Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag Wft
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel Afkortingen
Bpr: Besluit prudentiele regels Wft Wft: Wet op het financiële toezicht
Acties ---
Artikel 1:1 (relevante) definities financiële onderneming
a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l.
een afwikkelonderneming; een bank; een beheerder van een beleggingsinstelling; een beheerder van een icbe; een beleggingsinstelling; een beleggingsonderneming; een betaaldienstverlener; een bewaarder; een bewaarder van een icbe; een clearinginstelling; een entiteit voor risico-acceptatie; een financiële dienstverlener; degene die een ander financieel product dan een financieel instrument aanbiedt, daarin bemiddelt, herverzekeringsbemiddelt of optreedt als (onder)gevolmachtigd agent financieel product: a. een beleggingsobject; b. een betaalrekening met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten; c. elektronisch geld; d. een financieel instrument; e. krediet; f. een spaarrekening met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten; g. een verzekering die geen herverzekering is; h. een premiepensioenvordering; of i. een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander product; m. een financiële instelling; n. een icbe; o. een pensioenbewaarder; p. een verzekeraar; of q. een wisselinstelling. 1
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
financiële instelling:
degene die, geen bank zijnde, in hoofdzaak zijn bedrijf maakt van het verrichten van een of meer van de werkzaamheden, bedoeld onder 2 tot en met 12 en 15 in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten, of van het verwerven of houden van deelnemingen;
Art. 3:5
Hoofdstuk 3.1 Inleidende bepalingen Hoofdstuk 3.2 Aantrekken van opvorderbare gelden 1. Het is een ieder verboden in Nederland in de uitoefening van een bedrijf van het publiek opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben.
Wft Wft
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Aantrekken van opvorderbare gelden
Acties
N.v.t. ---
2. Het eerste lid is niet van toepassing op: a. banken die een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, of 2:20, en banken met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland en die hebben voldaan aan het in artikel 2:15 of 2:16 bepaalde met betrekking tot het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld onder 1 in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten; (Bijlage I richtlijjn kapitaalvereisten: 1. Het aantrekken van deposito's en andere terugbetaalbare gelden.) b. banken met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning hebben voor het uitoefenen van hun bedrijf en die hebben voldaan aan de in die andere lidstaat geldende verplichtingen voor het verrichten van diensten naar een andere lidstaat; c. de lidstaten, alsmede de regionale of lokale overheden van de lidstaten; d. degenen die opvorderbare gelden aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben als gevolg van het aanbieden van effecten in overeenstemming met het ingevolge hoofdstuk 5.1 bepaalde; en e. entiteiten voor risico-acceptatie. 3. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van het eerste lid. 4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel beoogt te beschermen voldoende worden beschermd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waaraan de houder van een ontheffing dient te voldoen en met 2
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
betrekking tot het verlenen van de ontheffing. Vrijstellingsregeling Wft
Wft
Hoofdstuk 3.2A. Hoofdstuk 3.3. Art. 3:7 het woord «bank»
§ 3.2. Aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek - Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:5 lid 3 Wft Artikel 19 Gerechtsdeurwaarders / Notarissen Artikel 20 Bepaalde stichtingen Artikel 21 Als onderdeel van een verkooptransactie in het groothandels-, industrieel of detailhandelsbedrijf, Artikel 22 Betaaldienstverleners Artikel 23 Trustkantoren Artikel 24 Bepaalde stichtingen Artikel 24a Bewindvoerders Optreden als waarborg- of garantiefonds Regels voor het werkzaam zijn op de financiële markten 1. Het is een ieder verboden het woord «bank» of vertalingen of vormen daarvan te bezigen in zijn naam of bij de uitoefening van zijn bedrijf, tenzij zulks in zodanige samenhang geschiedt, dat daaruit duidelijk blijkt, dat hij niet werkzaam is op de financiële markten.
N.v.t.
N.v.t. ---
2. Het eerste lid is niet van toepassing op: a. financiële instellingen die een verklaring van ondertoezichtstelling hebben als bedoeld in artikel 3:110 of die hebben voldaan aan het in artikel 2:25 of 2:26 bepaalde met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten vanuit een bijkantoor onderscheidenlijk door middel van het verrichten van diensten; b. banken die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:11, 2:16 of 2:20 of die een door de toezichthoudende instantie van een andere lidstaat verleende vergunning hebben voor het uitoefenen van het bedrijf van bank; en c. vertegenwoordigende organisaties van onder toezicht staande banken of financiële instellingen. 3. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van het eerste lid. 4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen
n.v.t.
n.v.t. 3
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
van het eerste lid, indien de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waaraan de houder van een ontheffing dient te voldoen en met betrekking tot het verlenen van de ontheffing
Wft
Afdeling 3.3.2. § 3.3.2.1. Art. 3:8 Geschiktheid
Geschiktheid, betrouwbaarheid en integriteit - Financiële ondernemingen met zetel in Nederland 1. Het dagelijks beleid van een […] bank [..] met zetel in Nederland wordt bepaald door personen Geschiktheidtoetsing door die geschikt zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van de financiële onderneming. DNB. Voorbereiding: Indien binnen de financiële onderneming een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de - CV beoordeling / algemene gang van zaken van de financiële onderneming, wordt dit toezicht gehouden door aanpassingen personen die geschikt zijn voor de uitoefening van dit toezicht. - Benoemingsformulier invullen 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een door personen - Geschiktheidsmatrix als bedoeld in het eerste lid af te leggen eed of belofte . - Functieprofielen opstellen - Benoemingsbeleid 3. De samenstelling en het functioneren van het bestuur en, voor zover aanwezig, van het opstellen orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van een bank, - Beslissingsdocument voldoet aan het bepaalde ingevolge artikel 91 van de richtlijn kapitaalvereisten, met dien opstellen dat de te toetsen verstande dat: persoon voldoet aan de a. het bepaalde in het derde tot en met zesde lid van dat artikel toepassing vindt indien een eisen voor het bank significant is; functieprofiel en is b. de artikelen 132a, 142a, 242a en 252a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van geselecteerd met toepassing zijn op significante banken als bedoeld in onderdeel a; en inachtneming van het c. voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid van artikel 91 van de richtlijn als benoemingsbeleid uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van bestuurder en van - mondelinge voorbereiding uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over op gesprek met DNB uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders, en als niet-uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van commissaris en van niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders. 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer een bank, gezien haar omvang, interne organisatie en aard, schaal en complexiteit van werkzaamheden,
Afleggen eed/belofte Bestuursleden toets (zie art. 91 CRD IV hierna). 4
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
significant is en kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de geschiktheid van de personen, bedoeld in het eerste lid, alsmede de samenstelling en het functioneren van het bestuur en van het orgaan belast met toezicht, bedoeld in het derde lid, aanhef. richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV)
Artikel 91 - Leidinggevend orgaan 1. De leden van het leidinggevend orgaan staan steeds als voldoende betrouwbaar bekend en beschikken over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring voor de vervulling van hun taken. De algemene samenstelling van het leidinggevend orgaan weerspiegelt een voldoende brede waaier van ervaring. De leden van het leidinggevend orgaan voldoen in het bijzonder aan de eisen van de leden 2 tot en met 8. 2. Alle leden van het leidinggevend orgaan besteden genoeg tijd aan de vervulling van hun taken in de instelling. 3. Het aantal bestuursfuncties dat een lid van het leidinggevend orgaan tegelijkertijd kan vervullen, hangt af van individuele omstandigheden en van de aard, de schaal en de complexiteit van de werkzaamheden van de instelling. Tenzij zij de lidstaat vertegenwoordigen, vervullen de leden van het leidinggevend orgaan van een instelling die significant is wat betreft haar omvang en interne organisatie en wat betreft de aard, schaal en complexiteit van haar werkzaamheden, vanaf 1 juli 2014 tegelijkertijd niet meer dan één van de volgende combinaties van bestuursfuncties: a) een uitvoerende bestuursfunctie en twee niet-uitvoerende bestuursfuncties; b) vier niet-uitvoerende bestuursfuncties. 4. Voor de toepassing van lid 3 telt het volgende als een enkele bestuursfunctie: a) uitvoerende of niet-uitvoerende bestuursfuncties binnen dezelfde groep; b) uitvoerende of niet-uitvoerende bestuursfuncties binnen: i. instellingen die bij hetzelfde institutioneel protectiestelsel zijn aangesloten, mits is voldaan aan de voorwaarden van artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013; of ii. ii) ondernemingen (met inbegrip van niet-financiële entiteiten) waarin de instelling een gekwalificeerde deelneming heeft. 5. Bestuursfuncties in organisaties die niet hoofdzakelijk commerciële doelen nastreven worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van lid 3. 6. De bevoegde autoriteiten kunnen leden van het leidinggevend orgaan toestemming verlenen om nog één ander niet-uitvoerend bestuursfuncties te bekleden. De bevoegde autoriteiten brengen de EBA regelmatig op de hoogte van dergelijke toestemmingen. 7. Het leidinggevend orgaan beschikt in zijn geheel genomen over voldoende kennis,
Betrouwbaarheidstoets DNB Geschiktheidstoets/ Deskundigheidstoets
Eisen om op te nemen in functieprofiel en/of benoemingsbeleid (zie ook richtsnoeren EBA)
5
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
vaardigheden en ervaring om inzicht te hebben in de bedrijfsactiviteiten van de instelling, met inbegrip van de voornaamste risico's waaraan deze is blootgesteld. 8. Elk lid van het leidinggevend orgaan handelt eerlijk, integer en met onafhankelijkheid van geest om daadwerkelijk de besluiten van de directie te beoordelen en deze aan te vechten indien zulks noodzakelijk is en om daadwerkelijk toe te zien en controle uit te oefenen op de bestuurlijke besluitvorming. 9. De instellingen wijden voldoende personele en financiële middelen aan de introductie en opleiding van leden van het leidinggevend orgaan. 10. De lidstaten of de bevoegde autoriteiten eisen dat instellingen en hun respectieve benoemingscomités zorgen voor een breed scala van kenmerken en vaardigheden bij de aanwerving van leden voor het leidinggevend orgaan en dat zij derhalve een beleid ter bevordering van diversiteit binnen het leidinggevend orgaan voeren. 11. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat zij beschikken over de overeenkomstig artikel 435, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bekendgemaakte informatie en gebruiken deze voor de benchmarking van diversiteitspraktijken. De bevoegde autoriteiten stellen de EBA in kennis van deze informatie. De EBA gebruikt deze informatie voor de benchmarking van diversiteitspraktijken op Unieniveau. 12. De EBA vaardigt richtsnoeren uit over: a. het begrip "besteding van genoeg tijd door een lid van het leidinggevend orgaan aan de vervulling van zijn taken in verhouding tot de individuele omstandigheden en de aard, schaal en complexiteit van de instellingen"; b. het begrip "voldoende kennis, vaardigheden en ervaring van het leidinggevend orgaan in zijn geheel genomen", als bedoeld in lid 7; c. de begrippen "eerlijkheid, integriteit en onafhankelijkheid van geest van een lid van het leidinggevend orgaan", als bedoeld in lid 8; d. het begrip "voldoende personele en financiële middelen gewijd aan de introductie en opleiding van leden van het leidinggevend orgaan", als bedoeld in lid 9; e. het begrip "diversiteit waarmee rekening moet worden gehouden als een van de criteria voor de selectie van leden van het leidinggevend orgaan", als bedoeld in lid 10. De EBA vaardigt die richtsnoeren uiterlijk op 31 december 2015 uit. 13. Dit artikel laat de in het nationale recht vastgestelde bepalingen inzake de vertegenwoordiging van werknemers in het leidinggevend orgaan onverlet. Bpr
§ 4.1. Algemene aspecten van de bedrijfsvoering Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:8, vierde lid, en 3:17, tweede lid, aanhef en
Vaststellen of bank kwalificeert als 6
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving onderdeel a, van de wet
Significante bank
Acties “significant”
Artikel 17d Een bank is, mede voor de toepassing van artikel 3:8, derde lid, van de wet, significant, indien: a. zij een instelling van groot belang is waarop ingevolge artikel 6 van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) de Europese Centrale Bank rechtstreeks toezicht houdt; of b. zij door de Nederlandsche Bank, gelet op haar omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van haar activiteiten als significant wordt aangemerkt. Wft
Art 3:9 Betrouwbaarheid
1. Het beleid van een […] bank [..] met zetel in Nederland wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen de financiële onderneming een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming, wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat.
Betrouwbaarheidstoets Formulier invullen en indienen
2. De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van deze wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid buiten twijfel staat en welke feiten en omstandigheden daarbij in aanmerking worden genomen alsmede met betrekking tot de misdrijven die, indien begaan door die persoon, met het oog op de belangen die de wet beoogt te beschermen, tot de vaststelling leiden dat de betrouwbaarheid van die persoon niet buiten twijfel staat. Bpr
Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:9, derde lid, en 3:99, derde lid, van de wet
---
Hoofdstuk 2. Betrouwbaarheid
Artikel 5 De Nederlandsche Bank stelt vast of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, 3:11, 3:13, 3:37, derde lid en vierde lid, 3:47, eerste en vijfde lid, 3:99, eerste lid,
(aspecten uit het betrouwbaarheidstoets7
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel Art 5 t/m 9 Bpr
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving of 3:149 van de wet buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.
Acties formulier)
Artikel 6 De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 5, in ieder geval in aanmerking: a. de in de onderdelen 1 en 2 van Bijlage A genoemde strafrechtelijke antecedenten; b. de in onderdeel 3 van Bijlage A genoemde financiële antecedenten; c. de in onderdeel 4 van Bijlage A genoemde toezichtantecedenten; d. de in onderdeel 5 van Bijlage A genoemde fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten; en e. de in onderdeel 6 van Bijlage A genoemde overige antecedenten. Artikel 7 1. De Nederlandsche Bank verkrijgt inzicht in de in artikel 5 bedoelde voornemens, handelingen en antecedenten op grond van: a. door betrokkene verstrekte gegevens en inlichtingen; b. door de Landelijke Officier van Justitie verstrekte politiegegevens; c. gegevens uit de registratie, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet controle op rechtspersonen; d. gegevens en inlichtingen, verkregen van de Belastingdienst; e. gegevens en inlichtingen, verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn; f. ambtsberichten van het Openbaar Ministerie; g. inlichtingen, verkregen van door betrokkene opgegeven referenties; h. gegevens uit openbare bronnen; i. inlichtingen, verkregen van curatoren of bewindvoerders met betrekking tot faillissementen, surseances, schuldsaneringen, bewindvoeringen of noodregelingen waarbij de in artikel 5 bedoelde persoon betrokken is geweest; j. inlichtingen, verkregen van organisaties van huidige of voormalige beroepsgenoten van betrokkene; of k. gegevens en inlichtingen, verkregen uit andere bij ministeriële regeling aan te wijzen bronnen. 8
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
2. Indien de gegevens of inlichtingen, verkregen overeenkomstig het eerste lid, de Nederlandsche Bank aanleiding geven tot nader onderzoek, kan de Nederlandsche Bank ook inlichtingen inwinnen en gegevens opvragen bij andere personen of instanties dan genoemd in dat lid. De Nederlandsche Bank stelt de betrokkene in dat geval vooraf schriftelijk in kennis van: a. de reden van het nadere onderzoek; b. de personen of instanties bij wie nadere gegevens of inlichtingen zullen worden ingewonnen; en c. de aard van de nadere gegevens of inlichtingen. Artikel 8 1. De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 5 staat niet buiten twijfel indien: a. deze onherroepelijk veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage A, waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak minder dan acht jaren zijn verstreken; b. deze veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage A, waarbij de uitspraak nog niet onherroepelijk is of waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht of meer jaren zijn verstreken; c. deze veroordeeld is terzake van een overtreding van artikel 69 van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen of artikel 65 van de Invorderingswet 1990, waarbij betrokkene veroordeeld is tot een gevangenisstraf of boete; of d. deze een vergrijpboete van meer dan € 62.500 opgelegd heeft gekregen terzake van een feit, genoemd in onderdeel 5 van bijlage A, en het besluit waarbij de vergrijpboete is opgelegd onherroepelijk is geworden of waarbij ten minste de rechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. 2. De Nederlandsche Bank kan op grond van de omstandigheden of belangen, genoemd in artikel 9, afwijken van het eerste lid, ten aanzien van de onderdelen b, c en d. Artikel 9 De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 5, in aanmerking: a. het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval; b. de belangen die de wet beoogt te beschermen; en c. de overige belangen van de clearinginstelling, entiteit voor risico-acceptatie, bank of verzekeraar en de betrokkene. 9
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Wft
Art. 3:10 Adequaat beleid
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
1. Een […] bank [..] met zetel in Nederland voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van haar onderscheidenlijk zijn bedrijf waarborgt. Hieronder wordt verstaan dat:
Acties
Beleid opstellen
a. belangenverstrengeling wordt tegengegaan; b. wordt tegengegaan dat de financiële onderneming of haar werknemers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden; c. wordt tegengegaan dat wegens haar cliënten het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kan worden geschaad; en d. wordt tegengegaan dat andere handelingen door de financiële onderneming of haar werknemers worden verricht die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid, bedoeld in het eerste lid, moet voldoen. 3. Een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid verstrekt aan de Nederlandsche Bank bij algemene maatregel van bestuur te bepalen informatie over incidenten die verband houden met de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid. 4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het tweede lid bepaalde indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
Bpr
Minumumvoorwaard en
Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:10, eerste, tweede en derde lid, en 3:17, tweede lid, sub b Wft Hoofdstuk 3. Integere uitoefening van het bedrijf Artikel 10 1. Een […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, 3:11, 3:12, 3:12a, 3:13
--(vereisten voor beleid)
Opstellen en invoeren 10
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel “Adequaat beleid”
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving of 3:14 van de wet draagt zorg voor een systematische analyse van integriteitsrisico´s. 2. De financiële onderneming, onderscheidenlijk het bijkantoor, draagt er zorg voor dat het beleid, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet zijn neerslag vindt in procedures en maatregelen. 3. De financiële onderneming, onderscheidenlijk het bijkantoor, stelt alle relevante bedrijfsonderdelen in kennis van het beleid en de procedures en maatregelen. 4. De financiële onderneming, onderscheidenlijk het bijkantoor, draagt zorg voor de uitvoering en de systematische toetsing van het beleid en de procedures en maatregelen. 5. De financiële onderneming, onderscheidenlijk het bijkantoor, draagt zorg voor onafhankelijk toezicht op de uitvoering van het beleid en de procedures en maatregelen met betrekking tot de integere uitoefening van het bedrijf en beschikt over procedures die erin voorzien dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken worden gerapporteerd aan de personen belast met de taak, bedoeld in artikel 21. 6. De financiële onderneming, onderscheidenlijk het bijkantoor, beschikt over procedures die erin voorzien dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken met betrekking tot de integere uitoefening van het bedrijf onder toezicht van de personen belast met de taak, bedoeld in artikel 21, tot een gepaste bijstelling leiden. Artikel 11 1. Een […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, 3:23, 3:24a, 3:24b, 3:26 of 3:27 van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot het tegengaan van verstrengeling van privé-belangen van: a. personen die het beleid van de financiële onderneming bepalen; b. groepsbestuurders; c. leden van het orgaan dat is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming; en d. andere werknemers of andere personen die in haar opdracht op structurele basis werkzaamheden voor haar verrichten, met haar belangen of die van haar cliënten. 2. […] bank [..] onderscheidenlijk het bijkantoor, beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten op basis van personeelscondities aan personen die het beleid van de financiële onderneming bepalen en groepsbestuurders. 3. Financiële dienstverlening door […] bank [..] onderscheidenlijk het bijkantoor, op basis van personeelscondities aan personen die het beleid van de financiële onderneming bepalen of groepsbestuurders vindt uitsluitend plaats in de normale uitoefening van het bedrijf en vindt telkens slechts plaats na instemming door het orgaan dat is belast met het toezicht op het
Acties beleid m.b.t. systematische analyse
Opstellen en invoeren beleid m.b.t. Belangenverstrengeling
11
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming dan wel namens een daartoe aangewezen orgaan. 4. Financiële dienstverlening door de […] bank [..] onderscheidenlijk het bijkantoor, aan personen die het beleid van de financiële onderneming bepalen of groepsbestuurders vindt, indien de dienst buiten de grenzen van het bij de financiële onderneming bestaande systeem van personeelscondities wordt verleend, uitsluitend plaats in de normale uitoefening van het bedrijf en tegen de gebruikelijke commerciële voorwaarden en zekerheden. 5. Financiële dienstverlening door de […] bank [..] onderscheidenlijk het bijkantoor, aan leden van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming, alsmede aan familieleden, niet zijnde personeelsleden, van personen die het beleid van de financiële onderneming bepalen, van groepsbestuurders en van leden van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming, geschiedt uitsluitend in de normale uitoefening van het bedrijf en tegen de gebruikelijke commerciële voorwaarden en zekerheden. Artikel 12 1. Een […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 11, eerste lid, beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten. 2. De financiële onderneming, onderscheidenlijk het bijkantoor, neemt naar aanleiding van een incident maatregelen die zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling. 3. De financiële onderneming, onderscheidenlijk het bijkantoor, informeert de Nederlandsche Bank onverwijld omtrent incidenten. Artikel 13 1. Een […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 11, eerste lid, maakt een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van personen die zij wil benoemen in een integriteitsgevoelige functie. 2. De financiële onderneming, onderscheidenlijk het bijkantoor, draagt zorg voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van degenen die, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden in een integriteitgevoelige functie verrichten. Artikel 14 1. Een bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 11, eerste lid, beschikt met het oog op een integere uitoefening van het bedrijf over procedures en maatregelen met betrekking tot de
Opstellen en invoeren incidenten regeling
Informeren DNB
Betrouwbaarheids beoordeling
Opstellen en invoeren beleid m.b.t. cliënt12
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
acceptatie van cliënten. 2. Onverminderd het bepaalde ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme beschikt een bank, levensverzekeraar, premiepensioeninstelling of bijkantoor als bedoeld in het eerste lid, over procedures en maatregelen met betrekking tot het vaststellen van de identiteit van cliënten en van de verificatie daarvan. De bank, levensverzekeraar, onderscheidenlijk het bijkantoor, accepteert een cliënt niet indien de identiteit niet is vastgesteld overeenkomstig het daarvoor opgestelde beleid. 3. De financiële onderneming, bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk het bijkantoor, beschikt met het oog op een integere uitoefening van het bedrijf over organisatorische en administratieve procedures en maatregelen die betrekking hebben op risicoclassificaties ten aanzien van cliënten, producten of diensten. 4. De financiële onderneming, bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk het bijkantoor, beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de analyse van gegevens van cliënten, mede in relatie tot de door de cliënt afgenomen producten of diensten, en terzake van de detectie van afwijkende transactiepatronen. Aan de hand van voornoemde procedures en maatregelen bepaalt de financiële onderneming tevens de risico’s van bepaalde cliënten, producten of diensten voor de integere uitoefening van haar bedrijf. 5. De financiële onderneming, bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk het bijkantoor, draagt zorg voor de documentatie en vastlegging met betrekking tot de acceptatie en indeling naar risico van cliënten, de identificatie en verificatie van de gegevens van cliënten en de bewaking van het handelen van cliënten. Dergelijke gegevens worden tot vijf jaar na de dienstverlening of het beëindigen van de relatie bewaard. 6. De Nederlandsche Bank kan met het oog op een integere uitoefening van het bedrijf regels stellen met betrekking tot het door banken en bijkantoren van banken als bedoeld in het eerste lid te voeren beleid met betrekking tot afgeschermde rekeningen. Artikel 15 1. Een bank of bijkantoor van een bank als bedoeld in artikel 11, eerste lid, beschikt over procedures met betrekking tot de verstrekking van back-to-back leningen. 2. Indien de bank of het bijkantoor voornemens is een back-to-back lening te verstrekken, onderzoekt zij of het krediet voor legitieme doeleinden gebruikt zal worden. 3. Indien er een back-to-back lening wordt verstrekt, legt de bank of het bijkantoor de overeenkomst met vermelding van de gestelde essentiële zekerheden, deugdelijk vast.
Acties acceptatie (incl. verificatie identiteit, risico-classificatie, transactie detectie en administratie van gegevens)
Opstellen en invoeren beleid m.b.t. de verstrekking van backto-back leningen
Artikel 16 13
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Wft
Art. 3:11 – 3: 14a
Wft
Afdeling 3.3.3 § 3.3.3.1. Art. 3:15 2 dagelijks beleidsbepalers
Acties
1. Een financiële onderneming of bijkantoor als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderzoekt, op verzoek van de Nederlandsche Bank, of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die naar het oordeel van Onze Minister, in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden. 2. De financiële onderneming verstrekt de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, binnen een door de Nederlandsche Bank te stellen termijn, aan de Nederlandsche Bank. § 3.3.2.2 - § 3.3.2.3 Financiële ondernemingen met zetel in - een staat die geen lidstaat is - een aangewezen staat - een niet-aangewezen staat Structurering en inrichting - Financiële ondernemingen met zetel in Nederland
Opstellen en invoeren m.b.t. beleid onderzoek naar vermoede terroristische activiteiten
1. Ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijks beleid van een […] bank [..] met zetel in Nederland.
Inrichting dagelijks beleid
N.v.t.
2. De personen die het dagelijks beleid van een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland. 3. […]
Wft
Art. 3:16 Ondoorzichtige zeggenschapsstruct uur
1. Een […], bank, [..] met zetel in Nederland is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op die financiële onderneming.
Zorgdragen voor voldoende transparante zeggenschapsstructuur
2. De bank [..] is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur indien het recht van een staat die geen lidstaat is, dat op die personen van toepassing is, een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op die financiële onderneming. 3. […]
BELONINGSBELEID 14
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Waarborg voor beheerste en integere bedrijfsvoering
Wft
REIKWIJDTE Art. 3:17(1) Wft
Wft
Art. 3 Rbb
Art. 24 Rbb
Wft
ALGEMENE BEGINSELEN Art. 3:17 Beheerste en integere bedrijfsuitoefening
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
Het beloningsbeleid is geregeld in de volgende Nederlandse wet en regelgeving: 1. artikel 3:17(2) Wet op het financieel toezicht (hierna “Wft”); juncto 2. Artikel 3:17a Wft. 3. artikel 23 lid 1 Besluit prudentiële regels Wft (hierna: “Bpr”); juncto 4. artikel 23e Besluit prudentiële regels Wft; juncto 5. Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2014 (hierna: “Rbb”); ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Arbeidsovereenkomst (zie art. 1:112(4) Wft, art. 16 en 20 Rbb )
---
[…] bank [..] met zetel in Nederland […].
---
[…] voor de categorieën van medewerkers wier werkzaamheden het risicoprofiel van de financiële onderneming materieel beïnvloeden, inclusief medewerkers die: 1. een hogere leidinggevende, 2. risiconemende of 3. controle functie uitoefenen en 4. elke medewerker die een totale beloning ontvangt van hetzelfde of een hoger niveau als categorieën 1 t/m 3. De financiële onderneming past de onderstaande beginselen/artikelen toe op het niveau van de groep, de moedermaatschappij en haar dochterondernemingen, met inbegrip van vestigingen in offshore financiële centra.
---
Beheerste en integere bedrijfsuitoefening 1. Een […] bank [..] met zetel in Nederland richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar onderscheidenlijk zijn bedrijf waarborgt. 2. […] 3. […]
(aspecten om op te nemen in het beloningsbeleid)
---
(aspecten om op te nemen in het beloningsbeleid) Inrichten beheerste en integere bedrijfsuitoefening
15
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
4. […] 5. […] Wft
Art. 3:17a Wft Beloningsbeleid
Artikelen 92 - 96 richtlijn kapitaalvereisten
1. Als onderdeel van de inrichting van de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, voert een bank […] of een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten is, met betrekking tot de beloning van medewerkers van wie de werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden, waaronder medewerkers die een hogere leidinggevende, risiconemende of controlerende functie uitoefenen, alsmede medewerkers die een beloning ontvangen van ten minste hetzelfde niveau, een beleid dat voldoet aan het bepaalde ingevolge de artikelen 92 tot en met 96 van de richtlijn kapitaalvereisten. Onder beloning worden mede begrepen pensioenbijdragen en vergoedingen in verband met het aangaan, voortzetten of beëindigen van de arbeidsovereenkomst. 2. Het variabele deel van de beloning van een medewerker als bedoeld in het eerste lid bedraagt ten hoogste 100% van het vaste deel van de beloning op jaarbasis. Als het variabele deel van de beloning wordt aangemerkt de som van de betalingen of voordelen die geheel of gedeeltelijk afhankelijk zijn van het bereiken van bepaalde doelen of van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden. 3. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, bedraagt het variabele deel van de beloning ten hoogste 200% van het vaste deel van de beloning op jaarbasis, indien de aandeelhouders, eigenaren of leden van de bank of beleggingsonderneming met de beloning instemmen volgens de procedure, bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder ii, van de richtlijn kapitaalvereisten. 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op ondernemingen die betrokken worden bij het toezicht op geconsolideerde basis ingevolge artikel 3:276 op een bank of een beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid.
Beloningsbeleid opstellen
Artikel 92 Beloningsbeleid 1. De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat lid 2 van dit artikel en artikelen 93, 94 en 95 voor instellingen op het niveau van de groep, de moederonderneming en haar dochterondernemingen worden toegepast, met inbegrip van vestigingen in offshore financiële centra. 2. De bevoegde autoriteiten dragen er zorg voor dat de instellingenbij de vaststelling en de 16
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
toepassing van het totale beloningsbeleid, met inbegrip van salarissen en uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen, voor de categorieën van medewerkers, inclusief die verantwoordelijk voor de hoogste leiding, risiconemende functies en controlefuncties, en elke werknemer wiens totale beloning hem op hetzelfde beloningsniveau plaatst als die medewerkers verantwoordelijk voor de hoogste leiding of medewerkers in een risiconemende functie, wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van die instellingen materieel beïnvloeden, de volgende beginselen in acht nemen op een wijze en in een mate die aansluit bij hun omvang en hun interne organisatie en bij de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden: i. het beloningsbeleid is in overeenstemming met en draagt bij tot een degelijk en doeltreffend risicobeheer, en moedigt niet aan tot het nemen van meer risico's dan voor de instelling aanvaardbaar is; ii. het beloningsbeleid strookt met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de langetermijnbelangen van de instelling, en behelst ook maatregelen die belangenconflicten moeten vermijden; iii. het leidinggevend orgaan van de instelling in zijn toezichtfunctie neemt de algemene beginselen van het beloningsbeleid aan, toetst deze periodiek en is verantwoordelijk voor het toezicht op de tenuitvoerlegging ervan; iv. de tenuitvoerlegging van het beloningsbeleid wordt ten minste jaarlijks onderworpen aan een centrale en onafhankelijke interne beoordeling om deze te toetsen aan de naleving van het beloningsbeleid en de beloningsprocedures die het leidinggevend orgaan heeft aangenomen; v. personeelsleden in controlefuncties zijn onafhankelijk van de bedrijfseenheden waar ze toezicht op uitoefenen, hebben voldoende gezag en worden beloond naar gelang van de verwezenlijking van de doelstellingen waar hun functie op gericht is, onafhankelijk van de resultaten van de bedrijfsactiviteiten waarop ze toezicht houden; vi. de in artikel 95 bedoelde beloningscommissie of, indien een dergelijke commissie niet is opgericht, het leidinggevend orgaan in zijn toezichtfunctie, houdt rechtstreeks toezicht op de beloning van hogere leidinggevende medewerkers die risicomanagement- en compliancefuncties uitoefenen. vii. in het beloningsbeleid wordt, rekening houdend met nationale loonvormingscriteria, een duidelijk onderscheid gemaakt tussen criteria ter vaststelling van: 17
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
a. de vaste basisbeloning, die in de eerste plaats de relevante werkervaring en organisatorische verantwoordelijkheid dient te weerspiegelen zoals uiteengezet in een functieomschrijving die deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden, en b. de variabele beloning, die in de eerste plaats een duurzaam en voor risico's gecorrigeerd rendement dient te weerspiegelen, alsook de extra prestaties die zijn geleverd naast de prestaties die staan beschreven in de functieomschrijving die deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden. Artikel 93 Instellingen waarvoor overheidsmaatregelen gelden In het geval van instellingen waarvoor uitzonderlijke overheidsmaatregelen gelden, zijn de volgende beginselen van toepassing naast die welke in artikel 92, lid 2, zijn neergelegd: a) de variabele beloning is strikt beperkt tot een percentage van de nettowinsten indien zij niet strookt met de handhaving van een solide kapitaalbasis en een tijdige beëindiging van overheidssteun; b) de ter zake bevoegde autoriteiten eisen van de instellingen dat zij hun beloningen zodanig herstructureren dat zij in overeenstemming zijn met een degelijk risicobeheer en de langetermijnontwikkeling, onder meer door, waar van toepassing, het begrenzen van de beloning van de leden van het leidinggevend orgaan van de instelling; c) er wordt geen variabele beloning betaald aan de leden van het leidinggevend orgaan van de instelling, tenzij dit gerechtvaardigd is. Artikel 94 Variabele beloningscomponenten 1. Voor variabele beloningscomponenten zijn de volgende beginselen van toepassing, naast en onder dezelfde voorwaarden als die welke in artikel 92, lid 2, zijn neergelegd: a) indien de beloning prestatiegerelateerd is, is het totale bedrag van de beloning gebaseerd op een combinatie van de beoordeling van de prestaties van de betrokken persoon, de betrokken bedrijfseenheid en de resultaten van de instelling als geheel, en bij de beoordeling van persoonlijke prestaties worden zowel financiële als niet-financiële criteria gehanteerd; 18
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
b) de prestatiebeoordeling is gespreid over meerdere jaren om te verzekeren dat de beoordeling is gebaseerd op langetermijnprestaties en dat de feitelijke uitbetaling van prestatiegebonden gedeelten van de beloning wordt gespreid over een periode waarin rekening wordt gehouden met de onderliggende bedrijfscyclus van de kredietinstelling en haar bedrijfsrisico's; c) de totale variabele beloning beperkt niet de mogelijkheid voor de instelling om haar kapitaalbasis te versterken; d) een gegarandeerde variabele beloning strookt niet met gezond risicobeheer of het loonnaar-prestatie-beginsel en mag derhalve geen onderdeel vormen van toekomstige beloningsplannen; e) een gegarandeerde variabele beloning is een uitzondering; zij wordt slechts bij indienstneming van nieuwe personeelsleden toegekend en mits de instelling over een gezond en sterk eigen vermogen beschikt en blijft beperkt tot het eerste jaar; f)
de vaste en variabele componenten van de totale beloning zijn evenwichtig verdeeld en het aandeel van de vaste component in het totale beloningspakket is groot genoeg voor het voeren van een volledig flexibel beleid inzake variabele beloningscomponenten, inclusief de mogelijkheid om geen variabele beloningscomponent uit te betalen;
g) de instellingen stellen passende verhoudingen tussen de vaste en de variabele component van de totale beloning vast en passen daarbij de volgende beginselen toe: i. de variabele component bedraagt niet meer 100 % van de vaste component van de totale beloning per persoon. De lidstaten kunnen een lager maximumpercentage vaststellen; ii. de lidstaten kunnen aandeelhouders, eigenaren of vennoten van de instelling toestaan een hoger maximumniveau van het percentage van de vaste en de variabele component van de beloning goed te keuren, mits het totale niveau van de variabele component niet meer bedraagt dan 200 % van de vaste component van de totale beloning per persoon. De lidstaten kunnen een lager maximumpercentage 19
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
vaststellen. Elke goedkeuring van een hoger percentage overeenkomstig de eerste alinea van dit punt, moet plaatsvinden in overeenstemming met de volgende procedure: — de aandeelhouders, eigenaren of vennoten van de instelling handelen op grond van een gedetailleerde aanbeveling van de instelling waarin zij de motivering voor en de reikwijdte van de gevraagde goedkeuring toelicht, met inbegrip van het aantal betrokken personeelsleden, de functie die zij bekleden en de verwachte gevolgen wat betreft de verplichting om een solide kapitaalbasis in stand te houden; — de aandeelhouders, eigenaren of vennoten van de instelling besluiten bij een meerderheid van ten minste 66 %, voor zover ten minste 55 % van de aandelen of vergelijkbare eigendomsrechten vertegenwoordigd zijn of, bij gebreke daaraan, besluiten bij een meerderheid van 75 % van de vertegenwoordigde eigendomsrechten; — de instelling stelt de aandeelhouders, eigenaren of vennoten van de instelling ervan in kennis dat om een toestemming als bedoeld in de eerste alinea van dit punt zal worden verzocht, en zorgt ervoor dat de kennisgeving voldoende tijdig gebeurt; — de instelling brengt de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van de aanbeveling aan haar aandeelhouders, eigenaren of vennoten, alsook van het voorgestelde hogere maximumpercentage en van de motivering daarvoor, en zorgt ervoor dat zij de bevoegde autoriteit kan aantonen dat het voorgestelde hogere percentage niet indruist tegen haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn en uit hoofde van Verordening (EU) nr. 575/2013, met name wat betreft de eigenvermogensverplichtingen van de instelling. — de instelling brengt de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van de in verband met het bovenstaande door haar aandeelhouders, eigenaren of vennoten genomen besluiten, zoals eventuele goedgekeurde hogere maximumpercentages als bedoeld in de eerste alinea van dit punt, en de bevoegde autoriteiten gebruiken de verstrekte informatie voor het benchmarken van de praktijken van de instellingen ter zake. Deze informatie wordt door de bevoegde autoriteiten doorgegeven aan de EBA, die de informatie bekendmaakt in een 20
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
gemeenschappelijke rapportageformaat op een naar lidstaat van herkomst geaggregeerde grondslag. De EBA kan richtsnoeren opstellen ter vergemakkelijking van de toepassing van dit streepje en om de consistentie van de verzamelde informatie te verzekeren; — voor zover van toepassing, is het personeelsleden op wie de bovenbedoelde hogere maximumniveaus van de variabele beloning rechtstreeks van toepassing zijn, niet toegestaan direct of indirect de stemrechten uit te oefenen waarover zij als aandeelhouders, eigenaren of vennoten van de instelling beschikken; iii. de lidstaten kunnen de instellingen toestaan het in de tweede alinea van dit punt bedoelde discontopercentage toe te passen op ten hoogste 25 % van de totale variabele beloning, mits deze wordt uitgekeerd in instrumenten die voor een periode van ten minste vijf jaar worden uitgesteld. De lidstaten kunnen een lager maximumpercentage vaststellen. De EBA stelt richtsnoeren op betreffende het toepasselijke forfaitaire discontopercentage en maakt deze uiterlijk op 31 maart 2014 bekend, waarbij zij rekening houdt met alle relevante factoren, zoals inflatiepercentage en risico, waaronder de duur van de uitstelperiode. De richtsnoeren van de EBA betreffende het discontopercentage gaan in het bijzonder over manieren om het gebruik van instrumenten die voor een periode van ten minste vijf jaar worden uitgesteld aan te moedigen; h) vergoedingen in verband met de voortijdige beëindiging van een contract hangen samen met in de loop der tijd gerealiseerde prestaties en mogen falen of misdragingen niet belonen; i)
beloningspakketten in verband met de compensatie of het afkopen van contracten uit eerdere dienstbetrekkingen sluiten aan bij de langetermijnbelangen van de instelling, inclusief retentierechten, uitstel van betaling, prestatie- en verrekeningsafspraken;
j)
bij de beoordeling van prestaties, als basis voor de berekening van variabele beloningscomponenten of van pools van variabele beloningscomponenten, wordt een correctie aangebracht voor alle soorten van actuele en toekomstige risico's, en wordt 21
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
rekening gehouden met de kosten van het gebruikte kapitaal en de vereiste liquiditeit; k) bij de toewijzing van de variabele beloningscomponenten binnen de instelling wordt ook rekening gehouden met alle soorten actuele en toekomstige risico's; l)
een aanzienlijk deel, en in ieder geval ten minste 50 % van een variabele beloning, bestaat uit een afgewogen mix van het volgende: i. aandelen of vergelijkbare eigendomsbelangen, afhankelijk van de juridische structuur van de betrokken instelling, dan wel, in het geval van een niet ter beurze genoteerde instelling, op aandelen gebaseerde instrumenten of vergelijkbare nietliquide instrumenten; ii. indien mogelijk, andere instrumenten als bedoeld in artikel 52 of artikel 63 van Verordening (EU) nr. 575/2013 of andere instrumenten die volledig in tier 1kernkapitaalinstrumenten kunnen worden omgezet of volledig kunnen worden afgewaardeerd, die in elk geval een goede weerspiegeling zijn van de kredietkwaliteit van de instelling in het kader van de lopende bedrijfsuitoefening en mogen worden gebruikt voor de uitkering van een variabele beloning. De in dit punt bedoelde instrumenten zijn onderworpen aan een passend retentiebeleid dat tot doel heeft financiële prikkels af te stemmen op de langeretermijnbelangen van de instelling. De lidstaten of hun bevoegde autoriteiten kunnen beperkingen stellen aan de soorten en de opzet van deze instrumenten of, indien van toepassing, bepaalde instrumenten verbieden. Dit punt is van toepassing op zowel het gedeelte van de variabele beloningscomponent waarvan de uitkering wordt uitgesteld overeenkomstig punt m), als op het gedeelte van de variabele beloningscomponent waarvan de uitkering niet wordt uitgesteld;
m) een aanzienlijk deel, en in ieder geval ten minste 40 % van de variabele beloningscomponent, wordt uitgesteld over een periode van ten minste drie tot vijf jaar die aansluit bij de aard van activiteiten, de risico's daarvan en de activiteiten van het personeelslid in kwestie. Uitgestelde beloning wordt niet sneller dan op pro-rata basis verworven. Indien een 22
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
variabele beloningscomponent een bijzonder hoog bedrag is, wordt daarvan ten minste 60 % uitgesteld. De duur van de uitstelperiode wordt vastgesteld in overeenstemming met de bedrijfscyclus, de aard van de activiteiten, de risico's daarvan, en de activiteiten van het desbetreffende personeelslid; n) de variabele beloning, inclusief het uitgestelde gedeelte, wordt slechts uitbetaald of verworven wanneer dit met de financiële toestand van de instelling in haar geheel te verenigen is en door de prestaties van de instelling, de bedrijfseenheid en het betrokken individu te rechtvaardigen is. Onverminderd de algemene beginselen van het nationale verbintenissen- en arbeidsrecht wordt de totale variabele beloning in het algemeen aanzienlijk verlaagd indien de instelling geringere of negatieve financiële prestaties levert, daarbij rekening houdend met zowel de huidige beloning als met de verlaging van uitbetalingen van eerder verdiende bedragen, onder meer door middel van malus- of terugvorderingsregelingen. Tot 100 % van de totale variabele beloning is onderworpen aan malus- of terugvorderingsregelingen. De instellingen stellen specifieke criteria voor de toepassing van malus- en verrekeningsregelingen vast. De criteria betreffen met name situaties waarin het personeelslid: i. zich op een dusdanige manier heeft gedragen, of verantwoordelijk was voor gedragingen die ertoe hebben geleid dat de instelling aanmerkelijke verliezen heeft geleden; ii. niet heeft voldaan aan passende normen inzake bekwaamheid en correct gedrag; o) het pensioenbeleid is afgestemd op de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de langetermijnbelangen van de instelling. Indien de werknemer vóór pensionering de instelling verlaat, worden de uitkeringen uit hoofde van een discretionair pensioen gedurende een termijn van vijf jaar door de instelling aangehouden in de vorm van onder l) bedoelde instrumenten. Indien een werknemer zijn pensionering bereikt, worden discretionaire pensioenuitkeringen aan hem 23
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
betaald in de vorm van de onder l) bedoelde instrumenten, onder voorbehoud van een retentieperiode van vijf jaar; p) van personeelsleden wordt de toezegging verlangd dat zij geen gebruik zullen maken van persoonlijke hedgingstrategieën of een aan beloning en aansprakelijkheid gekoppelde verzekering om de risicoafstemmingseffecten die in hun beloningsregelingen zijn ingebed, te ondermijnen; q) variabele beloningen worden niet uitgekeerd door middel van vehikels of methoden die de niet-inachtneming van deze richtlijn of van Verordening (EU) nr. 575/2013 vergemakkelijken. 2. De EBA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op met betrekking tot de specificatie van de categorieën instrumenten die aan de lid 1, punt l) onder ii), gestelde voorwaarden voldoen alsook met betrekking tot de kwalitatieve en passende kwantitatieve criteria tot vaststelling van de categorieën van medewerkers wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de instellingen wezenlijk beïnvloeden als bedoeld in artikel 92, lid 2. De EBA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 31 maart 2014 voor aan de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Artikel 95 Beloningscommissie 1. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat instellingen die significant zijn wat hun omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden betreft, een beloningscommissie instellen. De beloningscommissie is zodanig samengesteld dat het een kundig en onafhankelijk oordeel kan geven over het beloningsbeleid en de beloningscultuur en de prikkels die daarvan uitgaan voor het beheer van risico, kapitaal en 24
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
liquiditeit. 2. De bevoegde autoriteiten dragen er zorg voor dat de beloningscommissie verantwoordelijk is voor het voorbereiden van beslissingen over beloning, inclusief beslissingen die gevolgen hebben voor de risico's en het risicobeheer van de betrokken instelling en die het leidinggevend orgaan moet nemen. De voorzitter en de leden van de beloningscommissie zijn leden van het leidinggevend orgaan die in de betrokken instelling geen enkele uitvoerende functie bekleden. Indien de nationale wetgeving in werknemersvertegenwoordiging in het leidinggevend orgaan voorziet, maken een of meer vertegenwoordigers van de werknemers deel uit van de beloningscommissie. Bij de voorbereiding van dergelijke beslissingen houdt de beloningscommissie rekening met de langetermijnbelangen van aandeelhouders, investeerders en andere belanghebbenden van de instelling, alsook het algemeen belang. Artikel 96 Onderhouden van een website over corporate governance en beloning De instellingen die een website onderhouden, leggen daarop uit hoe zij aan de vereisten van de artikelen 88 tot en met 95 voldoen. Art. 23 lid 1 Bpr
Een bank […] voert beleid gericht op het beheersen van relevante risico’s.
Risicobeheer beleid opstellen
Art. 23e Bpr / 4 Rbb Vereisten beloningsbeleid
1. Het beleid als bedoeld in artikel 23, eerste lid, of de procedures en maatregelen en de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 26, tweede lid, houdt respectievelijk houden mede in dat de financiële onderneming een beleid inzake beloningen voert dat niet aanmoedigt tot het nemen van meer risico’s dan voor de desbetreffende financiële onderneming aanvaardbaar is
Aspecten om op te nemen in het beloningsbeleid:
Art. 23e(2) Bpr
2.
Art. 23e(3) Bpr
3.
Beleid legt men schriftelijk vast De financiële onderneming moet zorgdragen voor implementatie van het beleid De financiële onderneming moet zorgdragen voor instandhouding van het beleid Beleid moet afgestemd zijn op de omvang & organisatie van de financiële onderneming Beleid moet afgestemd zijn op de aard, omvang & complexiteit van bedrijf Beleid omschrijft beloningscomponenten en beloningsstructuren die ertoe zouden bijdragen dat de bank meer risico’s neemt dan voor haar aanvaardbaar is Beleid omschrijft de te volgen procedures en maatregelen die bovengenoemde 25
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Art. 23e(4) Bpr Art. 23e(5) Bpr Art. 3 Rbb
Art. 5 Rbb
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving beloningscomponenten en beloningsstructuren voorkomen en beheersen 4. Financiële onderneming maakt beschrijving van beloningsbeleid openbaar 5. (geeft De Nederlandsche Bank het mandaat om een nadere regeling op te stellen: de Rbb) Een financiële onderneming neemt bij de vaststelling en toepassing van het beloningsbeleid (met inbegrip van salarissen en uitkeringen uit hoofde van discretionair pensioen) onderstaande artikelen in acht (met uitzondering van artikel 8 Rbb m.b.t. de remuneratiecommissie) - op een wijze en in een mate die aansluit bij 1. haar omvang, 2. haar interne organisatie en 3. bij de aard, reikwijdte en complexiteit van haar activiteiten. - voor de categorieën van medewerkers wier werkzaamheden het risicoprofiel van de financiële onderneming materieel beïnvloeden, inclusief medewerkers die: 1. een hogere leidinggevende, 2. risiconemende of 3. controle functie uitoefenen en 4. elke medewerker die een totale beloning ontvangt van hetzelfde of een hoger niveau als categorieën 1 t/m 3. Beloningsbeleid behelst maatregelen die belangenconflicten moeten vermijden en strookt met: - bedrijfsstrategie, - doelstellingen, - waarden en - lange termijn belangen van de financiële onderneming.
GOVERNANCE Art. 1 sub d Rbb definitie Art. 6 Rbb Interne toezichthouder
Acties
Publicatie beloningsbeleid --proportionaliteit
Belangenconflicten vermijden
“Interne toezichthouder”: een raad van commissarissen of een ander orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming 1. De interne toezichthouder keurt de algemene beginselen van het beloningsbeleid goed
(aspecten om op te nemen in het beloningsbeleid) Instellen interne toezichthouder ---
2. De interne toezichthouder toetst de algemene beginselen periodiek
Periodieke toetsing beleid
3. De interne toezichthouder is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het beloningsbeleid
--26
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Art. 7 Rbb
Art. 8 Rbb Remuneratiecommis sie
Art. 9 Rbb Toezicht beloning controle functies RISICO AANPASSING Art. 10 Rbb Prestatie beloning
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
4. Draagt er zorg voor dat ten minste 1x per jaar een centrale en onafhankelijke interne beoordeling plaats vindt om de tenuitvoerlegging van het beloningsbeleid te toetsen op naleving van het beleid en de procedures voor de beloning die de interne toezichthouder heeft aangenomen 5. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, neemt de algemene vergadering van aandeelhouders (als bedoeld in artikel 135, eerste en derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) de artikelen 4, 5 en 10 tot en met 25 Rbb in acht. - bij de vaststelling van het beloningsbeleid voor de bestuurders van de financiële onderneming en - bij de vaststelling van de bezoldiging van de bestuurders van de financiële onderneming, Medewerkers in controle functies: i) zijn onafhankelijk van de bedrijfseenheden waar ze toezicht op uitoefenen, ii) hebben voldoende gezag en iii) worden beloond op basis van: - de verwezenlijking van de doelstellingen waar hun functie op is gericht, - onafhankelijk van de resultaten van de bedrijfsactiviteiten waar ze toezicht op houden.
Centrale onafhankelijke beoordeling
1. Een financiële onderneming, die significant is (wat haar omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van haar activiteiten betreft) stelt een remuneratiecommissie in. 2. De voorzitter en de leden van de remuneratiecommissie maken deel uit van de interne toezichthouder. 3. De remuneratiecommissie is onafhankelijk en voldoende deskundig […] 4. De remuneratiecommissie is verantwoordelijk voor het voorbereiden van beslissingen [….]. 5. [… rekening houden met de langetermijnbelangen…] De op grond van artikel 8 ingestelde remuneratiecommissie of, indien een dergelijke commissie niet is ingesteld, de interne toezichthouder, houdt rechtstreeks toezicht op de beloning van hogere leidinggevende medewerkers die controle functies uitoefenen.
Indien van toepassing: instelling remuneratiecommissie ---
Wanneer de beloning prestatie gerelateerd is, is het totale bedrag van de beloning gebaseerd op een combinatie van
---
Vereisten voor medewerkers in controle functies
---------
(aspecten om op te nemen in het beloningsbeleid) --27
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Art. 11 Rbb
Art. 12 Rbb Variabele beloning Art. 13 Rbb Wft
Art. 1:112 Wft Overheidssteun
Art. 14 Rbb Uitzonderlijke overheidssteun
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving - de beoordeling van de prestaties van de betrokken medewerker, - het betrokken bedrijfsonderdeel en - de resultaten van de financiële onderneming als geheel. Bij beoordeling van persoonlijke prestaties worden zowel financiële als niet-financiële criteria gehanteerd. De financiële onderneming spreidt de prestatiebeoordeling over meerdere jaren om te verzekeren dat de beoordeling is gebaseerd op lange termijn prestaties en dat de feitelijke uitbetaling van prestatiegebonden gedeelten van de beloning wordt uitgespreid over periode waarin rekening wordt gehouden met onderliggende bedrijfscyclus van de financiële onderneming en haar bedrijfsrisico's. De financiële onderneming draagt er zorg voor dat de totale variabele beloning niet haar mogelijkheden beperkt om haar het toetsingsvermogen, de solvabiliteitsmarge of het eigen vermogen te versterken. De financiële onderneming kent geen gegarandeerde variabele beloning toe anders dan bij indienstneming van nieuwe medewerkers voor maximaal het eerste jaar. 1. [… (in de zin van art. 107 Verdrag betreffende de werking van de EU)..] 2. [..] keert geen beloningen uit in strijd met het eerste lid.
Acties
---
---
Geen gegarandeerde variabele beloning ---
3. […] ziet toe op de naleving van het tweede lid.
---
4. Bedingen […] in strijd zijn met de strekking van het eerste lid, zijn nietig.
---
5. Indien de steun is verleend aan een groep (in de zin van art. 2:24b BW) of een tot zodanige groep behorende rechtspersoon of vennootschap, wordt de aan het hoofd van die groep staande groepsmaatschappij voor de toepassing van het eerste tot en met vierde lid aangemerkt als de in die leden bedoelde financiële onderneming. 6. Indien de aan het hoofd van een groep als bedoeld in het vijfde lid staande groepsmaatschappij haar zetel buiten Nederland heeft, wordt in afwijking van het vijfde lid de binnen de groep hiërarchisch hoogste groepsmaatschappij met zetel in Nederland aangemerkt als de in het eerste tot en met vierde lid bedoelde financiële onderneming. Financiële ondernemingen die aanspraak kunnen maken op uitzonderlijke overheidssteun: a. beperken de variabele beloning […] b. [… zodanig herstructureren…]
---
---
---
28
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel c. Art. 15 Rbb Evenwicht vast/variabel
Art. 16 Rbb Ontslagvergoeding Art. 17 Rbb Prestatie beoordeling
Art. 18 Rbb Variabel 50% fin. instr.
Acties
…. geen variabele beloning … tenzij dit gerechtvaardigd is.
De financiële onderneming verdeelt de vaste en variabele componenten van de totale beloning op evenwichtige wijze; - het aandeel van de vaste component in het totale beloningspakket is voldoende hoog voor het voeren van een volledig flexibel beleid inzake variabele beloningscomponenten, inclusief de mogelijkheid om geen variabele beloningscomponent uit te betalen. De financiële onderneming stelt passende verhoudingen tussen de vaste en de variabele component van de totale beloning vast. De financiële onderneming keert slechts een ontslagvergoeding uit, indien deze samenhangt met in de loop der tijd gerealiseerde prestaties en zodanig is vormgegeven dat falen niet wordt beloond. 1. De financiële onderneming brengt bij de beoordeling van prestaties, als basis voor de berekening van variabele gedeelten van de beloning of van pools voor variabele gedeelten van de beloning, een correctie aan voor alle soorten van actuele en toekomstige risico's en houdt rekening met de kosten van het gebruikte kapitaal en de kosten van de vereiste liquiditeit. 2. Bij de toewijzing van de variabele gedeelten van de beloning binnen haar onderneming houdt de financiële onderneming ook rekening met alle soorten actuele en toekomstige risico’s. 1. De financiële onderneming betaalt een aanzienlijk deel, ten minste 50% van een variabele beloning, uit in een afgewogen mix van: a. aandelen of vergelijkbare eigendomsbelangen, afhankelijk van de juridische structuur in kwestie, dan wel, instrumenten waarvan de waarde gekoppeld is aan de waarde van aandelen of vergelijkbare eigendomsbelangen of vergelijkbare non-cash instrumenten in het geval van een niet op de beurs genoteerde financiële onderneming; en b. indien van toepassing, andere instrumenten zoals bedoeld in artikel 66, lid 1 bis, punt a) van de herziene richtlijn banken nr. 2006/48/EG, die een goede weerspiegeling zijn van de kredietkwaliteit van de financiële onderneming in het kader van de lopende bedrijfsbeoefening.
---
2. De in het eerste lid bedoelde instrumenten zijn onderworpen aan een passend retentiebeleid dat tot doel heeft financiële prikkels af te stemmen op de belangen van de financiële onderneming op de langere termijn.
---
---
---
-----
29
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Art. 19 Rbb Voorwaardelijk toekennen variabel deel
Art. 20 Rbb
Art. 21 Rbb Pensioenbeleid
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving 3. Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op zowel het gedeelte van de variabele beloning, waarvan de uitkering voorwaardelijk wordt toegekend overeenkomstig artikel 19, als op het gedeelte van de variabele beloning, waarvan de uitkering onvoorwaardelijk wordt toegekend 1. De financiële onderneming kent een aanzienlijk deel, ten minste 40% van de variabele beloningscomponent, voorwaardelijk toe over een periode van ten minste drie tot vijf jaar die aansluit bij de aard van activiteiten, de risico’s daarvan en de activiteiten van de medewerker. Indien een variabele beloningscomponent een bijzonder hoog bedrag is, kent de financiële onderneming daarvan ten minste 60% voorwaardelijk toe. 2. Een voorwaardelijk toegekende beloning wordt niet sneller dan op pro-rata basis verworven. 3. De financiële onderneming stelt de duur van de periode van voorwaardelijke toekenning vast in overeenstemming met de bedrijfscyclus, de aard van de activiteiten, de risico's daarvan, en de activiteiten van de desbetreffende medewerker. 1. De variabele beloning, inclusief het voorwaardelijk toegekende gedeelte, wordt slechts uitbetaald of verworven wanneer: i) dit met de financiële toestand van de financiële onderneming in haar geheel te verenigen is en ii) dit wordt gerechtvaardigd door de prestaties van - de financiële onderneming, - de bedrijfseenheid en - de betreffende medewerker. 2. Onverminderd de algemene beginselen van de verbintenissen- en arbeidswetgeving moet de financiële onderneming de totale variabele beloning in het algemeen aanzienlijk verlagen, indien zij geringere of negatieve financiële prestaties levert, daarbij rekening houdend met zowel de huidige beloning als met de verlaging van uitbetalingen van eerder verdiende bedragen, onder meer door middel van malus- of terugvorderingsregelingen. 1. De financiële onderneming stemt het pensioenbeleid af op haar - bedrijfsstrategie, - doelstellingen, - waarden en - lange termijn belangen. 2. Wanneer een medewerker vóór pensionering uit dienst gaat van de financiële onderneming, houdt de financiële onderneming de uitkeringen uit hoofde van discretionair pensioen
Acties ---
---
-----
---
---
---
--30
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Art. 22 Rbb Ondermijnen
OVERIG Art. 23 Rbb Ondermijning Art. 24 Rbb Reikwijdte Art. 25 Rbb Publicatieplichten
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving gedurende een termijn van vijf jaar aan in de vorm van instrumenten als bedoeld in artikel 18. 3. Wanneer een medewerker zijn pensionering bereikt, betaalt de financiële onderneming de uitkeringen uit hoofde van discretionair pensioen aan de medewerker uit in de vorm van de in artikel 18 bedoelde instrumenten, onder voorbehoud van een retentieperiode van vijf jaar De financiële onderneming zorgt voor adequate regelingen, die waarborgen dat medewerkers geen gebruik maken van - persoonlijke hedging-strategieën of - een aan beloning en aansprakelijkheid gekoppelde verzekering om de risicobeheersingseffecten die in hun beloningsregelingen zijn ingebed, te ondermijnen. De financiële onderneming draagt er zorg voor dat een beheerst beloningsbeleid niet wordt ondermijnd door het uitkeren van variabele beloning middels vehikels of methoden die het mogelijk maken de bepalingen in deze regeling te ontwijken. De financiële onderneming past de in deze regeling neergelegde beginselen toe op het niveau van de groep, de moedermaatschappij en haar dochterondernemingen, met inbegrip van vestigingen in offshore financiële centra. De financiële onderneming, voor zover deze niet op grond van artikel 3:74a Wft gegevens openbaar dient te maken, publiceert jaarlijks ten aanzien van medewerkers wier beroepswerkzaamheden haar risicoprofiel materieel beïnvloeden de volgende informatie: a. informatie over het besluitvormingsproces voor de vaststelling van het beloningsbeleid, inclusief, indien van toepassing informatie over de samenstelling en het mandaat van een remuneratiecommissie, de externe adviseur op wie een beroep is gedaan bij de vaststelling van het beloningsbeleid en de rol van relevante belanghebbenden; b. informatie over het verband tussen beloning en prestaties; c. de belangrijkste kenmerken van het beloningssysteem, met inbegrip van informatie over de voor prestatiebeoordeling en risicocorrectie gehanteerde criteria, het beleid van voorwaardelijke toekenning en de criteria voor definitieve verwerving; d. informatie over de prestatiecriteria op basis waarvan aandelen, opties of variabele beloningscomponenten worden toegekend; e. de belangrijkste parameters en de motivering voor elk variabel beloningssysteem en voor eventuele andere niet-contante voordelen; f. geaggregeerde kwantitatieve informatie over de beloning, uitgesplitst per bedrijfsonderdeel;
Acties
---
Regeling opstellen
---
---
Publicatie opstellen
31
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel g.
Acties
geaggregeerde kwantitatieve informatie over de beloning, uitgesplitst naar hoger leidinggevend personeel en personeelsleden waarvan de werkzaamheden het risicoprofiel van de kredietinstelling materieel beïnvloeden, met opgave van de volgende gegevens: i. beloningsbedragen voor het boekjaar, uitgesplitst naar vaste en variabele beloning, en het aantal begunstigden; ii. bedragen en vorm van variabele beloning, uitgesplitst naar contant geld, aandelen en aan aandelen verbonden instrumenten en overige; iii. bedragen van uitstaande voorwaardelijk toegekende beloning, uitgesplitst naar verworven en niet verworven gedeelten; iv. de bedragen van voorwaardelijk toegekende beloning die gedurende het boekjaar zijn toegekend, uitbetaald en verminderd vanwege aanpassingen aan de prestatie; v. nieuwe betalingen bij indiensttreding en ontslag toegekend gedurende het boekjaar, en het aantal begunstigden; en vi. de bedragen van betalingen bij ontslag toegekend gedurende het boekjaar, het aantal begunstigden en het hoogste bedrag toegekend aan een individu.
Beheerste en integere bedrijfsuitoefening Wft
Art. 3:17
1. Een […] bank [..] met zetel in Nederland richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar onderscheidenlijk zijn bedrijf waarborgt.
Beheerste en integere bedrijfsuitoefening
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid. Deze regels hebben betrekking op:
Risicobeheersingsbeleid opstellen (aspecten om op te nemen)
a. het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s; b. integriteit, waaronder wordt verstaan het tegengaan van: 1°. belangenverstrengeling; 2°. het begaan van strafbare feiten of andere wetsovertredingen door de financiële onderneming of haar werknemers, die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden; 3°. relaties met cliënten die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden; en 4°. andere handelingen door de financiële onderneming of haar werknemers die op een 32
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad; c. de soliditeit van de financiële onderneming, waaronder wordt verstaan: 1°. het beheersen van financiële risico’s; 2°. het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van de financiële onderneming kunnen aantasten; 3°. het zorgen voor de instandhouding van de vereiste financiële waarborgen; en 4°. andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen; c. met betrekking tot banken, beleggingsondernemingen en financiële instellingen die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 hebben, een administratie die zodanig is dat, in geval van toepassing van het depositogarantiestelsel of het beleggerscompensatiestelsel, deze geen belemmering vormt of kan vormen voor de uitbetaling van de vergoeding binnen de ingevolge artikel 3:261, tweede lid, bepaalde termijn. 3. [..]. 4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het tweede lid bepaalde indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt, tenzij het op grond van het tweede lid bepaalde betrekking heeft op het verlenen van een beleggingsdienst of verrichten van een beleggingsactiviteit of nevendienst. 5. Voor het voeren van een administratie die zodanig is dat, in geval van toepassing van het depositogarantiestelsel, deze geen belemmering vormt of kan vormen voor de uitbetaling van de vergoeding binnen de ingevolge artikel 3:261, tweede lid, bepaalde termijn, en het toezicht daarop maakt een bank gebruik van het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, indien zij daarover beschikt. Beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s
N.v.t. Indien van toepassing: ontheffingsaanvraag opstellen en indienen
Indien van toepassing: Administratie aanpassing
Hoofdstuk 4. Beheerste uitoefening van het bedrijf § 4.1. Algemene aspecten van de bedrijfsvoering Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:8, vierde lid, en 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de wet 33
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Art. 17 t/m 22a Bpr
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving Artikel 17 1. De bedrijfsvoering van een […], bank, […] of bijkantoor als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, 3:23, 3:24a, 3:24b, 3:26 of 3:27 van de wet omvat: a. een duidelijke, evenwichtige en adequate organisatiestructuur; b. een duidelijke, evenwichtige en adequate verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden; c. een adequate vastlegging van rechten en verplichtingen; d. eenduidige rapportagelijnen; en e. een adequaat systeem van informatievoorziening en communicatie. 2. De bedrijfsvoering is afgestemd op de aard, omvang, risico’s en complexiteit van de werkzaamheden van de financiële onderneming of bijkantoor. 3. De bedrijfsvoering wordt op een inzichtelijke wijze vastgelegd. 4. De effectiviteit van de organisatie-inrichting en van de procedures en maatregelen wordt ten minste jaarlijks op onafhankelijke wijze getoetst. Daartoe beschikt de financiële onderneming of het bijkantoor over een organisatieonderdeel dat deze interne controlefunctie uitoefent. De financiële onderneming of bijkantoor voorziet erin dat gesignaleerde tekortkomingen worden opgeheven. Artikel 17a Het organisatieonderdeel, bedoeld in artikel 17, vierde lid, van een bank als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, of 3:23, tweede lid, van de wet die in Nederland beleggingsdiensten mag verlenen of beleggingsactiviteiten mag verrichten, heeft als taak: a. het vaststellen en uitvoeren van een controleplan om de deugdelijkheid en effectiviteit van de systemen, interne controleprocedures en regels van de bank te onderzoeken en te beoordelen; b. het doen van aanbevelingen op basis van de resultaten van de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel a; c. het controleren of aan deze aanbevelingen gevolg wordt gegeven; en d. het ten minste jaarlijks rapporteren aan de personen die het dagelijks beleid van de bank bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de bank inzake aangelegenheden met betrekking tot de interne controle en de genomen maatregelen in geval van gesignaleerde tekortkomingen.
Acties
Bedrijfsvoering moet voldoen aan de gestelde eisen
Instelling interne controlefunctie / compliance officer
Indien van toepassing: Taken compliance officer
Artikel 17b De Nederlandsche Bank kan ter uitvoering van internationaal aanvaarde standaarden nadere 34
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
regels stellen met betrekking tot de bedrijfsvoering van afwikkelondernemingen. Artikel 17c 1. Een bank of clearinginstelling als bedoeld in artikel 17, eerste lid, beschikt over interne regelingen en procedures die zijn gericht op een doeltreffend en prudent bestuur van de onderneming, dat voldoet aan de vereisten in artikel 88, eerste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten. 2. Een bank als bedoeld in artikel 17, eerste lid, die significant is ingevolge artikel 17d, beschikt over een benoemingscommissie waarvan de taken en bevoegdheden voldoen aan de vereisten in artikel 88, tweede lid, van de richtlijn kapitaalvereisten. Artikel 88 richtlijn kapitaalvereisten Governanceregeling en
Opstellen regelingen en procedures voor doeltreffende en prudent bestuur
Artikel 88 richtlijn kapitaalvereisten - Governanceregelingen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat het leidinggevend orgaan governanceregelingen opstelt en toezicht houdt op en verantwoording aflegt voor de uitvoering ervan; deze regelingen garanderen een doeltreffend en prudent bestuur van een instelling en voorzien onder meer in een scheiding van taken in de organisatie en in de voorkoming van belangenconflicten. Die regelingen zijn in overeenstemming met de volgende beginselen: a) het leidinggevend orgaan moet de algemene verantwoordelijkheid voor de instelling dragen, hecht zijn goedkeuring aan de strategische doelstellingen, de risicostrategie en de interne governance en houdt toezicht op de uitvoering daarvan; b) het leidinggevend orgaan moet zorgen voor de integriteit van de systemen voor boekhoudkundige en financiële verslaglegging, met inbegrip van de financiële en operationele controle en de naleving van de wetgeving en de toepasselijke normen; c) het leidinggevend orgaan moet toezicht houden op de procedure voor het bekendmaken en het communiceren van gegevens; d) het leidinggevend orgaan moet verantwoordelijk te zijn voor de uitoefening van een doeltreffend toezicht op de directie; e) de voorzitter van het leidinggevend orgaan in zijn toezichthoudende functie van een instelling, bekleedt niet tegelijkertijd de functie van chief executive officer binnen dezelfde instelling, tenzij dat door de instelling is gerechtvaardigd en door de bevoegde autoriteiten is toegestaan. De lidstaten zorgen ervoor dat het leidinggevend orgaan van de instelling de doeltreffendheid van de governanceregelingen in het oog houdt en periodiek beoordeelt, en passende stappen onderneemt om eventuele tekortkomingen aan te 35
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
pakken. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat instellingen die significant zijn wat hun omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden betreft, een benoemingscomité instellen dat is samengesteld uit leden van het leidinggevend orgaan die in de betrokken instelling geen enkele uitvoerende functie bekleden. Het benoemingscomité heeft de volgende taken: a) aanwijzen en aanbevelen, voor goedkeuring door het leidinggevend orgaan of voor goedkeuring door de algemene vergadering, van kandidaten voor het vervullen van vacatures in het leidinggevend orgaan, nagaan hoe de kennis, vaardigheden, diversiteit en ervaring in het leidinggevend orgaan zijn verdeeld en het opstellen van een beschrijving van de taken en bekwaamheden die voor een bepaalde benoeming zijn vereist, alsmede beoordelen hoeveel tijd er aan de functie moet worden besteed. Verder stelt het benoemingscomité een streefcijfer vast voor de vertegenwoordiging van het ondervertegenwoordigde geslacht in het leidinggevend orgaan en stippelt het een beleid uit om het aantal vertegenwoordigers van het ndervertegenwoordigde geslacht in het leidinggevend orgaan te vergroten en op die manier het streefcijfer te halen. Het streefcijfer, de beleidslijn en de uitvoering ervan worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 435, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 575/2013; b) periodiek, en minimaal jaarlijks, evalueren van de structuur, omvang, samenstelling en prestaties van het leidinggevend orgaan en aanbevelingen doen aan het leidinggevend orgaan met betrekking tot wijzigingen; c) periodiek, en minimaal jaarlijks, de kennis, vaardigheden en ervaring van individuele leden van het leidinggevend orgaan en van het leidinggevend orgaan als geheel beoordelen, en dienovereenkomstig verslag uitbrengen aan het leidinggevend orgaan; d) periodiek het beleid van het leidinggevend orgaan voor de selectie en benoeming van de directie toetsen, en aanbevelingen doen aan het leidinggevend orgaan. Bij de vervulling van zijn taken ziet het benoemingscomité er in de mate van het mogelijke doorlopend op toe dat één persoon of een kleine groep van personen de besluitvorming van het leidinggevend orgaan niet domineren op een wijze die de belangen van de instelling in haar geheel schade berokkent. 36
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
Het benoemingscomité heeft de mogelijkheid gebruik te maken van alle vormen van hulpmiddelen die het geschikt acht, zoals het inwinnen van extern advies; het ontvangt hiertoe toereikende middelen. Indien het leidinggevend orgaan op grond van de nationale wetgeving geen enkele bevoegdheid heeft in het kader van de procedure voor de selectie en benoeming van zijn leden, is dit lid niet van toepassing. Artikel 17d [ significante bank, zie 3:8] Artikel 18 Een […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 beschikt over een adequate functiescheiding met het oog op een beheerste bedrijfsvoering. Artikel 19 1. De bedrijfsvoering van een […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 voorziet in een juiste, tijdige en volledige vastlegging van alle rechten en verplichtingen van de financiële onderneming of bijkantoor in een daartoe bestemde administratie. 2. […] Artikel 20 1. Een […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 beschikt over een informatiesysteem dat een effectieve beheersing van de bedrijfsprocessen en de risico’s mogelijk maakt en dat voorziet in interne en externe informatiebehoeften. 2. De financiële onderneming of bijkantoor beschikt over procedures en maatregelen om de integriteit, voortdurende beschikbaarheid en beveiliging van geautomatiseerde gegevensverwerking te waarborgen. 3. De functiescheidingen binnen de geautomatiseerde gegevensverwerking sluiten aan bij de organisatiestructuur. Artikel 21 1. Een […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 beschikt over een organisatieonderdeel dat op onafhankelijke en effectieve wijze een compliancefunctie uitoefent. Het organisatieonderdeel heeft als taak het controleren van de naleving van wettelijke regels en van interne regels die de financiële onderneming of bijkantoor zelf heeft
Functiescheiding invoeren in bedrijfsvoering
Bijhouden van een administratie
invoeren van een informatiesysteem
Organisatieonderdeel instellen met compliancefunctie 37
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
opgesteld. 2. Het organisatieonderdeel, bedoeld in het eerste lid, van een bank als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, of 3:23, tweede lid, van de wet die in Nederland beleggingsdiensten mag verlenen of beleggingsactiviteiten mag verrichten, heeft voorts als taak: a. het adviseren van de personen die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten bij de naleving van wettelijke regels en interne regels; b. het toezien op de deugdelijkheid en effectiviteit van de interne regels en procedures; c. het beoordelen van de effectiviteit van de procedures die zijn opgesteld en maatregelen die zijn genomen om gesignaleerde onvolkomenheden bij de naleving van wettelijke regels en interne regels op te heffen; en d. het ten minste jaarlijks rapporteren aan de personen die het dagelijks beleid van de bank bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de bank inzake aangelegenheden met betrekking tot de naleving van wettelijke regels en interne regels. In de jaarlijkse rapportage wordt met name vermeld of maatregelen zijn genomen in het geval van gesignaleerde tekortkomingen. 3. Het organisatieonderdeel van een bank als bedoeld in het tweede lid beschikt over de nodige autoriteit, middelen, deskundigheid en toegang tot alle noodzakelijke informatie om haar taken onafhankelijk en effectief te kunnen uitoefenen. Artikel 22 De opdracht tot onderzoek van de jaarrekening van […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 17 aan de externe accountant voorziet in een toetsing en beoordeling op hoofdlijnen met betrekking tot de toereikendheid van de organisatie-inrichting en risicobeheersing.
Soliditeit Art. 23 t/m 26.1 Bpr
Artikel 22a De werknemers van een bank met zetel in Nederland die in Nederland beleggingsdiensten mag verlenen of beleggingsactiviteiten mag verrichten en andere personen die door de bank zijn belast met het verrichten van zodanige werkzaamheden beschikken over de nodige vakbekwaamheid en deskundigheid om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheden uit te oefenen. § 4.2. Risicomanagement Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet Artikel 23 1. Een bank, [..] of bijkantoor als bedoeld in de artikelen 3:17, eerste en derde lid, 3:22, 3:23,
Verlenen opdracht tot onderzoek aan externe accountant
Risicobeheerbeleid opstellen conform de eisen
38
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Risicobeheer beleid (zie ook art 23f Bpr)
2.
3.
4.
5.
Risicobeheerfunctie
6.
7.
3:24a, 3:24b, 3:24c, 3:26 of 3:27 van de wet voert beleid gericht op het beheersen van relevante risico’s. Onder relevante risico’s, bedoeld in het eerste lid, worden in het bijzonder verstaan het concentratierisico, krediet- en tegenpartijrisico, liquiditeitsrisico, marktrisico, operationeel risico, renterisico voortvloeiend uit niet-handelsactiviteiten, restrisico, risico van buitensporige hefboomwerking, securitisatierisico en verzekeringsrisico. Een bank, beleggingsonderneming of clearinginstelling als bedoeld in artikel 3:17, eerste of derde lid, 3:22, 3:23 of 3:27 van de wet houdt tevens rekening met de risico’s die voortvloeien uit de macro-economische omgeving waarin de onderneming actief is en die verband houden met de stand van de conjunctuurcyclus. Het beleid wordt vastgelegd in procedures en maatregelen ter beheersing van relevante risico’s en geïntegreerd in de bedrijfsprocessen. De procedures en maatregelen die zijn gericht op de beheersing van het liquiditeitsrisico hebben betrekking op het beheer van de actuele en toekomstige netto financiële positie en behoeften. De procedures en maatregelen, bedoeld in het derde lid, bestaan onder meer uit autorisatieprocedures, limietstellingen, limietbewaking en procedures en maatregelen voor noodsituaties en zijn afgestemd op de aard, de omvang, het risicoprofiel en de complexiteit van de werkzaamheden van de financiële onderneming of bijkantoor. De procedures en maatregelen, bedoeld in het derde lid, worden vastgelegd en ter kennis gebracht van alle relevante bedrijfsonderdelen van de financiële onderneming of het bijkantoor. De financiële onderneming heeft een onafhankelijke risicobeheerfunctie die op systematische wijze een onafhankelijk risicobeheer uitvoert dat gericht is op het identificeren, meten en evalueren van de risico’s waaraan de financiële onderneming of het bijkantoor is of kan worden blootgesteld. Het risicobeheer wordt zowel uitgevoerd ten aanzien van de financiële onderneming of het bijkantoor als geheel als ten aanzien van de onderscheiden bedrijfsonderdelen. De risicobeheerfunctie beschikt over de nodige autoriteit en toegang tot alle noodzakelijke informatie om haar taken te kunnen uitoefenen.
Acties
Onafhankelijke risicobeheerfunctie instellen en uitvoeren
Artikel 23a Het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, eerste en derde tot en met vijfde lid, van een bank, een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten of een clearinginstelling voldoen aan de op de betrokken onderneming van toepassing zijnde technische criteria voor de organisatie en behandeling van risico’s in de 39
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
artikelen 79 tot en met 87 van de richtlijn kapitaalvereisten.
artikelen 79-87 richtlijn kapitaalvereisten
Artikel 79 Krediet- en tegenpartijrisico De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat: a) de kredietverlening geschiedt op basis van gedegen en welomschreven criteria en dat de procedure voor de acceptatie, aanpassing, vernieuwing en herfinanciering van kredieten duidelijk is vastgelegd; b) de instellingen beschikken over interne methoden die hen is staat stellen het aan blootstellingen ten aanzien van individuele debiteuren, posities in effecten of securitisatieposities verbonden kredietrisico en het kredietrisico op het niveau van de portefeuille te beoordelen. De interne methoden berusten met name niet uitsluitend of automatisch op externe ratings. Indien de eigenvermogensvereisten gebaseerd zijn op een rating van een externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) of op het feit dat een blootstelling geen rating heeft, ontslaat dit de instellingen niet van de verplichting ook andere informatie die van belang is om de allocatie van intern kapitaal te beoordelen, in aanmerking te nemen; c) van doeltreffende systemen gebruik wordt gemaakt voor de lopende administratie en bewaking van de diverse portefeuilles en blootstellingen van instellingen waaraan een kredietrisico verbonden is, met inbegrip van de detectie en het beheer van probleemkredieten, het verrichten van adequate waardeaanpassingen en de vorming van voorzieningen; d) de spreiding van de kredietportefeuilles aansluit bij de doelmarkten en bij de algemene kredietstrategie van de instelling.
CRD IV Technische criteria uitwerken in risicobeheerbeleid
Artikel 80 Restrisico De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat het risico dat door de instellingen toegepaste, erkende kredietrisicolimiteringstechnieken minder doeltreffend blijken dan verwacht, wordt ondervangen en beheerst, onder meer door middel van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen en procedures. Artikel 81 Concentratierisico De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat het concentratierisico dat voortvloeit uit blootstellingen aan het risico met betrekking tot elke tegenpartij, met inbegrip van centrale tegenpartijen, groepen van verbonden tegenpartijen en tegenpartijen van dezelfde economische 40
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
sector of geografische regio, dan wel uit dezelfde activiteits- of grondstofsector, alsook uit de toepassing van technieken voor de limitering van het kredietrisico, en met name van risico's verbonden aan grote indirecte kredietblootstellingen, bijvoorbeeld jegens één enkele uitgevende instelling van zekerheden, wordt ondervangen en beheerst, onder meer door middel van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen en procedures. Artikel 82 Securitisatierisico 1. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de risico’s die voortvloeien uit securitisatietransacties waarbij de kredietinstellingen optreden als belegger, initiator of sponsor, inclusief reputatierisico's (zoals die welke voortvloeien uit complexe structuren of producten), worden beoordeeld en ondervangen aan de hand van passende beleidslijnen en procedures om ervoor te zorgen dat bij het nemen van beslissingen op het gebied van risicobeoordeling en risicobeheer ten volle met het economische belang van de transactie rekening wordt gehouden. 2. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat instellingen die optreden als initiator van revolverende securitisatietransacties waarbij er sprake is van vervroegdeaflossingsbepalingen, een liquiditeitsplan vaststellen om de gevolgen van zowel geplande als vervroegde aflossingen op te vangen. Artikel 83 Marktrisico 1. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat er beleidslijnen en processen voor het detecteren, meten en beheren van alle wezenlijke bronnen en effecten van marktrisico's worden ingevoerd. 2. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat als de korte positie eerder vervalt dan de lange positie, de instellingen ook maatregelen nemen ter dekking van het risico van een te geringe liquiditeit. 3. Het interne kapitaal is toereikend ter dekking van materiële marktrisico's waarvoor geen eigenvermogensvereiste geldt. Instellingen die bij de berekening van hun eigenvermogensvereisten voor het positierisico overeenkomstig deel drie, titel IV, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 hun posities in een of meer van de aan een aandelenindex ten grondslag liggende aandelen gesaldeerd hebben met een of meer tegengestelde posities in de aandelenindexfuture of een ander aandelenindexproduct, beschikken over toereikend intern kapitaal ter dekking van het basisrisico van verlies als gevolg van het feit dat de waarde van de future of van het andere product niet 41
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
exact de ontwikkeling volgt van de waarde van de samenstellende aandelen; instellingen hebben ook dergelijk toereikend intern kapitaal indien zij tegengestelde posities houden in aandelenindexfutures die wat betreft looptijd en/of samenstelling niet identiek zijn. Instellingen die de in artikel 345 van Verordening (EU) nr. 575/2013 beschreven behandeling toepassen, zorgen ervoor dat zij over voldoende intern kapitaal beschikken ter dekking van het risico van verlies in het tijdvak tussen het aangaan van de oorspronkelijke verbintenis en de volgende werkdag. Artikel 84 Uit activiteiten buiten de handelsportefeuille voortvloeiend renterisico De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen systemen toepassen voor het detecteren, beoordelen en beheren van het risico dat voortvloeit uit potentiële veranderingen in rentetarieven welke van invloed zijn op de activiteiten buiten de handelsportefeuille van een instelling. Artikel 85 Operationeel risico 1. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat instellingen beleidslijnen en procedures toepassen om de blootstelling aan operationeel risico, met inbegrip van modelrisico, te beoordelen en te beheren en zelden voorkomende, zeer ernstige gebeurtenissen af te dekken. De instellingen omschrijven nader wat voor de toepassing van deze beleidslijnen en procedures onder operationeel risico wordt verstaan. 2. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat er calamiteiten- en bedrijfscontinuïteitsplannen bestaan om ervoor te zorgen dat de continuïteit van de bedrijfsvoering van de instellingen is verzekerd en dat verliezen bij ernstige verstoring van de bedrijfsactiviteiten kunnen worden beperkt. Artikel 86 Liquiditeitsrisico 1. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen over deugdelijke strategieën, beleidslijnen, procedures en systemen beschikken voor het detecteren, het meten, het beheren en het bewaken van het liquiditeitsrisico over een passende reeks tijdshorizonten, waaronder intra-day, teneinde ervoor te zorgen dat de instellingen voldoende liquiditeitsbuffers aanhouden. Deze strategieën, beleidslijnen, procedures en systemen zijn toegesneden op de bedrijfsonderdelen, valuta's, bijkantoren en juridische entiteiten en bevatten passende mechanismen voor de allocatie van liquiditeitskosten, -baten en risico's. 2. De in lid 1 bedoelde strategieën, beleidslijnen, procedures en systemen staan in verhouding 42
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
3.
Acties
tot de complexiteit, het risicoprofiel en het werkterrein van de instelling en tot de door het leidinggevend orgaan vastgestelde risicotolerantie, en houden rekening met het belang van de instelling in elke lidstaat waarin zij werkzaam is. De instellingen delen de risicotolerantie mee ten aanzien van alle relevante bedrijfsonderdelen. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat, rekening houdend met de aard, schaal, en complexiteit van de werkzaamheden van de betrokken instellingen, instellingen liquiditeitsrisicoprofielen hebben die consistent zijn met en niet verder gaan dan wat nodig is voor een goed functionerend en deugdelijk stelsel.
De bevoegde autoriteiten houden toezicht op ontwikkelingen inzake liquiditeitsrisicoprofielen, bijvoorbeeld wat betreft productontwerp en productvolumes, risicobeheer, financieringsbeleid en concentraties van financieringen. De bevoegde autoriteiten nemen doeltreffende maatregelen indien de in de tweede alinea bedoelde ontwikkelingen kunnen leiden tot instabiliteit van afzonderlijke instellingen of van het hele stelsel. De bevoegde autoriteiten stellen de EBA in kennis van elke maatregel die overeenkomstig de derde alinea wordt genomen. De EBA doet in voorkomend geval aanbevelingen in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1093/2010 aanbevelingen. 4.
5.
6.
De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen methoden opstellen voor het detecteren, het meten, het beheren en het bewaken van financieringsposities. Deze methoden omvatten de bestaande en geraamde wezenlijke kasstromen in en voortvloeiende uit activa, passiva, posten buiten de balanstelling, waaronder voorwaardelijke verplichtingen, en de mogelijke gevolgen van het reputatierisico. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen een onderscheid maken tussen in pand gegeven en niet-bezwaarde activa die te allen tijde, en met name in noodsituaties, beschikbaar zijn. Zij zorgen er tevens voor dat de instellingen rekening houden met de juridische entiteit waarin de activa zich bevinden, met het land waar de activa in een register of een rekening zijn ingeschreven, en met hun toelaatbaarheid als eigen vermogen, en houden in het oog hoe de activa tijdig vrijgemaakt kunnen worden. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen ook de bestaande wettelijke, bestuursrechtelijke en operationele beperkingen op mogelijke overdrachten van liquiditeit en niet- bezwaarde activa tussen entiteiten in en buiten de Europese Economische Ruimte 43
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
7.
8.
9. 10. 11.
Acties
in aanmerking nemen. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat instellingen verschillende middelen overwegen om het liquiditeitsrisico te limiteren, waarbij te denken valt aan een systeem van limieten en liquiditeitsbuffers voor uiteenlopende probleemsituaties, en aan een voldoende gediversifieerde financieringsstructuur en voldoende toegang tot financieringsbronnen. Deze regelingen worden regelmatig getoetst. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen alternatieve scenario's voor liquiditeitsposities en risicolimitering in overweging nemen en de hypothesen die aan beslissingen betreffende de financiële positie ten grondslag liggen, ten minste jaarlijks opnieuw bezien. Daartoe wordt in deze scenario's met name gelet op posten buiten de balanstelling en andere voorwaardelijke verplichtingen, waaronder die van special purpose entities voor securitisatiedoeleinden (securitisation special purpose entities - SSPE's) en andere special purpose entities, als bedoeld in Verordening (EU) nr. 575/2013, waarbij de instelling als sponsor fungeert of wezenlijke liquiditeitssteun verleent. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen ook kijken naar de mogelijke gevolgen van instellingsspecifieke, marktbrede en gecombineerde alternatieve scenario's. Daarbij worden verschillende tijdsperioden en stressniveaus in aanmerking genomen. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen hun strategieën, interne beleidslijnen en liquiditeitsrisicolimieten aanpassen en effectieve calamiteitenplannen opstellen op basis van de resultaten van de in lid 8 bedoelde alternatieve scenario's. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen over liquiditeitsherstelplannen met deugdelijke strategieën en uitvoeringsmaatregelen beschikken om mogelijke liquiditeitstekorten het hoofd te kunnen bieden, ook in bijkantoren die in een andere lidstaat zijn gevestigd. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat deze plannen ten minste jaarlijks door de instellingen worden getest, worden bijgewerkt op basis van de resultaten van de in lid 8 bedoelde alternatieve scenario's en worden gemeld aan en goedgekeurd door de directie, zodat interne beleidslijnen en processen dienovereenkomstig kunnen worden aangepast. De instellingen nemen van tevoren de nodige operationele maatregelen om ervoor te zorgen dat liquiditeitsherstelplannen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd. Voor kredietinstellingen behelzen deze operationele maatregelen onder meer het aanhouden van zekerheden die onmiddellijk beschikbaar zijn voor centralebankfinanciering. Dit betekent onder meer dat, indien nodig, zekerheden worden aangehouden in de valuta van een andere lidstaat of in de valuta van een derde land waar de kredietinstelling blootstellingen heeft en, indien zulks voor operationele doeleinden noodzakelijk is, op het grondgebied van een lidstaat van ontvangst of van een derde land in 44
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
de valuta waaraan zij is blootgesteld.
Bpr De rol van: - RvB en RvC
- risicobeheerfunctie
Artikel 87 Risico van buitensporige hefboomwerking 1. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat instellingen beschikken over beleidslijnen en procedures voor de detectie, het beheer en de bewaking van het risico van buitensporige hefboomwerking. Indicatoren voor het risico van buitensporige hefboomwerking zijn onder meer de overeenkomstig artikel 429 van Verordening (EU) nr. 575/2013 vastgestelde hefboomwerkingratio en mismatches tussen activa en verplichtingen. 2. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de instellingen voorzorgen nemen voor het risico van buitensporige hefboomwerking door naar behoren rekening te houden met mogelijke verhogingen van het risico van buitensporige hefboomwerking welke worden veroorzaakt door verminderingen van het eigen vermogen van instellingen als gevolg van verwachte of gerealiseerde verliezen, al naargelang de toepasselijke boekhoudregels. In dat verband zijn de instellingen in staat uiteenlopende probleemsituaties met betrekking tot het risico van buitensporige hefboomwerking te doorstaan. Artikel 23b 1. Het bestuur van een bank, beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten of clearinginstelling als bedoeld in artikel 23, eerste lid, en, indien aanwezig, het orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming: a. zijn betrokken bij het beleid gericht op het beheersen van relevante risico’s overeenkomstig artikel 76, eerste en tweede lid, van de richtlijn kapitaalvereisten; b. worden daarbij bijgestaan en geadviseerd door een risicocommissie overeenkomstig artikel 76, derde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten; en c. hebben voldoende toegang tot informatie betreffende de risicosituatie van de financiële onderneming, de risicobeheerfunctie en de adviezen van externe deskundigen overeenkomstig artikel 76, vierde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten. 2. De risicobeheerfunctie van een bank, beleggingsonderneming of clearinginstelling als bedoeld in het eerste lid is ingericht overeenkomstig artikel 76, vijfde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten. 3. Het eerste lid, onderdeel b, vindt slechts toepassing, indien de bank of beleggingsonderneming significant is ingevolge artikel 17d, respectievelijk artikel 31f van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.
Inrichting van het bestuur en risicobeheerfunctie
45
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel Artikel 76 CRD IV richtlijn kapitaalvereisten
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
Onderafdeling 2 Technische criteria voor de organisatie en behandeling va n risico's Artikel 76 Behandeling van risico's 1. De lidstaten zorgen ervoor dat het leidinggevend orgaan zijn goedkeuring hecht aan en periodiek overgaat tot de toetsing van de strategieën en beleidslijnen voor het aangaan, beheren, bewaken en limiteren van de risico's waaraan de instelling blootgesteld is of kan worden, met inbegrip van de risico's die voortvloeien uit de macro-economische context waarin de instelling actief is en die verband houden met de stand van de conjunctuurcyclus. 2. De lidstaten dragen er zorg voor dat het leidinggevend orgaan genoeg tijd aan de bestudering van risicoaangelegenheden besteedt. Het leidinggevend orgaan is actief betrokken bij, en zorgt ervoor dat voldoende middelen worden toegewezen aan, het beheer van alle wezenlijke risico's die in deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 575/2013 aan de orde komen, alsmede voor de waardering van activa, het gebruik van externe ratings en interne modellen die met deze risico's verband houden. De instelling voorziet in rapportagelijnen met het leidinggevend orgaan waarlangs alle wezenlijke risico's, het gehele risicobeheerbeleid en de wijzigingen daarin worden gemeld. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat instellingen die significant zijn wat hun omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden betreft, een risicocomité instellen dat is samengesteld uit leden van het leidinggevend orgaan die in de betrokken instelling geen enkele uitvoerende functie uitoefenen. De leden van het risicocomité bezitten passende kennis, vaardigheden en deskundigheid om de risicostrategie en de risicobereidheid van de instelling ten volle te begrijpen en te monitoren. Het risicocomité dient het leidinggevend orgaan van advies over de algemene huidige en toekomstige risicobereidheid en risicostrategie van de instelling en staat het leidinggevend orgaan bij in de uitoefening van het toezicht op de uitvoering van deze strategie door de directie. Het leidinggevend orgaan draagt de algehele verantwoordelijkheid voor de risico's. Het risicocomité toetst of de prijzen van aan cliënten aangeboden passiva en activa ten volle rekening houden met het bedrijfsmodel en de risicostrategie van de instelling. Indien de prijzen geen juiste afspiegeling vormen van de risico's in overeenstemming met het bedrijfsmodel en de risicostrategie, presenteert het risicocomité een rechtzettingsplan aan het leidinggevend orgaan. 46
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
De bevoegde autoriteiten kunnen een instelling die niet significant wordt geacht als bedoeld in de eerste alinea, toestaan het risicocomité met het auditcomité als bedoeld in artikel 41 van Richtlijn 2006/43/EG te combineren. De leden van een gecombineerd comité beschikken over de kennis, vaardigheden en deskundigheid die voor het risicocomité en voor het auditcomité vereist zijn. 4. De lidstaten zorgen ervoor dat het leidinggevend orgaan in zijn toezichthoudende functie en, indien er een risicocomité is ingesteld, het risicocomité, passende toegang hebben tot informatie over de risicosituatie van de instelling en, indien nodig en wenselijk, tot de risicobeheerfunctie en tot het advies van externe deskundigen. Het leidinggevend orgaan in zijn toezichthoudende functie en, indien er een risicocomité is ingesteld, het risicocomité bepalen de aard, omvang, vorm en frequentie van de risicogerelateerde informatie die zij zullen ontvangen. Ter ondersteuning van het invoeren van een gedegen beleid en praktijk inzake beloning onderzoekt het risicocomité, onverminderd de taken van de beloningscommissie, of de prikkels die uitgaan van het beloningssysteem rekening houden met risico, kapitaal, liquiditeit en de waarschijnlijkheid en de spreiding in de tijd van winstverwachtingen. 5. Lidstaten zorgen ervoor, in overeenstemming met het vereiste van evenredigheid als vervat in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2006/73/EG ( 1 ) van de Commissie, dat de instellingen beschikken over een risicobeheerfunctie die onafhankelijk is van de operationele functies en die voldoende gezag, status, middelen en toegang tot het leidinggevend orgaan heeft. De lidstaten zien erop toe dat de risicobeheerfunctie ervoor zorgt dat alle wezenlijke risico's worden gedetecteerd en gemeten, en naar behoren worden gerapporteerd. Zij zien erop toe dat de risicobeheerfunctie actief betrokken is bij de uitstippeling van de risicostrategie van de instelling en bij alle beslissingen inzake het beheer van de wezenlijke risico's en dat zij in staat is een volledig beeld te geven van het hele scala van risico's die de instelling loopt. Indien nodig zorgen de lidstaten ervoor dat de risicobeheerfunctie onafhankelijk van de directie rechtstreeks kan rapporteren aan het leidinggevend orgaan in zijn toezichtfunctie en het over haar bezorgdheid in kan lichten en in voorkomend geval kan waarschuwen indien specifieke risico-ontwikkelingen een negatieve invloed op de instelling hebben of zouden kunnen hebben, onverminderd de verantwoordelijkheden van het leidinggevend orgaan in zijn 47
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
toezichtfunctie en/of zijn leidinggevende functie overeenkomstig deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 575/2013. Het hoofd van de risicobeheerfunctie is een onafhankelijk directielid met afzonderlijke verantwoordelijkheid voor de risicobeheerfunctie. Indien de aard, schaal en complexiteit van de werkzaamheden van de instelling niet rechtvaardigen dat speciaal daarvoor een persoon wordt aangewezen, kan een ander lid van het hoger personeel binnen de instelling deze functie vervullen, mits er geen belangenconflict bestaat. Noodplan
Artikel 23c 1. Een bank, beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten of clearinginstelling als bedoeld in artikel 23, eerste lid, beschikt over een plan dat voorziet in een duurzaam herstel van de financiële positie van de onderneming na een aanzienlijke verslechtering van de financiële positie. 2. Het plan, bedoeld in het eerste lid, wordt afgestemd op de aard, de omvang, het risicoprofiel en de complexiteit van de werkzaamheden van de bank of beleggingsonderneming.
Opstellen noodplan
Melding overtredingen
Artikel 23d Een bank of een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten als bedoeld in artikel 23, eerste lid, beschikt over passende procedures die haar werknemers in staat stellen om door hen geconstateerde mogelijke of feitelijke overtredingen van de verordening kapitaalvereisten of het bij of krachtens het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde intern te melden. Deze procedures voldoen aan de vereisten in artikel 71, tweede lid, onderdelen b, c en d, en derde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.
Procedure opstellen voor melding (mogelijke) overtredingen
Artikel 71 richtlijn kapitaalvereisten Melding van inbreuken 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten doeltreffende en betrouwbare mechanismen opzetten om de melding van mogelijke of feitelijke inbreuken op de ter omzetting van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en op Verordening (EU) nr. 575/2013 aan de bevoegde autoriteiten aan te moedigen. 2. De in lid 1 bedoelde mechanismen omvatten ten minste: a) specifieke procedures voor het in ontvangst nemen en behandelen van meldingen van inbreuken; b) een passende bescherming van werknemers van instellingen die inbreuken melden welke binnen een instelling hebben plaatsgevonden, minimaal tegen vergelding, discriminatie of 48
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
andere soorten onbillijke behandeling; c) bescherming van persoonsgegevens van zowel de persoon die de inbreuken meldt als de natuurlijke persoon die naar vermoed wordt voor een inbreuk verantwoordelijk zou zijn in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG. d) duidelijke regels om te waarborgen dat de identiteit van de persoon die de binnen een instelling gepleegde inbreuken meldt, in alle gevallen vertrouwelijk blijft, tenzij bekendmaking volgens het nationale recht vereist wordt in het kader van nader onderzoek of een daaropvolgende gerechtelijke procedure. 3. De lidstaten eisen dat de instellingen over passende procedures beschikken opdat hun werknemers in staat zijn inbreuken intern via een specifiek, onafhankelijk en zelfstandig kanaal te melden. Dat kanaal kan ook worden ingericht via door de sociale partners getroffen regelingen. Dezelfde bescherming als bedoeld in lid 2, punten b), c) en d), is van toepassing.
Naleving risicobeheer beleid
Aansluiting korte- en langetermijnrisico’s
Controle risicobeheer bij beleggingsdiensten
Artikel 23e [beloningsbeleid] Artikel 23f [..] Artikel 24 Een bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 23, eerste lid, ziet er op systematische wijze op toe dat de procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, derde lid, worden nageleefd en zorgt ervoor dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken worden opgeheven.
Zie hierboven N.v.t.
Artikel 24a 1. Een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 23, tweede lid, tweede volzin, beschikt over solide, doeltreffende en alomvattende strategieën en procedures aan de hand waarvan zij doorlopend nagaat of en ervoor zorgt dat de hoogte, samenstelling en verdeling van haar toetsingsvermogen aansluiten op de omvang en de aard van haar de korte- en langetermijnrisico’s waaraan zij blootstaat of zou kunnen blootstaan. 2. [..]. 3. [..]. Artikel 24a1 [..] Artikel 24b 1. Het risicobeheer, bedoeld in artikel 23, zesde lid, van een bank die in Nederland beleggingsdiensten mag verlenen of beleggingsactiviteiten mag verrichten, [..] oefent
Strategieën en procedures opstellen t.b.v. aansluiting korte- en langetermijnrisico’s
Systematisch toezien op naleving
N.v.t. Indien van toepassing: Controle uitoefening 49
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel of activiteiten
2.
3.
4.
5.
Acties
controle uit op: a. de deugdelijkheid en effectiviteit van de door de bank, beheerder van een icbe of beleggingsonderneming vastgestelde procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, derde lid; b. de mate waarin de bank, beheerder van een icbe of beleggingsonderneming en haar medewerkers de procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, derde lid, naleven; en c. de deugdelijkheid en effectiviteit van de maatregelen die zijn genomen om gesignaleerde tekortkomingen of gebreken op te heffen. Het risicobeheer rapporteert ten minste jaarlijks aan personen die het dagelijks beleid van de bank, beheerder of beleggingsonderneming bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de bank, beheerder of beleggingsonderneming. In de jaarlijkse rapportage wordt met name aangegeven of maatregelen zijn genomen in het geval van gesignaleerde onvolkomenheden. Het risicobeheer van een beheerder van een icbe brengt regelmatig verslag uit aan de personen die het dagelijks beleid van de beheerder bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beheerder over: a. de consistentie tussen de actuele omvang van het risico dat elke door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten loopt, en het risicoprofiel dat voor deze instelling voor collectieve belegging in effecten is overeengekomen; b. de nakoming van het relevante risicolimietensysteem door elke door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten; en c. de deugdelijkheid en effectiviteit van de risicobeheerprocedure, waarbij met name wordt aangegeven of passende maatregelen zijn genomen in het geval van gesignaleerde onvolkomenheden. Het risicobeheer van een beheerder van een icbe brengt aan de personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder: a. advies uit betreffende de identificatie van het risicoprofiel van elke door de beheerder beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten; en b. regelmatig verslag uit over de actuele omvang van het risico dat elke door de beheerder beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten loopt en feitelijke of voorzienbare inbreuken op de limieten van de desbetreffende instelling voor collectieve belegging in effecten opdat onmiddellijk passende maatregelen kunnen worden ondernomen. Het risicobeheer van een beheerder van een icbe onderzoekt en ondersteunt in voorkomend 50
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
geval de procedures en maatregelen, bedoeld in de artikelen 34, eerste lid, onderdeel g, en derde lid, en 34a van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. Beoordeling intern ontwikkelde modellen
Wft
Vangnetregeling in geval van verklaring ondertoezichtstellin g
Artikel 25 Indien een […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 23, eerste lid, gebruik maakt van intern ontwikkelde modellen, beoordeelt deze die modellen en de gehanteerde veronderstellingen en variabelen op systematische wijze op validiteit, onder meer door voorspellingen van het model te vergelijken met de werkelijke uitkomsten. Artikel 25a [Vervallen per 01-08-2014] Artikel 25b [Vervallen per 01-08-2014] Artikel 26 [..] Artikel 26.0 [..] Artikel 26.1 [..] § 4.3. Vangnetregelingen Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel d Artikel 26a 1. Een bank [..] beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat de voor de uitvoering van de vangnetregelingen noodzakelijke gegevens voortdurend actueel worden bijgehouden en adequaat zijn vastgelegd. 2. De financiële onderneming verstrekt de gegevens, bedoeld in het eerste lid, binnen een door de Nederlandsche Bank te bepalen termijn, in een voor de Nederlandsche Bank toegankelijke vorm nadat de Nederlandsche Bank ten aanzien van haar heeft besloten tot toepassing van een vangnetregeling. 3. De Nederlandsche Bank deelt het besluit tot toepassing van een vangnetregeling onverwijld mede aan de desbetreffende financiële onderneming.
Intern ontwikkelde modellen beoordelen
-----Indien van toepassing: bijhouden gegevens t.b.v. vangnetregeling
UITBESTEDINGSBELEID Waarborg voor beheerste en integere bedrijfsvoering
Het uitbestedingsbeleid is geregeld in de volgende Nederlandse wet en regelgeving: - Artikel 3:18 Wet op het financieel toezicht (hierna “Wft”) juncto - Hoofdstuk 5 Besluit prudentiële regels Wft (hierna: “Bpr”); en - Artikel 4:16 Wft juncto - Artikel 37 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (hierna: “BGfo”)
--
51
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag Wft Wft
Artikel REIKWIJDTE Art. 3:18 Wft Art. 1:1 Wft ‘uitbesteden’
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
Indien een financiële onderneming met zetel in Nederland werkzaamheden uitbesteedt aan een derde [..].
--
het door een financiële onderneming verlenen van een opdracht aan een derde tot het ten behoeve van die financiële onderneming verrichten van werkzaamheden:
--
a. die deel uitmaken van of voortvloeien uit het uitoefenen van haar bedrijf of het verlenen van financiële diensten; of b. die deel uitmaken van de wezenlijke bedrijfsprocessen ter ondersteuning daarvan;
Wft
Wft
ALGEMEEN m.b.t. GEDRAGSTOEZICHT (zie overzicht van gedragstoezichtregels Wft) Art. 4:16 Wft Indien een financiële onderneming werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, draagt die (jo. art 4:12 lid 5 Wft) financiële onderneming er zorg voor dat deze derde de ingevolge dit deel met betrekking tot die werkzaamheden op de uitbestedende financiële onderneming van toepassing zijnde regels naleeft. Art. 37 BGfo Een financiële onderneming gaat niet over tot het uitbesteden van werkzaamheden indien dat een belemmering vormt voor een adequaat toezicht op de naleving van het Deel gedragstoezicht financiële ondernemingen van de Wft. ALGEMEEN m.b.t. PRUDENTIEEL TOEZICHT Artikel 3:18 Wft 1. Indien een financiële onderneming met zetel in Nederland werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, draagt de financiële onderneming er zorg voor dat deze derde de ingevolge dit deel met betrekking tot die werkzaamheden op de uitbestedende financiële onderneming van toepassing zijnde regels naleeft. 2. Een […] bank [..] besteedt bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen werkzaamheden niet uit. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur: a. worden in verband met het toezicht op de naleving van het ingevolge dit deel bepaalde, regels gesteld met betrekking tot het uitbesteden van werkzaamheden door financiële ondernemingen; b. worden regels gesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die verband houden met het uitbesteden van werkzaamheden door […], banken, […]; en c. worden regels gesteld met betrekking tot de tussen een […], bank, […] en de derde te
Opnemen in uitbestedingsbeleid
Opnemen in uitbestedingsbeleid
Opnemen in uitbestedingsbeleid
--
52
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Art. 27 Bpr
Art. 27a - 27c Bpr Art. 28 Bpr Interne toetsing jo. Art. 17(4) Bpr
Art. 29 Bpr Art. 30 Bpr Beoordeling Art. 31 Bpr Vastlegging vereisten
sluiten overeenkomst met betrekking tot het uitbesteden van werkzaamheden. 1. Een financiële onderneming [..] gaat niet over tot het uitbesteden van werkzaamheden indien die uitbesteding een belemmering kan vormen voor een adequaat toezicht op de naleving van het bij of krachtens het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde. 2. Een [..], bank, [….],besteedt niet uit: - de taken en werkzaamheden van personen die het dagelijks beleid bepalen, - daaronder mede verstaan het vaststellen van het beleid en het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid. […]. Een [..], bank [..] gaat niet over tot het uitbesteden van werkzaamheden indien dat afbreuk doet aan de kwaliteit van haar onafhankelijke interne toetsing als bedoeld in artikel 17, vierde lid. - De effectiviteit van de organisatie-inrichting en van de procedures en maatregelen wordt ten minste jaarlijks op onafhankelijke wijze getoetst. - Daartoe beschikt de financiële onderneming of het bijkantoor over een organisatieonderdeel dat deze interne controlefunctie uitoefent. - De financiële onderneming of bijkantoor voorziet erin dat gesignaleerde tekortkomingen worden opgeheven Een [..], bank, […], voert een adequaat beleid en beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot het op structurele basis uitbesteden van werkzaamheden. Een [..], bank, […], beschikt over toereikende procedures, maatregelen, deskundigheid en informatie om de uitvoering van de op structurele basis uitbestede werkzaamheden te kunnen beoordelen. 1. Een [..], bank, [….], legt de overeenkomst met de derde waaraan de werkzaamheden op structurele basis worden uitbesteed schriftelijk vast. 2. In de overeenkomst wordt in ieder geval het volgende geregeld: a. de onderlinge informatie-uitwisseling, met inbegrip van afspraken over het beschikbaar stellen van informatie waarom de toezichthouders ter uitvoering van hun wettelijke taak verzoeken; b. de mogelijkheid voor de financiële onderneming of het bijkantoor om te allen tijde wijzigingen aan te brengen in de wijze waarop de uitvoering van de werkzaamheden
Acties
Opnemen in uitbestedingsbeleid
N.v.t. Opnemen in uitbestedingsbeleid ---
Uitbestedingsbeleid opstellen en invoeren Uitbestedingsbeleid opstellen en invoeren Opnemen in uitbestedingsbeleid
53
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
door de derde geschiedt; de verplichting voor de derde om de financiële onderneming of het bijkantoor in staat te stellen blijvend te voldoen aan het bij of krachtens de wet bepaalde; en d. de mogelijkheid voor de toezichthouders om onderzoek ter plaatse te doen of te laten doen bij de derde; en e. de wijze waarop de overeenkomst wordt beëindigd, en de wijze waarop wordt gewaarborgd dat de financiële onderneming of het bijkantoor de werkzaamheden na beëindiging van de overeenkomst weer zelf kan uitvoeren of door een andere derde kan laten uitvoeren. 3. De toezichthouders maken slechts gebruik van de mogelijkheid, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, indien niet op andere wijze kan worden vastgesteld dat ten aanzien van de uitbestede werkzaamheden wordt voldaan aan het bij of krachtens de wet bepaalde. De artikelen 29 tot en met 31 zijn niet van toepassing op het uitbesteden van werkzaamheden aan ondernemingen met zetel in een lidstaat die deel uitmaken van de groep waartoe de financiële onderneming behoort. [..]
Acties
c.
Art. 32 Bpr Uitbesteden binnen groep Art. 32a Bpr
Wft
Art. 3:18a DNB periodieke evaluatie bij verlening beleggingsdiensten of activiteiten
1. De Nederlandsche Bank evalueert periodiek, (overeenkomstig de technische criteria, bedoeld in artikel 98 van de richtlijn kapitaalvereisten,) - van banken met zetel in Nederland in de zin van de verordening kapitaalvereisten en van beleggingsondernemingen met zetel in Nederland in de zin van de verordening kapitaalvereisten, - indien die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, - de wijze waarop de bedrijfsvoering is ingericht, de liquiditeit en de solvabiliteit, gelet op: a. de omvang en de aard van de huidige en mogelijk toekomstige financiële risico’s voor de bank of beleggingsonderneming; b. het risico dat een bank of beleggingsonderneming vormt voor de stabiliteit van het financiële stelsel, rekening houdend met de identificatie en meting van het systeemrisico, bedoeld in artikel 23 van verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van
---
N.v.t.
Voldoen aan vereisten voor degelijke en solide: - inrichting bedrijfsvoering, - liquiditeit en - solvabiliteit
54
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
2.
3.
4.
5.
Artikel 98 en 99 richtlijn kapitaalvereisten
Acties
Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PbEU 2010, L 331), of met de aanbevelingen van het Europees Comité voor systeemrisico’s; c. de risico’s die zijn geïdentificeerd tijdens stresstests, rekening houdend met de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten. Op grond van de evaluatie, bedoeld in het eerste lid, beoordeelt de Nederlandsche Bank of de wijze waarop de bedrijfsvoering is ingericht en de aangehouden liquiditeit en toetsingsvermogen, een degelijk beheer en een solide dekking van de financiële risico’s waarborgen. De Nederlandsche Bank stemt de frequentie en de omvang van de evaluatie af op de aard, omvang en complexiteit van de bank of beleggingsonderneming en het belang van de werkzaamheden van de desbetreffende financiële onderneming voor het financiële stelsel. De Nederlandsche Bank actualiseert de evaluatie van banken en beleggingsondernemingen waar het onderzoeksprogramma, bedoeld in artikel 99, tweede lid, van de richtlijn kapitaalvereisten, betrekking op heeft, ten minste eenmaal per jaar. De Nederlandsche Bank voert ten behoeve van de evaluatie ten minste eenmaal per jaar een stresstest uit.
Artikel 98 - Technische criteria voor toetsing en evaluatie door de toezichthouder 1. De toetsing en de evaluatie die overeenkomstig artikel 97 door de bevoegde autoriteiten worden verricht, hebben, afgezien van het kredietrisico, het marktrisico en het operationele risico, eveneens betrekking op ten minste: a) de resultaten van de stresstests die overeenkomstig artikel 177 van Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn uitgevoerd door de instellingen die een interneratingbenadering toepassen; b) de blootstelling aan en het beheer door de instellingen van het concentratierisico, met inbegrip van de naleving door deze instellingen van de in deel 4 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 81 van deze richtlijn vervatte vereisten; c) de degelijkheid, geschiktheid en wijze van toepassing van de door de instellingen gevolgde beleidslijnen en procedures met het oog op het beheer van het restrisico
Relevant voor periodieke evaluatie DNB
55
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
dat de toepassing van erkende kredietrisicolimiteringstechnieken met zich brengt; d) de mate waarin het eigen vermogen dat een instelling aanhoudt met betrekking tot de activa die zij gesecuritiseerd heeft, toereikend is in het licht van het economische belang van de transactie, met inbegrip van de mate waarin er sprake is van risicooverdracht; e) de blootstelling aan en de meting en het beheer van het liquiditeitsrisico door de instellingen, waaronder de analyse van alternatieve scenario's, het beheer van risicolimiterende factoren (met name de omvang, samenstelling en kwaliteit van liquiditeitsbuffers) en effectieve calamiteitenplannen; f) de impact van diversificatie-effecten en de wijze waarop die effecten in het systeem van risicometing worden verwerkt; g) de resultaten van de stresstests die zijn uitgevoerd door de instellingen die gebruik maken van een intern model voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor het marktrisico overeenkomstig deel 3, titel IV, hoofdstuk 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013; h) de geografische locatie van blootstellingen van instellingen; i) het bedrijfsmodel van de instelling; j) de beoordeling van het systeemrisico, overeenkomstig de in artikel 97 vastgelegde criteria. 2. Voor de toepassing van lid 1, onder e), onderwerpen de bevoegde autoriteiten het algehele liquiditeitsrisicobeheer van de instellingen regelmatig aan een uitgebreide evaluatie en bevorderen zij het opstellen van solide interne methoden. Bij deze toetsingen nemen zij de rol die de instellingen op de financiële markten spelen in acht. De bevoegde autoriteiten in de ene lidstaat nemen de gevolgen die hun besluiten kunnen hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel van alle andere betrokken lidstaten naar behoren in overweging. 3. De bevoegde autoriteiten controleren of een instelling een securitisatie stilzwijgend heeft gesteund. Indien blijkt dat een instelling meer dan eens stilzwijgende steun heeft verleend, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen op basis van het vermoeden dat de kans groter is dat zij ook in de toekomst haar securitisaties zal steunen, waardoor er geen sprake is van een aanmerkelijke risico-overdracht. 4. Voor het verrichten van de in artikel 97, lid 3, van deze richtlijn bedoelde bepaling 56
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
houden de bevoegde autoriteiten er rekening mee of de waarderingsaanpassingen voor posities of portefeuilles in de handelsportefeuille als bedoeld in artikel 105 van Verordening (EU) nr. 575/2013 de instelling in staat stellen haar posities onder normale marktomstandigheden op korte tijd te verkopen of af te dekken zonder dat wezenlijke verliezen worden geleden. 5. De toetsing en de evaluatie door de bevoegde autoriteiten hebben ook betrekking op de blootstelling aan het renterisico dat een instelling bij activiteiten in de niethandelsportefeuille loopt. Er moeten in elk geval maatregelen worden getroffen indien de economische waarde van een instelling met meer dan 20 % van het eigen vermogen afneemt door een plotselinge en onverwachte verandering in de rentetarieven met 200 basispunten of een verandering zoals gedefinieerd in de EBA-richtsnoeren. 6. De toetsing en de evaluatie door de bevoegde autoriteiten hebben ook betrekking op de blootstelling van de instellingen aan het risico van buitensporige hefboomwerking zoals weergegeven door indicatoren van buitensporige hefboomwerking, met inbegrip van de overeenkomstig artikel 429 van Verordening (EU) nr. 575/2013 vastgestelde hefboomratio. Bij de bepaling van de adequaatheid van de hefboomratio van instellingen en van de regelingen, strategieën, processen en mechanismen die de instellingen met het oog op het beheer van het risico van buitensporige hefboomwerking toepassen, houden de bevoegde autoriteiten rekening met het bedrijfsmodel van deze instellingen. 7. De door de bevoegde autoriteiten verrichte toetsing en de evaluatie hebben onder meer betrekking op de goveranceregelingen van de instellingen, hun bedrijfscultuur en waarden, en het vermogen van de leden van het leidinggevend orgaan om hun taken te vervullen. Bij het verrichten van deze toetsing en evaluatie hebben de bevoegde autoriteiten ten minste toegang tot de agenda's en werkdocumenten voor vergaderingen van het leidinggevend orgaan en zijn comités, alsmede tot de resultaten van de interne of externe evaluatie van de prestaties van het leidinggevend orgaan. Artikel 99 Programma voor onderzoek door de toezichthouder 1. De bevoegde autoriteiten stellen ten minste jaarlijks een programma voor onderzoek door de toezichthouder op voor de instellingen waarop zij toezicht uitoefenen. In dat programma wordt rekening gehouden met de procedure van toetsing en evaluatie door de toezichthouder uit hoofde van artikel 97. Het programma bevat het volgende: 57
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
a) een indicatie van de wijze waarop de bevoegde autoriteiten voornemens zijn hun taken uit te voeren en hun middelen toe te wijzen; b) de identificatie van instellingen die aan verscherpt toezicht zullen worden onderworpen en de maatregelen genomen voor dergelijk toezicht als voorzien in lid 3; c) een plan voor inspecties in de bedrijfsruimten van een instelling, met inbegrip van haar bijkantoren en dochterondernemingen die in andere lidstaten gevestigd zijn, overeenkomstig de artikelen 52, 119 en 122. 2. De programma's voor onderzoek door de toezichthouder hebben onder meer betrekking op de volgende instellingen: a) instellingen waarvoor de resultaten van de in artikel 98, lid 1, punten a) en g), en in artikel 100 bedoelde stresstests of de uitkomst van het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder uit hoofde van artikel 97 duiden op aanmerkelijke risico's voor hun blijvende financiële soliditeit of op inbreuken op de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. 575/2013; b) instellingen die een systeemrisico voor het financiële stelsel opleveren; c) alle andere instellingen waarvoor de bevoegde autoriteiten zulks noodzakelijk achten. 3. Indien zulks krachtens artikel 97 passend wordt geacht, worden, indien nodig, met name de volgende maatregelen genomen: a) een verhoging van het aantal of de frequentie van de inspecties ter plaatse bij de instelling; b) een permanente aanwezigheid van de bevoegde autoriteit bij de instelling; c) aanvullende of frequentere rapportage door de instelling; d) aanvullende of frequentere toetsing van de operationele, strategische of bedrijfsplannen van de instelling; e) thematische onderzoeken met het oog op de bewaking van specifieke risico's die zich waarschijnlijk zullen voordoen. 4. De vaststelling, door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, van een programma voor onderzoek door de toezichthouder belet de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst niet om per geval in overeenstemming met artikel 52, lid 3, controle ter plaatse of inspecties uit te voeren van de werkzaamheden die worden 58
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
verricht door de bijkantoren van de instellingen op hun grondgebied. Wft
Art. 3:18b
[..]
N.v.t.
Wft
Art. 3:19 Min. 3 RvC leden
1. Een [..] bank met zetel in Nederland die een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is, [..], heeft een uit ten minste drie leden bestaande raad van commissarissen als bedoeld in de artikelen 140, onderscheidenlijk 250, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 2. Een clearinginstelling of bank met zetel in Nederland die geen naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is, heeft een uit ten minste drie leden bestaand orgaan dat een met die van een raad van commissarissen vergelijkbare taak heeft. 3. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste of tweede lid indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
Instellen raad van commissarissen
Indien van toepassing: ontheffingsaanvraag opstellen en indienen
Wft
Art. 3:19a-3:20
[..]
N.v.t.
Wft
Art. 3:20a t/m 3:28
§ 3.3.3.1a.- § 3.3.3.3. Financiële ondernemingen met zetel in - een andere lidstaat - een staat die geen lidstaat is - een aangewezen staat - een niet-aangewezen staat Afdeling 3.3.4. Overige bepalingen
N.v.t.
Wft
Art. 3:29
§ 3.3.4.1. Financiële ondernemingen met zetel in Nederland 1. Een bank, […] met zetel in Nederland geeft kennis van wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:3.0d, eerste lid, 2:3b, 2:5, tweede lid, 2:10b, tweede lid, 2:12, derde lid, 2:13, tweede lid, 2:26b, derde lid, 2:31, derde lid, 2:32, tweede lid, 2:33, tweede lid, 2:49, tweede lid, 2:54b, derde lid, 2:54h, eerste en tweede lid, 2:54j, tweede lid, 2:107, tweede lid, 2:108, tweede lid, 2:111, tweede lid, 2:112, tweede lid, 2:115, tweede lid, 2:117, derde lid, 2:118, tweede lid, 2:120, tweede lid, 2:121, tweede lid, verstrekking van gegevens is voorgeschreven, aan de Nederlandsche
Kennisgeving van wijzigingen
59
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
Bank. 2. Een bank of […] met zetel in Nederland geeft, onverminderd het eerste lid, kennis van wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:106.0a, tweede lid, 2:108, tweede lid, 2:112, tweede lid, of 2:115, tweede lid, verstrekking van gegevens is voorgeschreven, aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de financiële onderneming haar bedrijf uitoefent vanuit een bijkantoor. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder vermelding van de te volgen procedures, bepaald van welke wijzigingen kennis wordt gegeven, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd. Bpr
Artikel 33 1. Een […] bank [..] geeft schriftelijk aan de Nederlandsche Bank kennis van het voornemen tot een wijziging van: a. de personen die het dagelijks beleid van de financiële onderneming bepalen of het beleid van de financiële onderneming bepalen of mede bepalen; en b. indien van toepassing, de personen die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming. 2. De financiële onderneming geeft geen uitvoering aan het voornemen voordat de Nederlandsche Bank heeft ingestemd met de wijziging. De Nederlandsche Bank neemt een besluit omtrent instemming: a. binnen zes weken na ontvangst van de kennisgeving; of b. indien de Nederlandsche Bank binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving om nadere gegevens heeft verzocht, binnen vier weken na ontvangst van die gegevens, doch uiterlijk binnen dertien weken na ontvangst van de kennisgeving. 3. Met betrekking tot het voornemen legt de financiële onderneming de volgende gegevens over: a. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank redelijkerwijs kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen in artikel 3:8 van de wet wordt bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de betrokkene; b. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank, onder overeenkomstige
Kennisgeving DNB van wijzigingen m.b.t. Dagelijks beleidsbepalers RvC leden
Gegevens overleggen tbv: - Beoordeling geschiktheid - Beoordeling betrouwbaarheid
60
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
toepassing van de artikelen 6 tot en met 9, redelijkerwijs kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:9, van de wet wordt bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de betrokkene. 4. De gegevens, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, zijn: a. een opgave van de naam, het adres en de functie; b. een curriculum vitae; c. een opgave van de geldige relevante diploma’s; en d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs. 5. Het derde lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien het voornemen tot wijziging een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld, tenzij de Nederlandsche Bank besluit dat een redelijke aanleiding bestaat tot een nieuwe beoordeling als bedoeld in artikel 3:9, tweede lid, van de wet.
DNB informeren (onverwijld)
Artikel 34 1. Een […] bank [..] geeft schriftelijk kennis aan de Nederlandsche Bank van een wijziging van gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank heeft geoordeeld dat wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 wordt bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen. 2. De financiële onderneming geeft van een wijziging als bedoeld in het eerste lid onverwijld schriftelijk kennis nadat zij van de wijziging op de hoogte is gekomen.
DNB informeren (binnen 2 weken)
Artikel 35 1. Een […] bank [..] geeft schriftelijk kennis aan de Nederlandsche Bank van een wijziging in: a. de naam of het adres van de financiële onderneming; b. de rechtsvorm van de financiële onderneming; c. indien van toepassing, de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen; d. indien van toepassing, het nummer van inschrijving in het handelsregister; e. indien van toepassing, de statuten van de financiële onderneming; f. de zeggenschapsstructuur binnen de financiële onderneming; en 61
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving g. indien van toepassing, het adres van een in een andere staat gelegen bijkantoor. 2. De financiële onderneming geeft van een wijziging als bedoeld in het eerste lid kennis binnen twee weken nadat de wijziging zich heeft voorgedaan.
Wft
Artikel 3:29a- 3:29c
Wft
Artikel 3:30 Ontbinding / liquidatie
Acties DNB informeren over voornemen tot wijziging
Artikel 36 1. Een […] bank [..] geeft schriftelijk aan de Nederlandsche Bank kennis van het voornemen tot een wijziging van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor bepalen. 2. Artikel 33, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing
Indien van toepassing: informeren DNB wijziging adres bijkantoor
Artikel 37 1. Een […] bank [..] met zetel in Nederland die haar bedrijf uitoefent vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor geeft schriftelijk aan de Nederlandsche Bank en de toezichthoudende instantie van die lidstaat kennis van een wijziging in het adres van het bijkantoor. 4. Onverminderd het eerste lid, geeft een bank als bedoeld in artikel 3:29, eerste lid, van de wet, met zetel in Nederland die haar bedrijf uitoefent vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor geeft schriftelijk aan de Nederlandsche Bank en de toezichthoudende instantie van die lidstaat kennis van een wijziging met betrekking tot de toepasselijkheid van een depositogarantiestelsel op het bijkantoor. 5. De financiële onderneming geeft van een wijziging als bedoeld in het eerste of tweede lid kennis binnen twee weken nadat de wijziging zich heeft voorgedaan. 6. [..] [..]
N.v.t.
1. Een bank of verzekeraar met zetel in Nederland die tot ontbinding dan wel algehele of gedeeltelijke liquidatie van haar of zijn bedrijf heeft besloten, raadpleegt de Nederlandsche Bank over de wijze waarop de ontbinding onderscheidenlijk de liquidatie zal plaatsvinden ten minste dertien weken voordat aan de beslissing uitvoering wordt gegeven. 2. De Nederlandsche Bank kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, verkorten. 3. De Nederlandsche Bank wordt aangemerkt als een belanghebbende in de zin van artikel 23, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Indien van toepassing: DNB raadplegen
62
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
4. Ingeval een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid besluit tot ontbinding en geen rechtspersoonlijkheid bezit, is het bepaalde in de artikelen 19, vierde lid, 23, eerste en tweede lid, 23a, eerste lid, en 23c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van de artikelen 23, eerste lid, en 23a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gelden de beherende vennoten als bestuurders en geldt de vennootschapsovereenkomst als statuten. Wft
Art. 3:31 dochtermaatschappij
Een bank met zetel in Nederland die een dochtermaatschappij is van een bank met zetel in een staat die geen lidstaat is, staat in de staat waar de laatstbedoelde bank haar zetel heeft onder voldoende geconsolideerd toezicht.
---
Wft
Art. 3:32 Lijst toegestane werkzaamheden
Het is een bank met zetel in Nederland die een vergunning heeft voor de uitoefening van het bedrijf van bank toegestaan de werkzaamheden, bedoeld in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten, te verrichten, tenzij in de vergunning uitdrukkelijk anders is bepaald.
---
BIJLAGE I richtlijn kapitaalvereisten
LIJST VAN WERKZAAMHEDEN DIE ONDER DE WEDERZIJDSE ERKENNING VALLEN 1. Het aantrekken van deposito's en andere terugbetaalbare gelden. 2. Verstrekken van leningen, waaronder consumentenkrediet, kredietovereenkomsten met betrekking tot onroerend goed, factoring (met of zonder regres), financiering van commerciële transacties (met inbegrip van voorschotten). 3. Financiële leasing. 4. Betalingsdiensten als gedefinieerd in artikel 4, punt 3, van Richtlijn 2007/64/EG. 5. Uitgifte en beheer van andere betaalmiddelen (bijvoorbeeld reischeques en kredietbrieven) voor zover dergelijke werkzaamheid niet wordt bestreken door punt 4. 6. Verlenen van garanties en stellen van borgtochten. 7. Handelen voor eigen rekening van de instelling of voor rekening van cliënten in: a) geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositocertificaten enz.); b) deviezen; c) financiële futures en opties; d) swaps en soortgelijke financieringsinstrumenten; e) effecten; 8. Deelneming aan effectenemissies en dienstverrichting in verband daarmee.
---
63
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
9. Advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichtingen op het gebied van fusie en overname van ondernemingen. 10. Bemiddeling op interbankenmarkten. 11. Vermogensbeheer en –advisering. 12. Bewaarneming en beheer van effecten. 13. Commerciële inlichtingen. 14. Verhuur van safes. 15. Uitgifte van elektronisch geld. Wanneer wordt verwezen naar de financiële instrumenten genoemd in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG vallen de diensten en activiteiten genoemd in de delen A en B van bijlage I bij die richtlijn onder de wederzijdse erkenning overeenkomstig de onderhavige richtlijn. Indien een financiële onderneming met zetel in Nederland een vergunning heeft voor het uitoefenen van het bedrijf van bank en deze vergunning omvat niet het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten, kan zij een uitbreiding van de vergunning met deze activiteiten aanvragen, indien zij ervoor zorgt en aantoont dat wordt voldaan aan het bepaalde ingevolge de artikelen 4:91a, met betrekking tot de eisen die gelden voor het handelsproces en de afhandeling van transacties in een multilaterale handelsfaciliteit indien de aanvrager voornemens is een multilaterale handelsfaciliteit te exploiteren, 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 1° tot en met 6° en 4:87 en met betrekking tot de aanvraag van de vergunning.
Acties
Wft
Art. 3:33 Uitbreiding vergunning
Indien van toepassing: Aanvragen uitbreiding vergunning
Wft
Art. 3:34- 3:38b
[..]
N.v.t.
Wft
Art. 3:39 t/m 3:52
§ 3.3.4.2. - § 3.3.4.4. Financiële ondernemingen met zetel in - een andere lidstaat - een staat die geen lidstaat is - buiten Nederland Afdeling 3.3.5. Minimum vermogen
N.v.t.
Art 3:53 Minimum vermogen
§ 3.3.5.1. Financiële ondernemingen met zetel in Nederland 1. Een bank met zetel in Nederland [..] beschikt over een minimumbedrag aan eigen
Minimum eigen vermogen op peil houden 64
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
vermogen. [..] Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de omvang en de samenstelling van het minimumbedrag aan eigen vermogen. Bij de vaststelling van het minimumbedrag aan eigen vermogen wordt bepaald wat daarbij voor de onderscheiden rechtsvormen onder eigen vermogen wordt verstaan. 4. [..] 5. [..] 6. [..]. Hoofdstuk 9. Minimum vermogen § 9.1. Omvang van het minimumbedrag aan eigen vermogen Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:53, derde lid, 3:54, derde lid, 3:55, tweede lid, en 3 3:55a, tweede lid, van de wet
Acties
2. 3.
Bpr
Vereisten omtrent min. EV
Artikel 48 1. Het minimumbedrag aan eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet bedraagt: a. € 5 miljoen voor een bank als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, of 3:54, eerste lid, van de wet die geen bank als bedoeld in onderdeel b is, of voor een clearinginstelling als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, of 3:55, eerste lid, van de wet; b. € 2,5 miljoen voor een bank als bedoeld in artikel 2:13 van de wet die in hoofdzaak haar bedrijf maakt van het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten c. […] 2. [..] 3. [..] Artikel 49 […] n.v.t. § 9.2. Samenstelling van het minimumbedrag aan eigen vermogen 65
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:53, derde lid, 3:54, derde lid, en 3:55, tweede lid, van de wet Artikel 50 Het minimumbedrag aan eigen vermogen van een bank als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, 3:53, eerste lid, of 3:54, eerste lid, van de wet, […], wordt gevormd door de waarde van de vermogensbestanddelen, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de verordening kapitaalvereisten. Wft
Art. 3:54 t/m 3:56
§ 3.3.4.2. - § 3.3.4.4. Financiële ondernemingen met zetel in - een staat die geen lidstaat is - een niet-aangewezen staat - buiten Nederland Afdeling 3.3.6. Solvabiliteit
N.v.t.
Wft
Artikel 3:57
§ 3.3.6.1. Financiële ondernemingen met zetel in Nederland 1. De volgende financiële ondernemingen met zetel in Nederland beschikken over voldoende solvabiliteit: – afwikkelondernemingen die werkzaamheden verrichten, gericht op salderen; – banken; – beheerders van beleggingsinstellingen; – beheerders van icbe’s; – beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten en beleggingsondernemingen waarop artikel 95, tweede lid, van die verordening van toepassing is, die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland; – betaalinstellingen; – clearinginstellingen; – elektronischgeldinstellingen; – premiepensioeninstellingen; – verzekeraars.
Voldoende solvabiliteit aanhouden
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de solvabiliteit van de financiële ondernemingen, bedoeld in het eerste lid. Deze 66
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
3.
4. 5. 6.
7. Bpr Solvabiliteitseisen
Acties
regels kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de minimumomvang, de samenstelling en de berekening van de solvabiliteit, alsmede op de waardering van de vermogensbestanddelen die tot de solvabiliteit kunnen worden gerekend. De aan te houden solvabiliteit van een beheerder, beleggingsonderneming, betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, premiepensioeninstelling of bank als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een minimaal aan te houden toetsingsvermogen. De aan te houden solvabiliteit van een entiteit voor risico-acceptatie of verzekeraar als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een solvabiliteitsmarge. Een derde gedeelte van het overeenkomstig het tweede lid berekende minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van een entiteit voor risico-acceptatie of verzekeraar als bedoeld in het eerste lid, is het garantiefonds. Indien een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid voorziet of redelijkerwijze kan voorzien dat haar solvabiliteit niet voldoet of niet zal voldoen aan de regels, bedoeld in het tweede lid, geeft zij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het aanhouden van balansposten of posten buiten de balanstelling door beheerders, beleggingsondernemingen, clearinginstellingen en banken, bedoeld in het eerste lid, maatschappijen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland, bewaarders met zetel in Nederland en bewaarders met zetel in Nederland van icbe’s. [..]
Hoofdstuk 10. Solvabiliteit § 10.1. Minimumomvang solvabiliteit Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:57, tweede lid, van de wet
Voldoen aan solvabiliteitseisen
Artikel 59 1. [..] 2. [..] 3. De solvabiliteit van een bank of [..] is voldoende, indien het aanwezige toetsingsvermogen van de onderneming voldoet aan de op de bank of beleggingsonderneming van toepassing zijnde kapitaaleisen uit deel 3 van de verordening kapitaalvereisten. 4. [..]. 5. Onverminderd het eerste tot en met vierde lid is de omvang van het aanwezige toetsingsvermogen, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, onderscheidenlijk de 67
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
aanwezige solvabiliteitsmarge, bedoeld in het tweede lid, ten minste gelijk aan het ingevolge artikel 48 voorgeschreven minimumbedrag aan eigen vermogen, onderscheidenlijk het ingevolge artikel 49 of 57 voorgeschreven minimumbedrag van het garantiefonds. Zolang artikel 58, eerste lid, van toepassing is, is de solvabiliteitsmarge van een schadeverzekeraar als bedoeld in dat artikel ten minste gelijk aan € 205.000. § 10.2. Gebruik van interne modellen Bepaling ter uitvoering van artikel 3:57, tweede lid, van de wet Artikel 69 1. De Nederlandsche Bank toetst op regelmatige basis, maar ten minste eenmaal per drie jaar, of een bank of beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten die gebruik maakt van interne modellen voor de berekening van de kapitaalvereisten overeenkomstig deel 3 van de verordening kapitaalvereisten, voldoet aan de ingevolge dat deel gestelde eisen. Daarbij houdt de Nederlandsche Bank in het bijzonder rekening met wijzigingen in de activiteiten van de bank of beleggingsonderneming en het toepassen van interne modellen op nieuwe financiële producten en diensten. 2. Indien bij de toetsing, bedoeld in het eerste lid, wezenlijke tekortkomingen worden vastgesteld in het ondervangen van risico’s door het interne model, neemt de Nederlandsche Bank maatregelen om deze tekortkomingen te verhelpen of andere passende maatregelen. Daarbij is de Nederlandsche Bank in ieder geval bevoegd een hogere vermenigvuldigingsfactor als bedoeld in artikel 366 van de verordening kapitaalvereisten op te leggen of te bepalen dat de bank of beleggingsonderneming over een hoger toetsingsvermogen beschikt dan ingevolge artikel 3:57 is vereist. 3. Indien uit veelvuldige overschrijding als bedoeld in artikel 366 van de verordening kapitaalvereisten blijkt dat een risicomodel als bedoeld in artikel 455 van de verordening kapitaalvereisten niet of niet langer voldoende accuraat is, trekt de Nederlandsche Bank de toestemming aan de bank of beleggingsonderneming voor het gebruik van het betreffende model in, of legt zij maatregelen op die ertoe leiden dat het model onverwijld wordt verbeterd. 4. Indien een bank of beleggingsonderneming niet langer voldoet aan de vereisten voor het gebruik van een bepaald intern model, stelt de Nederlandsche Bank de bank of beleggingsonderneming in de gelegenheid om aan te tonen dat het niet voldoen aan de vereisten van ondergeschikt belang is of om een plan op te stellen op grond waarvan binnen een redelijke termijn opnieuw aan de vereisten wordt voldaan. De Nederlandsche 68
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
Bank kan, voor zover naar haar oordeel noodzakelijk, verbeteringen aan het plan opleggen of een andere termijn vaststellen waarbinnen het plan wordt uitgevoerd. 5. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de bank of beleggingsonderneming niet in staat is om uitvoering te geven aan het plan, bedoeld in het vierde lid, en de bank of beleggingsonderneming niet heeft aangetoond dat het niet voldoen aan de vereisten van ondergeschikt belang is, trekt zij de toestemming voor het gebruik van het interne model in of beperkt zij de toestemming tot de onderdelen ten aanzien waarvan wel aan de vereisten wordt voldaan of binnen een redelijke termijn kan worden voldaan. Wft
Artikel 3:57a
[..]
N.v.t.
Wft
Art. 3:58 t/m 3:62
§ 3.3.6.2. - § 3.3.6.3. Financiële ondernemingen met zetel in - een staat die geen lidstaat is - in een niet-aangewezen staat Afdeling 3.3.6a. Kapitaalbuffer
N.v.t.
§ 3.3.6a.1. Financiële ondernemingen met zetel in Nederland Wft
Artikel 3:62a
Wft
Artikel 3:62b
1. Een bank met zetel in Nederland of een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die in Nederland beleggingsdiensten verleent als bedoeld in onderdeel e van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1, of beleggingsactiviteiten verricht […..] [..]
N.v.t. Indien gewenst kunnen wij dit verder uitwerken N.v.t.
Afdeling 3.3.7. Liquiditeit § 3.3.7.1. Financiële ondernemingen met zetel in Nederland Wft
Artikel 3:63
1. De volgende financiële ondernemingen met zetel in Nederland beschikken over voldoende liquiditeit: – banken; – beleggingsinstellingen met hefboomfinanciering, waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald; – clearinginstellingen;
Aanhouden voldoende liquiditeit
69
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
–
icbe’s waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de minimumomvang, de samenstelling en de berekening van de liquiditeit van een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid. 3. Indien een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid voorziet of redelijkerwijze kan voorzien dat haar liquiditeit niet voldoet of niet zal voldoen aan de regels, bedoeld in het tweede lid, doet zij hiervan onverwijld mededeling aan de Nederlandsche Bank. 4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste of tweede lid, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. Geen ontheffing kan worden verleend aan een bank. Bpr
Hoofdstuk 11. Liquiditeit § 11.1. Minimumomvang liquiditeit Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:63, tweede lid, van de wet Artikel 106 De liquiditeit van een bank, clearinginstelling of icbe als bedoeld in artikel 3:63, eerste lid, 3:64 of 3:65 van de wet is voldoende, indien de aanwezige liquiditeit, bedoeld in artikel 111 of 112, ten minste gelijk is aan de ingevolge artikel 108, onderscheidenlijk artikel 109, vereiste liquiditeit.
Vereisten aan de liquiditeit
Artikel 107 1. Het is een bank of clearinginstelling als bedoeld in artikel 3:63, 3:64 of 3:65 van de wet toegestaan om: a. zowel de te ontvangen rente bij de aanwezige liquiditeit als de te betalen rente bij de vereiste liquiditeit mee te rekenen; b. dochtermaatschappijen en bijkantoren die elk minder dan één procent uitmaken van het balanstotaal niet te betrekken bij de liquiditeitsberekeningen, indien ten minste 95 procent van het totale geconsolideerde balanstotaal wordt betrokken in de berekening; 70
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
c.
middellijke deelnemingen en bijkantoren van deelnemingen waarbij geen sprake is van, in verhouding tot de bank of clearinginstelling als geheel, grote liquiditeitsbehoefte terwijl de liquiditeitsvoorziening ervan in belangrijke mate afhankelijk is van de moederonderneming onderscheidenlijk het hoofdkantoor, niet te betrekken bij de liquiditeitsberekeningen; of d. een liquiditeitstekort in convertibele of inconvertibele valuta’s te compenseren met een overschot in convertibele valuta’s, voor zover afkomstig uit een land van waaruit vrije overdracht van liquiditeiten mogelijk is. 2. Indien een bank of clearinginstelling kiest voor toepassing van het eerste lid, onderdeel b of c, betrekt zij de intragroepstransacties in de berekening van de liquiditeit. 3. De Nederlandsche Bank stelt nadere regels betreffende de valuta’s die voor de toepassing van dit hoofdstuk als convertibel aangemerkt worden. § 11.2. Berekening van de minimumomvang van de liquiditeit Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:63, tweede lid, van de wet Artikel 108 1. De vereiste liquiditeit van een bank of clearinginstelling als bedoeld in artikel 3:63, 3:64 of 3:65 van de wet bedraagt de som van de gewogen uitgaande kasstromen op basis van de kalenderposten, vermeerderd met de niet in de vervalkalender opgenomen gewogen toevertrouwde middelen en overige posten die opgevraagd kunnen worden of tot een betalingsverplichting kunnen leiden, gedurende de weekperiode respectievelijk de maandperiode. 2. De Nederlandsche Bank stelt regels met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde posten en de weging daarvan. Artikel 109 - 110 [..]
N.v.t.
§ 11.3. Samenstelling van de liquiditeit Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:63, tweede lid, van de wet Artikel 111 1. De aanwezige liquiditeit van een bank of clearinginstelling als bedoeld in artikel 3:63, 3:64 of 3:65 van de wet in de weekperiode wordt gevormd door de gewogen voorraadposten, de gewogen kasinstroom van de kalenderposten gedurende de weekperiode en de officiële stand-by faciliteiten. 2. De financiële onderneming betrekt bij de berekening van de aanwezige liquiditeit in de 71
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
3. 4.
5.
6.
3:64 – 3:66
Acties
weekperiode uitsluitend de activa die in het kader van het dagelijkse liquiditeitenbeheer aan haar ter beschikking staan teneinde te kunnen voorzien in de directe liquiditeitsbehoefte en de inkomende kasstromen uit het kernbedrijf waarmee in het kader van het dagelijkse liquiditeitenbeheer rekening wordt gehouden. Daartoe worden in elk geval gerekend: a. financiële instrumenten op basis waarvan op korte termijn liquide middelen kunnen worden verkregen door verkoop of belening zonder dat dit gepaard gaat met meer dan marginale kosten of verliezen; b. onmiddellijk opeisbaar interbancair actief; en c. onmiddellijk opeisbare vorderingen op overheden en professionele geldmarktpartijen. De aanwezige liquiditeit van de financiële onderneming in de maandperiode wordt gevormd door de gewogen voorraadposten en de gewogen kasinstroom gedurende de maandperiode. De financiële onderneming betrekt, onverminderd het eerste en derde lid, bij de berekening van de aanwezige liquiditeit het liquiditeitsoverschot van een bijkantoor of een dochtermaatschappij met zetel buiten Nederland, welk liquiditeitsoverschot wordt berekend op basis van dit besluit of, indien dit lager is, volgens de in de staat van de zetel daarvoor geldende regels, slechts voor zover: a. overdracht van het liquiditeitsoverschot niet leidt tot een liquiditeitstekort bij het bijkantoor of de dochtermaatschappij volgens de lokale liquiditeitstoetsing; b. het om een overschot in convertibele valuta’s gaat; en c. vrije en grensoverschrijdende overdracht van liquiditeit mogelijk is. De financiële onderneming betrekt bij de berekening van de aanwezige liquiditeit niet: a. activa die niet onbelemmerd overdraagbaar zijn; b. direct opeisbare tegoeden bij personen die geen bank of professionele geldmarktpartij zijn. De Nederlandsche Bank stelt regels met betrekking tot de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde posten en de weging daarvan.
Artikel 112 - 113 [..] § 3.3.6.2. - § 3.3.6.3. Financiële ondernemingen met zetel in - in een andere lidstaat - een staat die geen lidstaat is - in een niet-aangewezen staat
N.v.t. N.v.t.
72
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
Afdeling 3.3.8. Technische voorzieningen Art 3:67 – 3:69
§ 3.3.8.1. Verzekeraars met zetel in Nederland Afdeling 3.3.9. Boekhouding en rapportage § 3.3.9.1. Financiële ondernemingen met zetel in Nederland [..]
N.v.t.
Wft
Artikel 3:69a-3:70
Wft
Artikel 3:71
1. Een [..] bank, [..] met zetel in Nederland verstrekt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan de Nederlandsche Bank de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens, bedoeld in de artikelen 361, eerste lid, onderscheidenlijk 391, eerste lid, en 392, eerste lid, onderdelen a tot en met h, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van de verstrekking van de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens. 3. Onverminderd het bepaalde in Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de Nederlandsche Bank op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
Verstrekking van de jaarrekening aan DNB
Bpr
Hoofdstuk 13. Boekhouding en rapportage
Vereisten indeling en inhoud jaarstukken
§ 13.1. Verstrekking van de jaarstukken Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:71, tweede lid, en 3:81, tweede lid, van de wet
N.v.t.
Artikel 129 Een [..] bank, [..] (als bedoeld in artikel 3:71, eerste lid, 3:81, eerste lid of 3:85) verstrekt de documenten, (bedoeld in artikel 3:71, eerste lid, of 3:81, eerste lid, van de wet) wat betreft indeling en inhoud in de vorm waarin deze zijn opgemaakt ingevolge Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de internationale jaarrekeningstandaarden onderscheidenlijk het recht van de staat waar deze financiële onderneming haar zetel heeft. Een financiële onderneming met zetel in Nederland vermeldt of de jaarrekening al dan niet is vastgesteld en 73
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
goedgekeurd overeenkomstig de statuten of de vennootschapsakte. Wft
Artikel 3:72
1. Een [..] bank met zetel in Nederland, [..] verstrekt periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen staten aan de Nederlandsche Bank, al dan niet tevens op geconsolideerde basis, die deze nodig heeft voor het toezicht op de naleving van het bij of krachtens dit deel bepaalde. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op financiële ondernemingen als bedoeld in het eerste lid, waaraan een ontheffing als bedoeld in artikel 3:57, zevende lid, of 3:63, vierde lid, is verleend. 3. [..] 4. [..] 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden, onverminderd het bepaalde ingevolge de artikelen 99, 100 en 101 van de verordening kapitaalvereisten, regels gesteld met betrekking tot de inhoud en de modellen van de staten en de wijze, de periodiciteit en de termijnen van de verstrekking, en wordt bepaald welke staten worden verstrekt en welke staten openbaar worden gemaakt. 6. De Nederlandsche Bank kan, indien zich een gebeurtenis voordoet of heeft voorgedaan die ernstige gevolgen heeft of kan hebben voor de financiële positie van een financiële onderneming als bedoeld in het eerste of derde lid, voorschrijven dat een of meer staten tijdelijk worden verstrekt met een hogere frequentie of op een kortere termijn dan ingevolge het vijfde lid is bepaald. Deze staten worden niet openbaar gemaakt. 7. Staten, verstrekt door een […] bank [..] zijn periodiek voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant. De Nederlandsche Bank kan bepalen dat staten, verstrekt door een beleggingsonderneming, voorzien zijn van een verklaring als bedoeld in de eerste volzin. De accountant waarmerkt de betrokken staten. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het onderzoek en de waarmerking van de staten. 8. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste of derde lid indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt. 9. [..]. 10. De Nederlandsche Bank publiceert periodiek de voornaamste geaggregeerde gegevens op basis van de staten die ingevolge het eerste lid door banken met zetel in Nederland aan haar zijn verstrekt.
Verstrekken van staten aan DNB
74
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Bpr
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
§ 13.2. Verstrekking van de staten Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:72, vijfde en zevende lid, 3:73 en 3:73a, eerste lid van de wet Artikel 130 1. De door een bank [..] te verstrekken staten omvatten uitsluitend: a. gegevens betreffende het eigen vermogen en financiële informatie als bedoeld in de artikelen 99 tot en met 101 van de verordening kapitaalvereisten; b. gegevens betreffende het aanhouden van balansposten en posten buiten de balanstelling, bedoeld in artikel 394 van de verordening kapitaalvereisten; c. gegevens inzake de liquiditeit ingevolge artikel 3:63, eerste lid, 3:64 of 3:65 van de wet. 2. [..] 3. [..] 4. De door een bijkantoor als bedoeld in artikel 3:77 van de wet te verstrekken staten omvatten uitsluitend gegevens ten behoeve van het toezicht op de liquiditeit ingevolge artikel 3:64. 5. [..] 6. [..] 7. [..]
Acties
Vereisten mbt verstrekking van de staten
Artikel 131 1. De Nederlandsche Bank stelt, met inachtneming van het bepaalde ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de wet, alsmede met inachtneming van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de internationale jaarrekeningstandaarden, regels met betrekking tot de staten, bedoeld in artikel 130. Deze omvatten uitsluitend: a. de modellen van de staten; b. de reikwijdte van toepassing van de staten en de mate van detaillering van de in te vullen gegevens; deze omvatten geen uitbreiding of nadere rubricering van de staten; c. de reikwijdte van de consolidatie overeenkomstig de regels met betrekking tot consolidatie die de financiële onderneming in haar jaarrekening toepast, voor zover 75
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
uit de wet niet anders voortvloeit; d. de waardering van de posten overeenkomstig de waarderingsmethoden die de financiële onderneming in haar jaarrekening toepast; e. de te hanteren valuta en rekeneenheid; f. de afronding; g. de termijn waarbinnen de staten worden verstrekt, met dien verstande dat deze niet korter is dan noodzakelijk voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de wet; en h. de frequentie waarmee de staten worden verstrekt, met dien verstande dat deze ten minste een maal per jaar is. 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, f, g en h, zijn afgestemd op de aard en de omvang van de financiële onderneming, alsmede op de omvang van de solvabiliteit van de financiële onderneming. De frequentie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, is evenwel niet hoger dan: a. twaalf maal per jaar voor de staten ten behoeve van het toezicht op de liquiditeit, bedoeld in artikel 130, eerste lid, onderdeel c, en derde lid; b. een maal per jaar voor de jaarrekening, bedoeld in artikel 130, tweede lid, onderdeel a, en de staten ten behoeve van het toezicht op de technische voorzieningen, bedoeld in artikel 130, tweede lid, onderdeel b, onder 2°; en c. vier maal per jaar voor de overige in artikel 130, eerste en tweede lid, genoemde staten; d. twee maal per jaar voor de in artikel 130, derde lid, genoemde staten; e. een maal per jaar voor de jaarrekening, bedoeld in artikel 130, vijfde lid, onderdeel a; f. vier maal per jaar voor de in artikel 130, vijfde lid, onderdeel b, genoemde staten; g. twee maal per jaar voor de in artikel 130, zesde lid, genoemde staten. 3. De Nederlandsche Bank kan in individuele gevallen besluiten dat een financiële onderneming als bedoeld in artikel 130 periodiek moet melden of haar solvabiliteit of liquiditeit zich boven een door de Nederlandsche Bank vastgestelde signaleringswaarde bevindt. De frequentie van de melding is niet hoger dan een maal per maand en is afgestemd op de aard en de omvang van de financiële onderneming, alsmede op de omvang van de solvabiliteit van de financiële onderneming. 4. [..] Artikel 131a [..] 76
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel 132 Indien […] bank [..] of bijkantoor als bedoeld in artikel 130 de staten niet langs elektronische weg verstrekt, kan de Nederlandsche Bank, op verzoek van de financiële onderneming, besluiten dat het de financiële onderneming is toegestaan andere informatiedragers dan de modellen, bedoeld in artikel 131, eerste lid, onderdeel a, te gebruiken, indien deze wat betreft indeling en inhoud geen afwijking vertonen van de modellen.
Acties
Jaarlijks onderzoek staten door accountant
Artikel 133 1. Het onderzoek van de staten, bedoeld in artikel 130, door de accountant, uitmondend in een verklaring omtrent de getrouwheid als bedoeld in artikel 3:72, zevende lid, eerste volzin, van de wet, wordt een maal per jaar uitgevoerd. De Nederlandsche Bank stelt regels waarin wordt bepaald welke staten door de accountant in zijn onderzoek worden betrokken, met dien verstande dat een beheerder die een maal per jaar een door een accountant gewaarmerkte jaarrekening verstrekt daarmee voldoet aan de verplichting als bedoeld in artikel 3:72, zevende lid, van de wet. De accountant waarmerkt deze staten. 2. [..]
Wft Wft
Artikel 3:73-3:74 Artikel 3:74a
Artikel 134 [..] [..] 1. De Nederlandsche Bank kan een bank of een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten, met zetel in Nederland, opdragen de informatie, bedoeld in deel 8 van de verordening, met een hogere frequentie dan eens per jaar te publiceren en voorschrijven op welke wijze publicatie plaatsvindt. 2. De Nederlandsche Bank kan een moederonderneming met zetel in Nederland, die aan het hoofd staat van een groep waartoe een bank of een beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid behoort, opdragen om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 106, tweede lid, van de richtlijn kapitaalvereisten, een beschrijving te publiceren van de juridische structuur en de governance- en organisatiestructuur van de groep. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van de richtlijn kapitaalvereisten nadere regels worden gesteld betreffende verplichtingen voor banken of voor beleggingsondernemingen als bedoeld in het eerste lid tot het publiceren van informatie, alsmede met betrekking tot het eerste en tweede lid.
N.v.t. Indien van toepassing: (tussentijdse) publicatie voorbereiden
77
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
richtlijn kapitaalvereisten
Artikel 106 Specifieke publicatieverplichtingen 1. De lidstaten machtigen de bevoegde autoriteiten om de instellingen de volgende verplichtingen op te leggen: a) het frequenter dan jaarlijks en binnen bepaalde termijnen publiceren van de in deel 8 van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde informatie; b) het gebruik van specifieke media en locaties voor andere publicaties dan de financiële overzichten. 2. De lidstaten verlenen de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid om moederondernemingen ertoe te verplichten jaarlijks een beschrijving te publiceren van hun juridische structuur en van de governance- en organisatiestructuur van de groep instellingen overeenkomstig artikel 14, lid 3, artikel 74, lid 1, en artikel 109, lid 2, hetzij door volledige vermelding, hetzij door verwijzing naar gelijkwaardige informatie.
Bpr
§ 13.2b. Publicatieverplichtingen voor banken Bepaling ter uitvoering van artikel 3:74a, derde lid, van de wet Artikel 134b 1. Een bank als bedoeld in artikel 3:74a, eerste lid, van de wet die over een website beschikt, geeft daarop uitleg over de wijze waarop zij voldoet aan de vereisten inzake bestuur, beloning en publicatie van gegevens in artikel 17c, de bij of krachtens artikel 23e, vijfde lid, gestelde regels, het Besluit uitvoering publicatieverplichtingen richtlijn kapitaalvereisten en artikel 3:8, derde en vierde lid, van de wet. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een bank met zetel in een staat die geen lidstaat is die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor. Artikel 2. (reikwijdte) Dit besluit is van toepassing op banken en beleggingsondernemingen met zetel in Nederland.
Besluit uitvoering publicatie-verplichtingen richtlijn kapitaalvereisten
Artikel 3. (country by country reporting) 1. Een bank of beleggingsonderneming doet op geconsolideerde basis mededeling over de volgende informatie, voor elke staat waarin zij of haar dochterondernemingen een vestiging hebben: a. de naam, aard van de activiteiten en geografische locatie; b. de omzet; c. het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdequivalenten; d. de winst of het verlies voor belasting;
Acties
Publicatievereisten voor op een website t.a.v.: - bestuur - beloning - publicatie van gegevens
Vereisten m.b.t. de uitvoering publicatieverplichtingen
78
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
e. de belasting over winst of verlies; en f. de ontvangen overheidssubsidies. 2. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt onderzocht overeenkomstig artikel 393, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 3. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt, indien mogelijk, gelijktijdig met de jaarrekening van de onderneming of de geconsolideerde jaarrekening van de onderneming openbaar gemaakt. Indien de informatie niet in de jaarrekening wordt opgenomen, maakt de onderneming bekend waar en wanneer de informatie kan worden gevonden. 4. Dit artikel is van toepassing op de boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2014. Artikel 4. (direct ingaande verplichtingen) 1. Een bank of beleggingsonderneming maakt, in aanvulling op artikel 3, eerste lid, de in de onderdelen a, b en c van dat lid bedoelde informatie over het laatst afgesloten boekjaar binnen vier weken na de inwerkingtreding van dit besluit openbaar. 2. Een bank of beleggingsonderneming die door de Financial Stability Board is aangemerkt als mondiaal systeemrelevant, overlegt binnen vier weken na de inwerkingtreding van dit besluit de informatie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen d, e en f, over het laatst afgesloten boekjaar op vertrouwelijke basis aan de Europese Commissie en aan de Nederlandsche Bank. 3. Artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de informatie, bedoeld in het eerste en tweede lid. Artikel 5. (bekendmaking rendement op activa) 1. Een bank of beleggingsonderneming maakt in haar jaarverslag als een van de belangrijkste indicatoren haar rendement op activa bekend, berekend als de nettowinst gedeeld door het balanstotaal. 2. Dit artikel is van toepassing op de jaarverslagen die worden opgesteld over de boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2014. Wft Wft
Artikel 3:74b-3:74v Artikel 3:75 – 3:87b
[..] § 3.3.9.2. - § 3.3.9.5. Financiële ondernemingen met zetel in - in een andere lidstaat - een staat die geen lidstaat is
N.v.t. N.v.t.
79
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Wft Wft
Artikel 3:88 – 3:94 Aritkel 3:95 – 3:109 Hoofdstuk 3.4.
- in een niet-aangewezen staat - met zetel buiten Nederland Afdeling 3.3.10. Meldingsplichten van de accountant en de actuaris Afdeling 3.3.11. Gekwalificeerde deelnemingen in en door financiële ondernemingen Regels voor bepaalde ondernemingen werkzaam op de financiële markten
Wft Wft
Artikel 3:110 Artikel 3:111
Afdeling 3.4.1. Ondertoezichtstelling financiële instellingen Afdeling 3.4.2. Regime voor banken aangesloten bij een centrale kredietinstelling
Hoofdstuk 3.5.
Bijzondere regels en maatregelen ten aanzien van financiële ondernemingen werkzaam op de financiële markten
Wft
Artikel 3:11a – 3:111b
Afdeling 3.5.1. Bijzondere maatregelen ten aanzien van banken, beleggingsondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen
Wft Wft Wft
Artikel 3:112 – 3:131a Artikel 3:132 – 3:134 Artikel 3:135 – 3:148
Wft Wft
Artikel 3:149 – 3:159 Artikel 3:159a -3:159ah
Afdeling 3.5.1a. Portefeuilleoverdracht Afdeling 3.5.2. Herstelplan Afdeling 3.5.3. Beperking van de beschikkingsbevoegdheid, saneringsplan en financieringsplan Afdeling 3.5.4. Opvangregeling voor levensverzekeraars Afdeling 3.5.4a. Overdracht
Wft
Artikel 3:159ai
Afdeling 3.5.4b. Afwikkelingsplannen voor banken en voor beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten
Acties
N.v.t. N.v.t.
N.v.t. Zeer specialistisch, indien gewenst kunnen we dit verder uitwerken.
Alleen van toepassing indien bank ook beleggingsdiensten of activiteiten verleend/verricht N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. Slechts van toepassing indien bank deposito’s aanhoudt. Indien gewenst kunnen we dit verder uitwerken. Slechts van toepassing indien beleggingsdiensten worden verricht. Indien gewenst kunnen we dit 80
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Artikel 3:159aj – 3:257 Artikel 3:258- 3:267oa Wft
Artikel 3:258
Wft
Artikel 3:259
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Afdeling 3.5.5. Noodregeling en saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures naar buitenlands recht Afdeling 3.5.6. Beleggerscompensatiestelsel en depositogarantiestelsel § 3.5.6.1. Financiële ondernemingen met zetel in Nederland 1. Deze paragraaf is van toepassing op: a. banken die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 hebben; b. [..] c. [..] d. [..]. 2. De intrekking van een vergunning als bedoeld in het eerste lid laat onverlet de toepasselijkheid van deze paragraaf [..] op bestaande vorderingen van crediteuren op de financiële onderneming op het tijdstip van de intrekking van de vergunning. 3. [..] 1. [...] 2. Er is een depositogarantiestelsel dat tot doel heeft depositohouders te compenseren in het geval een bank niet in staat is te voldoen aan haar verplichtingen die voortvloeien uit vorderingen uit deposito’s. Banken dragen de kosten van het depositogarantiestelsel. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot: a. categorieën van financiële ondernemingen en personen die onder de reikwijdte van de vangnetregeling vallen, dan wel hiervan worden uitgesloten; b. categorieën van vorderingen die onder de reikwijdte van een vangnetregeling vallen, de wijze van indiening en vaststelling daarvan, de voorwaarden voor vergoeding van deze vorderingen, de hoogte van de vergoeding, het doen van uitkeringen aan beleggers of crediteuren en de wijze van informatieverschaffing daarover door financiële ondernemingen. 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot: a. de bekendmaking van een vangnetregeling; en b. de financiering, bekostiging en verdeling van baten van een vangnetregeling.
Acties verder uitwerken. N.v.t.
--
Doel depositogarantiestelsel
81
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Grondslag Wft
Artikel
Acties
Artikel 3:259a
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip] 1. Er is een rechtspersoon voor het beheer en de instandhouding van een garantiefonds dat is bestemd voor het aan de Nederlandsche Bank vergoeden van bedragen die deze heeft uitgekeerd ingevolge een vangnetregeling. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid en de personen die het dagelijks beleid onderscheidenlijk het beleid van die rechtspersoon bepalen.
--
Wft
Artikel 3:260
1. De Nederlandsche Bank besluit tot toepassing van een vangnetregeling indien een financiële onderneming als bedoeld in artikel 3:258, eerste lid, betalingsonmachtig is. Dit besluit wordt genomen: a. zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 21 dagen nadat de Nederlandsche Bank voor het eerst heeft geconstateerd dat de financiële onderneming heeft nagelaten een verschuldigd en betaalbaar deposito terug te betalen of aan een verschuldigde en betaalbare verplichting te voldoen die voortvloeit uit een vordering van een belegger, verband houdende met een beleggingsdienst of dienst als bedoeld in artikel 3:259, eerste lid; of b. zo spoedig mogelijk nadat een rechterlijke instantie in een lidstaat, om redenen die rechtstreeks verband houden met de financiële positie van de financiële onderneming, een beslissing heeft genomen die leidt tot schorsing van de mogelijkheid voor beleggers of depositohouders om hun vordering op de betreffende financiële onderneming te verhalen. 2. Een financiële onderneming is betalingsonmachtig indien de Nederlandsche Bank constateert dat die financiële onderneming, om redenen die rechtstreeks verband houden met haar financiële positie, niet in staat lijkt te zijn deposito’s van depositohouders terug te betalen of aan verplichtingen te voldoen die voortvloeien uit vorderingen van beleggers die verband houden met een beleggingsdienst of dienst als bedoeld in artikel 3:259, eerste lid, en die financiële onderneming daartoe ook op afzienbare termijn niet in staat lijkt te zijn. 3. De Nederlandsche Bank doet van het besluit mededeling in de Staatscourant
--
Wft
Artikel 3:261
1. Bij de toepassing van een vangnetregeling stelt de Nederlandsche Bank met inachtneming
-82
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
van het ingevolge artikel 3:259, derde lid, onderdeel b, bepaalde de omvang vast van de vorderingen die voor vergoeding in aanmerking komen en de hoogte van de voor vergoeding in aanmerking komende vorderingen van beleggers of depositohouders, alsmede de hoogte van de vergoeding van de vorderingen. 2. De Nederlandsche Bank draagt zorg voor betaling van de ingevolge het beleggerscompensatiestelsel voor vergoeding in aanmerking komende vorderingen van beleggers binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn. 3. De Nederlandsche Bank is in staat ingevolge het depositogarantiestelsel voor vergoeding in aanmerking komende aanspraken te honoreren binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn. 4. De Nederlandsche Bank treedt in de rechten die een belegger of depositohouder terzake van een vordering op de betalingsonmachtige financiële onderneming heeft voor zover zij een vergoeding als bedoeld in het eerste lid aan die belegger of depositohouder heeft betaald. Wft
Artikel 3:261a
1. De samenloop van vorderingen van beleggers op een bank, beleggingsonderneming of financiële instelling ten aanzien waarvan een vangnetregeling is toegepast, met aanspraken op vergoeding van de ingevolge deze afdeling daarvoor in aanmerking komende vorderingen, leidt er niet toe dat de Nederlandsche Bank en de boedel, beleggingsonderneming of financiële instelling hoofdelijk zijn verbonden. 2. De samenloop van vorderingen van depositohouders op een bank ten aanzien waarvan een vangnetregeling is toegepast, met aanspraken op vergoeding van de ingevolge deze afdeling daarvoor in aanmerking komende vorderingen, leidt er niet toe dat de Nederlandsche Bank en de boedel of de bank hoofdelijk zijn verbonden.
--
Wft
Artikel 3:262
De Nederlandsche Bank stelt met inachtneming van het ingevolge artikel 3:259, vierde lid, onderdeel b, bepaalde de bijdragen vast van de financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 3:258, eerste lid, aan de vangnetregeling. De bijdrageplichtige financiële ondernemingen voldoen deze bijdragen binnen een door de Nederlandsche Bank vastgestelde termijn.
--
Wft
Artikel 3:263
1. Een financiële onderneming als bedoeld in artikel 3:258, eerste lid, stelt op verzoek informatie ter beschikking over de toepasselijke vangnetregeling. Voorzover op een in
Informatie ter beschikking stellen 83
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Artikel
Acties
een andere lidstaat gelegen bijkantoor een met een vangnetregeling vergelijkbare regeling toepasselijk is, stelt de financiële onderneming op verzoek eveneens informatie ter beschikking over die regeling. 2. De informatie moet zodanig zijn dat al dan niet potentiële beleggers en depositohouders in staat worden gesteld om na te gaan of een vordering valt onder de dekking van de vangnetregeling dan wel onder een vergelijkbare buitenlandse regeling. 3. De informatie over de vangnetregeling wordt in de Nederlandse taal ter beschikking gesteld of voorzover het een vergelijkbare regeling betreft die op een bijkantoor toepasselijk is, in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar het desbetreffende bijkantoor is gelegen. 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid. (geen gedelegeerde regelgeving beschikbaar) Wft
Artikel 3:264
1. Het is een financiële onderneming niet toegestaan informatie over een vangnetregeling ten behoeve van reclamedoeleinden te gebruiken. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op financiële ondernemingen die in een reclameuiting vermelden dat op hen een vangnetregeling van toepassing is.
--
Wft
Artikel 3:265
1.
--
2.
Wft
Artikel 3:265a
De Nederlandsche Bank verhaalt de vorderingen op de betalingsonmachtige financiële onderneming die ingevolge artikel 3:261, derde lid, op haar zijn overgegaan, op die financiële onderneming. Ingeval bij de toepassing van een vangnetregeling een batig saldo resteert, stelt de Nederlandsche Bank met inachtneming van het ingevolge artikel 3:259, vierde lid, onderdeel b, bepaalde dit ter beschikking aan de financiële ondernemingen die een bijdrage als bedoeld in artikel 3:262 hebben gedaan.
§ 3.5.6.1a. Uitvoering van de vangnetregeling in de noodregeling De bewindvoerders stellen de Nederlandsche Bank zo spoedig mogelijk na het uitspreken van de noodregeling, bedoeld in Afdeling 3.5.5, in kennis van aan hen bekende: a. beleggers; b. depositohouders; c. vorderingen van de personen, bedoeld in de onderdelen a en b, op de financiële
--
84
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Artikel
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
Acties
onderneming; en d. vorderingen van de financiële onderneming op de personen, bedoeld in de onderdelen a en b. Wft
Artikel 3:265b
1. Zodra de Nederlandsche Bank de hoogte van de vergoeding van een vordering overeenkomstig artikel 3:261, eerste lid, heeft vastgesteld, deelt zij die en de berekening daarvan mee aan de bewindvoerders. 2. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de vordering niet voor vergoeding in aanmerking komt, deelt zij dat mee aan de bewindvoerders. 3. De bewindvoerders brengen het aan hen ingevolge het eerste lid medegedeelde bedrag in mindering op het bedrag van de na verrekening geresteerde of te resteren vordering van de belegger of depositohouder op de financiële onderneming.
--
Wft
Artikel 3:265c
1. Indien de Nederlandsche Bank de hoogte van de vergoeding van een vordering nog niet ingevolge artikel 3:265b, eerste lid, aan de bewindvoerders heeft medegedeeld op het tijdstip waarop de bewindvoerders tot uitkering van vorderingen overgaan, keren de bewindvoerders het bedrag aan de desbetreffende belegger of depositohouder uit dat zij zouden hebben uitgekeerd in het geval waarin de Nederlandsche Bank de hoogte van de vergoeding zou hebben vastgesteld op het bedrag waarop de belegger of depositohouder aanspraak maakt. 2. De bewindvoerders doen geen uitkering op het gedeelte van de na verrekening resterende vordering dat resteert na de uitkering ingevolge het eerste lid dan nadat de Nederlandsche Bank de overeenkomstigartikel 3:261, eerste lid, vastgestelde hoogte van de voor vergoeding in aanmerking komende vordering aan de bewindvoerders heeft medegedeeld. 3. Indien de bewindvoerders tot een tussentijdse uitkering overgaan, reserveren zij een bedrag met betrekking tot elke na verrekening geresteerde of te resteren vordering waarop ingevolge het tweede lid nog geen uitkering is gedaan. 4. De hoogte van het bedrag, bedoeld in het derde lid, wordt gevormd door een percentage van de na verrekening geresteerde of te resteren vordering waarop ingevolge het tweede lid nog geen uitkering is gedaan, welk percentage gelijk is aan het percentage dat is uitgekeerd op de andere vorderingen met dezelfde rang die wel zijn voldaan.
--
85
Overzicht van prudentiële regelgeving Wft – BANKEN met zetel in Nederland
Grondslag
Wft
Artikel
Artikel 3:265d
Wft
Wft Wft Wft Wft
Artikel 3:267a- 3:267c Artikel 3:267d- 3:267g Artikel Artikel 3:267h
Wft
Hoofdstuk 3.6.
Deel 3 Wft – Prudentieel toezicht Financiële ondernemingen Omschrijving
§ 3.5.6.1b. Van rechtswege verrekening van bankspaardeposito’s eigen woning Een bankspaardeposito eigen woning dat een depositohouder bij een bank aanhoudt en de daarmee verbonden eigenwoningschuld aan die bank of een ander worden tot hun gemeenschappelijk beloop opeisbaar en van rechtswege met elkaar verrekend, ongeacht mogelijk bestaande rechten van derden ten aanzien van het bankspaardeposito eigen woning, onderscheidenlijk de verbonden eigenwoningschuld, op het tijdstip dat zich als eerste van de volgende tijdstippen voordoet: a. het tijdstip waarop de Nederlandsche Bank de depositogarantieregeling in werking heeft gesteld ingevolge artikel 3:260, eerste lid, aanhef en onderdeel a; b. het tijdstip dat de rechtbank ingevolge artikel 3:174, zevende lid, vermeldt op de beschikking waarbij zij de noodregeling uitspreekt; c. het tijdstip dat de rechtbank ingevolge artikel 14, eerste lid, laatste volzin, van de Faillissementswet vermeldt op de beschikking waarbij zij het faillissement uitspreekt. § 3.5.6.2. - § 3.3.6.3. Financiële ondernemingen met zetel in - in een andere lidstaat - een staat die geen lidstaat is Afdeling 3.5.6a. Beleggingsbeginselen en beleggingsbeleid van afwikkelondernemingen Afdeling 3.5.7. Beleggingsbeginselen en beleggingsbeleid van premiepensioeninstellingen Afdeling 3.5.8. Rechten wederpartij na een gebeurtenis Afdeling 3.5.9. Beleggingsbeleid van entiteiten voor risico-acceptatie en verzekeraars [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip] Aanvullende bepalingen ten aanzien van financiële groepen
Acties
--
N.v.t.
N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. (ziet specifiek op regels indien de bank onderdeel is van ene financiële groep. Indien gewenst kunnen we dit nader uitwerken.
86