar volgt en ten aanzien van wie de begeleidingsraad, vóór 15 januari, met de toestemming van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, de in artikel 15 § 4 eerste lid bedoelde beslissing neemt. § 2. Het aanvullend jaar dat op het einde van het tweede jaar wordt gevolgd, is toegankelijk voor elke regelmatige leerling in de zin van artikel 2, 6° van het voormelde koninklijk besluit van 29 juni 1984 : 1° ofwel die het gemeenschappelijke tweede jaar heeft gevolgd en ten aanzien van wie één van de beslissingen bedoeld in artikel 26, § 2, eerste lid en tweede lid 1° wordt genomen; 2° ofwel die het gedifferentieerde tweede jaar heeft gevolgd en ten aanzien van wie één van de beslissingen bedoeld in artikel 28, § 1, 2° en § 2, 1° wordt genomen, voor zover hij houder is van het basisstudiegetuigschrift; 3° ofwel die het gemeenschappelijke tweede jaar volgt en ten aanzien van wie de begeleidingsraad, vóór 15 januari, met de toestemming van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, de in artikel 15 § 4 eerste lid bedoelde beslissing heeft genomen. 4° ofwel die het aanvullend jaar heeft gevolgd na een gedifferentieerd eerste jaar dat door het basisgetuigschrift wordt bekrachtigd. Art. 15. § 1. Om de toestand van iedere leerling te onderzoeken die volgens de klassenraad leerproblemen heeft, vergadert de begeleidingsraad ten minste drie keer per schooljaar : bij het begin van het schooljaar, vóór 15 januari en bij het begin van het derde trimester. Dat onderzoek wordt uitgevoerd op grond van een verslag dat door de klassenraad wordt opgesteld en dat nagaat of de vaardigheden verworven zijn die verwacht worden op het einde van de derde stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2 van het voormelde decreet van 24 juli 1997 en het voormelde decreet van 19 juli 2001, en dat onder meer gewag maakt van de ondervonden specifieke moeilijkheden, de georganiseerde remediëring en de informatie die aan de leerling en zijn ouders of aan de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, wordt verstrekt. De begeleidingsraad stelt een dossier voor iedere betrokken leerling op. Dit dossier vermeldt de gegevens bedoeld in het vorige lid, aangevuld met de beslissingen die na de beraadslaging van de begeleidingsraad werden genomen. Deze aanvulling heeft prioritair betrekking op de voorgestelde remediëring. Als de begeleidingsraad, op de tweede van de vergaderingen bedoeld in het eerste lid, acht dat de leerling zodanige leerproblemen heeft dat hij naar een aanvullend jaar zou moeten worden georiënteerd, maakt hij een individueel leerplan op dat de remediëringen vermeldt die voor het einde van het lopende schooljaar en gedurende het volgende schooljaar moeten worden georganiseerd, in voorkomend geval, in een aanvullend jaar. § 2. Voor iedere leerling die naar een aanvullend jaar wordt georiënteerd, maakt de begeleidingsraad een individueel leerplan op. Dit plan vermeldt onder meer de wekelijkse uurregeling die door de leerling wordt gevolgd. Naast de twee lestijden voor zedenleer of godsdienst bedoeld in artikel 8 van de voormelde wet van 29 mei 1959, omvat die uurregeling 30 lestijden, waaronder drie lestijden besteed moeten worden aan de lichamelijke opvoeding. Het wordt overigens opgemaakt op grond van de behoeften van de leerling en in het kader van de bepalingen bedoeld in artikel 13. Die uurregeling kan gedeeltelijk voorzien in de deelneming aan cursussen die worden georganiseerd ten gunste van de leerlingen van het gemeenschappelijke eerste jaar of van het gemeenschappelijke tweede jaar. Dat individuele leerplan wordt, vóór het begin van het betrokken schooljaar, aan de leerling en zijn ouders of aan de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, voorgesteld door het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde, eventueel begeleid door een ander lid van het pedagogische team of door een lid van het betrokken psycho-medisch sociaal centrum. Op elk van de vergaderingen vermeld in § 1, onderzoekt de begeleidingsraad de toestand van iedere leerling die in een aanvullend jaar ingeschreven is. Op grond van inzonderheid de inlichtingen die worden verstrekt door de leerkrachten die met de betrokken leerlingen belast zijn, vult hij het in dezelfde § 1 vermelde dossier in. De begeleidingsraad kan het individueel leerplan geregeld herzien en aanpassen op grond van de evolutie van de leerling. Deze en zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, worden daar onmiddellijk op de hoogte van gebracht.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE § 3. Op de voordracht van de begeleidingsraad en met de instemming van de ouders of van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, is de overgang van de leerling die ingeschreven is in een aanvullend jaar georganiseerd op het einde van het gemeenschappelijke eerste jaar naar het gemeenschappelijke tweede jaar mogelijk vóór 15 januari van het lopende schooljaar. In dat geval bepaalt de begeleidingsraad de nadere regels voor de hulpverlening en de pedagogische steunverlening aan de betrokken leerling. § 4. Op de voordracht van de begeleidingsraad en met de instemming van de ouders of van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, is de overgang van de leerling die ingeschreven is in het gemeenschappelijke tweede jaar naar een aanvullend jaar mogelijk vóór 15 januari van het lopende schooljaar. In dat geval bepaalt de begeleidingsraad de nadere regels voor de hulpverlening en de pedagogische steunverlening aan de betrokken leerling. § 5. De schoolinrichting die een leerling naar een aanvullend jaar oriënteert, wordt ertoe gehouden dit jaar in de inrichting zelf te organiseren. § 6. De directie van de schoolinrichting bedoeld in § 5 stelt alle documenten betreffende de toepassing van de bepalingen bedoeld in dit artikel ter beschikking van de inspectiedienst. De leden van de inspectiedienst kunnen die documenten ter plaatse raadplegen, in het kader van de bepalingen van artikel 6 van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs. TITEL IV. — Organisatie van een gedifferentieerde eerste graad van het secundair onderwijs Art. 16. § 1. De gedifferentieerde eerste graad bepaald in artikel 5 wordt georganiseerd in de vorm van twee studiejaren, « gedifferentieerd eerste jaar » en « gedifferentieerd tweede jaar » genoemd. Hij is slechts toegankelijk voor de leerlingen die geen houder zijn van het basisstudiegetuigschrift en die, ofwel het zesde leerjaar van het lager onderwijs hebben gevolgd of die vóór 31 december van het daarop volgende schooljaar ten minste twaalf jaar oud zijn, zonder het zesde leerjaar van het lager onderwijs te hebben gevolgd. § 2. Iedere schoolinrichting kan de gedifferentieerde eerste graad organiseren onder de twee volgende voorwaarden : 1° ten minste één leerling inschrijven die in het secundair onderwijs komt zonder het basisstudiegetuigschrift te hebben behaald; 2° voldoen aan de voorwaarden vastgesteld bij artikel 12, § 1, eerste lid, 1°; tweede lid, 1°; derde lid, 1° en vierde lid, 1° van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet d.d. 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan. § 3. In afwijking van § 2, tweede lid, kunnen de inrichtingen die, op 1 oktober 2007, de gemeenschappelijke eerste graad niet organiseren en die ofwel een eerste jaar B of een tweede beroepsjaar, ofwel een eerste jaar B en een tweede beroepsjaar organiseren, een overeenkomst sluiten met één of meer inrichtingen voor secundair onderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd, waarbij de leerling alle trajectmogelijkheden van de eerste graad worden gewaarborgd. De inrichting of de inrichtingen waarmee die overeenkomst wordt gesloten, moeten gelegen zijn in dezelfde zone in de zin van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan of in een aanpalende zone. In dit laatste geval bedraagt de afstand tussen de betrokken inrichtingen hoogstens tien kilometer. Die overeenkomst heeft betrekking op de pedagogische continuïteit die de leerling zal genieten die, na de gedifferentieerde eerste graad te hebben gevolgd en zijn basisgetuigschrift te hebben bekomen, in de gemeenschappelijke eerste graad zal treden. § 4. De bepalingen tot regeling van de overeenkomst bedoeld in het derde lid, met inbegrip van de nadere regels voor de organisatie van de gedifferentieerde eerste graad van de betrokken school zullen moeten worden toegelicht in het project van inrichting van elke school die deze overeenkomst heeft ondertekend. Art. 17. Naast de twee wekelijkse lestijden zedenleer of godsdienst bedoeld in artikel 8 van de voormelde wet van 29 mei 1959, bedraagt de uurregeling van de gedifferentieerde eerste en tweede jaren dertig lestijden, die betrekking hebben op : 1° Frans, alsook de vorming geschiedenis en aardrijkskunde, slaande op het maatschappelijk en economisch leven, met acht tot veertien lestijden per week, waaronder twee lestijden besteed zijn aan de vorming geschiedenis en aardrijkskunde, slaande op het maatschappelijk en economisch leven; 2° de vorming wiskunde alsook de eerste wetenschappelijke vorming, met zes tot elf lestijden per week, waaronder twee lestijden besteed zijn aan de eerste wetenschappelijke opleiding; 3° het leren van een moderne taal I, met twee tot veertien lestijden per week; 4° de lichamelijke opvoeding, met drie tot vijf lestijden per week; 5° de kunstopvoeding, met twee tot vijf lestijden per week; 6° opvoeding door technologie, met twee tot negen lestijden per week, voor zover hoogstens drie wekelijkse lestijden besteed wordt aan elk van de activiteitsgebieden gekozen uit deze die in artikel 10, § 2, 2° c bepaald zijn. Art. 18. § 1. Alle leerlingen die in de gedifferentieerde eerste en tweede jaren ingeschreven zijn, met inbegrip van de leerlingen bedoeld bij de bepaling voorgeschreven in artikel 28 § 3, 1°, moeten de gemeenschappelijke externe proef afleggen die leidt tot het verkrijgen van het basisstudiegetuigschrift, zoals bepaald bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de kennis verworven door de leerlingen van het leerplichtonderwijs en het basisstudiegetuigschrift op het einde van het lager onderwijs. De bij artikel 6, § 2 bedoelde leerlingen moeten ook de proef afleggen die bij het eerste lid bedoeld is. De Regering bepaalt de nadere regels voor de inschrijving voor die proef. § 2. De klassenraad reikt het basisstudiegetuigschrift uit aan iedere leerling die slaagt vóór de gemeenschappelijke externe proef.
11971
11972
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE § 3. De klassenraad kan het basisstudiegetuigschrift uitreiken aan de leerling die ingeschreven is voor het gemeenschappelijke eerste jaar en voor de jaren waaruit de gedifferentieerde eerste graad bestaan en die niet geslaagd is of die geheel of gedeeltelijk niet heeft kunnen deelnemen aan de gemeenschappelijke externe proef. De klassenraad steunt de beslissing bedoeld in het eerste lid over een dossier houdende het afschrift van de bulletins van het lopende schooljaar zoals ze werden meegedeeld aan de ouders van de betrokken leerling of aan de persoon die de ouderlijke macht ten aanzien van hem uitoefent, het omstandig verslag van de leerkrachten van de leerling alsook elk ander gegeven dat door de klassenraad als nuttig wordt geacht. De directie van de schoolinrichting stelt alle documenten betreffende de beslissing tot toekenning van het basisstudiegetuigschrift ter beschikking van de inspectiedienst. De leden van de inspectiedienst kunnen die ter plaatse raadplegen. De ouders van de leerling aan wie het basisstudiegetuigschrift werd afgewezen of de persoon die de ouderlijke macht ten aanzien van hem uitoefent, kunnen een beroep indienen volgens de in artikel 32 van het voormelde decreet van 2 juni 2006 nader bepaalde regels. TITEL V. — Organisatie van een specifiek differentiatie- en oriëntatiejaar op het einde van de eerste graad van het secundair onderwijs Art. 19. Er kan een specifiek jaar, derde differentiatie- en oriëntatiejaar genoemd, worden georganiseerd binnen de tweede graad ten voordele van de leerlingen die, op het einde van de eerste graad die in drie jaar werd gevolgd en die, onverminderd de bepaling bedoeld in artikel 26, § 2, tweede lid, 3°, niet de basisvaardigheden hebben verworven die bedoeld zijn op het einde van de derde stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2 van het voormelde decreet van 24 juli 1997 en het voormelde decreet van 19 juli 2001. In het derde differentiatie- en oriëntatiejaar, worden de bijzondere behoeften van de leerling en de moeilijkheden die hij ondervindt in aanmerking genomen om hem te helpen bij het voortzetten van de ondernomen ontwikkeling van de competenties om het beheersingsniveau bedoeld in het eerste lid te bereiken. De organisatie van het derde differentiatie- en oriëntatiejaar heeft tot doel iedere leerling te helpen bij het uitwerken van een persoonlijk project waarmee hij verder school kan blijven gaan. De uitwerking van het persoonlijk project van de leerling wordt verwezenlijkt in samenwerking met het betrokken psycho-medisch-sociaal centrum. Het derde differentiatie- en oriëntatiejaar kan geenszins betekenen dat de leerling in het voorafgaande jaar is blijven zitten. Art. 20. Het derde differentiatie- en oriëntatiejaar is toegankelijk voor iedere regelmatige leerling in de zin van artikel 2, 6° van het voormelde koninklijk besluit van 29 juni 1984 die, zonder het getuigschrift te hebben verkregen dat bevestigt dat hij geslaagd is voor de eerste graad van het secundair onderwijs : 1° ofwel het gemeenschappelijke tweede jaar heeft gevolgd, en ten aanzien van wie de beslissing bedoeld in artikel 26, § 2, tweede lid, 3°, en derde lid, 1° wordt genomen; 2° ofwel het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van het gemeenschappelijke of gedifferentieerde eerste jaar heeft gevolgd, en ten aanzien van wie de beslissing bedoeld in de artikelen 25 § 2, 2°, b is genomen; 3° ofwel het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van het gemeenschappelijke tweede jaar heeft gevolgd en ten aanzien van wie de beslissing bedoeld in artikel 27, eerste lid, 2°, a) is genomen; 4° ofwel het aanvullend gedifferentieerd jaar bedoeld in artikel 28 § 3, 1° heeft gevolgd. Art. 21. § 1. Voor iedere leerling die naar het derde differentiatie- en oriëntatiejaar wordt georiënteerd, maakt de begeleidingsraad een dossier op houdende inzonderheid het verslag bedoeld in artikel 22 en een individueel leerplan in verband met de beheersing van de competenties die op het einde van de derde stap van het pedagogisch continuüm wordt verwacht overeenkomstig artikel 16, § 2 van het voormelde decreet van 24 juli 1997 en het voormelde decreet van 19 juli 2001, en een persoonlijk vormingsproject. Dat individueel leerplan wordt, vóór het begin van het betrokken schooljaar, aan de leerling en aan zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, voorgesteld door het inrichtingshoofd of diens afgevaardigde, eventueel begeleid door een ander lid van het pedagogisch team of een lid van het betrokken psycho-medisch-sociaal centrum. § 2. Naar aanleiding van elk van de vergaderingen vermeld in artikel 15, § 1, onderzoekt de begeleidingsraad de toestand van iedere leerling die in het derde differentiatie- en oriëntatiejaar ingeschreven is. Op grond van inzonderheid de inlichtingen die worden verstrekt door de leerkrachten van de betrokken leerlingen, vult hij het dossier bedoeld in § 1 in. De begeleidingsraad herziet het individueel leerplan en past dit aan op grond van onder meer de evolutie van het persoonlijk vormingsproject van de leerling. Deze alsook zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht ten aanzien van hem uitoefent, worden daar gelijktijd op de hoogte van gebracht. § 3. Naast de twee wekelijkse lestijden zedenleer of godsdienst bedoeld in artikel 8 van de voormelde wet van 29 mei 1959, bedraagt de wekelijkse uurregeling van het derde differentiatie- en oriëntatiejaar tweeëndertig lestijden die betrekking hebben op : 1° Frans alsook de vorming geschiedenis en aardrijkskunde, met negen tot veertien lestijden, waaronder twee of drie die besteed zijn aan de vorming geschiedenis en aardrijkskunde; 2° de vorming wiskunde alsook de eerste wetenschappelijke vorming, met zes tot elf lestijden per week die besteed zijn aan de eerste wetenschappelijke vorming; 3° het leren van een moderne taal I, met twee of vier lestijden per week; 4° de lichamelijke opvoeding, met één tot vijf lestijden per week; 5° de kunstopvoeding, met één tot vijf lestijden per week; 6° een geïntegreerde vormingsmodule, met ten minste zes lestijden per week, die tot doel heeft de leerling concreet vertrouwd te maken met de beroepssfeer, de vakken, de vormingen, de diploma’s die ertoe leiden, en met hem een levensproject uit te werken in verband met een oriëntatie zowel in het doorstromingsonderwijs als in het kwalificatieonderwijs. Hoogstens twee derde van de lestijden besteed aan die module kan besteed worden aan de deelneming aan technische cursussen of cursussen beroepspraktijk in gegroepeerde opties die onder één of meer sectoren ressorteren. De inrichtingen kunnen overeenkomsten met één of meer andere inrichtingen sluiten om die activiteiten in de beste omstandigheden uit te oefenen.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE § 4. De directie van de schoolinrichting stelt alle documenten in verband met de toepassing van de bepalingen van dit artikel ter beschikking van de inspectiedienst. De leden van de inspectiedienst kunnen die ter plaatse raadplegen. TITEL VI. — Beslissingen van de klassenraad, uitreiking van getuigschriften en oriëntatie op het einde van de eerste graad van het secundair onderwijs Art. 22. Op het einde van elk jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs, maakt de klassenraad voor iedere regelmatige leerling in de zin van artikel 2, 6° van het voormelde koninklijk besluit van 29 juni 1984 een verslag op over de competenties die verworven zijn in het kader van het referentiesysteem voor de basisvaardigheden bedoeld op het einde van de derde stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2 van het voormelde decreet van 24 juli 1997 alsook het voormelde decreet van 19 juli 2001 en, in voorkomend geval, de competenties bedoeld op het einde van de tweede stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2, van het voormelde decreet van 24 juli 1997 alsook het voormelde decreet van 19 juli 2001 voor de leerlingen die de gedifferentieerde eerste graad volgen. Het in het eerste lid bedoelde verslag dient als motivering van de beslissingen genomen door de klassenraad. Art. 23. Op het einde van het gemeenschappelijke eerste jaar, op grond van het in artikel 22 bedoelde verslag, oriënteert de klassenraad de leerling : 1° ofwel naar het gemeenschappelijke tweede jaar; 2° ofwel naar het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van het gemeenschappelijke eerste jaar, overeenkomstig titel III. Tegen de beslissing bedoeld in het eerste lid, 2° kan een beroep worden ingediend volgens de procedure bedoeld in de artikelen 95 tot 99 van het takendecreet. Art. 24. Op het einde van het gedifferentieerde eerste jaar, op grond van het in artikel 22 bepaalde verslag, oriënteert de klassenraad de leerling : 1° ofwel naar het gemeenschappelijke eerste jaar, op voorwaarde dat hij houder is van het basistudiegetuigschrift; 2° ofwel naar het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van het gemeenschappelijke eerste jaar overeenkomstig titel III, op voorwaarde dat hij houder is van het basisstudiegetuigschrift; 3° ofwel naar het gedifferentieerde tweede jaar overeenkomstig titel IV, als hij geen houder is van het basisstudiegetuigschrift. Tegen de bij het eerste lid, 2° bedoelde beslissing kan een beroep worden ingediend volgens de procedure bedoeld bij de artikelen 95 tot 99 van het takendecreet. Art. 25. § 1. Op het einde van het aanvullend jaar gevolgd na een gemeenschappelijk of gedifferentieerd eerste jaar bedoeld in titel III, voor de leerling die zijn drie studiejaren in de eerste graad niet ten volle heeft benut overeenkomstig artikel 6 ter en die de leeftijd van 16 jaar niet heeft bereikt op de datum van 31 december van het volgende schooljaar, op grond van het verslag bedoeld in artikel 22 : 1° ofwel oriënteert de klassenraad de leerling naar een gemeenschappelijk tweede jaar; 2° ofwel oriënteert de klassenraad de leerling die zijn basisstudiegetuigschrift op het einde van het gedifferentieerde eerste jaar heeft behaald naar het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van het gemeenschappelijke of gedifferentieerde tweede jaar; 3° ofwel bekrachtigt de klassenraad dat hij geslaagd is voor de eerste graad van het secundair onderwijs. § 2. Op het einde van het aanvullend jaar dat werd gevolgd na een gemeenschappelijk of gedifferentieerd eerste jaar bedoeld in titel III, voor de leerling die zijn drie studiejaren in de eerste graad ten volle heeft benut overeenkomstig artikel 6 ter of de leerling die ze niet ten volle heeft benut maar die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt op de datum van 31 december van het volgende schooljaar, op grond van het verslag bedoeld bij artikel 22 : 1° ofwel bekrachtigt de klassenraad dat hij geslaagd is voor de eerste graad van het secundair onderwijs; 2° ofwel bepaalt de klassenraad de vormen en afdelingen die hij kan volgen in het derde jaar van het secundair onderwijs en brengt de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent daar op de hoogte van, die één van de volgende keuzen kan doen : a) ofwel één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad. Deze deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22. b) ofwel het derde differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in titel V; § 3. Tegen de beslissingen bedoeld in § 1, 1° en 2° en in § 2, 2° en in § 2, 2°, kan een beroep worden ingesteld volgens de procedure bedoeld in de artikelen 95 tot 99 van het takendecreet. Art. 26. § 1. Op het einde van het gemeenschappelijke tweede jaar, op grond van het verslag bedoeld in artikel 22 : 1° ofwel bekrachtigt de klassenraad dat de leerling geslaagd is voor de eerste graad van het secundair onderwijs; 2° ofwel bekrachtigt de klassenraad niet dat de leerling geslaagd is voor de eerste graad van het secundair onderwijs en neemt hij één van de beslissingen bedoeld in § 2. § 2. Voor de leerling bedoeld in § 1, 2° die de drie studiejaren van de eerste graad overeenkomstig artikel 6 ter niet ten volle heeft benut en die de leeftijd van 16 jaar niet heeft bereikt op de datum van 31 december van het volgende schooljaar, oriënteert de klassenraad hem naar het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van een tweede jaar overeenkomstig titel III. Voor de leerling bedoeld in § 1, 2°, die de drie studiejaren van de eerste graad overeenkomstig artikel 6 ter niet ten volle heeft benut en die op de datum van het volgende schooljaar niet de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, bepaalt de klassenraad de vormen en afdelingen die hij in het derde jaar van het secundair onderwijs kan volgen en brengt de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent daar op de hoogte van, die één van de volgende keuzen doet : 1° ofwel het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van een tweede overeenkomstig titel III; 2° ofwel één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad. Deze deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22.
11973
11974
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 3°ofwel het derde differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in titel V. Voor de leerling bedoeld in § 1, 2°, die de drie studiejaren van de eerste graad ten volle heeft benut, bepaalt de klassenraad de vormen en afdelingen die hij in het derde jaar van het secundair onderwijs kan volgen en brengt de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent daar op de hoogte van, die één van de volgende keuzen doet : 1° ofwel het derde differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in titel V; 2° ofwel één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad. Deze deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22. § 3. Tegen de beslissing waarbij wordt bekrachtigd dat de leerling niet geslaagd is, die krachtens § 1, 2° door de klassenraad werd genomen, kan een beroep worden ingesteld volgens de procedure bedoeld in de artikelen 95 tot 99 van het takendecreet. Tegen de bepaling, door de klassenraad, krachtens § 2, tweede en derde leden, van de vormen en afdelingen die de leerling kan volgen in het derde jaar van het secundair onderwijs kan een beroep worden ingesteld volgens de procedure bedoeld in de artikelen 95 tot 99 van het takendecreet. Art. 27. Op het einde van het aanvullend jaar gevolgd na een gemeenschappelijk of gedifferentieerd tweede jaar overeenkomstig titel IV, op grond van het verslag bedoeld in artikel 22 : 1° ofwel bekrachtigt de klassenraad dat de leerling voor de eerste graad van het secundair onderwijs geslaagd is; 2° ofwel bekrachtigt de klassenraad niet dat de leerling voor de eerste graad van het secundair onderwijs geslaagd is. Hij bepaalt de vormen en afdelingen die de leerling kan volgen in een derde jaar van het secundair onderwijs, brengt de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent daar op de hoogte van, die één van de onderstaande mogelijkheden kiest : ofwel het derde differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in titel V; b) één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad. Deze deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22. Tegen de beslissing waarbij wordt bekrachtigd dat de leerling niet geslaagd is, die krachtens § 1, 2° door de klassenraad werd genomen, kan een beroep worden ingesteld volgens de procedure bedoeld in de artikelen 95 tot 99 van het takendecreet. Tegen de bepaling, door de klassenraad, krachtens het eerste lid, 2°, van de vormen en afdelingen die de leerling kan volgen in het derde jaar van het secundair onderwijs kan een beroep worden ingesteld volgens de procedure bedoeld in de artikelen 95 tot 99 van het takendecreet. Art. 28. § 1. Op het einde van het gedifferentieerde tweede jaar, op grond van het verslag bedoeld in artikel 22, bepaalt de klassenraad, voor de leerling die houder is van het basisstudiegetuigschrift en die op de datum van 31 december van het volgende schooljaar niet de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, de vormen en afdelingen die de leerling kan volgen in het derde jaar van het secundair onderwijs en brengt de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent daar op de hoogte van, en oriënteert hem : 1° ofwel naar het gemeenschappelijke tweede jaar. In dit geval kunnen de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent eveneens één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad, kiezen; 2° ofwel naar het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van een tweede jaar overeenkomstig titel III of één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad. Die keuze wordt gedaan door de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent. Wanneer de keuze bedoeld in 1° of in 2° betrekking heeft op één van de derde jaren van het secundair onderwijs, deelt de klassenraad de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22. § 2. Op het einde van het gedifferentieerde tweede jaar, op grond van het verslag bedoeld in artikel 22, bepaalt de klassenraad, voor de leerling die houder is van het basisstudiegetuigschrift en die op de datum van 31 december van het volgende schooljaar de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, de vormen en afdelingen die de leerling kan volgen in het derde jaar van het secundair onderwijs en brengt de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent daar op de hoogte van, die één van de volgende keuzen doet : 1° ofwel het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van een tweede jaar overeenkomstig titel III; 2° ofwel één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad. Deze deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22. § 3. Op het einde van het gedifferentieerde tweede jaar, voor de leerling die geen houder is van het basisstudiegetuigschrift, bepaalt de klassenraad de vormen en afdelingen die de leerling kan volgen in een derde jaar van het secundair onderwijs en brengt de ouders en de persoon die de ouderlijke macht uitoefent daar op de hoogte van, die één van de volgende keuzen doet : 1° ofwel een aanvullend jaar in de gedifferentieerde eerste graad; 2° ofwel één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad. Deze deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22, alsook op de beheersing van de competenties bedoeld op het einde van de tweede stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2 van het voormelde decreet van 24 juli 1997 alsook het voormelde decreet van 19 juli 2001 in verband met het uitreiken van het basisstudiegetuigschrift. Iedere leerling op wie de bepaling van het eerste lid, 2° van deze paragraaf van toepassing is, legt, op het einde van het volgende schooljaar, de proef af die leidt tot het uitreiken van het basisstudiegetuigschrift zoals bepaald in de artikelen 30 en volgende van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 mei 1999 tot vaststelling van de vorm en de regels voor de uitreiking van het basisstudiegetuigschrift.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE § 4. Op het einde van het aanvullend gedifferentieerd jaar bedoeld in § 3, op grond van het verslag bedoeld in artikel 22, voor de leerling die houder is van het basisstudiegetuigschrift, bepaalt de klassenraad de vormen en afdelingen die de leerling in het derde jaar van het secundair onderwijs kan volgen en brengt de ouders en de persoon die de ouderlijke macht uitoefent daar op de hoogte van, die één van de volgende keuzen doet : 1° ofwel het derde differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in titel V; 2° ofwel één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad. Deze deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22. Op het einde van het aanvullend gedifferentieerd jaar bedoeld in § 3, op grond van het verslag bedoeld in artikel 22, voor de leerling die geen houder is van het basisstudiegetuigschrift, bepaalt de klassenraad de vormen en afdelingen die de leerling kan volgen in het derde jaar van het secundair onderwijs en brengt de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent daar op de hoogte van, die één van de derde jaren van het secundair onderwijs, overeenstemmend met de vormen en afdelingen bepaald door de klassenraad, kiest. Deze deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22. Tegen de bepaling, door de klassenraad, krachtens § 1, eerste lid, § 2, eerste lid, § 3, eerste lid, en § 4, eerste lid, van de vormen en afdelingen die de leerling in het derde jaar van het secundair onderwijs kan volgen, kan een beroep worden ingediend volgens de procedure bedoeld in de artikelen 95 tot 99 van het takendecreet. Art. 29. Als de klassenraad bekrachtigt dat de leerling die de maatregel bedoeld in artikel 6, § 2, heeft genoten en die zijn basisstudiegetuigschrift in het kader van de bepaling bedoeld in artikel 18 niet heeft behaald, geslaagd is voor de eerste graad van het secundair onderwijs, dan wordt die leerling geacht houder te zijn van het basisstudiegetuigschrift op het einde van de eerste graad van het secundair onderwijs. Art. 30. § 1. Vóór 15 januari van het lopende schooljaar, op grond van een verslag over de competenties die werden verworven ten opzichte van de basisvaardigheden bedoeld op het einde van de derde stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2 van het voormelde decreet van 24 juli 1997 alsook het voormelde decreet van 19 juli 2001, voor de leerling die ingeschreven is in het derde differentiatie- en oriëntatiejaar, kan de klassenraad : 1° ofwel bekrachtigen dat de leerling geslaagd is voor de eerste graad van het secundair onderwijs; 2° ofwel voorstellen dat hij georiënteerd wordt naar het derde jaar van het secundair onderwijs in een vorm en in een afdeling die hij bepaalt. De klassenraad deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22. De begeleidingsraad bepaalt de nadere regels voor de hulpverlening en de pedagogische steunverlening aan de leerling op wie de in het vorige lid bedoelde bepalingen van toepassing zijn. § 2. Op het einde van het derde differentiatie- en oriëntatiejaar, op grond van een verslag over de competenties die werden verworven ten opzichte van het referentiesysteem voor de basisvaardigheden bedoeld op het einde van de derde stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2, van het voormelde decreet van 24 juli 1997 alsook het voormelde decreet van 19 juli 2001 : 1° ofwel bekrachtigt de klassenraad dat de leerling voor de eerste graad van het secundair onderwijs geslaagd is; 2° ofwel oriënteert de klassenraad de leerling naar het derde jaar van het secundair onderwijs in een vorm en een afdeling die hij bepaalt. De klassenraad deelt de leerling een document mee dat aanvullende raadgevingen voor zijn oriëntatie inhoudt. Die raadgevingen hebben betrekking op de aangeraden en, in voorkomend geval, afgeraden oriëntaties in verband met het verslag bedoeld in artikel 22. Art. 31. De Regering stelt het model vast van het getuigschrift dat bekrachtigt dat de leerling voor de eerste graad van het secundair onderwijs geslaagd is. De Regering stelt het model vast van de documenten betreffende andere beslissingen dan die in verband met de bekrachtiging dat de leerling geslaagd is, genomen krachtens de artikelen 23 tot 30. ». Art. 7. De artikelen 16, 17, 18, 19 van hetzelfde decreet worden respectievelijk de artikelen 32, 33, 34, 35. Art. 8. In artikel 17 van hetzelfde decreet, dat artikel 36 is geworden,, worden de woorden « in artikel 16 » vervangen door de woorden « in artikel 32 ». Art. 9. In artikel 18 van hetzelfde decreet, dat artikel 37 is geworden, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « in artikel 16 » worden vervangen door de woorden « in artikel 32 »; 2° er wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « Bij wijze van overgangsmaatregel, voor het schooljaar 2008-2009, organiseren de inrichtingshoofden, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, en de inrichtende machten, in het gesubsidieerd onderwijs, het aanvullend jaar georganiseerd op het einde van het gemeenschappelijke tweede jaar alsook het gedifferentieerde tweede jaar, volgens de nadere regels die geldig zijn gedurende het schooljaar 2007-2008. » 3° er wordt een derde lid toegevoegd, luidend als volgt : « Het aanvullend gedifferentieerd jaar bedoeld in artikel 28 § 3, eerste lid, 1° van dit decreet zal vanaf het schooljaar 2009-2010 kunnen worden georganiseerd. Bij wijze van overgangsmaatregel zullen de leerlingen die geen houder zijn van het basisstudiegetuigschrift en die een attest C hebben behaald op het einde van het tweede beroepsjaar op het einde van het schooljaar 2008-2009 het aanvullend gedifferentieerd jaar kunnen volgen. » 4° er wordt een vierde lid toegevoegd, luidend als volgt : « Bij wijze van overgangsmaatregel, voor de schooljaren 2008-2009 en 2009-2010, zullen de leerlingen die een attest B of C op het einde van de schooljaren 2007-2008 en 2008-2009 hebben behaald, kunnen worden georiënteerd naar het specifieke differentiatie- en oriëntatiejaar georganiseerd op het einde van de 1e graad van het secundair onderwijs en bedoeld in titel V van dit decreet, voor zover ze de eerste graad gedurende drie jaar hebben gevolgd en zij op 31 december van het volgende schooljaar de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt. »
11975
11976
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK II. — Wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving Art. 10. In de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht : « In artikel 3, § 3, vierde lid, 4°, worden de woorden « in het eerste jaar B, tweede beroepsjaar of in de gedifferentieerde eerste graad » : » vervangen door de woorden « in de gedifferentieerde eerste graad : ». HOOFDSTUK III. — Wijziging van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur, en de organisatie van het secundair onderwijs Art. 11. In artikel 2, § 2, tweede lid van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur, en de organisatie van het secundair onderwijs, worden de woorden « Die eerste twee jaren kunnen eveneens worden georganiseerd in de vorm van een gedifferentieerde eerste graad. » vervangen door de woorden « Die eerste twee jaren worden georganiseerd in de vorm van een gedifferentieerde eerste graad voor de leerlingen die geen houder zijn van het basisstudiegetuigschrift. ». HOOFDSTUK IV. — Wijziging van het koninklijk besluit nr. 2 van 21 augustus 1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week in het onderwijs met volledig leerplan van het secundair onderwijs, van het aanvullend secundair beroepsonderwijs Art. 12. In artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 2 van 21 augustus 1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week in het onderwijs met volledig leerplan van het secundair onderwijs, van het aanvullend secundair beroepsonderwijs, vervangen bij het decreet van 10 april 1995 en gewijzigd bij de decreten van 30 november 2000 en 12 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het derde lid van § 1 wordt opgeheven; 2° § 5 wordt aangevuld als volgt : « met uitzondering van de aanvullende en gedifferentieerde jaren waaruit de eerste graad van het secondair onderwijs bestaat ». HOOFDSTUK V. — Wijziging van het koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II Art. 13. In artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « In de eerste en in de tweede graad » vervangen door de woorden « In de tweede graad »; 2° Het eerste lid, 2° wordt opgeheven; 3° Het tweede lid wordt opgeheven. Art. 14. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : de woorden « eerste leerjaar A » worden vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste leerjaar ». Art. 15. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, 1° worden de woorden « eerste leerjaar A » vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste leerjaar »; 2° In § 1, 2° worden de woorden « eerste leerjaar B » vervangen door de woorden « gedifferentieerd eerste leerjaar »; 3° In § 1, 3° worden de woorden « in het tweede beroepsvoorbereidend jaar » vervangen door de woorden « gedifferentieerd tweede leerjaar ». Art. 16. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 3 worden de woorden « Voor het eerste leerjaar B en voor het tweede beroepsvoorbereidend jaar » vervangen door de woorden « Voor het gedifferentieerd eerste leerjaar en voor het gedifferentieerd tweede leerjaar »; 2° In § 4, 1° worden de woorden « eerste leerjaar A » vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste leerjaar ». HOOFDSTUK VI. — Wijziging van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht Art. 17. In de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Artikel 6, tweede lid, wordt opgeheven; 2° In artikel 7 wordt het woord « eerste » geschrapt. HOOFDSTUK VII. — Wijziging van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra Art. 18. In artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden « in het eerste leerjaar B van het secundair onderwijs of in het secundair beroepsonderwijs » vervangen door de woorden « in de gedifferentieerde eerste graad, het differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in artikel 19, geïntegreerd door het decreet van 7 december 2007 houdende organisatie van de structurele differentiatie in de eerste graad om alle leerlingen de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven in het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs ».
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK VIII. — Wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs Art. 19. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 15 juli 1996 en bij het decreet van 30 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 en 2 worden vervangen als volgt : « § 1. De organisatie van de gemeenschappelijke of gedifferentieerde eerste graad wordt bepaald door het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs. »; 2° In § 5 worden de woorden « voor zover een eerste leerjaar B wordt ingericht hetzij in deze inrichting, hetzij in een inrichting van de scholengemeenschap waartoe deze inrichting behoort. » geschrapt. Art. 20. Artikel 5, § 4 van hetzelfde besluit, aangevuld met het besluit van de Regering van 19 juli 1993, vervangen bij het besluit van de Regering van 15 juli 1996 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 13 juni 1997 en bij het decreet van 30 juni 2006, wordt opgeheven. Art. 21. § 5bis van artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juli 1985, het besluit van de Regering van 15 juli 1996 en het decreet van 30 juni 2006, wordt opgeheven. Art. 22. Artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 19 juli 1993, vervangen bij het besluit van de Regering van 15 juli 1996 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2006, wordt opgeheven. Art. 23. In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 19 juli 1993 en 20 juni 1994, vervangen bij het besluit van de Regering van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 13 juni 1997 en 2 april 1998 en bij het decreet van 30 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1. Kunnen tot het derde leerjaar van het technisch of het kunstsecundair onderwijs van het type I als regelmatige leerlingen worden toegelaten, de regelmatige leerlingen die : 1° hetzij de eerste graad van het secundair onderwijs met vrucht hebben beëindigd; 2° hetzij het derde leerjaar van het secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan, hetzij het derde leerjaar van het alternerend secundair onderwijs bedoeld in artikel 2bis, § 1, 1° van het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het alternerend secundair onderwijs met vrucht hebben beëindigd en die een gunstig advies van de Toelatingsraad hebben gekregen; 3° hetzij gericht worden door de klassenraad naar een derde secundair leerjaar binnen de vormen en afdelingen bepaald door de bovenvermelde raad. » 2° In § 2, 1°, worden de woorden « van het beroepssecundair onderwijs of de eerste graad van het secundair onderwijs, met het tweede gemeenschappelijk jaar, of de eerste 2 leerjaren van het algemeen of technisch onderwijs van type II » vervangen door de woorden « gedifferentieerd van de eerste graad van het secundair onderwijs, of de eerste graad van het secundair onderwijs, met hetzij het gemeenschappelijk tweede leerjaar, hetzij het aanvullende leerjaar georganiseerd na dit laatste jaar, ofwel het derde differentiatie- en oriëntatiejaar »; 3° § 2, 2° wordt opgeheven; 4° In § 2, 3° worden de woorden « die de bepalingen betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma’s en studiegetuigschriften niet naleven » ingevoegd na de woorden « de leerlingen die de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt ». Art. 24. In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 30 augustus 1989 en bij het besluit van de Regering van 19 juli 1993, vervangen bij het besluit van de Regering van 15 juli 1996, aangevuld met het besluit van de Regering van 2 april 1998 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 en 2 worden opgeheven; 2° In § 3, 1° worden de woorden « bedoeld in de artikelen 23, § 7 en 48, § 7 » vervangen door de woorden « georganiseerd na het tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs »; 3° § 4 wordt opgeheven. Art. 25. Artikel 21, § 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van 24 april 1995 en gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 15 juli 1996 en 2 april 1998, wordt opgeheven. Art. 26. In artikel 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juli 1985, het besluit van de Executieve van 30 augustus 1989, de besluiten van de Regering van 19 juli 1993, 20 juni 1994, 24 april 1995, 2 april 1998 en bij het decreet van 30 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden de woorden « De eerste graad van het secundair onderwijs van type I met inbegrip van het tweede gemeenschappelijk jaar of van het tweede jaar beroepsonderwijs van type I en, desnoods, het bijkomend jaar bedoeld bij § 7 van dit artikel alsook de derde, » vervangen door de woorden « De derde. »; 2° Het tweede lid van § 2 wordt opgeheven; 3° de § 6 en 7 worden opgeheven. Art. 27. § 1, 1bis en 1ter van artikel 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juli 1985 en 1 juni 1987, en bij de besluiten van de Regering van 19 juli 1993, 24 april 1995 en 15 juli 1996, worden opgeheven. Art. 28. Artikel 30 van hetzelfde besluit, aangevuld met het koninklijk besluit van 3 juli 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 438 van 11 augustus 1986, wordt opgeheven. Art. 29. Artikel 34 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 20 juni 1994 en vervangen bij het besluit van de Regering van 15 juli 1996 en bij het decreet van 30 juni 2006, wordt opgeheven.
11977
11978
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 30. In artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 19 juli 1993 en 20 juni 1994, vervangen bij het besluit van de Regering van 15 juli 1996, aangevuld met het besluit van de Regering van 2 april 1998 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 1° wordt vervangen als volgt : « 1° hetzij het gemeenschappelijk tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs »; 2° In § 1, 2° worden de woorden « of gedifferentieerd » toegevoegd na het woord « gemeenschappelijk »; 3° In § 1, 4° worden de woorden « bedoeld in de artikelen 23, § 7 en 48, § 7 » vervangen door de woorden « georganiseerd na het eerste of het tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs. »; 4° § 2, 1° wordt vervangen als volgt : « 2° de regelmatige leerlingen die met vrucht het gedifferentieerd tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs of de eerste graad van het secundair onderwijs hebben beëindigd met ofwel het gemeenschappelijk tweede leerjaar, ofwel het aanvullend leerjaar georganiseerd na dit laatste jaar of het derde differentiatie- en oriëntatiejaar georganiseerd binnen de tweede graad. » 5° § 2, 2° wordt opgeheven. 6° In § 2, 3° worden de woorden « die de bepalingen van de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma’s en studiegetuigschriften niet naleven » ingevoegd na de woorden « de leerlingen van 16 jaar ». Art. 31. Artikel 45, § 1, 1° van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 30 augustus 1989 en de besluiten van de Regering van 19 juli 1993, 15 juli 1996 en 2 april 1998, wordt vervangen als volgt : « 1° tot 15 januari in het derde en het vierde leerjaar met inbegrip van de overgang van het aanvullend leerjaar georganiseerd na het tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs naar het derde leerjaar van het beroepssecundair onderwijs. » Art. 32. Artikel 46, § 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 20 juni 1994, 24 april 1995, 15 juli 1996 en 2 april 1998, wordt opgeheven. Art. 33. In artikel 48 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juli 1985 en de besluiten van de Regering van 20 juni 1994 en 2 april 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden de woorden « Het geheel van de eerste twee studiejaren van het secundair onderwijs van type II, het bijkomend jaar bedoeld bij § 7 van dit artikel, » geschrapt; 2° Het tweede lid van § 2 wordt opgeheven. Art. 34. § 1 en 1bis van artikel 49 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juli 1985 en 1 juni 1987 en bij de besluiten van de Regering van 19 juli 1993, 20 juni 1994, 15 juli 1996 en 2 april 1998, worden opgeheven. HOOFDSTUK IX. — Wijziging van het decreet van 2 juli 1990 betreffende de berekening en de aanwending van het totaal aantal lestijden-leerkracht voor het secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II Art. 35. In het decreet van 2 juli 1990 betreffende de berekening en de aanwending van het totaal aantal lestijden-leerkracht voor het secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II, wordt een artikel 21quater toegevoegd, luidend als volgt : « Art. 21quater. § 1. Buiten het totaal aantal lestijden-leerkracht en de toepassing van de artikelen 21bis en 21ter worden, voor het schooljaar 2008-2009, voor de inrichtingen voor secundair onderwijs die de gemeenschappelijke eerste graad organiseren, zeshonderd lestijden toegekend. Deze lestijden worden bestemd voor de organisatie van de remediëring en van de aanvullende jaren binnen de eerste graad. De Regering verdeelt de zeshonderd lestijden bedoeld in het vorige lid onder de betrokken schoolinrichtingen op basis van het aantal leerlingen ingeschreven op 15 januari 2008 binnen de gemeenschappelijke eerste graad in elke inrichting. § 2. Elk schooljaar, vanaf het schooljaar 2009-2010, buiten het totaal aantal lestijden-leerkracht en de toepassing van de artikelen 21bis en 21ter, worden, voor de betrokken inrichtingen voor secundair onderwijs die een gemeenschappelijke eerste graad organiseren, vierduizend vijfhonderd lestijden toegekend, verminderd met het aantal lestijden verkregen in het schooljaar daarvoor door het geheel van de schoolinrichtingen met toepassing van artikel 11, § 1, 2° en 3° van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan en waarvoor hetzij het gedifferentieerde eerste of tweede leerjaar minder dan zes leerlingen telt, hetzij het gedifferentieerde eerste en tweede leerjaar minder dan twaalf leerlingen telt. De lestijden bedoeld in het vorige lid worden bestemd voor de organisatie van de remediëring en van de aanvullende jaren binnen de eerste graad. De Regering verdeelt de lestijden bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf onder de betrokken schoolinrichtingen op basis van het aantal leerlingen ingeschreven op 15 januari 2008 binnen de gemeenschappelijke eerste graad in elke inrichting.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE § 3. Het gebruik van het aantal lestijden-leerkracht toegekend aan elke schoolinrichting met toepassing van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel, wordt onderworpen aan het voorafgaande advies, in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, van het basisoverlegcomité, in het officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, van de plaatselijke paritaire commissie en in het vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, van de ondernemingsraad of, bij gebrek hieraan, van de syndicale afvaardiging, met recht op evocatie van het bureau voor bemiddeling bij onenigheid. » § 4. Uiterlijk op 30 juni 2011 evalueert de Regering het gebruik en de verdeling van de lestijden toegekend in het kader van de bepalingen bedoeld in dit artikel. Deze evaluatie baseert zich inzonderheid op de evolutie van het aantal leerlingen die toegang hebben tot het secundair onderwijs en die houder zijn van een basisstudiegetuigschrift. HOOFDSTUK X. — Wijziging van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan Art. 36. In artikel 4 wordt het tweede lid van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, gewijzigd bij de decreten van 27 december 1993, 2 april 1996, 14 juni 2001 en 30 juni 2006, opgeheven. Art. 37. In artikel 7, vijfde lid van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, gewijzigd bij de decreten van 27 december 1993, 2 april 1996, 14 juni 2001 en 30 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In 2° worden de woorden « het eerste jaar B » vervangen door de woorden « het gedifferentieerde eerste jaar »; 2° In 3° wordt het woord « beroeps » vervangen door het woord « gedifferentieerde »; 3° In 10° worden de woorden « algemeen en het technisch onderwijs » geschrapt; 4° In 11° wordt het woord « beroeps » vervangen door het woord « gedifferentieerde »; 5° In het zesde lid worden de woorden « Onverminderd het eerste lid van artikel 3 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 31 augustus 1992, » ingevoegd vóór de woorden « De leerlingen ingeschreven in het aanvullend jaar »; 6° In het zesde lid worden de woorden « in artikel 23, § 7 van het besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs » vervangen door de woorden « in de Titel III van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs, zoals gewijzigd bij het decreet van 7 december 2007 houdende organisatie van de structurele differentiatie in de eerste graad om alle leerlingen de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven »; 7° In het zevende lid worden de woorden « eerste jaar B » vervangen door de woorden « gedifferentieerde eerste jaar ». Art. 38. In artikel 10, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 27 december 1993, 10 april 1994, 2 april 1996, aangevuld met het decreet van 30 november 2000 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2006, worden de woorden « algemeen en het technisch onderwijs » geschrapt. Art. 39. In artikel 11, eerste lid, 3° van hetzelfde decreet, aangevuld met de decreten van 2 april 1996, 25 juli 1996 en 30 juni 2006, wordt het woord « beroeps » vervangen door het woord « gedifferentieerde ». Art. 40. In artikel 12 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In 1° worden de woorden « eerste jaar B » vervangen door de woorden « gedifferentieerde eerste jaar »; 2° In 2° worden de woorden « in het tweede jaar beroepsonderwijs » vervangen door de woorden « in het gedifferentieerde tweede jaar », en worden de woorden « secundair beroepsonderwijs » vervangen door de woorden « gedifferentieerd secundair onderwijs ». Art. 41. In artikel 14, § 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 april 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « aan het eerste jaar B » vervangen door de woorden « aan het gedifferentieerde eerste jaar »; 2° In het tweede lid worden de woorden « aan het tweede jaar beroepsonderwijs » vervangen door de woorden « aan het gedifferentieerde tweede jaar ». Art. 42. In artikel 17 van hetzelfde decreet wordt de volgende wijziging aangebracht : 1° In het tweede lid worden de woorden « Met uitzondering van de gemeenschappelijke of gedifferentieerde eerste graden, van de jaren waaruit deze bestaan en van het differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in artikel 19, geïntegreerd door het decreet van 7 december 2007 houdende organisatie van de structurele differentiatie in de eerste graad om alle leerlingen de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven in het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs, is het » ingevoegd vóór de woorden « eerste lid ». Art. 43. In artikel 21 quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij artikel 31 van het decreet van 4 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden de woorden « en in het tweede jaar van het beroepsonderwijs » vervangen door de woorden « en in het tweede jaar van de gedifferentieerde eerste graad, in het gedifferentieerde aanvullend jaar bedoeld in artikel 28, § 2, alsook in het derde differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in artikel 19, geïntegreerd door het decreet van 7 december 2007 houdende organisatie van de structurele differentiatie in de eerste graad om alle leerlingen de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven in het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs ».
11979
11980
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 2° In § 2 worden de woorden « in het tweede jaar van de gedifferentieerde eerste graad, in het gedifferentieerde aanvullend jaar bedoeld in artikel 28, § 2 alsook in het derde differentiatie- en oriëntatiejaar bedoeld in artikel 19, geïntegreerd door het decreet van 7 december 2007 houdende organisatie van de structurele differentiatie in de eerste graad om alle leerlingen de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven in het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs » ingevoegd tussen de woorden « Deze coëfficiënt is de eenheid » en het woord « behoudens ». HOOFDSTUK XI. — Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan Art. 44. In artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, worden de woorden « het eerste jaar A » vervangen door de woorden « het gemeenschappelijke eerste jaar ». Art. 45. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 1 juni 1993 en 11 april 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden de woorden « In het eerste leerjaar A en in het tweede gemeenschappelijk leerjaar van type I alsmede in de eerste twee leerjaren van het algemeen onderwijs en van het technisch onderwijs van type II : » vervangen door de woorden « In het gemeenschappelijke eerste jaar en in het gemeenschappelijke tweede jaar van het secundair onderwijs met uitzondering van de leerlingen die ingeschreven werden in het gedifferentieerde eerste jaar en die hun basisstudiegetuigschrift na dit laatste jaar hebben behaald : »; en worden de woorden « eerste jaar A » van 3° vervangen door de woorden « gemeenschappelijke eerste jaar »; 2° In § 2 worden de woorden « In het eerste leerjaar A » vervangen door de woorden « In het gemeenschappelijke eerste jaar »; 3° Na § 2 wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. De leerling die zijn basisstudiegetuigschrift na het gedifferentieerde eerste of tweede jaar heeft behaald, veroorzaakt het aantal lestijden-leerkracht berekend op basis van het eerste lid van artikel 3 van dit besluit tijdens zijn schooltraject binnen de gemeenschappelijke eerste graad. » Art. 46. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « het eerste jaar B » vervangen door de woorden « het gedifferentieerde eerste jaar »; 2° In het tweede lid worden de woorden « In het tweede jaar secundair beroepsonderwijs van type I en in de eerste twee jaren secundair beroepsonderwijs van type II » vervangen door de woorden « In het gedifferentieerde tweede jaar van het secundair onderwijs »; 3° In het derde lid worden de woorden « In het tweede jaar secundair beroepsonderwijs » vervangen door de woorden « In het gedifferentieerde tweede jaar ». Art. 47. In hetzelfde besluit wordt een artikel 6 ter toegevoegd, luidend als volgt : « Art. 6ter. In het derde differentiatie- en oriëntatiejaar wordt het aantal lestijden-leerkracht berekend op 1 oktober van het lopende schooljaar en bekomen door het aantal leerlingen met 30 te vermenigvuldigen, te delen door 10 voor een eerste reeks van 20 leerlingen, door 12 voor een tweede reeks van 20 leerlingen, door 14 voor de volgende leerlingen. » Art. 48. In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 1 juni 1993 en 11 april 1996, aangevuld met het besluit van de Regering van 25 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, 1° worden de woorden « eerste jaar A » vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste jaar »; 2° In § 1, 2° worden de woorden « eerste jaar B » vervangen door de woorden « gedifferentieerd eerste jaar » en worden de woorden « tweede jaar beroepsonderwijs » vervangen door de woorden « gedifferentieerd tweede jaar »; 3° in § 1, 3° worden de woorden « eerste jaar B » vervangen door de woorden « gedifferentieerd eerste jaar » en worden de woorden « tweede jaar beroepsonderwijs » vervangen door de woorden « gedifferentieerd tweede jaar ». 4° in § 2, 1° worden de woorden « eerste jaar A » vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste jaar ». Art. 49. In artikel 12, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 1 juni 1993, 11 april 1996 en 25 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, 1° worden de woorden « eerste jaar A » vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste jaar » en wordt 2° opgeheven; 2° In het tweede lid, 1° worden de woorden « eerste jaar A » vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste jaar » en wordt 2° opgeheven; 3° In het derde lid worden de woorden « eerste jaar A » vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste jaar » en wordt 2° opgeheven; 4° In het vierde lid, 1° worden de woorden « eerste jaar A » vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste jaar » en wordt 2° opgeheven; 5° In § 6 worden de woorden « eerste jaar A » vervangen door de woorden « gemeenschappelijk eerste jaar ».
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK XII. — Wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren Art. 50. In artikel 4, vierde lid van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de woorden « aan de behoeften van sommige leerlingen, kunnen de eerste twee jaren van het secundair onderwijs (gewoon en gespecialiseerd van vorm 4) op een gedifferentieerde manier georganiseerd worden » vervangen door de woorden « aan de behoeften van de leerlingen die niet houder zijn van het basisstudiegetuigschrift, worden de eerste twee jaren van het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 op een gedifferentieerde manier georganiseerd,″ » Art. 51. In het vijfde lid van artikel 4 worden de woorden « met uitzondering van het derde differentiatie- en oriëntatiejaar » ingevoegd tussen de woorden « Het derde » en het woord « vierde ». Art. 52. In het derde lid van artikel 15 van het voornoemde decreet worden de woorden « In het kader van de bepalingen vastgesteld in het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs bepaalt het » ingevoegd vóór de woorden « project van de inrichting ». HOOFDSTUK XIII. — Wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 mei 1999 tot vaststelling van de vorm en de regels voor de uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs Art. 53. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 mei 1999 tot vaststelling van de vorm en de regels voor de uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs, wordt artikel 3, § 3, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, opgeheven. HOOFDSTUK XIV. — Opheffing van het decreet van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs Art. 54. Het decreet van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs wordt opgeheven. HOOFDSTUK XV. — Wijziging van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs Art. 55. In artikel 8, § 1 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs, wordt tussen het vierde lid en het vijfde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « Voor elke externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift, zoals bedoeld in de tweede, derde en vierde leden van deze paragraaf, wordt een specifieke proef georganiseerd voor de leerlingen die het gedifferentieerde tweede jaar volgen. De organisatie van deze proef wordt toevertrouwd aan de werkgroep, zoals bedoeld in artikel 9 en volgende, die belast is met de organisatie van de proef bestemd voor de leerlingen van het gemeenschappelijke tweede jaar. » HOOFDSTUK XVI. — Wijziging van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs Art. 56. Titel III en de artikelen 13 tot 15 van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs, worden opgeheven. HOOFDSTUK XVII. — Overgangsbepalingen Art. 57. Voor de toepassing van de statutaire bepalingen inzake bekwaamheidsbewijzen worden de gedifferentieerde eerste en tweede jaren met inbegrip voor dit laatste van het gedifferentieerd aanvullend jaar bedoeld in artikel 28, § 3, 1° van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs, respectievelijk gelijkgesteld met het eerste jaar B en het tweede jaar beroepsonderwijs. Art. 58. Bij wijze van overgangsmaatregel zullen de bepalingen van dit decreet die ofwel in een opheffing van het tweede jaar beroepsonderwijs ofwel in een verandering van de benaming van het tweede jaar beroepsonderwijs in een gedifferentieerd tweede jaar voorzien, op 1 oktober 2009 in werking treden. Art. 59. § 1. Bij wijze van overgangsmaatregel voor het schooljaar 2008-2009 kunnen de leerlingen die hun basisstudiegetuigschrift hebben behaald volgens de nadere regels bedoeld in artikel 37 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs, als regelmatige leerlingen ingeschreven worden in het gedifferentieerde eerste jaar. Bij wijze van overgangsmaatregel voor het schooljaar 2008-2009 en mits toestemming van de ouders, kunnen de leerlingen die hun basisstudiegetuigschrift hebben behaald volgens de nadere regels bedoeld in artikel 37 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs, op voorstel van de klassenraad, ingeschreven worden in het gedifferentieerde eerste jaar tot 15 januari van het lopende schooljaar na de lessen in het gemeenschappelijke eerste jaar te hebben gevolgd. § 2. Na ofwel het eerste jaar B of het gedifferentieerde eerste jaar, wordt door de inrichting die één of meer leerlingen ontvangt die betrokken zijn bij één van de bepalingen bedoeld in § 1 en 2 van dit artikel, een specifieke evaluatie georganiseerd voor de bovenvermelde leerlingen. Deze evaluatie heeft betrekking op de evolutie van de beheersing van de basisvaardigheden, inzonderheid deze bedoeld aan het einde van de tweede stap van het pedagogisch continuüm overeenkomstig artikel 16, § 2 van het decreet van 24 juli 1997 en het decreet van 19 juli 2001. De inbrengen van deze evaluatie maken deel uit van het verslag bedoeld in artikel 22 van dit decreet, opgesteld met het oog op de oriëntatiebeslissing genomen overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 24.
11981
11982
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 60. De beginselen opgenomen in de artikelen 61 en volgende zijn overgangsmaatregelen die van toepassing zijn in het kader van de uitvoering van dit decreet, en inzonderheid omdat dit decreet de titels IV en V invoert in het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs. De Regering bepaalt de tabellen die de gevolgen weergeven van de nieuwe pedagogische organisatie bedoeld in het eerste lid op het gebied van de classificatie van de cursussen en de ambten waaronder ze ressorteren. Art. 61. § 1. Het personeelslid dat op 31 augustus 2008 of op 31 augustus 2009 vast benoemd of aangeworven is in vast verband in het ambt waaronder een cursus vóór de inwerkingtreding van dit decreet ressorteert, wordt geacht vast benoemd of aangeworven te zijn in vast verband, naargelang het geval, in het(de) ambt(en) waaronder de cursus voortaan zal ressorteren overeenkomstig de tabellen bedoeld in artikel 60, tweede lid voor zover er geen verandering is in classificatie van het betrokken ambt. § 2. Voor de toepassing van de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs, en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd officieel gewoon en gespecialiseerd onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs, wanneer het vereiste bekwaamheidsbewijs een bestanddeel van nuttige ervaring omvat ofwel voor een ambt van technische cursussen, ofwel voor een ambt van beroepspraktijk, ofwel voor een ambt van technische cursussen en van beroepspraktijk, blijft het personeelslid dat benoemd of aangeworven is in vast verband, waarvoor een dergelijke ervaring erkend werd in een betrokken specialiteit overeenkomstig de toegepaste statutaire bepalingen, deze erkenning genieten voor de betrokken specialiteit in de uitoefening van zijn nieuwe ambt van technische cursussen of in een ambt van beroepspraktijk of in een ambt van technische cursussen en beroepspraktijk. § 3. In afwijking van artikel 3, § 1, 3°, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs, houdt de notie van ″hetzelfde ambt″ trouwens in dat het om een ambt gaat : — van dezelfde categorie : bestuurs- en onderwijzend personeel; opvoedend hulppersoneel; sociaal personeel; paramedisch personeel; psychologisch personeel; — van dezelfde aard : wervingsambt; selectieambt; bevorderingsambt; — van hetzelfde onderwijsniveau (lager secundair onderwijs, hoger secundair onderwijs) voor het bestuurs- en onderwijzend personeel alleen behalve voor leraars oude talen met het vereiste bekwaamheidsbewijs. Indien het ambt bedoeld in het eerste lid een lagere bezoldiging bezorgt dan die van het ambt waarin het personeelslid alles of een gedeelte van zijn opdracht verliest, blijft het personeelslid de bezoldiging genieten die verbonden is aan dit ambt naar rata van het betrokken aantal lestijden. § 4. Het personeelslid dat op 31 augustus 2008 of op 31 augustus 2009 titularis was in vast verband van een cursus en dat, na toepassing van de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs, en van de bepalingen bedoeld in de vorige § , het verlies van de lestijden zou moeten ondergaan dat verbonden is aan de herindeling van het ambt waaronder de cursus ressorteert overeenkomstig de tabellen bedoeld in artikel 60, tweede lid, wordt terug in dienst geroepen bij zijn inrichtende macht voor de uitoefening van de lestijden verbonden aan de cursus waarvan het titularis is en dit, vóór elke andere tijdelijke of prioritaire tijdelijke aanstelling. Het personeelslid dat terug in dienst wordt geroepen bij zijn inrichtende macht overeenkomstig het vorige lid, blijft aangeworven in vast verband in het oorspronkelijke ambt en geniet opnieuw de activiteitsweddesubsidie die overeenstemt met de prestaties die hij uitoefende vóór zijn terbeschikkingstelling. De terugroeping in dienst bedoeld in het eerste lid wordt verlengd zolang de handelingen bedoeld in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 bedoeld in het eerste lid en aangevuld of aangepast bij dit decreet, niet op het personeelslid bedoeld in deze paragraaf kunnen worden toegepast. De aanwerving in vast verband in het ambt waarin de terugroeping in dienst bedoeld in de vorige leden uitgeoefend wordt, gebeurt nochtans slechts, met inachtneming van de statutaire bepalingen, mits toestemming van beide partijen. § 5. In afwijking van artikel 5, § 2, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd officieel gewoon en gespecialiseerd onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs, moet de inrichtende macht die de opdracht van een personeelslid, benoemd in verschillende ambten, moet verminderen, na de maatregelen bedoeld in § 1 van het voornoemde artikel 5 te hebben uitgevoerd, voordat ze hem ter beschikking stelt in het ambt waar lestijden verloren zijn, hem lestijden toewijzen in het (de) andere ambt (en) : waar het personeelslid vast benoemd is; waarvoor het personeelslid houder is van het vereist bekwaamheidsbewijs;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE op voorwaarde dat dit (deze) ambt(en) — tot dezelfde categorie behoort(ren); — van dezelfde aard zijn; — tot hetzelfde niveau behoort(ren), voor het bestuurs- en onderwijzend personeel. Indien het ambt bedoeld in het eerste lid een lagere bezoldiging bezorgt dan die van het ambt waarin het personeelslid zijn opdracht of een gedeelte ervan verliest, blijft het personeelslid de bezoldiging genieten die verbonden is aan dit ambt naar rata van het betrokken aantal lestijden. Het personeelslid dat, naar aanleiding van de bovenvermelde voorafgaandelijke maatregelen, van zijn inrichtende macht een definitief vacante betrekking krijgt in hetzelfde ambt, wordt onmiddellijk vast benoemd in deze betrekking ongeacht de datum. § 6. In afwijking van artikel 2, § 4, tweede lid, vierde streepje van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd officieel gewoon en gespecialiseerd onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs, kan de reaffectatie ook gebeuren in een ambt dat een lagere bezoldiging bezorgt dan die van het ambt waarin het personeelslid zijn opdracht of een gedeelte ervan verliest. In dit geval blijft het personeelslid de bezoldiging genieten die verbonden is aan zijn oorspronkelijke ambt naar rata van het betrokken aantal lestijden. § 7. Voor de toepassing van artikel 167bis van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, en van de artikelen 13bis, derde lid; 13ter en 13quater van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen, wanneer het vereiste bekwaamheidsbewijs een bestanddeel van nuttige ervaring omvat ofwel voor een ambt van technische cursussen, ofwel voor een ambt van beroepspraktijk, ofwel voor een ambt van technische cursussen en van beroepspraktijk, blijft het vast benoemd personeelslid, waarvoor een dergelijke ervaring erkend werd in een betrokken specialiteit overeenkomstig de toegepaste statutaire bepalingen, deze erkenning genieten voor de betrokken specialiteit in de uitoefening van zijn nieuwe ambt van technische cursussen of in een ambt van beroepspraktijk of in een ambt van technische cursussen en beroepspraktijk. Art. 62. § 1. Voor de toepassing van de artikelen 34 en 42 van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, worden de diensten die door het personeelslid werden gepresteerd in het ambt waaronder de cursus op 31 augustus 2008 of op 31 augustus 2009 ressorteerde, op aanvraag van dit personeelslid, geacht gepresteerd te zijn in het (of één van de) ambt(en) waaronder de cursus voortaan ressorteert overeenkomstig artikel 60, tweede lid, op voorwaarde dat het personeelslid houder is ofwel van een vereist bekwaamheidsbewijs ofwel van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs van groep A voor de uitoefening van dit (deze) ambt(en). § 2. Voor de toepassing van de artikelen 24 en 30 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, worden de diensten die door het personeelslid werden gepresteerd in het ambt waaronder de cursus op 31 augustus 2008 of op 31 augustus 2009 ressorteerde, op aanvraag van dit personeelslid, geacht gepresteerd te zijn in het (of één van de) ambt(en) waaronder de cursus voortaan ressorteert overeenkomstig artikel 60, tweede lid, op voorwaarde dat het personeelslid houder is ofwel van een vereist bekwaamheidsbewijs ofwel van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs van groep A voor de uitoefening van dit (deze) ambt(en). § 3. Voor de toepassing van dit artikel, wanneer het vereiste bekwaamheidsbewijs een bestanddeel van nuttige ervaring omvat ofwel voor een ambt van technische cursussen, ofwel voor een ambt van beroepspraktijk, ofwel voor een ambt van technische cursussen en van beroepspraktijk, blijft het tijdelijk personeelslid dat vraagt om in aanmerking te worden genomen voor de maatregelen bedoeld in de vorige § en waarvoor een dergelijke ervaring erkend werd in een betrokken specialiteit overeenkomstig de toegepaste statutaire bepalingen, deze erkenning genieten voor de betrokken specialiteit in de uitoefening van zijn nieuwe ambt van technische cursussen, of in een ambt van beroepspraktijk of in een ambt van technische cursussen en beroepspraktijk. § 4. Voor de toepassing van dit artikel, voor de tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden, worden de afwijkingen verworven in een cursus met toepassing van artikel 6 van de koninklijke besluiten van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie, van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs en met toepassing van het koninklijk besluit van 17 maart 1967 tot vaststelling van de bevoegdheidsbewijzen die voldoende geacht werden voor de leden van het personeel der vrije inrichtingen voor middelbaar en normaalonderwijs, op 31 augustus 2008 of op 31 augustus 2009, op aanvraag van het personeelslid, geacht ook verworven te zijn in het (of één van de) ambt(en) waaronder de cursus voortaan ressorteert overeenkomstig artikel 60, tweede lid. »
11983
11984
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK XVIII. — Inwerkingtreding Art. 63. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2008, met uitzondering van artikel 26, eerste lid, 3°, dat op 1 oktober 2008 in werking treedt, en van artikel 23, dat op 1 oktober 2009 van toepassing wordt. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 7 december 2007. De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN, De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK Nota (1) Zitting 2007 – 2008. Stukken van de Raad. — Ontwerp van decreet, nr. 471 - 1. — Commissieamendementen, nr. 471-2. — Verslag, nr. 471-3. Integrale verslagen. — Bespreking en aanneming. Vergadering van dinsdag 27 november 2007.
* MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE F. 2008 — 571
[C − 2008/29091]
21 DECEMBRE 2007. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 17 juillet 2002 réglant l’intervention des Services du Gouvernement et des Organismes d’intérêt public relevant du Comité de Secteur XVII dans les frais de transport des membres du personnel Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, notamment l’article 87, § 3, modifié par la loi spéciale du 8 août 1988 et par la loi spéciale du 16 juillet 1993; Vu le décret du 1er juillet 1982 créant un Commissariat général aux Relations internationales notamment l’article 3, § 2, modifié par le décret du 27 février 2003; Vu le décret du 27 mars 2002 portant création de l’Entreprise publique des Technologies nouvelles de l’Information et de la Communication de la Communauté franc¸ aise (ETNIC), modifié par le décret du 27 février 2003, notamment l’article 13; Vu le décret du 11 juillet 2002 relatif à la formation en cours de carrière dans l’enseignement spécialisé, l’enseignement secondaire ordinaire et les centres psycho-médico-sociaux et à la création d’un institut de la formation en cours de carrière, modifié par le décret du 27 février 2003, notamment l’article 45, alinéa 2; Vu le décret du 17 juillet 2002 portant réforme de l’Office de la Naissance et de l’Enfance, en abrégé « O.N.E. », modifié par le décret du 27 février 2003, notamment l’article 24, § 2; Vu le décret du 27 février 2003 sur la radiodiffusion, notamment l’article 137, § 3; Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 17 juillet 2002 réglant l’intervention des Services du Gouvernement et des Organismes d’intérêt public relevant du Comité de Secteur XVII dans les frais de transport des membres du personnel; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 6 décembre 2007; Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 7 décembre 2007; Vu l’accord du Ministre de la Fonction publique, donné le 7 décembre 2007; Vu le protocole n° 360 du Comité de Secteur XVII, conclu le 21 décembre 2007;
11985
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Sur la proposition du Ministre de la Fonction publique; Vu la délibération du Gouvernement du 7 décembre 2007, Arrête : Article 1er. Aux articles 3 et 4 de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté franc¸ aise du 17 juillet 2002 réglant l’intervention des Services du Gouvernement et des Organismes d’intérêt public relevant du Comité de Secteur XVII dans les frais de transport des membres du personnel, la mention « 88 % » est remplacée par la mention « 100 % ». Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 1er février 2008. Art. 3. Le Ministre de la Fonction publique est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 21 décembre 2007. Pour le Gouvernement de la Communauté franc¸ aise : Le Ministre de la Fonction publique, M. DAERDEN
VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP N. 2008 — 571
[C − 2008/29091]
21 DECEMBER 2007. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot regeling van de tegemoetkoming van de Diensten van de Regering en van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren in de vervoerkosten van de personeelsleden De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op het decreet van 1 juli 1982 tot oprichting van een « Commissariat général aux Relations internationales » (Commissariaat-generaal voor internationale betrekkingen van de Franse Gemeenschap van België), inzonderheid op artikel 3, § 2, gewijzigd bij het decreet van 27 februari 2003; Gelet op het decreet van 27 maart 2002 houdende de oprichting van het Overheidsbedrijf voor de Nieuwe Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap (ETNIC), gewijzigd bij het decreet van 27 februari 2003, inzonderheid op artikel 13; Gelet op het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, gewijzigd bij het decreet van 27 februari 2003, inzonderheid op artikel 45, tweede lid; Gelet op het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de « Office de la Naissance et de l’Enfance », afgekort « ONE », gewijzigd bij het decreet van 27 februari 2003, inzonderheid op artikel 24, § 2; Gelet op het decreet van 27 februari 2003 betreffende de radio-omroep, inzonderheid op artikel 137, § 3; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot regeling van de tegemoetkoming van de Diensten van de Regering en van de instellingen van openbaar nut die onder het comité van sector XVII ressorteren in de vervoerkosten van de personeelsleden; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 december 2007; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 7 december 2007; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 7 december 2007; Gelet op het protocol nr. 360 van het Comité van Sector XVII, gesloten op 21 december 2007; Op de voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken; Gelet op de beraadslaging van de Regering van 7 december 2007, Besluit : Artikel 1. In de artikelen 3 en 4 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot regeling van de tegemoetkoming van de Diensten van de Regering en van de instellingen van openbaar nut die onder het comité van sector XVII ressorteren in de vervoerkosten van de personeelsleden, wordt de vermelding « 88 % » vervangen door de vermelding « 100 % ». Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2008. Art. 3. De Minister van Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 21 december 2007. Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Ambrenarenzaken, M. DAERDEN
11986
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST MINISTERE DE LA REGION WALLONNE F. 2008 — 572 [2008/200457] 29 NOVEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 02 de la division organique 30 et le programme 01 de la division organique 12 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 Le Ministre du Logement, des Transports et du Développement territorial, Vu les lois sur la comptabilité de l’Etat, coordonnées le 17 juillet 1991, notamment l’article 12 tel que modifié par l’article 4 de la loi du 19 juillet 1996; Vu le décret du 21 décembre 2006 contenant le budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, notamment l’article 38; Vu la circulaire du 18 janvier 2001 relative à la gestion administrative des programmes cofinancés par les Fonds européens en Région wallonne, particulièrement son point III, 2, 4e alinéa; Vu le décret du 7 novembre 2007 contenant le premier feuilleton d’ajustement du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007; Considérant la surestimation des crédits demandés dans l’arrêté de transfert no 2007/13 du 27 février 2007, à savoir, les dossiers suivants (intitulés et codifications des projets cofinancés) : Objectif 2 Rural; Axe 2 : Structurer l’espace rural; Mesure 2.4 : Développement du potentiel énergétique endogène; Intitulé : Installation d’une chaufferie bois et d’un réseau de chaleur à Philippeville; Opérateur : Administration communale de Philippeville; Crédits d’ordonnancement : 96.457,95 EUR; Codification du projet : E 2RU 1 20400 0103 B; Intitulé : Construction d’une éolienne au Domaine provincial de Chevetogne; Opérateur : ASBL Incubateur; Crédits d’ordonnancement : 13,22 EUR; Codification du projet : E 2RU 1 20400 0099 B; Intitulé : Etude pour un projet de parc éolien dans la commune de Philippeville, par la Compagnie des Vents de la Fagne (CoVeFa); Opérateur : ASBL CoVeFa Crédits d’ordonnancement déficitaire : − 150,00 EUR; Codification du projet : E 2RU 1 20400 0109 B; Intitulé : Installation d’une chaufferie bois dans les locaux réaffectés de l’administration communale d’Anhée; Opérateur : Administration communale d’Anhée; Crédits d’ordonnancement : 11.759,08 EUR; Codification du projet : E 2RU 1 20400 0102 B; Intitulé : Bâtiment bioclimatique, pôle d’expérimentation et d’essaimage de techniques de constructions bioclimatiques; Opérateur : ASBL Terre Académie; Crédits d’ordonnancement : 51.000,00 EUR; Codification du projet : E 2RU 1 20400 0097 B; Intitulé : MICROHYDRODIPHI MICROHYDRaulique Dinant Philippeville; Opérateur : ICERWALPARC ASBL; Crédits d’ordonnancement : 7.859,21 EUR; Codification du projet : E 2RU 1 20400 0107 B; Interreg III A France-Wallonie-Flandre; Axe 2 : Favoriser le développement durable et la valorisation commune des territoires transfrontaliers; Mesure 2.1 : Développer une gestion et une préservation concertées de l’environnement; Intitulé : EUROWOOD; Opérateur : ERBE; Crédits d’ordonnancement : 42.593,75 EUR; Codification du projet : E IFF 1 201FW RT11 B; Interreg III A Wallonie-Lorraine-Luxembourg; Axe 3 : Protection de l’environnement et renforcement de l’attractivité de l’espace frontalier; Mesure 3.2 : Stimulation d’une politique commune de réduction et de traitement des pollutions; Intitulé : Agricométhane; Opérateur : ASBL Au Pays de l’Attert; Crédits d’ordonnancement déficitaire : -26.116,43 EUR; Codification du projet : E ILL 1 30200 TR01 B, Arrête : Article 1er. Des crédits d’ordonnancement à concurrence de 183 milliers d’EUR sont transférés du programme 01 de la division organique 12 au programme 02 de la division organique 30.
11987
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2. La ventilation des allocations de base suivantes du programme 01 de la division organique 12 et du programme 02 de la division organique 30 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 est modifiée comme suit : (en milliers d’euros) Allocation de base
Crédit après le 1er feuilleton d’ajustement et arrêtés de transfert C.D. CE
CO
Transfert CE
Crédit ajusté CO
CE
CO
DO 12 01.02.01
327
995
-
− 183
327
812
DO 30 01.01.02
3.640
6.654
-
+ 183
3.640
6.837
Art. 3. Le présent arrêté est transmis au Parlement wallon, à la Cour des comptes, à l’Inspection des Finances, au Secrétariat général du Ministère de la Région wallonne et au Contrôle des Engagements. Namur, le 29 novembre 2007. A. ANTOINE
ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION D. 2008 — 572 [2008/200457] 29. NOVEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 02 des Organisationsbereichs 30 und dem Programm 01 des Organisationsbereichs 12 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 Der Minister des Wohnungswesens, des Transportwesens und der räumlichen Entwicklung, Aufgrund der am 17. Juli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung, insbesondere des Artikels 12 in seiner durch den Artikel 4 des Gesetzes vom 19. Juli 1996 abgeänderten Fassung; Aufgrund des Dekrets vom 21. Dezember 2006 zur Festlegung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, insbesondere des Artikels 38; Aufgrund des Rundschreibens vom 18. Januar 2001 über die administrative Verwaltung der von den Europäischen Fonds mitfinanzierten Programme in der Wallonischen Region, insbesondere des Punkts III, 2, Absatz 4; Aufgrund des Dekrets vom 7. November 2007 zur ersten Anpassung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007; In Erwägung der Überschätzung der im Übertragungserlass 2007/13 vom 27. Februar 2007 beantragten Mittel, d.h. betreffend die folgenden Maßnahmen (Bezeichnung und Kodifizierung der mitfinanzierten Projekte): Ziel 2 ″ländliche Gebiete″; Zielrichtung 2: Strukturierung des ländlichen Raums; Maßnahme 2.4: Entwicklung des endogenen Energiepotentials; Bezeichnung: Bau einer Holz-Heizanlage und eines Fernwärmenetzes in Philippeville; Träger: Gemeindeverwaltung Philippeville; Ausgabeermächtigungen: 96.457,95 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2RU 1 20400 0103 B; Bezeichnung: Bau eines Windrades in der Provinzdomäne von Chevetogne; Träger: «ASBL Incubateur»; Ausgabeermächtigungen: 13,22 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2RU 1 20400 0099 B; Bezeichnung: Studie für den Bau eines Windräderparks auf dem Gebiet der Gemeinde Philippeville durch die Gesellschaft ″Compagnie des Vents de la Fagne″ (CoVeFa); Träger: «ASBL CoVeFa»; Defizitäre Ausgabeermächtigungen: -150,00 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2RU 1 20400 0109 B; Bezeichnung: Installation einer Holzheizanlage in den sanierten Räumlichkeiten der Gemeindeverwaltung von Anhée; Träger: Gemeindeverwaltung Anhée; Ausgabeermächtigungen: 11.759,08 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2RU 1 20400 0102 B; Bezeichnung: Bioklimatisches Gebäude, Experimentierung und Verbreitung von bioklimatischen Bautechniken; Träger: «ASBL Terre Académie»; Ausgabeermächtigungen: 51.000,00 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2RU 1 20400 0097 B; Bezeichnung: Microhydrodiphi Microhydraulique Dinant-Philippeville; Träger: «ICERWALPARC ASBL»; Ausgabeermächtigungen: 7.859,21 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2RU 1 20400 0107 B; Interreg III A Frankreich-Wallonie-Flandern; Zielrichtung 2: Förderung der nachhaltigen Entwicklung und der gemeinsamen Inwertsetzung des Grenzgebiets; Maßnahme 2.1: Entwicklung einer konzertierten Bewirtschaftung und Erhaltung der Umwelt; Bezeichnung: EUROWOOD;
11988
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Träger: ERBE; Ausgabeermächtigungen: 42.593,75 EUR; Kodifizierung des Projekts: E IFF 1 201FW RT11 B; Interreg III - A Wallonie-Lothringen-Luxemburg; Zielrichtung 3: Umweltschutz und Verstärkung der Attraktivität des Grenzraums; Maßnahme 3.2: Förderung einer gemeinsamen Politik zur Reduzierung und Behandlung der Verschmutzungen; Bezeichnung: Agricométhane; Träger: «ASBL Au Pays de l’Attert»; Defizitäre Ausgabeermächtigungen: − 26.116,43 EUR; Kodifizierung des Projekts: E ILL 1 30200 TR01 B, Beschließt: Artikel 1 - Es werden Ausgabeermächtigungen in Höhe von 183.000 EUR vom Programm 01 des Organisationsbereichs 12 auf das Programm 02 des Organisationsbereichs 30 übertragen. Art. 2 - Die Verteilung der folgenden Basiszuwendungen des Programms 01 des Organisationsbereichs 12 und des Programms 02 des Organisationsbereichs 30 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 wird wie folgt abgeändert: (in Tausend Euro)
Basiszuwendung
Haushaltsmittel nach der 1. Haushaltsanpassung und Übertragungserlassen A.M. VE
AE
Übertragung VE
Angepasste Mittel
AE
VE
AE
OB 12 01.02.01
327
995
-
− 183
327
812
OB 30 01.01.02
3.640
6.654
-
+ 183
3.640
6.837
Art. 3 - Der vorliegende Erlass wird dem Wallonischen Regionalrat, dem Rechnungshof, der Finanzinspektion, dem Generalsekretariat des Ministeriums der Wallonischen Region und dem Kontrolle der Verpflichtungen übermittelt. Namur, den 29. November 2007 A. ANTOINE
VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST N. 2008 — 572
[2008/200457]
29 NOVEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 02 van organisatieafdeling 30 en programma 01 van organisatieafdeling 12 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, zoals gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 19 juli 1996; Gelet op het decreet van 21 december 2006 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, inzonderheid op artikel 38; Gelet op de omzendbrief van 18 januari 2001 betreffende het administratief beheer van met Europese fondsen in het Waalse Gewest medegefinancierde programma’s, inzonderheid op punt III, 2, vierde lid; Gelet op het decreet van 7 november 2007 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007; Gelet op de overschatting van de bij het overdrachtsbesluit nr. 2007/13 van 27 februari 2007 aangevraagde kredieten, namelijk de volgende dossiers (titels en codificaties van de medegefinancierde projecten) : Landelijke Doelstelling 2; Hoofdlijn 2 : Structurering van de landelijke ruimte; Maatregel 2.4 : Ontwikkeling van het inwendig energiepotentieel; Titel : Aanleg van een verwarmingsinstallatie met hout en van een warmtenetwerk te Philippeville; Operator : Gemeentebestuur van Philippeville; Ordonnanceringskredieten : 96.457,(95 EUR); Codificatie van het project : E 2RU 1 20400 0103 B; Titel : Installatie van een windturbine in het ″Domaine provincial de Chevetogne″; Operator : VZW Incubateur; Ordonnanceringskredieten : 13,22 EUR; Codificatie van het project : E 2RU 1 20400 0099 B;
11989
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Titel : Studie voor een project van windmolenpark in de gemeente Philippeville, door de ″Compagnie des Vents de la Fagne (CoVeFa)″; Operator : VZW CoVeFa; Onvoldoende ordonnanceringskredieten : -150,00 EUR; Codificatie van het project : E 2RU 1 20400 0109 B; Titel : Aanleg van een verwarmingsinstallatie met hout in de door de gemeentebestuur van Anhée omgevormde lokalen; Operator : Gemeentebestuur van Anhée; Ordonnanceringskredieten : 11.759,(08 EUR); Codificatie van het project : E 2RU 1 20400 0102 B; Titel : Bioklimatisch gebouw, proef- en verspreidingskern voor bioklimatische bouwtechnieken; Operator : VZW ″Terre Académie″; Ordonnanceringskredieten : 51.000,(00 EUR); Codificatie van het project : E 2RU 1 20400 0097 B; Titel : ″Microhydrodiphi Microhydraulique Dinant-Philippeville″; Operator : ICERWALPARC VZW; Ordonnanceringskredieten : 7.859,(21 EUR); Codificatie van het project : E 2RU 1 20400 0107 B; Interreg III A Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen; Hoofdlijn 2 : De duurzame ontwikkeling en de gezamenlijke valorisatie van de grensoverschrijdende grondgebieden bevorderen; Maatregel 2.1 : Een gezamenlijk beheer en instandhouding van het leefmilieu ontwikkelen; Titel : Eurowood; Operator : ERBE; Ordonnanceringskredieten : 42.593,(75 EUR); Codificatie van het project : E IFF 1 201FW RT11 B ; Interreg III A Wallonië-Lotharingen-Luxemburg; Hoofdlijn 3 : Bescherming van het leefmilieu en versterking van de aantrekkelijkheid van de grensruimte; Maatregel 3.2 : Stimulering van een gemeenschappelijk beleid inzake vervuilingsvermindering en -verwerking; Titel : ″Agricométhane″; Operator : VZW ″Au Pays de l’Attert″; Onvoldoende ordonnanceringskredieten : − 26.116,43 EUR; Codificatie van het project : E ILL 1 30200 TR01 B, Besluit : Artikel 1. Er worden ordonnanceringskredieten ten belope van 183 duizend EUR overgedragen van programma 01 van organisatieafdeling 12 naar programma 02 van organisatieafdeling 30. Art. 2. De verdeling van de volgende basisallocaties van programma 01 van organisatieafdeling 12 en van programma 02 van organisatieafdeling 30 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 wordt gewijzigd als volgt : (in duizend euro) Basisallocatie
Krediet na 1e aanpassing en overdrachtsbesluiten G.K. VK
OK
Overdracht VK
Aangepast krediet OK
VK
OK
OA 12 01.02.01
327
995
-
− 183
327
812
OA 30 01.01.02
3.640
6.654
-
+ 183
3.640
6.837
Art. 3. Dit besluit wordt doorgezonden naar het Waalse Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, het Secretariaat-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest en de Controle der Vastleggingen. Namen, 29 november 2007. A. ANTOINE
* MINISTERE DE LA REGION WALLONNE F. 2008 — 573 [2008/200458] 29 NOVEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 02 de la division organique 30 et le programme 01 de la division organique 12 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 Le Ministre du Logement, des Transports et du Développement territorial, Vu les lois sur la comptabilité de l’Etat, coordonnées le 17 juillet 1991, notamment l’article 12 tel que modifié par l’article 4 de la loi du 19 juillet 1996; Vu le décret du 21 décembre 2006 contenant le budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, notamment l’article 38; Vu la circulaire du 18 janvier 2001 relative à la gestion administrative des programmes cofinancés par les Fonds européens en Région wallonne, particulièrement son point III, 2, 4e alinéa; Vu le décret du 7 novembre 2007 contenant le premier feuilleton d’ajustement du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007;
11990
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Considérant la surestimation des crédits demandés dans l’arrêté de transfert no 2007/12 du 27 février 2007, à savoir, les dossiers suivants (intitulés et codifications des projets cofinancés) : « Phasing Out » de l’Objectif 1; Axe 4 : Renforcer l’attractivité par la restauration et la promotion de l’image; Mesure 4.6 : Développement du potentiel énergétique endogène; Intitulé : Plan Bois-Energie et Développement rural à Sivry-Rance; Opérateur : Commune Sivry-Rance; Crédits d’ordonnancement : 46.312,42 EUR; Codification du projet : E P1B 1 40600 0252 B; Intitulé : Intégration des sources d’énergies renouvelables dans la Maison du Parc naturel des Plaines de l’Escaut; Opérateur : Commission de gestion du Parc naturel des Plaines de l’Escaut; Crédits d’ordonnancement : 68.192,50 EUR; Codification du projet : E P1B 1 40600 0245 B; Intitulé : Promotion de l’économie d’énergie et des énergies renouvelables pour les dirigeants de T.P.E., P.M.E. (artisans, indépendants) hennuyers; Opérateur : U.C.M. de Mons; Crédits d’ordonnancement : 48.079,60 EUR; Codification du projet : E P1B 1 40600 0238 B; Intitulé : Habiter malin, charges en moins; Opérateur : Société wallonne du Logement; Crédits d’ordonnancement : 132.135,79 EUR; Codification du projet : E P1B 1 40600 0243 B; Intitulé : Réalisation d’un audit de potentiel énergétique du territoire communal et étude de faisabilité pour l’installation d’une infrastructure de biométhanisation et pour la valorisation énergétique du biogaz; Opérateur : Commune d’Aiseau-Presles; Crédits d’ordonnancement : 4.335,00 EUR; Codification du projet : E P1B 1 40600 0244 B; Intitulé : Faisabilité technico-économique - installations de biométhanisation d’effluents d’élevage; Opérateur : Agence ERBE; Crédits d’ordonnancement : 3.277,84 EUR; Codification du projet : E P1B 1 40600 0232 B; Intitulé : Cogénération par gazéification de bois - ″Piscines de l’Orient″, à Tournai; Opérateur : GAZENBOIS, ville de Tournai; Crédits d’ordonnancement : 79.032,20 EUR; Codification du projet : E P1B 1 40600 0241 B, Arrête : Article 1er. Des crédits d’ordonnancement à concurrence de 381 milliers d’EUR sont transférés du programme 01 de la division organique 12 au programme 02 de la division organique 30. Art. 2. La ventilation des allocations de base suivantes du programme 01 de la division organique 12 et du programme 02 de la division organique 30 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 est modifiée comme suit : (en milliers d’euros) Allocation de base
Crédit après le 1er feuilleton d’ajustement et arrêtés de transfert C.D. CE
CO
Transfert CE
Crédit ajusté CO
CE
CO
DO 12 01.01.01
642
2.108
-
− 381
642
1.727
DO 30 01.01.02
3.640
6.837
-
+ 381
3.640
7.218
Art. 3. Le présent arrêté est transmis au Parlement wallon, à la Cour des comptes, à l’Inspection des Finances, au Secrétariat général du Ministère de la Région wallonne et au Contrôle des Engagements. Namur, le 29 novembre 2007. A. ANTOINE
11991
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION D. 2008 — 573
[2008/200458]
29. NOVEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 02 des Organisationsbereichs 30 und dem Programm 01 des Organisationsbereichs 12 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 Der Minister des Wohnungswesens, des Transportwesens und der räumlichen Entwicklung, Aufgrund der am 17. Juli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung, insbesondere des Artikels 12 in seiner durch den Artikel 4 des Gesetzes vom 19. Juli 1996 abgeänderten Fassung; Aufgrund des Dekrets vom 21. Dezember 2006 zur Festlegung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, insbesondere des Artikels 38; Aufgrund des Rundschreibens vom 18. Januar 2001 über die administrative Verwaltung der von den Europäischen Fonds mitfinanzierten Programme in der Wallonischen Region, insbesondere des Punkts III, 2, Absatz 4; Aufgrund des Dekrets vom 7. November 2007 zur ersten Anpassung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007; In Erwägung der Überschätzung der im Übertragungserlass 2007/12 vom 27. Februar 2007 beantragten Mittel, d.h. betreffend die folgenden Maßnahmen (Bezeichnung und Kodifizierung der mitfinanzierten Projekte): «Phasing Out» des Ziels 1; Zielrichtung 4: Verstärkung der Attraktivität durch die Aufwertung und Förderung des Images; Maßnahme 4.6: Entwicklung des endogenen Energiepotentials; Bezeichnung: Plan ″Bois Energie et Développement rural Sivry-Rance″; Träger: Gemeinde Sivry-Rance; Ausgabeermächtigungen: 46.312,42 EUR; Kodifizierung des Projekts: E P1B 1 40600 0252 B; Bezeichnung: Integration der erneuerbaren Energieträger in das Haus ″Maison du Parc naturel des Plaines de l’Escaut″; Träger: Verwaltungsausschuss des ″Parc naturel des Plaines de l’Escaut″; Ausgabeermächtigungen: 68.192,50 EUR; Kodifizierung des Projekts: E P1B 1 40600 0245 B; Bezeichnung: Förderung des sparsamen Energieverbrauchs und der erneuerbaren Energien für die Betriebsführer von Kleinstbetrieben und KMB (handwerkliche Tätigkeiten, Selbstständige) im Hennegau; Träger: U.C.M. in Mons; Ausgabeermächtigungen: 48.079,60 EUR; Kodifizierung des Projekts: E P1B 1 40600 0238 B; Bezeichnung: ″Habiter malin, charges en moins″; Träger: ″Société wallonne du Logement″ (Wallonische Wohnungsbaugesellschaft); Ausgabeermächtigungen: 132.135,79 EUR; Kodifizierung des Projekts: E P1B 1 40600 0243 B; Bezeichnung: Durchführung eines Audits über das Energiepotential auf dem Gebiet der Gemeinde und Machbarkeitsstudie für die Ansiedlung einer Biogasgewinnungsanlage und die energische Biogasaufwertung; Träger: Gemeinde Aiseau-Presles; Ausgabeermächtigungen: 4.335,00 EUR; Kodifizierung des Projekts: E P1B 1 40600 0244 B; Bezeichnung: Technisch-wirtschaftliche Machbarkeit - Anlagen zur Biogasgewinnung aus Tierdung; Träger: Agentur ″ERBE″; Ausgabeermächtigungen: 3.277,84 EUR; Kodifizierung des Projekts: E P1B 1 40600 0232 B; Bezeichnung: Kraft/Wärme Kopplung durch Holzvergasung - Schwimmbad ″Piscine de l’Orient″, in Tournai; Träger: GAZENBOIS, Stadt Tournai; Ausgabeermächtigungen: 79.032,20 EUR; Kodifizierung des Projekts: E P1B 1 40600 0241 B, Beschließt: Artikel 1 - Es werden Ausgabeermächtigungen in Höhe von 381.000 EUR vom Programm 01 des Organisationsbereichs 12 auf das Programm 02 des Organisationsbereichs 30 übertragen.
11992
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2 - Die Verteilung der folgenden Basiszuwendungen des Programms 01 des Organisationsbereichs 12 und des Programms 02 des Organisationsbereichs 30 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 wird wie folgt abgeändert: (in Tausend Euro)
Basiszuwendung
Haushaltsmittel nach der 1. Haushaltsanpassung und Übertragungserlassen A.M. VE
AE
Übertragung VE
Angepasste Mittel
AE
VE
AE
OB 12 01.01.01
642
2.108
-
− 381
642
1.727
OB 30 01.01.02
3.640
6.837
-
+ 381
3.640
7.218
Art. 3 - Der vorliegende Erlass wird dem Wallonischen Regionalrat, dem Rechnungshof, der Finanzinspektion, dem Generalsekretariat des Ministeriums der Wallonischen Region und dem Kontrolle der Verpflichtungen übermittelt. Namur, den 29. November 2007 A. ANTOINE
VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST N. 2008 — 573 [2008/200458] 29 NOVEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 02 van organisatieafdeling 30 en programma 01 van organisatieafdeling 12 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, zoals gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 19 juli 1996; Gelet op het decreet van 21 december 2006 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, inzonderheid op artikel 38; Gelet op de omzendbrief van 18 januari 2001 betreffende het administratief beheer van met Europese fondsen in het Waalse Gewest medegefinancierde programma’s, inzonderheid op punt III, 2, vierde lid; Gelet op het decreet van 7 november 2007 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007; Gelet op de overschatting van de bij het overdrachtsbesluit nr. 2007/12 van 27 februari 2007 aangevraagde kredieten, namelijk de volgende dossiers (titels en codificaties van de medegefinancierde projecten) : « Phasing Out » van Doelstelling 1; Hoofdlijn 4 : Versterking van de aantrekkingskracht door de verbetering en de bevordering van het imago; Maatregel 4.6 : Ontwikkeling van het inwendig energiepotentieel; Titel : ″Plan Bois-Energie et Développement rural Sivry-Rance″; Operator : Gemeente Sivry-Rance; Ordonnanceringskredieten : 46.312,(42 EUR); Codificatie van het project : E P1B 1 40600 0252 B; Titel : Integratie van hernieuwbare energiebronnen in het ″Maison du Parc naturel des Plaines de l’Escaut″; Operator : Beheerscommissie van het ″Parc naturel des Plaines de l’Escaut″; Ordonnanceringskredieten : 68.192,(50 EUR); Codificatie van het project : E P1B 1 40600 0245 B; Titel : Bevordering van energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen voor de ondernemers van Henegouwse zeer kleine bedrijven en K.M.O.’s (ambachtsleden, zelfstandigen); Operator : ″U.C.M.″ van Bergen; Ordonnanceringskredieten : 48.079,(60 EUR); Codificatie van het project : E P1B 1 40600 0238 B; Titel : ″Habiter malin, charges en moins″; Operator : ″Société wallonne du Logement″; Ordonnanceringskredieten : 132.135,(79 EUR); Codificatie van het project : E P1B 1 40600 0243 B; Titel : Uitvoering van een audit inzake het energetisch potentieel van het gemeentelijk grondgebied en haalbaarheidsstudie voor de installatie van een infrastructuur voor biomethaanvorming en voor de energetische valorisatie van het biogas; Operator : Gemeente Aiseau-Presles; Ordonnanceringskredieten : 4.335,(00 EUR); Codificatie van het project : E P1B 1 40600 0244 B; Titel : Technisch-economische haalbaarheid - installaties voor biomethaanvorming via dierlijke mest; Operator : ″Agence ERBE″; Ordonnanceringskredieten : 3.277,(84 EUR); Codificatie van het project : E P1B 1 40600 0232 B; Titel : Warmtekrachtkoppeling d.m.v. houtvergassing - ″Piscine de l’Orient″ te Doornik; Operator : ″GAZENBOIS″, stad Doornik;
11993
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Ordonnanceringskredieten : 79.032,20 EUR; Codificatie van het project : E P1B 1 40600 0241 B, Besluit : Artikel 1. Er worden ordonnanceringskredieten ten belope van 381 duizend EUR overgedragen van programma 01 van organisatieafdeling 12 naar programma 02 van organisatieafdeling 30. Art. 2. De verdeling van de volgende basisallocaties van programma 01 van organisatieafdeling 12 en van programma 02 van organisatieafdeling 30 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 wordt gewijzigd als volgt : (in duizend euro) Basisallocatie
Krediet na 1e aanpassing en overdrachtsbesluiten G.K. VK
OK
Overdracht VK
Aangepast krediet OK
VK
OK
OA 12 01.01.01
642
2.108
-
− 381
642
1.727
OA 30 01.01.02
3.640
6.837
-
+ 381
3.640
7.218
Art. 3. Dit besluit wordt doorgezonden naar het Waalse Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, het Secretariaat-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest en de Controle der Vastleggingen. Namen, 29 november 2007. A. ANTOINE
* MINISTERE DE LA REGION WALLONNE F. 2008 — 574
[2008/200460]
3 DECEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre les programmes 02 et 04 de la division organique 17 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 Le Ministre du Budget, des Finances et de l’Equipement, Le Ministre de la Santé et de l’Action sociale et de l’Egalité des Chances, Vu les lois sur la comptabilité de l’Etat, coordonnées le 17 juillet 1991, notamment l’article 12 tel que modifié par l’article 4 de la loi du 19 juillet 1996; Vu le décret du 21 décembre 2006 contenant le budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, notamment l’article 46; Vu le décret du 7 novembre 2007 contenant le premier feuilleton d’ajustement du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 14 novembre 2007; Considérant la nécessité de transférer des crédits à l’allocation de base 33.65 du programme 04 de la division organique 17 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, afin de pallier le manque de crédit sur cette allocation de base, Arrêtent : Article 1er. Des crédits à concurrence de 1.847 milliers d’EUR sont transférés du programme 02 de la division organique 17 au programme 04 de la même division organique. Art. 2. La ventilation des allocations de base suivantes des programmes 02 et 04 de la division organique 17 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 est modifiée comme suit : (en milliers d’euros) Allocation de base
Crédit après le 1er feuilleton d’ajustement C.N.D.
Transfert
Crédit ajusté
DO 17 01.01.02
2.982
− 1.847
1.135
DO 17 33.65.04
96.960
+ 1.847
98.807
Art. 3. Le présent arrêté est transmis au Parlement wallon, à la Cour des comptes, à l’Inspection des Finances, au Secrétariat général du Ministère de la Région wallonne et au Contrôle des Engagements. Art. 4. Le Ministre du Budget, des Finances et de l’Equipement est chargé de l’exécution du présent arrêté. Namur, le 3 décembre 2007. M. DAERDEN P. MAGNETTE
11994
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION D. 2008 — 574 [2008/200460] 3. DEZEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen den Programmen 02 und 04 des Organisationsbereichs 17 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 Der Minister des Haushalts, der Finanzen und der Ausrüstung, Der Minister der Gesundheit, der sozialen Maßnahmen und der Chancengleichheit, Aufgrund der am 17. Juli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung, insbesondere des Artikels 12 in seiner durch den Artikel 4 des Gesetzes vom 19. Juli 1996 abgeänderten Fassung; Aufgrund des Dekrets vom 21. Dezember 2006 zur Festlegung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, insbesondere des Artikels 46; Aufgrund des Dekrets vom 7. November 2007 zur ersten Anpassung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007; Aufgrund des am 14. November 2007 abgegebenen Gutachtens der Finanzinspektion; In Erwägung der Notwendigkeit, Haushaltsmittel auf die Basiszuwendung 33.65 des Programms 04 des Organisationsbereichs 17 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 zu übertragen, um dem Mangel an Mitteln für diese Zuwendung abzuhelfen, Beschließen: Artikel 1 - Es werden Mittel in Höhe von 1.847.000 EUR vom Programm 02 des Organisationsbereichs 17 auf das Programm 04 desselben Organisationsbereichs übertragen. Art. 2 - Die Verteilung der folgenden Basiszuwendungen der Programme 02 und 04 des Organisationsbereichs 17 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 wird wie folgt abgeändert: (in Tausend Euro) Basiszuwendung
Mittel nach der 1. Haushaltsanpassung N.A.M.
Übertragung
Angepasste Mittel
OB 17 01.01.02
2.982
− 1.847
1.135
OB 17 33.65.04
96.960
+ 1.847
98.807
Art. 3 - Der vorliegende Erlass wird dem Wallonischen Regionalrat, dem Rechnungshof, der Finanzinspektion, dem Generalsekretariat des Ministeriums der Wallonischen Region und dem Kontrolle der Verpflichtungen übermittelt. Art. 4 - Der Minister des Haushalts, der Finanzen und der Ausrüstung wird mit der Durchführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. Namur, den 3. Dezember 2007 M. DAERDEN P. MAGNETTE
VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST N. 2008 — 574 [2008/200460] 3 DECEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma’s 02 en 04 van organisatieafdeling 17 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 De Minister van Begroting, Financiën, en Uitrusting, De Minister van Gezondheid en Sociale Actie en Gelijke Kansen, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, zoals gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 19 juli 1996; Gelet op het decreet van 21 december 2006 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, inzonderheid op artikel 46; Gelet op het decreet van 7 november 2007 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 november 2007; Overwegende dat kredieten overgedragen moeten worden naar basisallocatie 33.65, programma 04 van organisatieafdeling 17 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 om het tekort aan kredieten op deze basisallocatie op te vullen, Besluiten : Artikel 1. Er worden kredieten ten belope van 1.847 duizend EUR overgedragen van programma 02 van organisatieafdeling 17 naar programma 04 van dezelfde organisatieafdeling. Art. 2. De verdeling van de volgende basisallocaties van de programma’s 02 en 04 van organisatieafdeling 17 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 wordt gewijzigd als volgt :
11995
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE (in duizend euro) Basisallocatie
Krediet na de eerste aanpassing N.G.K
Overdracht
Aangepast krediet
OA 17 01.01.02
2.982
− 1.847
1.135
OA 17 33.65.04
96.960
+ 1.847
98.807
Art. 3. Dit besluit wordt doorgezonden naar het Waalse Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, het Secretariaat-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest en de Controle der Vastleggingen. Art. 4. De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting is belast met de uitvoering van dit besluit. Namen, 3 december 2007. M. DAERDEN P. MAGNETTE
* MINISTERE DE LA REGION WALLONNE F. 2008 — 575
[2008/200461]
3 DECEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre les programmes 02 et 06 de la division organique 17 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 Le Ministre du Budget, des Finances et de l’Equipement, Le Ministre de la Santé et de l’Action sociale et de l’Egalité des Chances, Vu les lois sur la comptabilité de l’Etat, coordonnées le 17 juillet 1991, notamment l’article 12 tel que modifié par l’article 4 de la loi du 19 juillet 1996; Vu le décret du 21 décembre 2006 contenant le budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, notamment l’article 46; Vu le décret du 7 novembre 2007 contenant le premier feuilleton d’ajustement du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 14 novembre 2007; Considérant la nécessité de transférer des crédits à l’allocation de base 41.03 du programme 06 de la division organique 17 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, afin de pallier le manque de crédit sur cette allocation de base, Arrêtent : Article 1er. Des crédits à concurrence de 317 milliers d’EUR sont transférés du programme 02 de la division organique 17 au programme 06 de la même division organique. Art. 2. La ventilation des allocations de base suivantes des programmes 02 et 06 de la division organique 17 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 est modifiée comme suit : (en milliers d’euros)
Allocation de base
Crédit après le 1er feuilleton d’ajustement C.N.D.
Transfert
Crédit ajusté
DO 17 01.01.02
1.135
− 317
818
DO 17 41.03.06
449.527
+ 317
449.844
Art. 3. Le présent arrêté est transmis au Parlement wallon, à la Cour des comptes, à l’Inspection des Finances, au Secrétariat général du Ministère de la Région wallonne et au Contrôle des Engagements.
Art. 4. Le Ministre du Budget, des Finances et de l’Equipement est chargé de l’exécution du présent arrêté. Namur, le 3 décembre 2007. M. DAERDEN P. MAGNETTE
11996
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION D. 2008 — 575 [2008/200461] 3. DEZEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen den Programmen 02 und 06 des Organisationsbereichs 17 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007
Der Minister des Haushalts, der Finanzen und der Ausrüstung, Der Minister der Gesundheit, der sozialen Maßnahmen und der Chancengleichheit, Aufgrund der am 17. Juli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung, insbesondere des Artikels 12, in seiner durch den Artikel 4 des Gesetzes vom 19. Juli 1996 abgeänderten Fassung; Aufgrund des Dekrets vom 21. Dezember 2006 zur Festlegung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, insbesondere des Artikels 46; Aufgrund des Dekrets vom 7. November 2007 zur ersten Anpassung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007; Aufgrund des am 14. November 2007 abgegebenen Gutachtens der Finanzinspektion; In Erwägung der Notwendigkeit, Haushaltsmittel auf die Basiszuwendung 41.03 des Programms 06 des Organisationsbereichs 17 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 zu übertragen, um dem Mangel an Mitteln für diese Zuwendung abzuhelfen, Beschließen: Artikel 1 - Es werden Mittel in Höhe von 317.000 EUR vom Programm 02 des Organisationsbereichs 17 auf das Programm 06 desselben Organisationsbereichs übertragen. Art. 2 - Die Verteilung der folgenden Basiszuwendungen der Programme 02 und 06 des Organisationsbereichs 17 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 wird wie folgt abgeändert: (in Tausend EUR)
Basiszuwendung
Mittel nach der 1e. Haushaltsanpassung N.A.M.
Übertragung
Angepasste Mittel
OB 17 01.01.02
1.135
− 317
818
OB 17 41.03.06
449.527
+ 317
449.844
Art. 3 - Der vorliegende Erlass wird dem Wallonischen Regionalrat, dem Rechnungshof, der Finanzinspektion, dem Generalsekretariat des Ministeriums der Wallonischen Region und dem Kontrolle der Verpflichtungen übermittelt. Art. 4 - Der Minister des Haushalts, der Finanzen und der Ausrüstung wird mit der Durchführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. Namur, den 3. Dezember 2007 M. DAERDEN P. MAGNETTE
VERTALING
MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST N. 2008 — 575
[2008/200461]
3 DECEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma’s 02 en 06 van organisatieafdeling 17 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007
De Minister van Begroting, Financiën, en Uitrusting, De Minister van Gezondheid en Sociale Actie en Gelijke Kansen, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, zoals gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 19 juli 1996; Gelet op het decreet van 21 december 2006 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, inzonderheid op artikel 46; Gelet op het decreet van 7 november 2007 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 november 2007;
11997
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Overwegende dat kredieten overgedragen moeten worden naar basisallocatie 41.03, programma 06 van organisatieafdeling 17 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 om het tekort aan kredieten op deze basisallocatie op te vullen, Besluiten : Artikel 1. Er worden kredieten ten belope van 317 duizend EUR overgedragen van programma 02 van organisatieafdeling 17 naar programma 06 van dezelfde organisatieafdeling. Art. 2. De verdeling van de volgende basisallocaties van de programma’s 02 en 06 van organisatieafdeling 17 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 wordt gewijzigd als volgt : (duizend EUR) Krediet na de eerste aanpassing N.G.K
Basisallocatie
Overdracht
Aangepast krediet
OA 17 01.01.02
1.135
− 317
818
OA 17 41.03.06
449.527
+ 317
449.844
Art. 3. Dit besluit wordt doorgezonden naar het Waalse Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, het Secretariaat-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest en de Controle der Vastleggingen. Art. 4. De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting is belast met de uitvoering van dit besluit. Namen, 3 december 2007. M. DAERDEN P. MAGNETTE
* MINISTERE DE LA REGION WALLONNE F. 2008 — 576
[2008/200459]
3 DECEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 05 de la division organique 13 et le programme 03 de la division organique 19 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 Le Ministre du Budget, des Finances et de l’Equipement, Le Ministre de l’Agriculture et de la Ruralité, de l’Environnement et du Tourisme, Vu les lois sur la comptabilité de l’Etat, coordonnées le 17 juillet 1991, notamment l’article 12 tel que modifié par l’article 4 de la loi du 19 juillet 1996; Vu le décret du 21 décembre 2006 contenant le budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, notamment l’article 22; Vu le décret du 7 novembre 2007 contenant le premier feuilleton d’ajustement du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 23 octobre 2007; Considérant la nécessité de transférer des crédits à l’allocation de base 51.06 du programme 03 de la division organique 19 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, afin de pallier l’insuffisance de crédits d’engagement et d’ordonnancement sur cette allocation de base, Arrêtent : Article 1er. Des crédits d’engagement à concurrence de 2.700 milliers d’EUR et des crédits d’ordonnancement à concurrence de 2.500 milliers d’EUR sont transférés du programme 05 de la division organique 13 au programme 03 de la division organique 19. Art. 2. La ventilation des allocations de base suivantes du programme 05 de la division organique 13 et du programme 03 de la division organique 19 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 est modifiée comme suit : (en milliers d’euros) Allocation de base
Crédit après le 1er feuilleton d’ajustement C.D. CE
CO
Transfert
Crédit ajusté
CE
CO
CE
CO
DO 13 51.06.05
2.700
2.500
− 2.700
− 2.500
0
0
DO 19 51.06.03
2.700
2.500
+ 2.700
+ 2.500
5.400
5.000
Art. 3. Le présent arrêté est transmis au Parlement wallon, à la Cour des comptes, à l’Inspection des Finances, au Secrétariat général du Ministère de la Région wallonne et au Contrôle des Engagements. Art. 4. Le Ministre du Budget, des Finances et de l’Equipement est chargé de l’exécution du présent arrêté. Namur, le 3 décembre 2007. M. DAERDEN B. LUTGEN
11998
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION D. 2008 — 576 [2008/200459] 3. DEZEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 05 des Organisationsbereichs 13 und dem Programm 03 des Organisationsbereichs 19 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 Der Minister des Haushalts, der Finanzen und der Ausrüstung, Der Minister der Landwirtschaft, der ländlichen Angelegenheiten, der Umwelt und des Tourismus, Aufgrund der am 17. Juli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung, insbesondere des Artikels 12 in seiner durch den Artikel 4 des Gesetzes vom 19. Juli 1996 abgeänderten Fassung; Aufgrund des Dekrets vom 21. Dezember 2006 zur Festlegung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, insbesondere des Artikels 22; Aufgrund des Dekrets vom 7. November 2007 zur ersten Anpassung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007; Aufgrund des am 23. Oktober 2007 abgegebenen Gutachtens der Finanzinspektion; In Erwägung der Notwendigkeit, Haushaltsmittel auf die Basiszuwendung 51.06 des Programms 03 des Organisationsbereichs 19 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 zu übertragen, um dem Mangel an Verpflichtungs- und Ausgabeermächtigungen für diese Zuwendung abzuhelfen, Beschließen: Artikel 1 - Es werden Verpflichtungsermächtigungen in Höhe von 2.700.000 EUR und Ausgabeermächtigungen in Höhe von 2.500.000 EUR vom Programm 05 des Organisationsbereichs 13 auf das Programm 03 des Organisationsbereichs 19 übertragen. Art. 2 - Die Verteilung der folgenden Basiszuwendungen des Programms 05 des Organisationsbereichs 13 und des Programms 03 des Organisationsbereichs 19 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 wird wie folgt abgeändert: (in Tausend Euro) Basiszuwendung
Mittel nach der 1. Haushaltsanpassung A.M. V.E
A.E.
Übertragung V.E
Angepasste Mittel
A.E.
V.E
A.E.
OB 13 51.06.05
2.700
2.500
− 2.700
− 2.500
0
0
OB 19 51.06.03
2.700
2.500
+ 2.700
+ 2.500
5.400
5.000
Art. 3 - Der vorliegende Erlass wird dem Wallonischen Regionalrat, dem Rechnungshof, der Finanzinspektion, dem Generalsekretariat des Ministeriums der Wallonischen Region und dem Kontrolle der Verpflichtungen übermittelt. Art. 4 - Der Minister des Haushalts, der Finanzen und der Ausrüstung wird mit der Durchführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. Namur, den 3. Dezember 2007 M. DAERDEN B. LUTGEN
VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST N. 2008 — 576 [2008/200459] 3 DECEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 05 van organisatieafdeling 13 en programma 03 van organisatieafdeling 19 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 De Minister van Begroting, Financiën, en Uitrusting, De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, zoals gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 19 juli 1996; Gelet op het decreet van 21 december 2006 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, inzonderheid op artikel 22; Gelet op het decreet van 7 november 2007 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 oktober 2007; Overwegende dat kredieten overgedragen moeten worden naar basisallocatie 51.06 van programma 03, organisatieafdeling 19 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 om het tekort aan vastleggings- en ordonnanceringskredieten op deze basisallocatie op te vullen, Besluiten : Artikel 1. Er worden vastleggingskredieten ten belope van 2.700 duizend EUR en ordonnanceringskredieten ten belope van 2.500 duizend EUR overgedragen van programma 05 van organisatieafdeling 13 naar programma 03 van organisatieafdeling 19.
11999
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2. De verdeling van de volgende basisallocaties van programma 05 van organisatieafdeling 13 en van programma 03 van organisatieafdeling 19 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 wordt gewijzigd als volgt : (in duizend euro) Basisallocatie
Krediet na eerste aanpassing G.K. VK
Overdracht
OK
VK
Aangepast krediet OK
VK
OK
OA 13 51.06.05
2.700
2.500
− 2.700
− 2.500
0
0
OA 19 51.06.03
2.700
2.500
+ 2.700
+ 2.500
5.400
5.000
Art. 3. Dit besluit wordt doorgezonden naar het Waalse Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, het Secretariaat-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest en de Controle der Vastleggingen. Art. 4. De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting is belast met de uitvoering van dit besluit. Namen, 3 december 2007. M. DAERDEN B. LUTGEN
* MINISTERE DE LA REGION WALLONNE F. 2008 — 577 [2008/200643] 20 JANVIER 2008. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté ministériel du 7 juillet 2006 relatif aux demandes d’établissement ou d’adaptation des droits au paiement unique en 2005 par l’utilisation de la réserve nationale en application de l’arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2006 mettant en place les régimes de soutien direct dans le cadre de la politique agricole commune Le Ministre de l’Agriculture, de la Ruralité, de l’Environnement et du Tourisme, Vu le Règlement (CE) no 1782/2003 du Conseil du 29 septembre 2003 établissant des règles communes pour les régimes de soutien direct dans le cadre de la politique agricole commune et établissant certains régimes de soutien en faveur des agriculteurs et modifiant les Règlements (CEE) no 2019/93, (CE) no 1452/2001, (CE) no 1453/2001, (CE) no 1454/2001, (CE) no 1868/94, (CE) no 1251/1999, (CE) no 1254/1999, (CE) no 1673/2000, (CEE) no 2358/71, (CE) no 2529/2001 et no 2183/2005, modifié en dernier lieu par le Règlement (CE) no 552/2007 de la Commission du 22 mai 2007; Vu le Règlement (CE) no 795/2004 de la Commission du 21 avril 2004 portant modalités d’application du régime de paiement unique prévu par le Règlement (CE) no 1782/2003 du Conseil établissant des règles communes pour les régimes de soutien direct dans le cadre de la politique agricole commune et établissant certains régimes de soutien en faveur des agriculteurs, modifié en dernier lieu par le Règlement (CE) no 608/2007 de la Commission du 1er juin 2007; Vu le Règlement (CE) no 796/2004 de la Commission du 21 avril 2004 portant modalités d’application de la conditionnalité, de la modulation et du système intégré de gestion et de contrôle prévus par le Règlement (CE) no 1782/2003 du conseil du 29 septembre 2003 établissant des règles communes pour les régimes de soutien direct dans le cadre de la politique agricole commune et établissant certains régimes de soutien en faveur des agriculteurs, modifié en dernier lieu par le Règlement (CE) no 972/2007 de la Commission du 20 août 2007; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2006 mettant en place les régimes de soutien direct dans le cadre de la politique agricole commune, modifié en dernier lieu par l’arrêté du Gouvernement wallon du 25 octobre 2007; Vu la loi du 28 mars 1975 relative au commerce des produits de l’agriculture, de l’horticulture et de la pêche maritime, notamment l’article 3, § 1er, point 1o, modifiée en dernier lieu par l’arrêté royal du 22 février 2001; Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, modifiée en dernier lieu par la loi du 12 août 2003; Vu l’arrêté ministériel du 7 juillet 2006 relatif aux demandes d’établissement ou d’adaptation des droits au paiement unique en 2005 par l’utilisation de la réserve nationale en application de l’arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2006 mettant en place les régimes de soutien direct dans le cadre de la politique agricole commune; Vu l’accord de coopération du 18 juin 2003 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant l’exercice des compétences régionalisées dans le domaine de l’agriculture et de la pêche; Vu l’accord de coopération du 30 mars 2004 entre la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant l’exercice des compétences régionalisées dans le domaine de l’agriculture et de la pêche; Vu la concertation entre les Gouvernements régionaux et l’autorité fédérale intervenue le 2 février 2007; Considérant la notification faite par la Belgique en date du 29 juillet 2004 au titre des articles 58, § 1er, et 64, § 1er, et 70, § 1er, point a), 2e tiret, du Règlement (CE) no 1782/2003; Considérant l’attribution aux Régions des compétences dans le domaine de l’agriculture à partir du 1er janvier 2002; Considérant qu’il y a lieu, en ce qui concerne l’utilisation de la réserve nationale pour l’octroi de droits au paiement unique et suite à l’intégration des paiements pour le tabac, les produits laitiers ainsi que du soutien en faveur de la betterave à sucre et de la chicorée à inuline au régime de paiement unique en 2006, de préciser les conditions d’éligibilité à ces droits pour les agriculteurs se trouvant dans des situations spéciales et pour les agriculteurs dans les zones soumises à des programmes de restructuration ainsi que de fixer les modalités d’attribution de ces révisions de droits au paiement unique; Considérant que les agriculteurs qui souhaitent bénéficier de ces droits issus de la réserve nationale doivent introduire, pour l’année civile 2006 leur demande pour le 31 mars 2006 et doivent en connaître les conditions et modalités d’attribution; Considérant que l’administration doit, afin de contrôler efficacement les demandes d’établissement ou d’adaptation des droits au paiement unique par l’utilisation de la réserve nationale, vérifier la réalité des transferts d’exploitations ou de parties d’exploitation lorsque de tels transferts sont invoqués; Considérant que dans un souci de simplification, il convient d’utiliser les données qui sont déjà à disposition de l’administration;
12000
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Considérant que, dans le cadre des demandes d’établissement ou d’adaptation des droits au paiement unique par l’utilisation de la réserve nationale, la preuve de l’existence d’un bail peut être fournie par toutes voies de droit, témoins et présomptions compris et que, de ce fait, l’occupation des terres telle que déclarée par les agriculteurs dans leur déclaration de superficie constitue une présomption de l’occupation de ces terres par ceux-ci; Considérant que les déclarations de superficies sont à disposition de l’administration et que de la sorte cet élément est vérifiable par celle-ci; Considérant que des pénalités sont prévues en cas de mauvaise application du nouveau régime de paiement unique ou en cas de non-respect des délais imposés par la réglementation européenne pour la mise en place du régime, Arrête : Article 1er. A l’article 2 de l’arrêté ministériel du 7 juillet 2006 relatif aux demandes d’établissement ou d’adaptation des droits au paiement unique en 2005 par l’utilisation de la réserve nationale en application de l’arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2006 mettant en place les régimes de soutien direct dans le cadre de la politique agricole commune, sont apportées les modifications suivantes : L’alinéa 1er est modifié comme suit : a) les mots ″ou en 2006″ sont insérés entre les mots ″demande initiale″ et les mots ″conformément à l’article 5″; b) les mots ″introduite en 2005″ sont insérés entre les mots ″La demande″ et les mots ″ne peut être fondée″; c) les mots ″premier paragraphe; tandis que la demande introduite en 2006 ne peut être fondée que sur une des situations visées à l’article 3, paragraphe 1erbis.″ sont insérés entre les mots ″visées à l’article 3″ et les mots ″Toutes les conditions″. Art. 2. Un article 2bis, rédigé comme suit, est inséré dans le même arrêté ministériel : ″Art. 2bis. L’agriculteur demandeur impliqué ou ayant été impliqué en tant que cédant dans un transfert de données de référence ou de droits notifiés ne peut solliciter l’allocation de droits issus de la réserve, hormis les cas de demandes d’allocation pour cause d’application d’un programme de restructuration, d’un acte administratif ou d’une décision judiciaire.″ Art. 3. Dans l’article 3 du même arrêté ministériel, il est inséré un § 1bis rédigé comme suit : ″§ 1erbis. Pour les demandes visées à l’article 2, introduites en 2006, cinq situations peuvent être reconnues par l’administration : 1o les investissements dans des capacités de production; 2o l’achat, la location à long terme ou l’héritage de terres; 3o l’application de programmes de restructuration; 4o les actes administratifs et décisions judiciaires; 5o le leasing, en tant que cédant, d’une quantité de référence liée au secteur du lait en raison d’un cas de force majeure et/ou une circonstance exceptionnelle tel que visés à l’article 40 du Règlement (CE) no 1782/2003.″ Art. 4. A l’article 4 du même arrêté ministériel sont apportées les modifications suivantes : 1o le § 1er est modifié comme suit : a) à l’alinéa 1er, les mots ″ou en 2006″ sont insérés entre les mots ″demande, en 2005″ et les mots ″d’établissement ou d’adaptation″; b) en début de tirets 1, 2, 3 et 8, les mots suivants sont insérés : ″pour les demandes introduites en 2005,″; c) les tirets suivants sont insérés entre les tirets 8 et 9 : ″- pour les demandes introduites en 2006, l’investissement doit avoir été effectué dans des capacités de production relatives au régime d’aides du secteur du tabac; - pour les demandes introduites en 2006, les investissements considérés concernent la construction, la rénovation et l’achat de bâtiments de séchage dans le secteur du tabac; - pour les demandes introduites en 2006, l’investissement doit atteindre au minimum 5.000 euros dans un/des bâtiments de séchage dans le secteur du tabac; - pour les demandes introduites en 2006, dans le cas d’achat de bâtiment, l’agriculteur demandeur ne peut pas avoir introduit de demande de révision des droits provisoires fondée sur un héritage, un héritage anticipé, une succession par voie de cession de bail, une fusion d’exploitations, une scission d’exploitation ou une clause contractuelle privée en cas de transfert de terres visés à l’article 3bis, § 2, points 3o, 5o et 7o, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2006;″ d) au dernier tiret, les mots ″le secteur bovin pour le ou les régimes d’aides découplés ou des aides reçues dans le secteur ovin″ sont remplacés par les mots ″le secteur considéré″; 2o au § 3, les mots ″relatives aux aides ovines et/ou bovines par les données relatives aux aides ovines et/ou bovines reçues en 2004″ sont remplacés par les mots ″relatives, d’une part, aux aides ovines et/ou bovines pour les demandes introduites en 2005 et, d’autre part, aux aides tabac pour les demandes introduites en 2006, par les données relatives aux mêmes aides reçues en 2004″. Art. 5. A l’article 5, § 4, alinéa 2, du même arrêté ministériel, d’une part, les mots ″en 2005″ sont insérés entre les mots ″Ce nombre d’hectares retenu est multiplié″ et les mots ″par le coefficient 0,83″ et, d’autre part, les mots ″déterminée en 2005″ sont insérés entre les mots ″la moyenne régionale″ et les mots ″soit à 252,60 euros″. Art. 6. Un article 5bis, rédigé comme suit, est inséré dans le même arrêté ministériel : ″Art. 5bis. § 1er. Lorsque la motivation de la demande, en 2006, d’établissement ou d’adaptation des droits par l’utilisation de la réserve nationale est fondée sur l’achat, la location à long terme ou l’héritage de terres, seules peuvent être reconnues par l’administration les situations suivantes : 1o l’héritage ou héritage anticipé d’une exploitation entière ou partielle qui a été affermée pendant la période de référence entre le 15 mai 2004 et le 31 mars 2005 au plus tard pour les agriculteurs ne bénéficiant pas de l’intégration du soutien en faveur de la betterave à sucre et/ou de la chicorée à inuline et/ou de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac ou au plus tard le 31 mars 2006 pour les agriculteurs qui en bénéficient; 2o l’achat de terres au plus tard le 15 mai 2004 pour les agriculteurs ne bénéficiant pas de l’intégration du soutien en faveur de la betterave à sucre et/ou de la chicorée à inuline et/ou de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac ou au plus tard le 3 mars 2006 pour les agriculteurs qui en bénéficient; 3o la prise en location à longue durée d’une partie ou de la totalité d’une exploitation au plus tard le 3 mars 2006 pour les agriculteurs bénéficiant de l’intégration du soutien en faveur de la betterave à sucre et/ou de la chicorée à inuline et/ou de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac. § 2. En cas de motivation fondée sur l’achat, la location ou l’héritage de terres, les conditions suivantes doivent être satisfaites :
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE - en cas d’héritage ou d’héritage anticipé, les terres considérées étaient mises à bail à un ou des tiers pendant la période de référence; - l’agriculteur concerné ne peut avoir déclaré la superficie concernée pendant toute ou partie de la période de référence; - l’agriculteur demandeur doit avoir déclaré cette superficie dans sa déclaration de superficie relative à 2006; - dans le cas d’un achat de terres pour les agriculteurs ne bénéficiant pas de l’intégration du soutien en faveur de la betterave à sucre et/ou de la chicorée à inuline et/ou de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac, la superficie concernée n’a pas été déclarée avant 2006 par le demandeur; - la superficie concernée doit être au minimum de cinq ares pour les producteurs bénéficiant de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac et de deux hectares pour tous les autres cas; - pour les producteurs ne bénéficiant pas de l’intégration du soutien en faveur de la betterave à sucre et/ou de la chicorée à inuline et/ou de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac, la superficie concernée ne peut pas avoir fait l’objet, en tout ou en partie, d’une demande de révision des droits provisoires fondée sur un héritage, un héritage anticipé, une succession par voie de cession de bail, une fusion d’exploitations, une scission d’exploitation ou une clause contractuelle privée en cas de transfert de terres visés à l’article 3, § 2, points 3o, 5o et 9o, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2006; - pour les producteurs bénéficiant de l’intégration du soutien en faveur de la betterave à sucre et/ou de la chicorée à inuline et/ou de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac, la superficie concernée ne peut pas avoir fait l’objet, en tout ou en partie, d’une demande de révision des droits provisoires fondée sur un héritage, un héritage anticipé, une succession par voie de cession de bail, une fusion d’exploitations, une scission d’exploitation ou une clause contractuelle privée en cas de transfert de terres visés à l’article 3bis, § 2 et 5, points 3o, 5o et 7o, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2006 précité; - la superficie concernée ne peut avoir déjà fait l’objet d’une allocation de droits issus de la réserve nationale. § 3. L’agriculteur demandeur doit introduire le formulaire standardisé visé à l’article 2, troisième alinéa, en y indiquant le nombre d’hectares dont il a repris la jouissance en vertu de l’héritage, de l’achat ou de la location de terres concerné. La motivation de la demande doit être accompagnée des pièces justificatives suivantes nécessaires au traitement de cette demande : - un orthophotoplan sur lequel toutes les parcelles faisant l’objet de l’héritage, de l’achat ou de la location de terres concerné sont dessinées et numérotées en rouge; - en cas d’héritage ou d’héritage anticipé, une attestation notariale ou une copie de l’acte de succession ou de donation; - en cas d’achat de terres pour les agriculteurs ne bénéficiant pas de l’intégration du soutien en faveur de la betterave à sucre et/ou de la chicorée à inuline et/ou de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac, soit une copie de l’acte de propriété ou de l’acte d’achat signé au plus tard le 15 mai 2004, soit une copie du compromis de vente signé au plus tard le 15 mai 2004 pour autant que l’agriculteur communique une copie de l’acte d’achat dans les dix jours où ce dernier sera établi et pour autant que l’agriculteur s’y engage; - en cas d’achat de terres pour les agriculteurs bénéficiant de l’intégration du soutien en faveur de la betterave à sucre et/ou de la chicorée à inuline et/ou de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac, soit une copie de l’acte de propriété ou de l’acte d’achat signé au plus tard le 3 mars 2006, soit une copie du compromis de vente signé au plus tard le 3 mars 2006 et pour autant que l’agriculteur s’y engage; - en cas de location de longue durée d’une partie ou de la totalité d’une exploitation pour les agriculteurs bénéficiant de l’intégration du soutien en faveur de la betterave à sucre et/ou de la chicorée à inuline et/ou de l’intégration des paiements relatifs au secteur du tabac, soit la copie du contrat de bail à ferme signé devant notaire au plus tard le 3 mars 2006, soit la copie d’un bail sous seing privé signé au plus tard le 3 mars 2006 et enregistré au plus tard avant la date d’introduction du formulaire standardisé visé à l’article 2, deuxième alinéa. § 4. En cas de motivation de la demande, fondée sur l’achat, la location à long terme ou l’héritage de terres, lorsque les conditions visées aux §§ 1er à 3 sont satisfaites, le nombre de droits attribués à l’agriculteur est augmenté d’un nombre de droits égal au nombre d’hectares retenus par l’administration, dont il a repris la jouissance en vertu de l’héritage, de l’achat ou de la location de terres concerné. La valeur de chacun de ces droits octroyés par l’utilisation de la réserve nationale correspond à la moyenne régionale déterminée en 2006, soit à 350,23 euros, diminuée des réductions telles que visées aux articles 41 et 42 du Règlement (CE) no 1782/2003.″. Art. 7. A l’article 6 du même arrêté ministériel sont apportées les modifications suivantes : 1o le § 1er est modifié comme suit : a) à l’alinéa 1er, les mots ″ou en 2006″ sont insérés entre les mots ″en 2005″ et les mots ″d’établissement ou d’adaptation″; b) aux points 2o et 3o, les mots ″une date comprise entre le 1er janvier 2000 et la date d’introduction de la demande initiale″ sont remplacés par les mots ″une date comprise entre, d’une part, le 1er janvier 2000 pour les demandes introduites en 2005 et, d’autre part, le 16 mars 2005 pour les demandes introduites en 2006, et la date d’introduction de la demande initiale″; 2o au § 2, tirets 3 et 4, les mots ″en 2005″ sont remplacés par les mots ″l’année de l’introduction de la demande″. Art. 8. Un article 6bis, rédigé comme suit, est inséré dans le même arrêté ministériel : ″Art. 6bis. § 1er. Lorsque la motivation de la demande, en 2006, d’établissement ou d’adaptation des droits par l’utilisation de la réserve nationale est fondée sur un leasing d’une quantité de référence lait en tant que cédant, seuls les cas de force majeure ou de circonstances exceptionnelles suivants sont reconnus : - le décès de l’agriculteur ou du conjoint aidant; - l’incapacité professionnelle de longue durée de l’agriculteur; - la destruction accidentelle des bâtiments de l’exploitation destinés à l’élevage; - l’épizootie ayant affecté tout ou partie du cheptel de l’agriculteur et ayant entraîné un ordre d’abattage total ou partiel. § 2. Lorsque la motivation de la demande, en 2006, d’établissement ou d’adaptation des droits par l’utilisation de la réserve nationale est fondée sur un leasing d’une quantité de référence lait en tant que cédant en raison d’un cas de force majeure et/ou une circonstance exceptionnelle, les conditions suivantes doivent être satisfaites : - le leasing doit avoir été effectué au cours de la période du 1er avril 2005 au 31 mars 2006; - le cas de force majeure et/ou la circonstance exceptionnelle doit être survenu au cours de la période du 1er avril 2005 au 31 mars 2006 ou au cours de l’année précédente;
12001
12002
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE - en cas de décès, seul le décès de l’agriculteur, du gérant de société ou d’un membre du groupement de personnes physiques concerné au cours de la période de référence ou de l’année précédente est pris en considération, à l’exclusion de toute autre personne et de toute autre période. Le décès du conjoint aidant peut également être pris en considération à condition que ce conjoint soit, au moment du décès, conjoint aidant ou présumé l’être conformément à l’article 7bis de l’arrêté royal du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants, et à condition que l’agriculteur initial demandeur était ou bien une personne physique seule ou bien un groupement d’époux. Par exception, le conjoint qui serait présumé conjoint aidant du seul gérant d’une personne morale pourrait être pris en compte pour autant que le gérant soit le conjoint de la personne décédée et que la personne morale réponde aux conditions d’accès aux aides aux investissements dans les exploitations agricoles prévues par l’arrêté du Gouvernement wallon du 17 juillet 1997 concernant les aides à l’agriculture; - en cas d’incapacité professionnelle de l’agriculteur, seule l’incapacité professionnelle de l’agriculteur, du gérant de la société ou d’un membre du groupement de personnes physiques concerné, survenue l’année précédant le début de la période de référence ou au cours de la période de référence est prise en considération, à l’exclusion de toute autre personne et de toute autre période. La demande ne peut être introduite que par l’agriculteur qui a été en incapacité professionnelle au cours de la période de référence ou l’année précédente qu’il agisse en tant que personne physique seule, que gérant de la société considérée ou que membre du groupement de personnes physiques concerné; - en cas de destruction accidentelle de bâtiments d’élevage, seul est reconnu comme tel tout événement survenu au cours de la période de référence ou de l’année précédente et ayant entraîné la destruction d’un bâtiment d’hébergement des animaux de l’exploitation considérée; - en cas d’épizootie, seuls les cas reconnus par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire (AFSCA) ou équivalent (Inspection vétérinaire) au cours de la période de référence ou de l’année précédente et ayant entraîné un ordre d’abattage total ou partiel sont retenus. § 3. L’agriculteur demandeur doit introduire le formulaire standardisé visé à l’article 2, troisième alinéa, dûment complété. La motivation de la demande doit être accompagnée des pièces justificatives suivantes nécessaires au traitement de cette demande : - en cas de décès, un certificat de décès de l’agriculteur et dans le cas du décès du conjoint aidant, la demande doit également être accompagnée d’une attestation fournie par la caisse d’assurance justifiant que l’époux ou l’épouse était conjoint aidant; - en cas d’incapacité professionnelle de l’agriculteur, soit une copie de l’attestation d’incapacité de travail reconnue par une mutualité; soit une attestation d’un médecin spécialiste, à l’exclusion de celle d’un médecin généraliste, ou une copie des factures d’hospitalisation mettant clairement en évidence l’incapacité professionnelle de longue durée; - en cas de destruction accidentelle de bâtiments d’élevage, l’agriculteur doit joindre à sa demande une attestation d’assurance ou du service incendie prouvant cette destruction; en cas d’épizootie, l’agriculteur doit joindre à sa demande l’ordre d’abattage total ou partiel. § 4. En cas de motivation de la demande, fondée sur le leasing, en tant que cédant, d’une quantité de référence lait en raison d’un cas de force majeure et/ou une circonstance exceptionnelle, lorsque les conditions visées aux §§ 1er à 3 sont satisfaites, la quantité de référence louée est considérée comme disponible en 2005.″ Art. 9. L’article 7 du même arrêté est modifié comme suit : 1o les mots ″ou en 2006″ sont insérés entre les mots ″en 2005″ et les mots ″d’établissement ou d’adaptation″. 2o le même article est complété par les mots suivants : ″dans le cadre des demandes introduites en 2005 et au plus tard le 31 mars 2006 dans le cadre des demandes introduites en 2006″. Art. 10. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2006, à l’exception de l’article 2 qui s’applique au 1er janvier 2005. Namur, le 20 janvier 2008. B. LUTGEN
ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION D. 2008 — 577 [2008/200643] 20. JANUAR 2008 — Ministerialerlass zur Abänderung des Ministerialerlasses vom 7. Juli 2006 über die Anträge auf Bestimmung oder Anpassung der Ansprüche auf die Betriebsprämie für das Jahr 2005 durch die Verwendung der nationalen Reserve in Anwendung des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 23. Februar 2006 zur Einführung der Direktstützungsregelungen im Rahmen der Gemeinsamen Agrarpolitik Der Minister der Landwirtschaft, der ländlichen Angelegenheiten, der Umwelt und des Tourismus, Aufgrund der Verordnung (EG) Nr. 1782/2003 des Rates vom 29. September 2003 mit gemeinsamen Regeln für Direktzahlungen im Rahmen der Gemeinsamen Agrarpolitik und mit bestimmten Stützungsregelungen für Inhaber landwirtschaftlicher Betriebe und zur Änderung der Verordnungen (EWG) Nr. 2019/93, (EG) Nr. 1452/2001, (EG) Nr. 1453/2001, (EG) Nr. 1454/2001, (EG) Nr. 1868/94, (EG) Nr. 1251/1999, (EG) Nr. 1254/1999, (EG) Nr. 1673/2000, (EWG) Nr. 2358/71, (EG) Nr. 2529/2001 und Nr. 2183/2005, zuletzt abgeändert durch die Verordnung (EG) Nr. 552/2007 der Kommission vom 22. Mai 2007; Aufgrund der Verordnung (EG) Nr. 795/2004 der Kommission vom 21. April 2004 mit Durchführungsbestimmungen zur Betriebsprämienregelung gemäß der Verordnung (EG) Nr. 1782/2003 des Rates mit gemeinsamen Regeln für Direktzahlungen im Rahmen der Gemeinsamen Agrarpolitik und mit bestimmten Stützungsregelungen für Inhaber landwirtschaftlicher Betriebe, zuletzt abgeändert durch die Verordnung (EG) Nr. 608/2007 der Kommission vom 1. Juni 2007; Aufgrund der Verordnung (EG) Nr. 796/2004 der Kommission vom 21. April 2004 mit Durchführungsbestimmungen zur Einhaltung anderweitiger Verpflichtungen, zur Modulation und zum Integrierten Verwaltungs- und Kontrollsystem nach der Verordnung (EG) Nr. 1782/2003 des Rates vom 29. September 2003 mit gemeinsamen Regeln für Direktzahlungen im Rahmen der Gemeinsamen Agrarpolitik und mit bestimmten Stützungsregelungen für Inhaber landwirtschaftlicher Betriebe, zuletzt abgeändert durch die Verordnung (EG) Nr. 972/2007 der Kommission vom 20. August 2007;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Aufgrund des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 23. Februar 2006 zur Einführung der Direktstützungsregelungen im Rahmen der Gemeinsamen Agrarpolitik, zuletzt abgeändert durch den Erlass der Wallonischen Regierung vom 25. Oktober 2007; Aufgrund des Gesetzes vom 28. März 1975 über den Handel mit Erzeugnissen der Landwirtschaft, des Gartenbaus und der Seefischerei, insbesondere des Artikels 3, § 1, Punkt 1o, zuletzt abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. Februar 2001; Aufgrund des Sondergesetzes vom 8. August 1980 über institutionelle Reformen, zuletzt abgeändert durch das Gesetz vom 12. August 2003; Aufgrund des Ministerialerlasses vom 7. Juli 2006 über die Anträge auf Bestimmung oder Anpassung der Ansprüche auf die Betriebsprämie für das Jahr 2005 durch die Verwendung der nationalen Reserve in Anwendung des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 23. Februar 2006 zur Einführung der Direktstützungsregelungen im Rahmen der Gemeinsamen Agrarpolitik; In Erwägung des Kooperationsabkommens vom 18. Juni 2003 zwischen dem Föderalstaat, der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt über die Ausübung der regionalisierten Zuständigkeiten in den Bereichen Landwirtschaft und Fischerei; Aufgrund des Kooperationsabkommens vom 30. März 2004 zwischen der Flämischen Region, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Hauptstadt über die Ausübung der regionalisierten Zuständigkeiten in den Bereichen Landwirtschaft und Fischerei; Aufgrund der am 2. Mai 2007 stattgefundenen Konzertierung zwischen den Regionalregierungen und der Föderalbehörde; Aufgrund der belgischen Mitteilung vom 29. Juli 2004 bezüglich der Artikel 58, § 1 und 64, § 1 und 70, § 1, Punkt a), 2. Strich der Verordnung (EG) Nr. 1782/2003; In der Erwägung, dass die Zuständigkeiten auf dem Gebiet der Landwirtschaft seit dem 1. Januar 2002 auf die Regionen übertragen worden sind; In der Erwägung, dass einerseits für die Verwendung der nationalen Reserve für die Gewährung von Ansprüchen auf die Betriebsprämie und im Anschluss an die Eingliederung der Zahlungen für den Tabak, die die Milcherzeugnisse sowie der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und der inulinhaltigen Zichorie ab 2006 die Bedingungen für die Beihilfefähigkeit zu bestimmen sind, sei es für jene Landwirte, die sich in außergewöhnlichen Situationen befinden und/oder bei Umstrukturierungs- oder Entwicklungsprogrammen, und dass andererseits die Modalitäten für die Bestimmung oder Anpassung der Ansprüche auf die Betriebsprämie festzulegen sind; In der Erwägung, dass die Landwirte, die diese Ansprüche aus der nationalen Reserve beziehen möchten, für das Kalenderjahr 2006 ihren Antrag bis zum 31. März einreichen müssen und daher über die Bedingungen und die Modalitäten für die Vergabe dieser Ansprüche informiert sein müssen; In der Erwägung, dass die Verwaltung um die Anträge auf Bestimmung oder Anpassung von Ansprüchen auf die Betriebsprämie durch die Verwendung der nationalen Reserve wirkungsvoll zu kontrollieren, die Wirklichkeit der Übertragungen von Betrieben oder von Betriebsabschnitten überprüfen muss, insofern derartige Übertragung geltend gemacht werden; In der Erwägung, dass im Sinne einer Vereinfachung, die Daten, die der Verwaltung bereits zur Verfügung stehen, zu verwenden sind; In der Erwägung, dass, im Rahmen der Anträge auf Bestimmung oder Anpassung von Ansprüchen auf die Betriebsprämien durch die Verwendung der nationalen Reserve der Beweis des Bestehens eines Pachtvertrags mit allen Rechtsmitteln, einschließlich durch Zeugen und Vermutungen, erbracht werden kann und dass infolgedessen die Nutzung der Ländereien, wie sie durch die überlassenden Landwirte in ihrer Flächenerklärung erklärt worden ist, eine Vermutung der vorherigen Nutzung dieser Ländereien durch den betroffenen überlassenden Landwirt darstellt; In der Erwägung, dass die Flächenerklärungen zur Verfügung der Verwaltung stehen und diese Angaben durch die Verwaltung auf diese Art und Weise überprüft werden können; In der Erwägung, dass Sanktionen vorgesehen sind im Falle der unsachgemäßen Anwendung der neuen Regelung für die Zahlung der Betriebsprämie und der Nichteinhaltung der durch die Europäischen Bestimmungen auferlegten Fristen für die Einführung dieser neuen Regelungen; Beschließt: Artikel 1 - Artikel 2 des Ministerialerlasses vom 7. Juli 2006 über die Anträge auf Bestimmung oder Anpassung der Ansprüche auf die Betriebsprämie für das Jahr 2005 durch die Verwendung der nationalen Reserve in Anwendung des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 23. Februar 2006 zur Einführung der Direktstützungsregelungen im Rahmen der Gemeinsamen Agrarpolitik wird wie folgt abgeändert: Absatz 1 wird wie folgt abgeändert: der Wortlaut ″oder 2006″ wird zwischen den Wortlaut ″eines ursprünglichen Antrags″ und den Wortlaut ″gemäß Artikel 5″eingefügt; b) der Wortlaut ″Der Antrag kann nur″ wird durch den Wortlaut ″Der 2005 eingereichte Antrag kann nur″ ersetzt; c) der Wortlaut ″in Artikel 3 erwähnten Situationen begründet werden″ wird durch den Wortlaut ″in Artikel 3, Paragraph 1 erwähnten Situationen begründet werden, wohingegen der 2006 eingereichte Antrag sich lediglich auf eine der in Artikel 3, Paragraph 1bis angeführten Sachlagen beziehen darf″ ersetzt. Art. 2 - In demselben Ministerialerlass wird ein Artikel 2bis mit folgendem Wortlaut angefügt: ″Art. 2bis - Der antragstellende Landwirt, der als Überlasser in einer Übertragung von Referenzangaben oder mitgeteilten Ansprüchen beteiligt ist oder gewesen ist, ist nicht berechtigt, einen Antrag auf Zuteilung von Rechten aus der nationalen Reserve zu stellen, außer in den Fällen, in denen sich dieser Antrag auf die Anwendung eines Umstrukturierungsprogramms, einer Verwaltungshandlung oder eines Gerichtsbeschlusses bezieht.″ Art. 3 - In Artikel 3 desselben Ministerialerlasses wird ein Paragraph 1bis mit folgendem Wortlaut eingefügt: ″§ 1bis. Für die in Artikel 2 angeführten und 2006 eingereichten Anträge können fünf Situationen von der Verwaltung berücksichtigt werden: 1o die Investitionen zur Erhöhung der Betriebskapazitäten; 2o der Ankauf, die langfristige Pacht oder die Erbschaft von Ländereien; 3o die Anwendung von Umstrukturierungsprogrammen; 4o die Verwaltungshandlungen und Gerichtsbeschlüsse; 5o das Leasing, als Überlasser, einer Referenzmenge des Milchsektors wegen eines Falls höherer Gewalt und/oder außergewöhnlicher Bedingungen nach Artikel 40 der Verordnung (EG) Nr. 1782/2003.″ Art. 4 - In Artikel 4 desselben Ministerialerlasses werden folgende Abänderungen vorgenommen: 1o § 1 wird wie folgt abgeändert:
12003
12004
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE a) in Absatz 1 wird der Wortlaut ″oder 2006″ zwischen den Wortlaut ″für das Jahr 2005″ und den Wortlaut ″eingereichten Antrags″ eingefügt; b) am Anfang der Gedankenstriche 1, 2, 3 und 8 wird folgender Wortlaut eingefügt: ″Für die 2005 eingereichten Anträge:″; c) zwischen den Gedankenstrichen 8 und 9 werden die folgenden Gedankenstriche eingefügt: ″- Für die 2006 eingereichten Anträge, muss die Investition zur Erhöhung der Betriebskapazitäten im Rahmen der Beihilferegelung des Tabaksektors getätigt worden sein; ″- Für die 2006 eingereichten Anträge, betreffen die berücksichtigten Investitionen den Bau, die Sanierung und den Ankauf von Gebäuden für das Trocknen des Tabaks; - Für die 2006 eingereichten Anträge, muss die Investition mindestens 5.000 Euro für den Bau von einem oder mehreren Gebäuden für das Trocknen des Tabaks erreichen; - Handelt es sich im Rahmen der 2006 eingereichten Anträge um den Ankauf eines Gebäudes, darf der antragstellende Landwirt keinen Antrag auf Revision der vorläufigen Rechte wegen einer Erbschaft, einer vorweg genommenen Erbschaft, einer Erbschaft durch Übertragung eines Pachtvertrags, einer Fusion von Betrieben, einer Aufteilung eines Betriebs oder einer privaten Vertragsklausel im Falle der Übertragung von Ländereien, angeführt in Artikel 3bis, Paragraph 2, Punkt 3o, 5o und 7o des vorerwähnten Erlasses der Wallonischen Regierung vom 23. Februar 2006 eingereicht haben;″ d) im letzten Gedankenstrich wird der Wortlaut ″im Rindersektor erhaltenen Beihilfen für die entkoppelte(n) Beihilferegelung(en) oder die Summe der für den Schafsektor″ durch den Wortlaut ″im betreffenden Sektor″ ersetzt; 2o in § 3 wird der Wortlaut ″bezüglich der Beihilfen im Rinder- und / oder Schafsektor durch die Angaben über die 2004 erhaltenen Beihilfen im Rinder- und / oder Schafsektor″ durch den Wortlaut ″bezüglich einerseits der Beihilfen im Rinder- und/oder Schafsektor für die 2005 eingereichten Anträge und andererseits der Beihilfen für Tabak für die 2006 eingereichten Anträge durch die Angaben für dieselben 2004 erhaltenen Beihilfen″. Art. 5 - In Artikel 5, § 4, Absatz 2 desselben Ministerialerlasses wird einerseits der Wortlaut ″2005″ zwischen den Wortlaut ″Die berücksichtigte Anzahl Hektar wird″ und dem Wortlaut ″mit dem Koeffizienten 0,83 multipliziert″ eingefügt und wird andererseits der Wortlaut ″dem regionalen Durchschnittswert″ durch den Wortlaut ″dem 2005 bestimmten regionalen Durchschnittswert″ ersetzt. Art. 6 - In demselben Ministerialerlass wird ein Artikel 5bis mit folgendem Wortlaut angefügt: ″Art. 5bis - § 1. Falls die Begründung des für das Jahr 2006 eingereichten Antrags auf Bestimmung oder Anpassung der Ansprüche durch die Verwendung der nationalen Reserve sich auf den Ankauf, die langfristige Pacht oder die Erbschaft von Ländereien bezieht, so können lediglich die drei nachfolgenden Situationen von der Verwaltung berücksichtigt werden: 1o Vererbung oder vorweggenommene Erbfolge eines gesamten Betriebs oder eines Teils davon, der während des Referenzzeitraums zwischen dem 15. Mai 2004 und dem 31. März verpachtet worden war, für jene Landwirte, die nicht in den Genuss der Eingliederung der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und/oder der inulinhaltigen Zichorie und/oder der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen oder spätestens am 31. März 2006 für jene Landwirte, die in den Genuss dieser Eingliederung gelangen; 2o Ankauf von Ländereien spätestens am 15. Mai 2004 für jene Landwirte, die nicht in den Genuss der Eingliederung der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und/oder der inulinhaltigen Zichorie und/oder der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen oder spätestens am 3. März 2006 für jene Landwirte, die in den Genuss dieser Eingliederung gelangen; 3o Langfristige Pacht eines Teils des Betriebs oder des gesamten Betriebs spätestens am 3. März 2006 für jene Landwirte, die in den Genuss der Eingliederung der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und/oder der inulinhaltigen Zichorie und/oder der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen; § 2. Bezieht sich die Begründung auf den Ankauf, die Pacht oder die Vererbung von Ländereien, so müssen die folgenden Bedingungen erfüllt werden: - Handelt es sich um eine Erbschaft, einer vorweg genommenen Erbschaft, so waren die betreffenden Ländereien während des Referenzzeitraums an eine oder mehrere Drittpersonen verpachtet; - der antragstellende Landwirt darf die betreffende Fläche während des gesamten Referenzzeitraums oder eines Teils davon nicht angegeben haben; - der antragstellende Landwirt muss diese Fläche in seinen Flächenerklärungen für das Jahr 2006 angegeben haben; - Bei einem Ankauf von Ländereien für jene Landwirte, die nicht in den Genuss der Eingliederung der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und/oder der inulinhaltigen Zichorie und/oder der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen, hat der antragstellende Landwirt diese Fläche nicht vor dem Jahr 2006 angegeben; - Die betreffende Fläche muss wenigstens fünf Ar umfassen für jene Landwirte, die in den Genuss der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen und zwei Hektar in allen anderen Fällen; - Für jene Erzeuger, die nicht in den Genuss der Eingliederung der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und/oder der inulinhaltigen Zichorie und/oder der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen, darf für die gesamte betreffende Fläche oder für einen Teil dieser Fläche kein Antrag auf Revision der vorläufigen Rechte wegen einer Erbschaft, einer vorweg genommenen Erbschaft, einer Erbschaft durch Übertragung eines Pachtvertrags, einer Fusion von Betrieben, einer Aufteilung eines Betriebs oder einer privaten Vertragsklausel im Falle der Übertragung von Ländereien, angeführt in Artikel 3, Paragraph 2, Punkt 3o, 5o und 9o des vorerwähnten Erlasses der Wallonischen Regierung vom 23. Februar 2006 eingereicht worden sein; - Für jene Erzeuger, die in den Genuss der Eingliederung der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und/oder der inulinhaltigen Zichorie und/oder der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen, darf für die gesamte betreffende Fläche oder für einen Teil dieser Fläche kein Antrag auf Revision der vorläufigen Rechte wegen einer Erbschaft, einer vorweg genommenen Erbschaft, einer Erbschaft durch Übertragung eines Pachtvertrags, einer Fusion von Betrieben, einer Aufteilung eines Betriebs oder einer privaten Vertragsklausel im Falle der Übertragung von Ländereien, angeführt in Artikel 3bis, Paragraph 2, und 5, Punkt 3o, 5o und 7o des vorerwähnten Erlasses der Wallonischen Regierung vom 23. Februar 2006 eingereicht worden sein; - Die betreffende Fläche darf nicht bereits Gegenstand einer Zuteilung von Rechten aus der nationalen Reserve gewesen sein. § 3. Der antragstellende Landwirt muss das in Artikel 2, Absatz 3 angeführte Musterformular einreichen, indem er die Anzahl Hektar angibt, deren Nutznießung er durch Erbschaft, Ankauft oder Pacht der betreffenden Ländereien übernommen hat. Der Begründung des Antrags müssen die nachfolgenden Belege beigefügt werden, die für die weitere Bearbeitung notwendig sind: - ein Orthofotoplan, auf dem alle Parzellen, die Gegenstand der Erbschaft, des Ankaufs oder der Pacht der Ländereien sind, in roter Farbe eingezeichnet und nummeriert sind;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE - Handelt es sich um eine Erbschaft, einer vorweg genommenen Erbschaft, eine notarielle Bescheinigung oder eine Kopie der Erbschafts- oder Schenkungsurkunde; - Handelt es sich um einen Ankauf von Ländereien für jene Landwirte, die nicht in den Genuss der Eingliederung der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und/oder der inulinhaltigen Zichorie und/oder der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen, entweder eine Kopie der spätestens am 15. Mai 2004 unterzeichneten Besitzurkunde oder Kaufvertrags, oder ggf. der spätestens am 15. Mai 2004 unterzeichneten Verkaufszusage, unter der Bedingung, dass der Landwirt innerhalb von zehn Tagen nach Unterzeichnung der Verkaufszusage eine Kopie übermittelt, falls der Landwirt sich dazu verpflichtet hat; - Handelt es sich um einen Ankauf von Ländereien für jene Landwirte, die in den Genuss der Eingliederung der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und/oder der inulinhaltigen Zichorie und/oder der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen, entweder eine Kopie der spätestens am 3. März 2006 unterzeichneten Besitzurkunde oder Kaufvertrags, oder ggf. der spätestens am 3. Mai 2006 unterzeichneten Verkaufszusage, unter der Bedingung, dass der Landwirt sich dazu verpflichtet hat; - Handelt es sich um eine langfristige Pacht eines Teils des Betriebs oder des gesamten Betriebs für jene Landwirte, die in den Genuss der Eingliederung der Unterstützung zugunsten der Zuckerrübe und/oder der inulinhaltigen Zichorie und/oder der Eingliederung der Zahlungen für den Tabak gelangen, entweder die Kopie des vor dem 3. März 2006 vor einem Notar unterzeichneten Pachtvertrags, oder die Kopie eines vor dem 3. März 2006 privatschriftlich unterzeichneten Vertrags, der vor dem Datum des Einreichens des in Artikel 2, Absatz 2 erwähnten Musterformulars eingetragen worden sein muss. § 4. Bezieht sich die Begründung auf den Ankauf, die Pacht oder die Vererbung von Ländereien und sind die in den Paragraphen 1er bis 3 angeführten Bedingungen erfüllt, so wird die Anzahl der dem Landwirt gewährten Ansprüche um eine Anzahl von Ansprüchen erhöht, die der Anzahl der von der Verwaltung berücksichtigten Hektar entspricht, deren Nutznießung dieser Landwirt durch Vererbung, Ankauft oder Pacht der betreffenden Ländereien übernommen hat. Der Wert jedes dieser durch die Verwendung der nationalen Reserve gewährten Ansprüche entspricht dem 2006 bestimmten regionalen Durchschnittswert, d.h. 350,23 Euro, reduziert um die in den Artikeln 41 und 42 der Verordnung (EG) Nr. 1782/2003 erwähnten Kürzungen.″ Art. 7 - In Artikel 6 desselben Ministerialerlasses werden folgende Abänderungen vorgenommen: 1o § 1 wird wie folgt abgeändert: a) in Absatz 1 wird der Wortlaut ″oder 2006″ zwischen den Wortlaut ″für das Jahr 2005″ und den Wortlaut ″eingereichten Antrags″ eingefügt; b) in den Punkten 2o und 3o wird der Wortlaut ″einem Datum zwischen dem 1. Januar 2000 und dem Datum des Einreichen des ursprünglichen Antrags″ durch den Wortlaut ″einem Datum zwischen einerseits dem 1. Januar 2000 für die 2005 eingereichten Anträge und andererseits dem 16. März 2005 für die 2006 eingereichten Anträge und dem Datum des Einreichen des ursprünglichen Antrags″; 2o In § 2, Gedankenstrich 3 wird der Wortlaut ″im Jahre 2005″ durch den Wortlaut ″im Jahre des Einreichens des Antrags″ ersetzt und in Gedankenstrich 4 wird der Begriff ″2005″ durch den Wortlaut ″im Jahre des Einreichens des Antrags″ ersetzt. Art. 8 - In demselben Ministerialerlass wird ein Artikel 6bis mit folgendem Wortlaut angefügt: ″Art. 6bis - § 1er. Falls die Begründung des für das Jahr 2006 eingereichten Antrags auf Bestimmung oder Anpassung der Ansprüche durch die Verwendung der nationalen Reserve sich auf das Leasing, als Überlasser, einer Referenzmenge des Milchsektors bezieht, so werden lediglich die nachfolgenden Fälle höherer Gewalt oder außergewöhnlichen Bedingungen anerkannt werden: - der Tod des Landwirts oder seines mithelfenden Ehepartners; - die länger andauernde Berufsunfähigkeit des Landwirts; - d) die unfallbedingte Zerstörung von Stallgebäuden des Betriebs; - die Tierseuche, die den gesamte Bestand des Landwirts oder einen Teil davon betroffen hat und die zu einem Schlachtbefehl für den gesamte Bestand oder einen Teil davon geführt hat. § 2. Falls die Begründung des für das Jahr 2006 eingereichten Antrags auf Bestimmung oder Anpassung der Ansprüche durch die Verwendung der nationalen Reserve sich auf das Leasing, als Überlasser, einer Referenzmenge des Milchsektors aufgrund eines Falls höherer Gewalt und/oder einer außergewöhnlichen Bedingung, so müssen die nachfolgenden Bedingungen erfüllt sein: - das Leasing muss im Laufe des Zeitraums vom 1. April 2005 bis zum 31. März 2006 durchgeführt worden sein; - der Fall höherer Gewalt und/oder die außergewöhnliche Bedingung muss im Laufe des Zeitraums vom 1. April 2005 bis zum 31. März 2006 oder im Laufe des vorangegangenen Jahres eingetreten sein; - Im Todesfall kann nur der Tod des Landwirts, des Geschäftsführers oder eines Mitglieds der betreffenden Vereinigung von natürlichen Personen, der sich während des Referenzeitraums oder im Jahr davor ereignet hat, berücksichtigt werden. Der Tod einer anderen Person oder während eines anderen Zeitraums wird nicht berücksichtigt. Der Tod des mithelfenden Ehepartners kann ebenfalls berücksichtigt werden, unter der Bedingung, dass dieser Ehepartner zum Zeitpunkt seines Ablebens mithelfender Ehepartner war oder dass diese Eigenschaft vorausgesetzt werden kann gemäß Artikel 7bis des Königlichen Erlasses vom 27. Juli 1967 zur Einführung des Sozialstatuts der Selbständigen und unter der Bedingung, dass es sich bei dem Landwirt, von dem der Antrag ursprünglich ausgeht, entweder um eine alleinige natürliche Person oder eine Vereinigung von Eheleuten handelt. Im Rahmen einer Ausnahmeregelung könnte der Ehepartner, dessen Eigenschaft als mithelfender Ehepartner des alleinigen Geschäftsführers einer juristischen Person vorausgesetzt werden kann, berücksichtigt werden, unter der Bedingung, dass der Geschäftsführer der Ehepartner der verstorbenen Person ist, und dass die juristische Person die Bedingungen für den Zugang zu den Investitionsbeihilfen in den landwirtschaftlichen Betrieben erfüllt, die durch den Erlass der Wallonischen Regierung vom 17. Juli 1997 über die Beihilfen in der Landwirtschaft vorgesehen werden. - Im Falle der Berufsunfähigkeit des Landwirts kann nur die Unfähigkeit des Landwirts, des Geschäftsführers oder eines Mitglieds der betreffenden Vereinigung von natürlichen Personen, die sich während des Jahres vor dem Referenzzeitraum oder während des Referenzeitraums ereignet hat, berücksichtigt werden. Die Unfähigkeit einer anderen Person oder während eines anderen Zeitraums wird nicht berücksichtigt. Der Antrag kann nur durch den Landwirt eingereicht werden, dessen Berufsunfähigkeit sich während des Referenzeitraums oder während des Jahres davor ereignet hat, ob er als alleinige natürliche Person, als Geschäftsführer der betreffenden juristischen Person oder als Mitglied der betreffenden Vereinigung von natürlichen Personen handelt; - Im Falle einer unfallbedingten Zerstörung von Aufzuchtställen wird nur das Ereignis berücksichtigt, dass sich während des Referenzzeitraums oder während des Jahres davor ereignet hat und das die Zerstörung eines Gebäudes des betreffenden Betriebs, in dem die Tiere untergebracht sind, zur Folge hatte;
12005
12006
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE - Im Falle einer Tierseuche werden nur die während des Referenzzeitraums oder während des Jahres davor aufgetretenen Fälle, die von der Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette (FASNK) oder einer gleichwertigen Einrichtung (Veterinärinspektion) anerkannt worden sind und die zu einem Schlachtbefehl für den gesamte Bestand oder einen Teil davon geführt haben, anerkannt. § 3. Der antragstellende Landwirt muss das in Artikel 2, Absatz 3 angeführte Musterformular ordnungsgemäß ausgefüllt einreichen. Der Begründung des Antrags müssen die nachfolgenden Belege beigefügt werden, die für die weitere Bearbeitung notwendig sind: - Im Todesfall muss eine Sterbeurkunde des Landwirts beigefügt werden und falls der Tod den mithelfenden Ehepartner betrifft, muss dem Antrag zudem eine Bescheinigung der Sozialversicherungskasse, durch die belegt wird, dass der Ehepartner mithelfender Ehepartner war, beigefügt werden. - Im Falle der Berufsunfähigkeit des Landwirts entweder eine Kopie der Bescheinigung der von einer Krankenkasse anerkannten Berufsunfähigkeit, oder eine Bescheinigung eines Facharztes (die Bescheinigung eines Allgemeinmediziners ist nicht zulässig) oder eine Kopie der Rechnungen für den Krankenhausaufenthalt, die eine länger andauernde Berufsunfähigkeit belegen; - Im Falle einer unfallbedingten Zerstörung von Aufzuchtställen muss der Landwirt seinem Antrag eine Bescheinigung der Versicherungsgesellschaft oder der Feuerwehr, durch die die Zerstörung belegt wird, beifügen. Im Falle einer Tierseuche muss der Landwirt seinem Antrag eine Kopie des Schlachtbefehls für den gesamten Bestand oder eines Teils davon beifügen. § 4. Falls die Begründung des Antrags sich auf das Leasing, als Überlasser, einer Referenzmenge des Milchsektors aufgrund eines Falls höherer Gewalt und/oder einer außergewöhnlichen Bedingung bezieht und die in den Paragraphen 1 bis 3 angeführten Bedingungen erfüllt sind, so gilt die geleaste Referenzmenge für das Jahr 2005 als verfügbar″. Art. 9 - Artikel 7 desselben Erlasses wird wie folgt abgeändert: 1o der Wortlaut ″oder 2006″ wird zwischen den Wortlaut ″für das Jahr 2005″ und den Wortlaut ″eingereichten Antrags″ eingefügt; 2o Dieser Artikel wird wie folgt ergänzt: ″im Rahmen der 2005 eingereichten Anträge und spätestens am 31. März 2006 im Rahmen der 2006 eingereichten Anträge.″. Art. 10 - Der vorliegende Erlass wird am 1. Januar 2006 wirksam, außer Artikel 2, der am 1. Januar 2005 wirksam wird. Namur, den 20. Januar 2008 B. LUTGEN
VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST N. 2008 — 577 [2008/200643] 20 JANUARI 2008. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 juli 2006 betreffende de aanvragen om vaststelling of aanpassing van de bedrijfstoeslagrechten in 2005 door het gebruik van de nationale reserve ter uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71, (EG) nr. 2529/2001 en 2183/2005, laatst gewijzigd bij de verordening (EG) nr. 552/2007 van 22 mei 2007; Gelet op Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 608/2007 van de Commissie van 1 juni 2007; Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, laatst gewijzigd bij de Verordening (EG) nr. 972/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007; Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 25 oktober 2007; Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1o, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001; Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, laatst gewijzigd bij de bijzondere wet van 12 augustus 2003; Gelet op het ministerieel besluit van 7 juli 2006 betreffende de aanvragen om vaststelling of aanpassing van de bedrijfstoeslagrechten in 2005 door het gebruik van de nationale reserve ter uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; Gelet op het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Gelet op het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij; Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de federale overheid op 2 februari 2007; Gelet op de notificatie door België d.d. 29 juli 2004 in hoofde van de artikelen 58, § 1, en 64, § 1, en 70, § 1, punt a), 2de streepje, van Verordening (EG) nr. 1782/2003; Gelet op de overdracht naar de Gewesten van de bevoegdheden inzake landbouw vanaf 1 januari 2002; Overwegende dat wat betreft het gebruik van de nationale reserve voor de toekenning van bedrijfstoeslagrechten en ten gevolge van de opname van de betalingen voor tabak, zuivelproducten en de steun voor de suikerbiet en in de inulinechicorei in de bedrijfstoeslagregeling in 2006, de voorwaarden om in aanmerking te komen voor die rechten nader moeten worden bepaald voor de landbouwers die zich bevinden in bijzondere toestanden en voor de landbouwers in de gebieden waarvoor herstructureringsprogramma’s gelden en dat vaststellingsvoorwaarden m.b.t. die rechten moeten worden bepaald; Overwegende dat voor het kalenderjaar 2006 de landbouwers die in aanmerking wensen te komen voor die rechten uit de nationale reserve, hun aanvraag moeten indienen uiterlijk op 31 maart 2006 en ingelicht moeten worden over de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten; Overwegende dat om de aanvragen om vaststelling of aanpassing van de bedrijfstoeslagrechten door het gebruik van de nationale reserve efficiënt te controleren, de werkelijkheid van gehele of gedeeltelijke bedrijfsoverdrachten moet geverifieerd worden door het bestuur wanneer dergelijke overdrachten worden ingeroepen; Overwegende dat met het oog op vereenvoudiging, de al ter beschikking van het bestuur gestelde gegevens moeten worden gebruikt; Overwegende dat in het kader van de aanvragen om vaststelling of aanpassing van bedrijfstoeslagrechten door het gebruik van de nationale reserve, het bewijs van het bestaan van een huurovereenkomst kan worden geleverd door alle wettelijke middelen, getuigen en vermoedens inbegrepen, en dat derhalve het gebruik van de gronden zoals aangegeven door de landbouwers in hun oppervlakteaangifte een vermoeden vormt van de bezetting van die gronden door laatstgenoemden; Overwegende dat de oppervlakteaangiften ter beschikking van het bestuur worden gesteld en dat derhalve voornoemd element verifieerbaar is; Overwegende dat er in boetes is voorzien bij slechte toepassing van de nieuwe rechtstreekse bedrijfstoeslagregeling of bij niet-naleving van de termijnen opgelegd bij de Europese regelgeving voor de instelling van dat stelsel, Besluit : Artikel 1. Artikel 2 van het ministerieel besluit van 7 juli 2006 betreffende de aanvragen om vaststelling of aanpassing van de bedrijfstoeslagrechten in 2005 door het gebruik van de nationale reserve ter uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt als volgt gewijzigd : lid 1 wordt als volgt gewijzigd : b) de woorden ″of in 2006″ worden ingevoegd tussen de woorden ″2005″ en de woorden ″een aanvankelijke aanvraag″; b) de woorden ″in 2005 ingediende″ worden ingevoegd tussen het woord ″De″ en het woord ″aanvraag″; c) de woorden ″, paragraaf 1; terwijl de in 2006 ingediende aanvraag enkel kan berusten op één van de toestanden bedoeld in artikel 3, paragraaf 1bis″ ingevoegd tussen de woorden ″bedoeld in artikel 3″ en de woorden ″Alle vereiste voorwaarden″. Art. 2. Een artikel 2bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde ministerieel besluit ingevoegd : ″Art. 2bis. De landbouwer-aanvrager die als overlater betrokken is (geweest) bij een overdracht van referentiegegevens of medegedeelde rechten mag de toekenning van rechten uit de reserve niet aanvragen, behoudens de gevallen van toekenningsaanvragen wegens de uitvoering van een herstructureringsprogramme, een bestuurshandeling of een gerechtelijke beslissing.″. Art. 3. In artikel 3 van hetzelfde ministerieel besluit wordt een § 1bis toegevoegd, luidend als volgt : ″§ 1bis. Wat betreft de in artikel 2 bedoelde aanvragen die in 2006 ingediend zijn, kunnen vijf situaties in aanmerking worden genomen : 1o de investeringen in productiecapaciteit; 2o de aankoop, de huur op lange termijn of de vererving van gronden; 3o de toepassing van herstructureringsprogramma’s; 4o de bestuurshandelingen en gerechtelijke beslissingen; 5o de leasing in de hoedanigheid van overlater van een referentiehoeveelheid verbonden aan de zuivelsector wegens een geval van overmacht en/of een buitengewone omstandigheid zoals bedoeld in artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.″. Art. 4. Artikel 4 van hetzelfde ministerieel besluit wordt gewijzigd als volgt : 1o paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : b) in lid 1 worden de woorden ″of in 2006″ ingevoegd tussen de woorden ″aanvraag″ en de woorden ″om vaststelling of aanpassing″; b) op het einde van de streepjes 1, 2, 3 en 8 worden de woorden ″voor de aanvragen ingediend in 2005″ ingevoegd; c) volgende streepjes worden ingevoegd tussen streepjes 8 en 9 : ″de investering moet betrekking hebben op de productiecapaciteit betreffende de steunregeling in de tabaksector voor de aanvragen ingediend in 2006; - de betrokken investeringen betreffen de bouw, renovatie en aankoop van gebouwen voor droging in de tabaksector voor de aanvragen ingediend in 2006; - de investering moet minstens 5.000 euro bedragen in een gebouw/in gebouwen voor droging in de tabaksector voor de aanvragen ingediend in 2006; - in geval van aankoop van een gebouw mag de landbouwer-aanvrager geen aanvraag om herziening van de voorlopige rechten hebben ingediend indien die gegrond zou zijn op een vererving, een vervroegde vererving, een erfopvolging bij wege van huuroverdracht, een fusie of splitsing van bedrijven of een privaatrechtelijke contractuele clausule bij grondoverdracht zoals bedoeld in artikel 3bis, § 2, punten 3o, 5o en 7o, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006, voor de aanvragen ingediend in 2006; d) in het laatste streepje worden de woorden ″in de rundvleessector voor het of de ontkoppelde steunregelingen of van de steun in de schapensector″ vervangen door de woorden ″de betrokken sector″;
12007
12008
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 2o in § 3 worden de woorden ″betreffen de steun voor schapen en/of geiten door de gegevens betreffende de in 2004 verleende steun voor runderen en/of varkens″ vervangen door de woorden ″betreffende enerzijds de steun voor schapen en/of runderen voor de aanvragen ingediend in 2005 en anderzijds de steun voor tabak voor de aanvragen ingediend in 2006, door de gegevens betreffende dezelfde steun gekregen in 2004″. Art. 5. In artikel 5, § 4, lid 2, van hetzelfde ministerieel besluit worden enerzijds de woorden ″in 2005″ ingevoegd tussen de woorden ″Dat aantal hectaren wordt vermenigvuldigd″ en de woorden ″met coëfficiënt 0,83″ en anderzijds worden de woorden ″berekend in 2005″ ingevoegd tussen de woorden ″het gewestelijke gemiddelde″ en de woorden ″namelijk 252,60 euro″. Art. 6. Een artikel 5bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde ministerieel besluit ingevoegd : ″Art. 5bis. § 1. Wanneer de motivering van de aanvraag in 2006 tot vaststelling of aanpassing van de rechten door gebruik van de nationale reserve gegrond is op de aankoop, de huur op lange termijn of de vererving van grond, worden enkel de volgende toestanden erkend door het bestuur : 1o de vererving of de vervroegde vererving van een volledig of gedeeltelijk bedrijf dat in pacht is gegeven tijdens de referentieperiode tussen 15 mei 2004 en uiterlijk 31 maart 2005 voor de landbouwers die niet in aanmerking komen voor opname van de steun ten gunste van de suikerbiet en/of de inulinechicorei en/of de opname van de betalingen voor de tabaksector of uiterlijk op 31 maart 2006 voor de landbouwers die er wel voor in aanmerking komen; 2o de aankoop van grond uiterlijk op 15 mei 2004 voor de landbouwers die niet in aanmerking komen voor de opname van de steun ten gunste van de suikerbiet en/of de inulinechicorei en/of de opname van de betalingen betreffende de tabaksector of uiterlijk op 3 maart 2006 voor de landbouwers die er wel voor in aanmerking komen; 3o de huur op lange termijn van (een deel van) een bedrijf uiterlijk op 3 maart 2006 voor de landbouwers die in aanmerking komen voor de opname van de steun ten gunste van de suikerbiet en/of de inulinechicorei en/of de opname van de betalingen betreffende de tabaksector. § 2. In geval van motivering gegrond op de aankoop, de huur of de vererving van grond moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn : - in geval van vererving of vervroegde vererving werd de betrokken grond verhuurd aan één of meerdere derden tijdens de referentieperiode; - de betrokken landbouwer mag de betrokken oppervlakte niet hebben aangegeven tijdens het geheel of een gedeelte van de referentieperiode; - de landbouwer-aanvrager moet die oppervlakte aangegeven hebben in zijn oppervlakteaangifte in 2006; - bij aankoop van grond voor de landbouwers die niet in aanmerking komen voor de opname van de steun ten gunste van de suikerbiet en/of de inulinechicorei en/of de opname van de betalingen betreffende de tabaksector is de betrokken oppervlakte door de aanvrager niet aangegeven voor 2006; - de betrokken oppervlakte moet minstens vijf are bedragen voor de producenten die in aanmerking komen voor de opname van de betalingen betreffende de tabaksector en twee hectare voor de andere gevallen; - voor de producenten die niet in aanmerking komen voor de opname van de steun ten gunste van de suikerbiet en/of de inulinechicorei en/of de opname van de betalingen betreffende de tabaksector mag er voor de betrokken oppervlakte noch geheel noch gedeeltelijk een aanvraag zijn ingediend tot herziening van de voorlopige rechten gegrond op een vererving, een vervroegde vererving, een erfopvolging bij wege van huuroverdracht, een fusie of splitsing van bedrijven of een privaatrechtelijke contractuele clausule bij grondoverdracht zoals bedoeld in artikel 3, § 2, punten 3o, 5o en 9o van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006; - voor de producenten die in aanmerking komen voor de opname van de steun ten gunste van de suikerbiet en/of de inulinechicorei en/of de opname van de betalingen betreffende de tabaksector mag er voor de betrokken oppervlakte noch geheel noch gedeeltelijk een aanvraag zijn ingediend tot herziening van de voorlopige rechten gegrond op een vererving, een vervroegde vererving, een erfopvolging bij wege van huuroverdracht, een fusie of splitsing van bedrijven of een privaatrechtelijke contractuele clausule bij grondoverdracht zoals bedoeld in artikel 3bis, § 2, punten 3o, 5o en 7o van voornoemd besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006; - er mogen nog geen rechten uit de nationale reserve zijn toegekend voor de betrokken oppervlakte. § 3. De landbouwer-aanvrager moet het in artikel 2, derde lid, bedoelde standaardformulier indienen met vermelding van het aantal hectaren waarvan hij het genot heeft overgenomen krachtens de betrokken vererving, aankoop of huur van grond. De motivering van de aanvraag moet vergezeld zijn van de volgende bewijsstukken die noodzakelijk zijn voor de behandeling van die aanvraag : - een orthofotoplan waarop alle percelen die het voorwerp uitmaken van de betrokken vererving, aankoop of huur van grond, staan getekend en in het rood genummerd; - in geval van feitelijke of verwachte vererving, een notarieel attest of een afschrift van de verervings- of schenkingsakte; - bij aankoop van grond voor de landbouwers die niet in aanmerking komen voor de opname van de steun ten gunste van de suikerbiet en/of de inulinechicorei en/of de opname van de betalingen betreffende de tabaksector, ofwel een afschrift van de eigendomsakte of van de koopakte, ondertekend op uiterlijk 15 mei 2004, ofwel een afschrift van de voorlopige koopakte, ondertekend op uiterlijk 15 mei 2004 voor zover de landbouwer een afschrift van de koopakte overmaakt binnen de tien dagen nadat de akte is opgemaakt en voor zover de landbouwer zich daartoe verbindt; - bij aankoop van grond voor de landbouwers die in aanmerking komen voor de opname van de steun ten gunste van de suikerbiet en/of de inulinechicorei en/of de opname van de betalingen betreffende de tabaksector, ofwel een afschrift van de eigendomsakte of van de koopakte, ondertekend op uiterlijk 3 maart 2006, ofwel een afschrift van de voorlopige koopakte, ondertekend op uiterlijk 3 maart 2006 en voor zover de landbouwer zich daartoe verbindt; - bij huur op lange termijn van (een deel van) een bedrijf voor de landbouwers die in aanmerking komen voor de opname van de steun ten gunste van de suikerbiet en/of de inulinechicorei en/of de opname van de betalingen betreffende de tabaksector, ofwel het afschrift van de voor notaris ondertekende huurpachtovereenkomst uiterlijk op 3 maart 2006, ofwel het afschrift van een onderhandse huurovereenkomst uiterlijk op 3 maart 2006 en uiterlijk vóór de datum van indiening van het standaardformulier bedoeld in artikel 2, lid 2, geregistreerd. § 4. In geval van motivering van de aanvraag, gegrond op de aankoop, de huur op lange termijn of de vererving van grond, wanneer de in §§ 1 tot 3 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, wordt het aan de landbouwer toegekende aantal rechten verhoogd met een aantal rechten dat gelijk is aan het door het bestuur in aanmerking genomen aantal hectaren, waarvan hij het genot heeft overgenomen krachtens de betrokken vererving, aankoop of huur van grond. De waarde van elk van die toegekende rechten uit de nationale reserve stemt overeen met het gewestelijke gemiddelde berekend in 2006, namelijk 350, 23 euro, verminderd met de verlagingen zoals bedoeld in artikelen 41 tot 42 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.″
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 7. Artikel 6 van hetzelfde ministerieel besluit wordt gewijzigd als volgt : 1o paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : b) in lid 1 worden de woorden ″of in 2006″ ingevoegd tussen de woorden ″in 2005″ en de woorden ″om vaststelling of aanpassing″; b) in de punten 2o en 3o worden de woorden ″1 januari 2000 en de indieningsdatum van de aanvankelijke aanvraag″ vervangen door de woorden ″tussen enerzijds 1 januari 2000 voor de aanvragen ingediend in 2005 en anderzijds 16 maart 2005 voor de aanvragen ingediend in 2006, en de indieningsdatum van de aanvankelijke aanvraag″; 2o in § 2, derde en vierde streepje, worden de woorden ″(in) 2005″ vervangen door de woorden ″het jaar van de indiening van de aanvraag″. Art. 8. Een artikel 6bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde ministerieel besluit ingevoegd : ″Art. 6bis. § 1er. Wanneer de motivering van de aanvraag in 2006 om vaststelling of aanpassing van de rechten door gebruik van de nationale reserve gegrond is op een leasing van een referentiehoeveelheid melk als overlater, worden enkel de volgende gevallen van overmacht of buitengewone omstandigheid erkend : - het overlijden van de landbouwer of van de meewerkend echtgenoot; - de langdurige arbeidsongeschiktheid van de landbouwer; - de toevallige vernietiging van de veeteeltgebouwen van het bedrijf; - de epizoötie die het geheel of een gedeelte van de veestapel van de producent aantast en die een geheel of gedeeltelijk slachtbevel met zich meebrengt. § 2. Wanneer de motivering van de aanvraag in 2006 om vaststelling of aanpassing van de rechten door gebruik van de nationale reserve gegrond is op een leasing van een referentiehoeveelheid melk als overlater, wegens een geval van overmacht en/of buitengewone omstandigheid, dienen volgende voorwaarden vervuld te zijn : - de leasing dient verricht te zijn tijdens de periode van 1 april 2005 tot 31 maart 2006; - het geval van overmacht en/of de buitengewone omstandigheid moeten zich hebben voorgedaan tijdens de periode van 1 april 2005 tot 31 maart 2006 of in de loop van het voorgaande jaar; - in geval van overlijden wordt enkel het overlijden van de landbouwer, van de beheerder van de vennootschap of van een lid van de betrokken groepering van natuurlijke personen die zich heeft voorgedaan tijdens de referentieperiode of het voorgaande jaar, in aanmerking genomen met uitsluiting van elke andere persoon of periode. Het overlijden van de meewerkende echtgenoot kan ook in aanmerking worden genomen op voorwaarde dat de echtgenoot op het ogenblik van het overlijden meewerkend is of geacht wordt meewerkend te zijn overeenkomstig artikel 7bis van het koninklijk besluit van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen en voor zover de aanvankelijke landbouwer-aanvrager hetzij een alleenstaande natuurlijke persoon, hetzij een groepering van echtgenoten was. Bij wijze van uitzondering kan de echtgenoot die geacht is meewerkend echtgenoot te zijn van de enige beheerder van een rechtspersoon, in aanmerking worden genomen voor zover de beheerder de echtgenoot van de overleden persoon is en op voorwaarde dat de rechtspersoon voldoet aan de voorwaarden om de steun voor investeringen in landbouwbedrijven te genieten zoals voorzien bij het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende de steun aan de landbouw; - in geval van arbeidsongeschiktheid van de landbouwer wordt enkel de arbeidsongeschiktheid van de landbouwer, van de beheerder van de vennootschap of van een lid van de betrokken groepering van natuurlijke personen die zich heeft voorgedaan in het jaar voorafgaande aan het begin van de referentieperiode of tijdens de referentieperiode, in aanmerking genomen met uitsluiting van elke andere persoon of periode. De aanvraag mag alleen worden ingediend door de landbouwer die arbeidsongeschikt was in tijdens de referentieperiode of in het voorgaande jaar, ongeacht of hij handelt als alleenstaande natuurlijke persoon, als beheerder van de betrokken vennootschap of als lid van de betrokken groepering van natuurlijke personen; - bij toevallige vernietiging van voor veehouderij bestemde gebouwen wordt enkel als dergelijke erkend, elke gebeurtenis die zich heeft voorgedaan tijdens de referentieperiode of in het voorgaande jaar en als die de vernietiging van een gebouw voor dierenverblijf van het betrokken bedrijf met zich heeft meegebracht; - bij epizoötie worden enkel de gevallen erkend door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) of een gelijkwaardige instelling (veterinaire inspectie) tijdens de referentieperiode of in het voorgaande jaar en die een geheel of gedeeltelijk slachtbevel met zich meebrengt, in aanmerking genomen. § 3. De landbouwer-aanvrager moet het gestandaardiseerd formulier bedoeld in artikel 2, lid 3, behoorlijk ingevuld, indienen. De motivering van de aanvraag moet vergezeld zijn van de volgende bewijsstukken die noodzakelijk zijn voor de behandeling van die aanvraag : - bij overlijden, een bewijs van overlijden van de landbouwer en bij overlijden van de meewerkende echtgenoot moet bij de aanvraag eveneens een door de verzekeringskas afgeleverd attest gevoegd worden waarbij wordt bewezen dat de echtgenoot of echtgenote meewerkend was; - bij arbeidsongeschiktheid van de landbouwer, ofwel een afschrift van het attest van de arbeidsongeschiktheid, erkend door een ziekenkas; ofwel een attest van een specialist, met uitsluiting van die van een huisarts, ofwel een afschrift van de hospitalisatiefacturen waarbij de langdurige arbeidsongeschiktheid duidelijk wordt bewezen; - bij toevallige vernietiging van voor veehouderij bestemde gebouwen moet de landbouwer bij zijn aanvraag een verzekeringsattest of een attest van de brandweerdienst voegen waarbij die vernietiging wordt bewezen; bij epizoötie wordt een afschrift van het gehele of gedeeltelijke slachtbevel gevoegd bij de aanvraag van de landbouwer. § 4. Wanneer de motivering van de aanvraag gegrond op de leasing van een referentiehoeveelheid melk als overlater, wegens een geval van overmacht en/of buitengewone omstandigheid, wanneer de voorwaarden bedoeld in de §§ 1 tot 3 zijn vervuld, wordt de gehuurde referentiehoeveelheid als beschikbaar beschouwd in 2005.″ Art. 9. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1o de woorden ″of in 2006″ ingevoegd tussen de woorden ″in 2005″ en de woorden ″om vaststelling of aanpassing″; 2o hetzelfde artikel wordt aangevuld met volgende woorden : ″in het kader van de aanvragen ingediend in 2005 en uiterlijk op 31 maart 2006 in het kader van de aanvragen ingediend in 2006.″. Art. 10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006, met uitzondering van artikel 2, dat van toepassing is op 1 januari 2005. Namen, 20 januari 2008. B. LUTGEN
12009
12010
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE MINISTERE DE LA REGION WALLONNE ET MINISTERE WALLON DE L’EQUIPEMENT ET DES TRANSPORTS F. 2008 — 578
[2008/200468]
30 NOVEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 02 de la division organique 30 et le programme 01 de la division organique 54 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 Le Ministre du Logement, des Transports et du Développement territorial, Vu les lois sur la comptabilité de l’Etat, coordonnées le 17 juillet 1991, notamment l’article 12 tel que modifié par l’article 4 de la loi du 19 juillet 1996; Vu le décret du 21 décembre 2006 contenant le budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, notamment l’article 38; Vu la circulaire du 18 janvier 2001 relative à la gestion administrative des programmes cofinancés par les Fonds européens en Région wallonne, particulièrement son point III, 2, 4e alinéa; Vu le décret du 7 novembre 2007 contenant le premier feuilleton d’ajustement du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007; Considérant la nécessité de transférer des crédits d’ordonnancement à l’allocation de base 51.03 du programme 01 de la division organique 54 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007, afin de rencontrer les décisions du Gouvernement wallon des 29 avril 2004, 14 juillet 2005 et 7 juillet 2006 dans le cadre de l’Objectif 2, à savoir, les dossiers suivants (intitulés et codifications des projets cofinancés) : Objectif 2 Meuse-Vesdre; Axe 5 : Promotion d’un développement urbain durable; Mesure 5.2 : Promotion des transports publics et des modes doux; Intitulé : Aménagement des zones d’arrêts PMR sur les lignes 4, 17 et 18 du TEC Liège-Verviers; Opérateur : Ville de Liège; Allocation de base : 51.03.01; Crédits d’ordonnancement : 197.889,46 EUR; Codification du projet : E 2UR 1 50200 0089 B; Intitulé : Aménagement su site propre ″Laport-Maghin″ au quai Saint-Léonard; Opérateur : Ville de Liège; Allocation de base : 51.03.01; Crédits d’ordonnancement : 62.447,20 EUR; Codification du projet : E 2UR 1 50200 0087 B; Intitulé : Aménagement du site propre ″Théâtre de Verdure″; Opérateur : Ville de Liège; Allocation de base : 51.03.01; Crédits d’ordonnancement : 157.576,17 EUR; Codification du projet : E 2UR 1 50200 0088 B; Intitulé : Aménagement d’une gare plurimodale à Seraing; Opérateur : Ville de Seraing; Allocation de base : 51.03.01; Crédits d’ordonnancement : 755.239,75 EUR; Codification du projet : E 2UR 1 50200 0102 B, Arrête : Article 1er. Des crédits d’ordonnancement à concurrence de 1.174 milliers d’EUR sont transférés du programme 02 de la division organique 30 au programme 01 de la division organique 54. Art. 2. La ventilation des allocations de base suivantes du programme 02 de la division organique 30 et du programme 01 de la division organique 54 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2007 est modifiée comme suit : (en milliers d’euros) Allocation de base
Crédit après le 1er feuilleton d’ajustement et arrêtés de transfert C.D. CE
CO
Transfert CE
Crédit ajusté CO
CE
CO
DO 30 01.01.02
3.640
7.218
-
− 1.174
3.640
6.044
DO 54 51.03.01
0
0
-
+ 1.174
0
1.174
Art. 3. Le présent arrêté est transmis au Parlement wallon, à la Cour des comptes, à l’Inspection des Finances, au Secrétariat général du Ministère de la Région wallonne et au Contrôle des Engagements. Namur, le 30 novembre 2007. A. ANTOINE
12011
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION UND WALLONISCHES MINISTERIUM FÜR AUSRÜSTUNG UND TRANSPORTWESEN D. 2008 — 578 [2008/200468] 30. NOVEMBER 2007 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 02 des Organisationsbereichs 30 und dem Programm 01 des Organisationsbereichs 54 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 Der Minister des Wohnungswesens, des Transportwesens und der räumlichen Entwicklung, Aufgrund der am 17. Juli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung, insbesondere des Artikels 12 in seiner durch den Artikel 4 des Gesetzes vom 19. Juli 1996 abgeänderten Fassung; Aufgrund des Dekrets vom 21. Dezember 2006 zur Festlegung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007, insbesondere des Artikels 38; Aufgrund des Rundschreibens vom 18. Januar 2001 über die administrative Verwaltung der von den Europäischen Fonds mitfinanzierten Programme in der Wallonischen Region, insbesondere des Punkts III, 2, Absatz 4; Aufgrund des Dekrets vom 7. November 2007 zur ersten Anpassung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007; In Erwägung der Notwendigkeit, Ausgabeermächtigungen auf die Basiszuwendung 51.03 des Programms 01 des Organisationsbereichs 54 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 zu übertragen, um den in ihren Sitzungen vom 29. April 2004, 14. Juli 2005, 7. Juli 2006 im Rahmen des Phasing out des Ziels 2 getroffenen Beschlüssen der Wallonischen Regierung Folge zu leisten, nämlich durch die folgenden Maßnahmen (Bezeichnung und Kodifizierung der mitfinanzierten Projekte): Ziel 2 Maas-Weser; Zielrichtung 5: Förderung einer nachhaltigen Stadtentwicklung; Maßnahme 5.2: Förderung der öffentlichen und sanften Verkehrsmittel; Bezeichnung: Einrichtung der Haltezonen für Menschen mit eingeschränkter Beweglichkeit an den Linien 4, 17 und 18 der TEC Lüttich-Verviers″; Träger: Stadt Lüttich; Basiszuwendung: 51.03.01; Ausgabeermächtigungen: 197.889,46 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2UR 1 50200 0089 B; Bezeichnung: Einrichtungen am Standort ″Laport-Maghin″ (quai Saint-Léonard); Träger: Stadt Lüttich; Basiszuwendung: 51.03.01; Ausgabeermächtigungen: 62.447,20 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2UR 1 50200 0087 B; Bezeichnung: Einrichtungen am Standort ″Théâtre de Verdure″; Träger: Stadt Lüttich; Basiszuwendung: 51.03.01; Ausgabeermächtigungen: 157.576,17 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2UR 1 50200 0088 B; Bezeichnung: Einrichtung eines multimodalen Bahnhofs in Seraing; Träger: Stadt Seraing; Basiszuwendung: 51.03.01; Ausgabeermächtigungen: 755.239,75 EUR; Kodifizierung des Projekts: E 2UR 1 50200 0102 B, Beschließt: Artikel 1 - Es werden Ausgabeermächtigungen in Höhe von 1.174.000 EUR vom Programm 02 des Organisationsbereichs 30 auf das Programm 01 des Organisationsbereichs 54 übertragen. Art. 2 - Die Verteilung der folgenden Basiszuwendungen des Programms 02 des Organisationsbereichs 30 und des Programms 01 des Organisationsbereichs 54 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2007 wird wie folgt abgeändert: (in Tausend Euro)
Basiszuwendung
Haushaltsmittel nach der 1. Haushaltsanpassung und Übertragungserlassen A.M. V.E
A.E.
Übertragung V.E
Angepasste Mittel
A.E.
V.E
A.E.
OB 30 01.01.02
3.640
7.218
-
− 1.174
3.640
6.044
OB 54 51.03.01
0
0
-
+ 1.174
0
1.174
Art. 3 - Der vorliegende Erlass wird dem Wallonischen Regionalrat, dem Rechnungshof, der Finanzinspektion, dem Generalsekretariat des Ministeriums der Wallonischen Region und dem Kontrolle der Verpflichtungen übermittelt. Namur, den 30. November 2007 A. ANTOINE
12012
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST EN WAALS MINISTERIE VAN UITRUSTING EN VERVOER N. 2008 — 578
[2008/200468]
30 NOVEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 02 van organisatieafdeling 30 en programma 01 van organisatieafdeling 54 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, zoals gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 19 juli 1996; Gelet op het decreet van 21 december 2006 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007, inzonderheid op artikel 38; Gelet op de omzendbrief van 18 januari 2001 betreffende het administratief beheer van met Europese fondsen in het Waalse Gewest medegefinancierde programma’s, inzonderheid op punt III, 2, vierde lid; Gelet op het decreet van 7 november 2007 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007; Overwegende dat ordonnanceringskredieten overgedragen moeten worden naar basisallocatie 51.03 van programma 01 van organisatieafdeling 54 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 om gevolg te geven aan de tijdens de zittingen van 29 april 2004, 14 juli 2005 en 7 juli 2006 door de Waalse Regering genomen beslissingen in het kader van Doelstelling 2, namelijk de volgende dossiers (titels en codificaties van de medegefinancierde projecten) : Doelstelling 2 Maas-Vesder; Hoofdlijn 5 : Bevordering van een duurzame stedelijke ontwikkeling; Maatregel 5.2 : Bevordering van het openbaar vervoer en van zachte vervoermiddelen; Titel : Inrichting van halteplaatsen voor personen met beperkte beweeglijkheid op de lijnen 4, 17 en 18 van de TEC Luik-Verviers; Operator : stad Luik; Basisallocatie : 51.03.01; Ordonnanceringskredieten : 197.889,46 EUR; Codificatie van het project : E 2UR 1 50200 0089 B; Titel : Inrichting van de milieuvriendelijke site ″Laport-Maghin″ op de ″quai Saint-Léonard″; Operator : stad Luik; Basisallocatie : 51.03.01; Ordonnanceringskredieten : 62.447,20 EUR; Codificatie van het project : E 2UR 1 50200 0087 B; Titel : Inrichting van de milieuvriendelijke site ″Théâtre de Verdure″; Operator : stad Luik; Basisallocatie : 51.03.01; Ordonnanceringskredieten : 157.576,17 EUR; Codificatie van het project : E 2UR 1 50200 0088 B; Titel : Inrichting van een plurimodaal station te Seraing; Operator : stad Seraing; Basisallocatie : 51.03.01; Ordonnanceringskredieten : 755.239,75 EUR; Codificatie van het project : E 2UR 1 50200 0102 B, Besluit : Artikel 1. Er worden ordonnanceringskredieten ten belope van 1.174 duizend EUR overgedragen van programma 02 van organisatieafdeling 30 naar programma 01 van organisatieafdeling 54. Art. 2. De verdeling van de volgende basisallocaties van programma 02 van organisatieafdeling 30 en van programma 01 van organisatieafdeling 54 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2007 wordt gewijzigd als volgt : (in duizend euro) Basisallocatie
Krediet na 1e aanpassing en overdrachtsbesluiten G.K. VK
OK
Overdracht VK
Aangepast krediet OK
VK
OK
OA 30 01.01.02
3.640
7.218
-
− 1.174
3.640
6.044
OA 54 51.03.01
0
0
-
+ 1.174
0
1.174
Art. 3. Dit besluit wordt doorgezonden naar het Waalse Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, het Secretariaat-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest en de Controle der Vastleggingen. Namen, 30 november 2007. A. ANTOINE
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12013
ANDERE BESLUITEN — AUTRES ARRETES FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [2008/00190]
[2008/00190] Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 3 oktober 2006 wordt de heer Marc Collier benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader, met ingang van 1 april 2006 en wordt ingedeeld in de vakrichting Techniek en Infrastructuur.
Par arrêté royal du 3 octobre 2006, M. Marc Collier est nommé en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er avril 2007 et est affecté dans la filière de métiers Technique et Infrastructure.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00187]
[2008/00187]
Personeel. — Benoemingen
Personnel. — Nominations
Bij koninklijk besluit van 14 december 2006 worden de heer Wim Cruysberghs en Mevr. Ynske De Bruyne benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader, met ingang van 1 oktober 2006 en worden ingedeeld in de vakrichting Bevolking en Veiligheid.
Par arrêté royal du 14 décembre 2006, M. Wim Cruysberghs et Mme Ynske De Bruyne sont nommés en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er octobre 2006 et sont affectés dans la filière de métiers Population et Sécurité.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [2008/00189]
[2008/00189] Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 17 mei 2007 wordt de heer Koen Justé benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader met ingang van 1 januari 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Bevolking en Veiligheid.
Par arrêté royal du 17 mai 2007, M. Koen Justé est nommé en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er janvier 2007 et est affecté dans la filière de métiers Population et Sécurité.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00179]
[2008/00179]
Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 12 september 2007 wordt Mevr. Nel Celis benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader, met ingang van 17 maart 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Juridische Normen en Geschillen.
Par arrêté royal du 12 septembre 2007, Mme Nel Celis est nommée en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 17 mars 2007 et est affectée dans la filière de métiers Normes juridiques et Litiges.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00182]
[2008/00182]
Personeel. — Benoemingen
Personnel. — Nominations
Bij koninklijk besluit van 12 september 2007 worden de heer Willy Heijens, Mevr. Leen Cortebeeck en Mevr. Sofie Hedebouw benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader met ingang van 1 april 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Bevolking en Veiligheid.
Par arrêté royal du 12 septembre 2007, M. Willy Heijens, Mme Leen Cortebeeck et Mme Sofie Hedebouw sont nommés en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er avril 2007 et sont affectés dans la filière de métiers Population et Sécurité.
12014
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [2008/00184]
[2008/00184] Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 12 september 2007 wordt de heer Philippe Meert benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader met ingang van 1 februari 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Bevolking en Veiligheid.
Par arrêté royal du 12 septembre 2007, M. Philippe Meert est nommé en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er février 2007 et est affecté dans la filière de métiers Population et Sécurité.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [2008/00178]
[2008/00178] Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 12 september 2007 wordt de heer Frankie Schram benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader met ingang van 1 april 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Juridische Normen en Geschillen.
Par arrêté royal du 12 septembre 2007, M. Frankie Schram est nommé en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er avril 2007 et est affecté dans la filière de métiers Normes juridiques et Litiges.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00183]
[2008/00183]
Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 12 september 2007 wordt Mevr. Tine Vervisch benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, gesloten centra, met ingang van 1 maart 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Bevolking en Veiligheid.
Par arrêté royal du 12 septembre 2007, Mme Tine Vervisch est nommée en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, centres fermés, à partir du 1er mars 2007 et est affectée dans la filière de métiers Population et Sécurité.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00188]
[2008/00188]
Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 19 september 2007 wordt de heer Jurgen Volckaert benoemd tot rijksambtenar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader, met ingang van 1 augustus 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Bevolking en Veiligheid.
Par arrêté royal du 19 septembre 2007, M. Jurgen Volckaert est nommé en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er août 2007 et est affecté dans la filière de métiers Population et Sécurité.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [2008/00191]
[2008/00191] Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 11 oktober 2007 wordt de heer Jan Derez benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnelandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader met ingang van 1 augustus 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Overheidsbegroting en Overheidsfinanciën.
Par arrêté royal du 11 octobre 2007, M. Jan Derez est nommé en qualité d’agent de l’Etat dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er août 2007 et est affecté dans la filière de métiers Budget de l’Etat et Finances publiques.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [2008/00185]
[2008/00185] Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 26 oktober 2007 wordt de heer Gunter Ceuppens benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader met ingang van 1 april 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Bevolking en Veiligheid.
Par arrêté royal du 26 oktober 2007, M. Gunter Ceuppens est nommé en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er avril 2007 et est affecté dans la filière de métiers Population et Sécurité.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
12015
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00180]
[2008/00180]
Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 26 oktober 2007 wordt Mevr. Debbie De Cuyper benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader met ingang van 10 februari 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Personeel en Organisatie.
Par arrêté royal du 26 octobre 2007, Mme Debbie De Cuyper est nommée en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 10 février 2007 et est affectée dans la filière de métiers Personnel & Organisation.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00181]
[2008/00181]
Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 26 oktober 2007 wordt de heer Peter Mertens benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader met ingang van 1 april 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Communicatie en Informatie.
Par arrêté royal du 26 oktober 2007, M. Peter Mertens est nommé en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er avril 2007 et est affecté dans la filière de métiers Communication & Information.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00186]
[2008/00186]
Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 27 november 2007 wordt de heer Yves Jacobs benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, personeel dat ter beschikking wordt gesteld van de provinciegouverneurs, van de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant en van de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratief arrondissement BrusselHoofdstad, met ingang van 1 september 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Bevolking en Veiligheid.
Par arrêté royal du 27 novembre 2007, M. Yves Jacobs est nommé en qualité d’agent de l’état dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, personnel qui est mis à la disposition des gouverneurs de provinces, de l’adjoint du gouverneur de la province du Brabant flamand, du gouverneur et du gouverneur-adjoint de l’arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale, à partir du 1er septembre 2007 et est affecté dans la filière de métiers Population et Sécurité.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00192]
[2008/00192]
Personeel. — Benoeming
Personnel. — Nomination
Bij koninklijk besluit van 18 januari 2008 wordt Mevr. Ellen De Wolf benoemd tot rijksambtenaar in de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, centrale diensten, Nederlands taalkader, met ingang van 1 september 2007 en wordt ingedeeld in de vakrichting Bevolking en Veiligheid.
Par arrêté royal du 18 janvier 2008, Mme Ellen De Wolf est nommée en qualité d’agent de l’Etat dans la classe A1 au Service public fédéral Intérieur, services centraux, cadre linguistique néerlandais, à partir du 1er septembre 2007 et est affectée dans la filière de métiers Population et Sécurité.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[C − 2008/00207] Erkenningen als opleidingsinstelling voor het personeel van de bewakingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten in toepassing van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid
[C − 2008/00207] Agréments comme organisme de formation pour le personnel des entreprises de gardiennage et services internes de gardiennage, en application de la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière
Bij ministerieel besluit van 13 april 2007 wordt de instelling G4S TRAINING SERVICES NV, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Havenlaan 86c, erkend voor het organiseren van de opleiding tot het bekomen van het ″bijscholingsattest bewakingsagent″ voor een periode van vijf jaar met ingang van 13 april 2007.
Par arrêté ministériel du 13 avril 2007, l’organisme SA G4S TRAINING SERVICES, dont le siège social est sis avenue du Port 86c, à 1000 Bruxelles, est agreé pour l’organisation de la formation visant la délivrance de ″l’attestation de recyclage agent de gardiennage″ pour une période de cinq ans à partir du 13 avril 2007.
Bij ministerieel besluit van 2 januari 2008 wordt de instelling SYNTRA WEST VZW, met maatschappelijke zetel te 8200 Brugge, Spoorwegstraat 14, erkend voor het organiseren van de opleiding tot het bekomen van het ″bijscholingsattest bewakingsagent″ voor een periode van vijf jaar met ingang van 2 januari 2008.
Par arrêté ministériel du 2 janvier 2008, l’organisme SYNTRA WEST ASBL, dont le siège social est sis Spoorwegstraat 14, à 8200 Bruges, est agreé pour l’organisation de la formation visant la délivrance de ″l’attestation de recyclage agent de gardiennage″ pour une période de cinq ans à partir du 2 janvier 2008.
12016
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[2008/00201] Erkenningen als beveiligingsonderneming in toepassing van artikel 4 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid
[2008/00201] Agréments comme entreprise de sécurité en application de l’article 4 de la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière
Bij besluit van 7 november 2007 wordt de onderneming Cap Security BVBA, gevestigd te 1495 Villers-la-Ville, chaussée de Namur 122, onder het nummer 20 1295 10 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 7 novembre 2007, l’entreprise CAP Security SPRL, établie chaussée de Namur 122, à 1495 Villers-la-Ville, est agréée sous le numéro 20 1295 10 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 7 november 2007 wordt de heer Szykula, Chritian, die zijn activiteiten uitoefent onder de handelsbenaming Acse Securité gevestigd te 4632 Soumagne (Cerexhe-Heuseux), rue de l’Institut 14, onder het nummer 20 1475 09 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 7 novembre 2007, M. Szykula, Christian, exerçant ses activités sous la dénomination commerciale ACSE Sécurité, établi rue de l’Institut 14, à 4632 Soumagne (Cerexhe-Heuseux), est agréé sous le numéro 20 1475 09 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 13 november 2007 wordt de heer Brion, Eric, die zijn activiteiten uitoefent onder de handelsbenaming Pro Concept, gevestigd te 6182 Courcelles (Souvret), rue Haute 44, onder het nummer 20 1442 11 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 13 novembre 2007, M. Brion, Eric, exerçant ses activités sous la dénomination commerciale Pro Concept, établi rue Haute 44, à 6182 Courcelles (Souvret), est agréé sous le numéro 20 1442 11 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 13 november 2007 wordt de onderneming Elite Technologies BVBA, gevestigd te 1341 Ottignies-Louvain-la-Neuve (Céroux-Mousty), rue Chapelle aux Sabots 6, onder het nummer 20 1467 06 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 13 novembre 2007, l’entreprise Elite Technologies SPRL, établie rue Chapelle aux Sabots 6, à 1341 Ottignies-Louvain-la-Neuve (Céroux-Mousty), est agréée sous le numéro 20 1467 06 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 30 november 2007 wordt de erkenning als beveiligingsonderneming verleend aan Declercq Technics BVBA, gevestigd te 2610 Wilrijk, Oudestraat 148, onder het nummer 20 1446 11 voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 30 novembre 2007, l’agrément comme entreprise de sécurité est accordé à Declercq Technics SPRL, établi à 2610 Wilrijk, Oudestraat 148, sous le numéro 20 1446 11 pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 30 november 2007 wordt de erkenning als beveiligingsonderneming verleend aan de heer Van Der Auwera, Tom, gevestigd te 3118 Rotselaar (Werchter), Leybos 50, onder het nummer 20 1447 11 voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 30 novembre 2007, l’agrément comme entreprise de sécurité est accordé à M. Van Der Auwera, Tom, établi à 3118 Rotselaar (Werchter), Leybos 50, sous le numéro 20 1447 11 pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 30 november 2007 wordt de erkenning als beveiligingsonderneming verleend aan Delta Electro Security Systems BVBA, gevestigd te 2980 Zoersel, Korte Maalstraat 33, onder het nummer 20 1445 11 voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 30 novembre 2007, l’agrément comme entreprise de sécurité est accordé à Delta Electro Security Systems SPRL, établi à 2980 Zoersel, Korte Maalstraat 33, sous le numéro 20 1445 11 pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 30 november 2007 wordt de erkenning als beveiligingsonderneming verleend aan de heer Vanderoost, Marjo, gevestigd te 1673 Pepingen (Beert), Eikstraat 4, onder het nummer 20 1444 11 voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 30 novembre 2007, l’agrément comme entreprise de sécurité est accordé à M. Vanderoost, Marjo, établi à 1673 Pepingen (Beert), Eikstraat 4, sous le numéro 20 1444 11 pour une période de cinq ans.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12017
Bij besluit van 26 november 2007 wordt de erkenning als beveiligheidsonderneming verleend onder het nummer 20 1261 22 aan de heer Marbaise, Joseph, die zijn activiteiten uitoefent onder handelsbenaming « Alarme Gestion Controle », gevestigd te 4120 Neupré (RotheuxRimière), rue de l’Oseraie 38, vernieuwd voor een periode van tien jaar vanaf 3 februari 2008.
Par arrêté du 26 novembre 2007, l’agrément comme entreprise de sécurité accordé sous le numéro 20 1261 22 à M. Marbaise, Joseph, exerçant ses activités sous la dénomination commerciale « Alarme Gestion Contrôle », établie rue de l’Oseraie 38, à 4120 Neupré (Rotheux-Rimière), est renouvelé pour une période de dix ans à dater du 3 février 2008.
Bij besluit van 14 december 2007 wordt de onderneming Alarmvision BVBA, gevestigd te 4000 Liège, rue Ernest Solvay 29A, onder het nummer 20 0011 13 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 14 décembre 2007, l’entreprise Alarmvision SPRL, établie rue Ernest Solvay 29A, à 4000 Liège, est agréée sous le numéro 20 0011 13 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 2 januari 2008 wordt de onderneming Pirenne & Ooms, Technique et Sécurité BVBA (in afkorting : TSPO BVBA) gevestigd te 4890 Thimister-Clermont, rue de l’Avenir 5, onder het nummer 20 1443 11 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 2 janvier 2008, l’entreprise Pirenne & Ooms, Technique et Sécurité SPRL (en abrégé : TSPO SPRL) établie rue de l’Avenir 5, à 4890 Thimister-Clermont, est agréée sous le numéro 20 1443 11 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 15 oktober 2007 wordt de erkenning als beveiligingsonderneming verleend aan Somati NV, gevestigd te 9320 Aalst (Erembodegem), Industrielaan 19, onder het nummer 20 1441 10 voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 15 octobre 2007, l’agrément comme entreprise de sécurité est accordé à Somati SA, établi à 9320 Aalst (Erembodegem), Industrielaan 19, sous le numéro 20 1441 10 pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 21 januari 2008 wordt de heer Van Look, Laurent, die zijn activiteiten uitoefent onder de handelsbenaming Eclypse gevestigd te 5022 Namur (Cognelée), rue Edmond Tillieux 6, onder het nummer 20 1449 01 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 21 janvier 2008, M. Van Look, Laurent, exerçant ses activités sous la dénomination commerciale Eclypse, établi rue Edmond Tillieux 6, à 5022 Namur (Cognelée), est agréé sous le numéro 20 1449 01 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 18 januari 2008 wordt de onderneming Télé-TechniqueGénérale NV, gevestigd te 6220 Heppignies (Fleurus), Zoning Industriel d’Heppignies 1, onder het nummer 20 0066 16 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 18 janvier 2008, l’entreprise Télé-Technique-Générale SA, établie à 6220 (Fleurus) Heppignies, Zoning Industriel d’Heppignies 1, est agréée sous le numéro 20 0066 16 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 18 januari 2008 wordt de onderneming Gold Security BVBA, gevestigd te 1480 Tubeek, rue des Frères Taymans 1, onder het nummer 20 1448 01 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 18 janvier 2008, l’entreprise Gold Security SPRL, établie rue des Frères Taymans 1, à 1480 Tubize, est agréée sous le numéro 20 1448 01 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 24 januari 2008 wordt de onderneming Technique de Sécurisation Alarmes et Vidéos BVBA, gevestigd te 7700 Moeskroen, drève Gustave Fache 1, onder het nummer 20 1481 01 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 24 janvier 2008, l’entreprise Technique de Sécurisation Alarmes et Vidéos SPRL, établie drève Gustave Fache 1, à 7700 Mouscron, est agréée sous le numéro 20 1481 01 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
Bij besluit van 28 januari 2008 wordt de heer Collage, Dany, die zijn activiteiten uitoefent onder de handelsbenaming Danco Systems gevestigd te 1450 Chastre, rue des Quinze Bonniers 7, onder het nummer 20 1482 01 erkend als beveiligingsonderneming voor een periode van vijf jaar.
Par arrêté du 28 janvier 2008, M. Collage, Dany, exerçant ses activités sous la dénomination commerciale Danco Systems, établi rue des Quinze Bonniers 7, à 1450 Chastre, est agréé sous le numéro 20 1482 01 comme entreprise de sécurité pour une période de cinq ans.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES
[C − 2008/03066] Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten Benoeming
[C − 2008/03066] Fonds de protection des dépôts et des instruments financiers Nomination
Bij koninklijk besluit van 10 februari 2008 genomen in toepassing van artikel 7, eerste lid, 4°, van de wet van 17 december 1998, wordt het mandaat van de heer Eric Struye de Swielande, lid van het Bestuurscomité van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten verlengd, vanaf 25 juli 2007 voor een periode van 6 jaar.
Par arrêté royal du 10 février 2008 pris en application de l’article 7, alinéa 1er, 4°, de la loi du 17 décembre 1998, le mandat de M. Eric Struye de Swielande, membre du comité de direction du Fonds de protection des dépôts et des instruments financiers est renouvelé à dater du 25 juillet 2007 pour une période de 6 ans.
12018
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C − 2008/14048]
[C − 2008/14048] Personeel. — Benoemingen
Personnel. — Nominations
Bij koninklijk besluit van 10 februari 2008, wordt de heer Tim Geerts vast benoemd in de klasse A1, met de titel van attaché, in de vakrichting « Mobiliteit en Vervoer » bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, in het Nederlandse taalkader, met ranginneming op 1 juli 2006 en uitwerking op 1 juli 2007.
Par arrêté royal du 10 février 2008, M. Tim Geerts est nommé à titre définitif dans la classe A1, avec le titre d’attaché, dans la filière de métiers « Mobilité et Transports » auprès du Service public fédéral Mobilité et Transports, dans le cadre linguistique néerlandais, avec prise de rang au 1er juillet 2006 et effet au 1er juillet 2007.
Bij koninklijk besluit van 10 februari 2008, wordt Mevr. Gretel Panneels vast benoemd in de klasse A1, met de titel van attaché, in de vakrichting « Mobiliteit en Vervoer » bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, in het Nederlandse taalkader, met ranginneming op 1 oktober 2006 en uitwerking op 1 oktober 2007.
Par arrêté royal du 10 février 2008, Mme. Gretel Panneels est nommée à titre définitif dans la classe A1, avec le titre d’attaché, dans la filière de métiers « Mobilité et Transports » auprès du Service public fédéral Mobilité et Transports, dans le cadre linguistique néerlandais, avec prise de rang au 1er octobre 2006 et effet au 1er octobre 2007.
Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan beroep worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift hiertoe dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel, te worden toegezonden.
Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, un recours peut être introduit endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée sous pli recommandé à la poste, au Conseil d’Etat, rue de la Science 33, à 1040 Bruxelles.
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C − 2008/14051]
[C − 2008/14051] Personeel. — Overplaatsing
Personnel. — Transfert
Bij koninklijk besluit van 10 februari 2008 wordt Mevr. Valérie Verzele, attaché in de klasse A2 bij de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie met ingang van 16 januari 2008 overgeplaatst naar de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, naar een functie in de klasse A2 met de titel van attaché in de vakrichting « Personeel en Organisatie » in het franstalig taalkader.
Par arrêté royal du 10 février 2008, Mme Valérie Verzele, classe A2, attaché au Service public fédéral Personnel et Organisation, est transférée en date du 16 janvier 2008 au Service public fédéral Mobilité et Transports, dans une fonction de la classe A2 avec le titre d’attaché dans la filière de métiers « Personnel et Organisation », dans le cadre linguistique franc¸ ais.
Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan beroep worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift hiertoe dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33 te 1040 Brussel, te worden toegezonden.
Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, un recours peut être introduit endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée sous pli recommandé à la poste, au Conseil d’Etat, rue de la Science 33, à 1040 Bruxelles.
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C − 2008/14052]
[C − 2008/14052] Personeel. — Oppensioenstelling
Personnel. — Mise à la retraite
Bij koninklijk besluit van 28 september 2007, dat in werking treedt op 1 maart 2008, wordt aan dhr Jan Van Den Bossche, eervol ontslag verleend uit zijn functies in de klasse A4, met de titel van adviseur-generaal.
Par arrêté royal du 28 septembre 2007, qui entre en vigueur le 1er mars 2008, démission honorable de ses fonctions est accordée à M. Jan Van Den Bossche, classe A4, avec le titre de conseiller général.
Hij wordt gemachtigd aanspraak op een rustpensioen te doen gelden en de eretitel van zijn ambt te voeren.
Il est admis à faire valoir ses droits à la pension de retraite et est autorisé à porter le titre honorifique de ses fonctions.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
12019
SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS
[2008/14031] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen
[2008/14031] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur
Bij toepassing van het koninklijk besluit van 11 mei 2004, tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Minister van Mobiliteit de volgende erkenning van rijschool, exploitatievergunning van vestigingseenheden en goedkeuring van oefenterreinen afgeleverd :
Par application de l’arrêté royal du 11 mai 2004, relatif aux conditions d’agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Ministre de la Mobilité a délivré l’agrément de l’école de conduite, les autorisations d’exploitation d’unité d’établissement, et l’approbation des terrains d’entraînement suivants :
1. Erkenningsnummer van de rijschool 2. Erkenningsdatum 3. Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool 4. Commerciële naam van de rijschool
1. Stamnummer van de vestigingseenheid 2. Datum van de exploitatievergunning van de vestigingseenheid 3. Adres van het voor de administratie bestemde lokaal 4. Adres van het leslokaal — 1. Numéro de matricule de l’unité d’établissement 2. Date de l’autorisation d’exploiter l’unité d’établissement 3. Adresse du local destiné à l’administration 4. Adresse du local de cours
1. Stamnummer van het oefenterrein 2. Goedkeuringsdatum van het oefenterrein 3. Adres van het oefenterrein 4. Toegestane onderrichtscategorieën
1. 2575 2. 10.12.2007 3. Autorijschool KARA Koeistraat 1, bus 2, 2370 Arendonk 4. Kara, de verkeersopleiding
1. 2575/01 2. 10.12.2007 3. Koeistraat 1, bus 2, 2370 Arendonk 4. Koeistraat 1, bus 2, 2370 Arendonk
1. 2. 3. 4.
T0063 10.07.2007 Zierenbosstraat, 2300 Turnhout B, G
1. 2575 2. 10.12.2007 3. Autorijschool KARA Koeistraat 1, bus 2, 2370 Arendonk 4. Kara, de verkeersopleiding
1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 1.
T0063 10.12.2007 Zierenbosstraat, 2300 Turnhout B, G
— 1. Numéro d’agrément de l’école de conduite 2. Date de l’agrément 3. Nom et adresse du siège social de l’école de conduite 4. Dénomination commerciale de l’école de conduite
2575/02 10.12.2007 Rozenberg 22, 2400 Mol Rozenberg 22, 2400 Mol
De erkenning van de rijschool 2264, Kara BVBA, is ingetrokken.
— 1. Numéro de matricule du terrain d’entraînement 2. Date de l’approbation du terrain 3. Adresse du terrain d’entraînement 4. Catégories d’enseignement autorisées
L’agrément de l’école de conduite 2264, Kara BVBA, devenu sans objet est retiré.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS
[2008/14042] Mobiliteit en Verkeersveiligheid. — Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen. — Errata
[2008/14042] Mobilité et Sécurité routière. — Agrément des écoles de conduites de véhicules à moteur. — Errata
In het Belgisch Staatsblad van 4 januari 2008, blz 209-210 betreffende « Kempische rijscholen BVBA » dient in kolom 3 rijen 8, 9 en 10 gelezen te worden : 1. T0122 2. 12.10.2007 3. Atealaan 51, 2270 Herenthout. 4. B, BE, C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D, DE, G In plaats van : 1. T0127 2. 24.10.2007 3. Marie-Currystraat, 3920 Lommel 4. A3, A<, A, B
Au Moniteur belge du 4 janvier 2008, page 209-210 concernant « Kempische rijscholen BVBA » dans la colonne 3, lignes 8, 9, 10, il y a lieu de lire : 1. T0122 2. 12.10.2007 3. Atealaan 52, 2270 Herenthout 4. B, BE, C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D, DE, G Au lieu de : 1. T0127 2. 24.10.2007 3. Marie-Currystraat, 3920 Lommel 4. A3, A<, A, B.
In het Belgisch Staatsblad van 26 september 2006, blz. 50055 betreffende « Rijschool Lefever » dient in kolom 3 gelezen te worden « 1. T0022 » in plaats van « 1. T0031 ».
Au Moniteur belge du 26 septembre 2006, page 50055 concernant « Rijschool Lefever » dans la colonne 3, il y a lieu de lire « 1. T0022 » au lieu de « 1. T0031 ».
12020
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
[2008/12254]
[2008/12254]
Personeel. — Overplaatsing
Personnel. — Transfert
Bij koninklijk besluit van 27 januari 2008 wordt Mevr. Monika Stevens, attaché bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, met ingang van 1 januari 2008, op eigen verzoek en in het kader van de federale mobiliteit, in dezelfde hoedanigheid overgeplaatst naar de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Een beroep tot nietigverklaring tegen de voormelde akte met individuele strekking kan voor de afdeling « Bestuursrechtspraak » van de Raad van State worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij een ter post aangetekend schrijven gericht te worden aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel.
Par arrêté royal du 27 janvier 2008, Mme Monika Stevens, attachée auprès de l’Office national de Sécurité sociale, est transférée, à sa demande, en la même qualité au Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale dans le cadre de la mobilité fédérale, à partir du 1er janvier 2008. Un recours en annulation de l’acte précité à portée individuelle peut être soumis à la section « Contentieux administratif » du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat, rue de la Science 33, 1040 Bruxelles, sous pli recommandé à la poste.
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [2008/12228] Personeel. — Overplaatsing en bevordering Bij koninklijk besluit van 20 december 2007 wordt de heer Yves Demesmaeker, attaché in een functie van de klasse A1 bij de Federale Overheidsdienst Binnelandse Zaken, met ingang van 1 september 2007, op zijn verzoek overgeplaats naar de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en bevorderd in de vakklasse A2 « Informatie- en Communicatietechnologieën ». Een beroep tot nietigverklaring tegen de voormelde akte met individuele strekking kan voor de afdeling « Bestuursrechtspraak » van de Raad van State worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij een ter post aangetekend schrijven gericht te worden aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel.
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE [2008/12228] Personnel. — Transfert et promotion Par arrêté royal du 20 décembre 2007, M. Yves Demesmaeker, attaché dans une fonction de la classe A1 auprès du Service public fédéral Intérieur, est transféré à sa demande au Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale et promu dans la classe de métiers A2 « Technologie de l’Information et de la Communication », à partir du 1er septembre 2007. Un recours en annulation de l’acte précité à portée individuelle peut être soumis à la section « Contentieux administratif » du Conseil d’Etat endéans les soicante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat, rue de la Science 33, 1040 Bruxelles, sous pli recommandé à la poste.
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
[2008/12229]
[2008/12229]
Personeel. — Pensioen
Personnel. — Pension
Bij koninklijk besluit van 27 januari 2008 wordt met ingang van 1 maart 2008 eervol ontslag verleend aan de heer Jean Havard, attaché.
Par arrêté royal du 27 janvier 2008, démission honorable de ses fonctions est accordée à M. Jean Havard, attaché, à partir du er 1 mars 2008.
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
[2008/12253]
[2008/12253]
Personeel. — Pensioen
Personnel. — Pension
Bij koninklijk besluit van 10 februari 2008 wordt de heer Jean-Marie De Coninck met ingang van 1 februari 2008 eervol ontslag verleend uit zijn functies van directeur-generaal.
Par arrêté royal du 10 février 2008, démission honorable de ses fonctions est accordée à M. Jean-Marie De Coninck, directeur général, à partir du 1er février 2008.
Het is hem vergund aanspraak op het definitief vroeftijdig pensioen te doen gelden.
Il est admis à faire valoir ses droits à la pension anticipée.
12021
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [C − 2008/12144] Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen Benoeming van de leden van het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart
[C − 2008/12144] Direction générale Relations collectives de travail Nomination des membres de la Commission paritaire de la batellerie
Bij besluit van de Directeur-generaal van 11 februari 2008, dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt : worden benoemd tot leden van het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart : 1. als vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties:
Par arrêté du Directeur général du 11 février 2008, qui entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge : sont nommés membres de la Commission paritaire de la batellerie : 1. en qualité de représentants des organisations d’employeurs :
Gewone leden : De heer PARMENTIER, Marc, te Antwerpen; Mevr. HEYLEN, Franc¸ oise, te Antwerpen; Mevr. BUELENS, Gisèle, te Schilde; De heer VERMEYLEN, Erik, te Schilde; De heer CORTEBEECK, Marc, te Zoersel; De heer LOBELLE, Didier, te Boechout.
Membres effectifs : M. PARMENTIER, Marc, à Anvers; Mme HEYLEN, Franc¸ oise, à Anvers; Mme BUELENS, Gisèle, à Schilde; M. VERMEYLEN, Erik, à Schilde; M. CORTEBEECK, Marc, à Zoersel; M. LOBELLE, Didier, à Boechout.
Plaatsvervangende leden : De heer WILLEMS, Jean, te Antwerpen; Mevr. KEGELS, Sabrina, te Antwerpen; De heer DE ROECK, Stephaan, te Schoten; De heer DE WIT, Theo, te Antwerpen; De heer VAN DROM, Patrick, te Brecht; Mevr. DE BRUYN, Lutgarde, te Aartselaar. 2. als vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties :
Membres suppléants : M. WILLEMS, Jean, à Anvers; Mme KEGELS, Sabrina, à Anvers; M. DE ROECK, Stephaan, à Schoten; M. DE WIT, Theo, à Anvers; M. VAN DROM, Patrick, à Brecht; Mme DE BRUYN, Lutgarde, à Aartselaar. 2. en qualité de représentants des organisations de travailleurs :
De De De De De De
heer heer heer heer heer heer
Gewone leden : OPDELOCHT, Roger, te Brecht; VICTOR, Ivan, te Oostende; NIETO, Ludo, te Beveren; KERKHOF, Jacques, te Wijnegem; VAN LAETHEM, Marc, te Dilbeek; KERKHOFS, Joris, te Kontich.
M. M. M. M. M. M.
Membres effectifs : OPDELOCHT, Roger, à Brecht; VICTOR, Ivan, à Ostende; NIETO, Ludo, à Beveren; KERKHOF, Jacques, à Wijnegem; VAN LAETHEM, Marc, à Dilbeek; KERKHOFS, Joris, à Kontich.
Membres suppléants : Mme VAN PARIJS, Jenny, à Hemiksem; M. VERMOTE, Renaud, à Bruges; M. KESTELOOT, Bart, à Courtrai; Mme SCHEIPERS, Elisa, à Anvers; M. HOREMANS, Walter, à Anvers; M. COPPENS, Leon, à Saint-Nicolas.
Plaatsvervangende leden : Mevr. VAN PARIJS, Jenny, te Hemiksem; De heer VERMOTE, Renaud, te Brugge; De heer KESTELOOT, Bart, te Kortrijk; Mevr. SCHEIPERS, Elisa, te Antwerpen; De heer HOREMANS, Walter, te Antwerpen; De heer COPPENS, Leon, te Sint-Niklaas.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT
[C − 2008/24092]
[C − 2008/24092]
14 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot benoeming en vervanging van drie plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg
14 FEVRIER 2008. — Arrêté royal portant nomination et remplacement de trois membres suppléants du conseil d’administration du Centre fédéral d’expertise des soins de santé
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
Gelet op de programmawet (I) van 24 december 2002, inzonderheid op artikel 270, § 1 zoals gewijzigd door artikel 66 van de Wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen (1);
Vu la loi-programme (I) du 24 décembre 2002, notamment l’article 270, § 1, modifié par l’article 66 de la loi du 23 décembre 2005 portant des dispositions diverses (1);
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 2003 tot benoeming van de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de raad van bestuur van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg;
Vu l’arrêté royal du 3 avril 2003 portant nomination du président, des membres et des membres suppléants du conseil d’administration du Centre fédéral d’expertise des soins de santé;
Gelet op de voordracht van het Intermutualistisch Agentschap;
Vu la proposition de l’Agence intermutualiste;
12022
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Gelet op de voordracht van de ziekenhuisorganisaties; Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Vu la proposition des organisations hospitalières; Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. Wordt benoemd tot plaatsvervangend lid van de raad van bestuur van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg ter vervanging van Mevr. Schoonjans, Ch., Leuven, van wie zij het mandaat zal voleindigen : Mevr. Morel, A., Bailleul, plaatsvervanger voor de heer Mertens, P. Art. 2. Wordt benoemd tot plaatsvervangend lid van de raad van bestuur van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg ter vervanging van Mevr. Pirlot, V., Brussel, van wie hij het mandaat zal voleindigen : De heer Laasman, J.-M., Brussel, plaatsvervanger voor de heer Verertbruggen, P.
Article 1er. Est nommée en qualité de membre suppléant du Conseil d’administration du Centre fédéral d’expertise des soins de santé en remplacement de Mme, Schoonjans, Ch., Louvain, dont elle achèvera le mandat : Mme Morel, A., Bailleul, suppléante de M. Mertens, P. Art. 2. Est nommé en qualité de membre suppléant du Conseil d’administration du Centre fédéral d’expertise des soins de santé en remplacement de Mme Pirlot, V., Bruxelles, dont il achèvera le mandat : M. Laasman, J.-M., Bruxelles, suppléant de M. Verertbruggen, P.
Art. 3. Wordt benoemd tot plaatsvervangend lid van de raad van bestuur van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg ter vervanging van Mevr. Boonen, C., Grimbergen, van wie hij het mandaat zal voleindigen :
Art. 3. Est nommé en qualité de membre suppléant du Conseil d’administration du Centre fédéral d’expertise des soins de santé en remplacement de Mme Boonen, C., Grimbergen, dont il achèvera le mandat :
De heer Devos, D., Melsbroek (Steenokkerzeel), plaatsvervanger voor de heer Smiets, P.
M. Devos, D., Melsbroek (Steenokkerzeel), suppléant de M. Smiets, P.
Art. 4. Dit besluit treedt in werking de dag dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art. 5. Onze Minister die Sociale Zaken en Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 5. Notre Ministre qui a les Affaires sociales et la Santé publique dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 14 février 2008.
Gegeven te Brussel, 14 februari 2008.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX
Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, Mme L. ONKELINX
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
[C − 2008/09117]
[C − 2008/09117]
Rechterlijke Orde
Ordre judiciaire
Bij koninklijk besluit van 20 februari 2008 is de aanwijzing van de heer Connerotte, J.-M., rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Neufchâteau, tot de functie van onderzoeksrechter in deze rechtbank, hernieuwd voor een termijn van vijf jaar met ingang van 24 februari 2008. Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akte met individuele strekking kan voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden.
Par arrêté royal du 26 février 2008, la désignation de M. Connerotte, J.-M., juge au tribunal de première instance de Neufchâteau, aux fonctions de juge d’instruction à ce tribunal, est renouvelée pour un terme de cinq ans prenant cours le 24 février 2008. Le recours en annulation de l’acte précité à portée individuelle peut être soumis à la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [2008/11052]
SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE [2008/11052]
Personeel en Organisatie. — Pensionering
Personnel et Organisation. — Mise à la retraite
Bij koninklijk besluit van 9 april 2007 wordt aan Mevr. Paule Smeesters, attaché bij de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt, met ingang van 1 maart 2008 eervol ontslag uit haar functies verleend en wordt zij gerechtigd aanspraak te maken op een rustpensioen ten laste van de Openbare Schatkist.
Par arrêté royal du 9 avril 2007, démission honorable de ses fonctions avec faculté de faire valoir ses droits à une pension à charge du Trésor public est accordée, à la date du 1er mars 2008 à Mme Paule Smeesters, attaché à la Direction générale de la Régulation et de l’Organisation du Marché.
Mevr. Paule Smeesters wordt ertoe gemachtigd de titel van attaché eershalve te voeren.
Mme Smeesters est autorisée à porter le titre honorifique d’attaché.
12023
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID
SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION POLITIQUE SCIENTIFIQUE
[C − 2008/21013]
[C − 2008/21013]
18 FEBRUARI 2008. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende samenstelling van de Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België
18 FEVRIER 2008. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 10 novembre 2004 fixant la compositiion du Conseil scientifique des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op artikelen 37 en 107, tweede lid van de Grondwet; Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke instellingen van de Staat, inzonderheid op artikel 7; Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende samenstelling van de Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005; Overwegende dat er in de Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België een Nederlandstalige titularis van een leidinggevende functie ontbreekt en dat er derhalve geen pariteit meer is tussen de externe wetenschappelijke prominenten en de titularissen van leidinggevende functies; Overwegende dat het niet meer mogelijk is een betrekking van departementshoofd vacant te verklaren in de federale wetenschappelijke instellingen; Dat het dientengevolge niet mogelijk is vooralsnog een betrekking van afdelingshoofd vacant te verklaren zonder de taalrol van het toekomstige departementshoofd te kennen; Overwegende bovendien dat de voorgestelde hervorming van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen op termijn voorziet in de afschaffing van de leidinggevende functies van departementshoofd en afdelingshoofd; Overwegende dat de Wetenschappelijke Raad dienovereenkomstig moet worden aangevuld om de continuïteit van de wetenschappelijke dienstverlening te waarborgen; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Gelet op de voorstellen geformuleerd door de algemeen directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in zijn brief van 29 mei 2007; Gelet op het ministerieel besluit van 14 februari 2008 waarbij Mevr. A. Adriaens-Pannier wordt aangesteld in de tijdelijke functie van afdelingshoofd gelet op het ontbreken van een Nederlandstalige titularis van genoemde leidinggevende functie; Overwegende dat de statuten zoals die thans van toepassing zijn zo juist mogelijk moeten worden toegepast om de instelling naar behoren te kunnen doen werken; Op de voordracht van Onze Minister van Wetenschapsbeleid,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu les articles 37 et 107, alinéa 2 de la Constitution; Vu l’arrêté royal du 20 avril 1965 relatif au statut organique des établissements scientifiques de l’Etat, notamment l’article 7;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Vu l’arrêté royal du 10 novembre 2004 fixant la composition du Conseil scientifique des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique, modifié par l’arrêté royal du 17 septembre 2005; Considérant qu’il y manque un titulaire de fonction dirigeante néerlandophone au sein du Conseil scientifique des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique et que donc la parité entre les personnalités scientifiques externes et les titulaires de fonctions dirigeantes n’est plus assurée; Considérant qu’il n’est plus possible de déclarer vacant d’emploi de chef de département dans les établissements scientifiques fédéraux; Qu’en conséquence, il n’est pas possible de déclarer vacant pour l’instant, un emploi de chef de section sans connaître le rôle linguistique du futur chef de département; Considérant en outre que le projet de réforme du statut du personnel scientifique des établissements scientifiques prévoit à terme la suppression des fonctions dirigeantes de chef de département et de chef de section; Considérant qu’il y a lieu en conséquence de compléter le Conseil scientifique de l’établissement en vue d’assurer la continuité du service public scientifique; Vu l’urgence; Vu les propositions formulées par le directeur général des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique dans sa lettre du 29 mai 2007; Vu l’arrêté ministériel du 14 février 2008 par lequel Mme A. Adriaens-Pannier est commissionnée à la fonction intérimaire de chef de section à défaut de titulaire néerlandophone de ladite fonction dirigeante; Considérant qu’il y a lieu d’assurer au mieux l’application correcte des statuts tels qu’ils sont actuellement d’application pour permettre un fonctionnement adéquat de l’institution; Sur la proposition de Notre Ministre de la Politique scientifique, Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. Artikel 1, punt b), van het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende samenstelling van de Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, wordt vervangen als volgt :
Article 1er. L’article 1er, point b), de l’arrêté royal du 10 novembre 2004 fixant la composition du Conseil scientifique des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique, est remplacé par la disposition suivante :
« b) leden van het leidinggevende wetenschappelijk personeel van de instelling :
« b) membres du personnel scientifique dirigeant de l’établissement :
- de heer. F. Leen, departementshoofd;
- M. F. Leen, chef de département;
- Mevr. V. Bücken, afdelingshoofd;
- Mme V. Bücken, chef de section;
- Mevr. A. Adriaens-Pannier, afdelingshoofd a.i. »
- Mme A. Adriaens-Pannier, chef de section a.i. »
Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008 en treedt buiten werking op dezelfde datum als voornoemd koninklijk besluit van 10 november 2004.
Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2008 et cessera d’être en vigueur à la même date que l’arrêté royal précité du 10 novembre 2004.
Art. 3. Onze Minister belast met het Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 3. Notre Ministre chargée de la Politique scientifique est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 18 februari 2008.
Donné à Bruxelles, le 18 février 2008.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister belast met het Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE
La Ministre chargée de la Politique scientifique, Mme S. LARUELLE
12024
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID
SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION POLITIQUE SCIENTIFIQUE
[C − 2008/21011]
[C − 2008/21011]
14 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit betreffende de samenstelling van de Directieraad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België
14 FEVRIER 2008. — Arrêté ministériel relatif à la composition du Conseil de direction des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique
De Minister belast met het Wetenschapsbeleid,
La Ministre chargée de la Politique scientifique,
Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke instellingen van de Staat, inzonderheid op artikel 7bis, § 1, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999;
Vu l’arrêté royal du 20 avril 1965 relatif au statut organique des établissements scientifiques de l’Etat, notamment l’article 7bis, § 1er, inséré par l’arrêté royal du 26 mai 1999;
Overwegende dat het, om functionele redenen, noodzakelijk is de samenstelling van de Directieraad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België uit te breiden om een minimale vertegenwoordiging van ieder afdeling van de instelling in dit orgaan te waarborgen;
Considérant qu’il convient, pour des raisons fonctionnelles, d’élargir la composition du Conseil de direction des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique pour assurer une représentation minimale de chaque division de l’institution au sein de cet organe;
Overwegende dat het niet meer mogelijk is een betrekking van departementshoofd vacant te verklaren in de federale wetenschappelijke instellingen;
Considérant qu’il n’est plus possible de déclarer vacant d’emploi de chef de département dans les établissements scientifiques fédéraux;
Dat het dientengevolge niet mogelijk is vooralsnog een betrekking van afdelingshoofd vacant te verklaren zonder de taalrol van het toekomstig departementshoofd te kennen;
Qu’en conséquence, il n’est pas possible de déclarer vacant pour l’instant, un emploi de chef de section sans connaître le rôle linguistique du futur chef de département;
Overwegende bovendien dat de voorgestelde hervorming van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen voorziet in de afschaffing van de leidinggevende functies van departementshoofd en afdelingshoofd;
Considérant en outre que le projet de réforme du statut du personnel scientifique des établissements scientifiques prévoit à terme la suppression des fonctions dirigeantes de chef de département et de chef de section;
Overwegende dat niettemin de continuïteit van de wetenschappelijke openbare dienstverlening mogelijk moet kunnen worden gemaakt en zo werkleiders te kunnen aanstellen in de tijdelijke functie van afdelingshoofd bij het ontbreken van een Nederlandstalige titularis van genoemde leidinggevende functies om voor een minimumaanwezigheid van leden in de directieraad te zorgen en dat om de juiste toepassing te waarborgen van de personeelsstatuten zoals die op het ogenblik van toepassing zijn;
Considérant qu’il y a lieu néanmoins de pouvoir permettre la continuité du service public scientifique et ainsi de pouvoir commissionner des chefs de travaux à la fonction intérimaire de chef de section à défaut de titulaire néerlandophone de ladite fonction dirigeante pour assurer une présence minimale de membres au conseil de direction et cela afin d’assurer l’application correcte des statuts du personnel tels qu’ils sont actuellement d’application;
Gelet op het voorstel gedaan door de Algemeen directeur in zijn brief van 29 mei 2007,
Vu la proposition formulée par le Directeur général dans sa lettre du 29 mai 2007, Arrête :
Besluit : Artikel 1. Mevr. V. Bücken, afdelingshoofd, wordt toegevoegd aan de Directieraad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België voor een mandaat van twee jaar.
Article 1er. Mme V. Bücken, chef de section, est adjointe au Conseil de direction des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique pour un mandat de deux ans.
Art. 2. Mevr. A Adriaens-Pannier en de heer J. Vander Auwera, werkleiders bij de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, worden gemachtigd er de tijdelijke functie van afdelingshoofd uit te oefenen, de titel ervan te dragen en de prerogatieven ervan uit te oefenen voor een duur die niet meer mag bedragen dan de duur van het mandaat als bedoeld in artikel 3.
Art. 2. Mme A. Adriaens-Pannier et M. J. Vander Auwera, chefs de travaux aux Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique, sont autorisés à y exercer la fonction intérimaire de chef de section, à en porter le titre et en exercer les prérogatives pour une durée qui ne peut dépasser la durée du mandat visée à l’article 3.
Art. 3. Mevr. Adriaens-Pannier en de heer Vander Auwera worden toegevoegd aan de Directieraad van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België voor een mandaat van twee jaar.
Art. 3. Mme Adriaens-Pannier et M. Vander Auwera sont adjoints au Conseil de direction des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique pour un mandat de deux ans.
Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008. Art. 5. De Voorzitter van de Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 14 februari 2008. Mevr. S. LARUELLE
Art. 4. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2008. Art. 5. Le Président du Service public fédéral de Programmation Politique scientifique est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 14 février 2008. Mme S. LARUELLE
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media [C − 2008/35318] 13 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit houdende erkenning van een arts als keuringsarts inzake medisch verantwoorde sportbeoefening De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, inzonderheid op artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996 en 19 maart 2004; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende uitvoering van het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, inzonderheid op artikel 4; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006, 30 juni 2006, 1 september 2006, 15 juni 2007, 28 juni 2007 en 11 oktober 2007; Overwegende dat de aanvraag tot erkenning als keuringsarts in het kader van de medisch verantwoorde sportbeoefening, ingediend door de hierna vermelde arts, voldoet aan de door de wetgeving of reglementering vermelde voorwaarden om als keuringsarts erkend te worden; dat hierbij verwezen moet worden naar artikel 4, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, en naar het ministerieel besluit van 30 december 1993 houdende nadere bepalingen betreffende de erkenning van keuringsartsen, Besluit : Artikel 1. Volgende arts wordt erkend voor de periode van 1 februari 2008 tot 31 augustus 2010 als keuringsarts inzake medisch verantwoorde sportbeoefening : DEWIT Andre, Heverlee. Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2008. Brussel, 13 februari 2008. B. ANCIAUX
* VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media [C − 2008/35319] 13 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit houdende erkenning van een arts als keuringsarts inzake medisch verantwoorde sportbeoefening De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, inzonderheid op artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996 en 19 maart 2004; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende uitvoering van het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, inzonderheid op artikel 4; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006, 30 juni 2006, 1 september 2006, 15 juni 2007, 28 juni 2007 en 11 oktober 2007; Overwegende dat de aanvraag tot erkenning als keuringsarts in het kader van de medisch verantwoorde sportbeoefening, ingediend door de hierna vermelde arts, voldoet aan de door de wetgeving of reglementering vermelde voorwaarden om als keuringsarts erkend te worden; dat hierbij verwezen moet worden naar artikel 4, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, en naar het ministerieel besluit van 30 december 1993 houdende nadere bepalingen betreffende de erkenning van keuringsartsen, Besluit : Artikel 1. Volgende arts wordt erkend voor de periode van 1 februari 2008 tot 31 augustus 2010 als keuringsarts inzake medisch verantwoorde sportbeoefening : STROBBE Johan, Lokeren. Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2008. Brussel, 13 februari 2008. B. ANCIAUX
12025
12026
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C − 2008/35311] 17 SEPTEMBER 2007. — Ministerieel besluit betreffende de centralisatie van aanbiedingen van voorkooprechten bij de Vlaamse Grondenbank De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Gelet op de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, inzonderheid op artikel 56, § 2, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2006; Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, inzonderheid op artikel 37, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 19 juli 2002 en 16 juni 2006, op artikel 38 en artikel 39, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 16 juni 2006; Gelet op het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, inzonderheid op hoofdstuk III en hoofdstuk V, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006, 30 juni 2006, 1 september 2006, 15 juni 2007 en 28 juni 2007; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 houdende uitvoering van het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen; Gelet op het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject BourgoyenOssemeersen; Gelet op het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Oosthoekduinen; Gelet op het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Turnhouts Vennengebied-West; Gelet op het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Latemse Meersen; Gelet op het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Het Vinne; Gelet op het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Smeetshof; Gelet op het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Bospolder-Ekers Moeras; Gelet op het ministerieel besluit van 1 maart 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Dijlevallei ten zuiden van Leuven; Gelet op het ministerieel besluit van 31 mei 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Molse Nete; Gelet op het ministerieel besluit van 14 september 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Merelbeekse Scheldemeersen; Gelet op het ministerieel besluit van 20 november 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Buitengoor-Meergoor; Gelet op het ministerieel besluit van 21 november 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Uitkerkse Polder; Gelet op het ministerieel besluit van 2 mei 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Bergerven; Gelet op het ministerieel besluit van 12 juni 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsdproject kanaal Ieper-IJzer; Gelet op het ministerieel besluit van 17 oktober 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Stropers, Gelet op het ministerieel besluit van 17 oktober 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Zwarte Beek; Gelet op het ministerieel besluit van 3 december 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsdproject Meetkerkse Moeren; Gelet op het ministerieel besluit van 7 maart 2002 tot instelling van het natuurinrichtingsproject West-Vlaamse Scheldemeersen en houdende intrekking van het ministerieel besluit van 1 maart 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject West-Vlaamse Scheldemeersen. Gelet op het ministerieel besluit van 2 december 2002 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Noordduinen; Gelet op het ministerieel besluit van 10 april 2003 tot instelling van het natuurinrichtingsdproject Oostends krekengebied; Gelet op het ministerieel besluit van 23 januari 2004 tot instelling van het natuurinrichtingsdproject OsbroekGerstjens; Gelet op het ministerieel besluit van 12 juli 2004 houdende toepassing van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet en van de wet van 3 mei 1971 tot bevordering van de sanering van de landbouw en van de tuinbouw, Besluit : Artikel 1. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Bourgoyen-Ossemeersen, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 2. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Oosthoekduinen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 maart 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. »
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 3. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Turnhouts Vennengebied-West, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 4. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Latemse Meersen, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 5. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Het Vinne, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 januari 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 6. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Smeetshof, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 januari 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 7. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 29 juni 1999 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Bospolder-Ekers Moeras, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 8. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 1 maart 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Dijlevallei ten zuiden van Leuven, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 januari 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 9. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 31 mei 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Molse Nete, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 10. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 14 september 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Merelbeekse Scheldemeersen, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 11. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 20 november 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Buitengoor-Meergoor, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 12. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 21 november 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Uitkerkse Polder, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 maart 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. »
12027
12028
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 13. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 2 mei 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Bergerven, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 januari 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 14. In artikel 2 van het ministerieel besluit van 12 juni 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsproject kanaal Ieper-IJzer, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 maart 2004, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het in het eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 15. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 17 oktober 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Stropers, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 16. Artikel 3 van het ministerieel besluit van 17 oktober 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Zwarte Beek, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 januari 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3. De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieubesluit, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 17. In artikel 2 van het ministerieel besluit van 3 december 2001 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Meetkerkse Moeren, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 maart 2004, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het in het eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 18. In artikel 3 van het ministerieel besluit van 7 maart 2002 tot instelling van het natuurinrichtingsproject West-Vlaamse Scheldemeersen en houdende intrekking van het ministerieel besluit van 1 maart 2000 tot instelling van het natuurinrichtingsproject West-Vlaamse Scheldemeersen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 maart 2004, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het in het eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 19. In artikel 2 van het ministerieel besluit van 2 december 2002 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Noordduinen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 maart 2004, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het in het eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 20. In artikel 2 van het ministerieel besluit van 10 april 2003 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Oostends krekengebied, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 maart 2004, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het in het eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 21. In artikel 2 van het ministerieel besluit van 23 januari 2004 tot instelling van het natuurinrichtingsproject Osbroek-Gerstjens, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De kennisgeving, vermeld in artikel 6 van het in het eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering, wordt geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 22. In het enige artikel van het ministerieel besluit van 12 juli 2004 houdende toepassing van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet en van de wet van 3 mei 1971 tot bevordering van de sanering van de landbouw en van de tuinbouw, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « 2° De kennisgevingen, vermeld in artikel 56, § 2, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, worden geldig gedaan aan de Vlaamse Grondenbank, afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. » Art. 23. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2007. Brussel, 17 september 2007. H. CREVITS
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID Mobiliteit en Openbare Werken [C − 2008/35334] 14 FEBRUARI 2008. — Ministerieel besluit tot goedkeuring van de Algemene Reisvoorwaarden en de tarieven van de Vlaamse Vervoermaatschappij De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, Gelet op het decreet van 31 juli 1990 tot oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij gewijzigd bij de decreten van 18 december 1992, 20 december 1996, 18 mei 1999, 17 juli 2000, 8 december 2000, 22 december 2000, 6 juli 2001 en 2 april 2004; Gelet op het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen, inzonderheid op artikel 15 en 16, gewijzigd bij het decreet van 13 februari 2004, artikel 18, artikel 64 tot en met 66bis, ingevoegd bij het decreet van 13 februari 2004; Gelet op het besluit van 14 mei 2004 van de Vlaamse Regering betreffende de exploitatie en de tarieven van de Vlaamse Vervoermaatschappij; Gelet op het besluit van 27 juli 2004 van de Vlaamse Regering tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van 1 oktober 2004, 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006 en 30 juni 2006; Gelet op het ministerieel besluit van 28 augustus 2007 tot goedkeuring van de Algemene Reisvoorwaarden en de tarieven van de Vlaamse Vervoermaatschappij; Gelet op de goedkeuring door de Raad van Bestuur van de Vlaamse Vervoermaatschappij in zitting van 23 januari 2008, Besluit : Artikel 1. De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen keurt, op voorstel van de raad van bestuur van de VVM, de « Algemene Reisvoorwaarden », met inbegrip van alle tarieven, gevoegd als bijlage bij dit besluit, goed. Art. 2. Het ministerieel besluit van 28 januari 2007 tot goedkeuring van de Algemene Reisvoorwaarden en de tarieven van de Vlaamse Vervoermaatschappij, met inbegrip van de bijlage bij dit besluit, wordt opgeheven. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2008. Brussel, 14 februari 2008 K. VAN BREMPT
Algemene reisvoorwaarden Vlaamse Vervoermaatschappij – De Lijn Motstraat 20, 2800 Mechelen RPR Mechelen : 0242.069.537 — BTW nr : BE 242069537 Geldig vanaf 1 februari 2008 Inhoudstafel Inleiding Definities I. Algemene bepalingen 1. Reizigers 1.1. Gebruik voertuigen 1.2. Op- en afstappen 1.3. Rolstoelgebruikers 1.4. Plaats in het voertuig 1.5. Reizigers weigeren 1.6. Hinderen van chauffeur 1.7. Doorgang belemmeren 1.8. Gebruik van het noodsein 1.9. Openen van vensters en verluchting 1.10. Zitplaats afstaan 1.11. Rookverbod 1.12. Beschadigen of bevuilen van materieel 1.13. Vervoer van dieren 1.14. Vervoer van handbagage 1.15. Vervoer van fiets 2. Publiek 2.1. Hinderen, beschadigen of bevuilen van materieel 2.2. Voorwerpen achterlaten 2.3. Gevaarlijke voorwerpen 2.4. Toegang tot dienstlokalen 2.5. Misbruik belbuscentrale 2.6. Overtredingen tegenover de wegcode 2.7. Opvolgen richtlijnen
12029
12030
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE II. Vervoerbewijzen & vrijkaarten A. Vervoerbewijzen & vrijkaarten - Algemene bepalingen 3. Vervoerbewijzen & vrijkaarten 3.1. Verplichting van een vervoerbewijs 3.2. Samen reizen met één vervoerbewijs 3.3. Kinderen tot en met 5 jaar 3.4. Verplichtingen bij controle 3.5. Gebruik van gepersonaliseerd vervoerbewijs 3.6. Identiteit bewijzen 3.7. Schadevergoeding bij dienststoornis 3.8. Schadevergoeding voor biljet- en kaartreiziger B. Vervoerbewijzen & vrijkaarten - Gebruik 4. Biljetten en kaarten 4.1. Geldigheid 4.2. Vervoerprijs 4.3. Vervoerprijs via chauffeur versus voorverkoop 4.4. Vervoerprijs bij overstap 4.5. Verplichting van ontwaarden en registreren 4.6. Overstappen 4.7. Tijdstarief 4.8. Nieuwe reiziger 4.9. Aankoop 4.10. Weigeren van betaling 4.11. Verlengen van de voorziene reisweg 5. Abonnementen en gelijkgestelde vervoerbewijzen, dagpassen, meerdagenpassen en vrijkaarten 5.1. Geldigheid 5.2. Prijs 5.3. Afleveringswijze abonnementen 5.4. Afleveringswijze dagpassen en meerdagenpassen 5.5. Gebruik van magnetische vervoerbewijzen 5.6. Gebruik van niet-magnetische vervoerbewijzen 5.7. Meeneemrecht kinderen van 6 tot en met 11 jaar C. Vervoerbewijzen & vrijkaarten - Praktisch 6. Biljetten 6.1. Omschrijving 6.2. Aankoop 6.3. Terugbetaling 6.4. Ruilprocedure 6.5. Biljet 6.6. Groepsbiljet 6.7. Biljet Fiets 7. Kaarten 7.1. Omschrijving 7.2. Aankoop 7.3. Terugbetaling 7.4. Ruilprocedure 7.5. Negatief saldo 7.6. Positief saldo 7.7. Lijnkaart 7.8. Lijnkaart % 8. Abonnementen - Algemeen 8.1. Omschrijving 8.2. Geldigheid 8.3. Titularis 8.4. Meeneemrecht kinderen van 6 tot en met 11 jaar 8.5. Verplichting bij controle 8.6. Abonnement vergeten 8.7. Misbruik 8.8. Schadevergoeding 8.9. Wijziging naam- of adresgegevens 8.10. Inbeslagname 8.11. Gevolg inbeslagname 8.12. Schadevergoeding bij inbeslagname 8.13. Ontzeggen van het recht op een abonnement
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 9. Niet-magnetische abonnementen 9.1. Omschrijving 9.2. Geldigheidsperiode 9.3. Opdruk 9.4. Aankoop 9.5. Aankoop via Lijnwinkel 9.6. Aankoop via dienst Abonnementen 9.7. Bewijzen identiteit 9.8. Aanvangsdatum 9.9. Gebruik overschrijvingsformulier 9.10. Aankoop via internet « online » 9.11. Verlenging 9.12. Betaling 9.13. Geldende prijs 9.14. Tarief Buzzy Pazz en Omnipas 9.15. Verminderd tarief 9.16. Geldigheid 9.17. Gezin 9.18. Gezinskorting 9.19. VG-abonnement 9.20. WIGW-abonnement 9.21. Gratis Buzzy Pazz voor kinderen van 6 tot en met 11 jaar 9.22. Gratis Buzzy Pazz of Omnipas voor journalisten 9.23. Gratis Omnipas voor oud-strijders en oorlogsinvaliden 9.24. VDAB-jobpas 9.25. Dina-abonnement 9.26. Omnipas 65+ 9.27. Buzzy-Pazz en Omnipas voor personen met een handicap 9.28. Wettelijke werkgeversbijdragen 9.29. Laattijdige uitreiking 9.30. Verlies of beschadiging - duplicaat 9.31. Opzegging - terugbetaling 10. Magnetische abonnementen 10.1. Omschrijving 10.2. Gebruik 10.3. Eigenschappen 10.4. Gebruik in groep 10.5. Verlies, diefstal, beschadiging 10.6. Benaming 10.7. Magnetische abonnementen uitgereikt in het kader van derdebetalersystemen 11. Dagpassen & meerdagenpassen 11.1. Omschrijving 11.2. Geldigheid 11.3. Gebruik dagpas 11.4. Gebruik 3- en 5-dagenpas 11.5. Gebruik dagpas kind 11.6. Aankoop 11.7. Tarief 11.8. Andere soorten dag- of meerdagenpassen 12. Vrijkaarten 12.1. Omschrijving 12.2. Vrijverkeerkaart De Lijn 12.3. Vrijkaart De Lijn 12.4. Kaart voor begeleider 12.5. Kaart Kosteloze Begeleider 12.6. Vervoer van politie 12.7. Vrijkaart uitgereikt door de quaestuur 12.8. Personen met een visuele handicap 13. Vervoerbewijzen in combinatie met andere openbaar-vervoerbedrijven 13.1. Omschrijving 13.2. Verlenging van de reis
12031
12032
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 14. De Lijn - MIVB 14.1. Jump 14.2. De Lijn - MIVB 14.3. MTB-abonnement 14.4. Gratis netabonnement MIVB voor kinderen van 6 tot en met 11 jaar 15. TEC - De Lijn 15.1. TEC - De Lijn 15.2. Luik & Moeskroen 16. NMBS - De Lijn 16.1. Treinkaart NMBS - De Lijn 16.2. Biljetten NMBS + De Lijn : B-dagtrip, B-evenement 17. Euregio-ticket 17.1. Omschrijving 17.2. Tarief 18. Vervoerbewijzen op maat 18.1. Omschrijving 18.2. Prijs en modaliteiten 18.3. Eigenschappen 18.4. Doelstellingen 18.5. Soorten 18.6. Clustering 18.7. Procedure 18.8. Gebruik toegangsbewijs evenement 18.9. Verlenging van de reis 19. Derdebetalersystemen 19.1. Omschrijving 19.2. Overeenkomst 19.3. Toepassing 19.4. De 6 verschillende systemen derdebetaler 19.5. Afgeleverde vervoerbewijzen en prijzen III. Controles 20. Controleprocedure 20.1. De controleur 20.2. Machtiging controleur 20.3. Controle identiteit 20.4. Vaststelling overtreding 20.5. Ritprijs 20.6. Gebruik document administratieve geldboete als vervoerbewijs 20.7. Onmiddellijke inning 20.8. Indienen opmerkingen 20.9. Opleggen administratieve geldboete 20.10. Betalingstermijn 20.11. Dwangbevel 20.12. Bezwaarschrift overtreder 20.13. Opschorting betaling 20.14. Termijn beroep 20.15. Definitieve beslissing 20.16. Betalingstermijn 21. Administratieve geldboetes 22. Toezichts- en administratiekosten IV. Diversen 23. Reiziger zonder (gepast) geld 23.1. Reiziger zonder geld 23.2. Reiziger zonder gepast geld 23.3. Bij overstap 24. Ontwaardingsapparatuur defect 24.1. Procedure 25. Gevonden voorwerpen 25.1. Verplichting personeel De Lijn 25.2. Werkwijze chauffeur 25.3. Werkwijze reiziger 25.4. Werkwijze dienst gevonden voorwerpen 25.5. Afhalen gevonden voorwerp
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE V. Sms-ticketing 26. Algemeen 26.1. Geldigheid 26.2. Toepassing naar analogie 26.3. Definities 27. Sms-tickets 27.1. Omschrijving 27.2. Koppeling aan SIM-kaart 27.3. Meerdere reizigers 27.4. Fraude 28. Gebruik 28.1. Geldigheid 28.2. Verplichting van een sms-ticket 28.3. Tijdslimiet 28.4. Onbeperkt gebruik 28.5. Voorlegging geldig sms-ticket 29. Aankoop 29.1. Wijze van aankoop 29.2. Buitenlandse telecomoperatoren / bedrijfsabonnementen 29.3. Inhoud sms-ticket 29.4. Foutmelding 30. Prijs 30.1. Prijs van een sms-ticket 30.2. Prijs van het sms-bericht 30.3. Foutmelding 31. Betaalwijze 32. Terugbetaling 33. Verzakingsrecht 33.1. Aansprakelijkheid 33.2. Verzaking 34. Verwerking persoonsgegevens 35. Helpdesk 36. Bijzondere controleprocedure inzake sms-tickets 36.1. Controle 36.2. Voorlegging geldig sms-ticket 36.3. Controle gsm-nummer 36.4. Opleggen administratieve geldboete of toezicht- en administratiekosten Inleiding Het personeel van De Lijn ziet er op toe dat de reizigers, en het publiek in het algemeen, de bepalingen uit deze Algemene Reisvoorwaarden De Lijn naleven. Opmerkingen vooraf : Voor de derde persoon enkelvoud wordt in deze « Algemene reisvoorwaarden » de mannelijke vorm « hij » gebruikt. De enige bedoeling is om niet in gezochte hij/zij-constructies te verzeilen. Dat taalkundig genus heeft niets te maken met het geslacht van bijvoorbeeld een chauffeur of een reizigster. Bedragen en tarieven worden altijd uitgedrukt in euro. Een aantal begrippen uit deze « Algemene reisvoorwaarden » worden hierna uitgelegd. Definities In de « Algemene reisvoorwaarden De Lijn » gelden de hierna opgesomde definities. abonnee : reiziger die voor zijn verplaatsing met De Lijn gebruik maakt van een abonnement abonnement : vervoerbewijs op naam dat geldig is op alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn gedurende een bepaalde geldigheidsperiode afstandsontwaarder : ontwaardingstoestel dat bij de deur geïnstalleerd is en dat door de reiziger zelf bediend wordt belbus : bus voor vraagafhankelijk, geregeld vervoer. Een belbus rijdt enkel uit na voorafgaande boeking door een reiziger, en bedient uitsluitend de haltes waarvoor op voorhand een aanvraag gedaan is. bestemmingszone : de laatste zone tot dewelke de reiziger zijn magnetisch vervoerbewijs ontwaard heeft bijzondere vorm van geregeld vervoer : geregeld vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgelegde halteplaatsen reizigers mogen op- of afstappen. De bijzondere vormen van geregeld vervoer omvatten onder meer het vervoer van werknemers van en naar het werk, of het vervoer van scholieren en studenten van en naar hun onderwijsinstelling. biljet : magnetisch vervoerbewijs voor één enkele rit, eventueel met overstappen Buzzy Pazz : abonnement voor jongeren van 6 tot en met 24 jaar chauffeur : bestuurder van een tram, autobus of trolleybus van De Lijn controleur : persoon die door de minister is aangesteld en belast is met het toezicht op de bepalingen uit de Algemene Reisvoorwaarden De Lijn. Hij beschikt over een door de minister ondertekend legitimatiebewijs. dagpas : magnetisch vervoerbewijs dat 1 of meerdere dagen geldig is daluren : van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen, tussen 9 en 16 uur en tussen 19 en 21 uur De Lijn : commerciële benaming van de Vlaamse Vervoermaatschappij (VVM)
12033
12034
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE dienstregeling : tabel per lijn met vertrek- en aankomsttijden aan de belangrijkste haltes van de voertuigen van De Lijn, bestemd voor het geregeld vervoer Dina : dienst van De Lijn die abonnementen aflevert in ruil voor het binnenleveren van een nummerplaat van een personenwagen. Dina-abonnement is een Buzzy Pazz of Omnipas die hierbij wordt afgeleverd. entiteit : exploitatie éénheid van De Lijn (Antwerpen, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Limburg, WestVlaanderen) evenement : plaatselijke, publieke gebeurtenis die een éénmalig of cyclisch karakter heeft en waarvoor speciale vervoerbewijzen met aangepaste tarieven kunnen voorzien worden, en waarvoor een speciaal aanbod kan voorzien zijn externe voorverkoop : verkoop van o.a. biljetten, kaarten of dagpassen door derden, zoals o.a. krantenwinkels, buurtwinkels, supermarkten, NMBS-stations Fed. Token : Een token is een kaart met 24 codes. Het token zal worden gebruikt om u te authentificeren voor beveiligde transacties. Wanneer u toegang wenst te krijgen tot deze transacties, zal u verzocht worden om een tokencode in te vullen die overeenstemt met een positie op het token. De token is gratis te verkrijgen via : www.belgium.be FOD : Federale Overheidsdienst gebied : deel of geheel van het vervoergebied De Lijn, waar een bepaalde tarief en dienstregeling gelden geldigheidsperiode : de periode uitgedrukt in dagen of maanden waarbinnen een vervoerbewijs geldig is geprecodeerd vervoerbewijs : magnetisch vervoerbewijs waarbij de soort en de waarde op voorhand in de magneetstrip vastgelegd is. De aanmaak van deze vervoerbewijzen gebeurt uitsluitend door de producent van de vervoerbewijzen, of in de hoofdzetel van de entiteit. geregeld vervoer : stads- of streekvervoer van personen, met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgelegde halteplaatsen reizigers kunnen op- of afstappen. Dit vervoer is voor iedereen toegankelijk. gezin : alle personen die officieel op eenzelfde adres wonen. Verwanten die niet officieel op hetzelfde adres wonen, worden niet als gezinsleden beschouwd. De samenstelling van een gezin kan uitsluitend worden aangetoond op basis van een attest gezinssamenstelling uitgereikt door de dienst bevolking van de gemeente, dit attest mag maximaal 2 maanden oud zijn. groepsbiljet : biljet voor groepen van 5 tot 44 personen halte : stopplaats van het geregeld vervoer, aangeduid met een haltebord, waar reizigers mogen op- of afstappen hoofdontwaarder : ontwaardingstoestel dat bij de chauffeur opgesteld staat en dat door de chauffeur bediend wordt kaart : magnetisch vervoerbewijs voor meerdere ritten. Een kaart wordt aangemaakt voor een waarde naar keuze waarvan per ontwaarding het overeenkomstig bedrag van de doorlopen zones wordt afgetrokken. lijn van geregeld vervoer : de combinatie voor de bediening van haltes in het geregeld vervoer, aangeduid met een uniek lijnnummer Lijnwinkel : voorverkooppunt van De Lijn maand : 1 maand i.v.m. abonnementen (duplicaten, terugbetaling, enz...) : periode van 28, 29, 30 of 31 opeenvolgende kalenderdagen te rekenen vanaf een bepaalde dag van een maand (= begindatum abonnement) tot en met de dag voorafgaand aan dezelfde datum (als de begindatum) van de volgende maand magneetkaart : een kaart ter grootte van een bankkaart (ongeveer 86 mm x 54 mm), voorzien van een magneetstrip. De magneetstrip kan door de ontwaardingsapparatuur van De Lijn gelezen en beschreven worden. magnetisch abonnement : abonnement onder de vorm van een magnetisch vervoerbewijs magnetisch vervoerbewijs : vervoerbewijs onder de vorm van een magneetkaart militairen : alleen geldig voor de Belgische militairen van de Belgische overheid MIVB / STIB : Maatschappij voor het intercommunaal vervoer Brussel. Maatschappij die het stadsvervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest organiseert. STIB is de afkorting van de Franstalige benaming : Société des Transports Intercommunaux de Bruxelles. nieuwe reiziger : in tegenstelling tot een reiziger in overstap betaalt een nieuwe reiziger het volledig aantal af te leggen zones vanaf de opstapzone tot en met zijn bestemmingszone NMBS : Nationale Maatschappij van de Belgische Spoorwegen pluskaart : een magnetisch vervoerbewijs voor een heen- en terugverplaatsing naar een evenement of een attractie gecombineerd met een inkomkaart voor dat evenement of deze attractie Omnipas : abonnement voor personen vanaf 25 jaar ontwaarden : het geheel of gedeeltelijke verminderen van de waarde van een magnetisch vervoerbewijs om de ritprijs te betalen. Ontwaarden gebeurt in de ontwaardingstoestellen die op de voertuigen van De Lijn geplaatst zijn. ontwaardingsapparatuur : apparatuur op de voertuigen voor het schrijven, lezen, magnetiseren, ontwaarden en registreren van magnetische vervoerbewijzen overstappen : is het door de reiziger gebruik maken van twee of meer voertuigen binnen een bepaalde tijd om het bestemmingspunt van zijn reis te bereiken, al dan niet met bijbetaling overstapzone : is de zone waarbinnen de reiziger van voertuig verandert om zijn eindbestemming te bereiken registreren : het lezen en schrijven van een magnetisch vervoerbewijs door de ontwaardingstoestellen zonder financiële weerslag voor de reiziger reiziger : elke persoon die gebruik maakt van de diensten van De Lijn, of zich aan een halte, in een schuilhuisje of in een openbare ruimte van De Lijn bevindt reiziger in overstap : biljet- of kaartreiziger die in zijn bestemming- of overstapzone, voor het verstrijken van de tijdslimiet, van voertuig verandert om zijn reis verder te zetten of om terug te keren ritprijs : voor biljet- en kaartreiziger, de prijs die aangerekend wordt voor een verplaatsing met De Lijn. Bij een verplaatsing waarbij de reiziger één of meer maal moet overstappen, is de ritprijs de prijs voor het totale traject. spitsuren : van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen, tussen 6 en 9 uur en tussen 16 en 19 uur stadslijn : lijn van geregeld vervoer die hoofdzakelijk een stadsgebied bedient stadsgebied : de stadsgebieden in Vlaanderen zijn Aalst, Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout TEC : Transport en Commun. Commerciële benaming van SRWT (société régionale Wallonne du transport), maatschappij die het stads- en streekvervoer in het Waals Gewest organiseert.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE tijdslimiet : de tijd tot wanneer een vervoerbewijs geldig is tijdstarief : principe waarbij een ontwaarding of een registratie van een biljet of een kaart, rekening houdend met de tijdslimiet, recht geeft op vrij reizen en overstappen binnen de bestemmings- of overstapzone VDAB : Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding verkoopautomaat : toestel waarbij de reiziger zelf een magnetisch vervoerbewijs kan aankopen. De Lijn heeft verkoopautomaten geplaatst nabij een aantal drukke openbaar vervoerpunten in o.a. Antwerpen, Gent, Oostende, Brugge, Sint-Niklaas, Mechelen, Blankenberge,... verlenging van reis : als de reiziger verder wenst te reizen dan de oorspronkelijke geldigheidsgrens van zijn vervoerbewijs verminderingskaart : elk bewijs dat recht geeft op de aankoop of het gebruik van vervoerbewijzen tegen verminderd tarief verminderingskaart « Groot Gezin » : verminderingskaart die wordt uitgereikt door de Gezinsbond vzw of haar Franstalige of Duitstalige tegenhanger, of door Liberaal Overleg voor Gezinsbeleid en Algemeen welzijnswerk vzw, of door de NMBS vervoerbewijs : elk bewijs, uitgereikt door De Lijn of een ander openbaarvervoerbedrijf, en dat recht geeft op gebruik van de diensten van het geregeld vervoer van De Lijn voertuig van De Lijn : elk publiek toegankelijk voertuig dat wordt ingezet voor het geregeld vervoer dat door De Lijn wordt georganiseerd voorverkoop : elke verkoop van een vervoerbewijs die niet via een chauffeur gebeurt vraagafhankelijk geregeld vervoer : geregeld vervoer binnen een bepaald bedieningsgebied, waarbij de theoretisch vastgelegde ritten enkel na voorafgaandelijke boeking door de reizigers effectief worden uitgevoerd. Dit vervoer wordt meestal uitgevoerd door een belbus. vrijkaart : elk document dat recht geeft op gratis vervoer op de diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. Een vrijkaart kan zowel door een openbaarvervoerbedrijf als door een andere instantie worden uitgereikt. WIGW-kaart : WIGW staat voor weduwen of weduwnaars, invaliden, gepensioneerden en wezen. De WIGW-kaart wordt door de NMBS uitgereikt op basis van een attest afgeleverd door de mutualiteit, aan personen met een verhoogde tussenkomst op hun gezondheidskosten. zone : geografische indeling van het vervoergebied van De Lijn om de prijs en de tijdslimiet van een vervoerbewijs te bepalen. De zone is theoretisch een regelmatige zeshoek met een doorsnede van 4,4 km, een zijde van 2,24 km en een oppervlakte van 13,24 km2. zonetabel : tabel per lijn waarin alle haltes van de betrokken lijn in zones worden ingedeeld gsm : mobiele communicatietoestel dat onder meer kan gebruikt worden voor het verzenden van sms-berichten; Sms-ticket : een tijdsgebonden vervoerbewijs, bestaande uit een sms-bericht dat de reiziger op aanvraag ontvangt op zijn gsm; Sms-ticketing : de voorverkoop van vervoerbewijzen middels tussenkomst van een telecomoperator; pilootproject : de testperiode voor sms-ticketing lopende van september 2007 tot maximum 12 maanden na de opstart; post paid : betaalwijze waarbij de telecomoperator op geregelde tijdstippen de geleverde diensten aan de klant factureert; prepaid : betaalwijze waarbij een klant van een telecomoperator de door de telecomoperator geleverde diensten betaalt via het oplaadbare beltegoed op zijn SIM-kaart; SIM-kaart : een voorafbetaalde en vooraf geactiveerde kaart met een microprocessor die moet worden ingevoerd in een mobiel communicatietoestel en dat toegang geeft tot de diensten van de telecomoperator; sms (of Short Messaging Service) : mobiele berichtendienst die het mogelijk maakt via het netwerk van een telecomoperator korte tekstberichten (+/- 160 karakters) met een gsm te versturen en te ontvangen; telecomoperator : de telecomoperator die deelneemt aan sms-ticketing, zoals aangegeven door De Lijn en middels wiens sms-diensten de reizigers sms-tickets kunnen bestellen; vervoerbewijs : voor de toepassing van hoofdstuk V, wordt onder vervoerbewijs zoals gedefinieerd vooraan in de Algemene Reisvoorwaarden ook elk bewijs verstaan in eender welke elektronische vorm, en dat recht geeft op gebruik van de diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. I. Algemene bepalingen 1. Reizigers 1.1. Reizigers kunnen gebruik maken van de autobussen, trams en trolleybussen bestemd voor het geregeld vervoer van De Lijn. Deze voertuigen rijden volgens de dienstregelingen of worden volgens behoefte ingelegd. 1.2. De chauffeur van De Lijn mag, behalve in geval van overmacht, enkel reizigers laten in- of uitstappen aan de haltes. Hij moet aan elke halte stoppen die door de lijn in kwestie wordt bediend en waar zich een reiziger bevindt die tijdig via een teken met de hand te kennen geeft dat hij wil meerijden. De bestuurder moet eveneens aan elke halte stoppen waar een reiziger wenst af te stappen als de reiziger dit tijdig via het haltesignaal heeft aangevraagd. 1.3. De chauffeur mag als de exploitatieomstandigheden het toelaten, een rolstoelgebruiker helpen bij het in- of uitstappen van een voertuig, op voorwaarde dat dit zijn eigen veiligheid, en de veiligheid van de rolstoelgebruiker of anderen niet in gevaar brengt. 1.4. De chauffeur vraagt aan de reizigers om zo plaats te nemen in het voertuig dat de maximale bezetting van het voertuig mogelijk is. Hij weigert reizigers als het voertuig volzet is. 1.5. De chauffeur van De Lijn kan reizigers weigeren die de openbare orde verstoren. 1.6. De reiziger mag tijdens de rit de chauffeur niet hinderen door onnodig met hem te praten of zijn zicht te belemmeren. 1.7. De reiziger mag niemand hinderen of in gevaar brengen door de vrije doorgang in het voertuig te belemmeren. 1.8. De reiziger mag niemand hinderen of in gevaar brengen door misbruik te maken van het noodsein, of door tijdens de rit de deuren te openen, te blokkeren of er tegen te leunen. De reiziger mag enkel van de noodbediening van de deuren gebruik maken in geval van gevaar en als het voertuig stilstaat. 1.9. De reiziger mag de vensters en verluchtingsopeningen van het voertuig niet openen of open houden als een andere reiziger op het voertuig er bezwaar tegen maakt. 1.10. De reiziger wordt verzocht zijn zitplaats af te staan aan personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen en reizigers met jonge kinderen. Deze personen hebben voorrang om in het voertuig te stappen. 1.11. Er geldt een algemeen rookverbod in de voertuigen en overdekte ruimtes van De Lijn, evenals in de schuilhuisjes. 1.12. Het is verboden om de infrastructuur, de installaties of de apparatuur van De Lijn te beschadigen of te bevuilen, te ontregelen of er oneigenlijk gebruik van te maken.
12035
12036
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 1.13. Dieren die zonder hinder op schoot kunnen worden gehouden, en geleidehonden voor personen met een visuele handicap, of honden die een politieambtenaar vergezellen, zijn gratis toegelaten op de voertuigen van De Lijn. Honden die niet op de schoot kunnen worden gehouden zijn eveneens gratis toegelaten als ze aan de leiband worden gehouden en, als ze een gevaar voor de andere reizigers zouden kunnen opleveren, een muilband dragen. Honden die niet op de schoot worden gehouden moeten op de grond zitten. De chauffeur kan dieren weigeren als ze een gevaar voor de andere reizigers kunnen opleveren, of hen kunnen bevuilen, hinderen of ongemak bezorgen. Bij overbezetting kan de chauffeur het vervoer van dieren weigeren. De reiziger moet zelf toezicht houden op het dier dat hij in een voertuig van De Lijn meeneemt. Hij kan aansprakelijk worden gesteld voor de schade of de bevuiling veroorzaakt door zijn dier dat hij in een voertuig meeneemt, tenzij bewezen wordt dat de schade of de bevuiling door de schuld van De Lijn werd veroorzaakt. 1.14. De reiziger mag gratis handbagage meenemen (maximaal twee koffers van normale grootte), met inbegrip van een rolstoel, kinderwagen of boodschappenwagentje. De chauffeur kan pakjes of voorwerpen weigeren die, wegens hun omvang, aard of reuk, de andere reizigers kunnen kwetsen, bevuilen, hinderen of ongemak bezorgen. Bij overbezetting kan de chauffeur het vervoer van bagage weigeren. De reiziger moet zelf toezicht houden op de handbagage die hij in een voertuig van De Lijn meeneemt. Hij kan aansprakelijk worden gesteld voor de schade veroorzaakt door zijn handbagage die hij in een voertuig meeneemt, tenzij bewezen wordt dat de schade door de schuld van De Lijn werd veroorzaakt. 1.15. Op de Kusttram is het vervoer van een fiets toegestaan. De reiziger moet zelf zijn fiets op en af de Kusttram laden. Per fiets moet het vervoerbewijs « Fiets » worden afgeleverd. Op andere diensten van De Lijn is het vervoer van een fiets niet toegelaten. Een vouwfiets wordt wel gratis vervoerd op de diensten van De Lijn. Voorwaarde is wel dat de vouwfiets opgevouwen wordt en voldoet aan de regels van het vervoer van handbagage (zie 1.12 en 1.13). 2. Publiek 2.1. Het is verboden opzettelijk de voertuigen van De Lijn te hinderen, te doen vertragen, te beschadigen of te bevuilen, of op de voertuigen, aan de haltes of in de openbare ruimtes van De Lijn de openbare orde te verstoren of de dienst te belemmeren. 2.2. Het is verboden om op de sporen, aan de haltes, in de voertuigen, in de schuilhuisjes of in de openbare ruimtes van De Lijn om het even welk voorwerp te werpen of achter te laten. 2.3. Het is verboden op een voertuig, aan een halte of in een openbare ruimte van De Lijn in het bezit te zijn van om het even welk gevaarlijk voorwerp. Dit zijn bijvoorbeeld wapens, puntige of scherpe voorwerpen, ontplofbare of licht ontvlambare stoffen, chemische en toxische stoffen, ... 2.4. Het is verboden zich zonder toestemming toegang te verschaffen tot de dienstlokalen en doorgangen die voor het publiek verboden en als dusdanig aangegeven zijn. 2.5. Het is verboden bij de belbuscentrale herhaaldelijk ritten te reserveren en de afgesproken tijd en plaats niet na te komen. 2.6. Het is verboden de exploitatie van De Lijn te hinderen door volgende artikels van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer te overtreden : artikel 5, artikel 25.1, 2° of 6°, artikel 62ter, artikel 72.5, artikel 72.6 of artikel 77.8. Het betreft hier de artikels die betrekking hebben op het naleven van de regels ivm verkeerslichten, verkeersborden en wegmarkeringen; het parkeerverbod op minder dan 15 meter aan weerszijden van een haltebord; het parkeerverbod op plaatsen waar de doorgang van een spoorvoertuig zou belemmerd worden; het gebruik van de bijzondere verkeerslichten voor het regelen van het verkeer van voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer; het gebruik van busstroken; en het gebruik van de bijzonder overrijdbare bedding. 2.7. Iedereen moet de aanwijzingen volgen die door het personeel van De Lijn worden gegeven om de hierboven vermelde bepalingen op te volgen. II. Vervoerbewijzen & vrijkaarten A. Vervoerbewijzen & vrijkaarten - Algemene bepalingen 3. Vervoerbewijzen & vrijkaarten 3.1. De reiziger die in een voertuig van De Lijn plaatsneemt, moet in het bezit zijn van een geldig vervoerbewijs of van een geldige vrijkaart. Het vervoerbewijs moet geldig zijn voor de volledige rit die hij ermee aflegt. De reiziger moet zijn geldig vervoerbewijs of zijn geldige vrijkaart gedurende de hele reis bewaren. 3.2. Als meerdere personen met één geldig vervoerbewijs samen reizen, dan moeten deze personen de volledige reis samen blijven. Als in dit geval toch iemand zijn reis zou onderbreken, dan moeten de overige reizigers het vervoerbewijs gedurende de rest van de reis bewaren. 3.3. Kinderen tot en met 5 jaar reizen altijd gratis, zonder vervoerbewijs. Dit geldt zowel voor individuele verplaatsingen als voor verplaatsingen in groepsverband. 3.4. De reiziger moet zijn vervoerbewijs, zijn bewijs dat recht geeft op gratis vervoer, of als hij gebruik maakt van een vervoerbewijs met vermindering en daartoe over een verminderingskaart moet beschikken, zijn verminderingskaart, steeds tonen op verzoek aan de chauffeur of de controleur. 3.5. De reiziger mag geen gebruik maken van een gepersonaliseerd vervoerbewijs, van een bewijsstuk dat recht geeft op gratis vervoer of een tariefvermindering, of van een verminderingskaart, als het respectievelijke document op andermans naam staat of vervalst is. 3.6. De reiziger moet steeds zijn identiteit kunnen bewijzen. 3.7. De Lijn stelt alles in het werk om de reiziger in de voorziene tijd naar zijn bestemming te brengen. De reiziger heeft geen enkel recht op schadevergoeding als het voorziene vervoer niet wordt aangeboden, met uitzondering van de biljet- of kaartreiziger (zie 3.8). 3.8. De biljet- of kaartreiziger heeft uitsluitend recht op terugbetaling van zijn ritprijs, als de rit waarvoor hij betaald heeft en waarvoor zijn vervoerbewijs ontwaard is, hem niet binnen de twee uur na de voorziene tijd aangeboden wordt. B. Vervoerbewijzen & vrijkaarten - Gebruik 4. Biljetten en kaarten 4.1. Biljetten en kaarten zijn geldig op alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. 4.2. Voor de biljet- en kaartreiziger wordt de vervoerprijs vastgelegd op basis van het aantal doorlopen zones, zoals opgenomen in de zonetabel van de gebruikte lijn, en op basis van het verkoopkanaal waar de reiziger zijn vervoerbewijs aankoopt. De ritprijs wordt bepaald per doorlopen zone. 4.3. Biljetten en kaarten kunnen via de chauffeur en via voorverkoop worden aangeboden. In bepaalde gevallen geldt een tariefverschil naargelang het gebruikte verkoopkanaal : * standaardtarief : tarief bij verkoop via de chauffeur; * tarief VVK : tarief bij voorverkoop. Dit tarief geldt bij elke verkoop die niet via de chauffeur gebeurt, o.a. via Lijnwinkels, verkoopautomaten, externe voorverkoop. Als er bij een tarief geen apart tarief VVK vermeld wordt, is het tarief gelijk voor elk mogelijk verkoopskanaal.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 4.4. Als de reiziger voor zijn verplaatsing gebruik maakt van meerdere voertuigen, en bij elke overstap aan de overstapvoorwaarden voldaan is, dan wordt de vervoerprijs voor de volledige verplaatsing bepaald door het totaal aantal afgelegde zones. 4.5. De reiziger moet zijn biljet of kaart bij elke opstap ontwaarden of registreren voor het traject dat hij met het voertuig waarop hij ontwaardt of registreert, wenst af te leggen. Hij moet zich naar zijn bestemmingszone begeven met het voertuig en langs de reisweg waarvoor zijn vervoerbewijs ontwaard of geregistreerd is. 4.6. Overstappen 4.6.1. In de bestemmingszone kan de reiziger voor het verstrijken van de tijdslimiet overstappen op een ander voertuig van De Lijn. Bij elke overstap moet zijn biljet of kaart opnieuw ontwaard of geregistreerd worden voor het traject dat hij met dat voertuig wenst af te leggen. De reiziger die met een biljet overstapt, en verder wenst te reizen dan de bestemmingszone tot waar zijn biljet ontwaard is, moet deze overstap in de hoofdontwaarder bij de chauffeur uitvoeren en desgevallend bijbetalen. Enkel wanneer bij een overstap geen bijkomende zones gevraagd worden, mag de overstap in een afstandsontwaarder geregistreerd worden. De kaartreiziger die overstapt, moet zijn kaart opnieuw ontwaarden of registreren in de hoofdontwaarder bij de chauffeur of in een afstandsontwaarder. 4.6.2. De geldige overstapvoorwaarden zijn : * een overstap is enkel mogelijk in de bestemmingszone of overstapzone * een overstap moet gebeuren vóór het verstrijken van de tijdslimiet (zie 4.7) * een overstap kan ten vroegste twee minuten na de laatste ontwaarding of de aanmaak van het vervoerbewijs 4.6.3. Terugkeren wordt eveneens als een overstap beschouwd indien aan de overstapvoorwaarden voldaan is. 4.6.4. Als aan de overstapvoorwaarden voldaan is, mag het wisselen van voertuig overal in de overstapzone gebeuren, zelfs indien de opeenvolgende lijnen elkaar niet kruisen, en ongeacht de afstand tussen de afstaphalte van het ene voertuig en de opstaphalte van het volgende voertuig. 4.6.5. Zolang aan de overstapvoorwaarden voldaan is, mag de reiziger een onbeperkt aantal keren overstappen. 4.7. Tijdstarief 4.7.1. Iedere ontwaarding of registratie van een biljet of kaart geeft recht op een tijdstarief. Binnen de toegestane tijdslimiet mag de reiziger vrij reizen en overstappen in de bestemmings- of overstapzone. De tijdslimiet wordt op het biljet of de kaart afgedrukt. Het is de tijdsaanduiding op de ontwaardingsapparatuur die de tijdslimiet bepaalt. 4.7.2. De tijdslimiet is afhankelijk van het aantal zones waarvoor ontwaard of geregistreerd wordt en bedraagt : 1 en 2 zones : 3 zones en meer :
60 minuten 120 minuten
4.7.3. Als de ontwaarding of de registratie van een op- of overstap door de ontwaardingsapparatuur correct verloopt, dan mag de reiziger zijn rit met dat voertuig beëindigen, zelfs als zou de tijdslimiet overschreden worden. De reiziger mag echter nooit verder reizen dan de bestemmingszone van de ontwaarding van zijn vervoerbewijs. 4.8. Als een biljet- of kaartreiziger zijn reis onderbreekt voordat hij zich in zijn bestemmings- of overstapzone bevindt, wordt hij bij het terug opstappen als een nieuwe reiziger beschouwd als de opstap niet in zijn oorspronkelijke bestemmings- of overstapzone gebeurt. Dit houdt in dat deze reiziger een nieuw biljet voor het volledige traject moet aankopen, of zijn kaart opnieuw voor het volledige traject moet ontwaarden. 4.9. De biljet- of kaartreiziger moet zich uit eigen beweging vóór het begin van de reis een biljet of een kaart aanschaffen in een verkooppunt, aan een verkoopautomaat of bij de chauffeur. Biljetten of kaarten die in voorverkoop zijn aangekocht, moeten op het voertuig ontwaard of geregistreerd worden. 4.10. De reiziger die de onmiddellijke betaling van de ritprijs weigert, kan uit het voertuig worden gezet. Uitzondering geldt hier evenwel voor jongeren tot en met 15 jaar. Voor deze reizigers, alsook voor de reizigers zonder geld of zonder gepast geld, wordt de procedure ″reiziger zonder (gepast) geld″ toegepast (zie 23). 4.11. De biljet- of kaartreiziger die met hetzelfde voertuig de bestemmingszone waarvoor zijn biljet of kaart ontwaard of geregistreerd is, wenst voorbij te rijden, moet zich in de bestemmingszone in regel stellen door de overstapprocedure toe te passen. Als hij dat niet doet, en verder reist dan de bestemmingszone waarvoor zijn biljet of kaart ontwaard of geregistreerd is, wordt hij beschouwd als een reiziger zonder geldig vervoerbewijs. 5. Abonnementen en gelijkgestelde vervoerbewijzen, dagpassen, meerdagenpassen en vrijkaarten 5.1. Abonnementen en gelijkgestelde vervoerbewijzen, dagpassen, meerdagenpassen en vrijkaarten zijn geldig op alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. 5.2. Abonnementen, dagpassen en meerdagenpassen worden afgeleverd tegen een forfaitaire prijs. 5.3. Abonnementen worden afgeleverd in de vorm van magnetische of niet-magnetische vervoerbewijzen. 5.4. Dagpassen en meerdagenpassen worden afgeleverd in de vorm van magnetische vervoerbewijzen. 5.5. Abonnementen en gelijkgestelde vervoerbewijzen in de vorm van magnetische vervoerbewijzen, en dagpassen of meerdagenpassen moeten bij elke opstap op een voertuig van De Lijn geregistreerd worden in een hoofd- of afstandsontwaarder. Om de goede werking van de ontwaardingsapparatuur niet te belemmeren, mogen deze vervoerbewijzen niet geplastificeerd worden. 5.6. Vrijkaarten, abonnementen en daaraan gelijkgestelde vervoerbewijzen in de vorm van niet-magnetische vervoerbewijzen, moeten bij het opstappen op de voertuigen van De Lijn spontaan getoond worden aan de chauffeur. Op de trams en bussen waar de reiziger ook aan de midden- of achterdeur mag opstappen, hoeft dat niet. Met het oog op controle moet de reiziger de originele vervoerbewijzen gebruiken in de staat zoals ze afgeleverd zijn. De vervoerbewijzen mogen niet geplastificeerd worden. 5.7. Reizigers van 12 jaar of ouder die zich verplaatsen met een abonnement of gelijkgesteld vervoerbewijs, mogen tot maximaal 4 kinderen van 6 tot en met 11 jaar gratis meenemen. Dit geldt voor reizigers die zich verplaatsen met : * Buzzy Pazz of Omnipas, zowel afgeleverd tegen normaal tarief, als tegen verminderd tarief of gratis (zie hoofdstuk 9) * magnetische abonnementen (zie hoofdstuk 10) * de dienstkaart en familiekaart De Lijn (zie 12.2) * het gecombineerd abonnement De Lijn - MIVB (zie 14.2) * het MTB – abonnement (logo MIVB, NMBS, De Lijn, TEC).(zie 14.3) * het gecombineerde abonnement TEC - De Lijn (logo De Lijn) (zie 15.1) * de treinkaart NMBS – De Lijn (logo NMBS) (zie 16.1)
12037
12038
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE C. Vervoerbewijzen & vrijkaarten - Praktisch 6. Biljetten 6.1. Het biljet is een onpersoonlijk vervoerbewijs in de vorm van een magneetkaart. Het is geldig voor een rechtstreekse verplaatsing of een verplaatsing met één of meerdere geldige overstappen. 6.2. Biljetten kunnen worden aangekocht via de chauffeur of via voorverkoop (biljet VVK). Voorverkoop is mogelijk via verkoopautomaten, Lijnwinkels of via externe voorverkoop. 6.3. Een biljet VVK wordt niet vervangen of terugbetaald in geval van verlies. 6.4. Als een biljet VVK geweigerd wordt door de ontwaardingsapparatuur, wordt het onder bepaalde voorwaarden vervangen. De chauffeur vervangt enkel biljetten VVK met vermelding ″Contacteer chauffeur″, en biljetten VVK waarvan visueel of magnetisch nog ondubbelzinnig de waarde kan bepaald worden. De overige biljetten VVK worden door de directie van de entiteit vervangen, tenzij na controle blijkt dat : * er een frauduleuze handeling mee is gebeurd * dat het biljet VVK opzettelijk beschadigd is * dat het biljet VVK zodanig beschadigd is dat de essentiële gegevens (soort, saldo, ontwaarding) op het biljet VVK of de magneetstrip onleesbaar zijn. 6.5. Biljet 6.5.1. Het biljet is bestemd voor verplaatsingen van 1 of meer personen die samen reizen. Vanaf 5 personen die samen reizen is het voordeliger om gebruik te maken van de Lijnkaart %. 6.5.2. Het tarief van een biljet wordt bepaald op basis van het aantal doorlopen zones, en op basis van het verkoopkanaal. Tarief van het biljet : aantal zones
biljet
biljet VVK
1 of 2
1,60
1,20
3 of meer
2,70
2,00
6.5.3. Als een reiziger via voorverkoop een biljet voor 1 of 2 zones heeft aangekocht, en hij reist verder dan 2 zones, dan moet hij bij de chauffeur bijbetalen. In dit geval wordt voor de volledige verplaatsing het tarief biljet 3 of meer zones via de chauffeur aangerekend. De reiziger zal in dit geval S 1,30 bijbetalen. 6.5.4. Een biljet VVK voor 3 of meer zones wordt steeds voor S 2,00 ontwaard, onafhankelijk van het aantal zones. 6.6. Groepsbiljet 6.6.1. Het groepsbiljet is bestemd voor groepen vanaf 5 personen die gedurende de volledige verplaatsing samen reizen. 6.6.2. Het tarief van het groepsbiljet volgt het tarief van de lijnkaart % aangekocht op het voertuig. 6.6.3. Het groepsbiljet volgt het tijdstarief van het biljet. 6.7. Biljet Fiets 6.7.1. Het vervoerbewijs Fiets geldt voor het meenemen van een fiets op de Kusttram. De reiziger moet zelf zijn fiets in- en uitladen. Op andere diensten van De Lijn is het vervoer van een fiets niet toegelaten. 6.7.2. Het tarief van Biljet Fiets bedraagt S 2,00, ongeacht het aantal doorlopen zones. Het vervoerbewijs Fiets is geldig binnen de tijdslimiet en zolang aan de overstapvoorwaarden voldaan is. Van zodra de tijdslimiet voorbij is, of de opstap gebeurt niet in de geldige bestemmings- of overstapzone, moet de reiziger die een fiets meeneemt een nieuw vervoerbewijs Fiets aankopen. 6.7.3. Het vervoerbewijs Fiets wordt verkocht door de chauffeur of in de Lijnwinkels in West-Vlaanderen. 7. Kaarten 7.1. De kaart is een onpersoonlijk vervoerbewijs in de vorm van een magneetkaart. Een kaart wordt verkocht tegen een bepaalde waarde (het saldo) waarvan per ontwaarding het overeenkomstige bedrag van de doorlopen zones wordt afgetrokken. Elke ontwaarding of registratie wordt op de kaart gedrukt en het bedrag ervan wordt van het vorige saldo afgetrokken. Het laatste bedrag op de kaart is het nieuwe saldo. 7.2. De kaart wordt verkocht via de chauffeur of via voorverkoop. Voorverkoop is mogelijk via verkoopautomaten, Lijnwinkels of via externe voorverkoop. 7.3. Een kaart wordt niet vervangen of terugbetaald in geval van verlies, of gedeeltelijk gebruik. 7.4. Als een kaart geweigerd wordt door de ontwaardingsapparatuur, wordt ze onder bepaalde voorwaarden vervangen. De chauffeur vervangt enkel kaarten met vermelding ″Contacteer chauffeur″, en kaarten waarvan visueel of magnetisch nog ondubbelzinnig de restwaarde kan bepaald worden. De overige kaarten worden door de directie van de entiteit vervangen, tenzij na controle blijkt dat : * er een frauduleuze handeling mee is gebeurd * dat de kaart opzettelijk beschadigd is * dat de kaart zodanig beschadigd is dat de essentiële gegevens (soort, saldo, laatste ontwaarding) op de kaart of de magneetstrip onleesbaar zijn. 7.5. Indien het saldo op de kaart onvoldoende is om de reis te betalen, en de reiziger nog één of meerdere kaart(en) van dezelfde soort en tariefklasse bij zich heeft, kan het resterende bedrag met deze kaart(en) worden betaald. Beschikt de reiziger niet over een tweede kaart, dan kan hij bij de chauffeur een nieuwe kaart kopen van het bedrag dat hij te weinig had op zijn eerste kaart. Eventueel mag het tekort betaald worden met een kaart van dezelfde soort en tariefklasse van een andere reiziger, op voorwaarde dat het saldo op deze kaart voldoende is. De betrokken reizigers moeten voor de rest van de rit samen blijven zodat ze bij controle alle vervoerbewijzen kunnen voorleggen. 7.6. Indien de kaart vol gedrukt is en er een positief saldo overblijft, wordt via de chauffeur of via een Lijnwinkel voor dit saldo een nieuwe kaart van dezelfde tariefklasse gemaakt. Dezelfde regeling voor de overdracht van een saldo wordt toegepast bij een nulsaldo als de reiziger nog een overstap wenst te maken. 7.7. Lijnkaart 7.7.1. De Lijnkaart kan gebruikt worden voor verplaatsingen van 1 of meer personen die samen reizen. Vanaf 5 personen die samen reizen is het voordeliger om gebruik te maken van een Lijnkaart %.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 7.7.2. Tarief van een verplaatsing met een Lijnkaart : aantal zones
Lijnkaart
Lijnkaart VVK
1 of 2
1,10
0,80
3 of meer
2,00
1,50
De verkoopprijs van de Lijnkaart bedraagt minimum S 11,00 en maximum S 20,00. De verkoopprijs van de Lijnkaart VVK bedraagt S 8,00. 7.8. Lijnkaart % 7.8.1. De Lijnkaart % is wat gebruiksmodaliteiten betreft identiek aan de Lijnkaart, maar is goedkoper in gebruik. 7.8.2. De Lijnkaart % mag uitsluitend gebruikt worden door : * kinderen van 6 tot en met 11 jaar * groepen vanaf minstens 5 personen die samen reizen. In dit geval moeten alle reizigers gedurende de volledige rit samen blijven * houders van een geldige verminderingskaart « Grote Gezinnen » * houders van een geldige verminderingskaart « WIGW » (weduwen of weduwnaars, invaliden, gepensioneerden en wezen) * militairen in uniform, of op vertoon van de voorgeschreven verminderingskaart of op vertoon van een verlofof vergunningsbrief * oud-strijders en gelijkgestelden, en weduwen van oud-strijders op vertoon van hun nationale verminderingskaarten 50 % of 75 % * journalisten die houder zijn van een geldige verminderingskaart « Reductiekaart journalist » (code 43) 7.8.3. Tarief van een verplaatsing met een Lijnkaart % : aantal zones
Lijnkaart %
Lijnkaart % VVK
1 of 2
0,80
0,60
3 of meer
1,50
1,10
De verkoopprijs van de Lijnkaart % bedraagt minimum S 8,00 en maximum S 15,00. Bij de aankoop van een Lijnkaart % in het kader van groepsvervoer; kan de chauffeur een Lijnkaart % tegen een hoger bedrag afleveren. De verkoopprijs van de Lijnkaart % VVK bedraagt S 6,00. 8. Abonnementen - algemeen 8.1. Een abonnement is een vervoerbewijs op naam dat geldig is op alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn gedurende een bepaalde geldigheidsperiode. Een abonnement is ook geldig op sommige extra diensten ter gelegenheid van bepaalde evenementen. Een abonnement is bijgevolg geldig op het gehele aanbod van De Lijn zoals dit bekendgemaakt wordt in de dienstregelingen van De Lijn. 8.2. Abonnementen zijn geldig tijdens de geldigheidsperiode die op het abonnement vermeld staat, tot 03u59 van de eerstvolgende dag na de einddatum van geldigheid. Een abonnement dat geldig is tot bv. 7 februari 2005, mag gebruikt worden op 8 februari 2005 tot ten laatste 03u59. 8.3. Een abonnement is strikt persoonlijk en onvervreemdbaar. Dit wil zeggen dat de titularis van het abonnement tijdens de geldigheidsperiode niet kan wijzigen. 8.4. Een reiziger die met een geldig abonnement reist mag zich gratis laten vergezellen door 4 kinderen van 6 tot en met 11 jaar. Het gratis vervoer wordt enkel toegekend op voorwaarde dat de abonnee zelf minstens 12 jaar oud is en dat de abonnee en de kinderen zich samen verplaatsen met het geldige abonnement. 8.5. De abonnee is verplicht zijn abonnement te tonen en dit zelfs te overhandigen op elk verzoek van de chauffeur of de controleur van De Lijn. Hij moet het bewijs van zijn identiteit kunnen voorleggen. 8.6. De abonnee die in het voertuig plaats neemt en die zijn abonnement niet kan voorleggen, moet zich een vervoerbewijs aanschaffen. De eventueel in dit geval geheven vervoerprijs wordt niet terugbetaald. Als de abonnee zich geen vervoerbewijs aanschaft, wordt hij bij controle beschouwd als een reiziger zonder geldig vervoerbewijs. 8.7. De abonnee gaat de verbintenis aan door middel van zijn abonnement, noch in zijn eigen voordeel noch in dat van derden, bedrog of poging tot bedrog te plegen ten nadele van De Lijn. Indien hij toch bedrog of poging tot bedrog pleegt, dan wordt een administratieve geldboete zoals voorzien in hoofdstuk 21, punt 7 opgelegd. 8.8. De abonnee gaat de verbintenis aan krachtens zijn abonnement, geen rechtsvordering tegen De Lijn in te spannen of geen schadevergoeding te eisen wegens oponthoud, belemmering, vertraging, dienstwijziging, vermindering van het aantal reizen of gebrek aan plaats. 8.9. De abonnee moet elke wijziging van adres of van identiteit onverwijld meedelen aan De Lijn, dienst Abonnementen. 8.10. Het abonnement kan door een controleur in beslag worden genomen als het gebruikt wordt in omstandigheden die niet overeenstemmen met het bestaande reglement zoals : * een ander persoon dan de abonnee reist met het abonnement * de abonnee komt zijn verplichtingen niet na (zie hiervoor) * de abonnee maakt gebruik of tracht gebruik te maken van zijn abonnement gedurende een andere periode dan die waarvoor het abonnement werd uitgereikt * de essentiële gegevens van het abonnement zijn onleesbaar geworden of werden vervalst 8.11. In geval van inbeslagname van een abonnement wordt de abonnee beschouwd als een reiziger zonder geldig vervoerbewijs. 8.12. In geval van definitieve inbeslagneming van een abonnement wordt niets van de abonnementsprijs terugbetaald. De Lijn behoudt zich tevens het recht voor om gedurende 1 jaar geen nieuw abonnement aan de betrokkene uit te reiken. 8.13. Het genot van de abonnementen kan ook tijdelijk of definitief ontzegd worden aan de personen die zich tijdens het vervoer door De Lijn schuldig hebben gemaakt aan inbreuken tegen de Algemene Reisvoorwaarden. 9. Niet-magnetische abonnementen 9.1. De abonnementen in de vorm van een niet-magnetisch vervoerbewijs zijn de Buzzy Pazz of de Omnipas. Als de abonnee op de eerste dag van geldigheid van zijn abonnement jonger is dan 25 jaar, ontvangt hij een Buzzy Pazz. Is hij op de eerste dag van geldigheid 25 jaar of ouder dan ontvangt hij een Omnipas. Wat aankoop- en
12039
12040
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE gebruiksmodaliteiten betreft zijn de Buzzy Pazz en Omnipas gelijk. Er is tussen beide abonnementen wel een prijsverschil. Bovendien is er bij de Omnipas een prijsverschil voor abonnees jonger dan 60 jaar en abonnees vanaf 60 jaar. 9.2. De Buzzy Pazz of Omnipas zijn geldig voor 1 maand, 3 maanden of 12 maanden en hebben een variabele begindatum naar keuze van de reiziger, rekening houdend met 9.8. In het kader van derdebetalersystemen (zie hoofdstuk 19) kunnen abonnementen met een afwijkende geldigheidsperiode worden afgeleverd. 9.3.1. Naast « Buzzy Pazz » of « Omnipas » en het logo van De Lijn vermeldt het abonnement o.a. de naam, de voornaam, de geboortedatum en het adres van de abonnee, de begin- en einddatum van de geldigheidsperiode, de prijs en de werkgeversbijdrage. 9.3.2. Indien de abonnementhouder gerechtigd is op verschillende vormen van gratis vervoer (DINA, 65+, PMH,), kan er slechts 1 vorm toegekend worden. Het abonnement dat toegekend wordt is dit met de langste looptijd. Aanvraag - Verlenging 9.4. Een Buzzy Pazz of Omnipas kan rechtstreeks worden aangekocht in een Lijnwinkel (zie vanaf 9.5), schriftelijk worden aangevraagd via de dienst Abonnementen (zie vanaf 9.6) of via het internet « online » worden aangekocht (zie vanaf 9.10). 9.5. In de Lijnwinkels kan tegen contante betaling onmiddellijk bij de aanvraag een Buzzy Pazz of Omnipas bekomen worden. Dit geldt niet voor (zie hiervoor ook vanaf 9.17 tot 9.24) : * de aankoop van een Buzzy Pazz of Omnipas wanneer er een werkgeversbijdrage voorzien is in het kader van het derdebetalersysteem. Voor de verlenging van deze Buzzy Pazz of Omnipas kan men wel in een Lijnwinkel terecht. * een gratis Buzzy Pazz of Omnipas voor o kinderen van 6 tot en met 11 jaar met een geldige verminderingskaart « Groot Gezin » o journalisten o werkzoekenden met een beroepsopleidingcontract o Dina, een abonnement in ruil voor het binnenleveren van een nummerplaat * een Buzzy Pazz of Omnipas tegen verminderd tarief voor o kinderen van 6 tot en met 11 jaar met een WIGW-statuut op basis van een attest van de mutualiteit o werkzoekenden in trajectbegeleiding o VG-abonnement voor asielzoekers opgevangen door Fedasil, het Rode Kruis of Vluchtelingenwerk Vlaanderen, of jongeren opgevangen door Begeleid Zelfstandig Wonen In deze gevallen, met uitzondering van Dina, kan de Buzzy Pazz of Omnipas enkel rechtstreeks worden afgeleverd via de hoofdzetel van de entiteit of via de dienst Abonnementen. 9.6. Een schriftelijke aanvraag voor een Buzzy Pazz of Omnipas via de dienst Abonnementen moet gebeuren door middel van het specifieke aanvraagformulier Buzzy Pazz of Omnipas. De aanvrager vult al de hem toegewezen rubrieken volledig in en dient zijn aanvraagformulier ten minste 15 kalenderdagen vóór de gewenste begindatum van het abonnement in bij de dienst Abonnementen van De Lijn. Deze dienst zendt een uitnodiging tot betaling van het aangevraagde abonnement. 9.7. Bij de aanvraag van een abonnement moet een fotokopie van de identiteitskaart worden gevoegd. 9.8. Indien er minder dan 15 kalenderdagen liggen tussen de ontvangst van het aanvraagformulier en de aangevraagde begindatum van de Buzzy Pazz of Omnipas, dan wijzigt de dienst Abonnementen bij de uitnodiging tot betaling, de begindatum van het abonnement zodat hij minstens 15 kalenderdagen in de toekomst ligt. 9.9. Enkel het overschrijvingsformulier van de vermelde periode kan gebruikt worden om een Buzzy Pazz of Omnipas voor die periode via de bank te betalen. 9.10. Online abonnementen. 9.10.1. Enkel indien de klant een elektronische identiteitskaart (e-ID kaart) bezit, kan de klant online een abonnement kopen. De abonnementen die de klant aankoopt, mogen uitsluitend voor de klant of voor zijn gezinsleden bestemd zijn. Het abonnement dient via elektronische betaling geregeld te worden. Volgende abonnementen zijn online verkrijgbaar : — Buzzy Pazz — Buzzy Pazz met gezinskorting — Omnipas — Omnipas 60+ — Voorvermelde abonnementen met een ″DBS 1″ tussenkomst van lokale overheden (zie 19.4.1) Het abonnement kan ten vroegste ingaan drie werkdagen na bestelling en uiterlijk twee maanden daarna. De klant is het gezinslid dat het (de) abonnement(en) aanvraagt voor zichzelf en/of voor één of meer andere gezinsleden. De abonnee is het gezinslid voor wie het abonnement bestemd is. Klant en abonnee hoeven niet noodzakelijk dezelfde persoon uit het gezin te zijn. 9.10.2. De klant verklaart minstens 18 jaar oud te zijn en wettelijk bevoegd diensten aan te kopen via deze website. De klant stemt ermee in dat hij aansprakelijk is voor alle financiële transacties in verband met het gebruik van deze website, inclusief deze die voor zijn rekening gebeuren bijv. door inwonende minderjarigen 9.10.3. De Lijn is verantwoordelijk voor de verwerkingen van de persoonsgegevens van de abonnee, die overeenkomstig de wet van 8 december 1992 in het kader van de online aankoop van abonnementen geschiedt. De klant geeft toelating aan De Lijn om de persoonsgegevens, die zich bevinden op de elektronische identiteitskaart of in de gegevensbank van de KSZ, waaronder de gezinssamenstelling, te verwerken. De Lijn heeft, krachtens de Beraadslaging Sectoraal Comité voor het Rijksregister RR Nr 04/2006 van 1 maart 2006, de toelating om het Rijksregisternummer van de Abonnee te verwerken, alsook, krachtens de Beraadslaging Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid Nr 07/018 van 24 April 2007 om toegang tot de KSZ te hebben, met het oog op de controle van de identiteit van de abonnee en/of de klant, zijn gezinssamenstelling en het vervuld zijn van de voorwaarden om al dan niet op bepaalde abonnementen recht te hebben. De verwerking van de persoonsgegevens van de abonnee en/of de klant die in de loop van de procedure tot online aankoop van het abonnement worden gegeven, worden uitsluitend gebruikt met het oog op de dienstverlening online abonnementen. Deze verwerking van gegevens is noodzakelijk om van de dienstverlening online abonnementen te kunnen genieten. De entiteiten en de centrale diensten van De Lijn hebben toegang tot de gegevens van de abonnee en/of de klant, met als enig doel het verlenen van de dienst. De Lijn geeft in geen geval de persoonsgegevens van de abonnee en/of de klant aan derden door.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE De abonnee en/of de klant beschikt over een recht tot toegang en verbetering van zijn persoonsgegevens en dient zich in dat kader tot de abonnementenservice van de provincie, waarin zijn woonplaats is gelegen, te richten [link via http://www.delijn.be/contact]. 9.10.4. In de prijzen, zoals gepubliceerd, zijn BTW en verzendkosten inbegrepen. 9.10.5. Door de aankoop van abonnementen sluit de abonnee een overeenkomst af met De Lijn. Deze overeenkomst wordt beheerst : * door de bepalingen voorzien in de Algemene Reisvoorwaarden, * door de geldende tarieven zoals deze vermeld staan in de Algemene Reisvoorwaarden. Een online abonnement wordt per post verzonden, de klanten die een e-mail adres nalaten bij het doorlopen van de schermen bij aankoop, krijgen een bevestigingsmail. De abonnee en/of de klant aanvaardt bij deze dat de online bestelling van een De Lijn abonnement eenzelfde bewijskracht heeft als een geschreven aanvraag waarop de handtekening van de klant voorkomt. Het abonnement heeft dezelfde bewijskracht als een abonnement dat via een ander kanaal van De Lijn werd afgeleverd. Indien de abonnee en/of de klant na de bestelling geen bevestigingsmail ontvangt of vaststelt dat de bestelling een anomalie vertoont, is hij verplicht de LijnInfo hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen (tijdens weekdagen : van 7 uur tot 19 uur, tijdens het weekend en feestdagen van 10 uur tot 18 uur) op het nummer 070/220 200 of door hier te klikken (
[email protected]), en het bewijs van de anomalie te leveren. 9.11. Voor zover er geen onderbreking is door de klant, gebeurt de verlenging van de Buzzy Pazz of Omnipas als volgt : 9.11.1. Bij aankoop in een Lijnwinkel : De abonnee kan op basis van zijn lopend abonnement, of op basis van de uitnodiging tot betaling, de verlenging van zijn Buzzy Pazz of Omnipas aankopen in een Lijnwinkel van de entiteit die zijn lopend abonnement heeft uitgereikt. Dit kan ten vroegste vanaf 30 dagen vóór de begindatum van het abonnement. De Buzzy Pazz of Omnipas wordt onmiddellijk gemaakt en uitgereikt, met uitzondering van de gratis abonnementen of abonnementen tegen verminderd tarief zoals opgenomen vanaf 9.14. 9.11.1.1. Wanneer een maandabonnement in een Lijnwinkel wordt gekocht, ontvangt de abonnee na enkele dagen per post een uitnodiging tot betaling voor een volgend maandabonnement. De begindatum van de voorgestelde verlenging sluit aan op de vervaldatum van het lopende abonnement. Als de abonnee bij aankoop laat weten dat hij geen uitnodiging tot betaling wenst te ontvangen, dan moet hij zich voor de verlenging van zijn abonnement opnieuw aanbieden in een Lijnwinkel. 9.11.1.2. Bij aankoop in een Lijnwinkel van een Buzzy Pazz of Omnipas met een langere looptijd dan 1 maand, ontvangt de reiziger ongeveer 30 kalenderdagen voor de vervaldatum een uitnodiging tot betaling van het volgend abonnement. De begindatum van de voorgestelde verlenging sluit aan op de vervaldatum van het lopende abonnement. 9.11.2. Bij verzending per post : Na registratie van de betaling op de financiële rekening van de dienst Abonnementen van De Lijn wordt de Buzzy Pazz of Omnipas per post naar de abonnee verzonden. 9.11.2.1. Bij maandabonnementen die worden uitgereikt op basis van een bankbetaling zal samen met het abonnement van de betrokken maand een uitnodiging tot betaling van het abonnement voor de volgende maand verzonden worden, behalve indien de aanvangsdatum van het nieuwe abonnement te ver in de toekomst ligt (zie 9.11.2.2). 9.11.2.2. Een uitnodiging tot betaling van de verlenging van het abonnement wordt ongeveer 30 kalenderdagen vóór de vervaldatum van het abonnement verzonden in geval van : * abonnementen voor 1 maand aangekocht via een bankbetaling en waarvan de aanvangsdatum meer dan 1 maand in de toekomst ligt * abonnementen voor 3 of 12 maanden * abonnementen voor 1 maand aangekocht in een Lijnwinkel, tenzij de abonnee bij aankoop laat weten dat hij geen uitnodiging tot betaling wenst te ontvangen. 9.11.3. Bij aankoop via internet « online » Na registratie van betaling wordt de Buzzy Pazz of Omnipas per post naar het in de online procedure opgegeven adres verzonden. 9.11.3.1. Bij maandabonnementen die worden uitgereikt op basis van een online betaling zal samen met het abonnement van de betrokken maand een uitnodiging tot betaling van het abonnement voor de volgende maand verzonden worden, behalve indien de aanvangsdatum van het nieuwe abonnement te ver in de toekomst ligt (zie 9.11.3.2). 9.11.3.2. Een uitnodiging tot betaling van de verlenging van het abonnement wordt ongeveer 30 kalenderdagen vóór de vervaldatum van het abonnement verzonden in geval van : * abonnementen voor 1 maand aangekocht via online betaling en waarvan de aanvangsdatum meer dan 1 maand in de toekomst ligt * abonnementen voor 3 of 12 maanden Er wordt geen uitnodiging tot betaling van de verlenging van het abonnement verzonden in de specifieke gevallen die vermeld worden vanaf 9.15 Tarieven 9.12. De prijs van de Buzzy Pazz of Omnipas is steeds volledig en vooraf te betalen, hetzij contant bij uitreiking in een Lijnwinkel, hetzij per overschrijving bij verzending per post, hetzij online met Visa, Master-Card, Banksys of « PC-banking ». 9.13. De prijs van de Buzzy Pazz of Omnipas wordt bepaald volgens de geldende tarieven op de eerste dag van geldigheid van het abonnement, ongeacht de aankoopdatum of de datum van de uitnodiging tot betaling. In geval van tariefwijziging moet de abonnee de nieuwe prijs betalen vanaf de eerste verlenging van zijn abonnement.
12041
12042
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 9.14. Tarief van de Buzzy Pazz of Omnipas. Bij de Omnipas is er een verschil in prijs tussen abonnees van 25 tot en met 59 jaar en abonnees vanaf 60 jaar. Buzzy Pazz 6 tot en met 24 jaar
Omnipas 25 tot en met 59 jaar
+ 60 jaar
20.90
27
23,50
3 maanden
59
76
66
12 maanden
162
211
182
1 maand
Abonnementen tegen verminderd tarief 9.15. Onder bepaalde voorwaarden kunnen Buzzy Pazzen of Omnipassen aan bepaalde personen of doelgroepen worden afgeleverd tegen een verminderd tarief. Van zodra een Buzzy Pazz of Omnipas met vermindering is afgeleverd, volgt die in het gebruik de gewone reglementering van de Buzzy Pazz of Omnipas tegen normaal tarief. 9.16. Als het verminderd tarief wordt toegekend op basis van een verminderingskaart, dan blijft de Buzzy Pazz of Omnipas geldig gedurende gans zijn looptijd, zelfs al vervalt de geldigheidsperiode van de gebruikte verminderingskaart. Het recht op gebruik van een abonnement tegen een verminderde prijs wordt uitsluitend bepaald op het moment van aankoop van het abonnement. Bij controle op het voertuig moet enkel de geldigheidsdatum van het abonnement en de identiteit van de abonnee nagegaan worden. 9.17. Voor de toepassingen van de hierna vermelde kortingen binnen gezinsverband, wordt door De Lijn het gezin als volgt omschreven : een gezin bestaat uit alle personen die officieel op hetzelfde adres wonen. Verwanten die niet officieel op hetzelfde adres wonen, worden niet als gezinslid beschouwd. Voor de bepaling van een gezin baseert De Lijn zich uitsluitend op het attest gezinssamenstelling, dit mag maximaal 2 maanden oud zijn, zoals het door de dienst bevolking van de gemeente wordt afgeleverd. 9.18 Gezinskortingen Buzzy Pazz 9.18.1. Als er binnen hetzelfde gezin meerdere Buzzy Pazzen worden aangekocht met dezelfde aanvangsdatum en dezelfde geldigheidsperiode, dan geldt een korting van : * 20 % op de tweede Buzzy Pazz * 100 % vanaf de derde Buzzy Pazz 9.18.2. Bij aankoop via de dienst abonnementen of in de lijnwinkels : Alle abonnees moeten jonger zijn dan 25 jaar en deel uitmaken van hetzelfde gezin. De samenstelling van het gezin wordt aangetoond op basis van een attest gezinssamenstelling. Dit attest moet elk jaar opnieuw bezorgd worden aan de dienst Abonnementen van de provinciale entiteit en mag maximaal 2 maanden oud zijn, of afgegeven worden bij aankoop van de Buzzy Pazzen in een Lijnwinkel. Bij aankoop online : Alle abonnees moeten jonger zijn dan 25 jaar en deel uitmaken van hetzelfde gezin. De samenstelling van het gezin wordt weergegeven. 9.18.3. De kortingen worden enkel toegekend indien de Buzzy Pazzen dezelfde begindatum en geldigheidsperiode hebben. 9.18.4. De kortingen kunnen rechtstreeks en onmiddellijk worden toegekend met terugwerkende kracht van maximaal 12 maanden. 9.18.5. De toegestane kortingen vervallen of worden herberekend indien één of meerdere van de betrokken Buzzy Pazzen worden opgezegd. 9.18.6. De korting wordt niet automatisch toegekend maar moet worden aangevraagd. 9.18.7. Combinaties van kortingen - hiërarchie : Wanneer een Buzzy Pazz uitgereikt wordt, kunnen er drie partijen zijn waarmee rekening moet gehouden worden voor de betaling, namelijk het gezin, een lokale overheid als derdebetaler voor zijn inwoners, en een andere derdebetaler, bv. de werkgever (zie ook hoofdstuk 19). Als een derdebetaler (bv. werkgever of een andere instantie) tussenkomt in de kostprijs van de Buzzy Pazz, dan wordt de gezinskorting van 20 % op de tweede Buzzy Pazz en 100 % vanaf de derde Buzzy Pazz, niet toegepast op de Buzzy Pazzen met tussenkomst door de derdebetaler. Deze Buzzy Pazzen met tussenkomst door de derdebetaler worden in het kader van de toekenning van gezinskortingen, niet meegerekend in de bepaling van het aantal Buzzy Pazzen binnen het gezin. De gezinskorting van 20 % op de tweede Buzzy Pazz en 100 % vanaf de derde Buzzy Pazz is wel combineerbaar met de derdebetalersystemen afgesloten met lokale overheden. Als een overeenkomst werd gesloten tussen De Lijn en een lokale overheid in het kader van het derdebetalersysteem, waarbij de lokale overheid tussenkomt in de kostprijs van de Buzzy Pazzen van haar inwoners, wordt eerst de gezinskorting toegepast. De tussenkomst door de lokale overheid wordt berekend op het resterend saldo. 9.18.8. De abonnee betaalt steeds het resterende deel van de kostprijs van de Buzzy Pazzen, na verrekening van alle bovenstaande kortingen, en rekening houdend met de hiërarchie zoals die hiervoor omschreven staat. 9.18.9. In alle bovenstaande gevallen wordt er geen rekening gehouden met werkgeversbijdragen die achteraf aan de werknemer terugbetaald worden. De Lijn heeft hier geen zicht op en kan er bijgevolg geen rekening mee houden voor wat betreft de toekenning van de andere soorten kortingen. In zulke gevallen is het mogelijk dat iemand die in een gemeente of stad woont die een tussenkomst betaalt in de kostprijs van het abonnement, daarnaast ook nog een gedeelte van de kostprijs van zijn abonnement via zijn werkgever recupereert. 9.18.10. Voor rechthebbende kinderen uit het bijzonder onderwijs wordt de Buzzy Pazz door de school betaald. In dit geval moeten de Buzzy Pazzen behandeld worden als abonnementen waarbij de werkgever een derdebetalersysteem afgesloten heeft met De Lijn. Buzzy Pazzen die op deze manier aangekocht worden, mogen dus niet meegerekend worden bij de berekening van de gezinskortingen. Op deze Buzzy Pazzen mag enkel de tussenkomst door een lokale overheid als derdebetaler worden toegepast. 9.18.11. De gezinskortingen op de Buzzy Pazz zijn niet cumuleerbaar met de hierna behandelde kortingen. Dit houdt in dat Buzzy Pazzen die door de hierna behandelde kortingen gratis of tegen verminderd tarief zijn afgeleverd, niet worden meegerekend in de bepaling van het aantal Buzzy Pazzen binnen het gezin voor wat betreft de toekenning van gezinskortingen.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 9.19. VG-abonnement (VG = vervoersgarantie) 9.19.1. Het VG-abonnement is een Buzzy Pazz of Omnipas en wordt afgeleverd voor een periode van 12 maanden. Het kost S 25,00 en kan aangekocht worden door : * personen met een leefloon en gelijkgestelden, of personen die verblijven in een lokaal opvanginitiatief (LOI), en hun gezinsleden : → op basis van een attest afgeleverd door het OCMW : o het attest wordt afgeleverd door een OCMW van een Vlaamse gemeente o het attest is één maand geldig vanaf de datum van uitreiking door het OCMW en de aanvangsdatum van het abonnement valt binnen die maand, of bij aankoop via een Lijnwinkel begint het abonnement ten laatste één maand na de aanvangsdatum die op het overschrijvingsformulier staat * personen met een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, of inkomensgarantie voor ouderen : → op basis van een kopie van het attest afgeleverd door de Rijksdienst voor Pensioenen * asielzoekers die opgevangen worden door Fedasil (Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers), Rode Kruis of Vluchtelingenwerk Vlaanderen → op basis van een aanvraag door de instelling * jongeren opgevangen door Begeleid Zelfstandig Wonen → op basis van een aanvraag door de instelling 9.19.2. Het VG-abonnement wordt niet automatisch verlengd en moet jaarlijks door de abonnee of de instelling opnieuw worden aangevraagd. 9.19.3. Op de prijs van een VG-abonnement worden geen kortingen toegestaan. Het kan wel gecombineerd worden met een tussenkomst door een derdebetaler. 9.19.4. Op een VG-abonnement is geen terugbetaling mogelijk, behalve in geval van overlijden van de abonnee. 9.19.5. De Lijn is gemachtigd om met andere partijen contracten over het afleveren van VG-abonnementen af te sluiten. 9.20. WIGW-abonnement (weduwen of weduwnaars, invaliden, gepensioneerden en wezen) 9.20.1. Het WIGW-abonnement is een Buzzy Pazz of Omnipas en wordt afgeleverd voor een periode van 12 maanden. Het kost S 25,00 en kan aangekocht worden door houders van een geldige WIGW-kaart. 9.20.2. Kinderen jonger dan 12 jaar kunnen een WIGW-abonnement bekomen op basis van een geldige WIGW-kaart van hun ouders en een attest gezinssamenstelling, dit mag maximaal 2 maanden oud zijn. Als ze niet over de WIGW-kaart van hun ouders kunnen beschikken, kunnen ze een WIGW-abonnement bekomen op basis van een origineel attest van hun mutualiteit waaruit hun WIGW-statuut blijkt. 9.20.3. De aanvangsdatum van het WIGW-abonnement moet steeds binnen de geldigheidsdatum van het valideringsbiljet van de WIGW-kaart vallen. 9.20.4. Het WIGW-abonnement wordt niet automatisch verlengd en moet jaarlijks opnieuw door de abonnee worden aangevraagd. 9.20.5. Op de prijs van een WIGW-abonnement worden geen kortingen toegestaan. Het kan wel gecombineerd worden met een tussenkomst door een derdebetaler. 9.20.6. Op een WIGW-abonnement is geen terugbetaling mogelijk, behalve in geval van overlijden van de abonnee. 9.21. Gratis Buzzy Pazz voor kinderen van 6 tot en met 11 jaar 9.21.1. Kinderen van 6 tot en met 11 jaar kunnen op basis van een geldige verminderingskaart « Groot Gezin » een gratis Buzzy Pazz bekomen. Deze Buzzy Pazz heeft een geldigheidsduur van 12 maanden en vervalt ten laatste op de dag vóór de twaalfde verjaardag van het kind. Hiervoor wordt de Buzzy Pazz eventueel geantidateerd. 9.21.2. Een gratis Buzzy Pazz voor een kind van 6 tot en met 11 jaar op basis van een verminderingskaart « Groot Gezin » wordt niet automatisch verlengd en moet jaarlijks opnieuw door de abonnee worden aangevraagd. 9.22. Gratis Buzzy Pazz of Omnipas voor journalisten 9.22.1. Journalisten kunnen op basis van hun perskaart een gratis Buzzy Pazz of Omnipas bekomen. Deze Buzzy Pazz of Omnipas wordt afgeleverd voor een periode van 12 maanden en vangt aan op 1 april van het jaar waarvoor de kaart geldig is. Hiervoor wordt de Buzzy Pazz of Omnipas eventueel geantidateerd. Vroeger - tot 2006 - hadden deze abonnementen een looptijd van 12 maanden met als aanvangsdatum 1 januari. Om de periode 1 januari 2007 tot en met 31 maart te overbruggen, krijgen de journalisten met hun perskaart voor het 2006 een abonnement van 3 maanden eventueel geantidateerd. 9.22.2. Volgende categorieën journalisten komen in aanmerking : * journalisten van de algemene pers → op basis van de nationale perskaart met geldig validatievignet * journalisten van de periodieke pers → op basis van de nationale perskaart * stagiair-journalisten → op basis van een stagiair kaart van AVBB/VVJ * beroepsjournalisten-stagiairs van de beeldende pers → op basis van de stagiair-perskaart van de B.F.F.P. 9.22.3. Een gratis Buzzy Pazz of Omnipas voor een journalist wordt niet automatisch verlengd en moet jaarlijks opnieuw door de abonnee worden aangevraagd. 9.23. Gratis openbaar vervoer voor oud-strijders en oorlogsinvaliden 9.23.1. Volgende groepen personen hebben recht op een gratis openbaar vervoer. * ex-militairen, politieke gevangenen en oorlogsinvaliden o de categorieën van oorlogsinvaliden (in het bezit van een verminderingskaart 75 % met code 30, 31, 32, 50, 51 en 52) en daarmee gelijkgestelden die op wettelijke basis het recht op vermindering genieten, en van wie de verminderingskaarten uitgereikt worden door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (vroegere ministerie van Volksgezondheid), of door de FOD Financiën (vroegere ministerie van Financiën) o de begeleiders die deze invaliden, die visueel gehandicapt zijn of niet in staat zijn alleen te reizen, vergezellen, worden gratis vervoerd, wanneer de verminderingskaart van de invalide de vermelding « Begeleider toegelaten » draagt; of wanneer de invalide houder is van een « Kaart voor Begeleider » van De Lijn
12043
12044
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE * oud-strijders en daarmee gelijkgestelden o de categorieën van oud-strijders en daarmee gelijkgestelden die op wettelijke basis het recht op vermindering genieten en van wie de verminderingskaarten van 75 % en 50 % uitgereikt worden door de FOD Mobiliteit en Vervoer (vroegere ministerie van Verkeer), de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (vroegere ministerie van Volksgezondheid), of door de FOD Financiën (vroegere ministerie van Financiën) 9.23.2. Deze abonnementen worden afgeleverd door de NMBS en zijn geldig op alle openbare vervoernetten van België met uitzondering van de MIVB, deze laatste reiken zelf een vervoersbewijs uit. 9.24. VDAB-jobpas 9.24.1. Werkzoekenden die bij VDAB in trajectbegeleiding zijn of die een beroepsopleidingcontract hebben, kunnen uitsluitend via hun VDAB-trajectbegeleider een Buzzy Pazz of Omnipas bekomen. Dit abonnement wordt altijd afgeleverd voor een periode van 12 maanden. Het is gratis voor werkzoekenden met een beroepsopleidingcontract en kost S 12,50 voor werkzoekenden in trajectbegeleiding. 9.24.2. Op een VDAB-jobpas is geen terugbetaling mogelijk, behalve in geval van overlijden van de abonnee. 9.24.3. In overleg met de VDAB is een VDAB-jobpas enkel combineerbaar met een lokale overheid als derdebetaler. 9.24.4. Werkzoekenden die onmiddellijk hun Buzzy Pazz of Omnipas nodig hebben, kunnen gratis van hun VDAB-trajectbegeleider een « 15-Dagenpas / VDAB-jobpas » krijgen. Dit is een magnetisch vervoerbewijs dat vanaf het eerste gebruik op een voertuig van De Lijn 15 opeenvolgende dagen geldig is. Deze 15-dagenpas heeft dezelfde gebruiksvoorwaarden als de gewone dagpassen van De Lijn. 9.24.5. Van zodra een 15-dagenpas afgeleverd werd, moet de aanvangsdatum van de Buzzy Pazz of Omnipas die aan de werkzoekende wordt afgeleverd, gelijk zijn aan de uitreikingsdatum van de 15-dagenpas. 9.25. Dina-abonnement (Dienst voor Inruilen Nummerplaten voor Abonnement) 9.25.1. Personen die de nummerplaat van hun personenwagen inleveren bij DIV (Dienst voor Inschrijving van Voertuigen) en géén nieuwe nummerplaat voor hen zelf of een gezinslid aanvragen, kunnen een gratis Buzzy Pazz of Omnipas voor 3 jaar bekomen voor : * één gezinslid naar keuze : als het de nummerplaat van een tweede, derde, ... , personenwagen binnen het gezin betreft * alle gezinsleden : als het de nummerplaat van de enige personenwagen binnen het gezin betreft 9.25.2. Om een Dina-abonnement te bekomen moet de titularis van de geschrapte nummerplaat een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier voor een Dina-abonnement aan De Lijn bezorgen. 9.25.3. De Buzzy Pazz of Omnipas wordt afgeleverd voor 12 maanden en wordt tweemaal, op basis van een aanvraagformulier verlenging, verlengd. Enkel bij verlenging kan de titularis van het Dina-abonnement worden gewijzigd. 9.25.4. Dij de aanvraag van een Dina-abonnement dient de titularis van de geschrapte nummerplaat zich akkoord te verklaren met de aflevering- en gebruiksvoorwaarden vastgelegd in het Dina-reglement. 9.26. Omnipas 65+. 9.26.1. De Omnipas 65+ is bestemd voor de personen die 65 jaar of ouder zijn. De Omnipas 65+ is geldig van de eerste dag van de maand waarin betrokkene 65 wordt tot 31 december 2012. Op de Omnipas 65+ staan de naam, voornaam en geboortedatum van de titularis vermeld. 9.26.2. De Omnipas 65+ wordt automatisch verstuurd naar elke 65-plusser die gedomicilieerd is in Vlaanderen (op basis van bestanden aangeleverd door het Rijksregister). 9.26.3. Elke maand wordt de Omnipas 65+ verstuurd naar de nieuwe rechthebbenden. Dit zijn inwoners in Vlaanderen die 65 jaar worden in de loop van de daaropvolgende maand en nieuw ingeschreven bewoners die 65 jaar of ouder zijn. 9.26.4. Belgische 65-plussers die in het buitenland wonen, kunnen bij de dienst Abonnementen een Omnipas 65+ aanvragen op basis van hun Belgische identiteitskaart of hun Belgisch paspoort. 9.26.5. Indien een rechthebbende zijn Omnipas 65+ niet ontvangen heeft en toch voorkomt op de adressenlijst bezorgd door het Rijksregister, kan hij tot maximun 3 maanden na zijn 65e verjaardag gratis een Omnipas 65+ aanvragen bij de dienst Abonnementen. Als er 3 maanden verstreken zijn dan wordt de prijs van een duplicaat aangerekend. 9.26.6. De Omnipas 65+ is eveneens geldig op de lijnen van de TEC en de MIVB. Het volstaat om de Omnipas 65+ te tonen aan de chauffeur. 9.26.7. 65-plussers die in Wallonië wonen ontavangen van de TEC een TEC-vrijkaart, bestaande uit een klantenkaart vergezeld van een magnetisch abonnement. Zij kunnen op basis van deze vrijkaarten gebruik maken van alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. Het volstaat voor de gerechtigde om deze kaarten te tonen aan de chauffeur. 9.26.8. 65-plussers die in het Brussels Hoofdstedelijk gewest wonen ontvangen van de MIVB een MOBI-kaart plus een vrijkaart voor De Lijn. Zij kunnen op basis van deze vrijkaarten gebruik maken van alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. Het volstaat voor de gerechtigde om deze kaarten te tonen aan de chauffeur. 9.27. Buzzy-Pazz en Omnipas voor personen met een handicap 9.27.1. Personen met een handicap hebben recht op een gratis Buzzy-Pazz of Omnipas als ze : — Ingeschreven zijn bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap. — een tegemoetkoming ontvangen van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid (FODSZ) en in Vlaanderen wonen. 9.27.2. Aan beide categorieën wordt automatisch een abonnement uitgereikt door De Lijn. De verzending gebeurt op basis van persoon- en adresgegevens die door de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid aan De Lijn worden geleverd. 9.27.3. Op de Buzzy-Pazz of Omnipas voor personen met een handicap staan de naam, voornaam, geboortedatum en klantnummer van de titularis vermeld. De abonnementen zijn geldig vanaf de dag van verzending door De Lijn tot 31 december 2012. 9.27.4. Als een abonnee ten laatste 3 maanden na de verzendingsdatum van zijn abonnement aan de dienst abonnementen meldt dat hij zijn Buzzy-Pazz of Omnipas nooit ontvangen heeft, dan wordt dit opnieuw gratis aangemaakt. Als de abonnee dit later meldt, dan wordt een duplicaat aangemaakt en de prijs, zoals bij verlies, worden aangerekend.
12045
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 9.28. Wettelijke werkgeversbijdragen De wettelijke werkgeversbijdrage op de Buzzy Pazz of Omnipas bedraagt 60 % van de abonnementsprijs. Voor de Buzzy Pazz of Omnipas aan normale prijs, zonder tussenkomst door een derdebetaler is dit : Buzzy Pazz
Omnipas
6 tot en met 24 jaar
25 tot en met 59 jaar
+ 60 jaar
1 maand
12,54
16,20
14,10
3 maanden
35,40
45,60
39,60
12 maanden
97,20
126,60
109,200
9.29. Laattijdige uitreiking 9.29.1. Als de aanvraag voor het kopen of verlengen van een Buzzy Pazz of Omnipas op een correcte manier gebeurt (zie 9.4 tot 9.10) en het abonnement wordt door De Lijn laattijdig uitgereikt, dan kan De Lijn de vervoerbewijzen die door de abonnee werden aangekocht, terugbetalen. De voorwaarden hiervoor zijn : * 1. de Buzzy Pazz of Omnipas wordt niet binnen de hiervoor vermelde termijn uitgereikt, na een tijdige ontvangst bij de dienst Abonnementen van een volledig ingevulde abonnementsaanvraag, samen met een kopie van de identiteitskaart. Bij een laattijdige indiening van de abonnementsaanvraag, neemt de eventuele terugbetalingsperiode van de vervoerbewijzen slechts een aanvang vanaf de 16e kalenderdag na ontvangst van het aanvraagformulier, en/of 10 kalenderdagen na de betaling van het abonnement op de financiële rekening van de dienst Abonnementen. Bij indiening van een onvolledig ingevulde abonnementsaanvraag of bij ontbrekende documenten, neemt de eventuele terugbetalingsperiode van de vervoerbewijzen slechts een aanvang van de hiervoor vermelde dag, na ontvangst van de ontbrekende gegevens of de ontbrekende documenten. 2. De Buzzy Pazz of Omnipas wordt niet binnen de hiervoor vermelde termijn uitgereikt, * in geval van verlenging van zijn Buzzy Pazz of Omnipas heeft de abonnee recht op terugbetaling van de door hem aangekochte vervoerbewijzen indien de betaling door de abonnee op de financiële rekening van de dienst Abonnementen tenminste 10 kalenderdagen vóór de begindatum van zijn verlenging gelegen is * de vervoerbewijzen worden terugbetaald tot op de datum van ontvangst van het abonnement, die dag inbegrepen * de abonnee moet de aangekochte vervoerbewijzen in afwachting van de ontvangst van zijn Buzzy Pazz of Omnipas bijhouden, en deze bij zijn aanvraag tot terugbetaling voegen * de datum van uitgifte of ontwaarding van de ingeleverde vervoerbewijzen moet overeen stemmen met de dagen dat de abonnee normaal over zijn Buzzy Pazz of Omnipas had kunnen beschikken 9.30. Verlies of beschadiging - duplicaat 9.30.1. Elke abonnee die zijn Buzzy Pazz of Omnipas kwijt is door verlies of diefstal, moet de dienst Abonnementen hiervan op de hoogte brengen, zoniet worden de bepalingen voorzien in 8.10, 8.11 en 8.12 op hem toegepast wanneer het abonnement door een derde gebruikt wordt. 9.30.2. De abonnee die zijn Buzzy Pazz of Omnipas kwijt is door verlies of diefstal, kan een duplicaat bekomen tegen betaling van de voorziene administratiekost op voorwaarde dat hij een ondertekende verklaring op erewoord invult en deze bezorgt aan de dienst Abonnementen van zijn provinciale entiteit, of afgeeft bij aankoop van zijn duplicaat in een Lijnwinkel (zie hiervoor ook 9.27.5). 9.30.3. Er kunnen maximaal 3 duplicaten van een Buzzy Pazz of Omnipas in een periode van 12 maanden worden uitgereikt. Voor het bepalen van deze periode is de uitreikingsdatum van de duplicaten bindend, en niet de aanvangsdatum van de abonnementen waarvoor duplicaten werden aangemaakt. 9.30.4. De prijs van een duplicaat voor een Buzzy Pazz of Omnipas bedraagt S 10,00. Het tweede duplicaat kost tweemaal de prijs van het eerste duplicaat, het derde duplicaat kost driemaal de prijs van het eerste duplicaat. 9.30.5. Bij contante betaling van de administratiekost kan het duplicaat van een Buzzy Pazz of Omnipas onmiddellijk uitgereikt worden via een Lijnwinkel. In dit geval moet de abonnee of de persoon die het duplicaat aankoopt, zijn identiteit bewijzen aan de loketbediende. 9.30.6. Indien na uitreiking van een duplicaat, de oorspronkelijke Buzzy Pazz of Omnipas wordt teruggevonden, moet het duplicaat onverwijld naar De Lijn teruggezonden worden. De reglementering in verband met terugbetaling van een abonnement (zie 9.28) wordt niet toegepast. De aangerekende administratiekost wordt niet terugbetaald. 9.30.7. Als de Buzzy Pazz of Omnipas beschadigd is, wordt hij bij inlevering gratis vervangen. Indien het abonnement zodanig beschadigd is dat de essentiële gegevens (naam, voornaam, geboortedatum, geldigheidsperiode) onleesbaar zijn, dan wordt een duplicaat opgemaakt en aangerekend zoals bij verlies. 9.30.8. Als een abonnee ten laatste binnen 1 maand na de aanvangsdatum van zijn abonnement aan de dienst Abonnementen meldt dat hij zijn Buzzy Pazz of Omnipas nooit ontvangen heeft, dan wordt dit abonnement gratis aangemaakt met de oorspronkelijke aanvangsdatum. Als de abonnee dit later meldt, dan wordt een duplicaat aangemaakt en wordt de administratiekost voor verlies aangerekend. 9.30.9. In geval van verlies, beschadiging of diefstal van een abonnement, betaalt De Lijn de vervoerbewijzen niet terug die de reiziger kocht tijdens de periode tussen de aanvraag en de aflevering van het duplicaat. 9.31. Opzegging - terugbetaling 9.31.1. De opzegging van een Buzzy Pazz of Omnipas geeft slechts recht op terugbetaling tegen afgifte van het origineel abonnement, met uitsluiting van het duplicaat. Deze opzegging wordt enkel bij de dienst Abonnementen van de provinciale entiteit behandeld. Bedragen kleiner dan S 2,50 worden niet terugbetaald. 9.31.2. De gebeurlijke kosten (administratie, postassignatie, internationale betaling, e.d.) vallen ten laste van de abonnee. Bij terugbetaling van een Buzzy Pazz of Omnipas worden steeds S 2,50 administratiekosten aangerekend, behalve bij een geldig verzakingsrecht bij online abonnementen. 9.31.3. Als een abonnee zijn Buzzy Pazz of Omnipas inlevert voor terugbetaling omdat hij een ander abonnement van De Lijn heeft ontvangen, dan wordt de oorspronkelijke Buzzy Pazz of Omnipas na inlevering terugbetaald à rato van het aantal dagen dat het abonnement nog geldig is, te rekenen vanaf de aanvangsdatum van het nieuwe abonnement. Ditzelfde geldt als de houder van de Buzzy Pazz of Omnipas een abonnement van een ander openbaar-vervoerbedrijf heeft ontvangen dat eveneens geldig is op het net van De Lijn. 9.31.4. Als de Buzzy Pazz of Omnipas wordt ingeleverd voor terugbetaling wegens het overlijden van de abonnee, dan gebeurt de terugbetaling op basis van de verhouding tussen het aantal niet gebruikte kalenderdagen en het aantal geldigheidsdagen van het abonnement. De terugbetaling gebeurt aan de rechtmatige begunstigde op basis van een kopie van erfrechtverklaring of eventuele volmacht.
12046
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 9.31.5. De abonnee kan zijn lopende Buzzy Pazz of Omnipas inleveren bij de dienst Abonnementen van zijn provinciale entiteit of in een Lijnwinkel. De resterende waarde wordt terugbetaald à rato van het aantal verlopen dagen en volgens volgende reglementering. 9.31.6. Opzegging vóór de begindatum van de geldigheidsperiode Indien de Buzzy Pazz of Omnipas wordt ingeleverd vóór de begindatum van de geldigheidsperiode wordt aan de abonnee de betaalde prijs van het abonnement terugbetaald, verminderd met S 2,50 administratiekosten. 9.31.7. Opzegging na de begindatum van de geldigheidsperiode Een Buzzy Pazz of Omnipas die ingeleverd wordt voor terugbetaling, wordt als gebruikt beschouwd tot op de datum waarop hij in een Lijnwinkel of de dienst Abonnementen afgegeven wordt, of indien hij met de post wordt opgestuurd tot op de postdatum, deze dag inbegrepen. 9.31.8. Berekeningswijze Het bedrag van de terugbetaling hangt af van de dag waarop de Buzzy Pazz of Omnipas wordt ingeleverd. Het terug te betalen bedrag wordt bepaald door de kostprijs van het abonnement te verminderen met S 2,50 administratiekosten en een bedrag dat overeenstemt met de periode waarin de abonnee de Buzzy Pazz of Omnipas in zijn bezit heeft gehad. Dit laatste bedrag wordt als volgt berekend : * de prijs per volledige periode van drie maanden of een veelvoud ervan en vervolgens de prijs per volledige maand of een veelvoud ervan * per onvolledige maand een forfaitair percentage van de prijs van een maandabonnement volgens onderstaande tabel : aantal dagen in gebruik
% afhouding
1
16 %
2
26 %
3 tot 7
30 %
8
46 %
9
56 %
10
60 %
11 tot 14
61 %
15
76 %
16
86 %
17
90 %
18 tot 21
91 %
22 tot 31
100 %
* Bij terugbetaling op abonnementen van 12 maanden na gebruik van 2 maanden + X aantal dagen, 5 maanden + X aantal dagen, of 8 maanden + X aantal dagen, kan het gebeuren dat de toepassing van de terugbetalingsregeling, zoals hierboven toegelicht, een voor de klant minder gunstig resultaat geeft dan bij gebruik van respectievelijk 3, 6 en 9 maanden. In deze gevallen wordt de meest gunstige terugbetaling voor de klant genomen. 9.31.9. Opzegging van een Buzzy Pazz waarvoor een gezinskorting van 20 % of 100 % toegestaan werd. Wanneer de opgezegde Buzzy Pazz deel uitmaakt van een groep van 2 of meer Buzzy Pazzen waarvan er voor één of meer een gezinskorting van 20 % of 100 % toegekend werd, moet de gezinskorting herberekend worden. Indien het saldo positief uitvalt, betaalt De Lijn de ingeleverde Buzzy Pazz terug. Indien het saldo negatief blijkt, dan wordt er geen terugbetaling uitgevoerd en wordt de Buzzy Pazz terug naar de abonnee gezonden. 10. Magnetische abonnementen 10.1. De abonnementen in de vorm van een magnetisch vervoerbewijs worden automatisch uitgereikt aan bepaalde groepen rechthebbenden of aan personen die tot een specifieke leeftijdscategorie behoren. 10.2. In het gebruik worden abonnementen in de vorm van een magnetisch vervoerbewijs gelijkgesteld met de gewone Buzzy Pazz of Omnipas. Alle gebruiksvoorwaarden zoals opgenomen in hoofdstuk 8 gelden bijgevolg ook voor de magnetische abonnementen. Een uitzondering hierop is dat de abonnee bij elke opstap op een voertuig van De Lijn zijn magnetisch abonnement moet registreren in de ontwaardingsapparatuur. Dit laatste geldt niet voor rolstoelgebruikers, voor inwoners van Hasselt in het stadsgebied Hasselt, en voor gebruikers van de stadsdiensten in Hasselt. 10.3. Alle abonnementen in de vorm van een magnetisch vervoerbewijs zijn gratis. De regels i.v.m. aanvraag en verlenging van abonnementen, i.v.m. laattijdige uitreiking van abonnementen, en i.v.m. terugbetaling van abonnementen, zijn niet van toepassing op abonnementen in de vorm van een magnetisch vervoerbewijs. 10.4. Het magnetisch abonnement mag zowel individueel als in groep gebruikt worden. De Lijn kan niet waarborgen dat een groep reizigers in het bezit van een gratis abonnement steeds voltallig op het voertuig kan. 10.5. Verlies, diefstal of beschadiging 10.5.1. Elke abonnee die zijn magnetisch abonnement kwijt is door verlies of diefstal, moet de dienst Abonnementen hiervan op de hoogte brengen, zoniet worden de bepalingen voorzien in 8.10, 8.11en 8.12 op hem toegepast wanneer het abonnement door een derde gebruikt wordt. 10.5.2. De abonnee die zijn magnetisch abonnement kwijt is door verlies of diefstal, kan een duplicaat bekomen tegen betaling van de voorziene administratiekost op voorwaarde dat hij een verklaring op erewoord invult en deze bezorgt aan de dienst Abonnementen van zijn provinciale entiteit. 10.5.3. Er kunnen maximaal 3 duplicaten van een magnetisch abonnement in een periode van 12 maanden worden uitgereikt. Voor het bepalen van deze periode is de uitreikingsdatum van het duplicaat bindend. 10.5.4. De prijs van een duplicaat voor een magnetisch abonnement bedraagt S 10,00. Het tweede duplicaat kost tweemaal de prijs van het eerste duplicaat, het derde duplicaat kost driemaal de prijs van het eerste duplicaat. 10.5.5. Indien na uitreiking van een duplicaat, het oorspronkelijke magnetische abonnement wordt teruggevonden, moet het duplicaat onverwijld naar De Lijn teruggezonden worden. 10.5.6. Als een magnetisch abonnement beschadigd is, wordt het na inlevering bij de dienst Abonnementen van de provinciale entiteit gratis vervangen. Hetzelfde geldt als het magnetisch abonnement vastraakt in de ontwaardingsapparatuur. Als men de beschadiging of het inslikken van zijn abonnement meldt bij de chauffeur, dan reikt die een gratis
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE vervoerbewijs uit dat 14 dagen geldig is vanaf het moment van aanmaak. Deze 14-dagenpas heet « Omnipas / Buzzy Pazz » en volgt dezelfde reglementering als de andere meerdagenpassen (zie 11.9.1). De chauffeur wijst de reiziger erop dat hij zo spoedig mogelijk contact moet nemen met de dienst Abonnementen van zijn provinciale entiteit of met een Lijnwinkel, zodat zij een nieuw abonnement kunnen aanmaken. 10.5.7. Op basis van het beschadigde abonnement, of op basis van een geschreven verklaring dat zijn abonnement werd ingeslikt door de ontwaardingsapparatuur, wordt door de dienst Abonnementen gratis een nieuw magnetisch abonnement afgeleverd. Indien het abonnement echter zodanig beschadigd is dat de essentiële gegevens (naam, voornaam, geboortedatum, geldigheidsperiode) onleesbaar zijn, dan wordt een duplicaat gemaakt. De prijs van dit duplicaat is hetzelfde als in het geval van verlies. 10.5.8. In geval van verlies, beschadiging of diefstal van een abonnement, betaalt De Lijn de vervoerbewijzen niet terug die de reiziger kocht tijdens de periode tussen de aanvraag en de aflevering van het duplicaat. Soorten 10.6. Naargelang de leeftijd van de abonnee op het moment van uitgifte van het magnetisch abonnement, wordt de benaming Buzzy Pazz voor abonnees jonger dan 25 jaar en Omnipas voor abonnees vanaf 25 jaar toegepast. 10.7. Magnetische abonnementen uitgereikt in het kader van derdebetalersystemen 10.7.1. Gemeenten en steden kunnen met De Lijn een derdebetalersysteem afsluiten waarbij aan hun inwoners die tot bepaalde leeftijdscategorieën behoren gratis magnetische abonnementen worden uitgereikt (zie ook hoofdstuk 19). Deze magnetische abonnementen zijn geldig tijdens de periode vermeld op het abonnement. De geldigheidsperiode is nooit langer dan één jaar. 10.7.2. De modaliteiten voor aanmaak en aflevering van deze abonnementen worden vastgelegd in een overeenkomst tussen De Lijn en de gemeente of stad. 11. Dagpassen & meerdagenpassen 11.1. Een dagpas of meerdagenpas is een onpersoonlijk magnetisch vervoerbewijs en is gedurende zijn geldigheidsperiode onbeperkt geldig op alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. 11.2. Een dagpas of meerdagenpas is geldig gedurende de dag(en) die erop vermeld staat (staan) tot 03u59 van de eerstvolgende dag. Een dagpas of meerdagenpas die bijvoorbeeld geldig is tot 7 februari 2005, mag gebruikt worden op 8 februari 2005 tot ten laatste 03u59. 11.3. De reiziger die reist met een dagpas mag gedurende de geldigheidsperiode van de dagpas onbeperkt gebruik maken van alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. 11.4. De 3- en 5-dagenpassen zijn geldig gedurende 3 of 5 opeenvolgende dagen. 11.5. Kinderen van 6 tot en met 11 jaar kunnen gebruik maken van de dagpas kind. Voor 3, 5 of 10 samenreizende kinderen die wensen gebruik te maken van een dagpas kind, kan de chauffeur respectievelijk een dagpas kind voor 3, 5 of 10 personen aanmaken. In het gebruik is een dagpas kind voor meerdere personen gelijk aan de individuele dagpas kind. De kinderen die gebruik maken van een dagpas kind voor meerdere personen moeten gedurende alle verplaatsingen met de afgeleverde dagpas samen blijven. 11.6. De dagpas of meerdagenpas kan gekocht worden via de chauffeur of via voorverkoop. Voorverkoop is mogelijk via verkoopautoamten, Lijnwinkels en via externe voorverkoop. 11.7. De prijs van een dagpas of meerdagenpas is afhankelijk van het type dagpas of meerdagenpas, en van het verkoopkanaal waar de reiziger zijn vervoerbewijs aankoopt : * standaardtarief : tarief bij verkoop via de chauffeur; * tarief VVK : tarief bij voorverkoop. Dit tarief geldt bij elke verkoop die niet via de chauffeur gebeurt, o.a. via Lijnwinkels, verkoopautomaten, externe voorverkoop. Tarief van de dagpas : VVK dagpas
6,00
5,00
dagpas kind
2,00
1,50
3-dagenpas
12,00
10,00
5-dagenpas
18,00
15,00
11.8. Andere soorten dagpas of meerdagenpas 11.8.1. 14-dagenpas 11.8.1.1. Als een abonnee aan de chauffeur meldt dat zijn magnetisch abonnement beschadigd is waardoor het niet meer kan geregistreerd worden, of dat het magnetisch abonnement bij het registreren werd ingeslikt door de ontwaardingsapparatuur, dan reikt de chauffeur gratis een 14-dagenpas uit die geldig is vanaf het moment van aanmaak. Deze 14-dagenpas heet « Omnipas / Buzzy Pazz » en volgt dezelfde reglementering als de andere meerdagenpassen net. 11.8.1.2. In Lijnwinkels uitgerust voor PC-verkoop wordt bij het uitvallen van de PC een 14-dagenpas uitgereikt aan reizigers die een Buzzy Pazz of Omnipas willen aankopen of verlengen. De prijs van de Buzzy Pazz of Omnipas wordt ontvangen, en het betaalde abonnement wordt zo snel mogelijk aangemaakt en per post opgestuurd. 11.8.1.3. Personen die recht hebben op een vrijverkeerkaart De Lijn (zie 12.2), kunnen in afwachting van het ontvangen van deze vrijkaart gebruik maken van de 14-dagenpas. 11.8.2. De 15-dagenpas/VDAB-jobpas wordt besproken in punt 9.24. 12. Vrijkaarten 12.1. Vrijkaarten zijn documenten op naam die recht geven op gratis gebruik van alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. Ze zijn eveneens geldig op de feestbussen en extra diensten ter gelegenheid van bepaalde evenementen. 12.2. Vrijverkeerkaart De Lijn 12.2.1. De vrijverkeerkaart De Lijn is een tweeluik. Het eerste luik bevat de naam, de voornaam en het personeelsnummer van de betrokkene. Deze kaart geeft recht op gratis gebruik van de voertuigen van De Lijn en de TEC. Het tweede luik is een magnetisch vervoerbewijs. Dit vervoerbewijs geeft recht op gratis vervoer met de MIVB. Bij elk gebruik van een voertuig van de MIVB moet het magnetische vervoerbewijs geregistreerd worden in de oranje ontwaardingsapparatuur. 12.2.2. Als de houder van de vrijverkeerkaart De Lijn zelf minstens 12 jaar oud is, mag hij tijdens zijn verplaatsingen gratis 4 kinderen van 6 tot en met 11 jaar meenemen.
12047
12048
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 12.2.3. De vrijverkeerkaart De Lijn wordt uitgereikt aan : * personeel en gepensioneerden van De Lijn, de inwonende partner, en de inwonende kinderen ten laste van personeelsleden in actieve dienst; de inwonende partner, en de inwonende kinderen ten laste van gepensioneerde of overleden personeelsleden * personeel in actieve dienst van de verpachte lijnen, hun inwonende partner, en de inwonende kinderen ten laste * personeelsleden in actieve dienst en gepensioneerden van de TEC en de MIVB * de echtgenoten en gelijkgestelden, en de kinderen ten laste van de personeelsleden in actieve dienst of van de gepensioneerden van de TEC en de MIVB 12.3. Vrijkaart De Lijn 12.3.1. Aan bepaalde personen kan door De Lijn een vrijkaart worden afgeleverd met een algemene of beperkte geldigheid. 12.3.2. Op basis van het ministerieel besluit van 5 september 1997 wordt de vrijkaart De Lijn uitgereikt aan de stadswachters en buurttoezichters in de Vlaamse stadsgebieden en aan de veiligheidsbeambten in de 10 kustgemeenten. 12.4. Kaart voor begeleider 12.4.1. De « Kaart voor begeleider » wordt gratis uitgereikt aan de personen met een handicap voor wie het zelfstandig reizen met voertuigen van De Lijn moeilijk is, als zij voldoen aan de volgende voorwaarden : * woonachtig zijn in het Vlaamse gewest, het Brussels Hoofdstedelijk gewest of in de gemeenten Edingen, Komen, Moeskroen of Vloesberg * en visueel gehandicapt zijn voor meer dan 75 % * ofwel aan de bovenste ledematen gehandicapt zijn voor meer dan 75 % * ofwel aan de onderste ledematen gehandicapt zijn voor meer dan 50 % * ofwel mentaal gehandicapt zijn voor ten minste 66 % * ofwel een vermindering van zelfredzaamheid hebben van tenminste 12 punten wat overeenstemt met een ongeschiktheid van tenminste 80 % * ofwel als oorlogsinvalide of oorlogsslachtoffer een kaart van 75 % vermindering met vermelding « begeleider toegelaten » kunnen voorleggen bij het indienen van de aanvraag 12.4.2. Bij polio en sensomotorisch gehandicapten worden de ingediende dossiers afzonderlijk onderzocht. 12.4.3. De « Kaart voor begeleider » van De Lijn is strikt persoonlijk. Zij heeft een geldigheidsduur van 2 jaar. De begeleider reist gratis, de persoon met een handicap betaalt wel de eigen verplaatsing. Als de persoon met een handicap, die houder is van een « Kaart voor begeleider » van De Lijn, zelf een vrijkaart heeft of zelf gratis mag rijden (bv. kind jonger dan 6 jaar) dan wordt hij beschouwd als betalende reiziger. De begeleider behoudt zijn gratis vervoer. 12.4.4. Met een attest van het Vlaams Fonds of van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid kan tot op de laatste dag van geldigheid een « Kaart voor begeleider » worden uitgereikt. 12.5. Kaart Kosteloze Begeleider 12.5.1. De NMBS reikt de « Kaart Kosteloze Begeleider » uit die geldig is op de voertuigen van de NMBS, De Lijn, de TEC en de MIVB 12.5.2. De « Kaart Kosteloze Begeleider » geeft de persoon met een handicap het recht te reizen in gezelschap van een andere persoon met één enkel vervoerbewijs, namelijk dat van de persoon met een handicap. De persoon met een handicap betaalt het tarief waarop hijzelf recht heeft, rekening houdend met eventuele verminderingskaarten (WIGW, Grote Gezinnen) en vrijkaarten. 12.5.3. Op de geplastificeerde moederkaart staat de identiteitsfoto van de persoon met een handicap. Ze vermeldt de naam, voornaam, geboortedatum, het adres en de vervaldatum. 12.6. Politie 12.6.1. De leden van de geïntegreerde politiediensten kunnen op vertoon van hun dienstkaart gratis rijden op de voertuigen van De Lijn. 12.6.2. De dienstkaart van de politieagenten is okerkleurig. De dienstkaart van de hulpagenten heeft een blauwe kleur. Achteraan op de kaart wordt de functie van de agent vermeld in de drie landstalen. De dienstkaart is voorzien van een foto van de houder. 112.7. Vrijkaarten uitgereikt door de quaestuur Op basis van de algemene vrijkaart uitgereikt door de quaestuur van hun parlement kunnen volgende personen gratis gebruik maken van de diensten van De Lijn : * de leden van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat * de leden van de Gewest- en Gemeenschapsraden van België * de leden van de regeringen, de staatssecretarissen en de regeringscommissarissen van België * de Belgische leden van het Europees Parlement 12.8. Personen met een visuele handicap De personen met een visuele handicap mogen gratis reizen op vertoon van de « Nationale verminderingskaart op het openbaar vervoer », uitgereikt door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. 13. Vervoerbewijzen in combinatie met andere openbaar-vervoerbedrijven 13.1. In overleg met de andere openbaar-vervoerbedrijven worden er vervoerbewijzen afgeleverd die geldig zijn op het ganse net, in een beperkt gebied, of op een bepaald traject van De Lijn. 13.2. Verlenging van de reis 13.2.1. Als een reiziger gebruik maakt van een gecombineerd vervoerbewijs en verder wenst te rijden dan het eindpunt van geldigheid dat erop vermeld staat, dan moet de reiziger zich in regel stellen voordat hij dit punt bereikt heeft. In dit geval wordt door de chauffeur het vervoerbewijs « Biljet verlenging » afgeleverd. 13.2.2. Het tarief van een biljet verlenging wordt bepaald op basis van het aantal doorlopen zones. Hierbij worden uitsluitend de bijkomende zones aangerekend. Het vast opstaprecht wordt niet aangerekend. Als de verlenging gebeurt op een vervoerbewijs dat geldig is op een welbepaalde reisweg, dan wordt ook de zone waarin het eindpunt van geldigheid zich bevindt, mee aangerekend. Tarief van het biljet verlenging : aantal zones
biljet verlenging
1 of 2
1,00
3 of meer
2,00
12049
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 14. De Lijn - MIVB 14.1. Jump 14.1.1. Binnen de zone Brussel (regio-zone 3220) is er een volledige integratie van 4 Jump-vervoerbewijzen bij de 4 verschillende openbaar-vervoerbedrijven (De Lijn, MIVB, TEC en NMBS). Dit betekent dat een reiziger met elk van de 4 Jump-vervoerbewijzen gebruik kan maken van een voertuig van elk van de 4 maatschappijen, ongeacht de maatschappij waarbij het vervoerbewijs werd aangekocht. 14.1.2. Jump-tarieven voor het vervoer van reizigers op het net van de MIVB en het (voor)stadsnet Brussel van De Lijn, TEC en de NMBS. Tarieven voor de Jump-vervoerbewijzen geldig tot 1 juni 2008. Jump biljet (1 rit) voorverkoop .................................................................................................................................. S 1,50 Jump biljet (1 rit) voertuig ...........................................................................................................................................S 2,00 * Jump dagpas .................................................................................................................................................................. S 4,00 * Jump voorstad (5-rittenkaart) ..................................................................................................................................... S 6,70 * Jump stadskaart (10-rittenkaart) .............................................................................................................................. S 11,00 * Tarieven voor de Jump-vervoerbewijzen geldig vanaf 01 juni 2008 : Jump biljet (1 rit) voorverkoop .................................................................................................................................. S 1,70 Jump biljet (1 rit) voertuig ...........................................................................................................................................S 2,00 * Jump dagpas .................................................................................................................................................................. S 4,50 * Jump voorstad (5-rittenkaart) ..................................................................................................................................... S 7,00 * Jump stadskaart (10-rittenkaart) .............................................................................................................................. S 11,50 * Voor verplaatsingen in, van of naar Brussel waarbij uitsluitend gebruik gemaakt wordt van de diensten van De Lijn, kan de reiziger eveneens gebruik maken van de vervoerbewijzen van De Lijn tegen tarieven van De Lijn, met inbegrip van het onderscheid tussen vervoerbewijzen aangekocht op het voertuig of in voorverkoop. 14.1.3. De toepassing van de tijdslimiet en de overstapvoorwaarden is voor Jump-vervoerbewijzen hetzelfde als voor de biljetten, kaarten en dagpassen van De Lijn. 14.1.4. Voor een Jump-voorstadskaart (5 ritten) geldt een tijdslimiet van 90 minuten in het voorstadsgebied van De Lijn en de TEC. De Jump-voorstadskaart is geldig bij de drie maatschappijen voor een verplaatsing binnen het stadsen voorstadsgebied en voor een verplaatsing bij de NMBS binnen Brussel. Deze kaart is dus ook geldig op de lijnvakken van de MIVB buiten zone 20 en in het voorstadsgebied van De Lijn en de TEC. 14.1.5. De Jump-dagpas is gedurende 1 dag geldig bij de vier maatschappijen voor een verplaatsing binnen de regio-zone 3220 en geeft recht op een gratis overstap. Deze dagpas is buiten de regio-zone 3220 ook nog geldig op het volledige net van de MIVB, behalve MIVB-lijn 12 tussen NAVO en Brussel Luchthaven en op lijn N71. Op zaterdagen, zon- en feestdagen is de dagpas geldig voor twee personen. 14.1.6. Een NMBS-Jump-biljet van het type Yvette en een NMBS-Jump-stadskaart van het type Sabin kunnen niet ontwaard worden door de ontwaardingsapparatuur maar zijn niettemin geldig in overstap en op vertoon. 14.1.7. Bij De Lijn kunnen de Jump-vervoerbewijzen worden aangekocht bij de chauffeur. 14.1.8. Voor verplaatsingen in, van of naar Brussel waarbij uitsluitend gebruik gemaakt wordt van de diensten van De Lijn, kan de reiziger eveneens gebruik maken van de vervoerbewijzen van De Lijn tegen tarieven van De Lijn, met inbegrip van het onderscheid tussen vervoerbewijzen aangekocht op het voertuig of in voorverkoop. 14.2. De Lijn - MIVB 14.2.1. Voor personen die geregeld gebruik maken van de diensten van De Lijn en de MIVB, reikt De Lijn een Buzzy Pazz of een Omnipas uit die geldig is op alle diensten van De Lijn en op het volledige net van de MIVB (behalve MIVB-lijn 12 tussen NAVO en Brussel Luchthaven en op lijn N71). Deze gecombineerde abonnementen De Lijn - MIVB dragen de vermelding « + MIVB » en zijn in het gebruik op het net van De Lijn gelijkgesteld met de Buzzy Pazz of Omnipas. 14.2.2. Tarief van het gecombineerd abonnement De Lijn - MIVB : Buzzy Pazz 6 tot en met 24 jaar
Omnipas 25 tot en met 59 jaar
+ 60 jaar
1 maand
48,90
68,50
53,50
3 maanden
136
190,10
148,50
12 maanden
442
626
482
14.2.3. De gecombineerde abonnementen De Lijn - MIVB zijn uitsluitend te bekomen bij De Lijn. 14.2.4. Houders van een geldige WIGW-kaart kunnen een gecombineerd abonnement De Lijn - MIVB aankopen tegen S 102,00 per jaar. Gerechtigde WIGW-ers kunnen dit abonnement aankopen bij De Lijn. Inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen dit gecombineerd abonnement uitsluitend aankopen bij de MIVB. 14.3. MTB-abonnement 14.3.1. De MIVB reikt MTB-abonnementen uit. Een MTB-abonnement is geldig op het ganse MIVB-net, behalve op de MIVB-lijn 12 tussen NAVO en Brussel Luchthaven en op lijn N71. Binnen de zone Brussel (regio-zone 3220) is een MTB-abonnement ook geldig op alle diensten van De Lijn, de TEC en de NMBS. 14.3.2. Reizigers vanaf 12 jaar met een MTB-abonnement mogen tijdens hun verplaatsingen op het net van De Lijn 4 kinderen van 6 tot en met 11 jaar gratis laten meereizen. 14.3.3. Tarieven van MTB-abonnementen gewoon MTB-maandabonnement .............................................................................................................................. S 46,50 MTB-maandabonnement junior .................................................................................................................................. S 31,00 MTB-maandabonnement senior ................................................................................................................................ SS 33,50 gewoon MTB-jaarabonnement .................................................................................................................................. S 465,00 MTB-jaarabonnement junior ...................................................................................................................................... S 310,00 MTB-maandabonnement senior ................................................................................................................................ S 335,00 14.4. Gratis netabonnement MIVB voor kinderen van 6 tot en met 11 jaar 14.4.1. In Brussel genieten kinderen van 6 tot en met 11 jaar gratis vervoer op vertoon van het gratis abonnement MIVB dat bij deze maatschappij kan aangevraagd worden.
12050
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 14.4.2. Tussen De Lijn en de MIVB bestaat wederkerigheid van gratis vervoer : * Vlaamse -12-jarigen genieten gratis vervoer op de voertuigen van de MIVB op vertoon van het gratis abonnement MIVB * Brusselse -12-jarigen genieten gratis vervoer op de voertuigen van de MIVB en van De Lijn op vertoon van het gratis abonnement MIVB. 15. TEC - De Lijn 15.1. TEC - De Lijn 15.1.1. De abonnementen voor de gemeenschappelijke assen TEC / De Lijn (trajecten die zowel door De Lijn als door TEC bediend worden : Brussel Schuman - Overijse; Brussel Rouppeplein - Ukkel; Ukkel - Alsemberg, Tienen Jodoigne) en voor TEC / De Lijn welbepaalde reisweg (trajecten in aansluiting waarvan een gedeelte door De Lijn en een gedeelte door TEC uitgebaat wordt) worden uitgegeven door TEC. De tarieven voor deze abonnementen zijn gebaseerd op de zonetarieven van TEC. 15.1.2. Reizigers vanaf 12 jaar die zich verplaatsen met een abonnement TEC – De Lijn mogen tijdens hun verplaatsing op het net van De Lijn 4 kinderen van 6 tot en met 11 jaar gratis laten meereizen. 15.2. Luik & Moeskroen 15.2.1. Voor trajecten die integraal binnen het stadsgebied Luik of Moeskroen gesitueerd zijn, wordt zowel aan gewone reizigers als aan reizigers die een vermindering genieten, een biljet tegen eenheidsprijs uitgereikt. 15.2.2. De volgende vervoerbewijzen worden uitsluitend verkocht door TEC. De biljetten die aangeduid worden met *, kunnen ook aangekocht worden bij de chauffeurs van De Lijn. 15.2.3. In Luik zijn volgende vervoerbewijzen ook geldig op de voertuigen van De Lijn die in Luik rijden. biljet Luik ....................................................................................................................................................................... S 1,30 * stadskaart Luik, 8 ritten in voorverkoop (enkel in overstap na ontwaarding bij TEC) .................................. S 6,30 biljet Juprelle – Liège ................................................................................................................................................... S 1,95 * abonnement OPEN (25 tot 59 jaar) voor agglo-zone Luik 1 maand ........................................................................................................................................................................ S 32,50 12 maanden ............................................................................................................................................................... S 270,00 abonnement LYNX (-25 jaar) en ALTO (+60 jaar) voor agglo-zone Luik 1 maand ........................................................................................................................................................................ S 26,00 12 maanden ............................................................................................................................................................... S 200,00 15.2.4 In Moeskroen zijn volgende vervoerbewijzen ook geldig op de voertuigen van De Lijn die in Moeskroen rijden. biljet Moeskroen ............................................................................................................................................................ S 1,30 * stadskaart Moeskroen met 10 ritten .......................................................................................................................... S 7,80 stadskaart Moeskroen met 10 ritten in voorverkoop ............................................................................................. S 7,00 abonnement OPEN (25 tot 59 jaar) voor Moeskroen voor 1 maand ........................................................................................................................................................................ S 27,00 12 maanden ............................................................................................................................................................... S 215,00 abonnement LYNX (-25 jaar) en ALTO (+60 jaar) voor Moeskroen voor 1 maand ........................................................................................................................................................................ S 20,50 12 maanden ............................................................................................................................................................... S 155,00 16. NMBS - De Lijn 16.1. Treinkaart NMBS - De Lijn 16.1.1. De NMBS en De Lijn geven gecombineerde abonnementen uit. Deze worden uitsluitend verkocht door de NMBS. De gecombineerde abonnementen NMBS - De Lijn hebben het model van een NMBS-treinkaart en bestaan uit een moederkaart en een valideringsbiljet. Er is een onderscheid tussen treinkaarten die worden aangemaakt op basis van een moederkaart die afgeleverd is vóór of na 1 juli 2002. 16.1.2 Gecombineerde abonnementen NMBS - De Lijn aangemaakt op basis van een moederkaart die afgeleverd is na 1 juli 2002. 16.1.2.1 Alle gecombineerde treinkaarten NMBS - De Lijn die aangemaakt zijn op basis van een moederkaart die afgeleverd is na 1 juli 2002, zijn geldig op een traject van de NMBS en op alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn. 16.1.2.2. Tarief dat door de NMBS wordt aangerekend voor het supplement net De Lijn : Buzzy Pazz
Omnipas
6 tot en met 24 jaar
25 tot en met 59 jaar
+ 60 jaar
1 week
4,90
6,10
5,10
1 maand
16,20
20,30
16,80
3 maanden
44
57
47,50
12 maanden
106
151
122
16.1.3. Gecombineerde abonnementen NMBS - De Lijn aangemaakt op basis van een moederkaart die afgeleverd is vóór 1 juli 2002. 16.1.3.1. De gecombineerde abonnementen NMBS - De Lijn zijn, wat het gedeelte van De Lijn betreft, zijn per 1 februari 2007 geldig op het ganse net. 16.1.3.2. Het tarief dat hiervoor aangerekend wordt voor het supplement De Lijn is gelijk aan dit van de moederkaarten afgeleverd na 1 juli 2002 (zie hierboven). 16.1.3.2. Vanaf 12 jaar mag iedereen die reist met een gecombineerd abonnement NMBS – De Lijn tijdens zijn verplaatsingen op het net van De Lijn gratis 4 kinderen van 6 tot en met 11 jaar laten meereizen. 16.2. Biljetten NMBS + De Lijn : B-dagtrip, B-evenement 16.2.1. Biljetten NMBS + De Lijn zijn gecombineerde vervoerbewijzen die zowel door de NMBS als door De Lijn kunnen uitgereikt worden en die geldig zijn voor een treintraject alsook voor het aansluitend vervoer met een voertuig van De Lijn. Deze biljetten mogen enkel gebruikt worden voor de verplaatsing van het NMBS- station naar het evenement en terug. Enkel als een stadsgebied van De Lijn op het biljet vermeld wordt, kan het daar gebruikt worden als dagpas. Deze dagpas is uitsluitend geldig in het vermelde stadsgebied.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 16.2.2. De biljetten B-dagtrip en/of B-evenement worden uitsluitend uitgereikt door de NMBS, de biljetten voor de gecombineerde evenementen kunnen zowel door De Lijn als door de NMBS worden uitgereikt. Zij zijn slechts geldig op de aangeduide datum. 16.2.3. De reis mag niet onderbroken worden behalve wanneer het gecombineerde biljet geldt als dagpas. 16.2.4. Als een biljet B-dagtrip en/of B-evenement wegens een geldige reden niet kan gebruikt worden, kan dit biljet uitsluitend in een station van de NMBS worden terugbetaald. 16.2.4. In het kader van de B-dagtrips kunnen vervoerbewijzen op maat uitgereikt worden (zie hoofdstuk 18). 17. Euregio-ticket 17.1. Het Euregio-ticket is een dagpas die aan een reiziger het recht geeft om een dag lang te reizen in het gebied Euregio Maas-Rijn. Tijdens het weekend en op feestdagen geldt deze dagpas zelfs voor maximum 2 volwassenen en 3 kinderen tot en met 11 jaar. 17.2. Het tarief voor het Euregio-ticket bedraagt S 14,00. 18. Vervoerbewijzen op maat 18.1. Ter gelegenheid van evenementen worden specifieke vervoerbewijzen op maat uitgereikt. 18.2. De prijs en de gebruiksmodaliteiten van deze vervoerbewijzen worden vermeld in een apart bericht. 18.3. De vervoerbewijzen op maat hebben meestal een tijdelijk, beperkt geografisch, exploratief en/of promotioneel karakter. 18.4. De vervoerbewijzen op maat worden volgens een gestructureerd beleid aangemaakt en moeten gebaseerd zijn op volgende doelstellingen : * het vervoerbewijs op maat heeft een meerwaarde voor de klant, de evenementorganisator, De Lijn, ... * voor het vervoerbewijs op maat kan er geen gebruik gemaakt worden van de bestaande vervoerbewijzen (biljetten, kaarten en dagpassen) * de regels voor de prijsbepaling van het vervoerbewijs op maat zijn vastgelegd en worden toegepast * de vervoerbewijzen op maat worden zoveel mogelijk geclusterd, zodat het aantal Prodatacodes en evenementnummers beperkt blijft. 18.5. De vervoerbewijzen op maat worden ingedeeld in volgende soorten : * 18.5.1. Pluskaart : combinatie van een dagpas met een toegangsbewijs (volledige toegang of korting bij toegang) : de aanbevolen richtprijs voor het gedeelte De Lijn bedraagt S 2,50 (de helft van de normale prijs dagpas); kinderen beneden 12 jaar betalen S 1,00. * 18.5.2. Evenement : een heen- en terugvervoerbewijs geldig op een bepaald traject; de prijszetting gebeurt volgens de goedkoopste klassieke vervoerbewijzen. * 18.5.3. Dagpas De Lijn evenement : is altijd geldig op het gehele net tegen S 2,50 (helft van de dagpas); toepasbaar voor bv. Open Monumentendag, Vlaanderendag, ... * 18.5.4. Probeerpas : een gratis (of zeer goedkope) dag- of meerdagenpas met beperkte geldigheid in tijd en met een beperkte geografische geldigheid, dient ter kennismaking of promotie van nieuwe initiatieven. * 18.5.5. TOV-biljet : combinatie van een vervoerbewijs voor één rit met De Lijn en een terugrit met een taxi, prijs S 2,50 met een korting van S 2,00 op de taxirit. * 18.5.6. P&R : vervoerbewijs dat afgeleverd wordt in het raam van een gecombineerd aanbod parking + verplaatsing per openbaar vervoer. 18.6. Vervoerbewijzen op maat worden zoveel mogelijk geclusterd. Dit betekent dat bv. voor alle evenementen in het Antwerp Expo, op de festivalweide van Werchter, in Flanders Expo te Gent, ... telkens dezelfde en dus vaste Prodatacodes worden gebruikt. 18.7. Procedure De aanvragen moet minstens 3 weken vóór de eerste aanvangsdatum worden overgemaakt aan de directie Marketing & Communicatie. De directie Marketing & Communicatie moet van bij het begin betrokken wordt bij de creatie van een vervoerbewijs op maat zodat daar waar nodig het nodige advies kan worden gegeven in het belang van alle partijen (klant, chauffeur, De Lijn, technische mogelijkheden Prodata, ...). 18.8. In bepaalde gevallen kan een toegangsbewijs voor een evenement, dat uitgereikt wordt door derden, gelden als vervoerbewijs op maat. De gebruiksmodaliteiten hiervan worden vermeld in een apart bericht. 18.9. Als een reiziger verder wenst te reizen dan de geldigheid van zijn vervoerbewijs, en de normale overstapprocedure kan niet toegepast worden op zijn vervoerbewijs, dan kan de chauffeur de verlengingsprocedure toepassen zoals opgenomen in punt 13.219 DERDEBETALERSYSTEMEN 19.1. Er zijn 6 verschillende systemen derdebetaler. Bij een derdebetalersysteem betaalt een derde (verschillend van de reiziger zelf) de prijs, of een deel van de prijs voor het openbaar vervoer. Als derdebetaler is er een onderscheid tussen enerzijds een lokale overheid (gemeente, stad, provincie, gewest) en anderzijds een andere derde (werkgever, onderwijsinstelling, vereniging, OCMW, ...). 19.2. Een derdebetaler kan kiezen uit één of meer van de zes hierna beschreven systemen volgens de modaliteiten zoals vastgelegd in een overeenkomst. Deze overeenkomst tussen de derdebetaler en De Lijn moet afgesloten zijn vooraleer een derdebetalersysteem in voege gaat. De overeenkomst heeft een looptijd van één jaar en is telkens stilzwijgend verlengbaar voor eenzelfde duur. De overeenkomst is jaarlijks opzegbaar. De overeenkomst begint bij voorkeur te lopen op de eerste kalenderdag van de maand. 19.3. Voor de hierna beschreven 6 systemen derdebetaler geldt dat systeem 1 mogelijk is voor alle categorieën derdebetalers, dat systemen 2, 3, 4 en 5 uitsluitend kunnen toegepast worden door een lokale overheid, en dat systeem 6 uitsluitend kan toegepast worden door een werkgever. 19.4. De 6 verschillende systemen derdebetaler 19.4.1. Systeem 1 : procentuele tussenkomst op abonnementen De derdebetaler betaalt een procentueel deel van de kostprijs van het abonnement. Enkel gehele percentages (geen decimalen) zijn hierbij mogelijk. De minimale tussenkomst vanwege de derdebetaler bedraagt 10 %. Bij een werkgever als derdebetaler is de minimale tussenkomst gelijk aan de wettelijk werkgeversbijdrage (momenteel 60 %). De abonnementen worden afgeleverd aan de abonnee op basis van een identiteitskaart die de woonplaats aangeeft (lokale overheid) of op basis van een door de derdebetaler afgeleverd attest (andere derdebetaler). Een reiziger kan binnen dit systeem in aanmerking komen voor tussenkomst van twee derdebetalers. In dit geval wordt volgende prioriteit tussen de verschillende derdebetalers toegepast : 1. verrekening van de gezinskortingen bij Buzzy Pazz; 2. tussenkomst andere derdebetaler (werkgever, ...) op het saldo – is niet combineerbaar met gezinskortingen; 3. tussenkomst derdebetaler lokale overheid op het saldo. De kostprijs voor de derdebetaler is gelijk aan ∑ (prijs van het abonnement x procentuele tussenkomst op het abonnement). Er gebeurt een maandelijkse facturatie.
12051
12052
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 19.4.2. Systeem 2 : tussenkomst op kaarten De Lijn levert op vraag van de derdebetaler meerrittenkaarten af voor 10 verplaatsingen tegen een vast tarief, die geldig zijn voor een welbepaalde verplaatsing (met overstapmogelijkheid binnen het tijdstarief en uitsluitend binnen de bestemmingszone – geen verlenging van de reisweg mogelijk). De facturatie gebeurt maandelijks op basis van het aantal ontwaardingen x (prijs van een ontwaarding aan tarief zoals in bijgevoegde tabel voor de gemaakte verplaatsing – effectief door de reiziger ontwaarde prijs). Tarief voor de berekening van het te betalen bedrag door de derdebetaler : tarief klant →
U 0,50
U 0,60
U 0,80
U 1,00
aantal zones ↓
tarief DBS ↓
bedrag bij te betalen door derdebetaler ↓
1-2
U 0,80
S 0,30
S 0,20
S 0,00
S 0,00
3+
U 1,50
S 1,00
S 0,90
S 0,70
S 0,50
19.4.3. Systeem 3 : tussenkomst op biljetten De reiziger kan een bepaalde verplaatsing maken tegen een vast tarief. De Lijn levert hiertoe een biljet derdebetaler af (met overstapmogelijkheid binnen het tijdstarief en uitsluitend binnen de bestemmingszone – geen verlenging van de reisweg mogelijk). De facturatie gebeurt maandelijks op basis van het aantal ontwaardingen x (prijs van een ontwaarding aan tarief zoals in bijgevoegde tabel voor de gemaakte verplaatsing – effectief door de reiziger ontwaarde prijs). Tarief voor de berekening van het te betalen bedrag door de derdebetaler : tarief klant →
U 0,00
U 0,50
U 1,00
U 1,60
U 2,00
aantal zones ↓
tarief DBS ↓
bedrag bij te betalen door derdebetaler ↓
1–2
U 1,25
S 1,25
S 0,75
S 0,25
S 0,00
S 0,00
3+
U 2,10
S 2,10
S 1,60
S 1,10
S 0,50
S 0,10
19.4.4. Systeem 4 : gratis netabonnement voor bepaalde leeftijdscategorie(ën) De Lijn levert gratis netabonnementen af aan alle inwoners van de door de derdebetaler bepaalde leeftijdscategorie(ën). De aflevering van deze abonnementen gebeurt in bulk aan de derdebetaler en op basis van de door de derdebetaler en volgens een strikt schema aangeleverde bestanden. Dit systeem derdebetaler is alleen van toepassing voor lokale overheden. De prijs wordt berekend door het totaal aantal inwoners van de gemeente op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan de toepassing van dit derdebetalersysteem te vermenigvuldigen met de eenheidsprijzen die per leeftijdscategorie vastgelegd zijn (zie verder). Als de derdebetaler in afwijking van de algemene regel wenst dat De Lijn instaat voor de verdeling van de afgeleverde abonnementen dan zal de kostprijs hiervoor ten laste van de derdebetaler zijn. 19.4.5. Systeem 5 : gratis openbaar vervoer binnen een gemeente Alle diensten van het geregeld vervoer van De Lijn zijn voor iedereen gratis binnen de grenzen van een fusiegemeente. Dit gratis vervoer kan uitsluitend beperkt worden in tijd, dus beperkt tot bepaalde dagen en/of periodes. Andere beperkingen van dit gratis vervoer tot bepaalde doelgroepen of tot bepaalde lijnen kunnen niet binnen dit derdebetalersysteem. Dit derdebetalersysteem is enkel mogelijk voor een lokale overheid. De kostprijs voor de derdebetaler wordt bepaald volgens volgende regels : o basis voor de prijsberekening is de kostendekking van De Lijn over geheel Vlaanderen en de kostendekking van het aanbod van De Lijn binnen de grenzen van de betrokken gemeente; o indien de kostendekking binnen de betrokken gemeente lager is dan de gemiddelde kostendekking over heel De Lijn, dan zal de bijdrage van de derdebetaler jaarlijks evenredig stijgen tot in het vijfde jaar binnen de gemeente de gemiddelde kostendekking van De Lijn wordt bereikt; o indien de kostendekking binnen de gemeente hoger of gelijk is aan de gemiddelde kostendekking van De Lijn, betaalt de derdebetaler vanaf het eerste jaar het bedrag dat overeenstemt met de kostendekking van de betrokken gemeente; o indien de gemeente slechts een beperkt aantal dagen of gedurende een bepaalde periode gratis vervoer wil aanbieden, wordt een prorata-kostprijs berekend. Het uitgangspunt hierbij is dat de factuur voor de gemeente proportioneel gunstiger wordt naargelang het aantal dagen gratis vervoer toeneemt. De bijdrage voor een beperkt aantal dagen wordt als volgt berekend : van dag 1 tot dag 65 : 0,4648 %, van dag 66 tot dag 165 : 0,3486 %, van dag 166 tot dag 265 : 0,2324 %, van dag 266 tot dag 365 : 0,1162 % van de overeenkomstige factuur op jaarbasis. 19.4.6. Systeem 6 : De Bedrijfspas (doorgeefabonnement). De Lijn levert een netabonnement af voor één jaar aan een vaste prijs van S 499, op naam van een bedrijf (rechtspersoon). Dit abonnement kan gebruikt worden door personen die hiervoor toelating krijgen door de verantwoordelijke van het bedrijf die het abonnement heeft aangekocht. Deze kunnen enkel aangekocht worden via de klantenbeheerders van de betrokken entiteiten. Voor deze abonnementen worden geen duplicaten afgeleverd.
12053
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 19.5. Afgeleverde vervoerbewijzen en prijzen 19.5.1. Systeem 1 De afgeleverde vervoerbewijzen zijn de gewone Buzzy Pazz (tot en met 24 jaar) en Omnipas (vanaf 25 jaar) tegen de normale tarieven : Buzzy Pazz
Omnipas
6 tot en met 24 jaar 1 maand
25 tot en met 59 jaar
+ 60 jaar
20,90
27
23,50
3 maanden
59
76
66
12 maanden
162
211
182
19.5.2. Systeem 2 Er worden magnetische Prodata-vervoerbewijzen afgeleverd voor 2 of 10 ritten. De vaste prijs per rit bedraagt S 1,00 of S 0,75 of S 0,60 of S 0,50. De verschillende vervoerbewijzen zijn : Benaming vervoerbewijs
Prijs per kaart
10 RIT 10 EUR – DERDEBETALER
S 10,00
10 RIT 8,00 EUR – DERDEBETALER
S 8,00
10 RIT 6,00 EUR – DERDEBETALER
S 6,00
10 RIT 5,00 EUR – DERDEBETALER
S 5,00
19.5.3. Systeem 3 Er worden magnetische Prodata-vervoerbewijzen afgeleverd. De vaste prijs per rit bedraagt S 2,00 of 1,60 of 1,00 of S 0,50 of S 0,00. De verschillende vervoerbewijzen zijn : Benaming vervoerbewijs
Prijs per biljet
BILJET 2,00 EUR - DERDEBETALER
S 2,00
BILJET 1,60 EUR - DERDEBETALER
S 1,60
BILJET 1,00 EUR - DERDEBETALER
S 1,00
BILJET 0,50 EUR - DERDEBETALER
S 0,50
BILJET 0,00 EUR - DERDEBETALER
S 0,00
19.5.4. Systeem 4 Er worden magnetische vervoerbewijzen afgeleverd met als benaming Buzzy Pazz (tot en met 24 jaar) of Omnipas (vanaf 25 jaar). De éénheidsprijzen per leeftijdscategorie voor de berekening van de kostprijs voor de derdebetaler : Leeftijd 0 t/m 5 jaar
Gratis vervoer Bijdrage per inwoner GRATIS
6 t/m 11 jaar
S 0,14 / leeftijdsjaar
12 t/m 17 jaar
S 0,95 / leeftijdsjaar
18 t/m 24 jaar
S 1,36 / leeftijdsjaar
25 t/m 49 jaar
S 0,84 / leeftijdsjaar
50 t/m 59 jaar
S 0,73 / leeftijdsjaar
60 t/m 64 jaar
S 0,37 / leeftijdsjaar
> = 65 jaar
S 42,00
GRATIS
Als de derdebetaler kiest voor alle leeftijdscategorieën bedraagt de prijs per inwoner S 42,00. 19.5.5. Systeem 5 Er worden géén vervoerbewijzen afgeleverd. 19.5.6. Systeem 6 Het afgeleverde vervoerbewijs is de Bedrijfspas en kost S 499.
12054
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE III. Controles 20. Controleprocedure 20.1. De controleur is belast met het toezicht op de bepalingen uit de Algemene Reisvoorwaarden De Lijn en beschikt over een door de minister ondertekend legitimatiebewijs. 20.2. De controleur is gemachtigd om vervoerbewijzen of verminderingskaarten te controleren en eventueel in beslag te nemen, en om administratieve geldboetes of toezichts- en administratiekosten op te leggen. Elk vervallen, vervalst, bedrieglijk aangewend, of onleesbaar vervoerbewijs uitgegeven door De Lijn kan in beslag worden genomen. Vervoerbewijzen uitgereikt door andere openbaar-vervoerbedrijven worden niet in beslag genomen. 20.3. Als een controleur een overtreding vaststelt, mag hij de betrokkene om zijn identiteitsbewijs vragen. 20.4. Bij het vaststellen van een overtreding brengt de controleur de betrokkene onmiddellijk op de hoogte van het voornemen om een administratieve geldboete of een toezichts- of administratiekost op te leggen. De controleur licht de Centrale Controle in van elke overtreding die hij heeft vastgesteld. 20.5. De reiziger die bij controle niet in het bezit is van een geldig vervoerbewijs, moet bovenop de administratieve geldboete, de ritprijs betalen. De ritprijs wordt berekend aan het tarief voor een biljet vanaf het vertrekpunt van het voertuig tot aan de plaats waar de reiziger zal afstappen. 20.6. De reiziger die bij controle geen geldig vervoerbewijs kan voorleggen, ontvangt van de controleur een document waarop de administratieve geldboete + de ritprijs vermeld staat. Dit document geldt als vervoerbewijs voor de verplaatsing die de reiziger aflegt met het voertuig waarop de controle is uitgevoerd. Als de reiziger vervolgens overstapt op een ander voertuig van De Lijn, wordt hij als nieuwe reiziger beschouwd. De chauffeur mag op basis van een boetedocument dus geen overstap- of verlengingsprocedure uitvoeren. 20.7. Indien de overtreder dit wenst, mag de controleur de administratieve geldboete + de ritprijs onmiddellijk innen. 20.8. De overtreder kan binnen dertig dagen na de vaststelling van zijn inbreuk zijn opmerkingen aan de dienst Administratieve Geldboetes overmaken. 20.9. De dienst Administratieve Geldboetes zal binnen zestig dagen na de vaststelling van de overtreding de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete via een aangetekende zending bevestigen. 20.10. De administratieve geldboete + de ritprijs moet worden betaald binnen dertig dagen na de kennisgeving door de dienst Administratieve Geldboetes. 20.11. Als de overtreder binnen de vastgestelde termijn niet betaalt, wordt door de directeur-generaal van De Lijn, of zijn afgevaardigde een dwangbevel uitgevaardigd en uitvoerbaar verklaard. 20.12. Binnen dertig dagen na de kennisgeving door de dienst Administratieve Geldboetes kan de overtreder via een aangetekende zending een gemotiveerd verzoek tot vermindering of kwijtschelding van de administratieve geldboete aan de directeur-generaal van De Lijn richten. De directeur-generaal van De Lijn beslist over dit verzoek. Als de overtreder dit wenst, kan hij gehoord worden en zich laten bijstaan door een raadsman. 20.13. Gedurende het onderzoek van het verzoekschrift is de verplichting tot het betalen van de administratieve geldboete geschorst. 20.14. De beslissing over het verzoek tot vermindering of kwijtschelding van de administratieve geldboete wordt genomen binnen drie maanden na de indiening van het verzoekschrift. Deze termijn kan éénmaal met drie maanden worden verlengd op basis van een omstandige motivatie. Als binnen deze termijn geen beslissing wordt genomen, wordt het verzoek ingewilligd. 20.15. De definitieve beslissing over het verzoek tot vermindering of kwijtschelding van de administratieve geldboete wordt uitvoerig gemotiveerd aan de overtreder. Dit gebeurt via een aangetekende brief. 20.16. Vanaf de kennisgeving van de uiteindelijke beslissing van de directeur-generaal van De Lijn in verband met het verzoekschrift, vangt voor de betaling van de administratieve geldboete een nieuwe termijn van dertig dagen aan. Als de overtreder deze administratieve geldboete binnen dertig dagen niet betaalt, wordt door de directeur-generaal van De Lijn, of zijn afgevaardigde een dwangbevel uitgevaardigd en uitvoerbaar verklaard. 21. Administratieve geldboetes 21.1. (Art. 64). Het is niet toegestaan : 21.1.1. de infrastructuur, de installaties of de apparatuur van de VVM te bevuilen of er oneigenlijk gebruik van te maken; 21.1.2. de voertuigen van de VVM te bevuilen; 21.1.3. in de voertuigen, aan de haltes of in de openbare ruimtes van de VVM de dienst van de VVM te belemmeren; 21.1.4. op de sporen, in de voertuigen, aan de haltes of in de openbare ruimtes van de VVM een voorwerp of een stof te werpen of achter te laten; 21.1.5. in de voertuigen, aan de haltes of in de openbare ruimtes van de VVM in het bezit te zijn van een voorwerp dat of een stof die, klaarblijkelijk en onmiddellijk, personen kan bevuilen, hinderen of ongemak berokkenen;
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 21.1.6. in de voertuigen, aan de haltes of in de openbare ruimtes van de VVM de openbare orde te verstoren, dan wel de rust van de aldaar aanwezigen ernstig te verstoren door : a) klaarblijkelijke staat van openbare dronkenschap of beneveling door verdovende middelen of psychotrope stoffen; b) klaarblijkelijke staat van onzindelijkheid; c) ongewenste fysieke contacten; d) beledigende, onzedelijke, intimiderende of bedreigende uitlatingen of handelingen; 21.1.7. in de voertuigen, in de schuilhuisjes en in de andere overdekte openbare ruimtes van de VVM te roken, met behoud van de toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 mei 1990 tot het verbieden van het roken in bepaalde openbare plaatsen; 21.1.8. zich zonder toestemming toegang te verschaffen tot de dienstlokalen en doorgangen die voor het publiek verboden en als dusdanig aangegeven zijn; 21.1.9. misbruik te maken van de reservatiemogelijkheden bij de centrale voor vraagafhankelijk vervoer, zoals ze worden bepaald door de minister, met inbegrip van de daaraan verbonden voorwaarden; 21.1.10. zich over de veiligheidsafsluitingen of -markeringen van de perrons te buigen of te begeven; 21.1.11. te weigeren om gevolg te geven aan de aanwijzingen die door bestuurders van de voertuigen of door de personen die belast zijn met het toezicht worden gegeven. 21.2. (Art. 65). Het is niet toegestaan : 21.2.1. de infrastructuur, de installaties of de apparatuur van de VVM te beschadigen of te ontregelen; 21.2.2. de voertuigen van de VVM te hinderen, te doen vertragen of te beschadigen; 21.2.3. de seinen van de VVM aan te raken of de zichtbaarheid ervan te belemmeren; 21.2.4. de elektrische leidingen en installaties van de VVM aan te raken; 21.2.5. in de voertuigen, aan de haltes of in de openbare ruimtes van de VVM in het bezit te zijn van een voorwerp dat of een stof die, klaarblijkelijk en onmiddellijk, personen kan kwetsen, of hen aan een ander gevaar voor hun fysieke integriteit kan blootstellen. 21.3. Onderafdeling II. Specifieke verplichtingen van de reizigers aan boord van de voertuigen van de VVM. 21.3.1. (Art. 66) Zodra de reiziger in het voertuig plaatsneemt, moet hij in het bezit zijn van een van de vervoerbewijzen dat geldig is of geldig is gemaakt voor de rit, of van een vervoerbewijs of bewijsstuk dat hem recht geeft op gratis vervoer. Het vervoerbewijs moet geldig zijn voor de volledige rit die hij ermee aflegt. De reiziger moet dat vervoerbewijs of bewijsstuk tijdens de reis steeds tonen aan de personen die met de controle zijn belast. De reiziger die een tariefvermindering geniet en daartoe over een verminderingskaart moet beschikken overeenkomstig, moet die verminderingskaart steeds tonen aan de personen die met de controle zijn belast. De reiziger moet steeds zijn identiteit kunnen bewijzen. 21.3.2. De reiziger zonder geld of zonder gepast geld moet dat aan de bestuurder melden als hij in het voertuig stapt. De reiziger moet het voor die rit verschuldigde bedrag en de administratiekosten betalen aan de VVM binnen een termijn van veertien dagen. Als hij niet betaalt binnen die termijn, wordt dat gelijkgesteld met een overtreding van §1, eerste lid. De minister bepaalt vanaf welk bedrag de bestuurder bankbiljetten mag weigeren als het onmogelijk is om ervan terug te geven. 21.4. (Art. 67) Het is niet toegestaan : 21.4.1. tijdens de rit de bestuurder of een ander personeelslid van de VVM te misleiden door loos alarm te slaan, of op een andere wijze; 21.4.2. de deuren te blokkeren of ertegen te leunen; 21.4.3. uit het voertuig een voorwerp of een stof te werpen; 21.4.4. de aangegeven regels voor het exclusieve gebruik van de deuren van de voertuigen van de VVM niet na te leven; 21.4.5. met behoud van de toepassing van artikel 64, 11°, te weigeren om gevolg te geven aan de aanwijzingen die door bestuurders van de voertuigen of door de personen die belast zijn met het toezicht.
12055
12056
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 21.5. (Art. 68) Het is niet toegestaan : 21.5.1. in of uit het voertuig te stappen voor het volledig stilstaat of als het aan het manoeuvreren is; 21.5.2. misbruik te maken van het noodsein; 21.5.3. gebruik te maken van de noodbediening van de deuren, of de deuren op een andere wijze te openen, behoudens in geval van gevaar en als het voertuig stilstaat; 21.5.4. gebruik te maken van een vervalst vervoerbewijs, van een vervalst bewijsstuk voor gratis vervoer of een tariefvermindering, of van een vervalste verminderingskaart; 21.5.5. gebruik te maken van een gepersonaliseerd vervoerbewijs, van een bewijsstuk dat recht geeft op gratis vervoer of een tariefvermindering, of van een verminderingskaart, telkens op naam van een andere persoon. » De administratieve geldboete bedraagt : 1° bij een overtreding van artikel 21.1, 21.3 en 21.4 : 75 euro; 2° bij een overtreding van artikel 21.2 en 21. 5 : 150 euro; « Als, binnen een periode van twaalf maanden vanaf de kennisgeving van een eerste overtreding als vermeld in het eerste lid, door de overtreder een of meer soortgelijke overtredingen worden gepleegd, bedraagt de administratieve geldboete : 1° bij een overtreding van artikel 21.1, 21.3 en 21.4 : a) bij een tweede overtreding : (200 euro); b) bij een derde overtreding en bij elke volgende overtreding : (400 euro); 2° bij een overtreding van artikel 21.2 en 21.5 : a) bij een tweede overtreding : (400 euro); b) bij een derde overtreding en bij elke volgende overtreding : (500 euro).) »
22. Toezicht- en administratiekosten a. U 5 (prijs dagpas)
14. De reiziger heeft geen geld bij en de procedure « Reiziger zonder geld » wordt toegepast. De administratiekost wordt aangerekend bovenop de ritprijs die steeds gelijk is aan het tarief voor een biljet volle prijs. Indien de reiziger de administratiekost plus de ritprijs niet betaalt binnen de veertien dagen, vervalt de voorziene administratiekost en wordt aan de betrokkene een administratieve geldboete opgelegd zoals voorzien bij « Administratieve geldboete - e.9 ». Indien de reiziger waarvoor de procedure « Reiziger zonder gepast geld » toegepast wordt, de verschuldigde ritprijs niet betaalt binnen de veertien dagen, wordt aan de betrokkene een administratieve geldboete opgelegd zoals voorzien bij « Administratieve geldboete - e.9 ». b. U 10,00 (prijs 3-dagenpas)
15. Aanmaak van een duplicaat van een abonnement of een gelijkgesteld gepersonaliseerd vervoerbewijs (Buzzy Pazz, Omnipas, Omnipas 65+, Netabonnement, ...). Bij verlies, diefstal of slijtage van een abonnement, kan de abonnee een duplicaat bekomen. * Bij slijtage van een abonnement waarvan de gegevens nog leesbaar zijn, is de vervanging gratis. * In alle andere gevallen wordt de administratiekost toegepast. * Binnen een periode van 12 maanden kunnen tot maximum 3 duplicaten worden afgeleverd; de prijs van het duplicaat is het veelvoud van de prijs van een eerste duplicaat (prijs tweede duplicaat = prijs duplicaat x 2, prijs derde duplicaat = prijs duplicaat x 3). 16. Aanmaak van een attest De Lijn. c. U 5,00 (prijs dagpas)
17. Terugbetaling van een Buzzy Pazz of Omnipas. Deze administratiekost wordt geïnd door bij een terugbetaling van een abonnement het terug te betalen bedrag met deze administratiekost te verminderen. Als bij de terugbetaling van een Buzzy Pazz of Omnipas, het totaal terug te betalen bedrag lager is dan S 5,00 (bedrag van de administratiekost), dan wordt er geen terugbetaling uitgevoerd.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE IV Diversen 23. Reiziger zonder (gepast) geld 23.1. Reiziger zonder geld 23.1.1. Een reiziger zonder geld mag gebruik maken van de diensten van De Lijn als hij zich in regel stelt. Vóór het begin van de reis moet hij zich uit eigen beweging onmiddellijk bij de chauffeur - of op de Kustlijnen aan de halte met geopend loket - aanmelden. 23.1.2. De chauffeur of loketbediende noteert de identiteit van de reiziger zonder geld en overhandigt hem een document « reiziger zonder geld/zonder gepast geld » waarop de vervoerprijs en de administratiekost staan, alsook een biljet « niet betaald ». De reiziger die ouder is dan 12 jaar moet zijn identiteitskaart voor leggen. Indien hij jonger is dan 12 jaar kan de identiteit worden nagegaan aan de hand van de schoolagenda of andere mogelijke documenten. 23.1.3. De reiziger ondertekent dit document als verbintenis om de vervoerprijs, vermeerderd met de administratiekost (zie 22.f), te betalen binnen de 14 dagen. 23.1.4. De vervoerprijs die de reiziger moet betalen, is steeds de prijs van de rit met een biljet. 23.2. Reiziger zonder gepast geld 23.2.1. De reiziger heeft het recht een vervoerbewijs te betalen met een bankbiljet van maximum S 10 of een bankbiljet waarvan de waarde maximum het dubbele bedraagt van het te betalen bedrag. Voorbeeld : * Een biljet 1 zone (waarde S 1,60) mag betaald worden met een biljet van maximum S 10. * Een 3-dagenpas (waarde S 10) mag betaald worden met een biljet van maximum S 20. Indien de chauffeur niet kan teruggeven, wordt voor de reiziger de procedure « reiziger zonder gepast geld » toegepast. De reiziger moet de prijs voor zijn reis betalen binnen een termijn van veertien dagen, en dit zonder extra administratiekost. 23.2.2. De chauffeur of loketbediende noteert de identiteit van de reiziger zonder gepast geld en overhandigt hem een document ″reiziger zonder geld/zonder gepast geld″ waarop de vervoerprijs staat, alsook een biljet « niet betaald ». De reiziger die ouder is dan 12 jaar moet zijn identiteitskaart voor leggen. Indien hij jonger is dan 12 jaar kan bv. aan de hand van de schoolagenda de identiteit worden nagegaan. 23.2.3. De reiziger ondertekent dit document als verbintenis om de vervoerprijs te betalen binnen de 14 dagen. 23.2.4. De vervoerprijs die de reiziger moet betalen, is steeds de prijs van de rit met een biljet. 23.3. Bij overstap 23.3.1. De reiziger wordt beschouwd als een reiziger in overstap. 23.3.2. De chauffeur reikt geen biljet uit. Hij steekt het gebruikte biljet in de ontwaarder en drukt het volledige aantal zones in. Hij vermeldt op het document het bedrag afgedrukt door de ontwaarder, en kruist in de rubriek toeslag « overstap » aan. 23.3.3. Na het document ondertekend te hebben, ontvangt de reiziger de witte kopie van het document (overschrijving). 23.3.4. De procedure moet herhaald worden telkens de reiziger overstapt. 24. Ontwaardingsapparatuur defect 24.1. De chauffeur meldt onmiddellijk elk defect van de ontwaardingsapparatuur. Vanaf deze melding is het vervoer op het voertuig met defecete ontwaardingsapparatuur gratis. De defecte ontwaardingsapparatuur wordt zo snel mogelijk hersteld of vervangen. Er wordt een volledige rapportering voorzien van de periode dat het vervoer op een voertuig gratis is wegens defecte ontwaardingsapparartuur. 25. Gevonden voorwerpen 25.1. Een personeelslid van De Lijn of van een exploitant dat verloren of achtergelaten voorwerpen of geldsommen vindt in een voertuig, schuilhuisje, station of aanhorigheid van De Lijn of een exploitant, geeft deze zo vlug mogelijk af in de stelplaats of in de zetel van de exploitant. 25.2. Een chauffeur die een verloren voorwerp in zijn voertuig vindt, maakt met de ontwaardingsapparatuur via de functie F122 een « Algemene Informatiekaart » en voegt deze kaart bij het gevonden voorwerp. Deze kaart bevat alle identificatiegegevens nodig voor het later opsporen van het gevonden voorwerp en de vinder ervan. 25.3. Een reiziger die een voorwerp verloren heeft in een voertuig, schuilhuisje, station of aanhorigheid van De Lijn of een exploitant, kan hieromtrent contact opnemen met De Lijn via De LijnInfo. Als dit onmiddellijk na het verlies gebeurt en het betreft een voorwerp van waarde, dan zal getracht worden het verloren voorwerp zo snel mogelijk op te sporen. In andere gevallen zal de reiziger doorverwezen worden naar de desbetreffende verzamelplaats van gevonden voorwerpen. 25.4. Als de identiteit en het adres van de eigenaar van een gevonden voorwerp gekend is, wordt hij per brief ingelicht of wordt het gevonden voorwerp nagestuurd (abonnement, vrijkaart, ). In andere gevallen wordt het gevonden voorwerp gedurende 14 dagen in de stelplaats of in de zetel van de exploitant bewaard. Voorwerpen die aan een spoedig bederf blootgesteld zijn worden echter niet bewaard. Na 14 dagen worden niet-afgehaalde gevonden voorwerpen doorgestuurd naar de entiteitzetel waar ze nog tenminste 5 maanden bewaard worden. 25.5. Eigenaars van een gevonden voorwerp kunnen dit enkel afhalen nadat ze een correcte omschrijving van het gevonden voorwerp, en de omstandigheden waarin het verloren is geraakt, hebben gegeven. Zij moeten hun identiteit bekend maken.
12057
12058
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE V. SMS-Ticketing 26. Algemeen 26.1. De Lijn overweegt voor haar reguliere diensten van, in en naar het Vlaamse Gewest een sms-ticketing project op te starten en te implementeren. De eerste fase van de implementatie van het project betreft een pilootproject. Tijdens de duur van dit pilootproject gelden in het bijzonder de bepalingen van dit hoofdstuk met betrekking tot sms-tickets. Bij het verstrijken van de duur van het pilootproject blijven zij van toepassing indien De Lijn verder sms-tickets aanbiedt. Indien De Lijn evenwel beslist geen sms-tickets meer aan te bieden na het pilootproject, dan vervalt dit hoofdstuk V. 26.2. Alle bepalingen in de voorgaande hoofdstukken van deze Algemene Reisvoorwaarden De Lijn zijn naar analogie van toepassing op de aankoop en het gebruik van sms-tickets, tenzij deze onverenigbaar zijn met de aard van sms-tickets of van die voorwaarden in dit hoofdstuk expliciet wordt afgeweken. 27. SMS-Tickets 27.1. Sms-tickets zijn elektronische vervoersbewijzen in de vorm van een sms-bericht, die kunnen worden aangekocht via het verzenden van een sms-bericht per gsm door de reizigers die gerechtigd zijn op de sms-diensten van een telecomoperator. De betaling van het sms-ticket geschiedt via de telecomoperator. 27.2. Een sms-ticket is steeds gekoppeld aan de SIM-kaart van de reiziger die een sms-ticket aankoopt, en niet aan diens gsm, zodat wanneer de SIM-kaart wordt vervangen tijdens de geldigheidsduur van een sms-ticket, ook het geldige sms-ticket verdwijnt. 27.3. Per sms-bericht dat door een reiziger wordt verzonden, ontvangt de reiziger 1 sms-ticket, op voorwaarde dat de aanvragende reiziger over voldoende beltegoed beschikt. Meerdere personen die samen reizen, kunnen via eenzelfde gsm sms-tickets aankopen. Daarvoor moet per reiziger via afzonderlijk sms-bericht een sms-ticket worden besteld. Als meerdere personen samen reizen met meerdere geldige sms-tickets (één sms-ticket per reiziger) die op één en dezelfde gsm worden bewaard, dan moeten deze personen de volledige reis samen blijven. Als in dit geval toch één van deze personen zijn reis zou onderbreken, dan moeten de overige reizigers de gsm gedurende de rest van de reis bij zich houden. 27.4. Het is de reiziger niet toegestaan om : — een ontvangen sms-ticket, waarvan de tijdslimiet nog niet verstreken is, door te geven door het overhandigen van de gsm of de afzonderlijke SIM-kaart aan een andere gebruiker; of — een sms-ticket door te zenden naar een andere gebruiker. Dit wordt als een vorm van fraude beschouwd. 28. Gebruik 28.1. Sms-tickets zijn geldig op de diensten van het geregeld vervoer van De Lijn in of vertrekkende uit de stadsgebieden Antwerpen en Gent, met dien verstande dat sms-tickets niet kunnen worden gebruikt op de lijnen van geregeld vervoer in Antwerpen waarvoor een bijzonder nachttarief geldt. 28.2. De sms-ticketreiziger moet zich uit eigen beweging vóór het begin van de reis een sms-ticket aanschaffen. Dit impliceert dat de reiziger zijn sms-ticket moet ontvangen hebben vooraleer hij op het voertuig plaats neemt. 28.3. De ontvangst van een sms-ticket geeft recht op een tijdslimiet, waarbinnen de reiziger vrij mag reizen en overstappen, ongeacht het aantal zones dat wordt doorkruist. De tijdslimiet wordt weergegeven in het ontvangen sms-ticket en bedraagt 60 minuten. 28.4. Vóór het verstrijken van de tijdslimiet van het sms-ticket kan de sms-ticketreiziger onbeperkt gebruik maken van meerdere voertuigen van De Lijn. Sms-tickets zijn geldig tijdens de volledige duurtijd ervan, ongeacht het aantal zones dat wordt doorkruist. De sms-ticketreiziger kan zich derhalve over de grenzen van meerdere zones verplaatsen, voor zover dit gebeurt binnen de tijdslimiet van het sms-ticket. De sms-ticketreiziger die voor een langere duur wenst te reizen dan de geldigheidsduur van zijn sms-ticket toelaat, moet zich, vooraleer de tijdslimiet van het sms-ticket is verstreken, in regel stellen door de aankoop en/of ontwaarding van een nieuw geldig vervoerbewijs. 28.5. De sms-ticketreiziger moet zijn sms-ticket bij elke opstap spontaan en op duidelijk wijze tonen aan de chauffeur. Op de trams en bussen waar de reiziger ook aan de midden- of achterdeur mag opstappen, hoeft dat niet. Indien het sms-ticket niet volledig zichtbaar is op het scherm van de gsm, kan de chauffeur de reiziger vragen om het sms-ticket, alsook het afzendnummer volledig zichtbaar te maken. De sms-ticketreiziger kan vóór het verstrijken van de tijdslimiet van zijn sms-ticket onbeperkt op andere voertuigen van De Lijn overstappen. Bij elke overstap moet de sms-ticketreiziger zijn sms-ticket spontaan en op duidelijke wijze aan de chauffeur tonen. Indien het sms-ticket niet duidelijk zichtbaar is op het scherm van de gsm, kan de chauffeur de reizigers vragen om het sms-ticket, alsook het telefoonnummer van de afzender, volledig zichtbaar te maken.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE 29. Aankoop 29.1. Om een geldig sms-ticket aan te kopen moet de reiziger een sms-bericht verzenden naar het verkort nummer 4884, met de volgende boodschap : — In Antwerpen : de boodschap ’DLA’ — In Gent : de boodschap ’DLG’ Het gebruik van hoofdletters en kleine letters is toegelaten (bvb, ’DLa’, ’dlG’, ’DLG’, ...,) evenals van spaties voor, in en achteraan (bvb, ’DLa’, ’dl g’, ’DL A’, ...). Foutieve boodschappen (bvb, ’DLAA’, ’DLLG’) worden niet aanvaard. Voor deze boodschappen worden geen sms-ticket afgeleverd. De aanvragende reiziger zal hiervan op de hoogte worden gebracht door een foutmelding per sms-bericht. Deze foutmelding is geen geldig vervoerbewijs. 29.2. Een sms-ticket kan niet worden aangekocht via buitenlandse telecomoperatoren. Voor reizigers die gerechtigd zijn op de sms-diensten van een telecomoperator ingevolge een gsm-bedrijfsabonnement, is de mogelijkheid om sms-tickets aan te kopen afhankelijk van de bedrijfsvoorwaarden die voor hen gelden met betrekking tot dit gsm-bedrijfsabonnement. 29.3. Wanneer de reiziger een sms-bericht met een geldige boodschap naar het verkorte nummer, zoals bepaald in artikel 29.1, heeft verzonden en de aanvragende reiziger over voldoende beltegoed beschikt, ontvangt de reiziger een sms-ticket met de volgende informatie : — de veiligheidscode waardoor het sms-ticket identificeerbaar is; — de tijdslimiet van het sms-ticket; — de prijs van het sms-ticket. 29.4. Wanneer omwille van technische redenen of ingevolge onvoldoende beltegoed, geen sms-ticket aan de reiziger kan worden bezorgd, zal de aanvragende reiziger hiervan op de hoogte worden gebracht door een foutmelding per sms-bericht. Deze foutmelding is geen geldig vervoerbewijs. 30. Prijs 30.1. De prijs van een sms-ticket is gelijk aan de biljetprijs uit voorverkoop op korte afstand. Aldus kost een sms-ticket S 1,20, (inclusief BTW). 30.2. Het sms-bericht, waarmee het sms-ticket wordt aangevraagd, zal worden aangerekend aan de reiziger overeenkomstig de tussen de reiziger en de telecomoperator overeengekomen voorwaarden. 30.3. Sms-berichten met foutmeldingen worden niet aangerekend aan de reiziger die een sms-ticket heeft aangevraagd. 31. Betaalwijze De prijs van een sms-ticket en de kost van het sms-bericht waarmee het sms-ticket wordt aangevraagd, zullen door de telecomoperator worden aangerekend aan de sms-ticketreiziger, hetzij onmiddellijk, hetzij op een later tijdstip, naar gelang de reiziger een prepaid dan wel een post paid betaalwijze met zijn telecomoperator is overeengekomen. 32. Terugbetaling De prijs van het sms-ticket wordt onder geen enkel beding terugbetaald. De kost van het sms-bericht waarmee het sms-ticket wordt aangevraagd, wordt nooit terugbetaald. 33. Verzakingsrecht 33.1. De Lijn kan niet verantwoordelijk worden gesteld wanneer een reiziger er, om welke reden dan ook, niet in slaagt een sms-ticket aan te kopen. In voorkomend geval zal de reiziger via een ander verkoopkanaal een geldig vervoerbewijs moeten aankopen. 33.2. De reiziger beschikt niet over het recht om aan de aankoop van het sms-ticket te verzaken. 34. Verwerking persoonsgegevens De bestelling door een reiziger van sms-tickets zal aanleiding geven tot de verwerking van persoonsgegevens van die reiziger. De Lijn is verantwoordelijk voor de verwerking van deze persoonsgegevens. Deze verwerking zal geschieden overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. De verwerking van de persoonsgegevens van de sms-ticketreiziger heeft als doel en is noodzakelijk voor het verlenen van de sms-ticketing dienst en het ter beschikking stellen van sms-tickets. Door het bestellen van sms-tickets per sms-bericht, verleent de reiziger op ondubbelzinnige wijze zijn toestemming tot de verwerking van zijn persoonsgegevens overeenkomstig de wet van 8 december 1992. De Lijn evenals alle personen waarop de Lijn een beroep doet in het kader van haar dienstverlening en die voor haar rekening persoonsgegevens verwerken, hebben toegang tot de gegevens van de sms-ticketreiziger, met als enig doel het verlenen van de sms-ticketing dienst. De Lijn geeft in geen geval de persoonsgegevens van de sms-ticketreiziger aan derden door.
12059
12060
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE De sms-ticketreiziger beschikt over een recht tot toegang en verbetering van zijn persoonsgegevens en moet zich in dat kader tot de Help Desk richten overeenkomstig artikel 35. 35. Helpdesk Voor alle bijkomende informatie rond sms-ticketing kan de reiziger terecht op de website van De Lijn (www.delijn.be), of bij de LijnInfo. Voor meer informatie over of bij problemen met een specifiek sms-ticket, kan de reiziger eveneens terecht bij de LijnInfo. De LijnInfo is bereikbaar op weekdagen tussen 7 uur en 19 uur en in weekends en feestdagen van 10 uur tot 18 uur op het telefoonnummer 070-220 200. 36. Bijzondere controleprocedure inzake sms-tickets 36.1. De reiziger die gebruik maakt van een sms-ticket moet te allen tijde zijn sms-ticket, alsook het tijdstip van ontvangst van het sms-ticket op een duidelijke en leesbare manier aan de controleur tonen. Indien het sms-ticket niet volledig zichtbaar is op het scherm van de gsm, kan de controleur de reiziger vragen om het sms-ticket, alsook het afzendnummer volledig zichtbaar te maken. 36.2. Bij elke controle moet de sms-ticketreiziger een geldig sms-ticket kunnen voorleggen. De sms-ticketreiziger is verantwoordelijk voor het tonen van een geldig sms-ticket bij de controle. De Lijn kan niet verantwoordelijk worden gesteld wanneer een reiziger er niet in slaagt een geldig sms-ticket voor te leggen. 36.3. De controleur is gemachtigd om bij het controleren van sms-tickets het gsm-nummer van de smsticketreiziger te vragen. De controleur kan dit gsm-nummer doorgeven aan de Helpdesk per telefoon of sms-bericht, waarna de Helpdesk aan de hand van dit gsm-nummer de aankoop van een sms-ticket kan nagaan. Op verzoek van de controleur kan de Helpdesk een controlebericht verzenden naar het gsm-nummer zoals door de reiziger verstrekt ter controle van de aankoop van een sms-ticket. 36.4. De controleur is gerechtigd om administratieve geldboetes of toezichts- en administratiekosten op te leggen aan de sms-ticketreiziger zonder geldig sms-ticket.
* VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [2008/35241] Provincie Oost-Vlaanderen. — Ruimtelijke ordening BERLARE. — Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Berlare wordt goedgekeurd mits rekening wordt gehouden met de geciteerde overwegingen en met uitsluiting van volgende bepalingen in het richtinggevend deel : — de zinsnede « Zonevreemde horeca en handel kunnen binnen het afwegingskader van de zonevreemde bedrijven afgewogen worden », die voorkomt onder « Ontwikkelingsperspectieven kleinhandel en horeca » in de gewenste economische structuur; — de aanduiding van de parkeervoorziening (bundelen parkeren) ter hoogte van de toegangsweg Nieuwdonk op de kaart 5 « gewenste verkeers- en vervoersstructuur »; — de uitspraken inzake de zonevreemde tennis de Donk en het zonevreemd voetbalveld en trapveld te Uitbergen uit het deelruimtenbeleid, (hoofdstuk 4 « Gewenste ruimtelijke structuur deelruimtes », onder punt 4.3 « Gewenste structuur kern Donk en onder punt 4.4. « Gewenste structuur kern Uitbergen), alsook op de kaart 9 « Gewenste structuur Donk »; — de titel « behouden bestaande verblijfsrecreatie op huidige dynamiek » en de laatste zin van de bijhorende alinea : « De bestaande vergunde terreinen kunnen evenwel op hun huidige dynamiek behouden blijven. » die voorkomen onder het onderdeel 3.5. « Gewenste perspectieven voor andere functies », deel « Recreatie en toerisme ».
* VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed
[2008/35330] Ruimtelijke ordening. — Bekendmaking gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ROESELARE. — Bij besluit van 26 november 2007 van de gemeenteraad van Roeselare werd de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake de plaatsing van schotelantennes en telecommunicatiemasten, definitief vastgesteld. Deze verordening werd op 17 januari 2008 goedgekeurd door de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen, met uitzondering van artikel 2 en van het tweede lid van artikel 7. De stedenbouwkundige verordening ligt voor iedereen ter inzage in het stadhuis.
12061
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2008/200550] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets Enregistrement n° 2008/648 délivré à l’administration communale de Gesves L’Office wallon des déchets, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 favorisant la valorisation de certains déchets tel que modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004; Vu la demande d’enregistrement introduite par l’administration communale de Gesves, chaussée de Gramptinne 112, à 5340 Gesves, le 22 janvier 2008; Considérant que la demande a été déclarée complète et recevable; Considérant que les conditions requises en vertu de l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin précité sont rencontrées par le demandeur, Décide : Article 1er. L’administration communale de Gesves, sise chaussée de Gramptinne 112, à 5340 Gesves, est enregistrée sous le no 2008/648. Art. 2. Les déchets repris sous les codes 170504 et 010102 dans l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 favorisant la valorisation de certains déchets sont admis pour les modes d’utilisation repris dans le tableau ci-dessous. Art. 3. Toute demande de certificat d’utilisation doit être introduite selon le prescrit de l’article 6 de l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 favorisant la valorisation de certains déchets et conformément au modèle repris en annexe IV dudit arrêté. Art. 4. Les conditions d’exploitation reprises en annexe font partie intégrante du présent enregistrement. Art. 5. L’enregistrement est délivré pour une période de dix ans prenant cours le 1er février 2008 et expirant le 31 janvier 2018. Art. 6. Les déchets visés par le présent enregistrement sont identifiés, caractérisés et utilisés selon les termes énoncés dans le tableau ci-dessous :
Code 170504
Nature du déchet Terres de déblais
Comptabilité
Certificat d’utilisation
Circonstances de valorisation du déchet Récupération et utilisation de terres naturelles p ro v e n a n t d e l’industrie extractive, d’un aménagement de sites ou de travaux de génie civil
Caractéristiques du déchet valorisé Terres naturelles non contaminées répondant aux caractéristiques de référence de la liste guide figurant à l’annexe II, point 1 de l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 favorisant la valorisation de certains déchets
Mode d’utilisation (dans le respect des dispositions du CWATUP) - Travaux de remblayage, à l’exception des CET existants et des sites désignés au plan des CET - Travaux d’aménagement de sites en zone destinée à l’urbanisation - Réhabilitation de sites désaffectés pollués ou contaminés s u i v a n t u n p ro c e s s u s approuvé par la Région - Aménagement et réhabilitation de centres d’enfouissement technique (CET)
12062
Code 010102
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Nature du déchet
Comptabilité
Certificat d’utilisation
Matériaux pierreux à l’état naturel
Namur, le 1er février 2008. Le premier attaché, Ir. A. GHODSI
Circonstances de valorisation du déchet
Caractéristiques du déchet valorisé
Récupération et utilisation de matériaux pierreux provenant de l’industrie extractive, d’un aménagement de sites ou de travaux de génie civil
Matériaux pierreux naturels non souillés, non métallifères, non susceptibles de réaction avec le milieu ambiant ou environnant et répondant à la PTV 400
L’inspecteur général a.i., Ir. A. HOUTAIN
Mode d’utilisation (dans le respect des dispositions du CWATUP) - Travaux de remblayage, à l’exception des CET existants et des sites désignés au plan des CET - Empierrements - Travaux de sous-fondation - Travaux de fondation - Couches de revêtement - Accotements - Travaux de construction ou de rénovation d’ouvrages d’art ou de bâtiments - Réhabilitation de sites désaffectés pollués ou contaminés s u i v a n t u n p ro c e s s u s approuvé par la Région - Aménagement et réhabilitation de centres d’enfouissement technique (CET)
Cachet de l’Office
ANNEXE Conditions d’exploitation liées à l’enregistrement no 2008/648 délivré à l’administration communale de Gesves I. COMPTABILITE DES DECHETS 1. La comptabilité reprend : 1o les numéros des lots; 2o la nature des déchets identifiés selon les codes de l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 favorisant la valorisation de certains déchets; 3o les quantités livrées; 4o les dates de livraison; 5o l’identité et l’adresse des destinataires ou des fournisseurs selon le cas; 6o l’origine, ou la destination des lots. 2. Ces informations sont consignées dans des registres tenus de manière à garantir leur continuité matérielle ainsi que leur régularité et l’irréversibilité des écritures. Ces registres sont tenus par ordre de dates, sans blancs ni lacunes. En cas de rectification, l’écriture primitive doit rester visible. 3. Les registres sont tenus en permanence à disposition des fonctionnaires de la Division de la Police de l’Environnement et de l’Office wallon des déchets. Les registres sont conservés par l’administration communale de Gesves pendant dix ans à partir du 1er janvier de l’année qui suit leur clôture. 4. Toute tenue de registre imposée au requérant en vertu d’une autorisation ou d’un arrêté pris en exécution du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets vaut comptabilité. II. MODELE DU REGISTRE 1. Dans le cas où aucune comptabilité telle que précisée au I.4. n’est imposée, le registre est constitué d’un volume relié dont les pages sont numérotées de façon continue, paraphées et datées par un fonctionnaire de la direction territoriale compétente de la Division de la Police de l’Environnement, par série de 220 pages. 2. En tout état de cause, le registre reprend les informations reprises en I.1 sous la forme suivante : N° de lot
Nature du déchet
Code
Quantité livrée en tonnes
N° du bon de pesage
Date de livraison
Identité et adresse, tél., fax et e-mail du destinataire/fournisseur
Origine/destination des lots
Vu pour être annexé à l’enregistrement no 2008/648/3 délivré à l’administration communale de Gesves. Namur, le 1er février 2008. Le premier attaché, Ir. A. GHODSI
L’inspecteur général a.i., Ir. A. HOUTAIN
Cachet de l’Office
12063
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2008/200546] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la « BV Van Deuren Transport », en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général a.i., Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par la « BV Van Deuren Transport », le 25 janvier 2008; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La « BV Van Deuren Transport », sise Harsellarseweg 86, à NL-3771 MB Barneveld, est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2008-01-31-01. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets ménagers et assimilés; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.
12064
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 31 janvier 2008. Ir. A. HOUTAIN
12065
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2008/200547] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la SA Erji Garden, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général a.i., Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par la SA Erji Garden, le 11 janvier 2008; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La SA Erji Garden, sise Grand’Route 69, à 1435 Corbais, est enregistrée en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2008-01-31-02. § 2. Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : — déchets ménagers et assimilés; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.
12066
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, sont autorisés sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de collecte ou de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 31 janvier 2008. Ir. A. HOUTAIN
12067
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2008/200548] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Ludovic Hainaut, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général a.i., Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par M. Ludovic Hainaut, le 15 janvier 2008; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. M. Ludovic Hainaut, Doornzelestraat 114, à 9000 Gent, est enregistré en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2008-01-31-03. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets ménagers et assimilés; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.
12068
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrant pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrant transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrant transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrant n’ait été entendu. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 31 janvier 2008. Ir. A. HOUTAIN
12069
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2008/200549] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Sylvio Hennebert, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général a.i., Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par M. Sylvio Hennebert, le 21 décembre 2008; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. M. Sylvio Hennebert, quai de l’Escaut 56, à 7620 Bléharies, est enregistré en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2008-01-31-04. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets ménagers et assimilés; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.
12070
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrant pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrant transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrant transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrant n’ait été entendu. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 31 janvier 2008. Ir. A. HOUTAIN
12071
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST — REGION DE BRUXELLES-CAPITALE MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE
[2008/31070]
[2008/31070]
Bescherming van het erfgoed
Protection du patrimoine
Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2007 wordt beschermd als monument de inspringzone en het hekwerk in smeedijzer, de gevels, het dak (met inbegrip van het bijgebouw van 1922), de inkomhal en de trappenhal, evenals de vloeren, de plafonds, de muren, het houtwerk en de glasramen van de voorkelder, het gelijkvloers, de bel-étage en de tussenverdiepingen van het huis gelegen Molièrelaan 151, te Vorst, wegens hun historische, artistieke en estherische waarde. Het goed is bekend ten kadaster te Vorst, 3e afdeling, sectie B, 4e blad, perceel nr. 77 p3.
Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 8 novembre 2007, sont classés comme monument la zone de recul de sa grille en fer forgé, les façades et toitures (y compris l’annexe de 1922), le hall d’entrée, la cage d’escalier, ainsi que les planchers, plafonds et murs, menuiseries et vitraux de la cave avant, du rez-de-chaussée, du bel-étage et des entresols, de la maison sise avenue Molière 151, à Forest, en raison de leur intérêt historique, artistique et esthétique.
Afbakening van vrijwaringszone
Délimitation de la zone de protection
Le bien est connu au cadastre de Forest, 3e division, section B, 4e feuille, parcelle n° 77 p3.
12072
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
OFFICIELE BERICHTEN — AVIS OFFICIELS GRONDWETTELIJK HOF [2008/200571] Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arresten van 15 januari 2008 in zake respectievelijk H.E. en I.E., P.V., en K.S. en J.S., waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 29 januari 2008, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 235ter en/of artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat daarin niet wordt voorzien in een onmiddellijk cassatieberoep tegen een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling bij een controle van het vertrouwelijk dossier overeenkomstig de artikelen 189ter en/of 235ter [of : ’ 189ter en 235ter ’] van het Wetboek van strafvordering, dat een voorbereidend arrest is, terwijl artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, in afwijking van het eerste lid van dat artikel, onmiddellijk cassatieberoep toelaat tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling gewezen met toepassing van artikel 235bis van het Wetboek van strafvordering betreffende het onderzoek van de regelmatigheid van de rechtspleging dat een gelijkaardig voorbereidend arrest is als dit gewezen bij toepassing van artikel 235ter van het Wetboek van strafvordering ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4421, 4422 en 4423 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. De griffier, P.-Y. Dutilleux.
COUR CONSTITUTIONNELLE [2008/200571] Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêts du 15 janvier 2008 en cause respectivement de H.E. et I.E., P.V., et K.S. et J.S., dont les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour le 29 janvier 2008, la Cour de cassation a posé la question préjudicielle suivante : « L’article 235ter et/ou l’article 416, alinéa 2, du Code d’instruction criminelle violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu’ils ne prévoient pas un pourvoi en cassation immédiat contre un arrêt de la chambre des mises en accusation dans le cas d’un contrôle du dossier confidentiel conformément aux articles 189ter et/ou 235ter [ou : ’ 189ter et 235ter ’] du Code d’instruction criminelle, lequel arrêt est un arrêt préparatoire, alors que l’article 416, alinéa 2, du Code d’instruction criminelle permet, par dérogation au premier alinéa de cet article, un pourvoi en cassation immédiat contre l’arrêt de la chambre des mises en accusation rendu par application de l’article 235bis du Code d’instruction criminelle relatif à l’examen de la régularité de la procédure, lequel arrêt est un arrêt préparatoire analogue à celui rendu par application de l’article 235ter du Code d’instruction criminelle ? ». Ces affaires, inscrites sous les numéros 4421, 4422 et 4423 du rôle de la Cour, ont été jointes. Le greffier, P.-Y. Dutilleux.
VERFASSUNGSGERICHTSHOF [2008/200571] Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinen Urteilen vom 15. Januar 2008 in Sachen H.E. und I.E., P.V. beziehungsweise K.S. und J.S., deren Ausfertigungen am 29. Januar 2008 in der Kanzlei des Hofes eingegangen sind, hat der Kassationshof jeweils folgende präjudizielle Frage gestellt: «Verstößt Artikel 235ter und/oder Artikel 416 Absatz 2 des Strafprozessgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem darin keine direkte Kassationsbeschwerde gegen ein Urteil der Anklagekammer bei einer Prüfung der vertraulichen Akte gemäß den Artikeln 189ter und/oder 235ter [beziehungsweise ’ 189ter und 235ter ’] des Strafprozessgesetzbuches, wobei es sich um ein vorbereitendes Urteil handelt, vorgesehen ist, während Artikel 416 Absatz 2 des Strafprozessgesetzbuches in Abweichung von Absatz 1 dieses Artikels eine direkte Kassationsbeschwerde gegen das in Anwendung von Artikel 235bis des Strafprozessgesetzbuches bezüglich der Prüfung der Ordnungsmäßigkeit des Verfahrens verkündete Urteil der Anklagekammer ermöglicht, das ein ähnliches vorbereitendes Urteil ist wie jenes, das in Anwendung von Artikel 235ter des Strafprozessgesetzbuches ergeht?». Diese unter den Nummern 4421, 4422 und 4423 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragenen Rechtssachen wurden verbunden. Der Kanzler, P.-Y. Dutilleux.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIEEN ASSURANTIEWEZEN
12073
COMMISSION BANCAIRE, FINANCIERE ET DES ASSURANCES
[C − 2008/03070] 13 FEBRUARI 2008. — Besluit van de CBFA tot wijziging van de lijst van de beleggingsondernemingen waaraan in België een vergunning is verleend
[C − 2008/03070] 13 FEVRIER 2008. — Arrêté de la CBFA modifiant la liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique
Het Directiecomité van de Commissie voor het Bank-, Financieen Assurantiewezen,
Le Comité de Direction de la Commission bancaire, financière et des Assurances,
Gelet op artikel 53 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen krachtens hetwelk de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de lijst opmaakt van de beleggingsondernemingen waaraan in België een vergunning is verleend; Gelet op de lijst van de beleggingsondernemingen waaraan in België een vergunning is verleend, opgemaakt op 31 december 2006, evenals de sedertdien ingetreden wijzigingen; Overwegende dat de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen aan de vennootschap WEALTHEON NV, met maatschappelijke zetel te 1180 Ukkel, Prins van Oranjelaan 34, een vergunning heeft verleend als vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies voor de volgende in artikel 46, 1°, van de wet van 6 april 1995 bedoelde beleggingsdienst : 4. vermogensbeheer,
Vu l’article 53 de la loi du 6 avril 1995 relative au statut et au contrôle des entreprises d’investissement en vertu duquel la Commission bancaire, financière et des Assurances établit la liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique;
Besluit : De op 31 december 2006 opgemaakte lijst van de beleggingsondernemingen waarin in België een vergunning is verleend, wordt gewijzigd door toevoeging in de rubriek « b. vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies » van de vennootschap WEALTHEON NV, Prins van Oranjelaan 34, 1180 Ukkel, voor de beleggingsdienst 4. Brussel, 13 februari 2008.
Arrête : La liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique, arrêtée au 31 décembre 2006, est modifiée par l’insertion dans la rubrique « b. sociétés de gestion de portefeuille et de conseil en investissement » de la société WEALTHEON SA, avenue du Prince d’Orange 34, 1180 Uccle pour le service d’investissement 4.
De Voorzitter, J.-P. SERVAIS
Vu la liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique, arrêtée au 31 décembre 2006, et les modifications intervenues depuis cette date; Considérant que la Commission bancaire, financière et des Assurances a accordé à la société WEALTHEON SA, dont le siège social est situé à 1180 Uccle, avenue du Prince d’Orange 34, l’agrément de société de gestion de portefeuille et de conseil en investissement pour le service d’investissement suivant visé à l’article 46, 1°, de la loi du 6 avril 1995 : 4. la gestion de portefeuille,
Bruxelles, le 13 février 2008. Le Président, J.-P. SERVAIS
* SELOR SELECTIEBUREAU VAN DE FEDERALE OVERHEID
SELOR BUREAU DE SELECTION DE L’ADMINISTRATION FEDERALE
Werving. — Uitslagen
Recrutement. — Résultats
[2008/200625] Vergelijkende selectie van Franstalige beleidsmedewerkersspecialisten raden en commissies (m/v) (niveau A) voor het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) (ANG07845). — Uitslagen
[2008/200625] Sélection comparative de collaborateurs stratégiques-spécialistes conseils et commissions (m/f) (niveau A), d’expression française, pour l’Institut national d’assurance maladie-invalidité (INAMI) (AFG07845). — Résultats
Rangschikking van de geslaagde kandidaten voor toelating tot de stage : DEROUX, PATRICIA, 1480 TUBIZE.
Classement des lauréats du concours d’admission au stage : DEROUX, PATRICIA, 1480 TUBIZE.
* SELOR SELECTIEBUREAU VAN DE FEDERALE OVERHEID
SELOR BUREAU DE SELECTION DE L’ADMINISTRATION FEDERALE
[2008/200626] Vergelijkende selectie van Franstalige helpdeskmedewerkers (m/v) (niveau B) voor de FOD Binnenlandse Zaken (AFG07878). — Uitslagen
[2008/200626] Sélection comparative pour la fonction de collaborateurs helpdesk (m/f) (niveau B), d’expression française, pour le SPF Intérieur (AFG07878). — Résultats
Rangschikking van de geslaagde kandidaten voor toelating tot de stage : 1. DOUIDAR, KHALID, 9600 RENAIX. 2. BRIAND-MONPLAISIR, DAVID, 1060 SAINT-GILLES. 3. SPILTOIR, FREDERIC, 7063 SOIGNIES. 4. DELAUNOIT, EMMANUEL, 6061 CHARLEROI. 5. MALUNDAMA, FRANCIS, 1853 GRIMBERGEN. 6. DUHAIN, OLIVIER, 7910 FRASNES-LEZ-ANVAING. 7. DELCOURT, JEROME, 7972 BELŒIL. 8. CUVELIER, NATHALIE, 6210 LES BONS VILLERS. 9. VINCART, NICOLAS, 7830 SILLY. 10. CORDARO, FABRICE, 4360 OREYE. 11. ASELMAN, MOHAMED, 1080 MOLENBEEK-SAINT-JEAN. 12. BENCHEIKH, ABDELHAK, 1160 AUDERGHEM.
Classement des lauréats du concours d’admission au stage : 1. DOUIDAR, KHALID, 9600 RENAIX. 2. BRIAND-MONPLAISIR, DAVID, 1060 SAINT-GILLES. 3. SPILTOIR, FREDERIC, 7063 SOIGNIES. 4. DELAUNOIT, EMMANUEL, 6061 CHARLEROI. 5. MALUNDAMA, FRANCIS, 1853 GRIMBERGEN. 6. DUHAIN, OLIVIER, 7910 FRASNES-LEZ-ANVAING. 7. DELCOURT, JEROME, 7972 BELŒIL. 8. CUVELIER, NATHALIE, 6210 LES BONS VILLERS. 9. VINCART, NICOLAS, 7830 SILLY. 10. CORDARO, FABRICE, 4360 OREYE. 11. ASELMAN, MOHAMED, 1080 MOLENBEEK-SAINT-JEAN. 1 2 . B E N C H E I K H , A B D E L H A K , 11 6 0 A U D E R G H E M .
12074
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE [C − 2008/11068] Conseil de la concurrence. — Auditorat. — Décision n° 2008-I/O-01-AUD Affaire CONC-I/O-94/0002 Ministre des Affaires économiques/Secteur de la dératisation 1. Vu la loi sur la protection de la concurrence économique, coordonnée le 15 septembre 2006 (Moniteur belge du 29 septembre 2006, ci-après LPCE); 2. Vu la demande du Ministre du 27 juillet 1994 enregistrée sous le n° CONC-I/O-94/0002; 3. Vu les pièces du dossier. I. Exposé des faits et procédure 4. Le 15 mars 1991, le Ministre des Affaires économiques et du Plan avait chargé le Commissaire-rapporteur d’entamer une instruction à l’encontre de 3 groupes de sociétés spécialisées dans la chasse aux rats en vue de démontrer si les faits allégués dans diverses coupures de presse étaient constitutifs ou non d’abus de puissance économique au sens de la loi du 27 mai 1960. Le dossier a été référencé : Ministre des Affaires économiques c/Secteur Dératisation (Réf. 1/91). 5. Les coupures de presse dénonc¸ aient une entente conclue entre les sociétés La Désinfection Intégrale SA, Les Etablissements l’Hygiène SPRL et Rastop SA afin de se partager le marché de la dératisation et plus particulièrement les marchés publics qui touchent à ce secteur. Les actes commis par ces sociétés et dénoncés dans ces articles étaient de nature à tomber dans le champ d’application de la loi du 27 mai 1960 sur la protection contre l’abus de puissance économique. 6. Dès lors que la loi du 5 août 1991 sur la protection de la concurrence économique entrée en vigueur le 1er avril 1993 (article 55, § 1er) abrogeait la loi du 27 mai 1960 sur la protection contre l’abus de puissance économique, le Commissaire-rapporteur, autorité désignée par la loi du 27 mai 1960 pour effectuer les instructions, avec l’accord du Ministre des Affaires économiques, a classé sans suite le dossier en cause. 7. Le Ministre des Affaires économiques, en application de l’article 23, § 1er, de la loi du 5 août 1991 sur la protection de la concurrence économique entrée en vigueur le 1er avril 1993, a ensuite chargé le Service de la concurrence d’ouvrir une instruction concernant les faits allégués. Le dossier a été enregistré le 27 juillet 1994 sous les références CONC-I/O-94/0002. II. En droit 8. Le 1er octobre 2006, la LPCE est entrée en vigueur. L’article 94, § 2, de la LPCE prévoit que les actes de procédure effectués conformément à la loi sur la protection de la concurrence économique, coordonnée le 1er juillet 1999 (ci-après ancienne loi), continuent à produire leurs effets pour l’application de la LPCE. 9. L’article 88, § 1er, de la LPCE (art. 48 de l’ancienne loi) stipule que l’instruction ne peut porter que sur des faits ne remontant pas à plus de cinq ans. Ce délai se compte à partir de la date de la décision de l’Auditorat de procéder à une instruction d’office ou de la date de la saisine de l’Auditorat conformément à l’article 44, § 1er. 10. Le délai de prescription en ce qui concerne la procédure d’instruction et de décision est de cinq ans à compter de la date visée au § 1er. 11. Le dernier acte de procédure date du 7 septembre 1994 et depuis lors le délai de prescription de l’instruction n’a pas été interrompu. La prescription est donc acquise sous l’empire de l’ancienne loi. Par ces motifs, 12. L’Auditorat constate la prescription de l’instruction dans l’affaire CONC-I/O-94/0002 et en ordonne le classement conformément à l’article 45, § 2, de la LPCE. 13. Fait à Bruxelles, le 3 janvier 2008.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C − 2008/11069] Raad voor de Mededinging. — Auditoraat. — Vereenvoudigde procedure. — Beslissing nr. 2008-C/C-02-AUD van dinsdag 22 januari 2008. — MEDE-C/C-07/0040 : Mitiska NV en Sofindev NV/MG Finances NV. — Wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006 (1), artikel 61, § 3 1. Op 21 december 2007 ontving het Auditoraat van de Raad voor de Mededinging een aanmelding van een concentratie in de zin van artikel 9, § 1 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 15 september 2006 (hierna « de wet »). Hierin werd meegedeeld dat Mitiska NV en Sofindev III NV gezamenlijke zeggenschap verwerven over M.G. Finances NV dat op haar beurt enkelvoudige zeggenschap uitoefent over Casis NV en Paprika NV. 2. De aanmeldende partijen hebben toepassing gevraagd van de vereenvoudigde procedure zoals bepaald in artikel 61, § 1, van de wet. 3. Mitiska NV, Pontbeekstraat 2, 1702 Groot Bijgaarden, is een op Euronext (Brussel) genoteerde participatiemaatschappij en richt zich voornamelijk op de gespecialiseerde detailhandel. 4. Sofindev III NV, Nijverheidstraat 29, 1040 Brussel, is als private equity fonds actief in diverse sectoren. 5. M.G. Finances NV, Parc Industriel 9, 1440 Braine-le Château, is een participatiemaatschappij en heeft exclusieve controle over Casis en Paprika. 6. Uit het onderzoek van de aangemelde operatie blijkt dat de voorgenomen concentratie valt binnen het toepassingsgebied van de wet en categorie c opgenomen in de nadere regels voor een vereenvoudigde aanmelding van concentraties zoals goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Raad voor de Mededinging op 8 juni 2007 (2). 7. Zoals bepaald in artikel 61, § 3, van de wet stelt de auditeur vast dat aan de voorwaarden voor toepassing van de vereenvoudigde procedure is voldaan en dat de aangemelde concentratie geen aanleiding geeft tot verzet. 8. Conform artikel 61, § 4, van de wet dient deze brief te worden beschouwd als een toelatingsbeslissing van de Raad voor de Mededinging in de zin van artikel 58, § 2, 1° van de wet. Nota (1) Belgisch Staatsblad van 29 september 2006. (2) Belgisch Staatsblad van 4 juli 2007.
12075
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C − 2008/11070] Raad voor de Mededinging. — Auditoraat. — Vereenvoudigde procedure. — Beslissing nr. 2008-C/C-03-AUD van dinsdag 22 januari 2008. — Zaak nr. MEDE-C/C-07/0039 : Aveve NV/Dumoulin Groep. — Wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006 (1), artikel 61, § 3 1. Op 20 december 2007 ontving het Auditoraat van de Raad voor de Mededinging een aanmelding van een concentratie in de zin van artikel 9, § 1, van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 15 september 2006 (hierna « de wet »). Hierin werd meegedeeld dat Aveve NV de uitsluitende controle verwerft over Dumoulin Groep. 2. De aanmeldende partij heeft toepassing gevraagd van de vereenvoudigde procedure zoals bepaald in artikel 61, § 1, van de wet. 3. Aveve NV, Minderbroedersstraat 8, 3000 Leuven, is een naamloze vennootschap naar Belgisch recht. De groep waartoe Aveve NV behoort, bestaat uit 35 werkmaatschappijen die actief zijn in de land- en tuinbouwsector in de ruime zin. 4. Dumoulin Groep bestaat uit drie vennootschappen : Dumoulin NV, Stasegemsesteenweg 102, 8500 Kortrijk, Dumoulin SA, Rue Bourie 18, 5300 Seilles, en Dumoutrans NV, Stasegemsesteenweg 102, 8500 Kortrijk. De kernactiviteit van Dumoulin NV en Dumoulin SA is de productie en verkoop van mengvoeders. Dumoutrans NV is de vervoersmaatschappij van de groep. 5. Uit het onderzoek van de aangemelde operatie blijkt dat de voorgenomen concentratie valt binnen het toepassingsgebied van de wet en categorie c opgenomen in de nadere regels voor een vereenvoudigde aanmelding van concentraties zoals goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Raad voor de Mededinging op 8 juni 2007 (2). 6. Zoals bepaald in artikel 61, § 3, van de wet stelt de auditeur vast dat aan de voorwaarden voor toepassing van de vereenvoudigde procedure is voldaan en dat de aangemelde concentratie geen aanleiding geeft tot verzet. 7. Conform artikel 61, § 4, van de wet dient deze brief te worden beschouwd als een toelatingsbeslissing van de Raad voor de Mededinging in de zin van artikel 58, § 2, 1°, van de wet. Nota (1) Belgisch Staatsblad van 29 september 2006. (2) Belgisch Staatsblad van 4 juli 2007.
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C − 2008/11071] Raad voor de Mededinging. — Auditoraat. — Vereenvoudigde procedure. — Beslissing nr. 2008-C/C-6-AUD van dinsdag 5 februari 2008. — Zaak nr. MEDE-C/C-08/0003 : Real Software NV/Dolmen Computers Applications. — Wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006 (1), artikel 61, § 3 1. Op 16 januari 2008 ontving het Auditoraat van de Raad voor de Mededinging een aanmelding van een concentratie in de zin van artikel 9, § 1 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 15 september 2006 (hierna « de wet »). Hierin werd meegedeeld dat Real Software NV (hierna « Real Software ») de uitsluitende zeggenschap verwerft over Dolmen Computers Applications NV (hierna « Dolmen »). De aanmeldende partij heeft toepassing gevraagd van de vereenvoudigde procedure zoals bepaald in artikel 61, § 1 van de wet. 2. Real Software, Prins Boudewijnlaan 26, 2250 Kontich België (ondernemingsnummer 0429.037.235), is een vennootschap naar Belgisch recht en wordt gecontroleerd door de The Gores Groep, een financiële investeringsmaatschappij. Real Software is een ICT solutions provider en service bedrijf. De activiteiten richten zich op de automatisering en optimalisatie van bedrijfsprocessen en de daarbij horende ICT infrastructuur. 3. Dolmen, A. Vaucampslaan 42, 1654 Huizingen, België (ondernemingsnummer 0460.306.570), is een vennootschap naar Belgisch recht. Dolmen is eveneens actief als leverancier van ICT diensten en producten. Dolmen is een aanbieder van informaticadiensten in de breedste betekenis en levert bijhorende infrastructuur-, hardware- en softwareproducten. 4. Uit het onderzoek van de aangemelde operatie blijkt dat de voorgenomen concentratie valt binnen het toepassingsgebied van de wet en categorie c opgenomen in de nadere regels voor een vereenvoudigde aanmelding van concentraties zoals goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Raad voor de Mededinging op 8 juni 2007 (2). 5. Zoals bepaald in artikel 61, § 3 van de wet stelt de auditeur vast dat aan de voorwaarden voor toepassing van de vereenvoudigde procedure is voldaan en dat de aangemelde concentratie geen aanleiding geeft tot verzet. 6. Conform artikel 61, § 4 van de wet dient deze brief te worden beschouwd als een toelatingsbeslissing van de Raad voor de Mededinging in de zin van artikel 58, § 2, 1° van de wet. Nota (1) Belgisch Staatsblad van 29 september 2006. (2) Belgisch Staatsblad van 4 juli 2007.
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU-ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALU-ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PE/PVDC-ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PE/PVDC-ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU-ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALU-ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PE/PVDC-ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PE/PVDC-ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PE/PVDC-ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PE/PVDC-ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PE/PVDC-ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PE/PVDC-ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU-ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALUALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU-ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALUALU
COMPRIMES DISPERSIBLES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU DISPERGEERBARE TABLETTEN -BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES DISPERSIBLES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU DISPERGEERBARE TABLETTEN -BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
BENAMING — DENOMINATION
AMLIBON 5 MG enregistrement radié le 15.03.2007 registratie geschrapt op 15.03.2007
AMLIBON 5 MG enregistrement radié le 15.03.2007 registratie geschrapt op 15.03.2007
AMLIBON 10 MG enregistrement radié le 15.03.2007 registratie geschrapt op 15.03.2007
AMLIBON 10 MG enregistrement radié le 15.03.2007 registratie geschrapt op 15.03.2007
AMLODISAN 5 MG enregistrement radié le 14.03.2005 registratie geschrapt op 14.03.2005
AMLODISAN 10 MG enregistrement radié le 14.03.2005 registratie geschrapt op 14.03.2005
AMLOSTAD 10 MG
AMLOSTAD 5 MG
AMOXICILLINE SANDOZ 1000 MG
AMOXICILLINE SANDOZ 500 MG
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
EUROGENERICS N.V.
EUROGENERICS N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
Lijst van de geneesmiddelen voor humaan gebruik geregistreerd tussen 1 juli 2004 en 31 juli 2004 (Lijst rekening houdend met de veranderingen aangebracht vanaf de registratiedatum tot 1 januari 2008)
[C - 2008/22089]
FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR GENEESMIDDELEN EN GEZONDHEIDSPRODUCTEN
05/07/04
05/07/04
19/07/04
19/07/04
12/07/04
12/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
1472IS0095F003
1472IS0096F003
0989IS0306F003
0989IS0307F003
1472IS0098F003
1472IS0097F003
1472IS0102F003
1472IS0101F003
1472IS0100F003
1472IS0099F003
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R1+T
R1+T
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
AFLEVERING — DELIVRANCE
[C - 2008/22089]
AMOXICILLINUM (TRIHYDRAS)
AMOXICILLINUM (TRIHYDRAS)
AMLODIPINI MALEAS
AMLODIPINI MALEAS
AMLODIPINI MALEAS
AMLODIPINI MALEAS
AMLODIPINI MALEAS
AMLODIPINI MALEAS
AMLODIPINI MALEAS
AMLODIPINI MALEAS
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
Liste des médicaments à usage humain enregistrés entre le 1er juillet 2004 et le 31 juillet 2004 (Liste tenant compte des modifications survenues depuis la date d’enregistrement jusqu’au 1er janvier 2008)
AGENCE FEDERALE DES MEDICAMENTS ET DES PRODUITS DE SANTE
12076 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES DISPERSIBLES - SECURITAINER DISPERGEERBARE TABLETTEN - SECURITAINER
POUDRE POUR SOLUTION POUR PERFUSION - FLACON 20 MG POEDER VOOR OPLOSSING VOOR INTRAVENEUZE INFUSIE - INJECTIEFLACON 20 MG
POUDRE POUR SOLUTION POUR PERFUSION - FLACON 100 MG POEDER VOOR OPLOSSING VOOR INTRAVENEUZE INFUSIE - INJECTIEFLACON 100 MG
POUDRE POUR SOLUTION POUR PERFUSION - FLACON 50 MG POEDER VOOR OPLOSSING VOOR INTRAVENEUZE INFUSIE - INJECTIEFLACON 50 MG
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - FLACON HDPE FILMOMHULDE TABLETTEN - FLES HDPE
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - FLACON HDPE FILMOMHULDE TABLETTEN - FLES HDPE
SOLUTION INJECTABLE - SERINGUE PREREMPLIE 0,3 ML OPLOSSING VOOR INJECTIE - VOORGEVULDE SPUIT 0,3 ML
SOLUTION INJECTABLE - SERINGUE PREREMPLIE 0,3 ML OPLOSSING VOOR INJECTIE - VOORGEVULDE SPUIT 0,3 ML
SUSPENSION INJECTABLE - SERINGUE PREREMPLIE AVEC AIGUILLE SUSPENSIE VOOR INJECTIE - VOORGEVULDE SPUIT MET NAALD
SUSPENSION INJECTABLE - SERINGUE PREREMPLIE 2,4MCG SUSPENSIE VOOR INJECTIE - VOORGEVULDE SPUIT 2,4 MCG
DOCTRAMADO 50 MG
ELOXATIN 5 MG/ML
ELOXATIN 5 MG/ML
ELOXATIN 5 MG/ML
EXANTA 24 MG enregistrement radié le 28.02.2006 registratie geschrapt op 28.02.2006
EXANTA 24 MG enregistrement radié le 28.02.2006 registratie geschrapt op 28.02.2006
EXANTA 24 MG
EXANTA 24 MG
EXANTA SUBCUTANEUM 3 MG/0,3 ML
EXANTA SUBCUTANEUM 3 MG/0,3 ML enregistrement radié le 28.02.2006 registratie geschrapt op 28.02.2006
FSME-IMMUN 0,25 ML JUNIOR
FSME-IMMUN 0,5 ML
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
CO-LISINOPRIL TEVA 20/12,5 MG
BENAMING — DENOMINATION
BAXTER AG
BAXTER AG
ASTRA-ZENECA N.V.
ASTRA-ZENECA N.V.
ASTRA-ZENECA N.V.
ASTRA-ZENECA N.V.
ASTRA-ZENECA N.V.
ASTRA-ZENECA N.V.
SANOFI-AVENTIS BELGIUM
SANOFI-AVENTIS BELGIUM
SANOFI-AVENTIS BELGIUM
DOCPHARMA N.V.
TEVA PHARMA BELGIUM N.V.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
19/07/04
19/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
19/07/04
05/07/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
6501IE0036F017
6501IE0035F017
0624IS0274F012
0624S 0395F012
0624S 0397F003
0624S 0396F003
0624IS0276F003
0624IS0275F003
0188S 1270F012
0188S 1271F012
0188S 1269F012
1479IS0078F003
1276IS0210F003
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R1+T
R1+T
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1+T
R1+T
R1+T
R1
R2-39
AFLEVERING — DELIVRANCE
MENINGOENCEPHALITE A TIQUE, VIRUS DE- (TBE-VIRUS)
MENINGOENCEPHALITE A TIQUE, VIRUS DE- (TBE-VIRUS)
XIMELAGATRANUM (MONOHYDRICUM)
MELAGATRANUM (MONOHYDRICUM)
XIMELAGATRANUM
XIMELAGATRANUM
XIMELAGATRANUM
XIMELAGATRANUM
OXALIPLATINUM
OXALIPLATINUM
OXALIPLATINUM
TRAMADOLI HYDROCHLORIDUM
HYDROCHLOROTHIAZIDUM LISINOPRILUM (DIHYDRICUM)
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12077
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
SOLUTION POUR INHALATION PAR NEBULISEUR - FLACON MONODOSE 2 ML VERNEVELOPLOSSING - INJECTIEFLACON MONODOSIS 2 ML
SOLUTION POUR INHALATION PAR NEBULISEUR - FLACON MONODOSE 2 ML VERNEVELOPLOSSING - INJECTIEFLACON MONODOSIS 2 ML
CREME - TUBE ALU CREME - TUBE ALU
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALU/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PILULIER PP FILMOMHULDE TABLETTEN - TABLETTENCONTAINER PP
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALU/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PILULIER PP FILMOMHULDE TABLETTEN - TABLETTENCONTAINER PP
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALU/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PILULIER PP FILMOMHULDE TABLETTEN - TABLETTENCONTAINER PP
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE OPA/ALU/PVC FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING OPA/ALU/PVC
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 1500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 1500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2000 ML
BENAMING — DENOMINATION
IPRATROPIUM BOEHRINGER INGELHEIM 0,25 MG/2 ML
IPRATROPIUM BOEHRINGER INGELHEIM 0,50 MG/2 ML
ISAPLIC 1 %
KINAPROMED 5 MG enregistrement radié le 11.04.2006 registratie geschrapt op 11.04.2006
KINAPROMED 5 MG enregistrement radié le 20.02.2007 registratie geschrapt op 20.02.2007
KINAPROMED 20 MG enregistrement radié le 11.04.2006 registratie geschrapt op 11.04.2006
KINAPROMED 20 MG enregistrement radié le 20.02.2007 registratie geschrapt op 20.02.2007
KINAPROMED 40 MG enregistrement radié le 11.04.2006 registratie geschrapt op 11.04.2006
KINAPROMED 40 MG enregistrement radié le 20.02.2007 registratie geschrapt op 20.02.2007
MERCK-AMISULPRIDE 400 MG (EX: AMISULPRIDE SANOFISYNTHELABO)
MERCK-AMISULPRIDE 100 MG (EX: AMISULPRIDE SANOFISYNTHELABO)
MISTAMINE 10 MG enregistrement radié le 26.08.2004 registratie geschrapt op 26.08.2004
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 1,36 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 1,36 % W/V
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
GALDERMA BELGILUX N.V.
SANOFI-AVENTIS BELGIUM
SANOFI-AVENTIS BELGIUM
RATIOPHARM BELGIUM S.A.
RATIOPHARM BELGIUM S.A.
RATIOPHARM BELGIUM S.A.
RATIOPHARM BELGIUM S.A.
RATIOPHARM BELGIUM S.A.
RATIOPHARM BELGIUM S.A.
NOVARTIS PHARMA N.V.
BOEHRINGER INGELHEIM S.A.
BOEHRINGER INGELHEIM S.A.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
19/07/04
19/07/04
12/07/04
05/07/04
05/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
12/07/04
19/07/04
05/07/04
05/07/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
0395IS0561F012
0395IS0560F012
1147IS0041F003
0711IS0486F003
0711IS0488F003
1257IS0133F003
1257IS0132F003
1257IS0131F003
1257IS0130F003
1257IS0129F003
1257IS0128F003
0206IS0344F007
0205IS0242F011
0205IS0241F011
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R7
R7
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
AFLEVERING — DELIVRANCE
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
MIZOLASTINUM
AMISULPRIDUM
AMISULPRIDUM
QUINAPRILI (HYDROCHLORIDUM)
QUINAPRILI (HYDROCHLORIDUM)
QUINAPRILI (HYDROCHLORIDUM)
QUINAPRILI (HYDROCHLORIDUM)
QUINAPRILI (HYDROCHLORIDUM)
QUINAPRILI (HYDROCHLORIDUM)
PIMECROLIMUS
IPRATROPII BROMIDUM ANHYDRICUM
IPRATROPII BROMIDUM ANHYDRICUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
12078 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 3000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 3000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 4500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 4500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 5000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 5000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 1500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 1500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 3000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 3000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 4500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 4500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 5000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 5000 ML
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 1,36 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 1,36 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 1,36 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 2,27 % W/V
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 1,36 % W/V
BENAMING — DENOMINATION
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
0395IS0571F012
0395IS0570F012
0395IS0569F012
0395IS0568F012
0395IS0567F012
0395IS0566F012
0395IS0565F012
0395IS0564F012
0395IS0563F012
0395IS0562F012
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
AFLEVERING — DELIVRANCE
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12079
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 1500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 1500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 3000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 3000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 4500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 4500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 5000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 5000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 1500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 1500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 3000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 3000 ML
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 3,86 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 3,86 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 3,86 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 3,86 % W/V
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 3,86 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 1,36 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 1,36 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 1,36 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 1,36 % W/V
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
PHYSIONEAL 35 GLUCOSE 3,86 % W/V
BENAMING — DENOMINATION
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
0395IS0545F012
0395IS0544F012
0395IS0543F012
0395IS0542F012
0395IS0577F012
0395IS0576F012
0395IS0575F012
0395IS0574F012
0395IS0573F012
0395IS0572F012
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
AFLEVERING — DELIVRANCE
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
12080 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 4500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 4500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 5000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 5000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 1500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 1500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 3000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 3000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 4500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 4500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 5000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 5000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 1500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 1500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2000 ML
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 1,36 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 2,27 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 3,86 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 3,86 % W/V
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 1,36 % W/V
BENAMING — DENOMINATION
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
0395IS0555F012
0395IS0554F012
0395IS0553F012
0395IS0552F012
0395IS0551F012
0395IS0550F012
0395IS0549F012
0395IS0548F012
0395IS0547F012
0395IS0546F012
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
R7
AFLEVERING — DELIVRANCE
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12081
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 3000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 3000 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 4500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 4500 ML
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 5000 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 5000 ML
OOGDRUPPELS, OPLOSSING DRUPPELFLESJE COLLYRE EN SOLUTION - FLACON COMPTE-GOUTTES
COMPRIMES DISPERSIBLES SECURITAINER DISPERGEERBARE TABLETTEN - SECURITAINER
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 3,86 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 3,86 % W/V
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 3,86 % W/V
TOBRAVISC 0,3 % (3 MG/ML)
TRAMADOMED 50 MG
VESICARE 10 MG
VESICARE 5 MG
ASTELLAS PHARMA B.V.
ASTELLAS PHARMA B.V.
RANBAXY BELGIUM NV
ALCON-COUVREUR N.V.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
BAXTER S.A.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
COMPRIMES - BLISTER PVC/ALU TABLETTEN - BLISTER PVC/ALU
COMPRIMES TABLETTEN
COMPRIMES TABLETTEN
BURINEX 1 MG
CIPRAMIL 20 MG
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
BREXINE 20 MG
BENAMING — DENOMINATION
AKTUAPHARMA N.V.
AKTUAPHARMA N.V.
AKTUAPHARMA N.V.
HOUDER VAN DE VERGUNNING — DETENTEUR D’AUTORISATION
Lijst van de geneesmiddelen voor humaan gebruik waarvoor een vergunning voor parallelinvoer is toegekend tussen 1 juli 2004 en 31 juli 2004
SOLUTION POUR DIALYSE PERITONEALE - POCHE CLEAR-FLEX 2500 ML OPLOSSING VOOR PERITONEALE DIALYSE - CLEAR-FLEX ZAK 2500 ML
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
PHYSIONEAL 40 GLUCOSE 3,86 % W/V
BENAMING — DENOMINATION
0210IS0167F003
0210IS0168F003
0642IS0040F003
0176IS0093F013
0395IS0559F012
0395IS0558F012
0395IS0557F012
0395IS0556F012
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R1
R1
R1
R1
R7
R7
R7
R7
AFLEVERING — DELIVRANCE
SOLIFENACINI SUCCINAS
SOLIFENACINI SUCCINAS
TRAMADOLI HYDROCHLORIDUM
TOBRAMYCINUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
GLUCOSUM NATRII HYDROGENOCARBONAS MAGNESII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM NATRII LACTAS CALCII CHLORIDUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
19/07/04
19/07/04
19/07/04
VERGUNNINGSDATUM — DATE D’AUTORISATION
1452PI0086F003
1452PI0087F003
1452PI0085F003
VERGUNNINGSNUMMER — N° D’ AUTORISATION
R1
R2.39
R1
AFLEVERING — DELIVRANCE
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
BUMETANIDUM
PIROXICAM-BETA-CYCLODEXTRINUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
Liste des médicaments à usage humain pour lesquels une autorisation d’importation paralléle a été accordée entre le 1er juillet 2004 et le 31 juillet 2004
19/07/04
19/07/04
19/07/04
12/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
19/07/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
12082 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
COMPRIMES PELLICULES - BLISTER FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTER
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE AKTUAPHARMA N.V.
HOUDER VAN DE VERGUNNING — DETENTEUR D’AUTORISATION
COMPRIMES TABLETTEN
RILEXINE 600
VIRBAC LAB.
INTERVET INTERNATIONAL B.V.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
T
R7
R2-39
R1
M
Usage vétérinaire - diergeneeskundig gebruik
V
19/07/04
19/07/04
1452PI0084F003
VERGUNNINGSNUMMER — N° D’ AUTORISATION R1 + T
AFLEVERING — DELIVRANCE LEVOFLOXACINUM HEMIHYDRICUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
M
R1
AFLEVERING — DELIVRANCE
CEFALEXINUM
HERPES TURKEY VIRUS (MALADIE DE MAREK)
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
Signification des codes figurant dans les listes d’enregistrement Juillet 2004
2506IE0041F003
3006IE0163F017
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
Liste des médicaments à usage vétérinaire enregistrés entre le 1er juillet 2004 et le 31 juillet 2004 (liste tenant compte des modifications survenues depuis la date d’enregistrement jusqu’au 1er juin 2007) REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
19/07/04
VERGUNNINGSDATUM — DATE D’AUTORISATION
Bevat giftstoffen vermeld in de lijsten gevoegd bij het Regentbesluit van 6 februari 1946 houdende reglement op het bewaren en het verkopen van giftstoffen.
Contient des toxiques inscrits dans les listes annexées à l’arrêté du Régent du 6 février 1946 portant réglementation de la conservation et du débit des substances vénéneuses et toxiques.
De aflevering is afhankelijk van het overleggen van een geneeskundig voorschrift in toepassing van artikel 7, § 2 of § 3 van het koninklijk besluit van 3 juli 1969 betreffende de registratie van geneesmiddelen.
Délivrance soumise à prescription médicale en application de l’article 7, § 2 ou § 3 de l’arrêté royal du 3 juillet 1969 relatif à l’enregistrement des médicaments.
De aflevering is afhankelijk van het overleggen van een geneeskundig voorschrift op grond van het koninklijk besluit van 27 december 1982 waarbij de aflevering van farmaceutische specialiteiten voor menselijk gebruik die een diuretisch bestanddeel bevatten, onderworpen wordt aan een doktervoorschrift.
Délivrance soumise à prescription médicale sur base de l’arrêté royal du 27 décembre 1982 soumettant à prescription médicale la délivrance des spécialités pharmaceutiques à usage humain qui contiennent une substance diurétique.
De aflevering is afhankelijk van het overleggen van een geneeskundig voorschrift op grond van artikel 6, lid 3, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.
Délivrance soumise à prescription médicale sur base de l’article 6, alinea 3, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments.
Geneesmiddel aan voorschrift onderworpen overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 § 1bis van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en artikel 188 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik.
Médicament soumis à prescription conformément aux dispositions de l’article 6 § 1erbis de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments et de l’article 188 de l’arrêté royal du 14 décembre 2006 concernant les médicaments à usage humain et vétérinaire.
Statut légal de délivrance - Wettelijk regime voor de aflevering
Usage humain - humaan gebruik
H
Betekenis van de codes die in de registratielijsten voorkomen Juli 2004
SUSPENSION INJECTABLE - AMPOULE 0,2 ML SUSPENSIE VOOR INJECTIE - AMPUL 0,2 ML
NOBILIS MAREXINE CA126
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
Lijst van de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik geregistreerd tussen 1 juli 2004 en 31 juli 2004 (lijst rekening houdend met de veranderingen aangebracht vanaf de registratiedatum tot 1 juni 2007)
BENAMING — DENOMINATION
TAVANIC 500
BENAMING — DENOMINATION
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12083
SOLUTION BUVABLE - FLACON DRANK - FLES
GEL - TUBE ALU GEL - TUBE ALU
POUDRE POUR INHALATION INHALATIEPOEDER
POUDRE POUR INHALATION INHALATIEPOEDER
POUDRE POUR INHALATION INHALATIEPOEDER
COMPRIMES PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/ALU TABLETTEN BLISTERVERPAKKING ALU/ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES FLACON PP AVEC OPERCULE PE TABLETTEN - FLES PP MET DOP PE
COMPRIMES FLACON PP AVEC OPERCULE PE TABLETTEN - FLES PP MET DOP PE
COMPRIMES PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALU/ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES FLACON PP AVEC OPERCULE PE TABLETTEN - FLES PP MET DOP PE
COMPRIMES FLACON PP AVEC OPERCULE PE TABLETTEN - FLES PP MET DOP PE
BLUE GEL
BUDESONIDE EASYHALER BEXAL 100 MCG
BUDESONIDE EASYHALER BEXAL 200 MCG
BUDESONIDE EASYHALER BEXAL 400 MCG
CAPTOPRIL SANDOZ 25 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
CAPTOPRIL SANDOZ 25 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
CAPTOPRIL SANDOZ 25 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
CAPTOPRIL SANDOZ 25 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
CAPTOPRIL SANDOZ 25 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
CAPTOPRIL SANDOZ 50 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
CAPTOPRIL SANDOZ 50 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
CAPTOPRIL SANDOZ 50 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
CAPTOPRIL SANDOZ 50 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
CAPTOPRIL SANDOZ 50 MG enregistrement radié le 22.08.2006 registratie geschrapt op 22.08.2006
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
ACETYLCYSTEINE ZAMBON 2%
BENAMING — DENOMINATION
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
SANDOZ N.V.
ORION CORPORATION
ORION CORPORATION
ORION CORPORATION
NYCOMED-CHRISTIAENS N.V.
ZAMBON N.V.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
Lijst van de geneesmiddelen voor humaan gebruik geregistreerd tussen 1 augustus 2004 en 31 augustus 2004 (Lijst rekening houdend met de veranderingen aangebracht vanaf de registratiedatum tot 1 januari 2008)
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
02/08/04
30/08/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
1472IS0108F003
0616S 0719F003
1472IS0107F003
0616S 0718F003
1472IS0104F003
1472IS0106F003
0616S 0717F003
1472IS0105F003
0616S 0716F003
1472IS0103F003
9001IE0006F000
9001IE0005F000
9001IE0004F000
0914S 0579F007
0135IS0152F011
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1+T
R1+T
R1+T
O
O
AFLEVERING — DELIVRANCE
CAPTOPRILUM
CAPTOPRILUM
CAPTOPRILUM
CAPTOPRILUM
CAPTOPRILUM
CAPTOPRILUM
CAPTOPRILUM
CAPTOPRILUM
CAPTOPRILUM
CAPTOPRILUM
BUDESONIDUM
BUDESONIDUM
BUDESONIDUM
MENTHOLUM SALICYLAS METHYLIS
ACETYLCYSTEINUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
Liste des médicaments à usage humain enregistrés entre le 1er août 2004 et le 31 août 2004 (Liste tenant compte des modifications survenues depuis la date d’enregistrement jusqu’au 1er janvier 2008)
12084 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
COMPRIMES PELLICULES BLISTER PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES BLISTER PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - FLACON HDPE FILMOMHULDE TABLETTEN - FLES HDPE
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - FLACON HDPE FILMOMHULDE TABLETTEN - FLES HDPE
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PILULIER HDPE FILMOMHULDE TABLETTEN - TABLETTENCONTAINER HDPE
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PILULIER HDPE FILMOMHULDE TABLETTEN - TABLETTENCONTAINER HDPE
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PILULIER HDPE FILMOMHULDE TABLETTEN TABLETTENCONTAINER HDPE
COMPRIMES ENROBES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU OMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES ENROBES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU OMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE OPA LAMINE/ALU/PVC TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING OPA GELAMINEERD/ALU/PVC
BENAMING — DENOMINATION
CEFUROXIME BEXAL 250 MG enregistrement radié le 12.12.2006 registratie geschrapt op 12.12.2006
CEFUROXIME BEXAL 500 MG enregistrement radié le 12.12.2006 registratie geschrapt op 12.12.2006
CIPROFLOXACINE ARROW 250 MG
CIPROFLOXACINE ARROW 250 MG
CIPROFLOXACINE ARROW 500 MG
CIPROFLOXACINE ARROW 500 MG
CITALOPRAM OMEGA FARMA 10 MG enregistrement radié le 10.10.2006 registratie geschrapt op 10.10.2006
CITALOPRAM OMEGA FARMA 10 MG enregistrement radié le 10.10.2006 registratie geschrapt op 10.10.2006
CITALOPRAM OMEGA FARMA 20 MG enregistrement radié le 10.10.2006 registratie geschrapt op 10.10.2006
CITALOPRAM OMEGA FARMA 20 MG enregistrement radié le 10.10.2006 registratie geschrapt op 10.10.2006
CITALOPRAM OMEGA FARMA 40 MG enregistrement radié le 10.10.2006 registratie geschrapt op 10.10.2006
CITALOPRAM OMEGA FARMA 40 MG enregistrement radié le 10.10.2006 registratie geschrapt op 10.10.2006
CLAUDIA - 35 (ex: Cyproterone Acetate / Ethinylestradiol Bexal 2 mg / 0,035 mg)
CLAUDIA - 35 (ex: Cyproterone Acetate / Ethinylestradiol Bexal 2 mg / 0,035 mg)
DOC PRAVASTATINE 10 MG
RANBAXY (UK) LTD
BEXAL S.P.R.L.
BEXAL S.P.R.L.
A.E. TIEFENBACHER (GMBH & CO.KG)
A.E. TIEFENBACHER (GMBH & CO.KG)
A.E. TIEFENBACHER (GMBH & CO.KG)
A.E. TIEFENBACHER (GMBH & CO.KG)
A.E. TIEFENBACHER (GMBH & CO.KG)
A.E. TIEFENBACHER (GMBH & CO.KG)
ARROW GENERICS LIMITED
ARROW GENERICS LIMITED
ARROW GENERICS LIMITED
ARROW GENERICS LIMITED
BEXAL S.P.R.L.
BEXAL S.P.R.L.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
02/08/04
16/08/04
16/08/04
23/08/04
23/08/04
23/08/04
23/08/04
23/08/04
23/08/04
02/08/04
02/08/04
02/08/04
02/08/04
30/08/04
30/08/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
5544IE0031F003
1482IS0130F003
1482IS0131F003
3582IE0014F003
3582IE0011F003
3582IE0013F003
3582IE0010F003
3582IE0012F003
3582IE0009F003
5587IE0007F003
5587IE0008F003
5587IE0010F003
5587IE0009F003
1482IS134F003
1482IS133F003
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R1
R1+T
R1+T
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1+T
R1+T
R1+T
R1+T
R1+T
R1+T
AFLEVERING — DELIVRANCE
PRAVASTATINUM NATRII
ETHINYLESTRADIOLUM CYPROTERONI ACETAS
ETHINYLESTRADIOLUM CYPROTERONI ACETAS
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
CIPROFLOXACINI HYDROCHLORIDUM
CIPROFLOXACINI HYDROCHLORIDUM
CIPROFLOXACINI HYDROCHLORIDUM
CIPROFLOXACINI HYDROCHLORIDUM
CEFUROXIME AXETIL
CEFUROXIME AXETIL
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12085
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE OPA LAMINE/ALU/PVC TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING OPA GELAMINEERD/ALU/PVC
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE OPA LAMINE/ALU/PVC TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING OPA GELAMINEERD/ALU/PVC
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/LAMINE OPA/ALU/PVC TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALU/GELAMINEERD OPA/ALU/PVC
POUDRE POUR SOLUTION BUVABLE SACHET-DOSE POEDER VOOR DRANK - SACHET
DISPOSITIF TRANSDERMIQUE PLEISTER VOOR TRANSDERMAAL GEBRUIK
COMPRIMES - FLACON HDPE TABLETTEN - FLES HDPE
COMPRIMES - FLACON HDPE TABLETTEN - FLES HDPE
GELULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/PVC CAPSULES, HARD - BLISTERVERPAKKING ALU/PVC
GELULES - FLACON HDPE CAPSULES, HARD - FLES HDPE
GELULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/PVC CAPSULES, HARD - BLISTERVERPAKKING ALU/PVC
GELULES - FLACON HDPE CAPSULES, HARD - FLES HDPE
GELULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/PVC CAPSULES, HARD - BLISTERVERPAKKING ALU/PVC
GELULES - FLACON HDPE CAPSULES, HARD - FLES HDPE
GELULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU CAPSULES, HARD - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
DOC PRAVASTATINE 40 MG
DOC SERTRALINE 100 MG
DOC SERTRALINE 50 MG
ENACOSTAD 20/12,5 MG enregistrement radié le 24.03.2005 registratie geschrapt op 24.03.2005
ENDOFALK
ESTRADIOL NOVARTIS 25 MCG/ 24 H enregistrement radié le 16.12.2005 registratie geschrapt op 16.12.2005
EZETIMIBE MSD-SP 10 MG enregistrement radié le 06.11.2007 registratie geschrapt op 06.11.2007
EZETROL 10 MG
GABAPENTINE BEXAL 100 MG
GABAPENTINE BEXAL 100 MG
GABAPENTINE BEXAL 300 MG
GABAPENTINE BEXAL 300 MG
GABAPENTINE BEXAL 400 MG
GABAPENTINE BEXAL 400 MG
ISOSUPRA LIDOSE 16 MG
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
DOC PRAVASTATINE 20 MG
BENAMING — DENOMINATION
LABORATOIRES S.M.B. S.A.
BEXAL S.P.R.L.
BEXAL S.P.R.L.
BEXAL S.P.R.L.
BEXAL S.P.R.L.
BEXAL S.P.R.L.
BEXAL S.P.R.L.
MERCK SHARP & DOHME LTD
MERCK SHARP & DOHME LTD
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
30/08/04
02/08/04
02/08/04
02/08/04
16/08/04
DR. FALK PHARMA GMBH
NOVARTIS PHARMA N.V.
23/08/04
23/08/04
23/08/04
02/08/04
02/08/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
STADA ARZNEIMITTEL AG
RANBAXY (UK) LTD
RANBAXY (UK) LTD
RANBAXY (UK) LTD
RANBAXY (UK) LTD
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
0465S 0159F004
1482IS0140F004
1482IS0137F004
1482IS0139F004
1482IS0136F004
1482IS0138F004
1482IS0135F004
5509IE0006F003
5509IE0005F003
0206IS0346F015
3563IE0004F000
3353IE0009F003
5544IE0032F003
5544IE0033F003
5544IE0029F003
5544IE0030F003
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
M1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
T
O
R2-39
R1
R1
R1
R1
AFLEVERING — DELIVRANCE
ISOTRETINOINUM
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
EZETIMIBUM
EZETIMIBUM
ESTRADIOLUM
NATRII HYDROGENOCARBONAS KALII CHLORIDUM NATRII CHLORIDUM MACROGOLUM 3350
HYDROCHLOROTHIAZIDUM ENALAPRILI MALEAS
SERTRALINI HYDROCHLORIDUM
SERTRALINI HYDROCHLORIDUM
PRAVASTATINUM NATRII
PRAVASTATINUM NATRII
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
12086 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
GELULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU CAPSULES, HARD - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PVDC/ALU FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PVDC/ALU
COMPRIMES PELLICULES - PILULIER HDPE AVEC OPERCULE PP FILMOMHULDE TABLETTEN - TABLETTENCONTAINER HDPE MET DOP PP
COMPRIMES PELLICULES - PILULIER PP AVEC OPERCULE PE FILMOMHULDE TABLETTEN - TABLETTENCONTAINER PP MET DOP PE
COMPRIMES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
GELULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU CAPSULES, HARD - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
GELULES - FLACON HDPE CAPSULES, HARD - FLES HDPE
GELULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU CAPSULES, HARD - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
GELULES - FLACON HDPE CAPSULES, HARD - FLES HDPE
GELULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/ALU CAPSULES, HARD - BLISTERVERPAKKING PVC/ALU
GELULES - FLACON HDPE CAPSULES, HARD - FLES HDPE
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/PVC/PVDC FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALU/PVC/PVDC
COMPRIMES PELLICULES - PLAQUETTE THERMOFORMEE ALU/PVC/PVDC FILMOMHULDE TABLETTEN - BLISTERVERPAKKING ALU/PVC/PVDC
SOLUTION A DILUER POUR PERFUSION FLACON VERRE 5 ML CONCENTRAAT VOOR OPLOSSING VOOR INTRAVENEUZE INFUSIE - INJECTIEFLACON GLAS 5 ML
SOLUTION A DILUER POUR PERFUSION FLACON VERRE 10 ML CONCENTRAAT VOOR OPLOSSING VOOR INTRAVENEUZE INFUSIE - INJECTIEFLACON GLAS 10 ML
MERCK-CITALOPRAM 40 MG
MERCK-CITALOPRAM 40 MG
MERCK-CITALOPRAM 40 MG
MERCK-CO-LISINOPRIL 20/12,5 MG
MERCK-GABAPENTINE 100 MG
MERCK-GABAPENTINE 100 MG
MERCK-GABAPENTINE 300 MG
MERCK-GABAPENTINE 300 MG
MERCK-GABAPENTINE 400 MG
MERCK-GABAPENTINE 400 MG
NAPROXEN TOPGEN 275 MG
NAPROXEN TOPGEN 550 MG
PAMIDRO-CELL 15 MG/5 ML
PAMIDRO-CELL 30 MG/10 ML
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
ISOSUPRA LIDOSE 8 MG
BENAMING — DENOMINATION
EUROGENERICS N.V.
EUROGENERICS N.V.
TOPGEN ESV
TOPGEN ESV
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
16/08/04
16/08/04
09/08/04
09/08/04
16/08/04
16/08/04
16/08/04
16/08/04
16/08/04
16/08/04
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
09/08/04
09/08/04
09/08/04
09/08/04
30/08/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
MERCK GENERICS BELGIUM BVBA
LABORATOIRES S.M.B. S.A.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
0989IS0309F012
0989IS0308F012
0135IS0161F003
0135BR0003F003
1575IS0140F005
1575IS0139F005
1575IS0137F005
1575IS0138F005
1575IS0135F005
1575IS0136F005
1575IS0115F003
1575IS0108F003
1575IS0107F003
1575IS0106F003
0465S 0158F004
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R1
R1
M1
M1
R1
R1
R1
R1
R1
R1
R2-39
R1
R1
R1
M1
AFLEVERING — DELIVRANCE
PAMIDRONAS DINATRII
PAMIDRONAS DINATRII
NAPROXENUM NATRII
NAPROXENUM NATRII
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
GABAPENTINUM
HYDROCHLOROTHIAZIDUM LISINOPRILUM (DIHYDRICUM)
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
CITALOPRAMI HYDROBROMIDUM
ISOTRETINOINUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12087
SOLUTION A DILUER POUR PERFUSION FLACON VERRE 20 ML CONCENTRAAT VOOR OPLOSSING VOOR INTRAVENEUZE INFUSIE - INJECTIEFLACON GLAS 20 ML
SOLUTION A DILUER POUR PERFUSION FLACON VERRE 30 ML CONCENTRAAT VOOR OPLOSSING VOOR INTRAVENEUZE INFUSIE - INJECTIEFLACON GLAS 30 ML
COMPRIMES PELLICULES FILMOMHULDE TABLETTEN
COMPRIMES PELLICULES FILMOMHULDE TABLETTEN
CREME - TUBE MDPE CREME - TUBE MDPE
POUDRE POUR SOLUTION INJECTABLE FLACON VERRE + AIGUILLE DE TRANSFERT POEDER VOOR OPLOSSING VOOR INJECTIE - FLES GLAS + TRANSFERNAALD
DISPOSITIF TRANSDERMIQUE PLEISTER VOOR TRANSDERMAAL GEBRUIK
PAMIDRO-CELL 60 MG/20 ML
PAMIDRO-CELL 90 MG/30 ML
PIRACETAM GENERIX 1200 MG enregistrement radié le 23.08.2007 registratie geschrapt op 23.08.2007
PIRACETAMSTADA 1200 MG enregistrement radié le 23.08.2007 registratie geschrapt op 23.08.2007
ROSACED 7,5 MG/G
TAZOCIN BIOSET 4 G / 500 MG
VIVELLE DOT 25 MCG / 24 H
0276S 0496F006 ANUSOL
0276S 0495F007 ANUSOL
ANUSOL POMMADE - TUBE ZALF - TUBE
REGISTRATIENUMMER EN BENAMING Oude formule — N° D’ENREGISTREMENT ET DENOMINATION Ancienne formule
ANUSOL SUPPOSITOIRES - PLAQUETTE THERMOFORMEE PVC/PE ZETPILLEN - BLISTERVERPAKKING PVC/PE
BENAMING EN FARMACEUTISCHE VORM Nieuwe formule — DENOMINATION ET FORME PHARMACEUTIQUE Nouvelle formule
0276S 0834F007 MCNEIL COMM. V.A.
1273IS0069F006 MCNEIL COMM. V.A
T
R1+T
M1
R1
R1
R1
R1
AFLEVERING — DELIVRANCE
ESTRADIOLUM
PIPERACILLINUM NATRII TAZOBACTAMUM NATRII
METRONIDAZOLUM
PIRACETAMUM
PIRACETAMUM
PAMIDRONAS DINATRII
PAMIDRONAS DINATRII
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
O
O
AFLEVERING — DELIVRANCE
LIDOCAINI HYDROCHLORIDUM ZINCI OXYDUM
LIDOCAINI HYDROCHLORIDUM ZINCI OXYDUM
ACTIEVE BESTANDDELEN Nieuwe formule — PRINCIPES ACTIFS Nouvelle formule
Liste des médicaments à usage humain dont la composition en principes actifs a été modifiée entre le 1 août 2004 et le 31 août 2004 (Liste tenant compte des modifications survenues depuis la date d’enregistrement jusqu’au 1er janvier 2008)
0206IS0345F015
0428IS0267F000
1364IS0003F007
0616S 0715F003
0616S 0714F003
0989IS0311F012
0989IS0310F012
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
REGISTRATIENUMMER EN REGISTRATIEHOUDER Nieuwe formule — N° D’ENREGISTREMENT ET TITULAIRE D’ENREGISTREMENT Nouvelle formule
02/08/04
09/08/04
WYETH PHARMACEUTICALS S.A.
NOVARTIS PHARMA N.V.
30/08/04
09/08/04
09/08/04
16/08/04
16/08/04
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
PIERRE FABRE BENELUX S.A.
EUROGENERICS N.V.
EUROGENERICS N.V.
EUROGENERICS N.V.
EUROGENERICS N.V.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
Lijst van de geneesmiddelen voor humaan gebruik waarvan de samenstelling van actieve bestanddelen veranderd werd tussen 1 augustus 2004 en 31 augustus 2004 (Lijst rekening houdend met de veranderingen aangebracht vanaf de registratiedatum tot 1 januari 2008)
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
BENAMING — DENOMINATION
12088 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
GELULES CAPSULES
COMPRIMES TABLETTEN
COMPRIMES TABLETTEN
COMPRIMES TABLETTEN
COMPRIMES TABLETTEN
GELULES ENTERIQUES GASTRORESISTANTES - BLISTER MAAGSAPRESISTENTE CAPSULES - BLISTER
GELULES CAPSULES
DIFLUCAN 50 MG
HYTRIN 10 MG
HYTRIN 2 MG
HYTRIN 5 MG
MEDROL 4 MG
MERCK-OMEPRAZOLE 20 MG
SPORANOX 100 MG
PHARMAPARTNER
AKTUAPHARMA N.V.
AKTUAPHARMA N.V.
AKTUAPHARMA N.V.
AKTUAPHARMA N.V.
AKTUAPHARMA N.V.
AKTUAPHARMA N.V.
AKTUAPHARMA N.V.
HOUDER VAN DE VERGUNNING — DETENTEUR D’AUTORISATION
SOLUTION INJECTABLE - FLACON PP OPLOSSING VOOR INJECTIE - FLES PP
SUSPENSION INJECTABLE FLACON FLEXIBLE SUSPENSIE VOOR INJECTIE - FLEXIBELE FLES
COMPRIMES TABLETTEN
SOLUTION BUVABLE - FLACON 52 ML OPLOSSING VOOR ORAAL GEBRUIK FLES 52 ML
COVEXIN 10
DRONTAL LARGE DOG
ITRAFUNGOL 10 MG/ML
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
CALCIUMBORO-KEL 500ML
BENAMING — DENOMINATION
JANSSEN ANIMAL HEALTH B.V.B.A.
BAYER N.V.
SCHERING-PLOUGH N.V.
KELA LABORATORIA N.V.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
Lijst van de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik geregistreerd tussen 1 augustus 2004 en 31 augustus 2004 (Lijst rekening houdend met de veranderingen aangebracht vanaf de registratiedatum tot 1 juni 2007)
COMPRIMES A LIBERATION PROLONGEE - BLISTER PVC/PVDC/ALU TABLETTEN MET VERLENGDE AFGIFTE - BLISTER PVC/PVDC/ALU
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
DEPAKINE CHRONO 300
BENAMING — DENOMINATION
Lijst van de geneesmiddelen voor humaan gebruik waarvoor een vergunning voor parallelinvoer is toegekend tussen 1 augustus 2004 en 31 augustus 2004
30/08/04
02/08/04
16/08/04
09/08/04
1559PI0014F005
1452PI0093F005
1452PI0092F003
1452PI0088F003
1452PI0089F003
1452PI0090F003
1452PI0094F005
1452PI0091F003
VERGUNNINGSNUMMER — N° D’ AUTORISATION
R1
R1
T
R1
R1
R1
R1
R1
AFLEVERING — DELIVRANCE
ITRACONAZOLUM
OMEPRAZOLUM
METHYLPREDNISOLONUM
TERAZOSINI (HYDROCHLORIDUM)
TERAZOSINI (HYDROCHLORIDUM)
TERAZOSINI (HYDROCHLORIDUM)
FLUCONAZOLUM
VALPROAS NA VALPROICUM ACIDUM
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
0002S 0460F011
0187IS0341F003
0282IS0068F017
0129S 0894F012
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R1
O
R1
R7
AFLEVERING — DELIVRANCE
TETANI PERFINGENS SORDELLII NOVYI HAEMOLYTICUM
CHAUVEI ET
ITRACONAZOLUM
PRAZIQUANTELUM FEBANTEL PYRANTELI EMBONAS
CLOSTRIDIUM SEPTICUM CLOSTRIDIUM CLOSTRIDIUM CLOSTRIDIUM CLOSTRIDIUM CLOSTRIDIUM
MAGNESII CHLORIDUM CALCII GLUCONAS
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
Liste des médicaments à usage vétérinaire enregistrés entre le 1er août 2004 et le 31 août 2004 (Liste tenant compte des modifications survenues depuis la date d’enregistrement jusqu’au 1er juin 2007) REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
16/08/04
16/08/04
16/08/04
16/08/04
16/08/04
16/08/04
23/08/04
16/08/04
VERGUNNINGSDATUM — DATE D’AUTORISATION
Liste des médicaments à usage humain pour lesquels une autorisation d’importation parallèle a été accordée entre le 1er auût 2004 et le 31 août 2004
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12089
EMULSION INJECTABLE FLACON VERRE 50 ML EMULSIE VOOR INJECTIE FLACON GLAS 50ML
SUVAXYN ERY
FORT DODGE ANIMAL HEALTH BNL B.V.
INTERVET INTERNATIONAL B.V.
REGISTRATIEHOUDER — TITULAIRE D’ENREGISTREMENT
T
R7
R2-39
R1
M1
O
Usage vétérinaire - diergeneeskundig gebruik
V
30/08/04
16/08/04
3003IE0112F017
3006IE0164F017
REGISTRATIENUMMER — N° D’ENREGISTREMENT
R1
R1
AFLEVERING — DELIVRANCE
ERYSIPELOTHRIX RHUSIOPATHIAE (ROUGET DU PORC)
BRONCHITE INFECTIEUSE AVIAIRE (IB) VIRUS VIV.ATTENUE DEPALLETHRINUM PSEUDOPESTE AVIAIRE VIRUS INACTIVE (NEWCASTLE DISEASE) (ND) RHINOTRACHEITE AVIAIRE VIRUS (TRTV)
ACTIEVE BESTANDDELEN — PRINCIPES ACTIFS
Signification des codes figurant dans les listes d’enregistrement Août 2004
REGISTRATIEDATUM — DATE D’ENREGISTREMENT
Bevat giftstoffen vermeld in de lijsten gevoegd bij het Regentbesluit van 6 februari 1946 houdende reglement op het bewaren en het verkopen van giftstoffen.
Contient des toxiques inscrits dans les listes annexées à l’arrêté du Régent du 6 février 1946 portant réglementation de la conservation et du débit des substances vénéneuses et toxiques.
De aflevering is afhankelijk van het overleggen van een geneeskundig voorschrift in toepassing van artikel 7, § 2 of § 3 van het koninklijk besluit van 3 juli 1969 betreffende de registratie van geneesmiddelen.
Délivrance soumise à prescription médicale en application de l’article 7, § 2 ou § 3 de l’arrêté royal du 3 juillet 1969 relatif à l’enregistrement des médicaments.
De aflevering is afhankelijk van het overleggen van een geneeskundig voorschrift op grond van het koninklijk besluit van 27 december 1982 waarbij de aflevering van farmaceutische specialiteiten voor menselijk gebruik die een diuretisch bestanddeel bevatten, onderworpen wordt aan een doktervoorschrift.
Délivrance soumise à prescription médicale sur base de l’arrêté royal du 27 décembre 1982 soumettant à prescription médicale la délivrance des spécialités pharmaceutiques à usage humain qui contiennent une substance diurétique.
De aflevering is afhankelijk van het overleggen van een geneeskundig voorschrift op grond van artikel 6, lid 3, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.
Délivrance soumise à prescription médicale sur base de l’article 6, alinea 3, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments.
Geneesmiddel op voorschrift waarvan de aflevering niet verlengbaar is overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 § 1bis derde lid, 1ste streep, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en artikel 61 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik.
Médicament sur prescription dont la délivrance ne peut pas être prolongée conformément aux dispositions de l’article 6 § 1erbis alinea 3, 1er tiret, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments et de l’article 61 de l’arrêté royal du 14 décembre 2006 concernant les médicaments à usage humain et vétérinaire.
Vrije aflevering
Délivrance libre
Statut légal de délivrance - Wettelijk regime voor de aflevering
Usage humain - humaan gebruik
H
Betekenis van de codes die in de registratielijsten voorkomen Augustus 2004
EMULSION INJECTABLE - FLACON PE EMULSIE VOOR INJECTIE - FLACON PE
FARMACEUTISCHE VORM — FORME PHARMACEUTIQUE
NOBILIS RT + IBMULTI + ND + EDS
BENAMING — DENOMINATION
12090 BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12091
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID [C − 2008/35336] Bekendmaking goedkeuringsbeslissing gemeentelijke stedenbouwkundige verordening Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Sint-Amands brengt overeenkomstig artikel 55, § 2, van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, ter kennis van de bevolking dat de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake het overwelven van baangrachten, vastgesteld werd door de gemeenteraad van 27 november 2006 en door de gemeenteraad van 28 januari 2008 en door de Bestendige Deputatie van de provincie Antwerpen goedgekeurd in zitting van 31 oktober 2007. De beslissing treed in werking tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad. De gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ligt ter inzage in het gemeentehuis, milieudienst, Livien Van der Looystraat 10, 2890 Sint-Amands en dit tijdens de openingsuren.
AGENDA’S — ORDRES DU JOUR BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK PARLEMENT
PARLEMENT DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE
[S − C − 2008/20021]
[S − C − 2008/20021]
Commissievergaderingen
Réunions de commission
Dagorde
Ordre du jour
Woensdag 27 februari 2008, om 14 u. 30 m.
Mercredi 27 février 2008, à 14 h 30 m
(Paleis van het Brussels Parlement - commissiezaal 201)
(Palais du Parlement bruxellois - salle de commission 201)
Commissie voor de Infrastructuur, belast met Openbare Werken en Verkeerswezen
Commission de l’Infrastructure, chargée des Travaux publics et des Communications
— Ontwerp van ordonnantie betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg. Rapporteur : de heer Hamza Fassi-Firi. — Hoorzitting van de heer José Demoulin, voorzitter van de VZW Raad van de Netwerk Beheerders in Brussel. — Voortzetting van de algemene bespreking.
— Projet d’ordonnance relative aux chantiers en voirie.
Rapporteur : M. Hamza Fassi-Fihri. — Audition de M. José Demoulin, président de l’ASBL Conseil des Gestionnaires de Réseaux de Bruxelles. — Poursuite de la discussion générale.
Woensdag 27 februari 2008, om 14 u. 30 m.
Mercredi 27 février 2008, à 14 h 30 m
(Paleis van het Brussels Parlement - commissiezaal 206)
(Palais du Parlement bruxellois - salle de commission 206)
Commissie voor de Economische Zaken, belast met het Economisch Beleid, het Werkgelegenheidsbeleid en het Wetenschappelijk Onderzoek
Commission des Affaires économiques, chargée de la Politique économique, de la Politique de l’Emploi et de la Recherche scientifique
— Regeling van de werkzaamheden. — Voorstel van ordonnantie (van de heer Didier Gosuin) houdende regeling voor de bedrijvencentra in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
— Ordre des travaux. — Proposition d’ordonnance (de M. Didier Gosuin) organisant des centres d’entreprises dans la Région bruxelloise.
Rapporteurs : de heren Mohamed Lahlali en Serge de Patoul.
Rapporteurs : MM. Mohamed Lahlali et Serge de Patoul.
— Voortzetting van de bespreking — Stemmingen.
— Poursuite de la discussion — Votes.
— Voorstel van ordonnantie (van de heer Serge de Patoul, Mevr. Franc¸ oise Schepmans, Mevr. Caroline Persoons en de heer Olivier de Clippele) betreffende de erkenning en de subsidiëring van de activiteitencoöperatieven.
— Proposition d’ordonnance (de M. Serge de Patoul, Mmes Franc¸ oise Schepmans, Caroline Persoons et M. Olivier de Clippele) relative à l’agrément et au subventionnement des coopératives d’activités.
12092
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
— Aanwijzing van een rapporteur.
— Désignation d’un rapporteur.
— Bespreking — Stemmingen.
— Discussion — Votes.
— Voorstel van ordonnantie (van de heren Philippe Pivin, Jacques Simonet en Serge de Patoul) tot wijziging van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling.
— Proposition d’ordonnance (de MM. Philippe Pivin, Jacques Simonet et Serge de Patoul) modifiant l’ordonnance du 18 janvier 2001 portant organisation et fonctionnement de l’Office régional bruxellois de l’Emploi.
— Aanwijzing van een rapporteur.
— Désignation d’un rapporteur.
— Bespreking — Stemmingen.
— Discussion — Votes.
— Voorstel van ordonnantie (van Mevr. Olivia P’Tito c.s.) tot invoering van een Brussels label voor maatschappelijk verantwoord ondernemen « Brussels Label ». — Aanwijzing van een rapporteur. — Bespreking — Stemmingen. — Voorstel van ordonnantie (van de heer Walter Vandenbossche) houdende toekenning van een rentetoelage voor ondernemingen die lijden onder de verstoorde bereikbaarheid ten gevolge van hinder door openbare werken. — Aanwijzing van een rapporteur. — Bespreking — Stemmingen. — Voorstel van resolutie (van de heer Christos Doulkeridis, Mevr. Olivia P’Tito, Mevr. Julie de Groote, de heren Jean-Luc Vanraes, Walter Vandenbossche en Jan Béghin) ertoe strekkende een jaarverslag op te stellen over de gewestelijke verdeling van de personen die in Brussel een gewestelijk en een gemeentelijk overheidsambt bekleden. — Aanwijzing van een rapporteur. — Bespreking — Stemmingen. — Voorstel van ordonnantie (van de heer Serge de Patoul, Mevr. Caroline Persoons, Mevr. Françoise Schepmans en de heer Alain Zenner) tot wijziging van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen.
— Proposition d’ordonnance (de Mme Olivia P’Tito et consorts) créant un label bruxellois de responsabilité sociétale des entreprises, « Bruxelles Label ». — Désignation d’un rapporteur. — Discussion — Votes. — Proposition d’ordonnance (de M. Walter Vandenbossche) portant octroi d’une subvention-intérêt aux entreprises confrontées à des problèmes d’accessibilité suite aux nuisances liées à des travaux publics. — Désignation d’un rapporteur. — Discussion — Votes. — Proposition de résolution (de M. Christos Doulkeridis, Mmes Olivia P’Tito, Julie de Groote, MM. Jean-Luc Vanraes, Walter Vandenbossche et Jan Béghin) visant à élaborer un rapport annuel établissant la répartition régionale des personnes occupant un emploi public régional et communal à Bruxelles. — Désignation d’un rapporteur. — Discussion — Votes. — Proposition d’ordonnance (de M. Serge de Patoul, Mmes Caroline Persoons, Franc¸ oise Schepmans et M. Alain Zenner) modifiant l’ordonnance du 18 mars 2004 relative à l’agrément et au financement des initiatives locales de développement de l’emploi et des entreprises d’insertion.
— Aanwijzing van een rapporteur.
— Désignation d’un rapporteur.
— Bespreking — Stemmingen.
— Discussion — Votes.
— Voorstel (van de heer Serge de Patoul, Mevr. Viviane Teitelbaum, de heren Bernard Clerfayt, Alain Destexhe en Mevr. Caroline Persoons) tot oprichting van een bijzondere commissie voor discriminatie bij aanwerving in de overheidsbesturen.
— Proposition (de M. Serge de Patoul, Mme Viviane Teitelbaum, MM. Bernard Clerfayt, Alain Destexhe et Mme Caroline Persoons) visant à instaurer une commission spéciale sur les discriminations à l’embauche dans les administrations publiques.
Rapporteurs : de heer Alain Zenner en Mevr. Olivia P’Tito.
Rapporteurs : M. Alain Zenner et Mme Olivia P’Tito.
— Voortzetting van de bespreking — Stemmingen.
— Poursuite de la discussion — Votes.
— Voorstel van ordonnantie (van de heer Jan Béghin) houdende de evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Proposition d’ordonnance (de M. Jan Béghin) portant la participation proportionnelle sur le marché de l’emploi.
Rapporteurs : de heer Alain Zenner en Mevr. Olivia P’Tito.
Rapporteurs : M. Alain Zenner et Mme Olivia P’Tito.
— Voortzetting van de bespreking — Stemmingen.
— Poursuite de la discussion — Votes.
— Voorstel van resolutie (van de heer Vincent De Wolf) ter bestrijding van discriminatie bij aanwerving.
— Proposition de résolution (de M. Vincent De Wolf) visant à lutter contre la discrimination à l’embauche.
Rapporteurs : de heer Alain Zenner en Mevr. Olivia P’Tito.
Rapporteurs : M. Alain Zenner et Mme Olivia P’Tito.
— Inleidende uiteenzetting van de indiener.
— Exposé introductif de l’auteur.
— Bespreking — Stemmingen.
— Discussion — Votes.
— Voorstel van ordonnantie (van de heren Rachid Madrane, Jan Béghin, Didier Gosuin, Alain Daems, Vincent De Wolf en Mevr. Adelheid Byttebier) ertoe strekkende een diversiteitsbeleid te bewerkstelligen in het Brussels ambtenarenapparaat.
— Proposition d’ordonnance (de MM. Rachid Madrane, Jan Béghin, Didier Gosuin, Alain Daems, Vincent De Wolf et Mme Adelheid Byttebier) visant à assurer une politique de diversité au sein de la fonction publique bruxelloise.
Rapporteurs : de heer Alain Zenner en Mevr. Olivia P’Tito.
Rapporteurs : M. Alain Zenner et Mme Olivia P’Tito.
— Voortzetting van de bespreking — Stemmingen.
— Poursuite de la discussion — Votes.
— Ontwerp van ordonnantie betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling. — Aanwijzing van een rapporteur. — Bespreking — Stemmingen. — Voorstel van resolutie (van de heren Didier Gosuin en Serge de Patoul) tot oprichting van een Brussels bureau voor de opnamen.
— Projet d’ordonnance relative à la lutte contre la discrimination et à l’égalité de traitement en matière d’emploi. — Désignation d’un rapporteur. — Discussion — Votes. — Proposition de résolution (de MM. Didier Gosuin et Serge de Patoul) visant à la création d’un bureau bruxellois des tournages.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12093
Voorstel van ordonnantie (van Mevr. Marion Lemesre en de heer Philippe Pivin) betreffende de aanmoediging, ontwikkeling en financiering van de audiovisuele industrie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Proposition d’ordonnance (de Mme Marion Lemesre et M. Philippe Pivin) relative à l’encouragement, au développement et au financement de l’industrie audiovisuelle en Région de Bruxelles-Capitale.
Voorstel van resolutie (van de heer Jean-Luc Vanraes) omtrent het uitbouwen van een Brussels filmbeleid en het investeren in de film en audiovisuele sector.
Proposition de résolution (de M. Jean-Luc Vanraes) relative au développement d’une politique cinématographique bruxelloise et à l’investissement dans les secteurs cinématographique et audiovisuel.
Rapporteurs : de heer Alain Zenner en Mevr. Olivia P’Tito.
Rapporteurs : M. Alain Zenner et Mme Olivia P’Tito.
— Voortzetting van de bespreking — Stemmingen.
— Poursuite de la discussion — Votes.
Donderdag 28 februari 2008, om 14 u. 30 m.
Jeudi 28 février 2008, à 14 h 30 m
(Paleis van het Brussels Parlement - commissiezaal 206)
(Palais du Parlement bruxellois - salle de commission 206)
Commissie voor de Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, Externe Betrekkingen en Algemene Zaken
Commission des Finances, du Budget, de la Fonction publique, des Relations extérieures et des affaires générales
— Interpellatie van Mevr. Franc¸ oise Schepmans (F) tot de heren Charles Picqué, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, en Guy Vanhengel, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, betreffende « de bookmakerkantoren tegen vast percentage ».
— Interpellation de Mme Franc¸ oise Schepmans (F) à MM. Charles Picqué, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au Développement, et Guy Vanhengel, Ministre du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Finances, du Budget, de la Fonction publique et des Relations extérieures, concernant « les agences de paris à taux fixe ».
— Interpellatie van de heer Serge de Patoul (F) tot de heer Charles Picqué, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, betreffende « de uitvoering van en onderhandelingen over het samenwerkingsakkoord BELIRIS ».
— Interpellation de M. Serge de Patoul (F) à M. Charles Picqué, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au Développement, concernant « l’exécution et la négociation de l’accord de coopération BELIRIS ».
— Interpellatie van de heer Jos Van Assche (N) tot de heren Charles Picqué, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, en Guy Vanhengel, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, betreffende « het stroomlijnen van het beleid rond de promotie van Brussel ».
— Interpellation de M. Jos Van Assche (N) à MM. Charles Picqué, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au Développement, et Guy Vanhengel, Ministre du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Finances, du Budget, de la Fonction publique et des Relations extérieures, concernant « la rationalisation de la politique de promotion de Bruxelles ».
— Mondelinge vraag van de heer Jean-Luc Vanraes (N) aan de heer Charles Picqué, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, en Mevr. Brigitte Grouwels, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ambtenarenzaken, Gelijkekansenbeleid en de Haven van Brussel, betreffende « de noodzaak om de administratieve démarches van bedrijven en burgers te verlichten ».
— Question orale de M. Jean-Luc Vanraes (N) à M. Charles Picqué, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au Développement, et Mme Brigitte Grouwels, Secrétaire d’Etat à la Région de BruxellesCapitale, chargée de la Fonction publique, l’Egalité des Chances et le Port de Bruxelles, concernant « la nécessité de simplifier les démarches administratives des entreprises et des citoyens ».
— Mondelinge vraag van Mevr. Viviane Teitelbaum (F) aan de heer Charles Picqué, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, betreffende « de selectieprocedure voor advocaten in het Brussels Gewest ».
— Question orale de Mme Viviane Teitelbaum (F) à M. Charles Picqué, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au Développement, concernant « la procédure de sélection des avocats en Région bruxelloise ».
— Mondelinge vraag van Mevr. Marion Lemesre (F) aan de heer Charles Picqué, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, betreffende « de vestiging van de Europese School in de voormalige kadettenkazerne aan de Sint-Annadreef in Laken ».
Question orale de Mme Marion Lemesre (F) à M. Charles Picque, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au développement, concernant « l’installation de l’Ecole européenne dans l’ancienne caserne des cadets à la drève Sainte-Anne à Laeken ».
— Interpellatie van Mevr. Julie Fiszman (F) tot de heer Guy Vanhengel, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, betreffende « Iristeam ».
— Interpellation de Mme Julie Fiszman (F) à M. Guy Vanhengel, Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé des Finances, du Budget, de la Fonction publique et des Relations extérieures, concernant « Iristeam ».
12094
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
— Mondelinge vraag van de heer Hamza Fassi-Fihri (F) aan de heer Guy Vanhengel, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, betreffende « het feest van het internet 2008 ». — Mondelinge vraag van de heer Mustapha El Karouni (F) aan de heer Guy Vanhengel, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, betreffende « de omzetting van de dienstenrichtlijn ».
— Question orale de M. Hamza Fassi-Fihri (F) à M. Guy Vanhengel, Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé des Finances, du Budget, de la Fonction publique et des Relations extérieures, concernant « la fête de l’internet 2008 ». — Question orale de M. Mustapha El Karouni (F) à M. Guy Vanhengel, Ministre du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Finances, du Budget, de la Fonction publique et des Relations extérieures, concernant « la transposition de la Directive services ».
* VERENIGDE VERGADERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
ASSEMBLEE REUNIE DE LA COMMISSION COMMUNAUTAIRE COMMUNE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE
[S − C − 2008/20022]
[S − C − 2008/20022] Réunion de commission
Commissievergadering Agenda
Ordre du jour
Woensdag 27 februari 2008, om 13 u. 30 m.
Mercredi 27 février 2008, à 13 h 30 m
(Paleis van het Brussels Parlement - commissiezaal 206)
(Palais du Parlement bruxellois - salle de commission 206)
Commissie voor de Gezondheid
Commission de la Santé
— Interpellatie van de heer Paul Galand (F) tot de heren Guy Vanhengel, lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, Financiën, Begroting en Externe Betrekkingen, en Benoît Cerexhe, lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid en het Openbaar Ambt, betreffende « de inschakeling van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bij de voorbereiding en de opstelling van het nationaal kankerplan ».
— Interpellation de M. Paul Galand (F) à MM. Guy Vanhengel, membre du Collège réuni, compétent pour la Politique de la Santé, les Finances, le Budget et les Relations extérieures, et Benoît Cerexhe, membre du Collège réuni, compétent pour la Politique de la Santé et la Fonction publique, concernant « l’implication de la Commission communautaire commune dans la préparation et la mise sur pied du Plan national Cancer ».
* PARLEMENT FRANCOPHONE BRUXELLOIS [2008/20020] Réunion de commission Ordre du jour Mercredi 27 février 2008, à 9 heures (Rue du Lombard 69 — Salle 206) Session ordinaire 2007-2008, n° 17 1. Proposition de résolution relative à la santé mentale et aux drogues et assuétudes, déposée par Mme Magda De Galan, M. André du Bus de Warnaffe et Mme Dominique Braeckman. — Rapporteuse : Mme Souad Razzouk. — Exposé des auteurs de la proposition. — Audition : — de Mme Marie-Cécile Henriquet, directrice du Service de santé mentale « Le Méridien » (Services de santé mentale de l’UCL à Bruxelles); — de M. Serge Zombek, président de la Fédération bruxelloise francophone des institutions pour toxicomanes; — et de M. Charles Lejeune, Secrétaire général de la Fédération des centres de service social et membre du Bureau du Conseil consultatif bruxellois francophone de l’Aide aux personnes et de la Santé - section ambulatoire. — Discussion générale. — Examen des considérants et du dispositif de la proposition. — Votes (éventuellement).
1. Dans les conditions de l’article 20 du Règlement, les réunions des commissions sont publiques.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN EN VERSCHILLENDE BERICHTEN PUBLICATIONS LEGALES ET AVIS DIVERS
12095
Compétences requises : la personne à recruter devra manifester, par ses publications et son activité antérieure, sa connaissance approfondie de l’histoire financière de l’antiquité. Il fera également la preuve d’une connaissance approfondie de la numismatique antique. Il aura également une expérience d’enseignement, si possible de haut niveau. Vacance n° 2008/006 Renseignements complémentaires à l’adresse http://www.ulb.ac.be/ docs/greffe/vacances/academique/index.html (80107)
UNIVERSITE LIBRE DE BRUXELLES
Vacance d’un poste académique temps plein
Vacance d’un poste académique temps partiel (correspondant à 1/20 de temps plein) Domaine : Santé publique
Domaine : Sciences Discipline : conception de systèmes embarqués à partir de modèles Faculté des sciences
Médecine du travail et santé environnement Ecole de Santé publique Département des risques santé environnementaux et industriels
Titre requis : docteur avec thèse en sciences (orientation informatique) ou en sciences appliquées/sciences de l’ingénieur (orientation informatique). Compétences requises : expertise dans le domaine de la conception fiable de logiciels, en particulier pour les systèmes embarqués.
Titre requis : docteur avec thèse en sciences ou en sciences biomédicales. Compétences requises : connaissances approfondies des méthodes de prélèvements et d’analyse en milieu de travail et en environnement (monitorage et bio-monitorage physico-chimique). Vacance n° 2008/007
Vacance n° 2008/004 Renseignements complémentaires à l’adresse http://www.ulb.ac.be/ docs/greffe/vacances/academique/index.html (80105)
Renseignements complémentaires à l’adresse http://www.ulb.ac.be/ docs/greffe/vacances/academique/index.html (80108)
Vacance d’un poste académique temps plein Vacance d’un poste académique temps plein
Domaine : Sciences
Domaine : Sciences
Discipline : biologie cellulaire
Discipline : bioinformatique et méthodes informatiques pour les sciences de la vie
Faculté des sciences Département de Biologie moléculaire
Faculté des sciences Titre requis : docteur avec thèse en sciences (de préférence orientation informatique) ou en sciences appliquées/sciences de l’ingénieur (de préférence orientation informatique). Compétences requises : expertise en bioinformatique et/ou dans les méthodes informatiques pour les sciences du vivant : modélisation informatique et statistique des données biologiques, méthodes numériques, apprentissage automatique, algorithmique et optimisation.
Titre requis : docteur avec thèse en sciences. Compétences requises : expertise dans le domaine de la biologie cellulaire, de la biologie du développement et/ou de la régulation des gènes. Vacance n° 2008/008 Renseignements complémentaires à l’adresse http://www.ulb.ac.be/ docs/greffe/vacances/academique/index.html (80109)
Vacance n° 2008/005 Renseignements complémentaires à l’adresse http://www.ulb.ac.be/ docs/greffe/vacances/academique/index.html (80106)
Vacance d’un poste académique temps plein Domaine : Sciences Discipline : biologie Faculté des sciences
Vacance d’un poste académique temps partiel (0,20 ETP) Chaire d’histoire financière de l’antiquité
Département de Biologie moléculaire Domaine : Histoire, Art et Archéologie Faculté de philosophie et lettres Département d’Histoire, Arts et Archéologie Titre requis : le/la candidat(e) sera porteur(porteuse) d’un doctorat en histoire ou histoire de l’art et archéologie, en relation avec l’histoire monétaire ou financière.
Titre requis : docteur avec thèse en sciences. Compétences requises : expertise dans le domaine de la génétique et/ou génomique des mammifères. Vacance n° 2008/009 Renseignements complémentaires à l’adresse http://www.ulb.ac.be/ docs/greffe/vacances/academique/index.html (80110)
12096
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening
Gemeente Dilbeek
Sectoraal bijzonder plan van aanleg « Zonevreemde bedrijven fase 2 — deelplan 4-2 Trullemans NV »
Aankondigingen − Annonces
VENNOOTSCHAPPEN − SOCIETES
INNOGENETICS, naamloze vennootschap, Technologiepark 6, 9052 Zwijnaarde (Gent) Ondernemingsnummer 0427.550.660 — RPR Gent
Bericht van onderzoek Het college van burgemeester en schepenen, overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, maakt aan de bevolking bekend dat een openbaar onderzoek ingesteld wordt betreffende het sectoraal bijzonder plan van aanleg « Zonevreemde bedrijven fase 2 — deelplan 4-2 Trullemans NV »; Het bijzonder plan van aanleg « Zonevreemde bedrijven fase 2 — deelplan 4-2 Trullemans NV », werd opgemaakt overeenkomstig de wettelijke bepalingen terzake en voorlopig aanvaard door de gemeenteraad in zitting van 27 februari 2007; Het werd neergelegd in het gemeentehuis, op de dienst ruimtelijke ordening en huisvesting, Gemeenteplein 1, te 1700 Dilbeek, waar het publiek er kennis van kan nemen tijdens de normale werkdagen en openingsuren, en dit gedurende de voorgeschreven termijn van dertig kalenderdagen, vanaf 27 februari 2008. Elkeen die meent opmerkingen en/of bezwaren te kunnen doen gelden tegen dit plan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften, moet deze schriftelijk ter kennis brengen aan het college van burgemeester en schepenen vóór het einde van de termijn, m.a.w. vóór 28 maart 2008. (5898)
Sectoraal bijzonder plan van aanleg « Zonevreemde bedrijven fase 2 — deelplan Arabel » Bericht van onderzoek Het college van burgemeester en schepenen, overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, maakt aan de bevolking bekend dat een openbaar onderzoek ingesteld wordt betreffende het sectoraal bijzonder plan van aanleg « Zonevreemde bedrijven fase 2 — deelplan Arabel » te Dilbeek; Het bijzonder plan van aanleg « Zonevreemde bedrijven fase 2 — deelplan Arabel », werd opgemaakt overeenkomstig de wettelijke bepalingen terzake en voorlopig aanvaard door de gemeenteraad in zitting van 27 februari 2007; Het werd neergelegd in het gemeentehuis, op de dienst ruimtelijke ordening en huisvesting, Gemeenteplein 1, te 1700 Dilbeek, waar het publiek er kennis van kan nemen tijdens de normale werkdagen en openingsuren, en dit gedurende de voorgeschreven termijn van dertig kalenderdagen, vanaf 27 februari 2008. Elkeen die meent opmerkingen en/of bezwaren te kunnen doen gelden tegen dit plan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften, moet deze schriftelijk ter kennis brengen aan het college van burgemeester en schepenen vóór het einde van de termijn, m.a.w. vóór 28 maart 2008. (5899)
De raad van bestuur van de NV Innogenetics (de Vennootschap) heeft de eer de aandeelhouders en warranthouders van de Vennootschap uit te nodigen tot het bijwonen van de buitengewone algemene aandeelhoudersvergadering, die zal gehouden worden voor een notaris op 14 maart 2008, om 10 uur, op de maatschappelijke zetel van de Vennootschap, Technologiepark 6, te 9052 Zwijnaarde. Agenda en voorstellen van besluit : Uitgifte van warrants voor de Chief Financial Officer van de Vennootschap 1. Kennisname van de verslagen met betrekking tot het voorstel tot uitgifte van (naakte) warrants. Kennisname van de bijzondere verslagen van de raad van bestuur overeenkomstig de artikelen 583, 596, alinea 2, en 598 van het Wetboek van vennootschappen. Kennisname van de bijzondere verslagen van de commissaris overeenkomstig de artikelen 596, alinea 2, en 598, alinea 4, van het Wetboek van vennootschappen. 2. Uitgifte van 25.000 (naakte) warrants en vaststelling van de uitgifte- en uitoefenvoorwaarden. Voorstel tot besluit : De buitengewone algemene aandeelhoudersvergadering beslist tot uitgifte van 25.000 (naakte) warrants op naam en ten voordele van de Chief Financial Officer van de Vennootschap (hierna de “Deelnemer”), met name WVC Consulting BVBA, met ondernemingsnummer 0893.887.365 — RPR Dendermonde en maatschappelijke zetel te 9300 Aalst, square Jacques Geerinckx 3, hebbende als statutair zaakvoerder en vaste vertegenwoordiger de heer Walter Van Cauwenberge, die op de buitengewone algemene vergadering op maximaal het aantal warrants kan inschrijven zoals hierboven aangegeven. De buitengewone algemene vergadering beslist de uitgifte- en uitoefenvoorwaarden vast te leggen volgens de uitgifte- en uitoefenvoorwaarden die zijn opgenomen in het bijzonder verslag van de raad van bestuur overeenkomstig artikel 583 van het Wetboek van vennootschappen vermeld in punt 1 van deze agenda, welke volledige uitgifte- en uitoefenvoorwaarden in de authentieke akte zullen worden opgenomen. 3. Opheffing van het voorkeurrecht. Voorstel tot besluit : opheffing van het voorkeurrecht in het kader van de uitgifte van de bovenvermelde warrants, ten gunste van de Chief Financial Officer van de Vennootschap. Bij de uitgifte van de warrants zal de Deelnemer op de buitengewone algemene vergadering kunnen inschrijven op het maximaal aantal warrants zoals aangeduid in het voorstel van besluit sub 2 hierboven. 4. Verhoging van het kapitaal onder opschortende voorwaarde. Voorstel tot besluit : verhoging van het kapitaal op voorwaarde dat en in de mate dat de warrants uitgeoefend worden, ten belope van het maximale bedrag, gelijk aan het aantal aandelen uit te geven bij uitoefening van de warrants, vermenigvuldigd met de fractiewaarde van de nieuwe aandelen, door uitgifte van het maximaal aantal nieuwe aandelen, zoals bepaald in de toepasselijke uitgiftevoorwaarden. 5. Volmacht in het kader van de uitgifte van de warrants. Voorstel tot besluit : volmacht aan elke bestuurder van de Vennootschap, samen handelend met een andere bestuurder, teneinde (i) de genomen beslissingen uit te voeren, en in het algemeen hiertoe al het nodige te doen; (ii) in de mate van de uitoefening van de warrants, de realisatie van de opeenvolgende kapitaalverhogingen laten vaststellen bij authentieke akte; (iii) aanpassen van het bedrag van het maatschappelijke kapitaal en het aantal aandelen in de statuten van de Vennootschap. Overeenkomstig artikel 535 van het Wetboek van vennootschappen kan elke aandeelhouder of warranthouder tegen overlegging van zijn effect, vanaf vijftien (15) dagen vóór de buitengewone algemene
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE aandeelhoudersvergadering ter zetel van de Vennootschap kosteloos een afschrift verkrijgen van de verslagen van de raad van bestuur en de commissaris, vermeld in bovenstaande agenda. Om tot de buitengewone algemene aandeelhoudersvergadering te worden toegelaten, moeten de aandeelhouders zich schikken naar artikel 24 van de Statuten en artikel 536 van het Wetboek van vennootschappen. De houders van aandelen aan toonder moeten uiterlijk drie (3) werkdagen voor de buitengewone algemene aandeelhoudersvergadering hun aandelen neerleggen op de zetel van de Vennootschap, of een attest afgeleverd door een erkende rekeninghouder bij de vereffeningsinstelling voor de aandelen van de Vennootschap (of een attest afgeleverd door de vereffeningsinstelling zelf) dat het aantal aandelen bevestigt dat op naam van de aandeelhouder is ingeschreven en waaruit blijkt dat hun aandelen geblokkeerd zijn tot na de datum van de buitengewone algemene aandeelhoudersvergadering. De aandeelhouders die zich wensen te laten vertegenwoordigen bij volmacht worden verzocht gebruik te maken van het model van volmacht (met steminstructies) dat op de maatschappelijke zetel ter beschikking ligt, en hun volmacht schriftelijk te laten toekomen op de zetel van de Vennootschap, uiterlijk drie (3) werkdagen vóór de buitengewone aandeelhoudersvergadering. Bij afwezigheid van steminstructies aan de lasthebber ten aanzien van de verschillende onderwerpen op de agenda, of in geval, om welke reden ook, er onduidelijkheid zou bestaan over de meegedeelde steminstructies, zal de lasthebber steeds “voor” het besluit stemmen. Voor meer informatie hieromtrent kan u terecht bij Mireille De Baene op het nummer 09-329 16 13. Briefwisseling kan worden verstuurd naar Innogenetics NV, t.a.v. Mireille De Baene, Technologiepark 6, 9052 Zwijnaarde. Het faxnummer is 32-9/329 19 09. De raad van bestuur.
12097
DENDRIMO, naamloze vennootschap, Kouter 93, 9000 Gent Ondernemingsnummer 0412.653.935 Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 15 uur. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Divers. (AOPC-1-8-01523/26.02) (6043)
DRANKOMART VINIFRANCE, naamloze vennootschap, Vestingstraat 1, 3200 Aarschot 0400.970.680 RPR Leuven Bijzondere algemene vergadering op maandag 17 maart 2008, op de maatschappelijke zetel, om 10 u. 20 m. Agenda : benoeming commissaris. (AXPC-1-8-01688/26.02) (6044)
FLODER, naamloze vennootschap, Lorkendreef 12, 9831 DEURLE Ondernemingsnummer 0450.460.674
(5900)
ACERTA KINDERBIJSLAGFONDS VZW Sneeuwbeslaan 20, 2610 WILRIJK (ANTWERPEN)
Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 18 uur. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Divers. (AOPC-1-7-11480/26.02) (6045)
We hebben de eer u uit te nodigen tot het bijwonen van de bijzondere algemene vergadering van Acerta Kinderbijslagfonds vzw, die zal plaatsvinden op woensdag 19 maart 2008, om 18 u. 30 m., in de raadzaal, Sneeuwbeslaan 20, 2610 Antwerpen (Wilrijk).
HEGRESO, naamloze vennootschap, Abtsdreef 10A, 2940 STABROEK Ondernemingsnummer 0437.910.656
Agenda : 1. Neerlegging van mandaat. 2. Benoeming van bestuurder. (AXPC1801679/26.02) (6040)
BELEXIM, naamloze vennootschap, Vestingstraat 1, 3200 Aarschot
Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 18 uur. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (Her)Benoemingen. Divers. (AOPC-1-8-00439/26.02) (6046) HOSTELLERIE DU PRIEURE DE CONQUES, société anonyme, rue de Conques 2, 6820 FLORENVILLE
0418.472.054 RPR Leuven
Numéro d’entreprise 0404.358.455
Bijzondere algemene vergadering op maandag 17 maart 2008, op de maatschappelijke zetel, om 9 u. 40 m. Agenda : benoeming commissaris. (AXPC-1-8-01686/26.02) (6041)
DE MUNTER, naamloze vennootschap, Parklaan 86, bus 5, 9100 SINT-NIKLAAS
Assemblée ordinaire au siège social le 17/03/2008, à 10 h 30 m. Ordre du jour : rapport du conseil d’administration. Approbation comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Renouvellement mandats administrateurs. Divers. (AOPC-1-8-00208/26.02) (6047)
IMMO STONEHILL, naamloze vennootschap, Vestingstraat 1, 3200 AARSCHOT
Ondernemingsnummer 0455.964.831
0418.650.713 RPR Leuven Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 10 uur. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (Her)Benoemingen. Divers. (AOPC-1-8-01273/26.02) (6042)
Bijzondere algemene vergadering op maandag 17 maart 2008, op de maatschappelijke zetel, om 10 uur. Agenda : benoeming commissaris. (AXPC-1-8-01687/26.02) (6048)
12098
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE IMMO 3R, naamloze vennootschap, Vestingstraat 1, 3200 Aarschot
IMMOBILIERE PHOENIX, société anonyme, rue Brogniez 119-121, 1070 Bruxelles
0427.004.985 RPR Leuven
0432.942.573 RPR Bruxelles
Bijzondere algemene vergadering op maandag 17 maart 2008, op de maatschappelijke zetel, om 9 uur. Agenda : benoeming commissaris. (AXPC-1-8-01684/26.02) (6049)
MM. les actionnaires sont priés d’assister à l’assemblée générale extraordinaire de la société qui se réunira le 17 mars 2008, à 11 heures, en l’étude du notaire Michel Cornelis, à Anderlecht, avenue Clemenceau 88, avec l’ordre du jour suivant : 1. Conversion du capital social en euros.
Immobilière Hayoit, société anonyme, rue Jules Destrée 122, 7390 QUAREGNON Numéro d’entreprise 0459.318.853 Assemblée ordinaire au siège social le 17/03/2008, à 13 heures. Ordre du jour : rapport du conseil d’administration. Approbation comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Divers. (AOPC-1-7-11502/26.02) (6050)
INDUSTRIEHUIS, naamloze vennootschap, Steenweg op Ellezelles 408, 9600 RONSE Ondernemingsnummer 0400.224.770 Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 11 uur. Agenda : lezing van de jaarrekening op 31/12/2007 — verslag. Goedkeuring van deze jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Divers. (AOPC-1-8-00834/26.02) (6051)
KALIM, naamloze vennootschap, Kapellensteenweg 113, 2920 KALMTHOUT Ondernemingsnummer 0461.691.987 Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 19 uur. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Divers. (AOPC-1-8-00170/26.02) (6052)
2. Augmentation du capital social à concurrence de 49.013,31 euros pour le porter de 30.986,69 euros à 80.000 euros par la création de 1.970 actions sans mention de valeur nominale, du même type et jouissant des mêmes droits et avantages que les actions existantes et participant aux résultats sociaux à partir de leur création. Ces actions sont à souscrire en espèces au prix de vingt-quatre euros quatre vingthuit cents (S 24,88) chacune et à libérer entièrement lors de leur souscription. 3. Fixation du délai d’exercice du droit de préférence. 4. Décision que si toutes les actions ne sont pas souscrites par l’exercice du droit de préférence, les actions non souscrites pourront être souscrites par les actionnaires ayant déjà souscrit au prorata de leur participation dans le capital. 5. Modification de l’article 5 des statuts pour le mettre en concordance avec le nouveau montant du capital. 6. Pouvoirs à conférer à un administrateur aux fins de faire constater authentiquement la réalisation des souscriptions et de l’augmentation de capital et la modification des statuts qui en résulte. 7. Décision à prendre en rapport avec la dématérialisation des titres au porteur. 8. Insertion dans les statuts de nouvelles dispositions relatives à l’administration de la société (nombre minimum des administrateurs, possibilité de prendre dans certains cas des décisions par écrit et obligation de désignation d’un représentant permanent personne physique par toute personne morale nommée administrateur.) 9. Remplacement partout où ils se trouvent dans les statuts des mots « président directeur général » par les mots « administrateur-délégué ». 10. Modification de la date de l’assemblée générale annuelle. 11. Refonte des statuts. 12. Nomination d’administrateurs - conseil d’administration.
LE COUTER, naamloze vennootschap, Deinsesteenweg 12, 8700 TIELT Ondernemingsnummer 0434.641.162 Jaarvergadering op 07/03/2008, om 17 uur, op de zetel. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening d.d. 30/09/07. Kwijting aan bestuurders. Varia. Zie statuten. (AOPC-1-8-01700/26.02) (6053)
LUNA, naamloze vennootschap, Hoogbraak 1, 2222 WIEKEVORST
13. Procuration pour les formalités. Au cas où la 1ère assemblée ne réunirait pas le quorum nécessaire pour délibérer valablement, une 2ème assemblée est convoquée avec le même ordre du jour le 7 avril 2008, à 11 h 30 m, en l’étude du notaire Michel Cornelis. Le conseil d’administration. (AXPC-1-8-01586/26.02) (6055)
S.A. PLANTATIONS DE DEMBIA, société anonyme, avenue Reine Astrid 92, 1310 LA HULPE Numéro d’entreprise 0402.821.204
Ondernemingsnummer 0443.043.738 Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 19 uur. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (Her)Benoemingen. Divers. (AOPC-1-8-00064/26.02) (6054)
Assemblée ordinaire au siège social le 17/03/2008, à 11 heures. Ordre du jour : rapport du conseil d’administration. Approbation comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Décharge au commissaire. Divers. (AOPC-1-8-01528/26.02) (6056)
12099
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE PYCOMA, naamloze vennootschap, Baarleveldestraat 88, 9031 DRONGEN
Gebrola, naamloze vennootschap, Bosstraat 18, 3950 Bocholt
Ondernemingsnummer 0436.848.309
0418.703.072 RPR Tongeren
Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 15 uur. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Divers. (AOPC-1-8-00852/26.02) (6057)
Jaarvergadering op 20/03/2008, om 18 uur, op de zetel. Agenda : 1. Goedkeuring jaarrekening en bestemming resultaat. 2. Kwijting bestuurders. 3. Ontslag en benoeming bestuurders. 4. Varia. Zich richten naar de statuten. De raad van bestuur. (6063)
ROGIMMO, naamloze vennootschap, Vestingstraat 1, 3200 Aarschot 0412.704.811 RPR Leuven
Jomi Stoeterij Invest, naamloze vennootschap, Alberic Deleustraat 58, 8820 Torhout
Bijzondere algemene vergadering op maandag 17 maart 2008, op de maatschappelijke zetel, om 9 u. 30 m. Agenda : benoeming commissaris. (AXPC-1-8-01685/26.02) (6058)
0467.549.896 RPR Oostende
R.B.M. SERVICES, naamloze vennootschap, Egide Walschaertstraat 2A, 2800 MECHELEN Ondernemingsnummer 0456.432.411 Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 18 uur. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (Her)Benoemingen. Divers. (AOPC-1-8-00028/26.02) (6059)
SPECTRA, naamloze vennootschap, Duffelsesteenweg 319, 2550 KONTICH Ondernemingsnummer 0455.935.632 Algemene vergadering op de zetel, op 17/03/2008, om 18 uur. Agenda : jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Divers. (AOPC-1-7-11485/26.02) (6060) Société Agricole et Forestière de la Franche Terre de Fagnolle, société anonyme, rue des Combattants 128, 1310 La Hulpe
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de jaarvergadering die zal worden gehouden op 20/03/2008, om 10 uur. Agenda : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening op 30.09.2007. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Benoeming en ontslag bestuurders. 5. Kwijting aan de bestuurders. 6. Vergoeding bestuurders. 7. Benoeming vaste vertegenwoordigers. 8. Verplaatsing maatschappelijke zetel. 9. Rondvraag. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (6064)
Spoiano, naamloze vennootschap, Koningin Astridlaan 2A, 8200 Brugge 0452.795.406 RPR Brugge Jaarvergadering op 20/03/2008, om 9 uur, op de zetel. Agenda : verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 30/09/2007. Bestemming resultaat. Ontslag en benoeming. Kwijting bestuurders. Varia. (6065)
Gerechtelijke akten en uittreksels uit vonnissen Actes judiciaires et extraits de jugements
Numéro d’entreprise 0444.576.833 Assemblée ordinaire au siège social, le 17/03/2008, à 18 heures. Ordre du jour : rapport du conseil d’administration. Approbation comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Divers. (AOPC-1-7-11561/26.02) (6061)
Belisol Invest, naamloze vennootschap, Genkersteenweg 368, 3500 Hasselt 0474.519.644 RPR Hasselt Jaarvergadering op 20/03/2008, om 11 uur, op de zetel. Agenda : verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 30/09/2007. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Ontslag en benoeming bestuurders. Allerlei. (6062)
Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 490 van het Strafwetboek Publication faite en exécution de l’article 490 du Code pénal
Misdrijven die verband houden met de staat van faillissement Infractions liées à l’état de faillite
Rechtbank van eerste aanleg te Gent
Bij vonnis, op tegenspraak gewezen door de rechtbank van eerste aanleg te Gent, 20e kamer, d.d. 12 december 2007, rechtsprekende in correctionele zaken, werd de genaamde Florin, Philippe Joseph, restaurateur, geboren te Gent op 6 mei 1948, en wonende te 9840 De Pinte, Breughellaan 8.
12100
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Uit hoofde van :
Vredegerecht van het elfde kanton Antwerpen
notnr. 75.98.3156/06 A1-2. verboden beheersfunctie - als veroordeelde - als gefailleerde, te Gent, in de periode van 1 november 2003 tot 20 oktober 2006; B1-2; als feitelijk zaakvoerder, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, een gedeelte van de activa te hebben verduisterd of verborgen, te Gent, op niet nader te bepalen data in de periode van 1 januari 2006 tot 20 oktober 2006; C. als feitelijk zaakvoerder, met het oogmerk om de faillietverklaring uit te stellen, verzuimd te hebben binnen de bij artikel 9 van de faillissementswet gestelde termijn aangifte te hebben gedaan van het faillissement, te 9000 Gent, op 1 februari 2006. Met de omstandigheid dat Florin, Philippe, in staat van wettelijke herhaling verkeert voor de feiten gepleegd vanaf 12 juni 2006. Veroordeeld tot : een hoofdgevangenisstraf van zes maanden en tot en geldboete van 150,00 euro × 45 decimes, aldus gebracht op 825,00 euro of een vervangende gevangenisstraf van veertien dagen; de kosten, ten bate van de Staat; tevens werd de veroordeelde verplicht tot het betalen van de bijdrage van 25,00 euro × 5,5 opdecimes, gebracht op 137,50 euro, ingesteld bij de artikelen 28 en 29 van de wet van 1 augustus 1985 en een vergoeding opgelegd van 28;84 euro in uitvoering van artikel 16 van de Programmawet van 27 december 2007 en van artikel 77 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, zoals gewijzigd. Legt verbod op, overeenkomstig art. 1 en 1bis van het koninklijk besluit nr. 22 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen gedurende een periode van vijf jaar. Bovendien heeft de rechtbank bevolen dat dit vonnis overeenkomstig artikel 490 SWB, op kosten van de veroordeelde, bij uittreksel zal worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Voor recht verklaard uittreksel, afgeleverd aan het openbaar ministerie, om te dienen tot publicatie.
Bij vonnis van de vrederechter van het elfde kanton Antwerpen, verleend op 12 februari 2008, werd Mevr. Verresen, Cindy, geboren te Antwerpen (Merksem) op 9 oktober 1987, zonder beroep, ongehuwd, wonende te 2040 Antwerpen, Solftstraat 19, verblijvende te 2040 Berendrecht, Pastoor Verlindenstraat 8, niet in staat zelf haar goederen te beheren, en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : de heer De Loght, Sven Guy Roel, geboren te Wilrijk op 25 juni 1978, opvoeder, wonende te 1800 Vilvoorde, Romeinsesteenweg 185. Ekeren (Antwerpen), 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Rosanne Daniels. (62077)
Bij vonnis van de vrederechter van het elfde kanton Antwerpen, verleend op 19 februari 2008, werd de heer Broeckx, Frans Elisa Eduard, geboren te Antwerpen op 9 maart 1949, bruggepensioneerde, wonende te 2040 Zandvliet, Antwerpsebaan 329, verblijvende in R.V.T. Monnikenhof, te 2040 Antwerpen, Monnikenhofstraat 109, niet in staat zelf zijn goederen te beheren, en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : zijn dochter, Mevr. Broeckx, Bianca, bediende, wonende te 2040 Antwerpen, Antwerpsebaan 326. Ekeren (Antwerpen), 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Rosanne Daniels. (62078)
Vredegerecht van het tiende kanton Antwerpen
Bij vonnis van de vrederechter van het tiende kanton Antwerpen, verleend op 6 februari 2008, werd van Vaernewyck, Florimond Pierre Arnold, geboren te Antwerpen op 18 maart 1958, gemeentearbeider, wonende te 2170 Merksem (Antwerpen), Lambrechtshoekenlaan 347, bus 2, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : De Roost, Martine Rita Maria Florimond, geboren te Brasschaat op 6 mei 1961, wonende te 2170 Merksem (Antwerpen), Lambrechtshoekenlaan 347, bus 2. Merksem (Antwerpen), 19 februari 2008. De hoofdgriffier, (get.) Vermaelen, Rudy. (62079)
Gent, 11 februari 2008. De afgevaardigd adjunct-griffier : (get.) Synthia Teirlinck. (5901)
Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1 van het Burgerlijk Wetboek Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er du Code civil
Aanstelling voorlopig bewindvoerder Désignation d’administrateur provisoire
Vredegerecht van het tweede kanton Aalst
Bij vonnis van de vrederechter van het tweede kanton Aalst, verleend op 13 februari 2008, werd Mertens, Petronella, geboren te Roosendaal (Nl) op 9 augustus 1921, huidige verblijfplaats RVT Hopperank, Ninovesteenweg 121, Erembodegem, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Vermeulen, Benjamin, wonende te Aalst, Leopoldlaan 32a. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Myriam Haegeman. (62076)
Vredegerecht van het kanton Boom
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Boom, verleend op 19 februari 2008, werd De Decker, Maria Richarda, geboren te Niel op 20 april 1931, gepensioneerde, wonende te 2620 Hemiksem, Antwerpsesteenweg 49, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mans, Anne Marie Karel Hortense, geboren te Niel op 11 juni 1956, wonende te 2845 Niel, Vaartstraat 83. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 7 februari 2008. Boom, 19 februari 2008. De griffier, (get.) H. Gheuens. (62080)
Vredegerecht van het kanton Eeklo
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Eeklo, verleend op 19 februari 2008, werd Mevr. Comeyne, Angela Odila, oprustgestelde, geboren te Sint-Denijs-Westrem op 18 augustus 1919, wonende te 9920 Lovendegem, Bredestraat Kouter 44, thans verblijvende in WZC « De Linde », te 9950 Waarschoot, Schoolstraat 33, kamer 8, niet in staat
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoed als voorlopige bewindvoerder : Mevr. Vandevelde, Magda Georgette, bruggepensioneerde, geboren te Lovendegem op 29 augustus 1946, wonende te 9031 Gent, Boonstede 50. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 30 januari 2008. Eeklo, 19 februari 2008. De adjunct-griffier, (get.) De Pauw, Sabrina.
12101
Vredegerecht van het kanton Leuven-1
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Leuven-1, d.d. 19 februari 2008. Verklaren Vander Elst, Ludovicus, geboren te Everberg op 10 november 1919, gepensioneerde, wonende te 3070 Kortenberg, Karterstraat 38, niet in staat zelf de goederen te beheren.
(62081)
Voegen toe als voorlopig bewindvoerder : Van Den Berghe, Myriam, geboren te Leuven op 28 januari 1961, advocaat, kantoorhoudende te 3080 Tervuren, Brusselsesteenweg 66/8.
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Eeklo, verleend op 19 februari 2008, werd de heer Speeckaert, Romaan, geboren te Ursel op 6 januari 1935, gepensioneerde, wonende te 9900 Eeklo, Roze 79, thans verblijvende in RVT Avondzegen, te 9900 Eeklo, Moeie 37, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Mr. Veronique Van Asch, advocaat, met kantoor te 9000 Gent, Zuidstationstraat 34-36.
Leuven, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Temperville, Karine. (62086)
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 31 januari 2008. Eeklo, 19 februari 2008. De adjunct-griffier, (get.) De Pauw, Sabrina. (62082)
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Leuven-1, d.d. 19 februari 2008. Verklaren Mennes, Kurt Hendrik Frans, geboren te Genk op 27 augustus 1966, zonder beroep, wonende te 3010 Kessel-Lo, Edelzangerslaan 28/0001, verblijvende U.C. Sint-Jozef, Leuvensesteenweg 517, te 3070 Kortenberg, niet in staat zelf de goederen te beheren. Voegen toe als voorlopig bewindvoerder : Beelen, Robert Louis Theodore, geboren te Tienen op 28 april 1953, advocaat, kantoorhoudende te 3000 Leuven, Justus Lipsiusstraat 24.
Vredegerecht van het kanton Genk
Vonnis d.d. 18 februari 2008, verklaart Ozdemir, Cebrail, geboren te Elbistan (Turkije) op 15 april 1975, thans wonende te 3600 Genk, Vennestraat 83/22, verblijvende Opz-Daelwezeth, Daalbroekstraat 106, te 3621 Rekem, niet in staat zelf zijn goederen te beheren. Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Hanssen, Kristien, advocaat, kantoorhoudende te 3600 Genk, Onderwijslaan 72, bus 11. Genk, 19 februari 2008. De hoofdgriffier, (get.) Thijs, Lode. (62083)
Vredegerecht van het kanton Geraardsbergen-Brakel, zetel Brakel
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton GeraardsbergenBrakel, zetel Brakel, verleend op 4 februari 2008, werd Depessemier, Albert, geboren te Nederbrakel op 18 oktober 1920, verblijvende te 9660 Brakel, Watermolenstraat 88, gedomicilieerd te 9660 Brakel, Papestraat 1, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Depessemier, Jeannine, zelfstandige, Driehoekstraat 81, 9660 Brakel. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) H. Verschuren. (62084)
Vredegerecht van het kanton Grimbergen
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Grimbergen, verleend op 19 februari 2008, werd Mevr. Mary Catherine Mollison, geboren te Rawalpindi op 2 december 1923, opgenomen in het R.V.T. « Heilig Hart », te 1850 Grimbergen, Veldkantstraat 30, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mevr. Alida Maria Everdina Kooij, geboren te Rotterdam op 5 januari 1951, wonende te Engeland, Darlington, Totnes, Devon, met keuze van woonst bij notaris Marc Grooten, met kantoor te 1851 Grimbergen (Humbeek), Kerkstraat 255. Grimbergen, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) De Backer, Elise. (62085)
Leuven, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Temperville, Karine. (62087)
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Leuven-1, d.d. 19 februari 2008. Verklaren Buyens, Rita Stefania, geboren te Haacht op 8 maart 1959, zonder beroep, wonende te 3010 Kessel-Lo, L. Beosierlaan 59, bus 2, niet in staat zelf de goederen te beheren. Voegen toe als voorlopig bewindvoerder : Van Gastel, Sylvie Véronique, geboren te Wilrijk op 12 augustus 1964, advocaat, kantoorhoudende te 3000 Leuven, Koning Leopold I-straat 41/0301. Leuven, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Temperville, Karine. (62088)
Vredegerecht van het kanton Lier
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 14 februari 2008, werd Lauwers, Vicky, geboren te Turnhout op 30 juli 1984, wettelijk gedomicilieerd te 2275 Lille, Borze 10, verblijvende in het Psychiatrisch Centrum Sint-Norbertus, Stationsstraat 22c, te 2570 Duffel, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Wouters, Lucienne, wonende te 2275 Lille, Borze 10. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Moeyersoms, Maria. (62089)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 13 februari 2008, werd Vets, Maria, geboren te Berlaar op 23 december 1929, wonende te 2500 Lier, Berlaarsesteenweg 93, bus 8, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van den Bulck, Gerarda, wonende te 2540 Hove, Leon Dumortierstraat 202. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Moeyersoms, Maria. (62090)
12102
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 14 februari 2008, werd Samplonius, Freddy, geboren te Naarden (Nederland) op 7 oktober 1942, wettelijk gedomicilieerd te 2400 Mol, Kerkplein 10/2, verblijvende in het Centrum voor Epilepsie en Psychoorganische Stoornissen - Cepos, Rooienberg 21, te 2570 Duffel, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Verwaest, Jef, advocaat, met kantoor te 2500 Lier, Vismarkt 37. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Moeyersoms, Maria. (62091)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Waregem, verleend op 14 februari 2008, werd Dedecker, Angelica Josephina, geboren te De Klinge op 4 december 1921, wonende te 8790 Waregem, Vijfseweg 150, kliniek O.-L.-Vrouw van Lourdes, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Meganck, Marie, advocaat te 8790 Waregem, Westerlaan 37/01. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 25 januari 2008. Waregem, 19 februari 2008. De griffier : (get.) Samyn, Marijke. (62096)
Vredegerecht van het kanton Merelbeke Vredegerecht van het kanton Zandhoven Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Merelbeke, verleend op 11 februari 2008, werd Droesbeke, Germaine, geboren te Deux-Acren op 26 september 1922, gedomicilieerd en verblijvende R.V.T. De Zilverlinde, Dreef 2, 9860 Scheldewindeke, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Herssens, Marc, advocaat, Recollettenlei 3, 9000 Gent. Merelbeke, 18 februari 2008. Voor eensluidend afschrift : de hoofdgriffier, (get.) R. Hantson. (62092)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Merelbeke, verleend op 11 februari 2008, werd Van De Velde, Michael, geboren te Gent op 6 juli 1951, gedomicilieerd Lembergsesteenweg 151, bus 202, 9820 Merelbeke, en verblijvende Psychiatrisch Centrum Caritas, Caritasstraat 76, 9090 Melle, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : De Becker, Ann, advocaat, Kortrijksesteenweg 219, 9000 Gent. Merelbeke, 19 februari 2008. Voor eensluidend afschrift : de hoofdgriffier, (get.) R. Hantson. (62093)
Vredegerecht van het kanton Waregem
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Waregem, verleend op 14 februari 2008, werd Lapierre, Bjorn Frederique, geboren te Kortrijk op 26 januari 1979, ongehuwd, arbeider, wonende te 8710 Wielsbeke (Sint-Baafs-Vijve), Kraaienhof 47, niet in staat verklaard zelf zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Wellekens, Jan, advocaat te 9700 Oudenaarde, Doornikstraat 20. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 30 januari 2008. Waregem, 19 februari 2008. De griffier : (get.) Samyn, Marijke. (62094)
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Zandhoven, uitgesproken op 19 februari 2008, werd aan Timmermans, Maria Hendrika, van Belgische nationaliteit, geboren te Antwerpen op 15 juni 1927, weduwe, wonende te 8300 Knokke, Albertlaan 48, thans verblijvende in Z.N.A. Joostens, Kapellei 133, te 2980 Zoersel, als voorlopige bewindvoerster toegevoegd : Moonen, Marguerite Wilhelmine, geboren te Antwerpen op 20 februari 1932, gepensioneerde, wonende te 8301 Knokke-Heist, Zeedijk-Heist 279/11. Zandhoven, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Thielen, Willy. (62097)
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Zandhoven, uitgesproken op 19 februari 2008, ingevolge het verzoekschrift ter griffie neergelegd op 7 februari 2008, werd aan Vatikiotis, Helena, van Belgische nationaliteit, geboren te Antwerpen (Wilrijk) op 30 maart 1985, ongehuwd, wonende te 2460 Kasterlee, Lichtaartsebaan 104, thans verblijvende in P.C. Bethanië, Andreas Vesaliuslaan 39, te 2980 Zoersel, als voorlopige bewindvoerster toegevoegd : Joris, Wilfried, advocaat aan de balie te Antwerpen, met kantoor te 2110 Wijnegem, Marktplein 22. Zandhoven, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Thielen, Willy. (62098)
Vredegerecht van het kanton Zomergem
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Zomergem, verleend op 19 februari 2008, werd Berth, Anie, geboren te Aalter op 3 maart 1954, ongehuwd, wonende te 9930 Zomergem, Daalmstraat 40, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder met de algemene bevoegdheid zoals voorzien in artikel 488bis, f, §§ 1, 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek, zoals gewijzigd door de wet van 3 mei 2003 (Belgisch Staatsblad 31 december 2003) : haar broer, Berth, Arsene, wonende te 9971 Lembeke, Eeklostraat 92.
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Waregem, verleend op 14 februari 2008, werd Deruyck, Robert Cesar, geboren te Wielsbeke op 10 maart 1949, ongehuwd, wonende te 8710 Wielsbeke (Ooigem), Kerkweg 4, niet in staat verklaard zelf zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : zijn broer, Deruyck, Walter Jerome, geboren te Wielsbeke op 9 januari 1944, gepensioneerde, wonende te 8710 Wielsbeke (Ooigem), Leopold IIIlaan 17.
Zomergem, 19 februari 2008. De hoofdgriffier : (get.) Maes, Henri.
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 30 januari 2008.
Vonnis d.d. 7 februari 2008.
Waregem, 19 februari 2008. De griffier : (get.) Samyn, Marijke. (62095)
(62099)
Vredegerecht van het kanton Zottegem-Herzele, zetel Zottegem
Verklaart Everaert, Marie, geboren te Erwetegem op 27 mei 1915, wonende te 9620 Zottegem, Rijkbos 9, verblijvende woon- en zorgcentrum « Ter Deinsbeke », Deinsbekestraat 23, te 9620 Zottegem, niet in staat zelf haar goederen te beheren.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Van Audenhove, Frans, wonende te 9620 Zottegem, Rijkbos 27. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 17 januari 2008. Zottegem, 19 februari 2008. De eerstaanwezend adjunct-griffier : (get.) Van Den Abbeele, Veerle. (62100)
12103
En vertu d’une ordonnance du juge de paix du canton de Brainel’Alleud, rendue le 11 février 2008, M. Jacques Ernest Desmedt, Belge, né le 16 janvier 1924 à Paris (France), veuf, domicilié avenue de la Fidelité 21, à 1420 Braine-l’Alleud, résidant en la « Résidence Alphonse Allard », avenue Allard 213, à 1420 Braine-l’Alleud, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Magali Vandenbossche, avocat, dont le cabinet est établi chaussée de Louvain 241, à 1410 Waterloo. Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Le Brun, Michèle. (62105)
Justice de paix du canton d’Andenne
Par ordonnance de M. le juge de paix du canton d’Andenne, en date du 18 février 2008, le nommé M. Maurice Pire, né le 3 mars 1919 à Coutisse, domicilié rue Hendschel 14, à 5300 Seilles, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Marlène Laurent, avocat, dont les bureaux sont établis rue de la Taillette 1, à 5340 Faulx-les-Tombes. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Martine Grégoire. (62101)
En vertu d’une ordonnance du juge de paix du canton de Brainel’Alleud, rendue le 11 février 2008, Mme Britta Ingegard Knutsson, de nationalité suédoise, née le 16 février 1927 à Vastervik (Suède), pensionnée, veuve, domiciliée en la « Résidence La Grange des Champs », rue Grange des Champs 140, à 1420 Braine-l’Alleud, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Peter Folke Robinson, de nationalité britannique, né le 14 mai 1961 à Goteborg (Suède), domicilié clos des Marguerites 14, à 1070 Anderlecht. Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Le Brun, Michèle. (62106)
Justice de paix du canton d’Arlon-Messancy, siège d’Arlon
Suite à la décision rendue par le juge de paix du canton d’Arlon-Messancy, siège d’Arlon, le 13 février 2008, sur requête déposée le 25 janvier 2008, Schmit, Thérèse, née à Nobressart le 16 septembre 1923, domiciliée chemin des Ecoliers 197, à 6717 Attert (Heinstert), mais résidant actuellement « Résidence Clairefontaine », Grand-Rue 23, à 6630 Martelange, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Schmit, Serge, domicilié chemin des Ecoliers 178, à 6717 Attert (Heinstert). Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef désigné, (signé) Cop, N. (62102)
Justice de paix du canton de Boussu
Suite à la requête déposée le 13 août 2007, par jugement du juge de paix du canton de Boussu, rendue le 23 août 2007, statuant d’office, a déclaré incapable de gérer ses biens, Mme Binet, Monique, née à Elouges le 7 novembre 1937, domiciliée à 7012 Jemappes, rue Levêque 11, se trouvant à 7301 Hornu, « Centre hospitalier HornuFrameries », route de Mons 63, et l’a pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Régine Wauquier, avocat, dont le cabinet est sis à 7012 Jemappes, avenue Foch 886. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Delalieux, Eric. (62107)
Justice de paix du canton de Binche
Par ordonnance de Mme le juge de paix du canton de Binche, en date du 14 février 2008, Denis, Eric, avocat, domicilié à 6031 Monceau-surSambre, rue Dorlodot 21, a été désigné en qualité d’administrateur provisoire de Hecq, Lucien Robert, né à Leval-Trahegnies le 23 février 1938, résidant à 7134 Leval-Trahegnies, « La Charbonneraie », rue d’Anderlues 80, cette personne étant incapable de gérer ses biens. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Marie-Claire Pierronne. (62103)
Justice de paix du canton de Braine-l’Alleud
En vertu d’une ordonnance du juge de paix du canton de Brainel’Alleud, rendue le 12 février 2008, Mme Maria Léona Ida Cordonnier, Belge, née le 20 février 1918 à Sibret, domiciliée avenue Alphonse Allard 37/C005, à 1420 Braine-l’Alleud, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Daniel Robert Marie Emmanuel Decauwers, Belge, né le 11 septembre 1947 à Transinne, domicilié avenue de Cantecroy 15, à 1420 Braine-l’Alleud. Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Le Brun, Michèle. (62104)
Suite à la requête déposée le 7 février 2008, par ordonnance du juge de paix du canton de Boussu, rendue le 14 février 2008, Mme Dalzot, Anne-Marie, née à Warquignies le 30 mars 1955, domiciliée à 7300 Boussu, Chasse de Saint-Ghislain 163, mais se trouvant actuellement à 7301 Hornu, « Centre hospitalier Hornu-Frameries », route de Mons 63, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Hélène Pepin, avocat à 7330 Saint-Ghislain, rue du Port 42. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Yperman, Christine. (62108)
Justice de paix du sixième canton de Bruxelles
Par ordonnance rendue le 1er février 2008, par le juge de paix du sixième canton de Bruxelles, Nagels, Amélia, née à Kapellen le 23 mai 1923, veuve, domiciliée à 1120 Bruxelles, rue Saints-Pierre et Paul 15, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Buydens, Marianne, domiciliée à 1120 Bruxelles, rue du Pâturage 74. Bruxelles, le 19 février 2008. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Roger De Clynsen. (62109)
12104
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Justice de paix du cinquième canton de Charleroi
Justice de paix du canton de La Louvière
Par ordonnance du juge de paix du cinquième canton de Charleroi, en date du 14 février 2008, la nommée Ribeyre, Georgette Elise Suzanne, divorcée, née à Noyon (France) le 16 mars 1931, domiciliée à Charleroi, ex-Jumet, rue des Bancs 3, résidant à Charleroi, ex-Marchienne-au-Pont, rue de l’Hôpital 55, « Hôpital Vincent Van Gogh », a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Tramasure, Sébastien, avocat, domicilié à Charleroi, ex-Mont-sur-Marchienne, avenue Paul Pastur 136.
Suite à la requête déposée le 29 janvier 2008, par ordonnance du juge de paix du canton de La Louvière, rendue le 12 février 2008, Defraene, Christophe, né à Enghien le 31 décembre 1971, célibataire, domicilié à 7100 La Louvière, rue Hamoir 79, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Van Haesebroeck, Valérie, avocate, domiciliée à 6560 Erquelinnes, rue Albert Ier 48.
Requête déposée le 9 janvier 2008.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Malengrez, Marie-Paule. (62115)
Pour extrait certifié conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Fabienne Hiernaux. (62110)
Justice de paix du canton de Ciney-Rochefort, siège de Ciney
Par ordonnance du 8 février 2008, prononcée par M. le juge de paix du canton de Ciney-Rochefort, siège de Ciney, siégeant en chambre du conseil, Mme Murielle Pigeolet, avocate à 5590 Ciney, rue du Commerce 8, a été désignée en qualité d’administrateur provisoire des biens de M. Roger Ancia, célibataire, né à Porcheresse le 4 mars 1935, domicilié à 5590 Leignon, rue de la Gare 141, mais résidant actuellement à 5590 Ciney, « Home du Sacré Coeur », rue Walter Soeur 11.
Suite à la requête déposée le 11 janvier 2008, par ordonnance du juge de paix du canton de La Louvière, rendue le 12 février 2008, Limelette, Elise Marie, née à La Louvière le 16 octobre 1924, veuve, domiciliée à 7100 La Louvière, rue des Bois 21, résidant à l’établissement « Les Buissonnets », avenue de l’Europe 65, à 7100 Saint-Vaast, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Van Haesebroeck, Valérie, avocate, domiciliée à 6560 Erquelinnes, rue Albert Ier 48. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Malengrez, Marie-Paule. (62116)
Pour extrait conforme : (signé) Céline Driesen, greffier adjoint. (62111)
Justice de paix du canton d’Etterbeek
Par ordonnance du juge de paix du canton d’Etterbeek, rendue le 13 février 2008, Mme Stievenart, Aline, née à Boussu le 29 avril 1922, domiciliée à 1040 Etterbeek, place du 4 Août 5/9, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Mme Vrancken, Christiane, domiciliée à 1030 Schaerbeek, allée des Freesias 22, bte 9.
Suite à la requête déposée le 7 décembre 2007, par ordonnance du juge de paix du canton de La Louvière, rendue le 8 janvier 2008, Maligno, Paola Mary, née à Haine-Saint-Paul le 13 septembre 1968, domiciliée à 7100 Haine-Saint-Paul, avenue Louise 48, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Van Kerckhoven, Luc, avocat, dont le cabinet est établi à 7000 Mons, rue des Marcottes 30. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Malengrez, Marie-Paule. (62117)
Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) André Stalpaert. (62112)
Justice de paix du canton de Fléron
Suite à la requête déposée le 15 janvier 2008, par ordonnance du juge de paix du canton de Fléron, rendue le 13 février 2008, Mme France, Josette, veuve de Collin, Marcel, née le 3 mai 1934, pensionnée, domiciliée rue Borgivaux 6, à 4633 Melen, résidant « Clos des Bouleaux », route des Xhawirs 115, à 4652 Xhendelesse, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Dembour, François, avocat, domicilié place de Bronckart 1, à 4000 Liège. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Joseph Leruth. (62113)
Suite à la requête déposée le 30 janvier 2008, par ordonnance du juge de paix du canton de La Louvière, rendue le 12 février 2008, Sibilla, Maria, née à Carosino (Italie) le 11 juillet 1927, veuve, domiciliée à 7130 Binche, route de Mons 80, résidant à l’établissement « Les Buissonnets », avenue de l’Europe 65, à 7100 Saint-Vaast, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Van Haesebroeck, Valérie, avocate, domiciliée à 6560 Erquelinnes, rue Albert Ier 48. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Malengrez, Marie-Paule. (62118)
Justice de paix du canton de Liège IV
Suite à la requête déposée le 21 janvier 2008, par ordonnance du juge de paix du canton de Fléron, rendue le 13 février 2008, M. Van Noyen, Jean-Isidore, né le 17 juillet 1921 à Schaerbeek, retraité, marié, domicilié rue Longue Hayoulle 10/19, à 4620 Fléron, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de M. Van Noyen, Jean-Loup, né le 8 décembre 1951 à Gand, ingénieur technicien, domicilié rue des Ecoles 11, à 4632 CerexheHeuseux.
Suite à la requête déposée le 14 janvier 2008, par décision du juge de paix du canton de Liège IV, rendue le 28 janvier 2008, M. Theys, René Hubert Joseph, divorcé d’avec Varlet, Anne, né le 4 mars 1920, à Ougrée, Euroster, site Val Mosan, rue Grétry 172, à 4020 Liège, résidant aux cliniques de l’IPAL, site « Péri », Montagne Sainte-Walburge 4bis, à 4000 Liège, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de : M. Duchene, Frédéric, domicilié rue des Wallons 106, à 4000 Liège.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Joseph Leruth. (62114)
Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Frankinet, Régine. (62119)
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12105
Justice de paix du second canton de Namur
Justice de paix du canton de Woluwe-Saint-Pierre
Par ordonnance du juge de paix du second canton de Namur, en date du 18 février 2008, la nommée Rouard, Léa, née à Pondrôme le 22 octobre 1919, domiciliée et résidant à 5100 Jambes, rue de Dave 163, CMS « Les Chardonnerets », a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : M. José Chantraine, domicilié à 5100 Jambes, rue Mascaux 19/3.
Par ordonnance rendue le 14 février 2008, rep. 727 par le juge de paix de Woluwe-Saint-Pierre, la nommée Oulad, Siali Fettouma, née le 11 juillet 1973, domiciliée à 1150 Bruxelles, avenue du Champ d’Oiseau 44, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Me Anne Dauvrin, avocat, à 1040 Bruxelles, rue Jonniaux 14.
Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Annie Grégoire. (62120)
Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Georges Stevens. (62125)
Justice de paix du canton de Seraing
Mainlevée d’administration provisoire Opheffing voorlopig bewind
Suite à la requête déposée le 23 janvier 2008, par ordonnance du juge de paix du canton de Seraing, rendue le 14 février 2008 :
Vredegerecht van het kanton Geel
Constatons que Devos, Nicolas Antoine Joseph Hubert, de nationalité belge, né le 26 août 1925, à Dison, pensionné, marié, domicilié rue Vésale 34, 4100 Seraing, résidant MRS Le Centenaire, avenue du Centenaire 400, à 4102 Ougrée, n’est pas apte à assurer la gestion de ses biens. Désignons son épouse Cornet, Jeannine Andrée Françoise, de nationalité belge, née le 19 mars 1932, à Seraing, pensionnée, mariée, domiciliée rue Vésale 34, à 4100 Seraing, en qualité d’administrateur provisoire, avec les pouvoirs prévus à l’article 488bis, c du Code civil. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Francine Beaudinet. (62121)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Geel, verleend op 19 februari 2008, werd Belmans, Koen, advocaat, kantoorhoudende te 2440 Geel, Possonsdries 7, aangesteld als voorlopig bewindvoerder bij beschikking van de plaatsvervangend rechter van het vredegerecht van het kanton Geel, d.d. 2 juni 2004 (rolnr. 04A220 rep.nr. 1047/2004, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 18 juni 2004 onder het nr. 65456), over de goederen van Dierckx, Francis, geboren op 30 oktober 1970 te Antwerpen, wonend te 2400 Mol, Gildestraat 22/1, ontslagen van de opdracht gezien het voorlopig bewind wordt opgeheven. Geel, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Peggy Cools.
Suite à la requête déposée le 29 janvier 2008, par ordonnance du juge de paix du canton de Seraing, rendue le 13 février 2008, Vandeweyer, Jacques Joseph, de nationalité belge, né le 18 juillet 1926, à Montegnée, pensionné, marié, domicilié rue Pavé du Gosson 302, à 4420 SaintNicolas (Liège), résidant résidence Baccara, SPRL, rue des QuatreGrands 5, à 4101 Jemeppe-sur-Meuse, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de : Mme Vansimpsen, Angéline, domiciliée rue Pavé du Gosson 223, à 4420 Saint-Nicolas (Liège). Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Jean-Marie Fouarge. (62122)
Justice de paix du premier canton de Tournai
Suite à la requête déposée le 15 janvier 2008, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Tournai, rendue le 7 février 2008, M. Dobbelaere, Pierre-Olivier, né le 15 novembre 1982, à Bruxelles, domicilié rue du Mont 42, bte 2, à 6870 Saint-Hubert, résidant à la Maison d’accueil « L’Etape », rue du Sondart 17, à 7500 Tournai, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de : Me Lamarque, Dominique, avocat, dont le cabinet est sis rue Pagnot 36, à 7530 Gaurain-Ramecroix. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Dehaen, Christophe. (62123)
Suite à la requête déposée le 14 janvier 2008, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Tournai, rendue le 4 février 2008, Mme Planchon, Lucienne, née le 17 avril 1923, à Pottes, domiciliée Home Emmaüs, chaussée de la Libération 9, à 7750 Orroir, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de : Me Schamps, Alain, avocat, domicilié Drève Gustave Fache 3, à 7700 Mouscron. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Dehaen, Christophe. (62124)
(62126)
Vredegerecht van het derde kanton Gent
Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht derde kanton Gent, verleend op 19 februari 2008, werd Heymans, Marleen, advocaat te 9000 Gent, er kantoorhoudende aan de Gebroeders Vandeveldestraat 99, ontslagen van haar opdracht als voorlopige bewindvoerder over Vroman, Henriette Elza Maria, geboren te Comines (Frankrijk) op 14 september 1930, wonende te Gent, Gaston Gheldolflaan 16 en overleden te Gent op 19 december 2007. Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) C. Degraeve. (62127)
Vredegerecht van het kanton Herentals
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Herentals, Henri Vangenechten, verleend op 19 februari 2008, werd ambtshalve een einde gesteld aan het voorlopig beheer over de goederen van Van Hoof, Karel Albert, geboren te Vorselaar op 3 juni 1916, verblijvende RVT Bremdael, Ernest Claesstraat 54, 2200 Herentals, gedomicilieerd te 2290 Vorselaar, Bergstraat 38, overleden te Herentals op 20 januari 2008 aan wie bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Herentals op 25 juli 2007, rep. 2382, als voorlopig bewindvoerder werd toegevoegd : Mr. Bieke Verhaegen. Herentals, 19 februari 2008. Voor eensluidend afschrift : de eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) A. Vervoort. (62128)
12106
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Justice de paix du canton de Fosses-la-Ville
Voegen toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Lagaert, Steve : Joseph, Ronny, advocaat te 9000 Gent, Onderbergen 57.
Par ordonnance du juge de paix du canton de Fosses-la-Ville, rendue le 19 février 2008, a été levée la mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du 7 novembre 2007 et publiée au Moniteur belge du 16 novembre 2007, à l’égard de Mme Danchili, Iole, née le 10 août 1924 à Urbana (Italie), Résidence « Le Chatelet », rue Romedenne 38, à 5060 Auvelais, cette personne étant décédée à Sambreville le 6 février 2008, il a été mis fin, en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, à savoir : Me Wéry, Philippe, avocat place Saint-Martin 9, à 5060 Tamines. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Watelet, Paul. (62129)
Par ordonnance du juge de paix du canton de Fosses-la-Ville, rendue le 19 février 2008, a été levée la mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du 27 juin 2006 et publiée au Moniteur belge du 5 juillet 2006, à l’égard de Mme Lassance, Yvonne, née le 16 janvier 1910, domiciliée rue des Sorbiers, B à 5060 Auvelais, résidant « Les Glycines », rue Saint-Martin 66, à 5060 Tamines, cette personne étant décédée le 17 juillet 2007, il a été mis fin, en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, à savoir : Me Wéry, Philippe, avocat place Saint-Martin 9, à 5060 Tamines. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Watelet, Paul. (62130)
Gent, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs, Nadine. (62133)
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent, verleend op 14 februari 2008, werd Gaudius, Patrick, aangewezen als voorlopig bewindvoerder bij onze beschikking, d.d. 1 juni 2006 over Verstraeten, Denise, geboren op 14 januari 1936, wonende te 9050 GentGentbrugge, Peter Benoitlaan 239, verblijvende te 9050 Gent, RVT Ter Hovingen, Kliniekstraat 29, ontlast van zijn ambt. Voegen toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Verstraeten, Denise : De Decker, Francis, advocaat te 9000 Gent, Steendam 77-79. Gent, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs, Nadine. (62134)
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent, verleend op 14 februari 2008, werd Gaudius, Patrick, aangewezen bij onze beschikking d.d. 24 april 2003 tot voorlopig bewindvoerder over Goormans, Maggy, geboren te Hingene op 8 januari 1959, wonende te 9050 Ledeberg, RVT De Vijvers, Walstraat 1, ontslagen van zijn opdracht.
Remplacement d’administrateur provisoire Vervanging voorlopig bewindvoerder Vredegerecht van het kanton Brasschaat
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Brasschaat, verleend op 14 februari 2008, werd Mr. Erwin Joris, advocaat, met kantoor te 2110 Wijnegem, Marktplein 22, als voorlopig bewindvoerder aangesteld over Meulemans, Willy, geboren te Ukkel op 18 februari 1953, thans verblijvende te 2930 Brasschaat, Helena Thyslei 2, en dit in vervanging van Mr. Cloosen, Balder, wonende te 1050 Brussel, Jaargetijdenlaan 54, aangesteld bij beschikking van de vrederechter van het kanton Brasschaat, de dato 16 mei 2003. Brasschaat, 19 februari 2008. De hoofdgriffier, (get.) Ooms-Schrijvers, Maria. (62131)
Vredegerecht van het eerste kanton Gent
Voegen toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Goormans, Maggy : Joseph, Ronny, advocaat te 9000 Gent, Onderbergen 57. Gent, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs, Nadine. (62135)
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent, verleend op 14 februari 2008, werd Gaudius, Patrick, aangewezen bij onze beschikking d.d. 27 september 2002 als voorlopig bewindvoerder over De Kegel, Tony, geboren te Lokeren op 15 april 1971, wonende te 9100 Sint-Niklaas, Dalstraat 25/5, ontlast van zijn ambt. Voegen toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon De Kegel, Tony : De Decker, Francis, advocaat te 9000 Gent, Steendam 77-79. Gent, 19 februari 2008.
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent, verleend op 14 februari 2008, werd Gaudius, Patrick, aangewezen bij onze beschikking d.d. 21 juni 2006, als voorlopig bewindvoerder over Schollaert, Willy, geboren op 6 juni 1939, wonende te 9090 Melle, Dageraadstraat 22 (4e R) ontlast van zijn ambt.
Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs, Nadine. (62136)
Voegen toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Schollaert, Willy : Joseph, Ronny, advocaat te 9000 Gent, Onderbergen 57.
Vredegerecht van het derde kanton Gent
Gent, 19 februari 2008. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs, Nadine. (62132)
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent, verleend op 14 februari 2008, werd Gaudius, Patrick, aangewezen bij onze beschikking d.d. 24 maart 2003, als voorlopig bewindvoerder over Lagaert, Steve, geboren te Wetteren op 14 mei 1979, wonende te 9090 Melle, Vijverwegel 24, verblijvende te 9090 Melle, PC Caritas, Caritasstraat 76, ontlast van zijn ambt.
Bij beschikking van de vrederechter derde kanton Gent, verleend op 13 februari 2008, werd Beuselinck, Philippe, advocaat te 9000 Gent, er kantoorhoudende aan het Zilverhof 2B, aangesteld als voorlopige bewindvoerder over De Smet, Xavier, geboren te Gent op 19 maart 1976, wonende te 9090 Melle, Vogelstraat 15A, in vervanging van Mr. Taets, Marc, advocaat te 9940 Evergem, er kantoorhoudende aan Stuivenbergstraat 71, aangesteld door de vrederechter van het vredegerecht kanton Zelzate op 16 mei 2000. Gent, 19 februari 2008. De afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) Carine Degraeve. (62137)
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Justice de paix du premier canton de Huy
12107
Suivant acte n° 08-135 au greffe du tribunal de première instance de Mons, du 18 février 2008 :
Par jugement du juge de paix du premier canton de Huy, rendu le 13 février 2008, M. Watelet, Jean Alphonse, né à Huy le 24 avril 1946, domicilié à Huy, rue Sainte-Catherine 89, a été déchargé de son mandat d’administrateur provisoire des biens de Mme Nelis, Annie Manuella Julienne Andrée, de nationalité belge, née le 21 décembre 1960 à Seraing, pensionnée, mariée, Home Notre-Dame de Lourdes, avenue de la Croix Rouge 1, à 4500 Huy, et a été désignée en qualité de nouvel administrateur : Me Carre, Catherine, avocat, rue Vankeerberghen 7, 4500 Huy. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Gendebien-Gautot, Liliane. (62138)
Justice de paix du canton d’Uccle
Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle, en date du 12 février 2008, il a été mis fin au mandat de Me Le Boulenge, Olivier, avocat, ayant son cabinet à 1190 Bruxelles, chaussée de Bruxelles 281283, en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de M. Boujedienne, Adil, né à Bruxelles le 24 septembre 1975, domicilié en dernier lieu à 1000 Bruxelles, rue d’Ophem 57, d’où il a été radié en date du 20 janvier 1984, résidant actuellement au centre hospitalier Titeca, à 1030 Schaerbeek, rue de la Luzerne 11. Un nouvel administrateur provisoire a été désigné à cette personne protégée, à savoir : Me Muhadri, Pushtrig, avocat, ayant son cabinet à 1050 Ixelles, avenue Louise 367. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Goies, Pascal. (62139)
Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793 van het Burgerlijk Wetboek Publication prescrite par l’article 793 du Code civil
M. Jean-Louis Armand Glineur, né à Mons le 20 décembre 1965, domicilié à Colfontaine, chaussée de la Cour 18, habilité par le juge de paix du canton de Dour-Colfontaine, par ordonnance du 30 janvier 2008, agissant en qualité de père de l’enfant mineur : Elodie Glineur, née à Boussu le 25 janvier 1977, domiciliée à Colfontaine, cité de l’Abbaye 89, a déclaré, pour et au nom de son enfant mineur préqualifiée, accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Mlle Valérie Bolome, née à Mons le 7 mai 1970, célibataire, domiciliée à Boussu (Hornu), rue Louis de Brouckère 10, décédée à Boussu le 11 juin 2005. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la présente insertion à Me Jean Marie De Deken, notaire à Saint-Ghislain, avenue de l’Enseignement 12. (Signé) Jean Marie De Deken, notaire. (5903)
Par déclaration au greffe du tribunal de première instance de Liège, en date du 19 février 2008 : M. Léon Ligot, avocat, domicilié à 4020 Liège, avenue du Luxembourg 15, agissant en qualité d’administrateur provisoire des biens de : M. Marinx, Gaston, né à Liège le 17 avril 1924, domicilié à 4020 Liège, rue Grétry 172; désigné à cette fonction, par ordonnance de M. le juge de paix du quatrième canton de Liège, du 13 août 2003, a accepté, sous bénéfice d’inventaire, au nom de son administré, la succession de son épouse, à savoir : Lathouwers, Anna Louisa, née à Liège le 9 janvier 1922, domiciliée en son vivant chaussée Brunehault 475, à 4041 Herstal, et décédée à Herstal le 4 avril 2007, à ce, spécialement autorisé, par ordonnance de M. le juge de paix du quatrième canton de Liège, du 30 janvier 2007. Par son administrateur provisoire, M. Gaston Marinx, déclare avoir élu domicile au cabinet de Me Ligot. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, au domicile élu, dans les trois mois, de la présente insertion. (Signé) L. Ligot, administrateur provisoire. (5904)
Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving Acceptation sous bénéfice d’inventaire
L’an 2008, le 11 février, au greffe du tribunal de première instance de Bruxelles, a comparu : Mme Michèle Bettendorf, agissant pour et au nom de son mandant, savoir : M. Isa Yaramis, domicilié à 1140 Evere, avenue de l’Optimisme 29, détenteur de l’autorité parentale sur ses enfants mineurs : Yaramis, Branda, née à Ixelles le 9 janvier 1994; Yaramis, Marcel, né à Anderlecht le 20 mars 1998; tous deux domiciliés avec leur père à 1140 Evere, avenue de l’Optimisme 29; autorisé, par ordonnance du juge de paix du sixième canton de Bruxelles, en date du 17 juillet 2007, laquelle comparante a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Mme Veride Yaramis, née à Beytulsebap (Turquie) le 11 novembre 1960, domiciliée à Bruxelles, rue Harenheyde 11, et décédée à Anderlecht le 30 avril 2005, pour compte de M. Marcel Yaramis, et Mlle Branda Yaramis. Dont acte, signé, lecture faite par la comparante et le greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, de la date de l’insertion, au Moniteur belge, au notaire Marc Van Beneden, rue du Noyer 183, à 1000 Bruxelles. (Signé) M. Van Beneden, notaire associé. (5902)
Bij verklaring van 15 februari 2008, afgelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, heeft Mevr. Van Campenhout, Germaine, geboren te Antwerpen op 1 januari 1954, wonende te 2000 Antwerpen, Aalmoezenierstraat 29, handelend in haar hoedanigheid van moeder, wettige beheerster over de persoon en de goederen van haar minderjarig kind : Montalto, Serafina Jeannine, geboren te Edegem op 30 september 1992, wonende bij de moeder, verklaard, ingevolge de beschikking verleend door de vrederechter van het vijfde kanton Antwerpen, d.d. 12 februari 2008, te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap van wijlen haar grootvader, Montalto, Salvatore, geboren te Villapriolo (Italië) op 18 januari 1933, laatst wonende te 2100 Antwerpen (Deurne), Van Amstelstraat 107, en overleden te Brecht op 26 mei 2007. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, zich bij aangetekend schrijven bekend te maken, binnen de drie maanden te rekenen van de datum van de opneming in het Belgisch Staatsblad van onderhavige bekendmaking. Dit bericht moet worden gericht aan notaris Goedele Vandekerckhove, te 2018 Antwerpen, Mechelsesteenweg 202. (Get.) Goedele Vandekerckhove, notaris te Antwerpen. (5905)
Op 18 februari 2008, bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Gent, is verschenen, Van Seghbroeck, Ine, advocaat te 9060 Zelzate, Westkade 19, in haar hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder over Mevr. Pieters, Laura Antoinette, geboren te Eeklo op 30 oktober 1926, wonende in de R.V.T. « Moervaartheem », Meersstraat 31, te 9185 Wachtebeke, hiertoe aangesteld bij beslissing van de vrederechter van het kanton te Zelzate, d.d. 14 september 2006, in de hoedanigheid verklaarde comparante, te aanvaarden onder voorrecht
12108
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
van boedelbeschrijving, de nalatenschap van wijlen de heer Debbaut, Albert, geboren te Maldegem op 30 maart 1923, in leven laatst wonende te 9982 Sint-Laureins, Bentillestraat 6A1, en overleden te Damme op 21 juni 2006. Tot staving van haar verklaring heeft comparante ons een afschrift vertoond van de beschikking van de vrederechter van het kanton Zelzate, d.d. 20 december 2007, waarin zij gemachtigd werd om in naam van de voornoemde beschermde persoon deze nalatenschap te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, hun rechten per aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van notaris Christian Vanhyfte, Westeindestraat 30-32, bus 32, 9990 Maldegem. Zelzate, 20 februari 2008. (Get.) Chr. Vanhyfte, notaris. (5906)
Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, op 13 februari 2008, heeft de heer Blancquaert, Marc, wonende te 1780 Wemmel, Ruiterweg 87, handelend in zijn hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder over Mevr. De Coster, Suzanne Jeannette, geboren te Sint-Gillis op 15 juli 1926, wonende te 9200 Dendermonde, Steenweg Van Aalst 110, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Mevr. De Coster, Josephina Julia Maria, geboren te Opwijk op 16 februari 1925, in leven laatst wonende te Brussel, Jean-Baptiste Depairelaan 126, en overleden te Jette op 15 juni 2007. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen ter studie van Mr. A. De Wulf, notaris met standplaats te 9200 Dendermonde, Sint-Christianastraat 17. Dendermonde, 19 februari 2008. (Get.) Astrid De Wulf, notaris. (5907)
Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, op 18 januari 2008, heeft Mevr. Wouters, Linda Maria G., wonende te 2960 Brecht, Staf Larochelaan 7, handelend in haar hoedanigheid van moeder, wettige beheerster over de persoon en de goederen van haar bij haar inwonend minderjarig kind : Vanderbeken, Lisa, geboren te Merksem op 10 januari 1993, daarbij handelend in haar gezegde hoedanigheid, verklaard de nalatenschap van de heer Vanderbeken, Henri Edouard Marie, geboren te Kortrijk op 18 januari 1922, laatst wonende te Schilde, Veldlei 79, en overleden te Brasschaat op 25 oktober 2007, te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen vanaf de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van notaris Jean Jacques Leclef, te 2000 Antwerpen, Tabakvest 9.
voorrecht van boedelbeschrijving, geen verjaring zijnde ingetreden van het recht om te aanvaarden en deze nalatenschap nog niet aanvaard zijnde door andere erfgenamen en door derden ook geen rechten verkregen, zijnde op de goederen van die nalatenschap door bijvoorbeeld handelingen die wettig verricht zijn met de curator van die nalatenschap, indien deze onbeheer zou zijn. Verschijner verklaart voormelde verwerping van nalatenschap te herroepen en uitdrukkelijk gezegde nalatenschap te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Er wordt keuze van woonst gedaan bij notaris J. Janssens, te 2600 Berchem, Grote Steenweg 167. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, hun rechten te doen kennen, binnen de drie maanden te rekenen van deze bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend bericht gericht aan de door de erfgenaam gekozen woonplaats. Antwerpen, 18 februari 2008. De griffier, (get.) Ph. Jano. (5909)
Rechtbank van eerste aanleg te Gent
Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Gent, op 20 februari 2008, heeft Van Moerkercke, Pascal Emiel, geboren te Sint-Amandsberg op 27 november 1964, met postadres : Lindestraat 31, 9042 Desteldonk, handelend in eigen naam. De comparant verklaart ons, handelend in zijn gezegde hoedanigheid onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen De Witte, Liliane Martha, geboren te Beervelde op 21 maart 1943, in leven laatst wonende te 9060 Zelzate, Burgemeester Jos, en overleden te Gent op 13 februari 2006. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen ter studie van Mr. De Roeck, Arnold, met kantoor te 9000 Gent, Antwerpenplein 13/14. Gent, 20 februari 2008. De afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) Nadia De Mil. (5910)
Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout
Antwerpen, 19 februari 2008. (Get.) J.J. Leclef, notaris. (5908)
Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen
Volgens akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, op 18 februari 2008, heeft Trommelen, Josephus Adrianus, geboren te Loon op Zand (Nederland) op 15 november 1928, wonende te 2600 Berchem, Spoorwegstraat 55, bus 2, verklaard dat hij bij akte verleden voor de griffier van bovenvermelde rechtbank, op 21 september 2004 verklaard heeft te verwerpen, de nalatenschap van wijlen Matheussen, Joanna Paula Maria, geboren te Turnhout op 19 maart 1929, in leven laatst wonende te 2100 Deurne (Antwerpen), Ruggeveldlaan 650/652, bus 4, en overleden te Antwerpen (district Deurne) op 17 juli 2004, dat hij ingevolge artikel 790 van het Burgerlijk Wetboek bevoegd blijft, deze nalatenschap alsnog te aanvaarden onder
Op 18 februari 2008, ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, voor ons, S. Nietvelt, afgevaardigd adjunct-griffier bij dezelfde rechtbank, is verschenen, Claessens, Linda Elisabeth Frans, geboren te Turnhout op 20 november 1973, advocate, kantoorhoudende te 2440 Geel, Rijn 56, handelend ingevolge de beschikking van de vrederechter van het kanton Arendonk van 12 februari 2008 in haar hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder, hiertoe aangewezen bij beschikking van de vrederechter van het kanton Arendonk, de dato 25 november 2004, over Mostmans, Marcella Maria Ludovica Josepha, geboren te Beerse op 23 november 1951, wonende te 2360 Oud-Turnhout, Van der Bekenlaan 1. De comparante verklaart ons, handelend in haar gezegde hoedanigheid, en ingevolge voormelde machtiging, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Ooms, Clara Regina Leopold, geboren te Rijkevorsel op 2 augustus 1923, in leven laatst wonende te 2300 Turnhout, Albert Van Dyckstraat 39, en overleden te Turnhout op 17 januari 2008.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Tot staving van haar verklaring heeft de comparante ons kopies van voormelde beschikkingen van de vrederechter van het kanton Arendonk overhandigd. Waarvan akte, welke de comparante, na gedane lezing, met ons, afgevaardigd adjunct-griffier, heeft ondertekend. (Get.) S. Nietvelt; L. Claessens. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, bij aangetekend bericht, hun rechten te doen kennen binnen de toepasselijke termijn. De afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) S. Nietvelt. (5911)
Tribunal de première instance d’Arlon
L’an 2008, le 19 février, au greffe du tribunal de première instance d’Arlon, et par-devant nous, I. Gobert, greffier chef de service, a comparu : Mme Maingeot, Chantal Ruth, née à Berchem-Sainte-Agathe le 26 avril 1952, domiciliée rue Guido Gezelle 60, à Schaerbeek, en son nom personnel, et porteuse d’une procuration lui délivrée en l’étude du notaire Delcommune de Dinant, le 1er février 2008, par :
12109
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège, en date du 12 février 2008, aujourd’hui le 8 février 2008, comparaît au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devant nous, Myriam Vandercappelle, greffier adjoint principal : Mme Fabienne Deschamps, née à Charleroi le 10 juin 1966, domiciliée rue Jean Jaurès 45, à 6010 Couillet, agissant en qualité de mère, titulaire de l’autorité parentale à l’égard de son enfant mineur d’âge, à savoir : Tollebeck, Kristopher, né à Charleroi le 9 décembre 1997, domicilié avec sa mère, Mme Fabienne Deschamps, ci-avant qualifiée, laquelle comparante, dûment autorisée, en vertu de l’ordonnance du juge de paix du cinquième canton de Charleroi, du 30 janvier 2008, déclare, en langue française, accepter mais, sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Tollebeck, Alain, de son vivant domicilié à Couillet, rue Jean Jaurès 45, et décédé le 14 juin 2007 à Couillet. Dont acte dressé, à la demande formelle de la comparante, qu’après lecture faite, nous avons signé avec elle. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la date, de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Me Jean-Louis Menne, notaire, en son étude, chaussée de Philippeville 24, à 6010 Couillet. Charleroi, le 12 février 2008. Pour le greffier chef de service, le greffier adjoint principal,(signé) Myriam Vandercappelle. (5914)
Mme Varvenne, Micheline Léonie Juliette Ghislaine, née à Tournai le 5 novembre 1924, domiciliée Dynastielaan 18/513, à 8660 La Panne, laquelle comparante a, en son nom personnel, et au nom de sa mandante, déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Maingeot, Alain Félix Pierre, né à Berchem-Sainte-Agathe le 4 janvier 1956, en son vivant domicilié rue Saint-Hubert 61, à Messancy (Bébange), et décédé à Arlon le 2 février 2005. Dont acte, dressé, sur réquisition expresse de la comparante, qu’après lecture faite, elle a signé avec nous, greffier. Les créanciers et légataires éventuels dudit défunt sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Me Delcommune, notaire, dont l’étude est située à Dinant. Arlon, le 19 février 2008. Le greffier chef de service, (signé) Isabelle Gobert. (5912)
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège, en date du 11 février 2008, aujourd’hui le 11 février 2008, comparaît au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devant nous, Myriam Vandercappelle, greffier adjoint principal : Mme Tellier, Marie-Noëlle, domiciliée à 6511 Strée, place de Strée 11, agissant en qualité de l’autorité parentale à l’égard de : Mathieu, Augustin, né le 6 juillet 1999; Mathieu, Séraphin, né le 12 avril 2001; Mathieu, Violette, née le 28 novembre 2002; tous, domiciliés chez leur mère précitée; et ce, en vertu d’une ordonnance du juge de paix du canton de Beaumont, en date du 8 janvier 2008,
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège, en date du 8 février 2008, aujourd’hui le 8 février 2008, comparaît au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devant nous, Myriam Vandercappelle, greffier adjoint principal :
laquelle comparante déclare, en langue française, accepter mais, sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Mathieu Emile Arnaould Auguste, de son vivant domicilié à Beaumont, rue Motte 13, et décédé le 2 octobre 2008 à Montigny-le-Tilleul. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la date, de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Mme Gigot, Geneviève, notaire de résidence à 5650 Walcourt, rue de la Station 67. Charleroi, le 11 février 2008.
Mme Burckel, Monique, domiciliée à 6020 Dampremy, rue Frère Orban 34,
Pour le greffier chef de service, le greffier adjoint principal,(signé) Myriam Vandercappelle. (5915)
Tribunal de première instance de Charleroi
laquelle comparante déclare, en langue française, acceppter mais, sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de M. Perelli, Jean Claude, de son vivant domicilié à Dampremy, rue Frère Orban 36, et décédé le 13 juillet 2007 à Charleroi. Dont acte dressé, à la demande formelle de la comparante, qu’après lecture faite, nous avons signé avec elle. Cet avis doit être adressé à Me Annie D’Haeyer, notaire à 6020 Dampremy, chaussée de Bruxelles 145. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la date, de la présente insertion. Charleroi, le 8 février 2008. Le greffier adjoint principal, (signé) Myriam Vandercappelle. (5913)
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège, en date du 13 février 2008, aujourd’hui le 13 février 2008, comparaît au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devant nous, Dufour, Muriel, greffier adjoint délégué : Mme Delmotte, Nathalie, domiciliée à 6000 Charleroi, boulevard Tirou 13/3B, bte 9, agissant en qualité de titulaire de l’autorité parentale sur : Maloteaux, Stacy, née à Charleroi le 16 mai 1994, domiciliée à 6000 Charleroi, boulevard Tirou 13/5A, bte 17; et ce, en vertu d’une ordonnance du juge de paix de Charleroi, le 6 décembre 2007,
12110
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
laquelle comparante déclare, en langue française, accepter mais, sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de M. Maloteau, Jean Claude Roger Ghislain, de son vivant domicilié à Charleroi, boulevard Tirou 13/05/A, et décédé le 15 septembre 2007 à Charleroi. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la date, de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à M. Ganty, notaire de résidence à 6032 Mont-sur-Marchienne, avenue Paul Pastur 155. Charleroi, le 13 février 2008. Pour le greffier chef de service, le greffier adjoint délégué, (signé) Dufour, Muriel. (5916)
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège, en date du 19 février 2008, aujourd’hui le 19 février 2008, comparaît au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devant nous, Muriel Dufour, greffier adjoint délégué : Charlier, Sylvie, domiciliée à 6120 Ham-sur-Heure-Nalinnes, rue des Boutis 50, agissant en sa qualité de mère, et titulaire de l’autorité parentale à l’égard de sa fille :
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège, en date du 19 février 2008, aujourd’hui le 19 février 2008, comparaissent au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devant nous, Muriel Dufour, greffier adjoint délégué : Mme Goret, Liliane, domiciliée à 7100 Haine-Saint-Pierre, rue de la Station 40/1; M. Goret, Albert, domicilié à 7100 La Louvière, cité Beau Site 63, lesquels comparants déclarent, en langue française, accepter mais, sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Goret, Philippe, de son vivant domicilié à Manage, rue des Ecoles 8, et décédé le 9 février 2008 à La Louvière. Dont acte dressé, à la demande formelle des comparants, qu’après lecture faite, nous avons signé avec eux. Cet avis doit être adressé à Me Pierre Brahy, notaire à 7100 La Louvière, rue du Parc 28. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la date, de la présente insertion. Charleroi, le 19 février 2008. Le greffier adjoint délégué, (signé) Muriel Dufour. (5919)
Paul, Malorie, Marie-Anne-Ghislaine, née à Charleroi le 7 juillet 1992, et domiciliée à la même adresse; à ce, dûment autorisée, par une ordonnance rendue par Horeman, Philippe, juge de paix du canton de Thuin, en date du 13 février 2008, laquelle comparante déclare, en langue française, accepter, mais sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Paul, Freddy Jean Marcel, de son vivant domicilié à Ham-sur-Heure-Nalinnes, rue des Boutis 50, et décédé le 25 juin 2007 à Ham-sur-Heure-Nalinnes. Dont acte dressé, à la demande formelle de la comparante, qu’après lecture faite, nous avons signé avec elle. Cet avis doit être adressé à Me Lemaigre, Bernard, notaire de résidence à Montignies-sur-Sambre, rue des Preys 28. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la date, de la présente insertion. Charleroi, le 19 février 2008. Le greffier adjoint délégué, (signé) Muriel Dufour. (5917)
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège, en date du 18 février 2008, aujourd’hui le 18 février 2008, comparaît au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devant nous, Muriel Dufour, greffier adjoint délégué : Mme Deval, Suzanne, domiciliée à 6230 Thiméon, cité Deligne 25, agissant en sa qualité de détentrice de l’autorité parentale sur : Allard, Michel, né le 24 décembre 1957 à Gosselies, domicilié avec sa mère; placé, sous minorité prolongée, par un jugement rendu par le tribunal de première instance de Charleroi en date du 22 mars 1979;
Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instance de ce siège, en date du 15 février 2008, aujourd’hui le 15 février 2008, comparaît au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devant nous, Martine Devigne, greffier chef de service : Favresse, Fabienne, née à Charleroi le 9 juillet 1964, domiciliée avenue Circulaire 145, à 6200 Châtelet, agissant en qualité de mère, titulaire de l’autorité parentale et administratrice légale des biens de son enfant mineur d’âge, à savoir : Collet, Cassandre, née à Mons le 24 juillet 1994, domiciliée avec son père, Collet, Raphaël, rue des Rodoux 1F, à 59600 Villers-Sire-Nicole (France); laquelle comparante dûment autorisée en vertu de l’ordonnance du juge de paix du premier canton de Mons, du 6 février 2008, déclare, en langue française, accepter, mais sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Van Dorpe, Willy, de son vivant domicilié à Charleroi (Jumet), rue Pierre Hans 55, et décédé le 23 octobre 2007 à Jumet. Dont acte dressé, à la demande formelle de la comparante, qu’après lecture faite, nous avons signé avec elle. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la date, de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Me Bernard Lemaigre, notaire en son étude, rue des Preys 28, à 6061 Montignies-sur-Sambre. Charleroi, le 15 février 2008. Le greffier chef de service, (signé) M. Devigne. (5920)
à ce, dûment autorisée, par une ordonnance du juge de paix du canton de Seneffe, en date du 13 février 2008, laquelle comparante déclare, en langue française, accepter, mais sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession d’Allard, Roger, de son vivant domicilié à Thiméon, cité Deligne 25, et décédé le 10 septembre 2007 à Charleroi. Dont acte dressé, à la demande formelle de la comparante, qu’après lecture faite, nous avons signé avec elle. Cet avis doit être adressé à Me Philippe Dupuis, notaire à 6041 Gosselies, rue des Déportés 2B. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la date, de la présente insertion. Charleroi, le 18 février 2008. Le greffier adjoint délégué, (signé) Muriel Dufour. (5918)
Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège, en date du 15 février 2008, aujourd’hui le 15 février 2008, comparaît au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devant nous, Devigne, Martine, greffier chef de service : Mme Bonferraro, Petronilla, domiciliée rue de la Station 39, à 6240 Farciennes, agissant en qualité de tutulaire de l’autorité parentale sur : Polizzi, Luigi, né le 16 février 1991 à Woluwe-Saint-Lambert, domicilié avec sa mère; à ce, dûment autorisé, par une ordonnance du juge de paix du canton de Châtelet, du 5 février 2008,
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE laquelle comparante déclare, en langue française, accepter, mais sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Pollizzi, Angelo, de son vivant domicilié à Farciennes, rue de la Station 39, et décédé le 9 juin 2007 à La Louvière. Dont acte dressé, à la demande formelle de la comparante, qu’après lecture faite, nous avons signé avec elle. Cet avis doit être adressé à Me Pauwels, Marc, notaire, place du Chapitre 5, à 6530 Thuin. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la date, de la présente insertion. Charleroi, le 15 février 2008. Le greffier chef de service, (signé) Devigne, Martine. (5921)
Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instance de ce siège, en date du 15 février 2008 : Aujourd’hui le 15 février 2008, comparaît au greffe civil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et pardevant nous, Martine Devigne, greffier-chef de service, Thirion, Marcel, né à Marchienne-au-Pont le 27 mai 1950, domicilié avenue Paul Pastur 15, à 6030 Marchienne-au-Pont, lequel comparant déclare, en langue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement la succession de Balcaen, Marcel, de son vivant domicilié à Gosselies, rue de l’Observatoire 111, et décédé le 23 août 2007 à Gosselies. Dont acte dressé à la demande formelle du comparant qu’après lecture faite nous avons signé avec lui. Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leurs droits par avis recommandé dans le délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion.
12111
Tribunal de première instance de Liège
L’an 2008, le 20 février. Au greffe du tribunal de première instance de Liège. A comparu : Schoumacher, Marcel, né le 1er janvier 1947 à Ougrée, agissant en sa qualité de représentant légal de son enfant mineur d’âge : Schoumacher, Marina, née le 2 mai 1991 à Seraing, tous deux domiciliés rue André Renard 354/21, à Seraing, et à ce autorisé par ordonnance du juge de paix du canton de Seraing, rendue le 4 janvier 2008, ordonnance qui est produite en simple copie et qui restera annexée au présent acte, lequel comparant a déclaré : Accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Heuchenne, Patricia Rosa Isabelle Lisette, née à Liège le 9 septembre 1952, de son vivant domiciliée à Seraing, rue Mahaim 112, et décédée le 23 mai 2007 à Liège. Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, le comparant déclare faire élection de domicile en l’étude de M Paul Platéus, notaire, rue de la Province 77, à 4100 Seraing. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits par avis recommandé au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. Le greffier, (signature illisible). (5924)
Cet avis doit être adressé à Me Emmanuel Lambin, notaire, en son étude rue de Forchies 8, à 6140 Fontaine-l’Evêque. Tribunal de première instance de Namur
Charleroi, le 15 février 2008. Le greffier chef de service, (signé) M. Devigne. (5922)
L’an 2008, le 20 février. Tribunal de première instance de Huy
L’an 2008, le 20 février. Au greffe du tribunal de première instance de Huy. Ont comparu : Leroy, Christiane Renée Jeanne G., née à Huy le 2 septembre 1959, domiciliée à 4540 Amay, rue du Tambour, fille du défunt, agissant à titre personnel. Leroy, Danièle Gloria Clémentine, née à Huy le 24 janvier 1963, domiciliée rue Gustave Robert 8, à 4540 Amay, fille du défunt, agissant à titre personnel. Lesquelles comparantes ont déclaré : Accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Leroy, Nestor Clément Ghislain, né à Engis le 16 juin 1932, de son vivant domicilié à Hermalle-sous-Huy, Cité E. Vandeweeghe 111, et décédé le 6 février 2008 à Liège. Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, les comparants déclarent faire élection de domicile en l’étude de Me Battaille, Jacques, notaire de résidence à 4500 Huy, rue Vankeerberghen 135, où les créanciers et légataires sont invités à faire valoir leurs droits par avis recommandés dans les trois mois de la présente insertion. Dont acte signé, lecture faite par les comparantes et le greffier. Le greffier, (signature illisible). (5923)
Au greffe du tribunal de première instance de Namur et par-devant nous, Jacqueline Tholet, greffier, a comparu : M. Lamquet, Roland Adelin F., né à Marche-les-Dames le 26 juin 1954, domicilié à 5021 Boninne, rue de l’Eglise 36, agissant en qualité de tuteur à l’égard de l’enfant mineur : Somme, François, né le 31 mai 1990 à Namur, domicilié à 5020 Suarlée, rue des Ifs 2, désigné à ces fonctions par ordonnance de M. Eddy Destree, juge de paix du premier canton de Namur, en date du 8 janvier 2008, et autorisé par ordonnance du même canton en date du 4 février 2008. Lequel comparant, a déclaré en langue française, agissant comme dit ci-dessus, accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Mme Delestree, Patricia, née à Charleroi le 8 avril 1957, domiciliée à 5020 Suarlée, rue des Ifs 2, et décédée à Namur en date du 15 juillet 2007. Dont acte requis par le comparant, qui après lecture, signe avec nous, Jacqueline Tholet, greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la date de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Me Xavier Dugardin, notaire à 5000 Namur, rue Pépin 2. Namur, le 20 février 2008. Le greffier, (signé) Jacqueline Tholet. (5925)
12112
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Tribunal de première instance de Verviers
L’an 2008, le 20 février, au greffe du tribunal de première instance séant à Verviers, a comparu : M. Smeets, Joël, clerc de notaire, domicilié à Stembert, avenue Jean Lambert 124, agissant en qualité de mandataire de Mme Knaepen, Madeleine Bernadette, née à Grivegnée le 14 mars 1931, veuve de Lambert, Pierre, domiciliée à Spa, rue de la Sauvenière 84, agissant en qualité de légataire universelle, nièce de la défunte, en vertu d’une procuration sous seing privé donné à Spa le 15 février 2008, laquelle restera ci-annexée, lequel comparant a déclaré, ès dites qualités, accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Mme Knaepen, Ida Anne Marie Louise, née à Liège le 30 novembre 1909, veuve de Debrus, Louis, domiciliée à Stavelot, avenue F. Nicolay 6, décédée à Stavelot le 7 août 2007.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (5928)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Dont acte signé, lecture faite par le comparant et le greffier. (Signatures illisibles). Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leurs droits, dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion, par pli recommandé, à Me Guyot, notaire à Spa. Le greffier, (signé) M. Solheid. (5926)
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Lara-Informatique SPRL, rue de la Clé 19, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20080194. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : informatica. Numéro d’entreprise : 0878.190.884.
Faillissement − Faillite
Juge-commissaire : M. Lalmand. Curateur : Me Ensch, Ysabelle, avenue Louise 349, bte 17, 1050 Bruxelles-5.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Microbama BVBA, Hendrik I-Lei 304, 1800 Vilvoorde. Faillissementsnummer : 20080203. Datum faillissement : 12 februari 2008. Handelsactiviteit : aankoop-verkoop computeronderdelen. Ondernemingsnummer : 0887.642.050.
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo)
(5929)
Rechter-commissaris : de heer Thielens. Curator : Mr. De Smet, Joris Jan, Winston Churchilllaan 118B, 1180 Brussel-18.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : LaraInformatique BVBA, Sleutelstraat 19, 1000 Brussel-1.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5927)
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Roosens, Bertrand, Jan Vanderstraetenstraat 34, 1600 Sint-Pieters-Leeuw. Faillissementsnummer : 20080206. Datum faillissement : 12 februari 2008. Handelsactiviteit : koerierdienst. Ondernemingsnummer : 0747.318.484. Rechter-commissaris : de heer Thielens. Curator : Mr. De Smet, Joris Jan, Winston Churchilllaan 118B, 1180 Brussel-18.
Faillissementsnummer : 20080194. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : informatica. Ondernemingsnummer : 0878.190.884. Rechter-commissaris : de heer Lalmand. Curator : Mr. Ensch, Ysabelle, Louizalaan 349, bus 17, 1050 Brussel-5. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (5929)
12113
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Tribunal de commerce de Bruxelles
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Zonepub SPRL, Dieweg 85B, 1180 Uccle.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008.
Numéro de faillite : 20080195.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : blanchisserie.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo)
Numéro d’entreprise : 0865.685.111.
(5931)
Juge-commissaire : M. Lalmand. Curateur : Me Ensch, Ysabelle, avenue Louise 349, bte 17, 1050 Bruxelles-5. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Socom 2000 GS BVBA, Keizer-Karellaan 124/14, 1083 Ganshoren. Faillissementsnummer : 20080198. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : huishoudartikelen. Ondernemingsnummer : 0464.810.934.
(5930)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Zonepub BVBA, Dieweg 85B, 1180 Ukkel. Faillissementsnummer : 20080195. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : wasserette. Ondernemingsnummer : 0865.685.111. Rechter-commissaris : de heer Lalmand. Curator : Mr. Ensch, Ysabelle, Louizalaan 349, bus 17, 1050 Brussel-5. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (5930)
Rechter-commissaris : de heer Dessart. Curator : Mr. 1180 Ukkel.
Domont,
Jean-Pierre,
Guy
d’Arezzoplein
18,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (5931)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Bazelaire and Partners SA, avenue Louise 65, bte 11, 1050 Bruxelles-5. Numéro de faillite : 20080199. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : conseils en gestion. Numéro d’entreprise : 0455.900.295.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Juge-commissaire : M. Dessart. Curateur : Me Domont, Jean-Pierre, place Guy d’Arezzo 18, 1180 Uccle.
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Socom 2000 GS SPRL, avenue Charles-Quint 124/14, 1083 Ganshoren. Numéro de faillite : 20080198. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : articles ménagers. Numéro d’entreprise : 0464.810.934. Juge-commissaire : M. Dessart. Curateur : Me Domont, Jean-Pierre, place Guy d’Arezzo 18, 1180 Uccle.
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo)
(5932)
12114
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Rechtbank van koophandel te Brussel
Curator : Mr. 1180 Ukkel.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Bazelaire and Partners NV, Louizalaan 65, bus 11, 1050 Brussel-5. Faillissementsnummer : 20080199.
Handelsactiviteit : raadgeving.
Rechter-commissaris : de heer Dessart. Jean-Pierre,
Guy
d’Arezzoplein
18,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet.
Ondernemingsnummer : 0455.900.295.
Domont,
Jean-Pierre,
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008.
Datum faillissement : 11 februari 2008.
Curator : Mr. 1180 Ukkel.
Domont,
Guy
d’Arezzoplein
18,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (5933)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (5932)
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Shaharyar SPRL, chaussée de Gand 15, 1080 Molenbeek-Saint-Jean. Numéro de faillite : 20080204. Date de faillite : 12 février 2008. Objet social : vidéothèque. Numéro d’entreprise : 0863.264.663.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Juge-commissaire : M. Thielens.
Ouverture de la faillite, sur citation, de : Patrimonial Group SPRL, rue François Dons 45, 1050 Ixelles. Numéro de faillite : 20080200. Date de faillite : 11 février 2008.
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008.
Objet social : agences immobilières. Numéro d’entreprise : 0480.019.841. Juge-commissaire : M. Dessart. Curateur : Me Domont, Jean-Pierre, place Guy d’Arezzo 18, 1180 Uccle. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo)
Curateur : Me De Smet, Joris Jan, avenue Winston Churchill 118B, 1180 Bruxelles-18.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo)
(5934)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Shaharyar BVBA, Gentsesteenweg 15, 1080 Sint-Jans-Molenbeek. Faillissementsnummer : 20080204.
(5933)
Datum faillissement : 12 februari 2008. Handelsactiviteit : videotheek.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Ondernemingsnummer : 0863.264.663. Rechter-commissaris : de heer Thielens.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Patrimonial Group BVBA, François Donsstraat 45, 1050 Elsene. Faillissementsnummer : 20080200. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : immobiliënagentschap. Ondernemingsnummer : 0480.019.841. Rechter-commissaris : de heer Dessart.
Curator : Mr. De Smet, Joris Jan, Winston Churchilllaan 118B, 1180 Brussel-18. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (5934)
12115
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Celine Tasseroul SPRL, avenue Georges Henri 420, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. Numéro de faillite : 20080182. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : lingerie.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Numéro d’entreprise : 0412.841.896. Juge-commissaire : M. Robert. Ouverture de la faillite, sur citation, de : Wissal SPRL, rue de Loncin 33, bte 3, 1060 Saint-Gilles. Numéro de faillite : 20080205.
Curateur : Me Bindelle, Thierry, rue Van Eyck 44, bte 6, 1000 Bruxelles-1. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Date de faillite : 12 février 2008. Objet social : boulangerie.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008.
Numéro d’entreprise : 0862.433.433.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Juge-commissaire : M. Thielens. Curateur : Me De Smet, Joris Jan, avenue Winston Churchill 118B, 1180 Bruxelles-18. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5936)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo)
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Celine Tasseroul BVBA, Georges Henrilaan 420, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe. Faillissementsnummer : 20080182. Datum faillissement : 11 februari 2008.
(5935)
Handelsactiviteit : lingerie. Ondernemingsnummer : 0412.841.896.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Rechter-commissaris : de heer Robert. Curator : Mr. Bindelle, Thierry, Van Eyckstraat 44, bus 6, 1000 Brussel-1.
Opening van het faillissement, op dagvaarding, van : Wissal BVBA, Loncinstraat 33, bus 3, 1060 Sint-Gillis. Faillissementsnummer : 20080205. Datum faillissement : 12 februari 2008. Handelsactiviteit : warme bakker. Ondernemingsnummer : 0862.433.433. Rechter-commissaris : de heer Thielens. Curator : Mr. De Smet, Joris Jan, Winston Churchilllaan 118B, 1180 Brussel-18. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (Pro deo) (5935)
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5936)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : D.P.T.T. SPRL, avenue Georges Henri 343, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. Numéro de faillite : 20080183. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : textiles. Numéro d’entreprise : 0441.590.223. Juge-commissaire : Mme Van Elderen.
12116
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Curateur : Me Gasia, Christophe, avenue Louise 486, bte 6, 1050 Ixelles. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Kadar NV, Twee Kerkenstraat 116, 1210 Sint-Joost-ten-Node.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008.
Faillissementsnummer : 20080184.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Handelsactiviteit : engineering.
Datum faillissement : 11 februari 2008.
Ondernemingsnummer : 0864.608.411. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5937)
Curator : Mr. Gasia, Christophe, Louizalaan 486, bus 6, 1050 Elsene. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : D.P.T.T. BVBA, Georges Henrilaan 343, 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5938)
Faillissementsnummer : 20080183. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : textiel. Ondernemingsnummer : 0441.590.223. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen. Curator : Mr. Gasia, Christophe, Louizalaan 486, bus 6, 1050 Elsene. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5937)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Marinys SPRL, chaussée d’Alsemberg 317, 1190 Forest. Numéro de faillite : 20080185. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : carreaux de plâtre. Numéro d’entreprise : 0890.002.318. Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me Gasia, Christophe, avenue Louise 486, bte 6, 1050 Ixelles. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Kader SA, rue des Deux Eglises 116, 1210 Saint-Josse-ten-Noode. Numéro de faillite : 20080184. Date de faillite : 11 février 2008.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch.
Objet social : engineering.
(5939)
Numéro d’entreprise : 0864.608.411. Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me Gasia, Christophe, avenue Louise 486, bte 6, 1050 Ixelles. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Marinys BVBA, Alsembergsesteenweg 317, 1190 Vorst. Faillissementsnummer : 20080185. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : pleisterplaten. Ondernemingsnummer : 0890.002.318. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5938)
Curator : Mr. Gasia, Christophe, Louizalaan 486, bus 6, 1050 Elsene.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5939)
12117
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Sell SPRL, boulevard Sylvain Dupuis 231, 1070 Anderlecht. Numéro de faillite : 20080187. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : vidéothèque. Numéro d’entreprise : 0867.152.779. Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me Gasia, Christophe, avenue Louise 486, bte 6, 1050 Ixelles.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Al Baraka SPRL, rue des Coteaux 179, 1030 Schaerbeek.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Numéro de faillite : 20080186. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : poissonnerie.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5941)
Numéro d’entreprise : 0864.555.258. Juge-commissaire : Mme Van Elderen. Curateur : Me Gasia, Christophe, avenue Louise 486, bte 6, 1050 Ixelles. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Sell BVBA, Sylvain Dupuislaan 231, 1070 Anderlecht.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008.
Faillissementsnummer : 20080187.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Handelsactiviteit : videotheek.
Datum faillissement : 11 februari 2008. Ondernemingsnummer : 0867.152.779. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5940)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Al Baraka BVBA, Wijnheuvelenstraat 179, 1030 Schaarbeek. Faillissementsnummer : 20080186. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : vishandel.
Curator : Mr. Gasia, Christophe, Louizalaan 486, bus 6, 1050 Elsene. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5941)
Ondernemingsnummer : 0864.555.258. Rechter-commissaris : Mevr. Van Elderen. Curator : Mr. Gasia, Christophe, Louizalaan 486, bus 6, 1050 Elsene. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5940)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : De Oliveira, Martins Luis, rue Polydore Moerman 13/2, 1070 Anderlecht. Numéro de faillite : 20080188. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : librairie. Numéro d’entreprise : 0887.545.941. Juge-commissaire : M. Bleiman. Curateur : Me D’Ieteren, Alain, chaussée de La Hulpe 187, 1170 Watermael-Boitsfort.
12118
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : La Baguette BVBA, Tweestationsstraat 57, 1070 Anderlecht.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Faillissementsnummer : 20080189. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : snack.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5942)
Ondernemingsnummer : 0867.776.648. Rechter-commissaris : de heer Bleiman.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Curator : Mr. D’Ieteren, Alain, Terhulpensesteenweg 187, 1170 Watermaal-Bosvoorde.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : De Oliveira, Martins Luis, Polydore Moermanstraat 13/2, 1070 Anderlecht.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Faillissementsnummer : 20080188.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008.
Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : boekhandel. Ondernemingsnummer : 0887.545.941. Rechter-commissaris : de heer Bleiman. Curator : Mr. D’Ieteren, Alain, Terhulpensesteenweg 187, 1170 Watermaal-Bosvoorde. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5942)
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5943)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : H.D.B.O. SPRL, chaussée de Waterloo 892, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20080190. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : motos. Numéro d’entreprise : 0863.516.269. Juge-commissaire : M. Bleiman. Curateur : Me D’Ieteren, Alain, chaussée de La Hulpe 187, 1170 Watermael-Boitsfort.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : La Baguette SPRL, rue des Deux Gares 57, 1070 Anderlecht. Numéro de faillite : 20080189.
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : snack.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch.
Numéro d’entreprise : 0867.776.648.
(5944)
Juge-commissaire : M. Bleiman. Curateur : Me D’Ieteren, Alain, chaussée de La Hulpe 187, 1170 Watermael-Boitsfort. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : H.D.B.O. BVBA, Waterloosesteenweg 892, 1000 Brussel-1. Faillissementsnummer : 20080190. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : moto’s. Ondernemingsnummer : 0863.516.269.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5943)
Rechter-commissaris : de heer Bleiman.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Curator : Mr. D’Ieteren, Alain, Terhulpensesteenweg 187, 1170 Watermaal-Bosvoorde. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
12119
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5945)
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5944)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Piazza Navona SA, place de la Vieille Halle aux Blés 39, 1000 Bruxelles-1. Numéro de faillite : 20080192. Date de faillite : 11 février 2008.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Objet social : horeca.
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Norredine Phone SPRL, rue Van Lint 10, 1070 Anderlecht. Numéro de faillite : 20080191.
Numéro d’entreprise : 0460.506.510. Juge-commissaire : M. Lalmand. Curateur : Me Ensch, Ysabelle, avenue Louise 349, bte 17, 1050 Bruxelles-5.
Date de faillite : 11 février 2008.
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Objet social : telecom. Numéro d’entreprise : 0865.272.464. Juge-commissaire : M. Bleiman. Curateur : Me D’Ieteren, Alain, chaussée de La Hulpe 187, 1170 Watermael-Boitsfort. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5946)
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5945)
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Piazza Navona NV, Oud-Korenhuisplein 39, 1000 Brussel-1. Faillissementsnummer : 20080192.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Norredine Phone BVBA, Van Lintstraat 10, 1070 Anderlecht.
Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : horeca. Ondernemingsnummer : 0460.506.510.
Faillissementsnummer : 20080191.
Rechter-commissaris : de heer Lalmand.
Datum faillissement : 11 februari 2008.
Curator : Mr. Ensch, Ysabelle, Louizalaan 349, bus 17, 1050 Brussel-5.
Handelsactiviteit : telecom. Ondernemingsnummer : 0865.272.464. Rechter-commissaris : de heer Bleiman.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Curator : Mr. D’Ieteren, Alain, Terhulpensesteenweg 187, 1170 Watermaal-Bosvoorde.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008.
Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5946)
12120
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Tribunal de commerce de Bruxelles
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Ro-Van Belgium SPRL, boulevard G. Van Haelen 139/22, 1190 Forest.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008.
Numéro de faillite : 20080193.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : affaires immobilières.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch.
Numéro d’entreprise : 0436.225.925.
(5948)
Juge-commissaire : M. Lalmand. Curateur : Me Ensch, Ysabelle, avenue Louise 349, bte 17, 1050 Bruxelles-5. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Bendaimi Jamila, Gustave Latinislaan 26, 1030 Schaarbeek. Faillissementsnummer : 20080196. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : textiel. Ondernemingsnummer : 0882.823.427.
(5947)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Ro-Van Belgium BVBA, G. Van Haelenlaan 139/22, 1190 Vorst. Faillissementsnummer : 20080193. Datum faillissement : 11 februari 2008. Handelsactiviteit : immobiliën. Ondernemingsnummer : 0436.225.925. Rechter-commissaris : de heer Lalmand. Curator : Mr. Ensch, Ysabelle, Louizalaan 349, bus 17, 1050 Brussel-5. Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5947)
Rechter-commissaris : de heer Dessart. Curator : Mr. 1180 Ukkel.
Domont,
Jean-Pierre,
Guy
d’Arezzoplein
18,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5948)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Weil SPRL, rue Alphonse Renard 11, 1050 Ixelles. Numéro de faillite : 20080197. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : informatique. Numéro d’entreprise : 0866.774.182.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Juge-commissaire : M. Dessart. Curateur : Me Domont, Jean-Pierre, place Guy d’Arezzo 18, 1180 Uccle.
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Bendaimi Jamila, avenue Gustave Latinis 26, 1030 Schaerbeek. Numéro de faillite : 20080196. Date de faillite : 11 février 2008. Objet social : textile. Numéro d’entreprise : 0882.823.427. Juge-commissaire : M. Dessart. Curateur : Me Domont, Jean-Pierre, place Guy d’Arezzo 18, 1180 Uccle.
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5949)
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Weil BVBA, Alphonse Renardstraat 11, 1050 Elsene. Faillissementsnummer : 20080197.
Handelsactiviteit : informatica. Ondernemingsnummer : 0866.774.182. Rechter-commissaris : de heer Dessart. Domont,
Jean-Pierre,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5950)
Datum faillissement : 11 februari 2008.
Curator : Mr. 1180 Ukkel.
12121
Guy
d’Arezzoplein
18,
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel. Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5949)
Tribunal de commerce de Bruxelles
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Gepak SPRL, rue des Fripiers 15-17, bte 321, 1000 Bruxelles. Numéro de faillite : 20080202. Date de faillite : 12 février 2008. Objet social : peintures. Numéro d’entreprise 0427.769.406. Juge-commissaire : M. Thielens. Curateur : Me De Smet, Joris Jan, avenue Winston Churchill 118B, 1180 Bruxelles-18.
Tribunal de commerce de Bruxelles
Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles.
Ouverture de la faillite, sur aveu, de : Yee, Marina (voir SCS Atelier M. Yee, en faillite), rue du Marché-aux-Porcs 3, 1000 Bruxelles.
Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Numéro de faillite : 20080201. Date de faillite : 12 février 2008. Objet social : mode.
Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5951)
Juge-commissaire : M. Thielens. Curateur : Me De Smet, Joris Jan, avenue Winston Churchill 118B, 1180 Bruxelles-18. Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Bruxelles, rue de la Régence 4, 1000 Bruxelles. Fixe la date pour le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances au mercredi 19 mars 2008. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (5950)
Rechtbank van koophandel te Brussel
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Gepak BVBA, Kleerkoppersstraat 15-17, bus 321, 1000 Brussel. Faillissementsnummer : 20080202. Datum faillissement : 12 februari 2008. Handelsactiviteit : schilderwerken. Ondernemingsnummer 0427.769.406. Rechter-commissaris : de heer Thielens.
Rechtbank van koophandel te Brussel
Curator : Mr. De Smet, Joris Jan, Winston Churchilllaan 118B, 1180 Brussel-18.
Opening van het faillissement, op bekentenis, van : Yee, Marina (Zie GCV Atelier M. Yee, in faling), Varkensmarkt 3, 1000 Brussel.
Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, Regentschapsstraat 4, 1000 Brussel.
Faillissementsnummer : 20080201. Datum faillissement : 12 februari 2008. Handelsactiviteit : mode. Rechter-commissaris : de heer Thielens. Curator : Mr. De Smet, Joris Jan, Winston Churchilllaan 118B, 1180 Brussel-18.
Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 19 maart 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de faillissementswet. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. (5951)
12122
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Rechtbank van koophandel te Antwerpen
Datum der staking van betaling : 19 februari 2008. Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 20 maart 2008.
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 19 februari 2008, is Yasco Belgium BVBA in vereffening, Tabakvest 87, 2000 Antwerpen-1, ondernemingsnummer 0471.404.558, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Patroons, Kristiaan, Mechelsesteenweg 12 bus 8, 2000 Antwerpen-1. Datum der staking van betaling : 19 februari 2008.
Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 18 april 2008, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (Pro deo) (5955)
Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 20 maart 2008. Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 18 april 2008, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (Pro deo) (5952)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 19 februari 2008, is Immo Zuid BVBA, Brederodestraat 6, 2018 Antwerpen-1, bemiddeling bij de aankoop, verkoop en verhuur van onroerend goed, ondernemingsnummer 0473.253.397, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Van Denabeele, Guy, Jan Van Rijswijcklaan 255, 2020 Antwerpen-2. Datum der staking van betaling : 19 februari 2008. Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 20 maart 2008. Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 18 april 2008, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (Pro deo) (5953)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 19 februari 2008, is Johnsen, Erik Lodewijk, geboren te Antwerpen op 29 april 1978, wonende en handeldrijvende te 2100 Deurne, Dascottelei 133, onder de benaming « Bellevue ramen & deuren », detailhandel in ijzerwaren, verf en bouwmaterialen, ondernemingsnummer 0877.352.627, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Van Alphen, Marian, Turnhoutsebaan 289-291, 2100 Deurne (Antwerpen). Datum der staking van betaling : 19 februari 2008. Indienen der schuldvorderingen ter griffie : vóór 20 maart 2008. Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 18 april 2008, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (Pro deo) (5954)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 19 februari 2008, is Schmulik BVBA, Pelikaanstraat 122, 2018 Antwerpen-1, detailhandel in uurwerken en sieraden in gespecialiseerde winkels, ondernemingsnummer 0427.735.752, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Van 2000 Antwerpen-1.
Den
Cloot,
Alain,
Frankrijklei
115,
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 19 februari 2008, werd het faillissement van K.M. Invest BVBA, Kapellenboslei 3, 2950 Kapellen (Antwerpen), ondernemingsnummer 0464.675.827, gesloten bij ontoereikend actief. Beschouwd als vereffenaar : de heer Peter Dejongh. Curator : Mr. Van Goethem, Inge, advocaat, Verdussenstraat 29, 2018 Antwerpen-1. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (Pro deo) (5956)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 19 februari 2008, werd het faillissement van Shantie BVBA, Turnhoutsebaan 476, 2970 Schilde, ondernemingsnummer 0875.320.377, gesloten bij ontoereikend actief. Beschouwd als vereffenaar : de heer Baranco. Curator : Mr. Hendrickx, Christiaan, advocaat, Quinten Matsijslei 34, 2018 Antwerpen-1. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (Pro deo) (5957)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 19 februari 2008, werd het faillissement van Caremans, Sonja, Kroonplein 20 bus 2, 2170 Merksem (Antwerpen), ondernemingsnummer 0862.794.610, gesloten bij ontoereikend actief en verschoonbaar verklaard. Curator : Mr. Van Goethem, Inge, advocaat, Verdussenstraat 29, 2018 Antwerpen-1. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (Pro deo) (5958)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, op datum van 18 februari 2008, is de datum van staking der betalingen in het faillissement Prinz NV, Seoelstraat 2-4, 2321 Meer, ondernemingsnummer 0413.862.574, uitgesproken op 9 oktober 2006, op 9 april 2006 teruggebracht. Curator : Mr. Moens, Annemie, advocaat, Prins Boudewijnlaan 177-181, 2610 Wilrijk (Antwerpen) en Mr. De Pretre, Luc, advocaat, Paleisstraat 47, 2018 Antwerpen-1. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (Pro deo) (5959)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 19 februari 2008, werd het faillissement van De Dulle Griet BVBA, Torfbrug 2-4, 2000 Antwerpen-1, ondernemingsnummer 0471.728.024, gesloten bij ontoereikend actief. Beschouwd als vereffenaar : Jeroen Van Der Elst. Curator : Mr. De Roy, Xavier, advocaat, Schermpersstraat 1, 2000 Antwerpen-1 en Mr. De Leur, Karen, Alice Nahonlei 74, 2900 Schoten. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (5960)
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 19 februari 2008, werd het faillissement van Fortrastoria NV, Amerikalei 215, 2000 Antwerpen-1, ondernemingsnummer 0456.644.722, gesloten bij ontoereikend actief. Beschouwd als vereffenaar : de heer Udo Tessmer en Gisela Tritt.
12123
Identiteit van de personen die als vereffenaars worden beschouwd : Mevr. Elsje De Bruyn, voorheen wonende te 9255 Buggenhout, Krapstraat 113 en thans wonende te Chili, postbus Estanislao Loayaza 955, Padre Hurtado. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (5964)
Curator : Mr. Bergmans, Jan, advocaat, Eikenstraat 80, 2840 Rumst. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (5961)
Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zesde kamer, d.d. 18 februari 2008, werd het faillissement van Audio Visual Solutions BVBA, installatie elektrische bedrading-toebehoren, Langestraat 117 B 3, 9150 Kruibeke, ondernemingsnummer 0864.983.345, gesloten verklaard, bij gebrek aan actief. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard.
Bij vonnis van de tijdelijke eerste kamer bis van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge, d.d. 19 februari 2008, werd, op bekentenis, het faillissement uitgesproken van Sunrise BVBA, met maatschappelijke en uitbatingszetel gevestigd te 8340 Damme, Sijseelsesteenweg 4A, ondernemingsnummer 0449.834.728, en met als handelsactiviteit : telen van bloemen en planten.
In toepassing van artikel 74 van de faillissementswet wordt de uitvoering van het voormeld vonnis gedurende één maand geschorst vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Identiteit van de personen die als vereffenaars worden beschouwd : de heer Raeymaeckers, Sven, wonende te 2540 Hove, Boechoutsesteenweg 144/0004. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (5965)
Datum van staking van betalingen : 19 februari 2008. Curator : Mr. Jackie Longeville, advocaat te 8020 Oostkamp, Sint Pietersplein 6E. De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 3, vóór 19 maart 2008.
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zesde kamer, d.d. 18 februari 2008, werd het faillissement van VSecurity Event Division BVBA, electronische ticketing, Zeelsebaan 14, 9200 Dendermonde, ondernemingsnummer 0457.606.903, gesloten verklaard, bij gebrek aan actief. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard.
De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail.W. Het eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijk op 28 maart 2008. Voor eensluidend verklaard uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) F. Hulpia. (Pro deo) (5962)
In toepassing van artikel 74 van de faillissementswet wordt de uitvoering van het voormeld vonnis gedurende één maand geschorst vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Identiteit van de personen die als vereffenaars worden beschouwd : de heer Kris Vermeiren, voorheen wonende te 9200 Dendermonde, Zeelsebaan 14, doch er op 17 september 2007 van ambtswege afgevoerd. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (5966)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zesde kamer, d.d. 18 februari 2008, werd het faillissement van G.K.N Sint-Niklaas BVBA, groothandel in consumptieartikelen, Begijnenstraat 112 bus 3, 9100 Sint-Niklaas, ondernemingsnummer 0876.594.740, gesloten verklaard, bij gebrek aan actief.
Rechtbank van koophandel te Dendermonde
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zesde kamer, d.d. 18 februari 2008, werd het faillissement van Uijttersprot, Stefaan, vennoot van de VOF Jeffi, Exterkenstraat 1, 9310 Moorsel, gesloten verklaard, bij gebrek aan actief. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. In toepassing van artikel 74 van de faillissementswet wordt de uitvoering van het voormeld vonnis gedurende één maand geschorst vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot.
De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. In toepassing van artikel 74 van de faillissementswet wordt de uitvoering van het voormeld vonnis gedurende één maand geschorst vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Identiteit van de personen die als vereffenaars worden beschouwd : de heer Peerdeman, Cornelius, wonende te Nederland, 3959 MG Maarsbergen, Woudenbergseweg 24 en de heer Ram Joseph, wonende te Nederland, 1338 WG Almere, Cliviastraat 18. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (5967)
(5963)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zesde kamer, d.d. 18 februari 2008, werd het faillissement van Stabo BVBA, bouwonderneming, Krapstraat 113, 9255 Buggenhout, ondernemingsnummer 0458.501.281, gesloten verklaard, bij gebrek aan actief. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. In toepassing van artikel 74 van de faillissementswet wordt de uitvoering van het voormeld vonnis gedurende één maand geschorst vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zesde kamer, d.d. 18 februari 2008, werd het faillissement van Vinck Construction NV, metalen constructies, Kon. Astridlaan 62, 9100 SintNiklaas, ondernemingsnummer 0436.379.541, gesloten verklaard, bij vereffening. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Identiteit van de personen die als vereffenaars worden beschouwd : de heer Karel Vinck, wonende te 8370 Blankenberge, Stationsstraat 33/App T 5. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (5968)
12124
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zesde kamer, d.d. 18 februari 2008, werd het faillissement van Van Damme, Peter, plaatsing van elektriciteit, Ekerstraat 3, 9270 Laarne, ondernemingsnummer 0647.380.473, gesloten verklaard, bij vereffening. De gefailleerde werd verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot.
Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout van 19 februari 2008 werd het faillissement van de genaamde Fail. Provo, Steven, geboren op 20 december 1973, Hoogland 59, 2275 Lille, ondernemingsnummer 0701.472.227, afgesloten : sluiting bij vereffening. De gefailleerde werd verschoonbaar verklaard.
(5969)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zesde kamer, d.d. 18 februari 2008, werd het faillissement van Laureys, Gunter, bouwwerken, voorheen wonende Heirstraat 44, 9150 Kruibeke, thans wonende te Neerstraat 363, 9250 Waasmunster, ondernemingsnummer 0684.434.473, gesloten verklaard, bij vereffening. De gefailleerde werd verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot.
De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis. (5975)
Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout van 19 februari 2008 werd het faillissement van de genaamde Fail. Muta Confectie BV, Goormansdijk 20, 2480 Dessel, ondernemingsnummer 0467.098.550, afgesloten : sluiting bij vereffening. Vereffenaar : Voordes, Gerard.
(5970)
Laatst gekend Sassingastins 121.
adres :
Nederland
8925
JL
Leeuwarden,
De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis. (5976)
Rechtbank van koophandel te Leuven
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Leuven, d.d. 19 februari 2008, werd het faillissement de heer Debord, Patrick, wonende te 3202 Aarschot, Rillaar, Donk 24, gesloten verklaard. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Curator : Celis, Jacques, advocaat te 3290 Diest, F. Allenstraat 4. De griffier, (get.) W. Coosemans. (5971)
Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout van 19 februari 2008 werd het faillissement van de genaamde Fail. Audiocom BVBA, Rozenberg 104, 2400 Mol, ondernemingsnummer 0463.909.923, afgesloten : sluiting bij vereffening. Vereffenaar : Van Den Eynde, Michel. Laatst gekend adres : 2400 Mol, Rozendberg 106. De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis. (5977)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Leuven, d.d. 19 februari 2008, werd het faillissement Mevr. Cnops, Wendy, wonende voorheen te 3200 Aarschot, Gijmelsesteenweg 102, en thans, met laatst gekend adres, te 3390 Tielt-Winge, Halensebaan 80, gesloten verklaard. De gefailleerde werd verschoonbaar verklaard. Curator : Convents, Jan, advocaat te 3000 Leuven, Bondgenotenlaan 161. De griffier, (get.) W. Coosemans. (5972)
Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout van 19 februari 2008 werd het faillissement van de genaamde Fail. Imarco NV, Wampenberg 63A, 2370 Arendonk, ondernemingsnummer 0450.108.209, afgesloten : sluiting bij vereffening. Vereffenaar : Nijs, Gerardus. Laatst gekend adres : 2018 Antwerpen, Plantin & Moretuslei 38/6. De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis. (5978)
Rechtbank van koophandel te Turnhout
Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout van 19 februari 2008 werd het faillissement van de genaamde Fail. Algemene Dichtingssystemen BVBA, « ADIS », Hoebenschot 9A, 2460 Lichtaart, ondernemingsnummer 0431.930.607, afgesloten : sluiting bij vereffening.
Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout van 19 februari 2008 werd het faillissement van de genaamde Fail. Allimpex International BVBA, Markt 61, 2440 Geel, ondernemingsnummer 0443.442.230, afgesloten : sluiting bij gebrek aan enig actief. Vereffenaar : Peeters, Louisa.
Vereffenaar : Van Den Putte, Luc.
Laatst gekend adres : 2440 Geel, Markt 61D.
Laatst gekend adres : 2460 Lichtaart, Hoebenschot 9A. De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis.
De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis. (5979) (5973)
Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout van 19 februari 2008 werd het faillissement van de genaamde Fail. Jumaz NV, Kasteelstraat 60, 2470 Retie, ondernemingsnummer 0459.488.901, afgesloten : sluiting bij vereffening.
Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout van 19 februari 2008 werd het faillissement van de genaamde Fail. Salt BVBA, Antwerpseweg 288, 2340 Beerse, ondernemingsnummer 0453.537.158, afgesloten : sluiting bij gebrek aan voldoende actief.
Vereffenaar : Ophof, Johannes.
Vereffenaar : Tjordman, Mardoche.
Laatst gekend adres : Nederland 5611 KA Nijmegen, Grote Markt 20. De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis. (5974)
Laatst gekend adres : 2340 Beerse, Antwerpseweg 288. De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis. (5980)
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 19 februari 2008 werd de genaamde Marba BVBA, woonstkeuze : Van Dal Marinus, wonende te 2382 Poppel, steenweg Baarle 7, Voortjesweg 36, 2382 Poppel, taverne, ondernemingsnummer 0473.416.220, failliet verklaard, op bekentenis. Rechter-commissaris : de heer Nuyens. Curator : advocaat Bruurs, Alphenseweg 12, 2387 Baarle-Hertog. Tijdstip van ophouding van betaling : 19 februari 2008. Indiening van schuldvorderingen : vóór 18 maart 2008. Neerlegging eerste proces verbaal nazicht schuldvorderingen : op 1 april 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72 en artikel 72ter Fail.W.). De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis. (5981)
Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 19 februari 2008 werd de genaamde C.W.N. BVBA, woonstkeuze : de heer Cuypers, Marc, wonende te 2430 Laakdal, Meerlaarstraat 101, Winkelomseheide 75-77, 2440 Geel, assemblage - packaging - transport, ondernemingsnummer 0462.652.980, failliet verklaard, op bekentenis.
12125
Tribunal de commerce de Dinant
Par jugement du 19 février 2008, la première chambre du tribunal de commerce séant à Dinant, province de Namur, a clôturé, par liquidation, les opérations de la faillite de la SPRL Dimitrans, enregistrée dans la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0460.307.263, ayant son siège social à 5575 Gedinne (Louette-Saint-Denis), rue d’Houdremont 10, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 13 mai 2003. Est considéré comme liquidateur : M. Dimitry Cordy, domicilié à 5575 Gedinne (Louette-Saint-Denis), rue d’Houdremont 10. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Fournaux. (5984)
Par jugement du 19 février 2008, la première chambre du tribunal de commerce séant à Dinant, province de Namur, a clôturé, pour insuffisance d’actif, les opérations de la faillite de la SPRL Le Chanssin, enregistrée dans la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0458.026.278, ayant son siège social à 5530 Durnal, Chanssin 3, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 20 mai 2003. Est considérée comme liquidateur : Mme Carine Thola, domiciliée à 5530 Durnal, Chanssin 1. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Fournaux. (5985)
Rechter-commissaris : de heer Nuyens. Curator : advocaat Vandecruys, Rozendaal 78, 2440 Geel. Tijdstip van ophouding van betaling : 19 februari 2008. Indiening van schuldvorderingen : vóór 18 maart 2008. Neerlegging eerste proces verbaal nazicht schuldvorderingen : op 1 april 2008. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72 en artikel 72ter Fail.W.). De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) L. Melis. (5982)
Par jugement du 19 février 2008, la première chambre du tribunal de commerce séant à Dinant, province de Namur, a clôturé, pour insuffisance d’actif, les opérations de la faillite de la SPRL Texoil, enregistrée dans la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0464.122.135, ayant son siège social à 5560 Houyet, rue des Chirennes 3, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 8 juin 2004. Est considéré comme liquidateur : M. Léon Goderniaux, domicilié à 5560 Houyet, rue Saint-Roch 2/2. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Fournaux. (5986)
Rechtbank van koophandel te Veurne
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Veurne, van 20 februari 2008, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Joli Wear, met maatschappelijke zetel te 8670 Koksijde, Chanzylaan 2, en volgens verklaring de zaakvoerder met uitbating te 6000 Charleroi, rue de la Montagne 42, ondernemingsnummer 0888.079.342, en met als handelsactiviteiten : « detailhandel in textiel », met als handelsbenaming : « soleil sucré ».
Johan
Decadt,
advocaat,
Est considéré comme liquidateur : M. Didier Braeckman, domicilié à 5590 Pessoux, Le Solin 1. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Fournaux.
Rechter-commissaris : de heer M. Terras. Curator : Mr. 8630 Veurne.
Par jugement du 19 février 2008, la première chambre du tribunal de commerce séant à Dinant, province de Namur, a clôturé, pour insuffisance d’actif, les opérations de la faillite de la SPRL BMSA, enregistrée dans la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0465.731.444, ayant son siège social à 5580 Rochefort, Parc d’activités économique 14, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 18 décembre 2001.
(5987) Duinkerkestraat
34,
Staking van betalingen : 15 februari 2008.
Tribunal de commerce de Marche-en-Famenne
Indienen schuldvorderingen vóór 12 maart 2008, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Veurne, Peter Benoitlaan 2. Eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neerleggen op 7 april 2008, om 10 uur, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Veurne, Peter Benoitlaan 2. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals onder meer personen die zich borg hebben gesteld), kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (artikel 72bis en artikel 72ter F.W.). Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) E. Niville. (5983)
Par jugement du 18 février 2008, la première chambre du tribunal de commerce séant à Marche-en-Famenne, province de Luxembourg, a fixé au 4 janvier 2007 (04.01.2007), la date de cessation de paiement de la SA PCBG, enregistrée dans la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro d’entreprise 0475.090.756, ayant son siège social à 6900 Marche-en-Famenne, vieille route de Liège 1a, déclarée en faillite par jugement de ce tribunal du 4 juin 2007. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) J.M. Collard. (5988)
12126
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Par jugement du 18 février 2008, la première chambre du tribunal de commerce séant à Marche-en-Famenne, province de Luxembourg, a clôturé, par liquidation, les opérations de la faillite de la SA Mathias New, en liquidation, enregistrée dans la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0434.525.554, ayant son siège social à 6900 Marche-en-Famenne, rue de Bastogne 57, déclarée par jugement de ce tribunal du 6 septembre 2004. Est considéré comme liquidateur : M. André Parisse, domicilié à 6900 Marche-en-Famenne, rue de Bastogne 57. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) J.M. Collard. (5989)
Tribunal de commerce de Liège
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de M. Philippart, Jean-Claude Henri Jean Jacques Armand, de nationalité Belge, né à Vaux-sous-Chèvremont le 7 octobre 1946, domicilié à 4140 Sprimont, rue Jean Schinler 22, ayant exploité un bureau de consultance et d’assistance technique aux entreprises, sous la dénomination « C.A.T. », à 4050 Chaudfontaine, rue Hièrdavoie 3, jusqu’au 31 octobre 2007, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0723.372.748. Curateurs : Eric Biar et Isabelle Biemar, avocats à 4000 Liège, rue de Campine 157, ces derniers ayant le pouvoir d’agir chacun séparément. Juge-commissaire : M. Benoît Burnotte.
Curateurs : Adrien Absil, avocat à 4000 Liège, avenue Emile Digneffe 6, et Yves Bisinella, avocat à 4102 Ougrée, rue Mattéotti 36, ces derniers ayant le pouvoir d’agir chacun séparément. Juge-commissaire : M. Christophe Habets. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5992)
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur citation, la faillite de la SPRL Kadem, établie et ayant son siège social à 4040 Herstal, rue Largevoie 27, ayant des activités de construction, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0873.654.452. Curateur : Léon Leduc, avocat à 4000 Liège, place de Bronckart 1. Juge-commissaire : M. Olivier Eschweiler. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite.
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5993)
Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5990)
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de la SA Florimpala, établie et ayant son siège social à 4101 Seraing, avenue Guillaume Lambert 33, ayant pour activités : le commerce de gros de fleurs et plantes, à 4400 Flémalle, parc industriel d’Ivoz-Ramet, rue de Meuse 3, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0478.960.957. Curateurs : Adrien Absil, avocat à 4000 Liège, avenue Emile Digneffe 6, et Yves Bisinella, avocat à 4102 Ougrée, rue Mattéotti 36, ces derniers ayant le pouvoir d’agir chacun séparément. Juge-commissaire : M. Alain Piekarek. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur citation, la faillite de M. Sala, Marc Edouard Jacques, de nationalité Belge, né à Ougrée le 11 mars 1964, domicilié à 4020 Liège, place Delcour 5, ayant pour activités : l’exploitation d’un débit de boissons, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0880.932.224. Curateurs : Jean Caeymaex et Jean-Luc Lempereur, avocats à 4020 Liège, quai Godefroid Kurth 12, ces derniers ayant le pouvoir d’agir chacun séparément. Juge-commissaire : M. Philippe Hault. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5994)
Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5991)
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de Mme Jamar, Catherine Andrée MarieFrançoise, de nationalité Belge, née à Rocourt le 2 octobre 1967, domiciliée à 4000 Liège, boulevard d’Avroy 200, exploitant à son domicile un débit de boissons, sous la dénomination « Pub 200 », inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0604.940.993.
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur citation, la faillite de M. Benoît Graindor, de nationalité Belge, né à Liège le 4 septembre 1971, domicilié à 4300 Waremme, rue de Hollogne 34, bte A 101, ayant pour activités : l’exploitation d’un restaurant, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0752.475.520. Curateurs : Jean Caeymaex et Jean-Luc Lempereur, avocats à 4020 Liège, quai Godefroid Kurth 12, ces derniers ayant le pouvoir d’agir chacun séparément. Juge-commissaire : M. Paul Collette.
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
12127
Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.
Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008.
Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5995)
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur citation, la faillite de M. Marquet Alain Théo Germain Gilbert Henri, de nationalité Belge, né à Heure-le-Romain le 30 mars 1957, domicilié à 4340 Awans, rue de Bruxelles 111, bte C, ayant pour activités : l’exploitation d’un restaurant, inscrit à la BanqueCarrefour des Entreprises sous le n° 0866.304.822. Curateurs : Dominique Collin et Jean-Paul Tasset, avocats à 4020 Liège, quai Marcellis 4/011, ces derniers ayant le pouvoir d’agir chacun séparément. Juge-commissaire : M. Luc Jamin. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5996)
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur citation, la faillite de M. Patrick Lallemand, de nationalité Belge, né à Ougrée le 3 octobre 1961, domicilié à 4020 Liège, rue de Bois-de-Breux 243, ayant pour activités : l’exploitation d’un débit de boissons, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0865.077.474. Curateurs : Pierre Cavenaille, avocat à 4000 Liège, place du Haut Pré 10, et Christiane Bruls, avocat à 4000 Liège, rue Saint-Laurent 64, ces derniers ayant le pouvoir d’agir chacun séparément. Juge-commissaire : M. Philippe Massoz. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5997)
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur citation, la faillite de Mme Silvia Assunta Sorrentino, de nationalité Italienne, née à Liège le 24 novembre 1969, domiciliée à 4000 Liège, rue Jean Etienne 9, ayant pour activités : l’exploitation d’un salon de coiffure, sous la dénomination « Syliane », à 4030 Liège, rue Eugène Vandenhoff 24, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0753.233.407. Curateur : Alain Bodeus, avocat à 4000 Liège, rue du Limbourg 50. Juge-commissaire : M. Joseph Dejardin. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite.
Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5998)
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de la SPRL Yoann International, établie et ayant son siège social à 4000 Liège, rue de l’Université 11, ayant pour activités : le commerce de détail en vêtements pour dames, sous la dénomination « Cache-Cache », inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0461.143.740. Curateurs : Didier Grignard et Sandrine Evrard, avocats à 4020 Liège, quai Orban 52, ces derniers ayant le pouvoir d’agir chacun séparément. Juge-commissaire : Mme Annette Penners. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (5999)
Par jugement du 18 février 2008, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur citation, la faillite de la SPRL S.M.B., ayant son siège social à 4040 Herstal, rue de Hermée 257, ayant pour activités : le commerce de détail de quincaillerie, peinture, matériel de construction..., inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0477.532.285. Curateur : André Tihon, avocat à 4000 Liège, En Féronstrée 23. Juge-commissaire : M. Paul d’Otreppe de Bouvette. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 2 avril 2008. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (6000)
Gerechtelijke ontbinding — Dissolution judiciaire
Par jugement du 8 novembre 2007, la troisième chambre du tribunal de commerce de Nivelles a prononcé la dissolution de la société SPRL Massatextil, dont le siège social est établi rue des Frères Grisleins 7, à 1400 Nivelles, R.C. Nivelles 193368. Le tribunal a désigné en qualité de liquidateur judiciaire, Me Xavier Ibarrondo, avocat, dont le cabinet est établi rue de la Procession 25, à 1400 Nivelles. (Signé) Xavier Ibarrondo, liquidateur judiciaire. (6001)
12128
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Par jugement du 10 janvier 2008, le tribunal de commerce de Nivelles a prononcé la clôture de la liquidation de la SA GFI New Business Belgium, inscrite à la B.C.E. sous le n° 0472.528.867, dont le siège social est sis à 1300 Wavre, chaussée des Collines 54. Liquidatrice judiciaire : Nathalie Crochelet, place Riva Bella 12, 1420 Braine l’Alleud. Pour extrait conforme : (signé) N. Crochelet, liquidatrice judiciaire. (6002)
Aux termes d’un jugement rendu par Mme Henriette Hollard, juge unique de la quatrième chambre du tribunal de première instance de Huy, en date du 18 février 2008, le tribunal a homologué l’acte modificatif du régime matrimonial des requérants, savoir : M. Silvestre, Pierre Frédéric Claude, né à Liège le 9 janvier 1979, domicilié à Hamoir, route de Géromont 2, et son épouse, Mme Reginster, Natacha AnneMarie Jeanne, née à Liège le 26 décembre 1979, domiciliée à Hamoir, route de Géromont 2, reçu par Me Christian Bovy, notaire à Comblainau-Pont, le 12 novembre 2007. M. Silvestre, Pierre, a fait apport à la communauté existante entre lui-même et son épouse Mme Reginster, Natacha, et constituée à côté de leur régime de séparation des biens du bien immeuble suivant :
Par jugement du 10 janvier 2008, le tribunal de commerce de Nivelles a prononcé la clôture de la liquidation de la SPRL Oksygen, inscrite à la B.C.E. sous le n° 0459.370.818, dont le siège social est sis à 1410 Waterloo, avenue de la Vieille Source 67. Liquidatrice judiciaire : Nathalie Crochelet, place Riva Bella 12, 1420 Braine l’Alleud. Pour extrait conforme : (signé) N. Crochelet, liquidatrice judiciaire. (6003)
commune de Hamoir, deuxième division, anciennement ComblainFairon, RC : 29 EUR. Une maison d’habitation sise chemin des Vaches, cadastrée ou l’ayant été comme pâture, section B, numéro 454A, partie pour une contenance mesurée de 55 a 53 ca, joignant ou ayant joint, outre ledit lieu, les comparants, Renard ou représentants. Telle et ainsi que cette parcelle figure sous liseré jaune en un plan dressé par le bureau d’etudes E. de Bonhome & cie, géomètre-expert immobilier à Beaufays, le 15 mai 2007. Comblain-au-Pont, le 20 février 2008.
Par jugement du 10 janvier 2008, le tribunal de commerce de Nivelles a prononcé la clôture de la liquidation de la SPRL Palais de l’Habillement, inscrite à la B.C.E. sous le n° 0444.306.916, dont le siège social est sis à 1420 Braine-l’Alleud, avenue Britannique 9. Liquidatrice judiciaire : Nathalie Crochelet, place Riva Bella 12, 1420 Braine l’Alleud. Pour extrait conforme : (signé) N. Crochelet, liquidatrice judiciaire. (6004)
Huwelijksvermogensstelsel − Régime matrimonial
Aux termes d’un jugement prononcé le 3 janvier 2008 par le tribunal de première instance de Charleroi, première chambre civile, le contrat modificatif du régime matrimonial des époux Infantino, Dominique, né à Charleroi (D1) le 8 avril 1982, et son épouse, Mme Soddu, Jessica, née à Charleroi (D1) le 25 septembre 1982, domiciliés à Courcelles (ex Courcelles), rue du Général de Gaulle 182/B000, dressé par acte du notaire Olivier Lebrun, à Courcelles du 11 juillet 2007, a été homologué. Le contrat de mariage modificatif emporte maintien du régime de la communauté existant, et comporte apport au patrimoine commun d’un bien propre appartenant à M. Dominique Infantino prénommé, sis à Charleroi (ex Gosselies), chaussée de Courcelles, cadastré section D, numéro 21 F4, pour une contenance de 10 a 48 ca. (Signé) O. Lebrun, notaire. (6005)
(Signé) Chr. Bovy, notaire. (6007)
Par requête datée du 20 février 2008, introduite devant le tribunal de première instance de Marche-en-Famenne, M. Simonet, Philippe Emile Simone Ghislain, né à Aye/Marche-en-Famenne le 27 avril 1977, et son épouse, Mme Martin, Annabel Anna Albert Ghislaine, née à Bastogne le 1er novembre 1985, domiciliés à 6983 Ortho (La Roche-en-Ardenne), Floumont 114, ont requis homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial, dressé par acte du notaire Daniel Pirlet, à Bastogne, en date du 20 février 2008. Le contrat modificatif comporte maintien du régime de communauté existant entre eux, avec apport d’un immeuble par M. Simonet, Philippe, à ladite communauté. (Signé) D. Pirlet, notaire. (6008)
Par requête en date du 18 février 2008, M. Clarenne, Stéphane Francis Chantal Joseph, né à Dinant le 4 avril 1974, et son épouse, Mme Pirotte, Angélique Eva Michelle, née à Rocourt le 12 janvier 1976, domiciliés et demeurant à 5500 Dinant, section de Falmignoul, rue Haute 20, ont introduit devant le tribunal civil de première instance de Dinant une requête en homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial, dressé par acte de Me Eteinne Beguin, notaire à Beauraing, en date du 18 février 2008. Le contrat modificatif comporte adjonction d’une société d’acquêts à leur régime de séparation de biens et apport d’immeubles appartenant en propre à M. Stéphane Clarenne.
Par requête en date du 5 février 2008 M. Nissen, Jean-Marie Henri Alfred Hubert, né à Stembert le 13 décembre 1925, et son épouse, Mme Van Der Plaetsen, Maria Renée, née à Deurle le 27 novembre 1937, demeurant et domiciliés à Verviers, rue des Charrons 44, vont introduire devant le tribunal de première instance de Verviers, une requête en homologation de la modification de leur régime matrimonial dressée par acte reçu par le notaire Jean-Luc Angenot, de Welkenraedt, en date du 14 décembre 2007, visant à instituer à côté du régime principal de séparation des biens une société affectée au service du mariage à caractère accessoire et limité et contenant apport à ladite société d’un immeuble par M. Nissen. Pour les époux Nissen-Van Der Plaetsen : (signé) Jean-Luc Angenot, notaire à Welkenraedt. (6006)
(Signé) E. Beguin, notaire. (6009)
En vertu d’un jugement du tribunal de première instance de Bruxelles en date du 25 janvier 2008, l’acte portant une modification moyenne du régime matrimonial dressé par le notaire Johan Verstraete, notaire associé, et associé de la société civile sous forme de société privée à responsabilité limitée « Verstraete Johan & Annelies, geassocieerde notarissen », établie à Sint-Niklaas (9112 Sinaai), Zwaanardestraat 18, le 8 mars 2007, enregistré au 3ième bureau d’enregistrement de Sint-Niklaas, le 13 mars 2007, (vier bladen, geen verzendingen, boek 200, blad 35, vak 18. Ontvangen 25,00 EUR). Getekend : de ontvanger
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE ai An Van Avermaet », par lequel M. Maricq, Pierre Robert Marie Christian Guy, né à Matadi (Congo) le 10 juin 1947, domicilié à SaintGilles (Bruxelles), rue de Rome 8, et son épouse, Mme Vandewalle, Beatrijs Maria Joseph Godelieve Robertine Albertine, née à Wevelgem le 28 juin 1955, domiciliée à 3090 Overijse, Tervarenthof 2, ont fait modifier leur régime matrimonial par : 1. création d’une société d’acquêts à leur régime de séparation de biens, par; 2. apport par M. Maricq dans cette société d’acquêts de biens propres, et par; 3. insertion d’une clause d’attribution de la société d’acquêts, a été homologué. Pour les requérants : (signé) Johan Verstraete, notaire associé à SintNiklaas (Sinaai). (6010)
Suivant jugement prononcé le 11 janvier 2008, par la septième chambre du tribunal de première instance de Nivelles, le contrat de mariage modificatif du régime matrimonial entre M. Coenen, Pierre Michel Jean, né à Etterbeek, le 26 novembre 1958, et son épouse, Mme Vander Borcht, Pascale Jeanne Madeleine, née à Uccle le 30 juillet 1961, domiciliés à Wavre, chaussée du Culot 4, dressé par acte du notaire Lorette Rousseau, notaire, à Saint-Josse-ten-Noode, le 8 janvier 2007, a été homologué. Ce contrat modificatif prévoit l’apport par M. Pierre Coenen, dans le patrimoine commun de la pleine propriété, à concurrence de 75 %, d’un bien immeuble sis à Wavre, chaussée du Culot 4, ainsi que les biens qui y seraient subrogés. Pour extrait conforme : (signé) Lorette Rousseau, notaire. (6011)
Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, uitgesproken op 13 februari 2008, werd de akte van wijziging huwelijksvermogensstelsel verleden voor notaris Hervé De Graef, te Mol, gehomologeerd. In deze akte hebben de heer Ruts, Louis Bertinus, geboren te Mol op 10 februari 1933, en zijn echtgenote, Mevr. Bergmans, Maria Elisabeth Louis, geboren te Mol op 28 februari 1936, samenwonende te 2400 Mol, Hendrik Consciencestraat 27, hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd door inbreng van een onroerend goed door de heer Ruts, Louis, doch met behoud van het wettelijk stelsel. Voor de echtgenoten Ruts-Bergmans : (get.) Hervé De Graef, notaris. (6012)
Bij verzoekschrift van 29 januari 2008 hebben de heer Sustronck, Gerard Camille, geboren te Avelgem op 14 oktober 1929, en zijn echtgenote, Mevr. Despriet, Cecilia Maria Theresia Gabriella, geboren te Zwevegem op 28 januari 1930, samenwonende te Zwevegem, Hinnestraat 62F, bij de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, een vezoekschrift ingediend tot homologatie van een wijziging huwelijksvermogensstelsel houdende inbreng door Mevr. Cecillia Despriet, van een onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen. (Get.) D. Declercq, notaris. (6013)
12129
Bij verzoekschrift d.d. 11 februari 2008 gericht aan de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen hebben de heer Van den Wyngaert, Geert Florent Maria, bediende, rijksregisternummer 64.12.16-217.52, geboren te Duffel op 16 december 1964, en zijn echtgenote, Mevr. Geivers, Joceline Magda Bruno, bediende, rijksregisternummer 70.09.19-304.77, geboren te Antwerpen (Deurne) op 19 september 1967, samenwonende te 2660 Antwerpen (Hoboken), Wielrijdersstraat 28, verzocht om homologatie van de wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, bij akte verleden voor notaris Ilse Janssens, te Kontich, op 11 februari 2008, in welke akte : de echtgenoten Van den Wijngaert-Geivers, wederkerig een gift van de ganse nalatenschap toevoegen en de heer Van den Wijngaert, Geert, in het gemeenschappelijk vermogen inbrengt : 1. een appartementsgebouw op en met grond en aanhorigheden gestaan en gelegen te Antwerpen (Hoboken), Wielrijdersstraat 26-28, het duplexappartement gelegen op de tweede verdieping links, genummerd 2L en 2., alle rechten en verplichtingen voortspruitend uit de kredietopening toegestaan aan de heer Van den Wijngaert, Geert, en zijn ex-echtgenote Mevr. Orens, Sandra, door de naamloze vennootschap « Mijn Huis & Edouard Pecher », met het oog op de aankoop van voorschreven eigendom voor een aanvankelijk bedrag van 89 600,49 EUR (3 614 475 BEF) zoals blijkt uit een akte hypothecaire kredietopening verleden voor notaris Eric Louis Adriaenssens, te Antwerpen, op 1 juli 1998. Voor de verzoekers : (get.) Ilse Janssens, notaris. (6015)
Bij verzoekschrift van 13 februari 2008, neergelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Gent, hebben de heer Raphaël Kamiel Jozef De Wispelaere, geboren te Zomergem op 26 februari 1935, en zijn echtgenote, Mevr. Van Compernolle, Andrea Maria, geboren te Tielt op 22 maart 1937, samenwonende te 9930 Zomergem, Bellemstraat 4, de homologatie aangevraagd bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent, van de wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel opgemaakt door notaris Thibault Van Belle, te Zomergem, op 13 februari 2008, houdende de inbreng door de echtgenoot, van eigen onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen en de inlassing van een keuzebeding bij de ontbinding van het huwelijk door overlijden. Zomergem, 19 februari 2008. Voor de verzoekers : (get.) Thibault Van Belle, notaris te Zomergem. (6016)
Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout van 19 februari 2008, werd de akte wijziging huwelijksvermogensstelsel, verleden voor notaris Dirk Luyten, te Mechelen, op 30 januari 2008, ten verzoeke van de heer Luyten, Leopoldus, geboren te Morkhoven op 12 januari 1929, en zijn echtgenote, Mevr. Vanlommel, Joanna Stephania Francisca Gabriëlla Julia, geboren te Geel op 11 januari 1929, samenwonende te 2200 Herentals (Morkhoven), Molenstraat 50, gehomologeerd. Voor de echtgenoten : (get.) Dirk Luyten, notaris. (6017)
Bij verzoekschrift van 1 februari 2008 hebben de heer Ferdinand De Pauw, geboren te Vlezenbeek op 16 februari 1937, en zijn echtgenote, Mevr. Simonne Mertens, geboren te Sint-Pieters-Leeuw op 18 juni 1936, gehuwd onder het stelsel van gemeenschap van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris Herman Raspé, te Dilbeek, verbleven hebbende op 2 juli 1958, aan de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, de homologatie verzocht van de akte verleden voor notaris Lode Leemans te Sint-Pieters-Leeuw, op 1 februari 2008, inhoudende de wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel door de inbreng in de gemeenschap van een onroerend goed door de heer Ferdinand De Pauw, voornoemd. Voor de verzoekers : (get.) Lode Leemans, notaris. (6014)
Bij vonnis van 11 december 2007 van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt, werd gehomologeerd de akte verleden voor notaris Marij Hendrickx, te Zolder, op 3 oktober 2007, houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel tussen de heer René Claes, gepensioneerde, en zijn echtgenote, Mevr. Lizette Hendrika Reynders, huisvrouw, samenwonende te 3550 Heusden-Zolder, Heikant 26. Heusden-Zolder, 19 februari 2008. (Get.) Marij Hendrickx, notaris. (6018)
12130
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE
Bij vonnis van 11 december 2007 van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt, werd gehomologeerd de akte verleden voor notaris Marij Hendrickx, te Zolder, op 26 september 2007, houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel tussen de heer Jan Maria Elen, gepensioneerde en zelfstandige in bijberoep, en zijn echtgenote, Mevr. Heidi Hubertine Albertine Reynders, bediende, samenwonende te 3582 Beringen, Bieweg 23. Heusden-Zolder, 19 februari 2008. (Get.) Marij Hendrickx, notaris. (6019)
Bij verzoekschrift van 14 februari 2008 hebben de heer Devriese, Carl Emmanuël, en zijn echtgenote, Mevr. Hoorne, Carina Maria, samenwonende te 8800 Roeselare (Rumbeke), Gebroeders van Raemdonckstraat 24, aan de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk de homologatie gevraagd van de akte verleden voor notaris Joseph Thiery Vander Heyde, te Rumbeke (Roeselare), op 14 februari 2008, inhoudende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, van het wettelijk stelsel in het stelsel van zuivere scheiding van goederen. Voor de echtgenoten : (get.) Joseph Thiery Vander Heyde, notaris. (6020)
De wijzigingsakte bevat tevens inbreng van eigen onroerende goederen van de heer Tom Geltmeyer, in het gemeenschappelijk vermogen, alsook inbreng van eigen roerende goederen van Mevr. Debbie Heyndrickx, in het gemeenschappelijk vermogen; Voor het verlijden van de akte wijziging-regeling wederzijdse rechten, houdende verandering huwelijksvermogensstelsel en verandering van de vermogens, werd op 4 februari 2008 een inventaris opgemaakt. Voor de verzoekers : (get.) Wim Verstraete, notaris te Vrasene, gemeente Beveren. (6023)
Bij verzoekschrift d.d. 7 februari 2008 hebben de heer Edwin Maria Michel Coulier, geboren te Veurne op 6 juni 1954, en zijn echtgenote, Mevr. Mia Simonne Cornelia Morlion, geboren te Veurne op 13 mei 1954, samenwonende te 8630 Veurne, Zwarte Nonnenstraat 14, aan de rechtbank van eerste aanleg te Veurne de homologatie gevraagd van de akte van wijziging aan het huwelijksvermogensstelsel, inhoudende inbreng van een eigen onroerend goed door Mevr. Mia Morlion, in het gemeenschappelijk vermogen, verleden voor notaris Frank Heyvaert, te Veurne, op 7 februari 2008. (Get.) Frank Heyvaert, notaris. (6024)
Bij verzoekschrift van 13 februari 2008, hebben de heer Cubukçu, Ismail, en zijn echtgenote, Mevr. Belleyici, Finda, samenwonende te 3600 Genk, Emiel Van Dorenlaan 57, tot de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, een verzoekschrift gericht tot homologatie van de akte verleden voor Mr. Yves Clercx, geassocieerd notaris te Genk, op 13 februari 2008, houdende wijziging aan hun huwelijksstelsel, waarbij voornoemde echtgenoten, welke gehuwd waren onder het wettelijk stelsel, dit stelsel wijzigen in het stelsel van scheiding van goederen. Genk, 13 februari 2008. Namens de echtgenoten Cubukçu-Belleyici : (get.) Yves Clercx, notaris te Genk. (6021)
Bij verzoekschrift d.d. 7 februari 2008 hebben de heer Ivan Achiel Camiel Winnock, geboren te Veurne op 23 juli 1938, en zijn echtgenote, Mevr. Nicole Cornelia Feys, geboren te Veurne op 11 februari 1943, samenwonend te 8630 Veurne, Sasstraat 7, aan de rechtbank van eerste aanleg te Veurne de homologatie gevraagd van de akte van wijziging aan het huwelijksvermogensstelsel, inhoudende inbreng van een eigen onroerend goed door de heer Ivan Winnock, in het gemeenschappelijk vermogen, verleden voor notaris Frank Heyvaert, te Veurne, op 7 februari 2008. (Get.) Frank Heyvaert, notaris. (6025)
De burgerlijke rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, heeft bij vonnis van 31 oktober 2007 de akte verleden voor notaris Yves Clercx, te Genk, op 23 mei 2007, houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel van de heer Wathiong, Wouter Jos Simon, en zijn echtgenote, Mevr. Opdekamp, Ellen Katrien, samenwonende te 3600 Genk, Zonhoverweg 127, gehomologeerd. Deze wijziging houdt in dat voornoemde echtgenoten het wettelijk stelsel behouden maar waarbij het onroerend goed te 3600 Genk, Zonhoverweg 127, ingebracht wordt in de huwelijksgemeenschap door de heer Wathiong, Wouter. Genk, 19 februari 2008. Namens de echtgenoten Wathiong-Opdekamp : (get.) Yves Clercx, notaris te Genk. (6022)
Bij verzoekschrift d.d. 4 februari 2008 hebben de echtgenoten de heer Geltmeyer, Tom Antonine Walter, bestuurder van vennootschappen, geboren te Sint-Niklaas op 13 maart 1967, en zijn echtgenote, Mevr. Heynderickx, Debbie, bediende, geboren te Sint-Niklaas op 17 augustus 1972, wonende te 9111 Belsele, stad Sint-Niklaas, Gouden Leeuwstraat 34, gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Sint-Niklaas op 19 juni 1999, onder het stelsel van scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris Wim Verstraeten, te Vrasenen, gemeente Beveren, op 2 juni 1999, welk stelsel tot op heden niet werd gewijzigd.
Bij vonnis gewezen door de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg te Tongeren op 5 december 2007, werd gehomologeerd, de akte van wijziging aan huwelijksstelsel, verleden voor notaris Baudouin Roels van Kerckvoorde, te Bocholt, op 7 augustus 2007, houdende wijziging van het bestaand wettelijk huwelijksstelsel naar Belgisch recht in het stelsel der scheiding van goederen naar Belgisch recht tussen de heer Geutjens, Ivo, landbouwer, geboren te Bree op 26 december 1967, en zijn echtgenote, Mevr. Verwielen, Wendy, landbouwster, geboren te Bree op 2 februari 1974, samenwonende te 3950 Bocholt, Stramproyerweg 57/A. Voor de verzoekende echtgenoten Geutjens-Verwielen, (get.) B. Roels van Kerckvoorde, notaris te Bocholt. (6026)
Bij verzoekschrift van 18 februari 2008 hebben de echtgenoten De Laender, Davy Robert, geboren te Gent op 16 maart 1982, en zijn echtgenote, Mevr. Lamont, Lien Mady Andrea, geboren te Gent op 5 februari 1983, samenwonende te 9080 Lochristi (Beervelde), Zevestraat 9, aan de rechtbank van eerste aanleg te Gent de homologatie gevraagd van de akte houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, verleden op 18 februari 2008 voor notaris Dirk Delbaere, ter standplaats Gent (Ledeberg).
De rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde om homologatie verzocht van de akte wijziging huwelijksvermogensstelsel, opgemaakt door notaris Wim Verstraeten, te Vrasene, gemeente Beveren, op 4 februari 2008.
De wijzigingsakte betreft de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen door de echtgenoten Davy De Laender-Lien Lamont, van een woonhuis te Destelbergen, Schaessestraat 28, ten kadaster gekend in de derde afdeling, sectie G, perceel nummer 39/A, met een oppervlakte volgens kadaster van 25 a 99 ca, kadastraal inkomen van 1 269,00 EUR.
De wijzigingsakte bevat de wijziging van het bestaande huwelijksvermogensstelsel, zijnde het stelsel van scheiding van goederen, in het wettelijk stelsel der gemeenschap.
Voor de echtgenoten De Laender, Davy-Lamont, Lien : (get.) Dirk Delbaere, notaris. (6027)
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Bij verzoekschrift van 18 februari 2008, neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Oudenaarde hebben de heer Van Den Berge, John Gaston, gepensioneerd, en zijn echtgenote, Mevr. De Lombaert, Marleen Clemence, zelfstandige, samenwonende te 9620 Zottegem, Ericastraat 7, de homologatie gevraagd van de akte verleden voor notaris Guy Walraevens, met standplaats te Herzele, op 18 februari 2008, inhoudende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, namelijk inbreng in het gemeenschappelijk vermogen door : 1. de heer Van Den Berge, John van een onroerend goed te Zottegem (Grotenberge) en;
12131
Bij verzoekschrift van 21 januari 2008, hebben de heer Lorré, Luc Gaston, geboren te Wetteren op 14 april 1953, en zijn echtgenote, Mevr. Van De Velde, Erna Julie Marie, geboren te Aalst op 13 januari 1957, beiden wonende te 9520 Sint-Lievens-Houtem (Zonnegem), Gentsestraat 69, de homologatie gevraagd van de akte verleden voor notaris Jean Bernard Maeterlinck, te Gent, op 21 januari 2008, houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel door inbreng van eigen goederen in de gemeenschap en door toevoeging van een keuzebeding, zonder evenwel een wijziging aan hun stelsel zelf aan te brengen. (Get.) J.-B. Maeterlinck, notaris. (6033)
2. Mevr. De Lombaert, Marleen, van een bedrag in geld tot beloop van 119 661,00 EUR. Herzele, 19 februari 2008. Voor de verzoekers : (get.) Guy Walraevens, notaris. (6028)
Bij vonnis uitgesproken op 1 februari 2008 door de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, werd de akte gehomologeerd die verleden werd voor notaris Didier Marynen, te Stabroek, op 22 augustus 2006, waarbij de heer Goyvaerts, Ivan Gustaaf Julienne, technieker, geboren te Mortsel op 28 augustus 1961, en zijn echtgenote, Mevr. Pelgrims, Nancy Melania François, verpleegkundige, geboren te Ekeren op 30 juli 1967, samenwonende te 2180 Antwerpen (Ekeren), Akker 80, hun huwelijkscontract hebben gewijzigd, inhoudende de inbreng van een eigen onroerend goed door Mevr. Pelgrims, Nancy, voornoemd, in het gemeenschappelijk vermogen.
Ingevolge verzoekschrift ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg van Kortrijk in datum van 19 februari 2008, hebben de heer Deweerdt, Didier Myriam Pierre, en zijn echtgenote, Mevr. Cherfifi, Malika, samenwonende te Lauwe, Larstraat 325, de homologatie gevraagd van de akte verleden voor notaris Alain Henry, te Estaimbourg, op 19 februari 2008, houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel. De akte behelst de toevoeging van een gemeenschappelijk vermogen aan hun stelsel van scheiding van goederen en de inbreng van een huis door de heer Deweerdt, in dit vermogen. Namens de echtgenoten : (get.) Alain Henry, notaris. (6034)
Namens de verzoekers : (get.) Didier Marynen, notaris. (6029)
Bij verzoekschrift gedateerd van 20 februari 2008, hebben de heer en Mevr. Johny Vanroose-Yolande Lammers, samenwonende te Roeselare, Meersbloemstraat 7, voor de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, een verzoek ingediend tot homologatie van een akte wijziging huwelijksstelsel verleden voor notaris Ides Viaene, te Roeselare, op 20 februari 2008. (Get.) I. Viaene, notaris. (6030)
Bij verzoekschrift ondertekend op 18 februari 2008 hebben de echtgenoten Hans Despodt-Van Mechelen, Inge, te 8450 Bredene, Merelstraat 39, aan de rechtbank van eerste aanleg te Brugge de homologatie gevraagd der akte verleden voor notaris Xavier De Maesschalck, te Oostende, op 18 februari 2008, houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel door inbreng van een eigen onroerend goed van de heer Despodt, Hans, in de huwgemeenschap Despodt-Van Mechelen. Namens de echtgenoten Despodt-Van Mechelen : (get.) Xavier De Maesschalck, notaris. (6031)
Bij verzoekschrift van 18 januari 2008, neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, hebben de echtgenoten de heer Demonie, Georges Richard Gustaf Daniel, geboren te Poelkapelle op 31 december 1947 (nationaal nummer : 47.12.31-203.35 en identiteitskaart nummer : 590-3721880-16) en Mevr. Pillaert, Anny Ivonne Paula, geboren te Ieper op 30 mei 1952 (nationaal nummer : 52.05.30-358.63 en identiteitskaart nummer : 590-2748213-35), beiden wonende te Ledegem (Sint-Eloois-Winkel), Lendeleedsestraat 29, de homologatie aangevraagd van een akte houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel verleden voor notaris Bernard Denys, te Avelgem, op 18 januari 2008. In voormelde akte wordt het wettelijk stelsel der gemeenschap behouden, doch uitgebreid met de inbreng van een persoonlijk onroerend goed in de gemeenschap door Mevr. Anny Pillaert.
Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen
Op 16 januari 2008 hebben de heer Van Nuffel, Dirk Annie Joseph, en zijn echtgenote, Mevr. Colpaert, Geertje Maria Eugeen, samenwonende te 2530 Boechout, Kardinaal Sterckxstraat 8, ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een verzoekschrift d.d. 6 december 2007, neergelegd voor strekkende tot homologatie van de akte, verleden voor notaris Frederik Jorissen, te Antwerpen, op 6 december 2007, waarbij zij hun huwelijksvermogensstelsel wijzigden. Antwerpen, 29 januari 2008. De griffier, (get.) C. Cox. (6035)
Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout
Bij door beide echtgenoten ondertekend verzoekschrift, op 8 februari 2008, voor gezien getekend door de griffier en ingeschreven in het register der verzoekschriften onder nummer 08 267 B werd ter homologatie voorgelegd aan de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, de akte verleden op 29 januari 2008, voor notaris Van Ussel, J.P. met standplaats te 2470 Retie, waarbij Adriaensen, Jan Alouis Leo, geboren te Turnhout op 20 juli 1973, en zijn echtgenote, Mevr. Van Gorp, Inez Gerardus Augusta, geboren te Turnhout op 25 februari 1973, samenwonende te 2360 Oud-Turnhout, Onze Lieve Vrouwstraat 16, hun huwelijksvermogensstelsel wijzigden. Turnhout, 14 februari 2008. De griffier, (get.) I. Sterckx.
Voor de partijen : (get.) Bernard Denys, notaris. (6032)
(6036)
12132
BELGISCH STAATSBLAD — 26.02.2008 — MONITEUR BELGE Onbeheerde nalatenschap − Succession vacante
Par ordonnance du 15 février 2008, la troisième chambre du tribunal de première instance de Liège a nommé M. Léon Ligot, avocat, domicilié à 4020 Liège, avenue du Luxembourg 15, en qualité de curateur à la succession de Mme Dethier, Mony, née à Beyne-Heusay le 30 août 1935, domiciliée à 4020 Liège avenue de Lille 2/133, et décédée le 15 mars 2007. Toute personne concernée par cette succession est priée de contacter d’urgence le curateur. (Signé) L. Ligot, avocat. (6037)
Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen
Op 4 januari 2008 verleende de tweede BI kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een vonnis waarbij Mr. Marc Bartholomeeusen, advocaat en plaatsvervangend rechter te Antwerpen, kantoor houdende te 2000 Antwerpen, Stoopstraat 1, werd aangesteld als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen Pierre Jacques
Jean Marie Vaessen, geboren te Wilrijk op 4 juli 1953, echtgescheiden van Nadia Elisabeth Marcelle Roberta Spitaels, ambtelijk afgeschreven, en waarvan het overlijden werd vastgesteld te Antwerpen district Wilrijk op 6 maart 2003. Antwerpen, 18 februari 2008. De griffier-hoofd van dienst, (get.) Marleen Van Herwegen. (6038)
Rechtbank van eerste aanleg te Ieper
Bij op verzoekschrift en in raadkamer gewezen vonnis van 15 februari 2008 door de derde burgerlijke kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper werd Mr. Marc Snick, advocaat te 8900 Ieper, Jan Vanderghotelaan 5, benoemd als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen Lacante, Yvonne, geboren te Ieper op 28 augustus 1925, in leven laatst wonende te 8900 Ieper, Oude Houtmarktstraat 21, en overleden te Ieper op 18 april 2007. Ieper, de 18 februari 2008. De afg. adj.-griffier, (get.) E. Vynckier.
Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel. − Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. Adviseur/Conseiller : A. VAN DAMME
(6039)