Overzicht broedperiode Voorkeur bos
1)
en voorkeur broedgebied (bos)vogels.
Soort
1
2
3
4
5
periode 6 7
8
9
10
11
12
1973-1977
Populatie-schatting door SOVON 1979-1985 1998-2000
Verschil
Vogelsoorten van Bijlage 1 vogelrichtlijn Gemengd bos
Zwarte specht #1
1500-2500
2300-2900
1100-1600
-
Naald- en loofbos
Wespendief
>300
400-500
500-650
+
Middelste bonte specht
0-1
0
10-15
(+)
Rode wouw #2
3-5
3-5
0-1
(-)
0
0-1
1-2
(+)
Boomleeuwerik
1000-1200
2500-3000
5000-6000
++
Ruigpootuil #3
5-10
0-2
0-1
(-)
6000-7500
3000-4500
4500-5500
-
Oehoe
Vogelsoorten van de rode lijst Loof- en gemengd bos
Groene specht #4
Bos met ondergroei en/of bosranden
Nachtzwaluw
1000
500-850
950-1150
0
Holten in oude bomen
Draaihals #5
125-250
100-175
50-65
--
20.000-30.000
25.000-30.000
22.000-28.000
0
4-10
4-9
90-100
(+)
>1250
3000-12.000
8000-10.000
+++
2000-3000
3000-4500
2000-3000
0
20.000-30.000
25.000-35.000
13.000-17.000
-
Geelgors Raaf
Appelvinkgroep-soorten Vochtige voedselrijke bossen Appelvink met opgaande loofbomen (>10m) Houtsnip id
Grote lijster #6
id
Fluiter #7
1500-2500
4000-7000
2000-3500
-
id
Wielewaal #8
4000-5000
7000-10.000
4000-5000
-
1)
als broedperiode is de tijd aangegeven die de betreffende soort nodig kan hebben van nestbouw tot en met de verzorging van de net uitgevlogen jongen (informatie Vogelbescherming Nederland) # no.) beschrijving van de mogelijke oorzaken die de afname veroorzaken (SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels) Verschil: + toename van de populatie, 0 geen veranderingen, - afname van de populatie; hoe meer tekens hoe sterker het effect.
1
Voorkeur bos
periode
Soort 1 2 3 4 Kleine bonte spechtgroep-soorten
Dode en kwijnende loofbomen id
Kleine bonte specht
id
Glanskop
Grauwe Vliegenvanger #9
5
6
7
Populatie-schatting door SOVON 8
9
10
11
12
1973-1977
1979-1985
1998-2000
Verschil
2500
3000-4000
4500-5500
0+
25.000-40.000
50.000-100.000
20.000-30.000
--
4000-7000
13.000-20.000
12.000-15.000
++
5000-6000
10.000-17.500
16.000-20.000
++
13.000-17.000
30.000-40.000
50.000-70.000
++
2500-3000
4000-5500
4500-5500
+
Boomklevergroep-soorten Dode en kwijnende zware (diam. >40cm) loofbomen id
Holenduif
id
Bosuil
id
Kleine vliegenvanger
id
Kauw
50.000-100.000
60.000-120.000
180.000-220.000
++
Naaldbos
Goudhaan
25.000-50.000
40.000-60.000
40.000-50.000
0
Vuurgoudhaan
1750-3000
5000-8000
5000-7000
++
Kuifmees #10
15.000-20.000
30.000-45.000
20.000-30.000
-
Zwarte mees #11
25.000-30.000
60.000-85.000
30.000-40.000
--
Kruisbek
25-400
400-5500
100-3500
+++
Havik
350-600
1200-1700
1800-2000
++
2000-2500
3500-4500
8000-10.000
++
Grote bonte specht
10.500-17.000
40.000-50.000
55.000-65.000
++
Boompieper #12
18.000-22.000
40.000-55.000
35.000-45.000
0-
1200
2000-3000
4000-5000
++
60.000-90.000
250.000-400.000
600.000-700.000
+
Naald- en loofbos
Boomklever
Buizerd
Sperwer Vink
1)
Geen gegevens, namelijk geen Nederlandse broedvogel
als broedperiode is de tijd aangegeven die de betreffende soort nodig kan hebben van nestbouw tot en met de verzorging van de net uitgevlogen jongen (informatie Vogelbescherming Nederland) # no.) beschrijving van de mogelijke oorzaken die de afname veroorzaken (SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels) Verschil: + toename van de populatie, 0 geen veranderingen, - afname van de populatie; hoe meer tekens hoe sterker het effect.
2
Voorkeur bos
periode
Soort 1
Gemengd bos
1973-1977
1979-1985
1998-2000
Verschil
Koolmees
175.000-250.000
250.000-500.000
500.000-600.000
+
Pimpelmees
80.000-125.000
125.000-200.000
275.000-325.000
+
Houtduif
425.000-500.000
500.000-800.000
400.000-500.000
0
Turkse tortelduif
60.000-100.000
100.000-150.000
50.000-100.000
0
Tortelduif (zomertortel) #13
40.000-50.000
35.000-50.000
10.000-12.000
---
Matkop #14
25.000-30.000
40.000-60.000
20.000-30.000
-
25-30
300-700
500-1200
(+)
80.000-125.000
125.000-225.000
550.000-600.000
++
10.000
15.000-20.000
7000-9000
0-
Heggemus
125.000-170.000
125.000-200.000
200.000-250.000
+
Fitis
200.000-300.000
250.000-400.000
450.000-550.000
+
>350.000
300.000-400.000
500.000-600.000
+
Roodborst
120.000-170.000
275.000-375.000
350.000-450.000
0+
Merel
575.000-850.000
600.000-900.000
900.000.1.200.000
+
Zanglijster #16
100.000-160.000
125.000-200.000
120.000-160.000
0-
Tuinfluiter
50.000-75.000
100.000-200.000
120.000-150.000
0
Staartmees
10.000-20.000
20.000-40.000
30.000-40.000
+
Zwartkop
30.000-50.000
70.000-120.000
270.000-320.000
++
Braamsluiper #17
10.000-15.000
15.000-30.000
13.000-20.000
-
Nachtegaal
4500-5000
7500-10.000
6500-7500
+
Fazant #18
50.000-75.000
60.000-100.000
50.000-60.000
-
Sijs Loof- en gemengd bos
Tjiftjaf Goudvink #15
Bos met ondergroei en/of bosranden
Winterkoning
1)
2
3
4
5
6
7
Populatie-schatting door SOVON 8
9
10
11
12
als broedperiode is de tijd aangegeven die de betreffende soort nodig kan hebben van nestbouw tot en met de verzorging van de net uitgevlogen jongen (informatie Vogelbescherming Nederland) # no.) beschrijving van de mogelijke oorzaken die de afname veroorzaken (SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels) Verschil: + toename van de populatie, 0 geen veranderingen, - afname van de populatie; hoe meer tekens hoe sterker het effect.
3
Voorkeur bos (oud) loofbos
Soort
periode 1 2 3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Populatie-schatting door SOVON 1973-1977 1979-1985 1998-2000
Verschil
Fluiter #19
1500-2500
4000-7000
2000-3500
-
Bonte vliegenvanger
7000-9000
15.000-25.000
14.000-18.000
+
Boomkruiper
30.000-50.000
60.000-100.000
80.000-120.000
0+
Blauwe reiger
8700-11.000
8000-9000
10.000-12.750
0+
Ekster #20
50.000-100.000
60.000-120.000
40.000-60.000
-
Zwarte kraai
30.000-40.000
50.000-80.000
70.000-100.000
++
Roek
12.000
20.000-30.000
60.000-64.000
+++
Holten in oude bomen
Spreeuw #21
725.000
750.000-1.300.000
500.000-900.000
-
Oude kraaien- en roofvogelnesten
Boomvalk #22
1000-1100
1400-1900
750-1000
-
Ransuil #23
4000-5000
7000-10.000
5000-6000
-
40.000
30.000-60.000
40.000-60.000
0+
0-1
0-1
5-7
(+)
(Vlaamse) gaai Slechtvalk
1)
als broedperiode is de tijd aangegeven die de betreffende soort nodig kan hebben van nestbouw tot en met de verzorging van de net uitgevlogen jongen (informatie Vogelbescherming Nederland) # no.) beschrijving van de mogelijke oorzaken die de afname veroorzaken (SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels) Verschil: + toename van de populatie, 0 geen veranderingen, - afname van de populatie; hoe meer tekens hoe sterker het effect.
4
# Toelichting afname soorten (SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels): #1
Zwarte specht: De afname van de Zwarte specht wordt veroorzaakt door een toename van de predatie door haviken, ook het verdwijnen van kaalslagen uit het bossysteem spelen een rol. De zwarte specht gebruikt deze plekken als foerageergelegenheid en zoekt dekking in het opkomende bos.
#2
Rode Wouw: Afname is een algemene tendens in Europa en wordt vooral veroorzaakt door de afname van het (half) open cultuurlandschap. De soort is dan ook zeer gevoelig voor verder intensivering.
#3
Ruigpootuil: Het is een mogelijke broedvogel, welke een optimum heeft in Scandinavië en centraal Europa. De soort heeft een zeer grote voorkeur voor sparrenbossen, welke in Nederland afnemen.
#4
Groene specht: De afname van de groene specht is een gevolg van de afname van het aantal rode bosmieren, welke het hoofdvoedsel zijn voor de groene specht. Oorzaken hier van zijn vergrassing en verbraming van de bosbodems, de toename van oudere en meer gesloten bossen en het afnemen van het areaal naaldbos.
#5
Draaihals: De draaihals neemt in aantal, in geheel Europa, af. De belangrijkste oorzaak is de afname van het aantal pionier- en heidevegetaties. Ook het machinaal plagen en begrazen van heide zorgen voor weinig variatie en geen jong loofhout.
#6
Grote Lijster: De afname van deze soort wordt vooral waargenomen in (loof-)bossen en agrarische gebieden. De oorzaken zijn het ouder worden van het bos, de verdroging en de toename van het aantal maïsakkers, welke zorgen voor een voedselafname.
#7
Fluiter: Geen verklaring
#8
Wielewaal: Ondanks regionale afname is de populatie stabiel, doordat er nieuwe gebieden zijn waar de wielewaal zich vestigt.
#9
Grauwe vliegenvanger: De afname van deze soort heeft onder andere te maken met de verschillen in onderzoeksintensiteit. Maar de afname is ook een Europese tendens. Het aantal wordt sterk beïnvloedt door de weersomstandigheden in de Sahel.
#10
Kuifmees: De afname van deze soort is vooral te wijten aan de omvorming van Naaldbos naar Loofbos, de soort gebruikt naaldbossen voor nest- en foerageergelegenheid. Verder kunnen zware stormen de populatie beïnvloeden, doordat er grote broedverliezen optreden.
#11
Zwarte Mees: De afname wordt beïnvloed door het ouder worden van de Nederlandse bossen en de omvorming van Naaldbos in Loofbos.
#12
Boompieper: De afname kan verklaard worden door de afname in hoogstamfruitbomen en beheerde grienden (hakhout).
#13
Tortelduif: De afname wordt veroorzaakt door de droogte in de Sahel, kap van bossen (roestbomen) in de wintergebieden (Sahel en regio) en het afschot in Zuid-Europa en Afrika. Verder speelt de intensivering van de landbouw een grote rol, er is namelijk minder voedsel aanwezig in de vorm van grassen en kruiden. Ook het ouder worden van het bos verminderd het aantal geschikte nestplaatsen.
#14
Matkop: De afname is een Europese tendens en is te wijten aan de verdroging, verruiging en het verdwijnen van de ondergroei door kroonsluiting. Verder bederft gedurende de winter de voedselvoorraad van de matkop, doordat de winters te zacht zijn.
#15
Goudvink: De afname wordt ook geconstateerd in Vlaanderen, maar van een Europese tendens is geen sprake. De oorzaken van deze afname zijn niet bekend, wel wordt het ouder worden van bos genoemd als oorzaak. De goudvink foerageert namelijk vooral op jonge bomen en struiken.
#16
Zanglijster: De afname is veroorzaakt door aantal strenge winters in combinatie met sneeuw. De soort herstelt zich hier zeer traag van. Verder speelt de verzuring een rol omdat de soort te weinig kalk heeft om een succesvol broedsel te leggen.
#17
Braamsluiper: De afname van deze soort kan worden terug gebracht naar de intensivering van de landbouw en het verdwijnen van heggen, struwelen en houtwallen. Ook het afnemende aandeel sparrenbos heeft steeds minder broedplaatsen tot gevolg. De omstandigheden tijdens de trek en winterkwartier spelen ook een rol.
#18
Fazant: De afname wordt vooral veroorzaakt door het uitzettingsverbod. Maar ook de toenemende predatie en de intensivering van de landbouw maken het voor deze soort moeilijk om het hoofd boven water te houden.
#19
Ekster: Deze soort heeft vooral te lijden van de toenemende predatie door havik en zwarte kraai. Ook een verslechterd voedselaanbod, door het injecteren van mest is een oorzaak.
#20
Spreeuw: De afname van deze soort is kenmerkend voor Europa en hangt samen met de veranderingen in de landbouw en de afname van de noodzakelijke bodemdieren.
#21
Boomvalk: De afname van deze soort is te wijten aan de toename van de havik, ook is het aantal prooidieren (mussen, zwaluwen en veldleeuweriken) afgenomen en zo verslechterd het voedselaanbod.
#22
Ransuil: Ook deze soort neemt af door een toename van het aantal haviken, maar ook buizerds kunnen voor (nest)predatie zorgen. Naast de ransuil predeert de havik ook eksters en zwarte kraaien, welke weer nestleveranciers zijn voor de ransuil. Voor de ransuil neemt hierdoor het aantal nestgelegenheden af.
1)
als broedperiode is de tijd aangegeven die de betreffende soort nodig kan hebben van nestbouw tot en met de verzorging van de net uitgevlogen jongen (informatie Vogelbescherming Nederland) # no.) beschrijving van de mogelijke oorzaken die de afname veroorzaken (SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels) Verschil: + toename van de populatie, 0 geen veranderingen, - afname van de populatie; hoe meer tekens hoe sterker het effect.
5