Paardenkussen Door Petra Kruijt
‘Waah!’ Het is al de vierde keer vandaag dat er een gilletje uit mijn mond ontsnapt. Jeetje, wat voel ik me ineens een tutje. Ik ben een wandelend cliché. Schrik van alles wat ik niet gewend ben. Aan de andere kant is het ook wel heel erg vies als er een dikke, bruinrode naaktslak over je blote voet loopt. Dit gilletje was niet voor niets. ‘Rustig maar, hij is banger voor jou dan jij voor hem.’ Nou, ik krijg niet de indruk dat ik deze slak de stuipen op het lijf jaag. Terwijl ik hem met mijn linkerteen van mijn rechtervoet probeer te duwen, kruipt hij iedere keer een stukje verder omhoog. Dan buigt Freek zich voorover en pakt de slak van mijn voet. Ik kijk dankbaar naar hem op. Je vraagt je misschien af wie er zo gek is om op blote voeten een boswandeling te gaan maken. Ik vraag me dat in elk geval wel af. Freek wilde me verrassen met een dagje weg omdat we een halfjaar bij elkaar zijn. Hij zei er niet bij wat we gingen doen. Toen we richting Frankrijk reden, dacht ik aan Parijs. Bleek ik toch enigszins bij het verkeerde eind te hebben. Dat geeft niet, alleen was ik er niet zo op voorbereid. Al had hij maar iets vermeld van: ‘Ik zeg niet wat we gaan doen, maar neem je wandelschoenen mee’, dat was voldoende geweest. Freek was wel zo lief om me zijn jas aan te bieden. Ik had alleen een vest aan, want een jas paste niet bij mijn outfit. Ik koos vanmorgen na heel lang twijfelen een jurkje dat ik twee weken geleden in de januarisale heb gescoord. Het is eigenlijk een kerstjurkje, denk ik. Op dit moment is er niet veel van te zien omdat ik Freeks mannenjas eroverheen draag. Een jas die ik voor hem heb uitgezocht. In de winkel zat er een nepbontkraag aan, die hebben we meteen in de kliko gegooid. Maar goed, de jas kan ik gebruiken. Zijn schoenen niet. We kwamen er pas achter dat ik geen geschikt schoeisel had toen we vier uur hadden gereden naar Noord-Frankrijk en hij de auto had geparkeerd. Terwijl de sandalen, met hoge hakken ook nog, bepaald opvallend zijn: knalrood en met een grote strik op de wreef. Op sommige vlakken is Freek heel opmerkzaam, andere dingen ziet hij gewoonweg niet. Ik vraag me af of ik hem dat nog kan leren nu ik bijna klaar met hem ben. Hij had er in elk geval spijt van en ik denk dat hij niet nog eens een vrouw meeneemt naar het bos als ze gekleed is voor een chic diner. ‘Wat gaan we eigenlijk doen?’ vroeg ik, op de parkeerplaats aan de rand van het bos. ‘Wandelen. Ik kwam hier vroeger vaak met mijn ouders en broers. Het is echt zo’n oerbos. Heel avontuurlijk.’ Dat laatste woord deed het ’m. Ik mag nu eenmaal graag denken dat ik avontuurlijk ben. Diep vanbinnen ben ik zo iemand die met een backpack door de wildernis trekt en een zelf gevangen visje
roostert op een zelfgemaakt vuur. Mijn favoriete winkel is de buitensportwinkel. Uren kan ik langs de schappen met veldflessen, lichtgewichttenten en gasbranders struinen, en me voorstellen dat ik een berg ga beklimmen. Ik bezit zelfs een aardige wildernisuitrusting. Je weet maar nooit wanneer je nog eens in de bushbush belandt. Maar als het dan zover is, liggen al die spullen natuurlijk gewoon thuis. Daar wilde ik me niet door laten weerhouden. Nu ik de kans kreeg om mijn wilde kant naar buiten te laten, greep ik die met beide handen aan. Ik trok mijn schoenen uit, legde ze in de auto en we gingen op pad. Grote fout. Grote, grote fout. Ten eerste is bosgrond niet zacht, zoals het lijkt als je goede schoenen aanhebt. Het zijn de schoenen die voor vering zorgen, niet de aarde. Ten tweede zijn er op die aarde allerlei obstakels. Stenen, takken, prikplanten en vooral: beestjes. Heel veel beestjes. ‘Laten we teruggaan,’ stelt Freek voor. ‘Nee,’ zeg ik. Ik weet niet waarom, want ik lijd heus geen gezichtsverlies als ik toegeef dat deze expeditie waanzin is. Toch wil ik me niet laten kennen. Freek heeft onderweg beloofd dat hij me iets bijzonders laat zien en nu wil ik het zien ook. ‘We zijn nu al zover gekomen, we gaan door.’ Ik ben Freeks eerste echte vriendin. Tenminste, dat denkt hij. In werkelijkheid heb ik een relatie met hem zodat ik van hem de perfecte man kan maken. Niet dat de perfecte man bestaat, maar je moet ergens naar streven, toch? Het is de bedoeling dat Freek een andere vrouw heel erg gelukkig gaat maken. Ik denk dat hij het in zich heeft. Freek is een van de betere mannen die ik in mijn lange carrière als mannenmaker heb gemaakt. Ik ben al zes maanden met hem aan het werk en heb hem van alles geleerd. Van zoenen tot bonbons kopen. Dat hij een goede leerling is, blijkt wel uit het feit dat hij het initiatief neemt om mij te verrassen ter ere van ons halfjarig jubileum. Sterker nog, het blijkt alleen al uit het feit dat hij weet op welke datum ons halfjarig jubileum valt. Zonder dat ik het in zijn kalender heb gezet. Want ook dat is een regel, een van de vele die ik hanteer: zodra ik met een projectman klaar ben, verdwijn ik uit zijn leven. Ik laat geen onnodige sporen na. Heel binnenkort is het zover. Ik moet een paar puntjes op de i zetten voor ik mijn ‘relatie’ met hem verbreek. Als het zover is – ik denk over ongeveer een week – zal hij klaar zijn voor een andere vrouw. Een betere vrouw, een vrouw die altijd een paar bergschoenen bij zich heeft. Ik gun het hem ontzettend. ‘We zijn er bijna,’ zegt hij. Na nog een paar ternauwernood ontweken braamstruiken en met mijn voeten vol krassen komen we vijf minuten later aan bij een riviertje. Er ligt een boomstronk aan de kant van het ondiepe water. Ik ga erop zitten en laat het water langs mijn gepijnigde voeten kabbelen. Het is ijskoud, en ik hoop dat mijn voeten er zodanig gevoelloos van worden dat ik niet meer merk dat ze in de fik staan van alle brandnetels die erlangs zijn geschuurd.
Freek trekt zijn schoenen uit en komt naast me zitten. Hij heeft een blauwachtige steen in zijn hand. ‘Wat is dit?’ vraag ik. ‘Geschiedenis. Het komt uit de tijd dat de Kelten hier nog rondliepen. Het zijn slakken van de ovens uit die tijd.’ Ik neem de steen in mijn hand en kijk ernaar. Terwijl ik me voorstel dat iemand hier honderden jaren geleden ook al was en dat die persoon geen slakken lustte en ze dus in het bos gooide, waar ze versteenden en nu nog steeds liggen, begint mijn telefoon in Freeks jaszak te trillen. Ik haal het toestel eruit, negeer de oproep uit de bewoonde wereld en verstuur een automatisch antwoord: Ben op cursus. Het bericht ‘Ik zit in de middle of nowhere’ staat helaas niet voorgeprogrammeerd. ‘Hoe weet je dat allemaal?’ vraag ik. ‘Ik heb veel over de streek gelezen. Toen ik hier vroeger kwam, ontdekte ik voor het eerst zo’n steen. Mijn vader zei dat het niks bijzonders was. Maar je kent mijn vader.’ Ik lach. Met de kerstdagen heb ik Freeks familie ontmoet, en dat is me een stel bij elkaar. Je kunt je niet voorstellen dat uit die ouders iemand als Freek is voortgekomen. Zijn broers, ja, die passen perfect in het plaatje. Freek daarentegen is denk ik van de postbode. Een heel intelligente, lieve en aantrekkelijke postbode. Een lot uit de postbodeloterij. ‘Dit zijn dus slakken?’ vraag ik, verbaasd. Ik kan me er niets bij voorstellen. Ze zijn keihard en hebben de blauwgroene kleur van oud koper, zoals het Vrijheidsbeeld. Niet dat ik dat ooit in het echt heb gezien. New York staat boven aan mijn verlanglijstje, ik heb er van mijn beste vriendin Freya goede verhalen over gehoord, maar ik weet niet wanneer ik daarheen zou moeten gaan. Ik heb namelijk nooit vakantie. Als ik vrij ben van mijn werk besteed ik die extra tijd aan de projectman van het moment. Er is altijd wel iets te doen. Dat is het lot van een weldoener en het leven waarvoor ik heb gekozen. Al is dat laatste ook niet helemaal waar. Het kiest jou, zeggen ze toch? Je kunt het proberen te negeren, maar als je ergens voor in de wieg bent gelegd, komt het steeds weer op je pad. Verder ben ik trouwens helemaal niet van het zweverige type. Anders vond ik het vast ook geen probleem om op blote voeten door het bos te lopen. Dan had ik de pijn en de schrammen meditatief genegeerd. Morgen stop ik mijn gehavende voeten in het dikste paar sokken dat ik kan vinden nadat ik ze van top tot teen heb ingesmeerd met uierzalf. Ik kan nu al niet wachten. ‘Ik begin het een beetje koud te krijgen,’ zegt Freek naast me. ‘Wil je je jas terug?’ ‘Nee, dan krijg jij het koud. Laten we gaan lopen. Dan word ik vanzelf weer warm.’
Ik sta met verholen tegenzin op en voel meteen de pijn weer in mijn voeten drukken. Freek kijkt naar me om en dan verschijnt er iets in zijn ogen. Ik denk dat het daadkracht is. Het lijkt op de blik die hij had toen we met kerst naar een pannenkoekenrestaurant gingen, weg van zijn familie. Hij stapt op me toe en draait zich om. ‘Spring op mijn rug.’ ‘Wat?’ ‘Spring op mijn rug. Je kunt niet meer lopen.’ Ik aarzel, want ik weet hoever het is en ik weet hoe zwaar ik ben. In de winter kom ik altijd een paar kilo aan. Maar Freek wil er niets van weten, dus ik spring op zijn rug. Hij slaat zijn armen om mijn vermoeide benen en ik laat mijn voeten in de open lucht hangen. We hoeven nu niet meer over de beter begaanbare paden te lopen, want Freek heeft wel stevige wandelschoenen aan. Hij loodst me door de bramenstruiken en zorgt ervoor dat het hogere groen mij niet raakt. Ik voel me net een prinses. ‘Waar lach je om?’ vraagt hij. Lachte ik? O, dat had ik niet eens door. Ik dacht dat mijn pretje binnenbleef. ‘Dat je me behandelt als een prinses,’ zeg ik. ‘En wat ben ik dan? Je witte paard?’ ‘Ja, precies. Ik ben jouw prinses op het witte paard.’ ‘Dat is pas emancipatie,’ vindt Freek. Langs de verkorte weg en zonder kreetjes van mijn kant zijn we binnen twintig minuten weer bij de auto. Freek ontgrendelt de deuren, opent het passagiersportier voor mij en zet me op de stoel. Dan racet hij naar de andere kant van de auto en gaat naast me zitten. Hij buigt naar mijn kant en begint aan mijn oorlel te sabbelen. ‘Wat doe jij nou?’ ‘Paardenkus,’ zegt hij verontschuldigend. Ik schud mijn hoofd, grinnik en beweeg mijn mond naar hem toe. Freek aarzelt geen moment en geeft me een lange zoen, zo’n zoen waardoor ik vergeet dat ik hem dit heb geleerd. Ik heb geen pijn meer aan mijn voeten, heb niet eens meer behoefte aan dikke sokken en uierzalf. Ik wil alleen nog maar paardenkussen.
Dit korte verhaal wordt je aangeboden door uitgeverij Zomer & Keuning in samenwerking met The Read Shop en Plantage Boekhandels. Wil je meer weten over de mannenmaker, de hoofdpersoon uit dit verhaal? Haar avonturen gaan verder in de nieuwe roman van Petra Kruijt.
De mannenmaker heeft geen relaties, maar projecten: ieder halfjaar pikt ze een kansloze man op met de bedoeling hem te transformeren tot een gewild exemplaar. Dat is haar al meer dan twintig keer gelukt, maar nu kan ze ineens geen man meer vinden. Is de vijver leeg aan het raken, is ze te kritisch geworden, of is er meer aan de hand?
ISBN 9789401900829 Prijs € 14,50 Verkrijgbaar bij The Read Shop en Plantage Boekhandels, ook in de webshops