Plastic panda’s
Plastic Over het opheffen van de natuur
Bas Haring
panda’s N i j g h & Va n D i t m a r A mste rda m 201 1
Eerder verschenen van Bas Haring: Kaas en de evolutietheorie De ijzeren wil Voor een echt succesvol leven Vallende kwartjes (met Ionica Smeets)
4
Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
Een poster, bizons en een bunker Enkele feiten Soorten tellen Musea Waar komt die diversiteit vandaan? Waardoor verdwijnen soorten? Heide Hebben soorten intrinsieke waarde? De Hondsbossche Zeewering Ecosysteemdiensten en biodiversiteit Ben ik wel goed bezig? Hoeveel biodiversiteit is nodig? Is de natuur als een spelletje Jenga? Regenwoud Vis Gif en vuilnis Kunstzeem en kunsteten Het rondeel Eén groot park IJburg De toekomst Plastic panda’s Met mededogen en verstand
7 15 31 43 47 65 71 75 93 101 111 115 127 139 159 163 173 183 190 209 212 217 221
Referenties en overige geraadpleegde literatuur Lijst van foto’s Dankwoord
229 235 236
1. een poster, bizons en een bunker
T
oen ik een jaar of zeven was kreeg ik een grote poster van het Wereld Natuur Fonds voor op mijn kamer. Het was een soort van wereldkaart met daarop een verzameling dieren die met uitsterven werden bedreigd. Er stond een grote wisent op, ergens in Oost-Europa. En een vingerdiertje – of de ayeaye – dat op Madagaskar leeft. Een vreemd aapachtig beestje, met aan iedere voorpoot één heel lange vinger die zo lang en dun was dat hij ieder moment leek te kunnen breken. De zwarte neushoorn, de Siberische tijger, de bekende reuzenpanda, ze stonden er allemaal op. Zouden deze dieren echt op het punt staan om uit te sterven? mijmerde ik regelmatig terwijl ik de poster bestudeerde. Maar dat zou toch afschuwelijk zijn. Een ramp. Een criminele daad van de mensheid. Het leek me dat het uitsterven van de wisent of het vingerdiertje erger was dan het sterven van mijn opa, die met kanker in het ziekenhuis lag toen ik zeven was, al had ik nog nooit wisenten of vingerdiertjes gezien, behalve op die poster in mijn kamer. Nu, jaren later, heb ik die heftige reactie niet meer zo. Misschien ben ik afgestompt en gewend geraakt aan ellende, maar misschien ook ben ik verstandiger geworden. Op zijn minst heb ik meer nagedacht over het verdwijnen van plant- en diersoorten en de teloorgang van de natuur dan toen ik zeven was, en ik ben ervan overtuigd dat ik mede dankzij mijn rationele overpeinzingen niet meer ineens denk: wat vreselijk, wanneer een of ander plantje of beestje uitgestorven raakt. Een ruim jaar terug schreef ik een essay waarin ik me onder meer afvroeg of het erg is dat een plant- of diersoort uitsterft. Schijnbaar in tegenspraak met mijn reactie van toen ik zeven was schreef ik in dat essay ‘dat het wel meevalt’. Ik bedoelde daarmee dat het misschien wel erg is wanneer een
7
plant- of diersoort verdwijnt, maar niet voor die plant- of diersoort zelf. Ik had het gevoel dat ik een en ander nogal rustig en bescheiden opgeschreven had, maar toch vielen de mensen over me heen: ‘Hoe durft u te beweren dat het niet erg is wanneer een plant verdwijnt? Met het verdwijnen van één zo’n plant kunnen vele andere planten en dieren worden meegesleurd en voor je het weet is al het leven verdwenen.’ Het leek me een overdreven reactie, maar ik ben toch gaan twijfelen. Misschien had ik het wel fout. Misschien nadert de ineenstorting van de natuur inderdaad wel, omdat wij – de mensheid – haar aan het vernietigen zijn. Dat is wel een beetje de teneur in kranten en op tv. Als we zo doorgaan als we nu doen, dan blijft er natuur verdwijnen totdat zij totaal verdwenen is. En in een wereld zonder natuur kunnen we niet leven. Ik dub. Aan de ene kant voel ik een grote betrokkenheid bij de natuur. Hetzelfde type betrokkenheid dat ik voelde toen ik zeven was en naar die poster tuurde. Ik voel dat vooral wanneer ik in een regenwoud ben – ik ben daar een paar keer geweest. Dit is echt fantastisch, denk ik dan. Zo veel verschillende planten en zo dicht opeen. En iedere drie seconden verdwijnt er van dit wonder een oppervlak ter grootte van een voetbalveld. Twintig voetbalvelden per minuut! Dat is een ramp. Aan de andere kant heb ik ook twijfels over de grootte van die eventuele aanstaande ramp. Ik twijfel over hoe erg het écht is dat al die natuur, planten en dieren verdwijnen. Ik twijfel om verschillende redenen. Ik twijfel omdat de sentimenten rondom het verdwijnen van de natuur en plant- en diersoorten soms helemaal niet kloppen. Toen ik als zevenjarig jongetje naar die poster staarde en me het verdwijnen van een diersoort inbeeldde, stelde ik me een soort van massaslachting voor. Ik had plaatjes gezien, tekeningen, waarop Amerikaanse cowboys bizons uitmoordden. Met tientallen tegelijk werden de bizons neergeschoten. Totdat ze zo goed als op waren. Verdreven van de prairies en bijna uitgestorven. Zo zag uitsterven er dus uit. ‘Schoften!’ Maar het uitsterven van een diersoort hoeft er helemaal niet uit te zien als een massaslachting. Een soort kan ook gewoon verdwijnen, zonder dat dat
8