Quenelles is een groot land te zuiden van Quon dat rijk is geworden door de handel. Milde zomers en korte winters zorgen er voor dat het een land van overdaad is geworden, en de Quenellanen prijzen zichzelf voor de prachtige paarden die zij weten te fokken welke grazen op zeeën van groene heuvels. Door de algemene welvaart is Quenelles ook een land van kunst, creativiteit en vrijetijdsbesteding geworden, en daarin zetten zij trends die vele rijke Quonezen en Zar Vondeliërs maar al te graag volgen.
Jaartal onbekend - 2000 VS, de inwoners van wat later Quenelles zal worden, leiden een simpel bestaan. Zij aan zij met hun rossen leven de verschillende kleine volken van de jacht en het verzamelen van voedsel. Geschiedkundigen vermoeden dat rond 2500 VS de eerste mensen hier begonnen met vee houden en de beginselen van landbouw. De latere Quenellanen beginnen met het bouwen van dorpen en kleine gemeenschappen ontstaan, die over de volgende eeuwen langzaam aan uitgroeien tot grote dorpen, steden en kleine naties. 2000 VS, met het ontstaan van het koninkrijk Quon ten noorden besluiten enkele van de noordelijke gemeenschappen zich samen te voegen uit veiligheidsoverwegingen. Al snel ontstaan er enkele ommuurde dorpen die nauw onderling contact hebben. 2000 - 1500 VS, door heel het latere Quenelles ontstaan langzaam aan steden die zich samen voegen tot kleine naties of uitgroeien tot stadstaten. Door de relatief rustige en vredelievende omgeving is er weinig strijd en vooral veel handel, zowel onderling als met de omliggende naties. De groene velden raken bedekt met grote akkers en de inheemse paardenkuddes worden getemd. 1995 VS, Souwert Nicoda, de burgemeester van het grootste noordelijke dorp, Reystvaart, beveelt zijn burgers om de wapenen op te nemen en te trainen. Uit later onderzoek zal blijken dat de oorzaak hiervan compleet ongegronde angst voor een aanval van Quon was. De burgemeester van Reystvaart krijgt al snel de volksnaam Souwert de Wapenaar. 1995 - 1987 VS, de paranoïde en angst van Souwert blijken aanstekelijk te werken en binnen een paar jaar is het hele noorden bewapend en getraind. Ook sluiten één voor één de andere dorpen zich aan bij Reystvaart en Souwert roept een koninkrijk, Boovensticht, uit met Reystvaart als hoofdstad en zichzelf als stadhouder. 1985 - 1975 VS, Boovensticht groeit uit tot een rijk van omvang. Van de noordelijke grens met Quon tot aan de oevers van de Hargingo, zover rijkt de invloed van Souwert de Eerste, Stadhouder van Boovensticht. Door de belastingen die Souwert heft wordt hij al snel een extreem rijk man, en decadentie en corruptie steken de kop op. Desondanks zijn de meeste inwoners tevreden. Enkel de havenstad Mijcht en de rivierstad Den Brijn zijn ontevreden over de heerschappij van Souwert, omdat hij hen beperkt in hun handelsmogelijkheden. 1972 VS, de grote handelsstad Allaanbrughe blijkt, door zijn zeer gunstige ligging, de rijkste stad van allen te zijn. De heerser van de stad, Prins Alarik Maladon, nodigt alle vorsten, prinsen en heersers uit voor een grote parade om dit te vieren. Een voor een arriveren zij voor het feest en als laatste arriveert Souwert de Wapenaar. Echter heeft hij zijn leger meegenomen en bestormt hij de muren van Allaanbrughe, met de meeste heersers nog opgesloten binnen de muren. 1970 VS, na een beleg van twee jaar komt Souwert Nicoda, de Wapenaar, Stadhouder van Boovensticht, te overlijden. Zijn dochter, Iseline, erft de titel van Stadhoudster. Zij gaat in
overleg met de heersers in Allaanbrughe en heft het beleg op. Hiervoor ontvangt zij een som van negenduizend goudstukken. Logischerwijze is Reystvaart nu de rijkste stad. 1970 - 1642 VS, deze periode wordt in Quenelles ook wel de Jaren van Wisselinghe genoemd. Door de eeuwen heen bloeit het latere Quenelles op tot een extreem rijk land, maar niet een land zonder oorlog. Enkel in Boovensticht kent men enige vorm van continuïteit. Met uitzondering van een drietal opstanden (1945 VS, 1832 VS en 1827 VS), alle drie door de steden Mijcht en Den Brijn, blijft het noordelijke rijk rustig voortbestaan en handelen. Juist in het zuiden, bij de vele stadstaten, prinsdommen en koninkrijkjes, is er veel conflict en de grenzen verschuiven soms dagelijks. 1639 VS, enkele van de prinsdommen die grenzen aan Boovensticht huren gezamenlijk enkele huurlingencompagnieën in en verklaren Boovensticht de oorlog. De prinsdommen willen ook een deel in de handel met Hastaria en Quon, maar dit werd hen lang onmogelijk gemaakt door het noordelijke koninkrijk. De Stadhouder van Boovensticht, Jorg, reageert eerst met zijn burgermilities. De goed getrainde milities van Boovensticht slaan met weinig moeite de aanval af. 1638 - 1636 VS, als een wraakactie op de agressieve prinsdommen trekt Stadhouder Jorg, de Tweede Wapenaar, met zijn milities en huurlingen van meerdere landen de rivier over en voert hij oorlog. De prinsdommen hebben geen kans en worden één voor één verwoest. 1635 VS, als laatste van de prinsdommen onder Boovensticht blijven de landen van Prins Otto Emmanuels over. Otto, eervol als hij is, blijft met een klein leger trouwe strijders over om de Stadhouder te vertragen en zijn mensen vluchten westwaarts, richting de acht grote bergen van Hastaria. Zij bereiken veilig het dwergenland om een nieuw leven op te bouwen. Met de val van Prins Otto is Boovensticht flink gegroeid en kan het zich met recht het rijkste en machtigste rijk binnen het latere Quenelles noemen. 1621 VS, Stadhouder Jorg, de Tweede Wapenaar, en zijn vrouw komen om tijdens een tocht op zee. Zij lieten geen kinderen achter. Dit is het begin van de Stedendans, een grote burgeroorlog tussen de steden en dorpen van Boovensticht. Tijdens dit conflict, dat jaren aanhoudt, ontstaan en verdwijnen vele kleine rijkjes, evenals huurlingentroepen. 1602 VS, de grote ontdekkingsreiziger, Benedikt Munter, probeert om een nieuwe zeeroute naar de zuidelijke regenwouden van Kendall te vinden. Hij vaart zuidwaarts met de gedachte om óm de Zinkende Zanden van Shubië heen te varen, maar hij en zijn twaalf schepen worden nooit meer gezien. 1578 VS, de rivier de Hargingo overstroomt na zware regenval. Enkele dorpen aan de oevers worden weggespoeld. 1532 VS, na bijna een eeuw aan strijd eindigt de Stedendans van Boovensticht. Echter, Boovensticht zelf is niet meer. De steden Den Brijn en Mijcht worden onafhankelijke stadstaten en de rest van het land wordt opgedeeld in kleinere prinsdommen, stadstaten en overige vormen, net zoals het zuiden. 1519 - 1403 VS, de Eeuw van Voorspoed. Met meer vrije handel in het noorden, bloeit in het hele latere Quenelles de welvaart. Uit deze eeuw stammen ook vele grote kunstenaars en musici. 1400-600 VS, na een eeuw van relatieve rust en met de bloei van de handel komt uiteindelijk ook het conflict tussen de veelvoud aan handelsheren, prinsen en heersers naar boven, met vele kleine belegeringen, opstandjes en schermutselingen tot gevolg. 1032 VS, de Militie van Maximilian wordt in het leven geroepen. 900-800 VS, grote groepen magische wezens trekken weg uit Quenelles gezien zij het langdurige conflict om macht en rijkdom zat zijn. Vele van deze volken komen uiteindelijk in Kendall terecht. 578 VS, na eeuwen van kleine conflictjes breekt er dan toch een burgeroorlog uit, beginnend tussen enkele zuidelijke prinsdommen over wie welke handelsrechten heeft, waar de grens loopt en, alhoewel het ontkent werd, om macht en rijkdom. Uiteindelijk bemoeien steeds meer zich met de oorlog, en binnen een jaar zijn alle prinsdommen, handelshuizen, stadstaten en overigen in oorlog met elkaar. Voor het eerst dwingen de
vorsten hun inwoners op grote schaal voor hen te vechten in plaats van dat zij huurlingen inzetten. De oorlog houdt zeventig jaar aan, met een tal van kleine en grote veldslagen, vorsten en prinsen die van kant wisselen en wapenstilstanden. De oorlog wordt de Trotse Oorlog genoemd. 508 VS, Ludovic I Astendeus, een zuidelijke vorst, geeft bijna zijn gehele fortuin uit aan het inhuren van Shubische huurlingen om het land weer in het gereel te brengen. Het vooruitzicht van totale destructie zorgt ervoor dat de vorsten de wapens neerleggen. 506 VS, In een groot overleg tussen de handelsvorsten van de Quenellaanse landen dat enkele maanden duurt, besluiten zij zich tot één land te verenigen. Allen weigeren echter te buigen voor één vorst en willen heer blijven in hun eigen recht. De unificatie wordt bezegeld met een tal van handelsverdragen en na dagen van contracten opstellen en ondertekenen wordt Quenelles één land. De titel van Eerste Vorst, het gezicht van het land naar de bevolking en het buitenland toe, wordt toegekend aan Ludovic I Astendeus en zijn geslacht. Ook wordt een boek opgesteld waarin wordt bijgehouden wie in welk jaar tot de adel behoort en met welk stuk land, het boek van goud ende land. 503 VS, de Audiëntie der Bezegeling, ook wel bekend als het Quenelles-Hastaria Handelsverdrag. De mensen die nu samen het Vorstendom Quenelles vormen handelden veel met het Bergrijk Hastaria. Ludovic I Astendeus en zijn vorsten bezoeken koning Harfolkvar Berghamer in de Hastariaanse hoofdstad Astar. Alle dwergenvorsten tonen grootse voorbeelden van vakmanschap uit hun steden en Quenelles voorziet de tafels van heerlijk brood. Na een overleg bezegelen de koningen hun handelsverdrag; Quenelles zal Hastaria voorzien van graanvoorraden en landbouwkennis in ruil voor goed staal, goud en edelstenen. 431 VS, Rodrine de Nieuwsgierige ontdekt tijdens een ontdekkingsreis het eiland Zar Vondiël. De vorsten eisen het land voor zichzelf op en weten binnen enkele jaren de plaatselijke bevolking te onderwerpen. 426 VS, Zar Vondiël wordt officieel een kolonie van Quenelles. Ook wordt gepoogd het nabijgelegen eiland Zar Dolon te veroveren, maar hier worden enkel rotsen en duistere magie aangetroffen. 425 VS, De drie gouverneursfamilies voor Zar Vondiël worden verkozen door de Raad van Vorsten. Veel Quenellanen kiezen er voor om hen te volgen en bouwen in de decennia die volgen verschillende havensteden op het eiland. 417 - 401 VS, vele handelsheren sturen zelf ook schepen er op uit om, zo hopen zij, ook nieuwe landen te ontdekken. Velen keren terug met het nieuws dat er in het oosten niets is behalve gigantische zeemonsters, sommigen keren niet terug. 335 VS, De Ruyters van Roodenvelden worden opgericht door Wilhelm Mensinga, prins van Duinenhof. 277 VS, De Zilte Revolutie vind plaats. De gouverneurs van Zar Vondiël verklaren het eiland tot een onafhankelijke republiek. Quenelles stuurt onmiddellijk troepen naar het eiland om die weer terug te winnen, maar de huurlingen zijn van weinig nut op het onbekende terrein. De Zar Vondiëlli kennen het landschap beter en lokken de troepen in hinderlagen. Ook zijn de Vondiëlli rijk en laten zij sommige compagnieën overlopen. Na een korte strijd erkent Quenelles de onafhankelijkheid en verlaten alle Quenellesgezinden, waaronder een groot deel van het plaatselijke militie en de vloot, het eiland. De adel van Zar Vondiël staat er vanaf nu alleen voor. 263 VS, de eerste Keuring vind plaats om te voorkomen dat de ruzie tussen een tal van vorsten over wie nou het mooiste paard heeft wederom uitloopt op een gewapend conflict. Vanaf dat jaar wordt er drie keer per jaar een Keuring gehouden om het mooiste paard van Quenelles te verkiezen. 103 VS, op de renbaan van de stad Quenelles wordt een recordtijd gereden die tot op de dag van vandaag niet verbroken is. De witte hengst van Prins Elias Hargingouw rent de twee mijl zo snel, dat sommigen de Prins verdenken van fraude. Dit kon echter niet worden bewezen.
42 VS, de Raad van Prinsen en het Vorstenhuis beslissen samen dat Quenelles een natie voor mensen alleen is. Andere rassen mogen niet langer zichzelf burger van Quenelles noemen, zij mogen enkel nog te gast zijn. De Eerste Vorst, koningin Beatrijs II Astendeus zet haar handtekening onder het voorstel en wordt daardoor door sommige gasten tot op de dag van vandaag Beatrijs de Verbanner genoemd. 38 VS, Een scheur verschijnt aan de hemel. De inwoners van Quenelles verwachten dat jaar een natuurramp, en zijn erg opgelucht wanneer alle zorgen voor niet bleken te zijn. Pas later zal het bekend worden dat de scheur het bewijs was van Zasyak die voor het eerst de godenregels brak en de wereld betrad. 32 NS, Jehanne Wijnstee, de vorstin van het prinsdom Veldmater beweert een eenhoorn te hebben gefokt uit twee zuivere raspaarden. Het veulen blijkt echter al snel slechts een gewoon wit paard met een zeeschelp op het hoofd bevestigd te zijn. Jehanne Wijnstee wordt door het Vorstenhuis een boete van duizenden goudstukken opgelegd voor oplichterij, wat haar uiteindelijk haar vorstentitel kost. 251 NS, Koning Ludovic VII huwelijkt zijn jongere zus, prinses Beatricia, uit aan Dagobai, de latere Dagobai IX Khan van Ranur. 258 NS, onderhandelingen tussen Quenelles en Shubië over het Tawlar Gebergte lopen spaak en kleine schermutselingen vinden plaats op de grens. Tot op de dag van vandaag is er geen officiële oorlog, maar de spanning ligt erg hoog en er vallen geregeld doden. 263 NS, de bouw van het Munttheater in de stad Vrijvelde is voltooid, om dit te vieren is er een jaar lang elke dag een gratis voorstelling. Opera en operette, verschillende vormen van theater, alles komt langs. 279 NS, De Quoneze provincie Tarantil besluit zich bij het Vorstendom aan te sluiten nadat Quon capituleert in de Derde Quonees-Ranuriaanse oorlog. 279 NS, om buurland en handelspartner Quon te ontzetten, besluiten de prinsen van de noordelijke prinsdommen tezamen enkele compagnieën in te huren om Hastaria bij te staan in hun aanval op de bezetters. De campagne is succesvol.
In tegenstelling tot de meeste landen in Erumdar, is Quenelles geen plek van oude magie. Het is misschien om die reden dat de inwoners van het land zich niet veel bezig houden met magie, op het praktische, alledaagse gebruik er van na. Meer dan alle andere landen is Quenelles een rationele mensennatie, waar het vergaren van macht en fortuin het meest voorkomende levensdoel is. Om die reden vind je dan ook maar weinig magische wezens in het land, deze zijn lang geleden vertrokken gezien de materiele belangen van de mensen niet samengingen met de zoektocht naar de grenzen van het mystieke. In Quenelles is er een wat strakkere verdelingen tussen man en vrouw. In dit land zijn het de mannen die het publieke leven leiden, zij drijven de handel, werken op het land of in de stad en houden de maatschappij draaiende. De vrouwen daarentegen leiden het privaatleven, voeden de kinderen op, houden de cultuur hoog en smeden de broodnodige bondgenootschappen tussen de vele rijke families. Gezien de algemene welvaart in Quenelles, doen bijna alle lagen van de bevolking aan vele vormen van vrijetijdsbesteding. Of het nu gaat om dans, sport, muziek of spel, de Quenellanen vinden steeds weer nieuwe manieren om zichzelf te vermaken. Dit zorgt er ook voor dat kunst door alle lagen van de bevolking bedreven wordt. Quenelles kent vele grote schilders, componisten en acteurs die vaak ook voor grote bedragen elders in Erumdar worden ingehuurd. De grootste kunstvorm van Quenelles, en de meest winstgevende, is het fokken van raspaarden. Deze prachtbeesten, met stambomen die verder terug rijken dan menig familie, worden door heel Erumdar voor enorme bedragen verkocht en worden koningswaardig geacht. Vele families
in Quenelles hebben dan ook een aandeel in de paardenfokkerij, en in het verleden zijn er vaak bloederige conflicten geweest over wie nou de beste paarden fokte. Tegenwoordig worden deze conflicten meerdere malen per jaar beslecht tijdens De Keuring, welke voor het eerst werd gehouden in 263 VS. Deze keuring, welke oorspronkelijk enkel bedoeld was om een prijskaartje aan de paarden te hangen, is tegenwoordig uitgegroeid tot een waar festival, compleet met dansfeesten, jachtpartijen en jonge rijkelui die elkaar het hof maken. Al deze welvaart is te danken aan het land zelf. De nog steeds relatief welvarende onderklasse van de Quenellaanse samenleving werkt op het vruchtbare land en weet daar immense hoeveelheden voedsel uit te halen. Zo veel, dat er ook nog zat velden over zijn voor het houden van vee. Het is echter nog steeds de bovenlaag die het meest profiteert van de vruchtbare grond van Quenelles. De wetgeving in Quenelles is op veel vlakken gelijk aan bijvoorbeeld de Quoneze. Echter zijn veel straffen niet lichamelijk, maar financieel. Verschillende misdaden hebben elk hun eigen vaste boete, en alleen als je die niet kan betalen beland je in het gevang. Quenellanen zijn ook een groot voorstander van tewerkstelling, omdat hun akkers en velden altijd meer handen kunnen gebruiken.
Quenelles is een verzameling van tientallen prinsdommen welke aan elkaar gebonden door een strikt handelsverdrag, welke in 506 Voor Slags is opgetekend door alle prinsen en vorsten die destijds aan de macht waren onder toezicht van de toen machtigste vorst Ludovic I Astendeus. Tezamen vormen zij het Vorstendom. In Quenelles is de adelstand niet gebonden aan eeuwenoude familie, vergeten daden of militaire successen. In Quenelles is de adelstand gebonden aan je inkomen, hoe meer jij weet te verdienen, hoe hoger je stand en je status. Ieder jaar bij de Eerste Samenkomst, welke op de eerste dag van het jaar wordt gehouden, wordt opnieuw bekeken wie voor dat jaar welke titel mag dragen. Om de titel van heer of vrouwe te dragen moet je een inkomen hebben van minimaal vijfduizend goudstukken. Voor deze titel hoef je geen land in je bezit te hebben. Wie minimaal tien vierkante kilometer land bezit, maar geen inkomen van minimaal vijfduizend goudstukken heeft mag die titel markies, of markiezin dragen. Voor de titel van prins, of prinsin, moet je een inkomen hebben van minimaal zevenduizend goudstukken. Tevens moet je minimaal tien vierkante kilometer aan grond bezitten. Het land wat een prins bezit wordt een prinsdom genoemd. Voor de titel van vorst, of vorstin, moet je een inkomen hebben van minimaal twaalfduizend goudstukken. Tevens moet je minimaal tien vierkante kilometer aan grond bezitten. Ook het land van een vorst wordt een prinsdom genoemd.
Het is de regel dat iedere man van vermogen begint in de stand van heer, ongeacht zijn inkomen van dat jaar. Een jaar later kan hij dan stijgen tot prins, en weer een jaar later kan hij stijgen tot vorst. Gezien het geld nogal eens verschuift tussen de rijke kooplui, gebeurt het vaak dat mensen in adelstand stijgen of dalen. De officiële term voor Quenellaanse adel is dan ook koopadel. Ook veranderen grote stukken land vaak van eigenaar gezien het bezitten van land een belangrijke eis is voor het verkrijgen van de titel van prins of vorst. Hierdoor kan het aantal prinsdommen per jaar variëren. Om al dit bij te houden is er tegelijk met het verdrag in 506 VS een boek
geopend waarin van elk stuk land en van elke prins of vorst alles wordt bijgehouden op een jaarlijkse basis. In dit boek, voluit het ‘Boek van goud ende land: naslagwerck van de landeren ende eygenaren van het Vorstendom Quenelles’, of het Boek van goud ende land in de volksmond, staat wie er in welk jaar tot de koopadel behoort en hoeveel land hij of zij in bezit heeft. Dit boek ligt veilig opgeborgen in de hoofdstad, Quenelles. Iedereen die de titel prins of vorst draagt, mag bijdragen aan het bestuur van het land. In de hoofdstad, ook Quenelles geheten, komen elke drie weken het Vorstenhuis en elke zes weken de Raad van Prinsen samen om tezamen beslissingen te nemen die éénieder aangaat. Aanwezigheid voor de vorsten en prinsen is niet verplicht, dus in rustige tijden zullen de vergaderzalen nog niet eens voor de helft gevuld zijn. Zowel het Vorstenhuis als de Raad van Prinsen wordt voorgezeten door de Eerste Vorst, of koning, een erfelijke titel die in de handen ligt van de familie Astendeus. Deze titel is echter alles behalve glansrijk. Het houdt in dat de gene die hem draagt bij elke vergadering in het Vorstenhuis en de Raad van Prinsen aanwezig moet zijn. Ook is het de taak van de koning om diplomatie te bedrijven met het buitenland en te controleren of alle handelsverdragen wel geëerd worden. Door alle taken die de koning zijn voorgeschreven, houdt hij maar weinig tijd over om zijn eigen zaken te regelen en goudstukken te verdienen. Om die reden betalen alle prinsen en vorsten mee aan zijn loon, maar zijn inkomsten zijn alsnog mager in vergelijking tot de grootste handelsvorsten. Toch is de koning welgeliefd onder het volk en een waar symbool geworden voor Quenelles. Steden in Quenelles zijn een iets andere zaak. Naast de prinsdommen zijn er enkele stadstaten in het land, bestuurd door een Stadhouder. De stadstaten hebben zich in het verleden allemaal vrijgevochten van een prinsdom of zichzelf opgekocht. Sommige Quenellanen vergelijken stadstaten daarom ook wel met kleine prinsdommen met heersers die nooit hun gebied verkopen, voor welk bod dan ook. De Stadhouder is officieel ook een prins (of vorst), maar zij zien zichzelf als een wezenlijk ander iets. De stadstaten hebben ook hun zetels in de Raad van Prinsen of het Vorstenhuis, maar bemoeien zich daar weinig mee tenzij hun zelfstandigheid in het geding komt. De Stadhouders mogen namelijk hun eigen belastingen heffen en handelsregels aanhouden, zolang die maar niet tegen het verdrag van 506 VS ingaan. Hierdoor zijn veel van de stadstaten uitgegroeid tot ware paradijzen voor handelaren. Overige steden in Quenelles, die wél onder een prinsdom vallen, hebben een burgermeister aan het hoofd staan. Omdat de prinsdommen nog wel eens willen veranderen is deze positie ontstaan, om een vorm van continuïteit te bieden die de steden nodig hebben.
Quenelles bestaat uit een grote verzameling van prinsdommen. De prinsdommen zijn de eigendommen van een tal van prinsen en vorsten en zijn aan voortdurende verandering onderhevig. Sommigen groeien, of voegen zich samen, terwijl anderen splitsen, krimpen, of zelfs verdwijnen door opkoping. Sommige prinsdommen zijn slechts de verplichte tien vierkante kilometer groot, andere zijn zo groot dat er een dagreis voor nodig is om ze te doorkruizen. Enkele voorbeelden van prinsdommen in het noorden zijn: Meihof, Lievendal, Heeresburg, Ruyterveld, Ruyterhoeve, Koopveld, Kaufland, Akkerheuvel, Groenzicht, Hoogweide, Heuvelweide, Fijnegrond, Rijkegrond, Reystvaart, Groeneveld en natuurlijk het grote Tarantil; een voormalig provincie van het Keizerrijk Quon.
Een aantal prinsdommen in het zuiden zijn: Deinheuvel, Hoogakker, Heilbeemd, Duinenhof, Esterheuvel, Goedebodem, Rosweide, Heilhoeve, Laaghoeve, Zweivelden, Doppelveld, Knollenveld, Bodemtrots en Trotshoeve. Het gebied Tarantil is een apart geval binnen Quenelles. Deze ‘provincie’ heeft zich nog geen decennium geleden aangesloten bij het land, voorheen was het een provincie van het Keizerrijk Quon. Tarantil is daarom officieel ook geen prinsdom en houdt zich veel minder bezig met handel en rijkdom dan de rest van het land. Tarantil is qua cultuur en samenleving ook nog volledig Quonees, maar van beide kanten wordt er geprobeerd zo goed mogelijk samen te werken. Daarom heeft de graaf van Tarantil een zetel in de raad van Vorsten. De stadstaat Mijcht bevind zich nabij de rivierdelta van de Hargingo, een rivier die Quenelles zowel met Quon als Hastaria verbind. In Mijcht komt dan ook een groot deel van de handel samen, gezien haar schepen op Ranur en Zar Vondiël varen. Mijcht kent dankzij haar vele buitenlandse bezoekers dan ook de grootste gastenwijken, speciale wijken waar buitenlandse handelaren kunnen verblijven wanneer zij zaken komen doen in Quenelles. De hoofdstad die ook de naam Quenelles draagt, ligt in het noordelijke prinsdom Immergroen, het enige prinsdom waarvan geen enkele vierkante meter te koop mag staan. Quenelles is de stad waar alles wat gezamenlijk geregeld moeten worden, wordt geregeld. Het is hier dat de Raad van Prinsen en het Vorstenhuis samenkomen, en het is hier dat de koning en zijn familie residentie hebben genomen. Quenelles moet het toonbeeld zijn van een moderne stad, en staat dus vol van monumenten, grote tuinen en parken, goed onderhouden wijken en een grote renbaan. Er wordt zelfs gezegd dat eenieder die zijn huis niet kan onderhouden, vriendelijk wordt verzocht om de stad te verlaten om plaats te maken voor een welvarender persoon. Het midden van Quenelles is gekenmerkt door het Beursplein, het plein waar de twee grootste banken van het land staan. Binnen deze gebouwen wisselen fortuinen van eigenaar en worden leningen verstrekt aan prinsen en vorsten die dreigen hun titel te verliezen. De stadstaat Allaanbrughe, welke ook in het noorden te vinden, wordt ookwel de stad van een duizend bloemen genoemd. Door heel de stad worden namelijk kleurrijke bloemen geteeld, waardoor de stad in de lente in een waar bloemenveld veranderd. Vanuit heel Erumdar worden bloemensoorten in de stad verzameld, en er zijn maar weinig wijken zonder publieke plantsoenen of huizen zonder bloembakken. De stadstaat Den Brijn, relatief dichtbij de grens met Hastaria, handelt het meeste met het dwergenrijk. De enorme akkers om de stad heen leveren deels aan haar eigen bevolking, maar een groot deel gaat ook elk seizoen naar de acht grote bergen van Hastaria. In het zuiden, in de schaduw van de Prinsenbergen, ligt de stadstaat Vrijvelde. Vrijvelde staat bekend als dé theaterstad van Quenelles, zo niet van Erumdar. Centraal in de stad, naast een mooie vijver, staat het Munttheater met haar meerdere prachtige zalen en podia. Het is ook hier waar de bekendste theaterstukken van Quenelles bedacht en gespeeld worden. Het is tevens hier dat de legendarische artiestengroep, ‘Artiestengroep Helmenslag’ zijn oorsprong vond met het bejubelde stuk ‘Bloed ende Eyzer’, over de strijd met Boovensticht. Velen in Erumdar kennen ook ‘De vrouwe die ontdeckte’, een stuk over de ontdekking van Zar Vondiël die ook zijn oorsprong vond in Vrijvelde.
Het noorden van Quenelles wordt gekenmerkt door uitgestrekte, groene velden, deinende heuvels, boomgaarden, en de grote rivier de Hargingo die met een tal van aftakkingen het gehele noorden voorziet van vruchtbare grond. Een tal van aftakkingen lopen door het landschap en brengen zoet water en een overvloed aan vis aan de bewoners van de vele kleine dorpjes die uitgestrooid over het land liggen. De velden worden her en der afgewisseld door stukken bos, kleine meren of velden vol van prachtige wilde bloemen. Het is dan ook niet vreemd dat deze bloemen volop worden geplukt en worden verkocht in de steden of het buitenland. Het zuiden van Quenelles wordt gekenmerkt door een minder afwisselend landschap, en hier zin het vooral grote velden van goudgeel graan en andere gewassen die het uitzicht bepalen, afgewisseld door nog meer groene velden. Door de milde zomers en korte winters komt het maar weinig voor dat de oogsten mislukken, en deze gewassen houden de graanschuren van Quenelles goed gevuld. In het zuiden van Quenelles vind je ook de Prinsenbergen die daar het land scheiden van de Shubische woestijn. Shubiërs noemen dit gebergte het Tawlar gebergte. In dit idyllische landschap vinden we een veelvoud van kleine, rijke steden, welke allen met elkaar verbonden zijn door een uitgebreid wegennetwerk. De belangrijkste handelswegen zijn zelfs helemaal bekleed met stenen om zo het vervoer met paard en wagen makkelijker te maken. De meeste wegen leiden uiteindelijk naar één van de havens van Quenelles, van waaruit een groot deel van de handel met het buitenland wordt bedreven. Tegenwoordig is Quenelles vol ambitie bezig om de Hargingo geschikt te maken voor de binnenvaart. Middels kanalen, dammen en het ophogen van bruggen proberen zij de onstuimige rivier te bedwingen om via haar stroming in de toekomst het binnenland van Quon beter te kunnen bereiken, wat natuurlijk een groot voordeel oplevert voor de handel.
Officieel wordt Quenelles door alleen mensen bewoond. De mensen van Quenelles worden gekenmerkt als ambitieus en ietwat hebberig. Het is voor de mensen een sport geworden om een zo groot mogelijk fortuin te vergaren, koste wat het kost. Sinds de vereniging van Quenelles komen gewapende conflicten bijna niet meer voor. Intrige, complot en samenzwering zijn de nieuwe wapens die worden ingezet in de eeuwige concurrentiestrijd. Doordat er maar weinig belastingen worden geheven, is zelfs de onderlaag van de bevolking relatief welvarend. Andere rassen zijn alleen welkom om te handelen in Quenelles, en verblijven dan in een speciaal onderkomen voor gasten. In veel grote steden van Quenelles zijn er aparte wijken waar buitenlanders een residentie kunnen huren voor onbepaalde tijd. Tot op heden heeft deze discriminatie weinig verzet opgeleverd gezien er maar weinig rassen zijn die, ondanks de rijke grond, naast de mensen van Quenelles zouden willen wonen.
Door haar rijkdom en grond werd Quenelles nog wel eens bedreigd door andere landen, maar ondanks dat heeft het land geen staande legermacht. Als er strijd dreigt maakt het Vorstendom gebruik van zeer goed getrainde burgermilities of huurlingencompagnieën. Deze worden dan ook rijkelijk betaald voor hun diensten. Een paar van de bekendste en grootste huurlingen compagnieën zijn:
De Veldknechten staan bekend om hun uitbundige kledij, bestaande uit pofmouwen, pofbroeken en vele verschillende kleuren. Dat zij deze imponerende kleding kunnen veroorloven betekent natuurlijk dat ze goed betaald worden en dat is ook niet voor niets. De Veldknechten zijn voetsoldaten bij uitstek en bestaan voor het grootste gedeelte uit piekeniers. Hun beruchte piekformaties worden weer ondersteund door zogeheten Doppelsoldeniers. Zoals hun naam doet luiden krijgen zij dubbele soldij. Dit krijgen zij omdat zij met hun grote tweehanders grote schade aan kunnen richten, maar zich ook meer in het gevaar begeven. De Ruyters van Roodevelden zijn een huurlingencompagnie van ruiters. Zij combineren de Quenellaanse raspaarden, speciale paardenharnassen en lansen tot een dodelijke combinatie. Zij laten naar eigen zeggen, zoals de naam al doet vermoeden, de slagvelden rood achter. Omdat zij enkel raspaarden gebruiken zijn zij zó duur, dat sommigen ze stiekem de Ruyters van Duyten noemen. De Kaufmann Compagnie werd opgericht door een groep welvarende koopmannen. Door hun immense welvaart spendeerden zij al hun dagen enkel nog aan de verschillende kunstvormen, maar dit leven bood hen geen uitdaging, laat staan een spannend leven. Zij besloten zich van de krijgskunst de meester te maken. De Kaufmann Compagnie is niet de duurste van Quenelles, omdat de meesten hun inkomen ergens anders vandaan halen. Veel leden sluiten zich aan omdat zij verveeld zijn met het ordinaire dagelijkse leven, maar állen hebben zij een passie voor de krijgskunst. De Militie van Maximilian bestaat al langer dan Quenelles zelf en is daarmee een van de oudste milities of huurlingencompagnieën van het Vorstendom. In de tijd dat alle prinsdommen nog verdeelde gronden waren en de bevolking zich enkel op landbouw richtte overkwam het het landgoed Groenhoeve plots dat hun land werd aangevallen door twee trollen uit de Hastariaanse bergen. Maximilian Stahlgerät boodt aan het landgoed te verdedigen, maar wel tegen een prijs. Hij trommelde enkele sterke mannen op, bond boerengereedschap op lange stokken en verdreef de gedrochten van het land. De mannen kregen een aantal zilverstukken, een grote maaltijd en goed idee; de Militie van Maximilian was geboren. De Compagnie van Waffenknechten kenmerkt zich door haar veelzijdigheid. Zij hebben ruiters en piekeniers, maar ook hellebaardiers, kruisboogschutters en zelfs, net als de Veldknechten, Doppelsoldeniers die het voor dubbele soldij met grote, tweehandige zwaarden de voorlinies van de tegenstanders breken. Alle leden van de Compagnie zijn gespecialiseerd in hun wapen van keuze. De veelzijdigheid heeft ook een nadeel: door alle verschillende rollen én rangen bestaat het inhuren van de Compagnie van Waffenknechten uit het invullen van meerdere, lange en vooral gecompliceerde contracten.
De gegeven informatie is eigendom van Games-N-Stuff events en mag enkel worden gebruikt voor het LARP-evenement Quon. Alle gegeven informatie mag In-Spel gebruikt worden en kan worden gezien als algemeen bekend. Wanneer informatie incorrect wordt geacht, of er vragen zijn ontstaan, neem dan alstublieft contact op met
[email protected]. Het setting-team wenst je veel plezier op Quon!
Eindverantwoordelijke: Chantal Bosma Auteurs: Sjoerd Reurink, Chantal Bosma, Rob de Boer, Jack Lowe, Simone van der Leest, Tom van ‘t Hull Illustraties: Tim ter Haar Met dank aan: Gavin Treep, Erwin Dul, Daan Helmendach, Heike van Lenthe & Siebe Brockötter