Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
Overzicht van de Brusselse wetgeving betreffende hoogstammige bomen
A. Op het vlak van stedenbouw 1° Artikel 98, § 1, van het Brussels Wetboek van de Ruimtelijke ordening « Niemand mag zonder voorafgaande schriftelijke en uitdrukkelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen : 7° ontbossen ; 8° hoogstammige bomen vellen ».
2° Artikel 1, 7°, 14, A, 8° en 9°, en 15, 10°, van het BBHR van 12 juni 2003 tot bepaling van de handelingen en werken die vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige vergunning, van het advies van de gemachtigde ambtenaar, van de gemeente of van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen of van de medewerking van een architect « Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient men te verstaan onder : 7° « hoogstam » : boom waarvan de stam op 1,50 van de grond een omtrek van minstens 40 cm heeft en die ten minste 4,00 m hoog is. Artikel 14. A. Voorzover zij niet afwijken van een bestemmingsplan, van een stedenbouwkundige verordening of van een verkavelingsvergunning en zij geen uitstaans hebben met een goed dat het voorwerp van een beschermingsmaatregel is, worden de volgende handelingen en werken vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning : 8° Het vellen van hoogstammen overeenkomstig de ordening vastgelegd bij toepassing van een beheersplan of een beheersverordening goedgekeurd krachtens de ordonnantie van 27 april 1995 inzake het behoud en de bescherming van de natuur; 9° het vellen van dode bomen. Artikel 15. Voorzover ze niet afwijken van een bestemmingsplan, van een stedenbouwkundige verordening of van een verkavelingsvergunning en zij geen voorwerp van een beschermingsmaatregel zijn, zijn de volgende handelingen en werken, naargelang het geval, vrijgesteld van het advies van de gemachtigde ambtenaar of van de gemeente : 10° het vellen van hoogstammen dat krachtens artikel 14, 8° en 9° niet van vergunning is vrijgesteld. »
© Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
3° Artikel 12, 2°, g), en 23 t/m 25 van het BBHR van 29 april 2004 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest « HOOFDSTUK IV - Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest betreffende sloopwerken. Artikel 12. Het dossier bevat bovendien de volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager en, in voorkomend geval, door de architect, in viervoud : 2° een inplantingsplan op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 en met de elementen die de beoordeling van de integratie van het sloopproject in zijn nabije openbare en private omgeving mogelijk maken, zoals; g) in voorkomend geval, de plaats van de aanwezige, te behouden of te vellen hoogstammen; HOOFDSTUK VII. - Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest met het oog op het vellen van hoogstammige bomen Artikel 23. Dit hoofdstuk is van toepassing op de aanvragen die enkel het vellen van één of meer hoogstammige bomen tot doel hebben. Met « hoogstammige boom » bedoelt men een boom waarvan de stam ten minste 40 centimeter omtrek op 1,50 meter hoogte heeft en die ten minste 4,00 meter hoog is. Artikel 24. Het dossier van de aanvraag om hoogstammige bomen te vellen, bevat volgende documenten : 1° een attestaanvraag in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit, ondertekend door de aanvrager; 2° in geval van handelingen of werken op een goed van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of van een erkende maatschappij, het advies van deze maatschappij in viervoud; 3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving; 4° alle relevante foto’s teneinde de bestaande toestand op het goed en de aanpalende goederen nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – ten minste twee – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4-formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het artikel 25, 2° bedoelde inplantingsplan. Artikel 25. Het dossier bevat bovendien volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud : 1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel op schaal tussen 1/10.000 en 1/1.000 met aanduiding van de noordpijl; 2° een inplantingsplan op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 en met aanduiding van : a) de noordpijl en de schaal; b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan; c) de grenzen met ingeschreven maten van het goed; © Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
d) de naam van de eigenaars en het huisnummer van het goed en van de belendende goederen; e) de plaats van de te behouden of te vellen hoogstammige bomen. » 4° Artikel 7, 16, 18, 23, 27 t/m 29 en 32 van het BBHR van 17 januari 2002 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning « HOOFDSTUK II. - Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning betreffende handelingen of werken voor bouw- en verbouwingswerken. Afdeling 2. - Bouw- en verbouwingshandelingen of -werken met wijziging van het bebouwde volume Artikel 7. Voor de Bouw- en verbouwingshandelingen of -werken met wijziging van het bebouwde volume, bevat het dossier bovendien de hierna vermelde grafische documenten; ondertekend door de aanvrager, en, in voorkomend geval, door de architect en worden in viervoud afgeleverd; wanneer een wettelijke of verordenende bepaling dat vereist, houdt het ook een bijkomende volledige reeks in, geviseerd door de Brandweerdienst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en vergezeld van zijn advies. De vereiste documenten zijn de volgende: (…) 3° een inplantingsplan en doorsneden op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 en voorzien van de elementen die de beoordeling van de integratie van het project mogelijk maken in zijn privéen openbare nabije omgeving, zoals : (…) b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van (…), in voorkomend geval, de bomen en andere beplantingen (…); k) in voorkomend geval, de plaats van de aanwezige, te behouden of te vellen hoogstammen, met vermelding van de boomsoort wat deze laatste betreft; (…) HOOFDSTUK IV. - Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning betreffende sloopwerken. Artikel 16. Het dossier bevat bovendien de volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager en, in voorkomend geval, door de architect, in viervoud : (…) 2° een inplantingsplan op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 en met de elementen die de beoordeling van de integratie van het sloopproject in zijn nabije privé- en openbare omgeving mogelijk maken, zoals; (…) b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van (…) in voorkomend geval, de bomen en andere beplantingen (…); 3° de plannen betreffende de heraanleg, op schaal van 1/100, 1/50 of 1/20. Van het bij de sloping betrokken gedeelte van het goed en de onmiddellijke omgeving ervan met vermelding van : (…) d) in voorkomend geval, de plaats van de te behouden of te vellen hoogstammen, met vermelding van de boomsoort wat deze laatste betreft; (…) © Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
HOOFDSTUK V. - Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning tot wijziging van de bestemming of van het gebruik van een goed. Afdeling 1. - Wijziging van de bestemming of van het gebruik van een niet-bebouwd goed. Artikel 18. Het dossier bevat bovendien de volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud : (…) 2° een inplantingsplan en eventueel doorsneden op schaal op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 met vermelding van de elementen die de beoordeling van de impact van de wijziging van de bestemming of van het gebruik van het goed mogelijk maken in zijn prive´- en openbare nabije omgeving, zoals : (…) i) in voorkomend geval, de plaats van de te behouden of te vellen hoogstammen, met vermelding van de boomsoort wat deze laatste betreft; HOOFDSTUK VI. - Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning betreffende de in artikel 84, § 1, 6°, 7° en 9° bedoelde handelingen of werken. Artikel 21. Dit hoofdstuk is van toepassing op de aanvragen die enkel volgende werken en handelingen tot doel hebben : 1° het reliëf van de bodem aanzienlijk wijzigen; 2° ontbossen; 3° ontginnen of de vegetatie wijzigen van elk gebied waarvan de bescherming noodzakelijk wordt geacht door de Regering. Artikel 23. Het dossier bevat bovendien volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud : (…) 2° een inplantingsplan en eventueel doorsneden op schaal op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 met vermelding van de elementen die de beoordeling van de impact van de wijziging van het gebruik van het goed mogelijk maken in zijn prive´- en openbare nabije omgeving, zoals : (…) h) in voorkomend geval, de plaats van de te behouden of te vellen hoogstammen, met vermelding van de boomsoort wat deze laatste betreft; k) de identificatie van de beplanting en de bestaande houtsoorten. HOOFDSTUK VII. - Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning met het oog op het vellen van hoogstammige bomen. Artikel 27. Dit hoofdstuk is van toepassing op de aanvragen die enkel het vellen van e´e´n of meer hoogstammige bomen tot doel hebben. Met « hoogstammige boom » bedoelt men een boom waarvan de stam ten minste 40 centimeter omtrek op 1,50 meter hoogte heeft en die ten minste 4,00 meter hoog is. Artikel 28. Het dossier van de aanvraag om hoogstammige bomen te vellen, bevat volgende documenten :
© Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
1° een vergunningsaanvraag in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit, ondertekend door de aanvrager; 2° in geval van handelingen of werken op een goed van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of van een erkende maatschappij, het advies van deze maatschappij in viervoud; 3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving; 4° alle relevante foto’s teneinde de bestaande toestand op het goed en de aanpalende goederen nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – ten minste twee – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4 formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het artikel 29, 2°, bedoelde inplantingsplan. Artikel 29. Het dossier bevat bovendien volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud : 1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel op schaal tussen 1/10 000 en 1/1 000 met aanduiding van de noordpijl; 2° een inplantingsplan op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 en met aanduiding van : a) de noordpijl en de schaal; b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan; c) de grenzen met ingeschreven maten van het goed; d) de naam van de eigenaars en het huisnummer van het goed en van de belendende goederen; e) de plaats van de te behouden of te vellen hoogstammige bomen, met vermelding van de boomsoort wat deze laatste betreft. HOOFDSTUK VIII. - Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning betreffende de in artikel 84, § 1, 10°, bedoelde handelingen of werken. Artikel 30. Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op volgende handelingen of werken : een grond gewoonlijk gebruiken voor : 1° het opslaan van één of meer gebruikte voertuigen, van schroot, van materialen of afval; 2° het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens voor reclamedoeleinden inbegrepen; 3° het plaatsen van e´e´n of meer verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning kunnen worden gebruikt, zoals woonwagens, kampeerwagens, afgedankte voertuigen, tenten. Artikel 32. Het dossier bevat bovendien volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud : (…) 2° een inplantingsplan en eventueel doorsneden op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100, met de elementen die de beoordeling van de integratie van het project mogelijk maken in zijn privé- en openbare nabije omgeving te kunnen beoordelen, zoals : (…)
© Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
b) het tracé van de aangrenzende wegen (...), evenals in voorkomend geval, de bomen en andere beplantingen (…) ; k) in voorkomend geval, de plaats van de aanwezige, te behouden of te vellen hoogstammen, met vermelding van de boomsoort wat deze laatste betreft ; (…) ».
5° Artikel 6, 2°, e), en 11, 2°, e), van het BBHR van 29 april 2004 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van de aanvragen om verkavelingsvergunning en om stedenbouwkundig attest met het oog op verkaveling « HOOFDSTUK II – Over het dossier van de aanvraag om verkavelingsvergunning Artikel 6. Het dossier bevat bovendien de hierna vermelde grafische en door de aanvrager ondertekende documenten : (…) 2° het plan van de bestaande feitelijke en rechtstoestand op schaal 1/1.000, 1/500 of 1/200 en opgesteld op basis van een grondplan dat zich uitstrekt op een afstand van ten minste 50 meter buiten de grenzen van het in de aanvraag bedoelde goed, met vermelding van de volgende inlichtingen : (…) e) op het goed, de inplanting met ingeschreven maten, de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de bedaking) en van de bestemming van de bestaande te behouden of te slopen bouwwerken, evenals de plaats, de boomsoort en de afmetingen (totale hoogte, diameter van de stam op 1,50 meter hoogte en diameter van de kroon) van de bestaande hoogstammen; met « hoogstammem » bedoelt men een boom waarvan de stam ten minste 40 centimeter omtrek op 1,50 meter hoogte heeft en die ten minste 4,00 meter hoog is. HOOFDSTUK II – Over het dossier van de aanvraag om stedenbouwkundig attest Artikel 11. Het dossier bevat bovendien de hierna vermelde grafische en door de aanvrager ondertekende documenten : (…) 2° het plan van de bestaande feitelijke en rechtstoestand op schaal 1/1.000, 1/500 of 1/200 en opgesteld op basis van een grondplan dat zich uitstrekt op een afstand van ten minste 50 meter buiten de grenzen van het in de aanvraag bedoelde goed, met vermelding van de volgende inlichtingen : (…) e) op het goed, de inplanting met ingeschreven maten, de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de bedaking) en van de bestemming van de bestaande te behouden of te slopen bouwwerken, evenals de plaats van de bestaande hoogstammen; met « hoogstammen » bedoelt men een boom waarvan de stam ten minste 40 centimeter omtrek op 1,50 meter hoogte heeft en die ten minste 4,00 meter hoog is;
© Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
6° Artikel 5, § 5, 1° en 2°, van Titel III van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, betreffende werken « Artikel 5 – Bescherming van de openbare weg § 5. Tijdens de werken : 1° is het verboden om in de nabijheid van bomen materialen op te slaan, manoeuvers uit te voeren met bouwvoertuigen of -machines en barakken te plaatsen; 2° zijn de wortels, stammen en kruinen van bomen (…) op de bouwplaats of in de nabijheid ervan beschermd aan de hand van passend materiaal. »
7° Artikel 2, § 1, 1, en artikel 16 t/m 18 van Titel VII van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, betreffende de wegen, de toegang ernaar en de omgeving ervan « Artikel 2. § 1. In deze titel wordt verstaan onder : 1. hoogstammige boom: een boom waarvan de stam ten minste 40 centimeter omtrek heeft op 1,50 meter hoogte en die ten minste 4 meter hoog is.
Afdeling 7 – Hoogstammige bomen Artikel 16 – Afstanden § 1. De minimumafstand tussen een boom en een gevel wordt aldus bepaald dat er een minimumafstand van 2 m overblijft tussen de gevel en de kruin van de volgroeide boom. § 2. De minimumafstand tussen de as van de stam en de verkeersstrook van de rijbaan bedraagt 0,90 m. De schets nr. 4 in bijlage 1 van deze titel illustreert dit artikel. Artikel 17 - Plantputten De plantput heeft een volume van minstens 3,5 m³. Artikel 18 – Beschermingsmaatregelen § 1. Een boom wordt geplaatst in een waterdoorlatende grond met een oppervlakte van minstens 2,25 m². § 2. Deze waterdoorlatende zone wordt beschermd tegen betreding door een inrichting die op dezelfde hoogte geplaatst wordt als de voetgangersweg wanneer intens voetgangersverkeer dat nodig maakt. § 3. De stam en de basis van de boom worden beschermd tegen schokken en verzakkingen veroorzaakt door voertuigen. § 4. Geen enkel net van openbaar nut mag op minder dan 1,75 m van de as van de stam worden aangelegd. »
8° Artikel 206 t/m 241 van het Brussels Wetboek van de ruimtelijke ordening (BWRO) Een opmerkelijke boom kan ingeschreven worden op de lijst voor het behoud van goederen die behoren tot het onroerend erfgoed als landschap (zie artikel 206, 1°, c, van het BWRO).
© Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
B. Op het vlak van leefmilieu 1° Ordonnantie van 27 april 1995 betreffende het behoud en de bescherming van de natuur Met het oog op het behoud van de in het wild groeiende plantensoorten neemt de Regering op advies of op aanbeveling van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud de beschermingsmaatregelen die zij "nuttig" acht. Deze maatregelen kunnen blijvend, tijdelijk of periodiek van toepassing zijn. De toepassing van maatregelen kan beperkt worden tot bepaalde gebieden, bepaalde arealen of bepaalde biotopen (artikel 7). De Regering bepaalt of de bescherming geldt voor de plant in zijn geheel of voor bepaalde organen ervan (artikel 3). Overtredingen worden met boetes bestraft (voor meer details: zie artikel 42). Op advies of aanbeveling van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud stelt de Regering de lijst vast van de planten- en diersoorten die speciaal beschermd moeten worden (artikel 5). Artikel 21 van de ordonnantie van 27 april 1995 verbiedt bovendien in natuurreservaten « bomen en struiken weg te nemen, te kappen, te ontwortelen of te verminken en het plantendek te vernietigen of te beschadigen ». De Regering kan bepaalde afwijkingen toestaan (artikel 37, 1e lid).
2° BBHR van 26 oktober 2000 betr. de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora Dit besluit zet richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de zogenaamde Habitat-richtlijn) om in Brussels recht. De beschermingsmaatregelen van de plantensoorten die het vastlegt, hebben betrekking op alle in de bijlagen II, IV en V opgenomen plantensoorten « of die kenmerkend zijn voor de habitats van die gebieden », alsook « bryofyten, fungi, korstmos en macro-algen » in alle stadia van hun biologische cyclus (artikel 9, 1e en 3e lid, van het besluit van 26 oktober 2000). Artikel 9, 1e lid, verbiedt het opzettelijk plukken en verzamelen, afsnijden, ontwortelen en vernielen in de natuur van specimens « in hun natuurlijk verspreidingsgebied ». Ongeacht de zone is het in het bezit hebben, vervoeren, verhandelen of ruilen en het te koop of in ruil aanbieden van aan de natuur onttrokken specimens verboden (artikel 9, 2e lid, van het besluit van 26 oktober 2000). Onder strenge voorwaarden zijn afwijkingen toegestaan (artikel 10 van het besluit van 26 oktober 2000).
© Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
3° Artikel 32 van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu « HOOFDSTUK V. – Administratieve geldboetes. Artikel 32. De persoon die een van de volgende misdrijven pleegt, is strafbaar met een administratieve geldboete van 62,5 EUR tot 625 EUR : (…) 4° in de zin van artikel 21 van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende het behoud en de bescherming van de natuur in de natuurreservaten, de persoon die : a) bomen of struiken wegneemt, kapt ontwortelt of verminkt, of het plantendek vernietigt of beschadigt; (…) 6° in de zin van titel XIIbis van de wet van 19 december 1854 houdende het Boswetboek, de persoon die : (…) d) in de bossen wordt aangetroffen met een hakmes, een aks, een bijl, een zaag, een toestel voor het nemen van grondmonsters of ander soortgelijk gereedschap (…). »
4° Artikel 5 van het BBHR van 4 maart 1999 betreffende het Parkreglement in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest « Artikel 5. Het is verboden in het park : (…) 6. de aanplantingen (…) schade toe te brengen; 7. knoppen en bloemen of planten weg te halen (…). »
C. In het Burgerlijk Wetboek 1° Artikel 28 van het Burgerlijk Wetboek (Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 3: Regels betreffende de pacht in het bijzonder) « Artikel 28. De verpachter mag geen bomen planten tenzij voor het vervangen van hoog- of laagstammige fruitbomen, voor het vervangen van bosbomen in de weiden en voor de aanplantingen die noodzakelijk zijn voor de bewaring van het goed. De pachter mag geen nieuwe aanplantingen verrichten tenzij met schriftelijke toestemming van de verpachter. Niettemin zijn zonder toestemming van de verpachter geoorloofd, aanplantingen die noodzakelijk zijn voor de bewaring van het goed en, behalve in geval van geldige opzegging, aanplantingen ter vervanging van dode of gevelde bomen en die van laagstammige fruitbomen. De aanplanting van deze laatste is evenwel slechts toegestaan indien zij een oppervlakte beslaat van ten minste 50 are en aan een bestaande aanplanting of een vaste toegangsweg paalt en voor zover zij in de streek gebruikelijk is en beantwoordt aan de eisen van een rationele exploitatie. Voor dit laatste punt moet de pachter vooraf een gunstig advies van de tuinbouwkundige van de streek hebben verkregen.
© Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
Heeft een aanplanting waarvoor de verpachter schriftelijke toestemming heeft gegeven of die regelmatig is verricht overeenkomstig de voorgaande bepalingen, geleid tot een waardevermeerdering van het gepachte goed en neemt de pacht op initiatief van de verpachter een einde vooraleer de aanplanting achttien jaar oud is, dan heeft de pachter recht op een vergoeding gelijk aan die waardevermeerdering; neemt de pacht een einde op initiatief van de pachter, dan mag die vergoeding niet hoger zijn dan hetgeen de pachter tijdens de vijf laatste jaren in het geheel aan pacht betaald heeft voor de gezamenlijke goederen die hij van dezelfde eigenaar in pacht had. Heeft zulk een aanplanting geleid tot een waardevermindering van het gepachte goed, dan heeft de verpachter recht op een vergoeding van de pachter, gelijk aan die waardevermindering. »
2° Artikel 590 t/m 594 van het Burgerlijk Wetboek « TITEL III. – VRUCHTGEBRUIK, GEBRUIK EN BEWONING. HOOFDSTUK I. - VRUCHTGEBRUIK. AFDELING I. – RECHTEN VAN DE VRUCHTGEBRUIKER. Artikel 590. Indien aan het vruchtgebruik schaarbossen zijn onderworpen, moet de vruchtgebruiker de orde en de hoeveelheid van de kappingen in acht nemen, overeenkomstig de bedrijfsregeling of het vaste gebruik van de eigenaars, zonder vergoeding echter voor de vruchtgebruiker of voor zijn erfgenamen wegens de gewone kappingen van schaarhout, van uitgespaard hout of van stamhout, die hij gedurende zijn vruchtgebruik niet zou hebben gedaan. Bomen die men uit een kwekerij kan trekken zonder deze te beschadigen, behoren ook tot het vruchtgebruik, maar alleen onder verplichting voor de vruchtgebruiker om zich, wat betreft de vervanging, naar de plaatselijke gebruiken te gedragen. Artikel 591. Verder heeft de vruchtgebruiker, steeds met inachtneming van de tijdstippen en het gebruik van de vorige eigenaars, het genot van de partijen bos van hoogstammig hout die waren onderworpen aan geregelde kappingen, hetzij deze op gezette tijden gedaan worden over een zekere uitgestrektheid grond, ofwel bestaan uit een zekere hoeveelheid bomen, zonder onderscheid over de gehele uitgestrektheid van het eigendom genomen. Artikel 592. In alle andere gevallen moet de vruchtgebruiker de hoogstammige bomen onaangeroerd laten; hij mag alleen de bij ongeval uitgerukte of afgebroken bomen gebruiken om de herstellingen te doen waartoe hij gehouden is; te dien einde mag hij zelfs bomen laten omhakken, indien het nodig is, doch onder verplichting om samen met de eigenaar de noodzakelijkheid daarvan te doen vaststellen. Artikel 593. Hij mag uit de bossen staken nemen voor de wijngaarden; hij mag ook van de bomen nemen hetgeen zij jaarlijks of op gezette tijden voortbrengen; een en ander met inachtneming van het gebruik van het gewest of de gewoonte van de eigenaars. Artikel 594. Dode fruitbomen, alsook fruitbomen die bij ongeval zijn uitgerukt of afgebroken, behoren de vruchtgebruiker toe, onder verplichting om ze door andere te vervangen. »
© Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
D. In het Veldwetboek Artikel 34 t/m 37, 87, 88 en 90 van het Veldwetboek « Artikel 34. Bomen die in een gemene haag staan, zijn eveneens gemeen; ook bomen op de scheidingslijn van beide erven worden geacht gemeen te zijn, tenzij het tegendeel blijkt uit een titel of een voldoende bezit; sterven die bomen af of worden zij gekapt of gerooid, dan worden zij bij helfte verdeeld; de vruchten worden op gemeenschappelijke kosten ingezameld en eveneens bij helfte verdeeld, onverschillig of zij afgevallen dan wel geplukt zijn. Iedere eigenaar heeft het recht te eisen dat de gemene bomen gerooid worden. De mede-eigenaar van een gemene haag mag die verwijderen tot aan de grens van zijn eigendom, onder verplichting om op die grens een muur te bouwen. Artikel 35. Hoogstammige bomen mogen slechts op een door vast en erkend gebruik bepaalde afstand geplant worden; bij ontstentenis van zodanig gebruik mogen hoogstammige bomen slechts op twee meter, andere bomen en levende hagen slechts op een halve meter van de scheidingslijn tussen twee erven worden geplant. Fruitbomen van welke soort ook mogen als leibomen, aan elke kant van de muur tussen twee erven, geplant worden zonder dat een afstand in acht wordt genomen. Is die muur niet gemeen, dan heeft alleen de eigenaar het recht hem als steun voor zijn leibomen te gebruiken. Artikel 36. De nabuur kan de rooiing eisen van bomen, hagen, heesters en struiken die op een kortere afstand geplant zijn dan de wet bepaalt. Artikel 37. Degene over wiens eigendom takken van bomen van een nabuur hangen, kan de nabuur noodzaken die takken af te snijden. Vruchten die vanzelf op het eigendom van de nabuur vallen, behoren de nabuur toe. Degene op wiens erf wortels doorschieten, mag ze aldaar zelf weghakken. Het recht om de wortels weg te hakken of de takken te doen afsnijden verjaart niet. HOOFDSTUK 5. – Misdrijven en straffen. Artikel 87. Met geldboete van 1 frank tot 10 frank worden gestraft : 1° Zij die zonder wettige reden binnentreden in een besloten erf of in een aanhorigheid van een woning, waar tak- of wortelvaste vruchten staan; 2° Zij die, zonder dat er een andere door de wet bepaalde omstandigheid bijkomt, aan een ander toebehorende vruchten plukken of ter plaatse eten. Het feit gepleegd in een besloten erf of in een aanhorigheid van een woning wordt gestraft met geldboete van tien frank en gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen; (…) Artikel 88. Met geldboete van 5 tot 15 frank worden gestraft : (…) 12° Zij die stenen of andere harde lichamen of andere voorwerpen die kunnen bevuilen of beschadigen, in (…) bomen werpen; 13° Zij die door gebrek aan voorzorg enten van bomen geheel of gedeeltelijk vernielen en zij wier dieren dit doen; (…) © Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be
Françoise LAMBOTTE, Olivier EVRARD
september 2008
Artikel 90. Met geldboete van vijftien tot vijfentwintig frank en met gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen of met een van die straffen alleen worden gestraft : (…) 9° Zij die andermans bomen geheel of gedeeltelijk ontschorsen of snijden, zonder dat deze vergaan. 10° Zij die het hout van hagen of van boomaanplantingen wegnemen (…). »
E. In het Boswetboek Het Boswetboek van 19 december 1854, zoals gewijzigd bij de ordonnanties van 30 maart 1995 en van 25 maart 1999, legt ondermeer het volgende vast : - het verbod op rooien (artikel 103 e.v. van het Boswetboek) ; - het verbod op het uitgraven en weghalen van steen, zand, erts, aarde of graszoden, turf, heide, berm, gras, groene of dorre bladeren, op de bodem van de bossen aanwezige meststoffen, eikels, beukennoten en andere bosvruchten of -zaden, behalve met de toestemming van de eigenaar en onverminderd de bij wet en verordening vereiste vergunningen (artikel 107 van het Boswetboek) ; - bijzondere beschermingsmaatregelen voor de bomen (zie ondermeer artikel 110 en 154 e.v. van het Boswetboek) ; - het verbod op het uitrukken of weghalen van planten (artikel 162 van het Boswetboek) ; een geldboete van 5 tot 25 frank voor personen die in de bossen aangetroffen worden met een hakmes, een aks, een bijl, een zaag, een toestel voor het nemen van grondmonsters of ander soortgelijk gereedschap (artikel 176bis van het Boswetboek). Artikel 110 van het Boswetboek luidt als volgt: « De artikelen 36 en 37, eerste en derde lid, van het Veldwetboek zijn van toepassing op de randbomen van de bossen. De aangelanden kunnen zich echter op de bepaling van voornoemd artikel 37 betreffende het snoeien niet beroepen ten aanzien van bomen die meer dan dertig jaar oud zijn op het tijdstip van de bekendmaking van deze wet. Snoeiing zonder toestemming van de eigenaar van het bos wordt gestraft als wederrechtelijke kapping. »
© Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.vsgb.be