PROF.
MR .
NI C O
ROOS
E U R O PA & P O L I T I E K
E u ropa avondland? T EKS T NI C O R O O S F O T O G R A F I E R O Y B E U S K ER
EN
A R C H IE F
EP
Open je eind januari een website waarop je pleit voor verwerping van de Europese Grondwet (EGr), dan heb je niet de verwachting dat dit standpunt vier maanden later een meerderheid van de kiezers achter zich zou kunnen krijgen. Opiniepeilingen wezen toen nog op het tegendeel en alle grote partijen waren voor de EGr. Het lijkt ook achteraf gezien wonderbaarlijk dat het zo dramatisch ‘fout’ ging met het referendum in Nederland. Was het niet eerder een toevallige samenloop van omstandigheden die daartoe leidde? En als dat het geval is geweest, moet de afwijzing van de EGr dan serieus worden genomen? Voor het antwoord op de gestelde vragen is een goed begrip vereist van de ontwikkelingen voorafgaand en tijdens de referendumcampagne.
winter 20 05|20 06
Ac a d e m Y M AG A Z I N E
77
U
it onderzoek was bekend dat Nederlandse kiezers in eu-aangelegenheden vrij braaf de opinie van hun politieke leiders volgen. Dat bleek niet alleen zo te zijn in Nederland, maar ook in alle andere eu-landen. De verklaring hiervoor ligt voor de hand: de meeste kiezers vormen zich bij gebrek aan kennis van en ervaring met de eu geen eigen mening. Als het eigen groepsbelang of het nationale belang in het geding lijkt, kan de onbestemd positieve houding ten aanzien van de eu snel omslaan in fel protest en afwijzing van de ‘Brusselse bureaucratie’ of de ‘Europese superstaat’. Maar in het geval van het referendum stonden er geen duidelijke groeps- of landsbelangen op het spel. Afwijzing was dus allesbehalve te verwachten. Na de afwijzing van de EGr wordt telkens beklemtoond dat de Nederlandse burger nog steeds een positieve houding inneemt tegenover de eu. Opiniepeilingen bevestigen dit oppervlakkig gezien. Zoiets zegt alleen weinig over het sterk gedaalde vertrouwen in de eu. De interessante vraag is derhalve of het vertrouwen weer enigszins kan worden hersteld. Heeft de eu nog toekomst of is Europa definitief avondland? Dat laatste is geen onvermijdelijke ontwikkeling, mits het politieke establishment de afwijzing van de EGr werkelijk serieus neemt. Maar daar ziet het niet erg naar uit.
Een bij voorbaat gelopen race
Er leek echt geen vuiltje aan de lucht, want de veranderingen ten opzichte van het Verdrag van Nice waren bepaald niet dramatisch te noemen. Ontegenzeggelijk bracht de EGr enkele verbeteringen in juridisch en bestuurlijk opzicht. Die verbeteringen waren: geen versplintering meer over drie zuilen (interne markt, binnenlandse zaken en justitie, veiligheid en buitenlandse zaken); uitbreiding van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid; vervanging van het roulerende voorzitterschap door een voor tweeëneenhalf jaar te benoemen Voorzitter, een soort proto-president van Europa; verheffing van de functie van Hoge Vertegenwoordiger (al vele jaren Solana) tot Minister van Buitenlandse Zaken. De stap van het Verdrag van Nice naar de EGr was met deze beperkte en goed verdedigbare aanpassingen weinig meer dan een peulenschil vergeleken bij de stap die eind 1991 was gezet met de Verdragen van Maastricht en de Economische en Monetaire Unie. Toen de regeringsleiders het eind oktober 2004 eens waren geworden over de inhoud van de EGr, heerste alom tevredenheid en optimisme. Het referendum waartoe het parlement op eigen initiatief besloot, leek een prima gelegenheid de ontwikkeling sinds 1991 alsnog door de kiezers te laten afzegenen. Een half jaar later, toen het referendum werd gehouden, was de stemming echter volledig omgeslagen. Hoe kwam dat?
zo blij. Begrijpelijk, maar toch niet zo verstandig gelet op de impopulariteit van toetreding van Turkije bij de kiezers. Dat blijkens opiniepeilingen begin januari de steun voor de EGr sterk was afgenomen in vergelijking tot eind oktober (van 63% naar 30%), had voor Balkenende een les moeten zijn over het belang van bescheidenheid en van respect voor de oppositie in een democratie. Zo moeilijk was het niet uit te leggen dat de eu nauwelijks een ander besluit had kunnen nemen. Niet alleen is er een decennialange geschiedenis van intensivering van de relatie tussen de eu en het al meer dan een eeuw westers georiënteerde Turkije, maar ook heeft de eu onmiskenbaar belang bij Turkije’s positie in het Midden-Oosten. Dat belang klemt momenteel des te meer door de oorlog in Irak. Turkije hanteert daarin weliswaar een eigen agenda in verband met het Koerdische vraagstuk, maar juist door onderhandelingen te openen zou effectieve druk op Turkije kunnen worden uitgeoefend om ook in het Midden-Oosten één lijn te trekken met de eu. Een dergelijke les was echter niet aan Balkenende besteed, integendeel. Hij wekte de indruk meer persoonlijk te zijn gegriefd dan te zijn geschrokken van de onder de kennelijke invloed van de kwestie Turkije snel afkalvende steun voor de EGr. Dat bleek nog eens één dag nadat op 25 januari de referendumwet aangenomen werd en de discussie in feite nog moest beginnen. Toen, op de ambassadeursconferentie te Den Haag, stelde Balkenende in een daar gehouden toespraak: “Wie eerlijk kijkt naar de EGr ziet dat de eu er beter van wordt… Welk perspectief bieden de tegenstanders van de EGr ons eigenlijk? Hun weg leidt naar vruchteloze stagnatie, fixatie op eigenbelangen en een gebrek aan daadkracht bij het gezamenlijk aanpakken van problemen die mensen raken.” Kennelijk erg boos en allesbehalve overtuigend diskwalificeerde de nationale kampioen van normen en waarden de tegenstanders van de EGr dus al bij voorbaat als oneerlijk en asociaal! Maar ook andere leden van de regering lieten zich niet onbetuigd bij het denigreren en intimideren van kiezers die een andere visie op de EGr durfden te huldigen. Volgens Zalm zou afwijzing leiden tot een politiek en economisch isolement van Nederland en volgens Brinkhorst zou Nederland voor gek staan in Europa. Donner, van gereformeerde huize uit de God der Wrake vrezend, kreeg zelfs apocalyptische visioenen van een nieuwe Europese oorlog. In plaats van het belang van de EGr te relativeren en uitsluitend op de beperkte, maar duidelijke voordelen ervan te wijzen, werden hier zulke zware registers opengetrokken dat de kiezer wel het kwade vermoeden moest gaan bekruipen dat er grote, niet te onthullen belangen gemoeid waren met de EGr.
Euro-verdriet
In december 2004 werd door de Europese Raad het besluit genomen om in oktober 2005 met Turkije te onderhandelen over toetreding. Weliswaar voldeed Turkije nog niet aan de eisen over de bescherming van de mensenrechten, maar er was vooruitgang geboekt. Balkenende meende als voorzitter en onderhandelaar namens de Europese Raad bij zijn Europese collega’s veel respect te hebben verworven. Hij toonde zich als een kind
Bij dit alles kwam de telkens herhaalde bezwering dat kiezers niet om onzakelijke redenen tegen de EGr dienden te stemmen. Deze bezwering was niet alleen een kwestie van tactiek, maar ook het resultaat van een idee-fixe. Volgens de regering zou onvrede over de euro geen legitiem motief mogen zijn om tegen te stemmen. Was het argument in verband met de Turkse kwestie al dubieus, met de euro raakte het echt kant noch wal. Feit was immers dat Nederland zich bij de onderhandelingen over de EGr door Duitsland in de luren had laten leggen. Daarbij had de regering, om haar eis van strengere handhaving van het Stabiliteitspact niet bij voorbaat ongeloofwaardig te maken, zich een slag in de rondte bezuinigd om te voldoen aan de 3%-norm
78
winter 20 05|20 06
Turkije en de gekwetste ijdelheid van Balkenende
Ac a d e m Y M AG A Z I N E
Nico Roos
Iedere lidstaat is bevoegd op redelijk korte termijn, bijvoorbeeld een jaar, de samenwerking op te zeggen voor het budgettekort. Dat deed de toch al deplorabele Nederlandse economische conjunctuur geen goed, terwijl andere landen, waaronder Duitsland en Frankrijk, de ‘Europese as’ dus, zich al lang niet meer om die norm bekreunden! Eind januari was het de regering al redelijk duidelijk dat het nieuwe Stabiliteitspact zou gaan neerkomen op een capitulatie voor de Duitse en Franse ontregeling van het bestaande Pact. En dat zou net als de kwestie Turkije wel eens vervelend kunnen uitwerken op de steun voor de EGr. Toen het nieuwe Stabiliteitspact eind maart wereldkundig werd gemaakt, verklaarde Zalm zonder blikken of blozen dat het een verbetering was. Daarmee liet hij de kiezer in verwarring achter met de vraag waarom hij het bestaande pact zo hardnekkig was blijven verdedigen. Je zou verwachten dat de oppositie tegen de EGr deze gelegenheid zou aangrijpen om gehakt te maken van
winter 20 05|20 06
Zalms doorzichtige poging zijn machteloosheid te maskeren. Maar dat gebeurde niet. Dat kwam doordat het verband tussen budgettekorten, inflatie en economische groei niet direct duidelijk is voor de gemiddelde burger en overigens ook onder economen niet onomstreden is. Dat de tegenstanders van de EGr hem er zo makkelijk mee lieten wegkomen, moet een opluchting zijn geweest voor Zalm. Maar helaas voor hem was dat niet het einde van het euroliedje. Iets meer dan een maand na het bekend worden van het nieuwe Stabiliteitspact verklaarde de directeur van de Nederlandse Bank, Brouwer, dat de gulden 5 à 10% te goedkoop was ingeruild tegen de euro. Dat impliceerde meer vraag en duurdere import vanuit de eu, wat de inflatie in een destijds nog op flinke toeren draaiende economie verder had aangejaagd. Met andere woorden: niet het bedrijfsleven was primair verantwoordelijk geweest voor de inflatie, maar de overheid! Zalm verweerde zich door te stellen dat er volgens het cpb alleen sprake was geweest van onderwaardering ten opzichte van de d-mark en dat deze onderwaardering de inflatie nu juist had geremd. Gegeven het feit dat Duitsland onze belangrijkste handelspartner is, was deze laatste stelling ongeloofwaardig. In combinatie met het gejammer van de regering over de extreem hoge financiële bijdrage van Nederland aan de eu was de indruk niet meer weg te nemen dat Nederland niet pas door
Ac a d e m Y M AG A Z I N E
79
Toen de afwijzing vier dagen later een feit was, had Balkenende zich al weer ‘herpakt’
verwerping van de EGr voor gek zou komen te staan in Europa. Nederland werd al langer niet meer serieus genomen. Veel kiezers begonnen te bevroeden wat de achtergrond moest zijn van de intimidatie en bluf: maskeren dat de Nederlandse leeuw in zijn hempie staat in de eu. Geen wonder dat velen zich dan ook niet langer lieten weerhouden om de leeuw via een tegenstem tenminste nog een keer te laten brullen.
Non!
Intimidatie werkte eveneens averechts toen Frankrijk op 29 mei de EGr afwees. Van een isolement van Nederland in de eu kon toen immers geen sprake meer zijn. Gelet op de opiniepeilingen heeft dit met name effect gehad op de PvdA-aanhang. Die kon zich nu gevoelig tonen voor het sp-argument dat de eu vooral de belangen van het geglobaliseerde grootkapitaal dient en het sociale zekerheidsstelsel ondermijnt. De - overigens illusoire - neo-mercantilistische gedachte dat de eu zich dankzij een grote interne markt zou kunnen afschermen tegen de Amerikaanse en Aziatische concurrentie, impliceert echter een tegenstrijdigheid in de linkse visie op de eu. Een ‘fort Europa ‘ vergt immers een krachtige Europese federatie die ook als militaire grootmacht optreedt. Tegen die ambitie verzette het linkse kamp zich nu juist weer. De verdedigers van de EGr waren inmiddels al lang niet meer in staat om de oppostie tegen de EGr op intellectueel krachtige wijze tegemoet te treden. De oppositie groeide net zo onstuimig als twee jaar eerder de lpf. Het leek wel of Fortuyn besloten had uit zijn graf op te staan om het totale demasqué van het politieke establishment alsnog te laten plaatsvinden. Het ging op 1 juni in ieder geval af als een lekke gieter. Maar of dat uiteindelijk meer zoden aan de dijk zal zetten dan twee jaar eerder, valt ernstig te betwijfelen.
Grote verzoendag
Op 27 mei verklaarde Balkenende nog in Europa voor gek te staan als Nederland de EGr zou afwijzen. Bovendien stelde hij geen kant uit te kunnen vanwege de tegenstrijdigheid in de motieven voor afwijzing. In feite verklaarde hij zichzelf dus ongeschikt om na afwijzing als vertegenwoordiger van Nederland in de eu op te treden. Toen de afwijzing vier dagen later echter een feit was, had hij zich al weer ‘herpakt’. De kiezers hadden een duidelijke boodschap afgegeven en die zou hij uitdragen in Europa. Ook de PvdA drong niet aan op aftreden van de regering. De populariteit van de regering was immers geen inzet van het referendum geweest, aldus Wouter Bos. Maar dat was een irrelevant argument na Balkenende’s verklaring van ‘ongeschiktheid’ van vier dagen daarvoor. De PvdA, die ook voor de EGr was, was echter bang dat de sp als succesvolste tegenstander van de EGr bij vervroegde verkiezingen een enorme winst aan zetels zou gaan
winter 20 05|20 06
verzilveren ten koste van de PvdA. Vandaar het gekat van Bos over de onbetrouwbaarheid van Marijnissen. Dat zou een toekomstige regering met de sp uitsluiten, volgens Bos. Toegegeven, de sp had de nodige spoken gezien tijdens de referendumcampagne. Maar de regering en de regeringspartijen hadden in dat opzicht bepaald niet ondergedaan voor Marijnissen c.s.! Gelet op de enorme kloof tussen de kiezers enerzijds en de gekozenen en de regering anderzijds, zouden nieuwe verkiezingen met de EGr als hoofdinzet eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn geweest. Maar Wilders’ motie van wantrouwen tegen de regering werd zelfs niet gesteund door de partijen die tegen de EGr hadden gepleit. Net alsof ook zij getroffen waren door de motie van wantrouwen die de kiezers impliciet hadden uitgesproken over het vertegenwoordigend karakter van het parlement. Het leek wel grote verzoendag. Om strijd werd de kiezer geprezen aan wie men de EGr “onvoldoende had weten uit te leggen”. En geen woord meer over de onbetrouwbaarheid van de parlementaire oppositie tegen de EGr. Integendeel, zelfs loftuitingen, want het referendum zou ‘een geweldig middel’ zijn gebleken om de burger bij de politiek te betrekken.
Balkenende als voorvechter van Nederland
Gesteund door deze verbluffende politieke harmonie toog Balkenende vervolgens twee weken later ten strijde naar de Intergouvernementele Conferentie te Brussel voor het enige nationale belang waar vrijwel iedereen het over eens was: de vermindering van de financiële bijdrage aan de eu. De Nederlandse bijdrage heeft in de discussie over de EGr geen directe, maar hooguit een indirecte rol gespeeld. Bovendien zou de Nederlandse bijdrage volgens de eigen criteria van de regering irrelevant zijn voor de EGr. Die bijdrage zou dezelfde blijven na verwerping van de EGr. Overigens was deze kwestie, net als de euro, onderwerp van discussie geweest bij de onderhandelingen over de EGr, maar de Nederlandse regering kreeg toen ook geen poot aan de grond. Rekening houdend met de afdrachten uit importheffingen op doorvoer naar andere landen, goed voor éénderde van de Nederlandse financiële bijdrage aan de eu, is deze laatste echter nauwelijks hoger dan die van Zweden. Dat land betaalt op zijn beurt niet veel meer dan de andere nettobetalers onder de lidstaten. Tijdens de Conferentie is Balkenende een reductie van een miljard euro aangeboden. Daarmee zou Nederland in één klap een niet meer dan gemiddelde bijdrage leveren. Maar Balkenende wees dit aanbod als onvoldoende af om zo te kunnen poseren als verbeten strijder voor het nationale belang. Mogelijk heeft hij het belang juist geschaad door het ijzer niet te smeden toen het heet was. Het is nog maar de vraag of Nederland ooit nog eens zo’n gunstig aanbod krijgt.
Ac a d e m Y M AG A Z I N E
81
Inmiddels heeft Balkenende zich via een in verschillende landen gepubliceerd krantenartikel nader uitgelaten over de uitslag van het Nederlandse referendum. Hij maakt zich geregeld in letterlijke zin tot woordvoerder van Nederland. ‘Nederland’ denkt volgens hem zus en ‘Nederland’ wil zo. Anders dan vóór het referendum bestaat er volgens hem kennelijk een duidelijke consensus in Nederland, terwijl hij dat op 27 mei nu juist ten stelligste had ontkend. Balkenende beklemtoont in zijn artikel dat Nederlanders blijkens opiniepeilingen nog steeds massaal voor de eu zijn. Maar wat volgens hem wel is veranderd, is dat het verlangen naar vrede en stabiliteit voor de burgers die na de tweede wereldoorlog zijn geboren geen allesbepalend argument meer is voor verdere integratie. Ook het gevoel van verwantschap met het grote geheel zou zijn afgenomen naarmate de eu groeide. De eerste stelling lijkt plausibel, maar is weerlegd in Janssens’ onderzoek over de politieke opinie over Europa. De tweede stelling is al even speculatief. In ieder geval heeft volgens opiniepeilingen de recente toetreding van Centraal-Europese landen, anders dan de Turkse kwestie, nauwelijks een rol gespeeld in het Nederlandse referendum.
Brede maatschappelijke discussie
Uit de afwijzing van de EGr zou niettemin duidelijk blijken, aldus Balkenende, dat de burger meer betrokken wenst te worden bij de ontwikkeling van de eu en wel zodanig dat deze zijn zorgen over de toekomst helpt wegnemen. Volgens hem kan dat als de eu innovatie bevordert met het oog op de concurrentie met China en de vs, het milieu beter beschermt en misdaad en terrorisme bestrijdt. De bescherming van gevestigde landbouwbelangen en subsidiëring van regio’s in de rijkere eu-landen passen daar niet bij. Meer geld is er immers niet. Het is daarom volgens Balkenende ook volstrekt redelijk dat Nederland, dat zich zo keurig aan het Stabiliteitspact heeft gehouden, verlangt dat het op gelijke voet wordt behandeld als andere nettobetalers. Conclusie: de periode van bezinning is een uitstekende gelegenheid tot vernieuwing van de eu en Nederland zal zich grondig gaan bezinnen. Al op 2 juni besloten regering en parlement met uitzondering van de vvd in te stemmen met een motie van sp-er Van Bommel om een brede maatschappelijke discussie te houden over de toekomst van de eu. In zijn artikel schreef Balkenende er zeker van te zijn dat die discussie niet zou uitlopen op de conclusie dat de eu maar beter een “veredelde douane-unie” moet worden. Hij wist kennelijk al waar de discussie naar toe moest. Eind september gooide Wouter Bos echter roet in het eten. Een aan de PvdA gelieerde hoogleraar, Hans Anker, had een opiniepeiling gehouden waaruit bleek dat veel mensen de brede maatschappelijke discussie zagen als een truc om alsnog steun voor de EGr te krijgen. Bos had kennelijk geen zin om nog
…de Pavlov-reflex die de vrees voor de Europese superstaat begrijpelijk maakt.
82
Ac a d e m Y M AG A Z I N E
eens het slachtoffer te worden van het EGr-gestuntel van de regering en de electorale rekening daarvoor gepresenteerd te krijgen. De sp heeft de hoop op regeren met de PvdA echter kennelijk nog niet opgegeven, want de voor de hand liggende vraag of deze sabotage van de brede maatschappelijke discussie door de PvdA bedoeld was als les in betrouwbaarheid voor de sp, bleef achterwege. Inmiddels heeft de regering de samenwerking met het parlement voor de brede maatschappelijke discussie al opgezegd en is het onwaarschijnlijk geworden dat het parlement zich daar nog verder voor zal inzetten. De klucht van de brede maatschappelijke discussie is het zoveelste teken aan de wand dat ons parlementair systeem beroerd functioneert. De discussie vindt niet plaats in de politieke partijen die bijna ieder contact met hun achterban zijn kwijtgeraakt. De regering en het parlement doen of deden een poging met een door een semi-ambtelijke groep georkestreerde discussie steun te mobiliseren voor nieuw eu-beleid. Daarbij projecteert Balkenende in zijn stuk het door Blair gehouden betoog tijdens de Intergouvernementele Conferentie op de Nederlandse verwerping van de EGr. Een degelijk betoog was door hem in het kader van de referendumdiscussie nog als irrelevant afgedaan. De verbluffende wendbaarheid van onze regering inzake het Stabiliteitspact en de EGr kan niet verbloemen dat de kritiek op de Europese landbouw- en structuurpolitiek nauwelijks een rol heeft gespeeld in de Nederlandse referendumdiscussie. Laat staan dat het resultaat kan worden uitgelegd als uiting van een verlangen naar meer milieubescherming en innovatie op eu-niveau! Hoewel het politieke establishment de afgelopen drie jaar twee maal zwaar tegen het electorale canvas is gegaan, blijft het de kiezer kennelijk hardnekkig voor oerdom en achterlijk verslijten.
EU-beleid als kostbare gebakken lucht
De Europese milieubescherming, zoals neergelegd in de wateren luchtrichtlijnen, is voor Nederland, zoals staatssecretaris Geel dit voorjaar openlijk erkende, praktisch onuitvoerbaar en economisch schadelijk. Innovatie is een hoera-woord, maar de vraag blijft in hoeverre we ons daar op eu-niveau druk over moeten maken. Het Lissabon-programma van 2000, waardoor Europa in tien jaar zou veranderen in de meest innovatieve kenniseconomie ter wereld, heeft nog geen enkel tastbaar resultaat opgeleverd. Ook met meer misdaad- en terrorismebestrijding denken politici steevast de handen van de kiezers op elkaar te krijgen. Het is echter de vraag of de eu daar het meest aangewezen niveau voor is. In ieder geval volgt dat niet zonder meer uit het wegvallen van de binnengrenzen. En als dat wel zo zou zijn, is het wellicht handiger de binnengrenzen weer in te voeren. Het probleem van samenwerking bij misdaad- en terrorismebestrijding ligt vooral in de uitwisseling van vertrouwelijke informatie, een probleem dat zelfs op nationaal niveau vaker problemen geeft. In al dit beleid manifesteert zich de Pavlov-reflex die de vrees voor de Europese superstaat begrijpelijk maakt: is er een grensoverschrijdend probleem, pak het dan aan op eu-niveau! En waar is ondertussen de tegenstrijdigheid van motieven gebleven in de Nederlandse afwijzing van de EGr? Balkenende volgt kennelijk Blairs suggestie dat als het economisch maar beter gaat, het linkse gezeur over de afbraak van de sociale zeker-
winter 20 05|20 06
moeten volgen, maar de kans daarop is te verwaarlozen omdat de eu dan in een crisis terecht zal komen vergeleken waarmee de huidige crisis slechts kinderspel is.
De EU als gevangene van de schaduw van het Europese verleden?
heid vanzelf afneemt. Maar zouden de ‘rechtse’ tegenstemmers van de EGr niet gelijk hebben dat de eu niet de oplossing is van de Europese sociaal-economische problemen en de zwakke concurrentiepositie ten opzichte van vs, China en India, maar juist een deel van het probleem? Zou Gorbatsjov er zo naast zitten met zijn observatie dat de eu met zijn ondemocratische en centralistische besluitvorming sterk doet denken aan de Sovjet-Unie?
Veredelde douane-unie?
Het Europese democratisch tekort van Gorbatsjov speelde op de icg van juni een ondergeschikte rol, ook al was te horen dat de burger te weinig betrokken is geweest bij de ‘te snelle ‘ ontwikkeling van de eu. Maar dat is slechts de helft van het verhaal. Om verdedigbare geopolitieke redenen is gekozen voor verbreding door de Centraal-Europese landen toe te laten tot de eu. Maar dan had de eu ook moeten kiezen voor versmalling en flexibilisering van de bevoegdheden enerzijds en voor democratisering anderzijds. Wat is er eigenlijk tegen om het verplichte deel van de eu te beperken tot Balkenendes ‘veredelde douane-unie’, dat wil zeggen de voor een interne markt essentiële bevoegdheden? Het lijkt evident dat de behoefte aan en noodzaak van Europese samenwerking van land tot land varieert, afgezien van de interne markt waar alle West- en Centraal-Europese landen bij zijn aangesloten, zich bij willen aansluiten of - in het geval van Noorwegen en Zwitserland - de facto bij zijn aangesloten. Waarom moeten dan alle landen per se worden geperst in de spagaat van het gemeenschapsrecht, de zo’n honderdduizend pagina’s dikke verzameling van eu-regels? Pas onlangs heeft de Commissie een herziening hiervan aangekondigd. Wat daarvan komt, moet worden afgewacht, maar het is tekenend dat de commissie er vóór het echec van de EGr nooit iets van wilde weten. Waarom niet de interne markt met alleen strikt noodzakelijke bevoegdheden als harde kern zien en al het overige als een optie, waarbij toetreding én uittreding niet al te lastig worden gemaakt? Dat flexibiliteit wat betreft toetreding in de praktijk mogelijk is, wordt treffend geïllustreerd doordat niet alle lidstaten deelnemen aan de Monetaire Unie. De wenselijkheid van een goede regeling voor uittreding uit de Monetaire Unie is daarbij in feite een gegeven sinds het Stabiliteitspact door Duitsland en Frankrijk werd opgeblazen. Dat kan op dit moment alleen maar door geheel en al uit de eu te treden. Het blijft intussen de vraag of de Euro-groep niet uiteen zal vallen bij gebrek aan effectiviteit van het nieuwe Stabiliteitspact. Italië heeft zojuist twee jaar gekregen om het budgettekort binnen de perken te houden. Het mag worden betwijfeld of het land dat haalt. Formeel zouden er sancties 84
Ac a d e m Y M AG A Z I N E
Dat zo hardnekkig wordt vastgehouden aan een alle lidstaten omvattende politieke unie komt mede doordat sommige toppolitici de eu zoveel mogelijk als evenknie van de VS willen laten meespelen op het toneel van de wereldpolitiek. In ieder geval wil men zich daarvan niet verder laten verdringen door opkomende economische reuzen als China en India. Het is een even kostbare als gevaarlijke ambitie. Kostbaar vanwege de enorme investeringen in defensie en gevaarlijk door de dreigende rivaliteit tussen superstaten. De historische les die Europa uit zijn geschiedenis moet trekken is dat economische integratie door vrijhandel de sleutel is voor welvaart en vrede. Niet alleen in Europa, maar overal in de wereld. Uit macht der gewoonte blijft men in Europa echter denken in termen van het traditionele staatsmodel, maar nu op Europese schaal. Gezien zijn traditie als handelsnatie zou Nederland daar juist wars van moeten zijn. De linkse kritiek op de EGr als een stap in de richting van een Europese superstaat is minder buitensporig dan deze lijkt. De militaire samenwerking, zoals geregeld in de EGr, is verstandig door het efficiënter investeren in wapentuig en om de vrede in Europa te kunnen garanderen. Dat wil niet zeggen dat achter deze eerste stap niet ook verdergaande ambities schuil gaan. De spanning in de linkse oppositie tegen de EGr zit in de wens een Sociaal Europa in het leven te roepen. Een Sociaal Europa zal immers onvermijdelijk leiden tot een Fort Europa en dat is onverenigbaar met het vredesmotief als rechtvaardiging van de Europese integratie. Het zou het streven naar een Europese superstaat juist krachtig in de kaart spelen en dus ook een risico zijn voor de wereldvrede. Daarbij komt dat een Fort Europa een economische illusie is en dus ook een bedreiging voor de welvaart in Europa. De enige samenhangende wijze waarop de linkse kritiek op de EGr is te verstaan, is dat de lidstaten zoveel mogelijk vrij moeten worden gelaten om hun eigen - overigens zeer diverse - sociale stelsels zo goed en zo kwaad als het gaat overeind te houden en aan te passen aan de harde maar onvermijdelijke realiteit van toenemende globalisering en concurrentie. Na een dergelijke ‘rationele reconstructie’ van de linkse kritiek is er ook geen tegenstrijdigheid meer tussen de linkse en de zogenaamd rechtse kritiek op de EGr. Vanuit beide posities is het zaak de macht van Brussel te beperken en de resterende macht drastisch te democratiseren. Behalve de vraag hoe het een en ander moet worden toegepast, is er de vraag in welke mate Nederland zou moeten deelnemen aan de alleen als optie aanvaardbare politieke integratie.
Hervorming van de interne markt
De interne markt is gebaseerd op vrij verkeer van goederen, arbeid, diensten en kapitaal. Alleen om die reden al dient de bestaande agrarische politiek, die in strijd is met de principes van een vrije markt, snel te worden ontmanteld. Dat is niet alleen in het belang van de eu, maar ook van veel ontwikkelingslanden. Door de heffingen op import en subsidies voor eu-export blijven zij onnodig arm. Ontwikkelingslanden blijven daardoor ook extra
winter 20 05|20 06
vatbaar voor corruptie die gevoed wordt door ontwikkelingshulp, de aflaat voor handelsbeperkingen. Overigens wordt er sinds jaar en dag ook gesjoemeld met agrarische subsidies in de eu. Beëindiging van de huidige landbouwpolitiek impliceert geen sombere toekomst voor Europese landbouw, veeteelt en agrarische gebieden. Sommige sectoren functioneren goed zonder eu-subsidies en externe bescherming, terwijl de meer kleinschalige en milieuvriendelijke landbouw en veeteelt kunnen profiteren van het verdwijnen van de subsidies voor de grootschalige concurrentie. Door de stijgende prijzen van olie en aardgas en de dreigende uitputting van deze brandstoffen, zal er een almaar toenemende vraag komen naar alternatieve, niet luchtvervuilende energiebronnen, waaronder met name gewassen voor bio-energie. De structuurpolitiek van de eu is al even inefficiënt en onderhevig aan frauduleuze praktijken. Veel geld wordt geïnvesteerd in projecten waaraan men in nationaal verband geen prioriteit zou geven, maar die schijnbaar aantrekkelijk zijn omdat ze voor minstens de helft vanuit Brussel worden gefinancierd. Daarbij wordt geld nogal eens anders besteed dan is toegestaan, wat dan weer tot forse terugbetalingen leidt zoals bij het nijvere gesjoemel met de esf-subsidies onder Melkert het geval is geweest. Een belangrijke reden dat men het niet zo nauw neemt met de Brusselse criteria is dat Europees geld wordt gezien als eigen geld. Dat is niet geheel ten onrechte. Eerst vloeit het geld van de lidstaten naar Brussel om vervolgens te worden teruggepompt en inefficiënt te worden besteed. Zo blijkt regionale ontwikkeling met geld van structuurfondsen vaak niet duurzaam. Bedrijven functioneren uiteindelijk beter in een omgeving waar ze voldoende toeleveranciers en competente werknemers vinden. De achterliggende gedachte is dat achtergebleven regio’s van staatswege moeten worden gestimuleerd opdat er geen al te grote sociaal-economische ongelijkheden ontstaan. Het effect ervan is dat in economisch welvarende gebieden mensen onderbetaald worden, terwijl de te dure arbeidskrachten in minder welvarende gebieden onvoldoende worden gestimuleerd tot mobiliteit. Het proces waarin vergelijkende voordelen ontstaan door regionale arbeidsdeling, wordt zo in de wielen gereden. eu-structuurpolitiek is hooguit zinvol bij subsidie aan de nieuwe lidstaten voor de kosten die aanpassing aan technische eueisen voor exportproducten met zich meebrengen. Maar dit is een tijdelijke aangelegenheid. Worden zowel de agrarische politiek als de structuurpolitiek de nek omgedraaid, dan is al ruim meer dan 50% op het eu-budget bespaard en is een hoop fraude niet meer mogelijk. Ook aan een prijskartelbeleid zou op een Europese markt nauwelijks behoefte meer zijn. Die moet dan wel vrij toegankelijk
Worden zowel de agrarische politiek als de structuurpolitiek de nek omgedraaid, dan is al ruim meer dan 50% op het EU-budget bespaard.
winter 20 05|20 06
worden gemaakt (de dienstenrichtlijn dient snel en onverkort te worden aangenomen en doorgevoerd). Mede met het oog daarop dienen ook de externe tarieven in who-kader voortvarend te worden afgebouwd. Het eurocentrisme als gevolg van navelstaarderij op Europese oorlogsellende is in wezen reactionair. De eu is immers het gevolg van twee wereldoorlogen en niet slechts van zuiver Europese oorlogen. Ook met een strenge toetsing aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid kan veel geld worden bespaard. Het Europese milieubeleid kan beperkt blijven tot een verplichting tot vergoeding van toegebrachte grensoverschrijdende milieuschade. Het Europese beleid op het terrein van de werkgelegenheid en het Europese sociale beleid in het algemeen, voor zover niet noodzakelijk voor het vrij verkeer van werknemers, is al even overbodig. Lidstaten mogen hun nationale beleid op elkaar afstemmen of zelfs supranationale besluiten daarover nemen, als ze daartoe de behoefte voelen. Alleen moet deelname daaraan, anders dan nu, niet voor alle lidstaten verplicht zijn. Aldus blijft eigenlijk alleen nog het consumentenveiligheidsbeleid over, het gemeenschappelijke visserijbeleid, grensoverschrijdende bescherming van de volksgezondheid, vervoer en rechtsbescherming.
Democratisch tekort en politieke integratie
Op www.nederlandNEEderland.nl is uiteengezet waarom het democratisch tekort samenhangt met het gebrek aan machtenscheiding in de eu. Noodzakelijk is een Europese regering die rekenschap aflegt aan een Europees Parlement, bestaand uit een Huis van Afgevaardigden en een Senaat. De Senaat kan bestaan uit afvaardigingen van de nationale parlementen met als taak euregels te toetsen op subsidiariteit en evenredigheid. In het Huis van Afgevaardigden daarentegen zou je echter juist Europese partijen willen zien met echte Europese verkiezingen. Kandidaten uit kleinere landen kunnen eventueel bevoordeeld worden door lagere kiesdrempels. Het spreekt vanzelf dat een parlement dat zich beperkt tot de interne markt uit kan met veel minder volksvertegenwoordigers. Het Huis van Afgevaardigden dient echter wel veel meer dan nu controle uit te oefenen op de ‘comitologie’, het oerwoud van honderden werkgroepen, commissies en agentschappen van de eu dat zich met beleidsvorming en –uitvoering bezig houdt. En dat is bepaald geen sinecure. Flexibilisering van de eu houdt in dat alleen de interne markt (inclusief de buitenlandse handelspolitiek) als kerntaak van de eu overeind blijft. Politieke integratie op de terreinen asiel, immigratie, veiligheid, defensie en buitenlandse politiek behoeft alleen als optie op Europees niveau te figureren. De vraag is of en in hoeverre Nederland van die opties gebruik moet maken. Deelname hieraan door Nederland is onder vier voorwaarden aanvaardbaar. De eerste voorwaarde is dat lidstaten het recht krijgen om immigranten uit andere lidstaten de vrijheid van vestiging elders in Europa te ontzeggen tot tien jaar na de verwerving van een eerste nationaliteit. De tweede is dat iedere lidstaat vrij moet zijn om bij asielzoekers af te wijken van de Europese toelatingseisen. De derde is dat de Europese militaire samenwerking in eu-verband beperkt blijft tot de veiligheid in Europa. Buiten de eu voldoet de navo. De vierde voorwaarde vloeit voort uit het flexibele karakter van de politieke samenwerking: iedere lidstaat is bevoegd om op redelijk korte termijn, bijvoorbeeld een jaar, de samenwerking op te zeggen.
Ac a d e m Y M AG A Z I N E
85
Ook deze politieke peiler dient te worden onderworpen aan Europese parlementaire controle. Het parlement moet daartoe op nationale basis worden samengesteld. Anders kunnen problemen ontstaan als landen slechts aan onderdelen van de politieke samenwerking meedoen. Om redenen van efficiëntie ligt het voor de hand de eveneens op basis van nationale vertegenwoordiging samengestelde Senaat tevens als volksvertegenwoordiging voor de politieke samenwerking te laten optreden.
Conclusie
Anders dan Balkenende op 27 mei beweerde, is wel degelijk een duidelijke boodschap te ontlenen aan de afwijzing van de EGr, zij het dat daar een ‘rationele reconstructie’ van de linkse kritiek voor nodig is. Voor een brede maatschappelijke discussie over de toekomst van Europa is dan ook geen aanleiding. Die discussie is immers al gevoerd. De meerderheid van de Nederlanders is het Europees democratisch tekort zat, voelt zich geringeloord door Brussel. Terecht vindt men dat te veel bevoegdheden aan Brussel zijn overgedragen en dat daar een gebruik van wordt gemaakt dat te veel kost en te weinig oplevert. We moeten zo snel mogelijk van de landbouw- en de structuurpolitiek af. De milieupolitiek dient veel minder ingrijpend te zijn. De eu moet beperkt worden tot wat essentieel is voor de interne markt. Politieke integratie zou in het geheel niet verplicht dienen te zijn voor de lidstaten, maar een zaak van wat ‘variabele geometrie ‘ wordt genoemd. Maar zelfs zo teruggesneden qua bevoegdheden behoeft de eu echter wel degelijk een authentiek democratisch politiek systeem van besluitvorming dat tezamen met een door een senaat te bewaken respect voor subsidiariteit en proportionaliteit de belangrijkste waarborg moet worden voor de transparantie van het Europese bestuur. Een pleidooi als door mij gevoerd is vermoedelijk niet erg realistisch op de korte termijn. Zolang immers niet een redelijk aantal andere landen bereid zal blijken om de eu drastisch te hervormen, is uittreding uit de eu het enige, maar weinig aantrekkelijke perspectief. Voor een klein land als Nederland betekent uittreding dat men zich, net als bijvoorbeeld Noorwegen en Zwitserland, in hoge mate aan de eu moet aanpassen, maar niet bij de besluitvorming wordt betrokken. Realisme op de korte termijn is veelal echter niet meer dan het resultaat van een gebrek aan visie op de langere termijn.
86
Ac a d e m Y M AG A Z I N E
Dat er democratisch niet alleen een Europees tekort bestaat, maar ook een dramatisch groot nationaal tekort, is weliswaar een allesbehalve originele bewering, maar het referendum heeft dat nog eens dubbel en dwars aangetoond. De omvangrijke overdracht van bevoegdheden aan de eu verklaart de crisis van de nationale democratieën in Europa echter slechts ten dele. Wellicht is de beste bijdrage aan een hervorming van de eu op de langere termijn een drastische hervorming van juist het nationale politieke stelsel. Zou zo’n hervorming ook qua sociaaleconomische resultaten succesvol blijken, dan zou Nederland werkelijk eens de rol van gidsland kunnen spelen. Een kwestie van ‘verbeter de wereld, begin bij jezelf ’ dus. Maar dat is een onderwerp dat nog veel omvangrijker is dan wat hier aan de orde is geweest.
“Distinctiedrift is levensdrift, eenheidsdrift is doodsdrift.” – Carry van Bruggen – Prof. mr. Nico Roos Prof. mr. Nico Roos was tot voor kort hoogleraar Metajuridica aan de universiteit Maastricht Na zijn vertrek heeft hij als enige juridische hoogleraar uitvoerig gepleit (zie: www. nederlandNEEderland.tk) voor verwerping van de Europese Grondwet. Hij heeft over een keur van maatschappelijke onderwerpen in landelijke en regionale dagbladen (column in De Limburger) gepubliceerd. In zijn behandeling van die onderwerpen toont Nico Roos zich een scherp en onafhankelijk denker die met zijn gehoor op zoek gaat naar de verbanden. Boek Nico Roos bij Speakers Academy®.
[email protected]
winter 20 05|20 06