Overzicht modulefiches Mode: accessoires

Overzicht modulefiches Mode: accessoires Inhoud Initiatie handtassen, handschoenen en ceinturen .................................................................................. 2 Realisaties handtassen, handschoenen en ceinturen ............................................................................. 5 Initiatie fantasiejuwelen .......................................................................................................................... 9 Realisaties fantasiejuwelen ................................................................................................................... 12 Initiatie sjaals, dassen en strikken ......................................................................................................... 15 Realisaties sjaals, dassen en strikken .................................................................................................... 19 Initiatie bloemen ................................................................................................................................... 23 Realisaties bloemen .............................................................................................................................. 26

CVO-STEP overzicht modulefiches accessoires |

1

Modulefiche Initiatie handtassen, handschoenen en ceinturen Korte omschrijving

Lestijden Gecombineerd onderwijs Naam lesgever Doelstellingen

In deze module worden de grondbeginselen voor het maken van diverse modellen aangeleerd. Realisatietechnieken worden ingeoefend door middel van eenvoudige werkstukken. Bij het beëindigen van deze module kan de cursist deze technieken onder begeleiding uitvoeren op eenvoudige werkstukken. 80 lestijden Nee

De cursisten kunnen:  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patroon aanpassen  Ronde vormen evenwijdig tekenen  Patronen naar knippatronen omvormen  Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Verschillende soorten materiaalbreedtes onderscheiden  Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Stikken:  De onderdelen van een naaimachine benoemen  Een naaimachine gebruiksklaar maken  Aangepast naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine signaleren  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Storingen aan de strijkapparatuur signaleren  Op verschillende vormen in functie van het model strijken


2



Leerinhouden











 

Begincompetenties Eindcompetenties

geen 



 Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/ werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten verbeteren Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van verschillende materialen herkennen Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patronen aanpassen  Ronde vormen evenwijdig tekenen  Patronen naar knippatronen omvormen Meten:  Maat nemen  Patroon nameten  Knippatronen Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen Stikken:  Machinekennis  Naaimateriaal Strijken:  Strijkmateriaal Afwerken:  Werkdocumenten  Werkvolgorde  Realisatietechnieken Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patroon overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patronen aanpassen  Ronde vormen evenwijdig tekenen  Patronen naar knippatronen omvormen


3



Sleutelcompetenties Didactische werkvormen

Evaluatie Didactische materiaal

Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Verschillende soorten materiaalbreedtes onderscheiden  Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Stikken:  De onderdelen van een naaimachine benoemen  Een naaimachine gebruiksklaar maken  Aangepast naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine signalieren  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Storingen aan de strijkapparatuur signaleren  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten verbeteren  Creativiteit: in staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren.  Accuratesse: in staat zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien.  Accuratesse  Creativiteit  Onderwijsleergesprek  Klassikale demonstratie  Klassikale en individuele opdrachten  Individuele begeleiding Gespreide evaluatie cursus

Jaar – Sem 1/2 of Tri 1/2/3 Begindatum Einddatum


4

Modulefiche Realisaties handtassen, handschoenen en ceinturen Korte omschrijving


In deze module worden kennis en vaardigheden voor het maken van diverse modellen aangeleerd en bijgestuurd. Realisatietechnieken worden ingeoefend door middel van complexe werkstukken. Bij het beëindigen van deze module kan de cursist deze technieken zelfstandig uitvoeren. 80 lestijden Nee

De cursisten kunnen:  Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen  Weefsels en benodigdheden in functie van het model, de mode en de persoon kiezen  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Een model intekenen  Patroon aanpassen  Patronen naar knippatronen omvormen  Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Soorten materiaalbreedtes onderscheiden  Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Stikken:  Complexe vormen stikken  Aangepast naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine herstellen  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken


5

 



Leerinhouden

















Eenvoudige storingen herstellen Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/ werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten verbeteren Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen.  Weefsels en benodigdheden in functie van het model, de mode en de persoon kiezen. Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van verschillende materialen herkennen Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Patronen aanpassen  Model intekenen  Patronen naar knippatronen omvormen Meten:  Maat opmeten  Patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Soorten materiaalbreedtes onderscheiden Knippen:  Materiaal om te knippen voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen Stikken:  Complexe vormen stikken  Aangepast naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine herstellen Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Werkdocumenten


6


 Werkvolgorde  Realisatietechnieken Eindcompetenties van de module initiatie handtassen, handschoenen en ceinturen.  Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen  Weefsels en benodigdheden in functie van het model, de mode en de persoon kiezen  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patroon overtekenen  Patronen aanpassen  Een model intekenen  Patronen naar knippatronen omvormen  Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Soorten materiaalbreedtes onderscheiden  Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Stikken:  Complexe vormen stikken  Aangepast naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine herstellen  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Eenvoudige storingen herstellen  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Fouten signaleren  Fouten bijsturen  Creativiteit: in staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren.


7



Sleutelcompetenties

Didactische werkvormen

Evaluatie Didactisch materiaal

Accuratesse: in staat zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien.  Zelfstandigheid: in staat zijn om zelfstandig, zonder hulp of toezicht, gedurende lange tijd aan een taak te werken.  Kwaliteitsbewustzijn: in staat zijn om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en in staat zijn om aan die vereiste tegemoet te komen.  Accuratesse  Creativiteit  Kwaliteitsbewustzijn  Zelfstandigheid  Onderwijsleergesprek  Klassikale demonstratie  Klassikale en individuele opdrachten  Individuele begeleiding Gespreide evaluatie Cursus



8

Modulefiche Initiatie fantasiejuwelen Korte omschrijving


Leerinhouden


De cursisten kunnen:  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patroon aanpassen  Lijnpatronen naar knippatronen omvormen  Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Knippen:  Weefsel voorbereiden  Richting bepalen  Juist materiaal om te knippen gebruiken  Rekening houdend met af te werken model op juiste lengtes knippen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een eenvoudig werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/ werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten bijsturen  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van verschillende materialen herkennen  Basiskennis kleurenleer


9










Geen 









Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patronen aanpassen  Lijnpatronen naar knippatronen omvormen Meten:  Maat nemen  Patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten Knippen:  Weefsel voorbereiden  Richting bepalen  Juist materiaal om te knippen gebruiken  Rekening houdend met af te werken model op juiste lengtes knippen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Eenvoudig werkdocument gebruiken  Een Werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten bijsturen  Realisatietechnieken in werkstukken uitvoeren Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patroon overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patronen aanpassen  Lijnpatronen naar knippatronen omvormen Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten Knippen:  Weefsel voorbereiden  Richting bepalen  Juiste materialen om te knippen gebruiken  Rekening houdend met af te werken model op juiste lengtes knippen Afwerken:


10



 Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een eenvoudig werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten bijsturen  Creativiteit: in staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren.  Accuratesse: in staat zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien.  Veiligheid- en milieubewustzijn: in staat zijn om actief en proactief in te staan voor de veiligheid en om situaties te voorkomen die mens en milieu kunnen schaden.  Accuratesse  Veiligheids- en milieubewustzijn  Onderwijsleergesprek  Klassikale demonstratie  Klassikale en individuele opdrachten  Individuele begeleiding Gespreide evaluatie cursus



11

Modulefiche Realisaties fantasiejuwelen Korte omschrijving



De cursisten kunnen:  Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen  In functie van het model, de mode en de persoon: kralen, draden, weefsels en benodigdheden kiezen  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patroon aan de opgenomen maten aanpassen  Patronen naar model vergroten en verkleinen  Lijnpatronen omvormen naar knippatronen  Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Knippen:  Weefsel voorbereiden  Draadrichting bepalen  Juist materiaal gebruiken om te knippen  Rekening houden met af te werken model op juiste lengtes knippen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een eenvoudig werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/ werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren


12



Leerinhouden


Moeilijke fouten signaleren  Moeilijke fouten bijsturen  Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen.  In functie van het model, de mode en de persoon kralen, draden, weefsels en benodigdheden kiezen.  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patronen aan de opgenomen maten aanpassen  Patronen naar model vergroten en verkleinen  Lijnpatronen omvormen naar knippatronen  Meten:  Maat opmeten  Patroon nameten  Schema lezen en aanpassen  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Knippen:  Weefsel voorbereiden  Draadrichting bepalen  Juist materiaal om te knippen correct gebruiken  Rekening houden met de af te werken model op juiste lengte knippen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Eenvoudig werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in werkstukken uitvoeren  Moeilijke fouten signaleren  Moeilijke fouten bijsturen Eindcompetenties van de module initiatie fantasiejuwelen.  Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen  In functie van het model, de mode en de persoon kralen, draden, weefsels en benodigdheden kiezen  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden


13



 Patroon overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patronen aan de opgenomen maten aanpassen  Patroon naar model vergroten en verkleinen  Lijnpatronen omvormen naar knippatronen  Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Knippen:  Weefsel voorbereiden  Draadrichting bepalen  Juist materiaal gebruiken om te knippen  Rekening houden met af te werken model op juiste lengtes knippen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een eenvoudig werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Moeilijke fouten signaleren  Moeilijke fouten bijsturen  Creativiteit: in staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren.  Accuratesse: in staat zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien.  Zelfstandigheid: in staat zijn om zelfstandig, zonder hulp of toezicht, gedurende lange tijd aan een taak te werken.  Kwaliteitsbewustzijn: in staat zijn om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en in staat zijn om aan die vereiste tegemoet te komen.  Creativiteit  Zelfstandigheid  Onderwijsleergesprek  Klassikale demonstratie  Klassikale en individuele opdrachten  Individuele begeleiding Gespreide evaluatie Cursus



14

Modulefiche Initiatie sjaals, dassen en strikken Korte omschrijving



De cursisten kunnen:  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patroon aanpassen  Ronde vormen evenwijdig tekenen  Patronen naar knippatronen omvormen  Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Verschillende soorten materiaalbreedtes onderscheiden  Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Stikken:  De onderdelen van een naaimachine benoemen  Een naaimachine gebruiksklaar maken  Aangepast naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine signaleren  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Storingen aan de strijkapparatuur signaleren  Op verschillende vormen in functie van het model strijken


15





Leerinhouden

 











Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/ werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten verbeteren Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patronen aanpassen  Ronde vormen evenwijdig tekenen  Patronen naar knippatronen omvormen Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten meten  Verschillende soorten materiaalbreedtes onderscheiden Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen Stikken:  Onderdelen van het machine benoemen  De naaimachine gebruiksklaar maken  Aangepast naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine signaleren Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Storingen aan strijkapparatuur signaleren  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in werkstukken uitvoeren


16

  Begincompetenties Eindcompetenties

geen  











 

Eenvoudige fouten signaleren Eenvoudige fouten bijsturen

Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patroon overtekenen  Lijnsoorten herkennen  Symbolen herkennen  Patronen aanpassen  Ronde vormen evenwijdig tekenen  Patronen naar knippatronen omvormen Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Verschillende soorten materiaalbreedtes onderscheiden Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen Stikken:  De onderdelen van een naaimachine benoemen  Een naaimachine gebruiksklaar maken  Aangepast naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine signalieren Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Storingen aan de strijkapparatuur signaleren  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten bijsturen Creativiteit: in staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren. Accuratesse: in staat zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien.


17





Veiligheids- en milieubewustzijn: in staat zijn om actief en proactief in te staan voor de veiligheid en om situaties te voorkomen die mens en milieu kunnen schaden.  Accuratesse  Veiligheids- en milieubewustzijn  Onderwijsleergesprek  Klassikale demonstratie  Klassikale en individuele opdrachten  Individuele begeleiding Gespreide evaluatie cursus



18

Modulefiche Realisaties sjaals, dassen en strikken Korte omschrijving



De cursisten kunnen:  Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen  In functie van het model, de mode en de persoonweefsels en benodigdheden kiezen  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Patroon aanpassen  Een model intekenen  Patronen naar knippatronen omvormen  Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Verschillende soorten materiaalbreedtes onderscheiden  Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Stikken:  Complexe vormen stikken  Naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine herstellen  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken


19

 



Leerinhouden















Eenvoudige storingen herstellen Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/ werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Fouten signaleren  Fouten verbeteren Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen.  In functie van het model, de mode en de persoon weefsels en benodigdheden kiezen. Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van verschillende materialen herkennen Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Patronen aanpassen  Model intekenen  Patronen naar knippatronen omvormen Meten:  Maten opmeten  Patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Verschillende soorten materiaalbreedtes onderscheiden Knippen:  Materiaal om te knippen voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen Stikken:  Complexe vormen stikken  Naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine herstellen  Overlock bedienen Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Eenvoudige storingen herstellen  Op verschillende vormen in functie van het model strijken


20




Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in werkstukken uitvoeren  Fouten signaleren  Fouten bijsturen Eindcompetenties van de module initiatie sjaals, dassen en strikken.  Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen  In functie van het model, de mode en de persoon weefsels en benodigdheden kiezen  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patroon overtekenen  Patronen aanpassen  Een model intekenen  Patronen naar knippatronen omvormen  Meten:  Maten opmeten  Een patroon nameten  Toebehoren in functie van de opgenomen maten nameten  Verschillende soorten materiaalbreedtes onderscheiden  Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Stikken:  Complexe vormen stikken  Naaigereedschap gebruiken  Stikken  Eenvoudige storingen aan de naaimachine herstellen  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Eenvoudige storingen herstellen  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen  Afwerken:


21



 Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocumenten gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Fouten signaleren  Fouten bijsturen  Creativiteit: in staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren.  Accuratesse: in staat zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien.  Zelfstandigheid: in staat zijn om zelfstandig, zonder hulp of toezicht, gedurende lange tijd aan een taak te werken.  Kwaliteitsbewustzijn: in staat zijn om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en in staat zijn om aan die vereiste tegemoet te komen.  Creativiteit  Zelfstandigheid  Onderwijsleergesprek  Klassikale demonstratie  Klassikale en individuele opdrachten  Individuele begeleiding Gespreide evaluatie Cursus



22

Modulefiche Initiatie bloemen Korte omschrijving


Leerinhouden

In deze module worden de grondbeginselen voor het maken van diverse bloemen aangeleerd. Realisatietechnieken worden ingeoefend door middel van eenvoudige werkstukken. Bij het beëindigen van deze module kan de cursist deze technieken onder begeleiding uitvoeren op eenvoudige werkstukken. 40 lestijden Nee

De cursisten kunnen:  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Symbolen herkennen  Patronen vergroten en verkleinen  Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/ werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten verbeteren  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Verschillende symbolen herkennen


23

 






geen 









 Patronen vergroten en verkleinen Appreteertechnieken:  Appretproduct Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Storingen aan strijkapparatuur signaleren  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Met verschillende vormen in functie van het model strijken en bollen  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in werkstukken uitvoeren  Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten bijsturen Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patroon overtekenen  Verschillende symbolen herkennen  Patronen vergroten en verkleinen Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Storingen aan de strijkapparatuur signaleren  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Realisatietechnieken in de werkstukken uitvoeren


24

Sleutelcompetenties



 Eenvoudige fouten signaleren  Eenvoudige fouten bijsturen  Creativiteit: in staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren.  Accuratesse: in staat zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien.  Veiligheids- en milieubewustzijn: in staat zijn om actief en proactief in te staan voor de veiligheid en om situaties te voorkomen die mens en milieu kunnen schaden.  Kwaliteitsbewustzijn: in staat zijn om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en in staat zijn om aan die vereisten tegemoet te komen.  Accuratesse  Kwaliteitsbewustzijn  Veiligheids- en milieubewustzijn  Zelfstandigheid  Onderwijsleergesprek  Klassikale demonstratie  Klassikale en individuele opdrachten  Individuele begeleiding Gespreide evaluatie Cursus



25

Modulefiche Realisaties bloemen Korte omschrijving


Leerinhouden


De cursisten kunnen:  Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een model kiezen  Benodigdheden in functie van het model, de mode en de persoon kiezen  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Een patroon aan de hand van een natuurlijke bloem opstellen  Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Eenvoudige storingen herstellen  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/ werkstroomanalyse uitvoeren  Werkstukken uitvoeren  Fouten signaleren  Fouten bijsturen  Stileren:


26




In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een bloem kiezen.  Benodigdheden kiezen in functie van het model, de mode en de persoon  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van verschillende materialen herkennen  Materialen verven  Appreteren:  Appreteertechnieken  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patronen overtekenen  Een patroon opstellen aan de hand van een natuurlijke bloem  Knippen:  Materiaal om te knippen voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen  Met verschillende vormen in functie van het model strijken en bollen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Werkstukken uitvoeren  Fouten signaleren  Fouten bijsturen Eindcompetenties van de module initiatie bloemen.  Stileren:  In functie van de mode, de persoon, de gelegenheid en de bijhorende kleding een bloem kiezen  Benodigdheden kiezen in functie van het model, de mode en de persoon  Materialenkennis:  Natuurlijke en niet-natuurlijke materialen herkennen  De functie van de verschillende materialen herkennen  Tekenen:  Patroonvormen onderscheiden  Patroon overtekenen  Een patroon aan de hand van een natuurlijke bloem opstellen


27



Sleutelcompetenties



Knippen:  Materiaal voorbereiden  Richting bepalen  Vleug bepalen  Strijken:  Strijkapparatuur gebruiken  Eenvoudige storingen herstellen  Op verschillende vormen in functie van het model strijken  Stoffen en materialen tot het juiste resultaat vervormen  Afwerken:  Benodigdheden voor het werkstuk kiezen  Een werkdocument gebruiken  Een werkvolgorde/werkstroomanalyse uitvoeren  Werkstukken uitvoeren  Fouten signaleren  Fouten bijsturen  Creativiteit: in staat zijn om persoonlijke ideeën en oplossingen te bedenken en uit te voeren.  Accuratesse: in staat zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien.  Zelfstandigheid: in staat zijn om zelfstandig, zonder hulp of toezicht, gedurende lange tijd aan een taak te werken.  Kwaliteitsbewustzijn: in staat zijn om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en in staat zijn om aan die vereiste tegemoet te komen.  Creativiteit  Kwaliteitsbewustzijn  Veiligheids- en milieubewustzijn  Onderwijsleergesprek  Klassikale demonstratie  Klassikale en individuele opdrachten  Individuele begeleiding Gespreide evaluatie Cursus



28

Overzicht modulefiches Mode: accessoires

Recommend Documents