Overvloed en schaarste : bespiegelingen rond het werk van Donald Judd Chinati Foundation, Marfa, Texas, USA " Quand la pauvreté dit à son sujet : " Enumère-moi tes besoins afin que je t' en prive lamentablement ", la fortune chuchote à l' oreille de son maître : " Exprime tes désirs, je les exaucerai dans l' instant..."". Amadou Hampâté Bâ. 1. Ervaring met het werk. In the mid of nowhere, Texas ofte Lucky Luke land, tegen de Mexicaanse grens aan bevinden zich de terreinen van de Chinati Foundation-Fundación Chinati. Deze Stichting werd door Donald Judd opgericht in 1979. Marfa ligt aan de rand van de Chihuaha woestijn : dit betekent een permanente confrontatie met wind en stof en prachtig blauwe hemels. De woestijn staat metaforisch voor schaarste. Judd kocht o.a. de terreinen van het oude D.A. Russell fort, oorspronkelijk een typisch Far-West fort , later een schietoefenterrein, en nog later een krijgsgevangenenkamp voor Duitsers met een 15-tal militaire barakken. Ironisch genoeg wordt de stichting nu vooral door Duits geld gesponsord en is de curator een Duitse. Donald Judd werd geboren in 1928 en stierf in 1998. Judd transformeerde twee artillerieloodsen om tot een katedraal. Vanuit mijn Europese traditie en ervaring kan ik er geen andere naam aan geven. Katedralen bouwen is steeds een uitdrukking geweest van overvloed. En evenals bij de katedralenbouw in Europa, waar nogal eens " overbouwd " werd en overvloed in schaarste verkeerde, worstelt de Chinati Foundation Fundación Chinati om het hoofd financieel boven water te houden. De voornaamste reden waarom Donald Judd in dit verloren gat zijn katedraal bouwde, ligt in zijn optie om hedendaagse kunst op een vaste plaats te hebben, zonder enige behoefte aan kunstlicht. In de artillerieloodsen is er derhalve geen kunstlicht te bespeuren. Spijtig genoeg had ik niet de kans om in de katedraal te vertoeven onder maanlicht, laat staan het niet-lcht van de nieuwe maan. De wanden van de loodsen bestaan uit grote vierkante ramen, in vier kwadranten verdeeld, zoals in vele door Judd gerenoveerde gebouwen. De wanden zijn naar het oosten en westen gericht, de loodsen liggen in hun langsrichting van noord naar zuid. In de zuiderloods staan 48 aluminium constructies, in de noorderloods 52. Zoals meestal bij Judd heeft elke constructie dezelfde afmetingen : balkvormig, ongeveer 2x1x1 meter. Elke balk is echter verschillend. De constructies staan opgesteld in drie rijen. De variaties zijn ook aan strikte regels onderworpen : tussenschotten en leegtes komen op gelijke hoogtes en breedtes voor. We hebben hier te doen met één der grootmeesters van de minimal art, die bewust voor schaarste, voor beperking in materialen en vormen kiest.
1
Waarom ervaarde ik dit werk als een katedraal ? Heeft het te maken met het mysterieuze spel van het licht in de ruimtes ? Heeft het te maken met hun muzikaliteit? De Goldberg variaties van J.S. Bach, ook ontstaan uit een tamelijk plat wijsje, werden voor mij zichtbaar in de 48 en 52 aluminium balken en hun onderlinge relaties. Vlakken en leegtes, krijgen door het spiegelend aluminium en het traag bewegende licht een zelfde ruimtelijke functie. Letterlijk was het tot heel dichtbij niet te zien of ik te maken had met de weerkaatsing van een gesloten aluminium oppervlak, of met de lichtschijn gegenereerd door een opening in het oppervlak. Evenals bij de Goldberg variaties stiltes en klanken een even grote rol spelen, zo ook hier materiaal en afwezigheid van materiaal. Binnenkant en buitenkant zijn niet van elkaar te onderscheiden : de totale ruimte nam ik niet meer waar als een leegte waar objecten in stonden, zoals in klassieke museumopstellingen, maar als één grote materialiteit dat speelde met het immateriele bij uitstek : het prachtige Texaanse licht. Zoals in sommige katedralen had ik hier te maken met een resonerende ruimte, geen leegte, geen volheid, maar een interactie tussen beide. Het is onmogelijk te zeggen of de loodsen in functie van de objecten ontworpen werden, of de loodsen functioneren door de opstelling van de objecten. Waarvan kwam mijn gevoel van verwondering, of liever ontzag ( awe in het engels waar het een religieuze connotatie heeft ), dit gevoel dat ik ook in strakke, eenvoudige, meestal romaanse katedralen, basilieken, kerken of kapellen ondervind ? Hetzelfde gevoel dat de IKB monochromen van Ives Klein bij mij opwekken of de reusachtige doeken van Barnett Newman, die niet toevallig sommige kijkers aggressief maken. Ik vermoed dat dit ontzag komt door een gevoel overweldigd te worden, door iets dat op eerste zicht dood-eenvoudig is. De term overvloed wordt nogal eens geassocieerd met barok of rococco, of met sommige werken vanuit Cobra en de abstracte lyrische expressionisten. Het paradoxale in het werk van Judd is dat een overvloed aan wisselende gewaarwordingen, aan spiegelingen en schaduwen ontstaan vanuit een ogenschijnlijk repetitief patroon van monochroom aluminium balken, vanuit een pseudo-standaard, een pseudo-uniformiteit. ( Denk aan de militaire oorsprong van de plaats ). Ik had in deze ruimtes dagen kunnen verblijven : de eenvoud van de gekozen middelen en de interactie met het licht genereren het tegenovergestelde van eentonigheid en verveling. Elk gezichtspunt, hetzij vanuit mijn hoogte, hetzij rakelings over de aluminium balken, hetzij in de langsrichting, hetzij vanuit het ene venster naar het recht tegenoverliggende toe, leidt tot nieuwe verrassingen en ontdekkingen. Boven en onder, achter en voor, links en rechts spiegelen zich symmetrisch aan elkaar zonder ooit elkaar te copiëren, hoe onwaarschijnlijk dit ook moge klinken. Niet te verwonderen dat hieruit bespiegelingen ontstonden. 2. Werken met de ervaring.
2
Telkens wanneer ik geconfronteerd word met een werk van de kwaliteit van Judd's installatie in Marfa, duurt het een tijd voor de opgedane ervaring " op zijn plaats " valt. Het is alsof de opgedane gewaarwordingen een herstructurering van mijn neurale netwerken op gang brengen en dat slechts na verloop van een paar maanden de synaptische ketens voldoende vorm hebben gekregen. Dit proces wordt sterk beïnvloed door andere dingen, die mij in die periode bezig houden en leidt meestal tot wat ik graag een toeval noem. Verschillende losse eindjes verstrengelen zich met elkaar en vormen een patroon. Dit is wat ik het generatieve aspect van bepaalde kunstwerken noem : er treedt een resonantie op tussen de creativiteit uitgedrukt in het kunstwerk en mijn eigen creativiteit. Dit proces is nog niet af, maar ik heb de zekerheid dat het schrijven zelf van dit artikel de laatste stimulus is om tot een stel nieuwe open vragen te komen. Reeds enkele jaren worstel ik met de vraagstelling waarom de economische wetenschappen zich uitsluitend bezig houden met schaarste, terwijl Adam Smith, de erkende vader er van het had over Wealth of Nations. ( Cfr mijn commentaar over het werk van Josef Beuys, Wirtschaftswerte geschreven voor het 10-jarig bestaan van de Stichting voor Kunstpromotie ). Het feit dat ik mij nu professioneel verdiep over de implicaties van de nieuwe media versterkt mij in de relevantie van deze vraag. Immers, één van de voornaamste kenmerken van informatie, is dat ze rijker wordt naargelang ze meer verspreid, dus verdeeld wordt. Hoe meer mensen iets weten hoe overvloediger de impact er van. Daarom denk ik dat theorieën over de informatieeconomie, die steunen op concepten als informatiebehoefte en informatieschaarste, op een paradoxale manier de overvloed, zelfs de overload ( zondvloed ? ) aan informatie in de hand werken. Informatiespreiding kan nooit vergeleken worden met het verdelen van een taart. Of het zou een taart moeten zijn die groeit naargelang ze over meer personen wordt verdeeld. Zou het mogelijk zijn dat het mirakel van de vermenigvuldiging van de broden en vissen ( overlevers van de zondvloed ? ) vanuit de Evangelies het heeft over informatie : Evangelie betekent immers " goede boodschap ", een informatorisch concept bij uitstek ? Een anthropologische piste, die mij sterk geholpen heeft in deze vraagstelling komt van Jane Jacobs, Systems of Survival, dialogues on the moral foundations of politics and commerce. Zij verwijst naar de twee perspectieven die het economisch handelen bepalen. Enerzijds, het uitwisselingsperspectief of commercieel perspectief, dat steeds aangestuurd wordt door een overschot, door een aanbod. Immers, ik ga slechts waren op de markt brengen, wanneer ik er teveel van heb ( ook een teveel aan geld behoort hier toe ), en wanneer ik mij kan permitteren om mijn zinnen op iets anders te zetten, op iets wat ik niet ken en wens te hebben, gedreven vanuit nieuwsgierigheid. Anderzijds het eigendomsperspectief, waar, wat ik heb, de bron van mijn verbruik wordt en waar de beperking van wat ik heb mijn gebruik er van bepaalt. Het perspectief dat noodzakelijk aanleiding geeft tot verdelende activiteiten en vanuit de verdelingsprivileges tot machtsvorming 3
en tot economische politiek. Het is niet toevallig dat taartdiagrammen zo populair zijn bij financiële analisten ! Jane Jacobs stelt dat beide perspectieven hun eigen ethiek hebben opgebouwd en dat het dooreenhalen van deze ethische fundamenten noodzakelijk leidt tot wat zij corruptie noemt. Een prachtige illustratie hiervoor zijn de gevolgen van de zo genaamde shocktherapie in de ex-SovjetUnie : de uitwisseling met het buitenland lag vóór de neergang van het communisme in de handen van de KGB, die zich gezwind als vrije markt promotoren gerecycleerd hebben in de Russische maffia. Commercialisering van typische politieke activiteiten is even corrupt als de politisering van louter commerciële activiteiten stelt Jane Jacobs, volgens mij niet helemaal onterecht. Het boeiende in het verhaal van Jacobs is het feit dat zij de economie, zoals Adam Smith en zoals de Mediterrane traditie, duidelijk tot het ethisch denken laat behoren. In die zin is dit een vooruitgang tav. van de interne contradictie van de mainstream economische theorieën, die waardevrij over waarderingsprocessen trachten te peroreren. Daarin worden ze geholpen door de grote lege ballon van wiskundige argumentaties, die de achterliggende ervaringsarme retoriek als een schaamlapje moeten verbergen. ( een overvloedige contaminatie van metaforen ). Mij hielp Jane Jacobs tav. mijn vraagstelling over schaarste en overvloed in de economie, door beide een plaats te geven. Markten, als plaatsen voor uitwisseling van goederen en diensten, zijn fundamenteel aanbod gedreven en komen voort uit overvloed, een teveel van de marktactoren. Het gelijkstellen van het verlangen van deze actoren met een tekort of een behoefte en dus een " objectieve " schaarste is een denkbrug te ver. Het gebrek aan onderscheid tussen de handelingsdynamiek, die vanuit een verlangen gemotiveerd wordt met deze die vanuit een schaarste gemotiveerd wordt, en beide vangen onder die éne noemer " vraag ", is het ontkennen van twee duidelijk te onderscheiden ervaringen, die door elk van ons met enige zelfreflectie onderkend kan worden. Het zoeken en vinden van iets drinkbaars in een klein dorp na een paar uur verloren te zijn gelopen onder de brandende zon, is iets gans anders dan het slenteren op zoek naar een terrasje op een prachtige zomeravond langs de waterkant van een havenstad. Anderzijds bestaat steeds de mogelijkheid van een " objectieve " schaarste van essentiële overlevingsgoederen, en kan men niet zonder een gelegitimeerde, meestal hiërarchische structuur, die de verdelende rechtvaardigheid van de schaarse goederen op zich moet nemen. In het beste geval wordt deze rechtvaardigheid gestuurd door een reële behoefte. Dat veel gesofistikeerde herverdelingssystemen daaraan niet beantwoorden is ook rechtstreeks waarneembaar voor wie iets van de derde en vierde wereld ondervindt. Het Matteüs effect ( naar het evangelisch gezegde , wie heeft hem zal gegeven worden, van wie niet heeft zal afgenomen worden, cfr. mottotekst van Amadou Hampâté Bâ ), door professor De Leeck benoemd in zijn analyse van de herverdelende rol in de sociale zekerheid kan hier als voorbeeld gebruikt worden. Het ideale en idealistische communautaire plaatje dat 4
iedereen bijdraagt naar zijn vermogen en dat iedereen krijgt naar zijn behoefte behoort typisch tot dit perspectief. Ook het concept van sustained development, evenals zijn Malthusiaanse achtergrond, steunen op dit perspectief : de wereld in zijn beperktheid is essentieel schaars in hulpbronnen. Hiertegenover staat het liberaal progressistisch concept ( commercieel perspectief ), dat technologische vooruitgang steeds nieuwe hulpbronnen kan genereren en Wealth voor iedereen kan betekenen. Potentieel leven we in een overvloed aan middelen, die we slechts te ontdekken hebben. Zo hielp Jane Jacobs mij om mijn eigen voorliefde, het commerciële perspectief, het perspectief van de overvloed, gestuurd door aanbod en nieuwsgierigheid, wat eigenlijk de markteconomie in essentie is, te relateren tot het politieke perspectief, dat vraaggestuurd is en schaarste en behoefte accentueert. De mainstream economische theorieën bezondigen zich er aan deze twee perspectieven systematisch door elkaar te haspelen. Nemen we bijvoorbeeld de term arbeidsmarkt : als er iets duidelijk een teken van overvloed is, dan is het feit dat wij onszelf geen 24 uur op 24 moeten bezighouden met wat noodzakelijk is voor ons eigen overleven, en dat we dus tijd zat hebben om zinvol ( verlangend ) bezig ( busy-ness ) te zijn. Op andere plaatsen heb ik geschreven dat deze biologisch overbodige menselijke luxe aan de basis ligt van wat de menselijke soort cultuur noemt. Het verdelen van de beschikbare arbeid als problematiek komt dus volledig uit het politieke perspectief, het perspectief van schaarste. Alsof mensen in staat zijn hun uren op te delen in niet zinvol ( uit noodzaak ) bezig zijn en zinvol ( uit verlangen ) bezig zijn in functie van een hierarchisch bepaalde tijdsindeling. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat de zelfregelende arbeidsmarktmechanismen er voor zorgen dat zinvolheid normaler wordt buiten de daarvoor vastgelegde en genormeerde tijden, hetzij in vrijwilligerswerk, hetzij in zwartwerk, zelfs in het huishouden zoals de hausse aan vrij gekozen familiaal verlof aanduidt ! Een tegenvoorbeeld is het modieuze concept corporate governance. Vanuit een puur overvloeds- dus marktdenken is er geen behoefte aan overheden, die zich met de markt zouden moeten moeien. Reaganisme en Tatcherisme hebben ons daar al een flink stuk naar toe gebracht. Maar ineens worden we geconfronteerd met een nieuwe vorm van schaarste : we weten niet meer waarheen met onze afval ( overvloed ? ) ! En dan spreek ik zowel over de bergen afval die door arbeid geschapen worden, als over de menselijke afval die de derde en vierde wereld beginnen te betekenen en zelfs over het teveel aan geld, dat problematisch wordt ( cfr. het terugbetalen van investeringskapitaal in buitensporige dividenden door een gebrek aan investeringsfantasie ). Afvalbergen, werklozen, economische asielzoekers en migranten, ouderlingen en zwakkeren worden de uitsluitende zorg voor de uitgeklede overheid. Ineens merken bedrijfsleiders en politici dat er iets 5
anders nodig is dan de zelfregelende markten om hier mee om te gaan. Ook bedrijven krijgen te maken met verdelings- en dus machtsproblemen. De regressieve vlucht in shareholder-value, die de spanning tussen overvloed en schaarste nog aanscherpt, is een kort leven beschoren. Ook het bedrijfsleven ziet zich geconfronteerd met de politieke verdeelvraagstukken. Corporate governance en ethisch ondernemen komen zelfregelend op de agenda te staan. Politiek komt centraal in het bedrijfsleven te staan, dat theoretisch louter marktgedreven zou moeten zijn. 3. Wat Donald Judd mij leert over het economisch omgaan met schaarste en overvloed. Schaarste en overvloed zijn geen " objectieve " gegevens, het zijn twee waarderingsperpectieven op een zelfde economische realiteit. Donald Judd maakt vanuit wat op eerste zicht als een schaarste ervaren kan worden, een ervaring van overvloed. Texas, de woestijn, het aluminium als materiaal, het gewild ontbreken van kunstlicht en de twee militaire loodsen, zijn geen vanzelfsprekende keuzes om overvloed te creëren. In de schaarse middelen zag hij de mogelijkheid om een overvloed aan waarnemingen te scheppen. Dit mechanisme werd toentertijd ook door Mao ze Dong onderkend : de Engelse en andere bezetters van China argumenteerden dat China nooit economisch onafhankelijk zou kunnen worden omdat het haar ontbrak aan essentiële grondstoffen. In de lijn van Donald Judd antwoordde Mao dat grondstoffen geen fysisch begrip zijn, maar wel een politiek. Ironisch genoeg is deze stelling bewezen door het ( commerciële + kapitalistische ) Hongkong, waar zelfs geen grond als grondstof was ! Op dezelfde manier zien we twee economische ontwikkelingsstrategieën. De mainstream strategie start vanuit het perspectief van schaarste. Er is een kloof, een tekort tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden. Dit tekort, dit gebrek moet opgevuld worden. Dit opvullen kan slechts gebeuren door een herverdeling ( de fameuze 1% van het bnp, omgevormd tot de 0,7% en slechts zelden geoperationaliseerd ) en een continue hulpstroom van Noord naar Zuid. Het andere heterodoxe perspectief, waarvan Russell Ackoff één der voornaamste exponenten is, definieert ontwikkeling als de ontdekking van wat er reeds is en het gebruik maken er van om legitieme verlangens te vervullen. Het hoeft, gezien mijn voorliefde, jullie niet te verwonderen dat in mijn praktijk dit tweede perspectief primeert. Om dezelfde reden spreekt mij minimal art heel sterk aan. Zo ontdekte ik met de Finnen in het hoge Noorden van de Bothnische golf, de Kalot zoals ze het noemen, dat de misère van lange nachten en lange dagen, gedurende de helft van het jaar, ook de mogelijkheid bood om volledig anders naar de door Helsinki opgelegde 6
werkuren te kijken. Een 24 uren economie was veel organischer voor hen. Zo beslisten ze het stedelijk zwembad 24 op 24 uur open te houden, wat ook een antidotum was tegen het nachtelijk jeugdalcoholisme. Op dezelfde manier herontdekte ik samen met de Kroaten en Serviërs uit een meubelbedrijf uit Virovitica, die zich in een onoverkomelijke crisis waanden,dat hun streek bekend was voor de enig, hel gekleurde, Slavonische eik. Dit werd de bron van hun succes en rijkdom in de daarop volgende jaren, waar op basis van dit argument, alle Kroatische ambassades in de wereld met dit " nationalistische " hout bemeubeld werden. Op dezelfde manier kwam er een geschreven protest van een groep vrouwen uit een eerder onderkomen buurt uit Leuven, toen ze ontdekten dat hun buurt als arm werd getekend in de armoedeatlas voor Vlaanderen. Het niet onderscheiden van de twee perspectieven leidt tot sterk disfunctioneel economisch handelen. Als voorbeeld neem ik het concept concurrentie. Vanuit het schaarsteperspectief leidt concurrentie noodzakelijk tot een bepaalde vorm van oorlog. Het bezit van de schaarse middelen kan niet zonder slag of stoot verkregen worden. De zero sum game, die schaarste kenmerkt, maakt winnaars en verliezers. Arbitragehoven, wetten en regels die boven de partijen staan zijn aangewezen om de destructiviteit van de strijd tussen de partijen te beperken. Vanuit het marktperspectief, waar de relatie tussen de partijen primeert wordt concurrentie veel meer als een spel gezien. De relaties worden bepaald door het zich houden aan de spelregels, en op basis hier van de competitie aan te gaan. De kwaliteit van het spel verhoogt naargelang de kwaliteit van de tegenspelers hoger is. Dus gebeurt het niet zelden in dit spel dat een sterke partij zijn tegenstrever sterker maakt. Win-win situaties behoren tot dit perspectief. Beide perspectieven zijn legitiem : het absurde wordt veroorzaakt om één perspectief op te leggen in een context, dat vooral werkt met het andere. Om je uit de dagen, lezer, zet ik je aan om de problematiek rond de nachtwinkels vanuit de twee perspectieven te bekijken. Is het werkelijk zo dat mensen, die 's nachts alcoholische dranken kopen in winkels volledig samenvallen met late cafébezoekers ? Ligt daar de concurrentie ? Bij dergelijke conflictsituaties kan men tot meer evenwichtige oplossingen komen door ze in te schatten vanuit de twee perspectieven. Elk creatief economisch handelen vereist het omgaan met de twee perspectieven terzelfdertijd. Reeds eerder heb ik er op gewezen dat de economische handelingen omschreven in vraag en aanbod, te arm zijn om rekening te houden met de twee uitgebreid beschreven perspectieven . Om deze te nuanceren gebruik ik hier 3 koppels werkwoorden : kwijt spelen en krijgen, geven en nemen, aanbieden en ontvangen. De definities, die ik voor deze werkwoorden 7
verder hanteer, komen niet uit het woordenboek, maar worden toegelicht vanuit het paradigma van schaarste en overvloed. Elke definitie van werkwoorden, die met economisch handelen te maken hebben, kan niets anders dan een ethische lading dekken. Ethiek behoort onlosmakelijk tot elk waarderingsproces. Ik hoop dat de lezer in staat is de onvermijdelijke waardeoordelen in wat hier volgt aan elkaar en aan zijn eigen ervaring te relateren. Het eerste koppel, kwijt spelen en krijgen, behoort tot het overvloedsperspectief. Overvloed dwingt tot passiviteit : de spreekwoordelijke luiheid van de inwoners van Sybaris, de Griekse kolonie in Zuid-Italië wordt niet voor niets verbonden met hun overvloed, een luilekkerland dus. De normale zorgeloosheid waarmee met goederen omgegaan wordt in grootwarenhuizen door klanten en personeel is een signaal van overvloed. De indruk bij de klanten is dat het warenhuis haar spullen wil kwijtgeraken, overvolle rekken en ruimtes worden ontsierd door gescheurde zakken, uitlopende al of niet gebroken flessen. Allerlei bonnen en premies versterken de indruk bij de klanten dat men iets krijgt uit deze overvloed. Solden en discounts aan weggeefprijzen hebben hetzelfde effect. Er valt iets te rapen, is niet toevallig de manier waarop hier over gesproken wordt. Bij grootschalige productieprocessen is het veel moeilijker de efficientie, het vermijden van verlies van materiaal, als kwaliteitscriterium te hanteren dan in kleinschalige productieprocessen. Grootschaligheid, bedoeld om efficientie te krijgen, ondermijnd zelfregelend zijn eigen doelstellingen, zoals recentelijk de dioxinecrisis ons leert. Overvloed en spaarzaamheid ( efficientie ) zijn inderdaad elkaar uitsluitende waarden. Dit fenomeen wordt veel schrijnender wanneer, meestal om mediatieke redenen, een reële situatie van behoefte overspoeld wordt met massas goed bedoelde humanitaire hulp. De verspilling, die hier normaal mee gepaard had, is een rechtstreeks gevolg van het krijgen van de overvloed van anderen. Wegens de passiviteit achter dit economisch handelen zijn schaamte- en schuldgevoelens er onvermijdelijk mee verbonden, zowel bij de donors, als bij de ontvangers. Pure overvloed wordt ondergaan. Compulsief consumptiegedrag, zowel als de kritiek op de consumptiemaatschappij kunnen gezien worden als verwittigingssignalen voor het ondoordacht omgaan met overvloed. Misschien is dit de voornaamste kritiek op de marketing- en advertentiewereld : het moeiteloos krijgen wordt geaccentueerd, de totale prijs die de klant er voor moet betalen wordt versluierd. De marketing- en advertentiewereld creëren gefrustreerde sybarieten. Het feit dat politieke partijen marketingtechnieken beginnen te gebruiken voorspelt niets goeds voor de democratie : een krijgcultuur wordt gemakkelijk omgeturnd in een krijgscultuur, eenmaal het onbeperkt verlangen naar overvloed tegen reële grenzen aanbotst. Zo komen we dan bij het actieve koppel werkwoorden geven en nemen. Dit zijn " politieke " handelingen bij uitstek, en behoren dus tot het schaarsteperspectief. Behoren geven en nemen niet essentieel tot de kern van elk belastings- en subsidiesysteem ? En zijn geven en nemen niet 8
kenmerkend voor elke herverdeling : rechtvaardig of niet ? Het is niet toevallig dat in een economisch klimaat, dat gekenmerkt wordt door het commerciële overvloedsperspectief, op paradoxale manier de legitimatie van het innen van belastingen in vraag wordt gesteld. Tatcher en Reagan zijn daar de trendsetters in geweest, die nu zelfs door de voorbije oppositie, labour en democraten, hierin gevolgd worden. Het is ook niet toevallig dat overheden onder druk komen te staan in hetzelfde klimaat. Reeds Adam Smith merkte op dat klassieke machtsuitoefening in steden, juist wegens hun Wealth-scheppende vermogens, anders verliep dan op het land, waar schaarste en hongersnoden tot het dagelijkse leven behoorden. Zijn onzichtbare hand behoort tot het overvloedsperpectief. Vanuit economisch standpunt is het dus heel goed te verklaren dat dictaturen schaarste creëren om zich te bestendigen, door het organiseren van bewapening en oorlogen en het ondernemen van absurde prestigeprojecten ( eventueel het bouwen van een katedraal ). En dat monopolies schaarste creëren tav. hun klanten door het vragen van woekerprijzen. En dat oligopolies zich storten in prijsoorlogen, die slechts verliezers kennen, vooral werknemers en klanten, hun kannonenvlees. Op dezelfde manier wordt " stelen " en " roven " gelegitimeerd, als overvloed en schaarste extreem maatschappelijk met elkaar verweven zijn. Volgens deze manier van kijken zouden vooral de advertenties en de soaps op TV de oorzaak zijn van gewelddadige criminaliteit, veel meer dan de gewelddadige films en series. Zij accentueren immers de vanzelfsprekendheid van het leven in overvloed. Wanneer er niet gegeven wordt uit de reële of vermeende overvloed, dan rest mij als behoeftige niets anders over dan te nemen, wat mij ten rechte vermeend toekomt. Macchiavelli, als één der scherpste waarnemers van het politieke handelen, heeft hier schitterende paginas aan gewijd. De wereld van de schaarste, de wereld van het geven en nemen is een harde wereld. De macho-aura, die " beslissers " vanuit het schaarsteperspectief, omringt, is niet toevallig. Hiërarchische structuren zijn vluchtmechanismen om deze hardheid te vermijden : de beslissing wordt zo ver naar boven gedelegeerd, dat de beslisser niet meer geconfronteerd wordt met de gevolgen van zijn beslissing. Of de beslissingen worden zo uiteengerafeld tussen adviesorganen, experten, medezeggenschapscommissies, publieke enquêtes en hoorzittingen, dat uiteindelijk niemand er de verantwoordelijkheid van draagt. Slechts weinigen zijn uiteraard geroepen om schaarste zinvol te managen. Goede schaarstemanagers zijn schaars, evenals goede politici. Het is dus weer een schitterende zelfregelende paradox dat beslissingsprocessen in omstandigheden van schaarste, gespreid worden over een overvloed aan actoren. Beide perspectieven in hun extremen zijn niet aantrekkelijk. Het passieve laisser-faire vanuit het overvloedsperspectief is evenmin menselijk als harde interventiepraktijken vanuit het schaarsteperspectief. Wat beide extremen zo onmenselijk maakt is het dwangmatige er van : het dwangmatig ondergaan van de overvloed en het gebrek aan alternatieven, dus de noodzaak bij 9
schaarste. Wat werken als die van Donald Judd zo boeiend maken, is het creatief omgaan, het bewust keuzes maken vanuit de twee perspectieven. Creatief omgaan met de onoplosbare dilemmas, die de twee perspectieven genereren, door beide te assumeren zonder ze in elkaar te laten vloeien, is de kern van elk creatief economisch handelen. En zo kom ik op het derde koppel werkwoorden : aanbieden en ontvangen. Dit zijn twee interactieve werkwoorden. Ze impliceren een relatie tot de andere. Beide werkwoorden vooronderstellen ook een houding van zelfbeperking. Ik tracht op basis van mijn beeld van de ontvanger de selectie te maken van een aanbod uit mijn overvloed. Ik kies de klanten, die voor mij koning kunnen zijn. Ik tracht niet iedereen tevreden te stellen zoals soms klantvriendelijkheid verkeerd begrepen wordt. Doe ik als aanbieder die selectie niet bewust, dan zal ik snel geconfronteerd worden met schaarstefenomenen. De huidige vlucht in megafusies en allianties is een onbewuste weg om de keuze van een beperkt, doelgroepgericht aanbod niet te zien. Het onvermijdelijke gevolg is dat ik van langs om meer bezig ben met schaarsteproblematieken : hoe verdeel ik mijn aanbod tussen de commerciële eenheden, hoe haal ik " belastingen " uit de verschillende activiteiten ( business-units ) om een corporate staatsapparaat, met zijn hofhouding ( consultants, narren en parasieten, die niet uit elkaar te houden zijn ), in stand te houden. Overaanbod en overcapaciteit, de oorsprong van de economische cycli, zijn transformatieprocessen van overvloed naar schaarste. Regulering, beperkingen en staatscontrole zijn transformatieprocessen van schaarste naar overvloed. Wanneer men zich daar niet bewust van is, dan valt men noodzakelijk in een compulsief cyclisch handelen : vicieuze kringen zijn de zelfregelende mechanismen bij een gebrek aan bewuste, dus creatieve keuzes. Maar ook het ontvangen vooronderstelt een zelfbeperking, een bewuste keuze. Hoeveel maal heb ik het niet meegemaakt in mijn praktijk in de notfor-profit sector, dat organisaties hun activiteiten volledig afstemden op subsidieregelingen en -dekreten door overheden uitgedokterd. Elke nieuwe subsidiëring werd onmiddellijk omgezet in de oprichting van een nieuwe vzw. Dit opportunisme leidt uiteindelijk tot onoverzichtelijke, identiteitsloze organisaties, waar het beheer van de middelen losgekoppeld wordt met welke gewenste resultaten en welke doelstellingen ook. Het schaamteloos zoeken naar wat te rapen valt, brengt deze organisaties dan ook heel snel in een schaarsteperspectief. Als ik niet weet wat ik wil, heb ik steeds middelen te kort. Als ik weet wat ik wil, vind ik er steeds de middelen voor. Juist omdat ik vanuit deze wil, dit verlangen, mijn aanbieders stimuleer, zelfs creëer. Goede innovatieve projectchampions, of het nu in de profit- of in de not-forprofitsector is, zijn in staat hun financiële sponsors als aanbieders te benaderen. Zij wensen niet zomaar de middelen te krijgen, maar stellen prijs op een actief engagement van de sponsors. Alleen dan kan een evenwichtige relatie tussen aanbieder en ontvanger ontstaan, en vermijdt de zelfbeperking de schaamte en schuldgevoelens die de relatie tussen zuivere donoren en receptoren kenmerkt : de schaamte en het schuldgevoel dat elke bedeltransactie kenmerkt.
10
4. De nieuwe vragen, die ik jouw aanbied. Zoals ik in het tweede deel van dit artikel vooraf aankondigde, geven de bespiegelingen over het werk van Donald Judd, mij aanleiding tot allerlei nieuwe denkpistes, waarmee ik nog een tijd zoet ben. Om dit artikel af te ronden geef ik jouw, lezer, als al of niet te ontvangen aanbod, een reeks open vragen, waarmee ik verder wens te worstelen. 1. Wordt het mogelijk om op basis van de hier beschreven perspectieven, criteria vast te stellen om ethisch, dus niet corrupt, economisch te handelen ? Is het mogelijk de bewuste en/of onbewuste vermenging van het schaarsteen overvloedsperspectief te hanteren bij de voorbereiding en de evaluatie van economische beslissingen ? 2. Loont het de moeite twee economische theoretische raamwerken op te bouwen, vanuit elk perspectief ? Wat zijn bvb. kenmerken van beslissingsprocessen, en gedragskenmerken van economische actoren in de context van schaarste en in deze van overvloed ? Wat betekent het wanneer vraag en aanbod geen gelijkwaardige parameters meer zijn, maar wanneer de markten gezien worden als aanbodgedreven en de herverdelingsvraagstukken als vraaggedreven ? Het centrale concept van de prijsvorming komt dan wel op heel losse schroeven te staan. Wat is het alternatief ? 3. Is het mogelijk op basis van deze concepten de rol van overheid en bedrijfsleven te herformuleren ? Welke zijn de instanties, die zowel in het bedrijfsleven als in de overheid, het nemen en geven arbitreren ? Nu er een roep komt vanuit de politiek naar meer internationale regelgeving, zouden de hiervoor beschreven criteria kunen helpen om andere vormen dan logge superstructuren te scheppen om de balans tussen beide perspectieven te bewaren. Het vermijden van de dilemmas gegenereerd door schaarste en overvloed is dan fundamenteel dysfunctioneel. Herverdelingstaken en marktactiviteiten worden dan beter niet institutioneel gesplitst. Politiek en democratie in het bedrijfsleven ( commerciële omgeving ) zijn dan even legitiem als het ondernemen voor overheden ( bvb. dilemmas rond sociale economie, waar eigen economische activiteiten los van subsidies moeten staan ). De spanning rond beide perspectieven wordt dan niet weggeorganiseerd, maar creëert een continue economische tonus, die slechts tijdelijk op creatieve manier verwerkt kan worden. 4. Is het denkbaar dat de relatie tussen de aanbieders vanuit overvloed ontstaan, en actieve ontvangers van deze overvloed, transparanter wordt : dit zou een gans andere dynamiek geven aan elk subsidiëringsstelsel, of het nu gaat om bvb. Research & Development in grote bedrijven, of om het subsidiëren van innovatieve kunstuitdrukkingen of om het experimenteren met sociaal-economische innovaties?
11
En een laatste vraag is van een gans andere aard. Welke kunnen kenniswetenschappelijke criteria zijn om de kwaliteit van het transformatieproces te waarborgen, hetwelk ik hier expliciet gehanteerd heb. De confrontatie met een uiting van een universeel kunstwerk, laat toe de eigen, heel lokale en beperkte ervaringen, om te zetten in universele vraagstellingen. Krijgen we hier niet te doen met een gans nieuwe vorm van empirie ? En is deze vorm van empirie niet de meest geëigende wanneer het gaat om " menswetenschappen ", waar de onderzoeker essentieel tot het onderzoeksveld behoort ? Dit is het aanbod aan jouw, geduldige lezer. Ik wens je er een overvloedige consumptie van. 5. Slotopmerking. Het motto dat aan het begin van dit artikel staat is een Peul-gezegde, neergeschreven in Amadou Hampâté Bâ's boek : Amkoullel, l' enfant Peul. Ik kon het niet nalaten dit te citeren omdat het op een heel juiste wijze het dilemma tussen schaarste en overvloed verwoordt en omdat het komt uit een historisch, cultureel en materieel uiterst rijk werelddeel, dat bij ons slechts het imago van schaarste heeft : Afrika. Luc Hoebeke 4-9-99
12