Rapport 4
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs Rapport naar aanleiding van het project DigilessenVO in 2009
Bert Zwaneveld Herman Rigter
Ruud de Moor Centrum Ruud de Moor Centrum
Open Universiteit Open Universiteit rdmc.ou.nl
rdmc.ou.nl
Rapport 4
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs Rapport naar aanleiding van het project DigilessenVO in 2009
Bert Zwaneveld Herman Rigter
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door de financiële ondersteuning van het ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit.
© Ruud de Moor Centrum - Open Universiteit. Tenzij anders aangegeven mag het materiaal uit deze uitgave zonder voorafgaande toestemming openbaar gemaakt en verveelvoudigd worden door instellingen die gefinancierd worden uit publieke middelen, scholen, opleidingsinstituten en non-profitorganisaties ten behoeve van onderwijs- en onderzoeksdoeleinden, mits de naam van de auteursrechthebbende daarbij wordt vermeld: © Ruud de Moor Centrum - Open Universiteit. Bij gebruik door andere instellingen / bedrijven of bij gebruik voor andere doeleinden dient eerst toestemming te worden gevraagd aan het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit. ISBN: 978 90 358 1712 8 Printed in The Netherlands.
2
Inhoudsopgave Woord vooraf
5
Samenvatting
7
1
9
Inleiding 1.1 Samenvatting van de stand van zaken rond de inzet van ict
10
1.2 Leeswijzer
11
2
Kader: samenwerkingsproject DigilessenVO.nl – Ruud de Moor Centrum
13
3
Context en opzet van de onderzoeken
15
3.1 Onderzoek naar de visie van de deelnemers op het gebruik van digitaal leermateriaal
15
3.2 Onderzoek naar de obstakels om ict of digitaal leermateriaal te gebruiken 4
Resultaten van de onderzoeken
15 17
4.1 Onderzoek naar de visie van de deelnemers op het gebruik van digitaal leermateriaal
17
4.1.1 Visie op onderwijs met digitaal leermateriaal
17
4.1.2 Visie professionalisering in het algemeen
20
4.1.3 Betrokkenheid leerlingen
21
4.2 Onderzoek onder leraren naar de obstakels om ict of digitaal leermateriaal te gebruiken
21
4.2.1 Computergebruik in of ten behoeve van de eigen lessen
22
4.2.2 Behoefte aan ondersteuning bij inzet van ict
24
4.2.3 Over de kennis en vaardigheden met betrekking tot het inzetten van ict in uw onderwijs
29
4.3 Onderzoek onder leerlingen naar het gebruik van digitaal materiaal en van de computer in de les
30
4.3.1 Gebruik van digitaal leermateriaal
30
4.3.2 Functies van digitaal leermateriaal
31
4.3.3 Gebruik van computers
32
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
3
5
Conclusies en discussie
35
5.1 Conclusies van het onderzoek onder leraren naar het gebruik van digitaal leermateriaal
35
5.2 Conclusies van het onderzoek naar de obstakels om ict of digitaal leermateriaal te gebruiken
35
5.2.1 Over de leraren
35
5.2.2 Over de obstakels
36
5.2.3 Over de wensen
36
5.2.4 Over de vraag in hoeverre er verschillen zijn tussen onderscheiden categorieën respondenten
37
5.3 Conclusies van het onderzoek onder leerlingen naar het gebruik van digitaal materiaal en van de computer in de les
38
5.4 Vergelijking van een gemeenschappelijk aspect in het eerste en derde onderzoek 5.5 Discussie 6
Aanbevelingen
39 39 41
Literatuurlijst
45
Bijlage(n)
47
Over de auteur(s)
68
Colofon
69
Eerder verschenen RdMC-publicaties
71
4
Woord vooraf De Open Universiteit ontwikkelt en verzorgt open hoger afstandsonderwijs en is tevens een partner voor lerarenopleidingen en scholen voor de professionalisering van leraren. Binnen de Open Universiteit is de expertise met betrekking tot deze professionalisering samengebracht in het Ruud de Moor Centrum (RdMC). Dit centrum vervult taken in het kader van ontwikkeling, vernieuwing en verspreiding van digitale professionaliseringsinstrumenten. Daarnaast wordt praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek verricht en vindt evaluatie van de professionaliseringsactiviteiten ten behoeve van leraren plaats. Deze taken worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met scholen voor primair en voortgezet onderwijs, lerarenopleidingen, sectororganisaties, en andere afdelingen en organisatieonderdelen van de Open Universiteit. De werkzaamheden van het RdMC leiden tot kennis, producten en diensten, die ondersteunend zijn voor bijvoorbeeld flexibilisering of leren op de werkplek. Naast bijdragen op het internet bestaan belangrijke producten uit publicaties en kennisdeling in de vorm van RdMC-rapporten. In deze reeks van rapporten worden bijvoorbeeld resultaten - met een geformaliseerd of afgerond karakter - van professionalisering op de werkplek schriftelijk vastgelegd. Het kan daarbij gaan om dissertaties, oraties, achtergrondinformatie of tussenrapportages maar ook om praktisch gerichte publicaties voor het gehele onderwijs. De inhoud van de rapporten heeft betrekking op een breed scala van onderwerpen of activiteiten. Gedacht kan worden aan: onderzoeksplannen en eerste ontwerpen van onderzoeksopzetten, eerste ervaringen in pilots, interessante best practices, beschrijvingen van innovaties, ontwerpen en schetsen van implementaties, kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over evaluaties en implementaties, bruikbare praktische instrumenten, exploitatiebevindingen, weergaven van discussies en overwegingen, voorlopige stellingnames, rapportages van voorstudies, prototypen en voorlopige ontwerpen, haalbaarheidsstudies, analyses en praktische documenten.
De RdMC-rapporten kunnen bruikbaar zijn voor (beginnende) leraren, opleiders en begeleiders in lerarenopleidingen en in scholen maar ook voor beleidsmakers, media en alle anderen die op basis van belangstelling en/of professionele activiteiten betrokken zijn bij de innovatie van trajecten die bijdragen aan de professionalisering van leraren. De voorliggende publicatie (rapport 4) gaat over de vraag welke drempels leraren ervaren, die graag ict in hun onderwijs willen inzetten. Tevens wordt een aantal handvatten gegeven hoe scholen, leraren en schooleiding, hiermee om kunnen gaan. De drempels en handvatten zijn gebaseerd op een drietal onderzoeken onder leraren en hun leerlingen die hebben deelgenomen aan het project Digilessen, een samenwerkingsproject van de Stichting DigilessenVO.nl, een samenwerkingsverband van dertig scholen, en het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit. Digilessen was erop gericht leraren die digitaal leermateriaal arrangeren (bestaande bronnen op internet zo te selecteren
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
5
en samen te stellen dat zij in de klas goed bruikbaar zijn) hiervoor (verder) te professionaliseren, almede om een kwaliteitskader voor digitaal leermateriaal te ontwikkelen.
J.J.M. (Jos) Kusters Msm
Directeur Ruud de Moor Centrum Open Universiteit
6
Samenvatting In dit rapport doen we verslag van drie onderzoeken die we in 2009 hebben uitgevoerd in het kader van het samenwerkingsproject van de Stichting DigilessenVO.nl, een samenwerkingsverband van dertig scholen, en het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit. Dit project was erop gericht leraren die digitaal leermateriaal arrangeren (bestaande bronnen op internet zo te selecteren en samen te stellen dat zij in de klas goed bruikbaar zijn) hiervoor (verder) te professionaliseren, almede om een kwaliteitskader voor digitaal leermateriaal te ontwikkelen. In het eerste onderzoek ging het erom inzicht te krijgen in hoe de doelgroep over digitaal leermateriaal en de inzet van ict in het onderwijs denkt, en in hun verwachtingen ten aanzien van het samenwerkingsproject. Het tweede onderzoek beoogde inzicht te krijgen in de obstakels voor het gebruik van ict in de les. Het derde onderzoek, onder leerlingen, is uitgevoerd om na te gaan hoe zij staan tegenover het gebruik van digitaal leermateriaal. De onderzoeken onder leraren zijn met een online-vragenlijst uitgevoerd. De leerlingen zijn op papier geënquêteerd. De belangrijkste conclusies van het eerste onderzoek zijn als volgt samen te vatten. De leraren gebruiken de computer vooral voor communicatie met hun leerlingen, om met de elektronische leeromgeving te werken en als didactisch hulpmiddel. Zij hebben voldoende (zelf)vertrouwen om de computer in te zetten. De belangrijkste reden om ict in te zetten is aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen en de voordelen van ict boven een leerboek. Aan het vertalen van het ict-beleid van de school naar de lessen wordt de minste waarde toegekend. De conclusies van het tweede onderzoek hebben we als volgt samengevat. De leraren in ons onderzoek gebruiken de computer in de les en thuis op (naar eigen zeggen) gevorderde manier ten behoeve van hun onderwijs. Maar dat is vooral op het vlak van communicatie (e-mail) en informatie (elo). Met betrekking tot het didactisch verantwoord inzetten zijn er nog veel obstakels, respectievelijk wensen. Deze betreffen meer computers, meer deskundigheid verwerven, met name in het vinden van geschikte materialen, meer werken vanuit een schoolbrede visie inclusief bijbehorende afspraken die door de schoolleiding gevolgd en gecontroleerd worden, meer software en materialen die passen bij of passend te maken zijn bij het eigen onderwijs, meer tijd en ruimte om te experimenteren. Het derde onderzoek heeft als conclusies dat de leerlingen het werken met digitaal leermateriaal als leerzaam en prettig ervaren. Zij gebruiken de computer vooral voor het verzamelen van informatie en het maken van verslagen. Het werken met digitaal leermateriaal waarderen zij positief.
Globaal gesproken zijn onze conclusies in overeenstemming met de bevindingen van TNS NIPO 2009 dat de basis was voor de publicatie Vier in Balans Monitor 2009 van Kennisnet. Op basis van de drie onderzoeken hebben we aanbevelingen geformuleerd om het proces van het inzetten van ict, en meer in het bijzonder van digitaal leermateriaal, goed te laten verlopen. We onderscheiden daarbij de schoolvisie van waaruit met ict gewerkt wordt, de inhoudelijke en procesmatige uitwerking, en de randvoorwaarden waarbinnen de uitwerking plaats vindt.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
7
Wat de visie betreft is niet alleen nodig dat er draagvlak onder de betrokken leraren en leerlingen is, maar dat die visie wordt omgezet in afspraken waarvan de naleving gecontroleerd wordt. Bij de inhoudelijke uitwerking spelen enerzijds de didactische aspecten (doelen, leermaterialen, werkvormen, toetsing, leerlingengroep), en anderzijds overwegingen met betrekking tot effectiviteit, efficiëntie en aantrekkelijkheid. Procesmatig betekent dit dat lesontwerpen moeten worden gemaakt die hierop aansluiten. Het gebruik van digitaal leermateriaal behelst meer dan de keuze tussen computer of boek. Kwaliteitsbewaking is een sleutelbegrip, en een gefaseerde aanpak ligt dan ook voor de hand: klein beginnen en goed evalueren alvorens tot een grootschaliger implementatie over te gaan, en teamwork. Randvoorwaarden als voldoende computers, voldoende technische ondersteuning, voldoende tijd, voldoende ruimte om te experimenteren, dienen vervuld te zijn.
8
1
Inleiding
In 2009 hebben de Stichting DigilessenVO.nl (een samenwerkingsverband van dertig scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland die samenwerken op het terrein van het ontwikkelen van digitaal leermateriaal door docenten) en het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit een samenwerkingsproject van één jaar uitgevoerd. Dit samenwerkingsproject had de volgende doelen: −
het ontwikkelen van een aantal (online) cursussen gericht op het scholen van docenten in het arrangeren van digitaal leermateriaal;
−
het ontwikkelen van een kwaliteitskader voor digitaal leermateriaal.
In het kader van dit samenwerkingsproject zijn een vijftal onderzoeken uitgevoerd. Bij de start van het samenwerkingsproject hebben we als eerste onderzocht wat de arrangeurs voor hun professionele ontwikkeling van het samenwerkingsproject verwachten. Bij het opstellen van het projectplan was door DigilessenVO.nl geconstateerd dat het ontwikkelde digitale leermateriaal eigenlijk alleen door de arrangeur zelf gebruikt of hergebruikt werd. Heel incidenteel komt het voor dat diens sectie het materiaal (her)gebruikt. Naar de redenen waarom dit (her)gebruik zo beperkt is, was nooit uitvoerig onderzoek gedaan. Het was nodig hierover meer te weten te komen, onder andere voor het opzetten van de geplande (online) cursussen. Een mogelijke reden zou kunnen zijn dat leerlingen het werken met digitaal leermateriaal minder zouden waarderen. Om achter deze redenen te komen zijn vervolgens het tweede onderzoek (onder leraren werkzaam bij de scholen die aangesloten zijn bij DigilessenVO.nl, arrangeurs en niet-arrangeurs) en het derde onderzoek (onder hun leerlingen) uitgevoerd. Het vierde onderzoek betrof de waardering van de ontwikkelde (online) cursussen onder de deelnemers. Het vijfde onderzoek ging over het ontwikkelde kwaliteitskader.
In dit rapport doen we verslag van de eerste drie onderzoeken die in het kader van dit samenwerkingsproject zijn uitgevoerd. Over het vierde en vijfde onderzoek wordt verslag gedaan in het nog te verschijnen rapport met de projectevaluatie. Het effect van het samenwerkingsproject op het arrangeren kon binnen de beperkte looptijd van het project van een jaar helaas niet onderzocht worden.
De drie onderzoeken waarover we hier rapporteren zagen er globaal als volgt uit. 1
Bij de start van het samenwerkingsproject, begin 2009, hebben we de deelnemende leraren met een online enquête bevraagd op wat zij verwachten van het professionaliseringstraject, specifiek gericht op het arrangeren van digitaal leermateriaal. Tevens hebben we hen gevraagd naar hun visie op onderwijs met digitaal leermateriaal, op professionaliseren in het algemeen, op wat zij van het kwaliteitskader verwachten, en op de rol van de leerlingen bij arrangeren van digitaal leermateriaal. Doel van dit onderzoek was, zoals gezegd, vooral te achterhalen met wat voor mensen we in het samenwerkingsproject te maken zouden krijgen en wat hun verwachtingen ten aanzien van het samenwerkingsproject waren.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
9
2
Ongeveer halverwege het jaar hebben we door middel van een online enquête in een grotere groep leraren onderzocht welke obstakels zij zien om ict in het onderwijs in te zetten. De thema’s waren computergebruik in of ten behoeve van de eigen lessen, de behoefte aan ondersteuning bij de inzet van ict en de kennis en vaardigheden met betrekking tot het inzetten van ict in het eigen onderwijs. Doel van dit onderzoek was te achterhalen waarom het gebruik van digitaal materiaal in het algemeen beperkt blijft tot de arrangeurs zelf. Wellicht konden met deze kennis de (online) cursussen en het kwaliteitskader nog verbeterd worden.
3
Tegelijk met het tweede onderzoek hebben we met een papieren enquête onder enige honderden leerlingen op de scholen van DigilessenVO onderzocht hoe zij staan tegenover het gebruik van computers, ict en digitaal leermateriaal bij hun schoolwerk. Ook hier was het doel te achterhalen of een reden voor het beperkte (her)gebruik van digitaal leermateriaal is dat leerlingen het werken ermee minder waarderen dan het werken met leerboeken.
Naast de drie genoemde onderzoeken rapporteren we ook over de kennis die onze onderzoeken hebben opgeleverd over zaken waar men bij het inzetten van ict in het onderwijs tegenaan loopt. We doen een aantal aanbevelingen hoe hiermee om te gaan. We willen daarmee een bijdrage te leveren aan de discussie die al een aantal jaren wordt gevoerd over de inzet van ict in het onderwijs. 1.1
Samenvatting van de stand van zaken rond de inzet van ict
Op allerlei plaatsen wordt door leraren en schoolleidingen aangegeven meer ict in het onderwijs te willen inzetten: zie bijvoorbeeld Vier in Balans Monitor 2009, Ict in het onderwijs: de stand van zaken (Kennisnet, 2009). Resumerend worden hierin de volgende opbrengsten van ict genoemd: −
ict is geschikt om dezelfde leerstof op meerdere manieren aan te bieden;
−
juist zwakkere leerlingen blijken opvallend vaak vooruitgang te boeken wanneer ze met behulp van ict leren, mits gebruik gemaakt wordt van goed ontworpen ict-programma’s die aansluiten bij het niveau van de leerling, zijn aandacht goed weten te richten en hem stapsgewijs door de stof leiden;
−
leerlingen vinden het werken met ict meestal aantrekkelijk en leuk. Hierbij is het van belang af te wisselen met andere leervormen en de aandacht van de leerling op de leertaak te richten.
Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat de inzet van computers weliswaar kan bijdragen aan efficiënter, effectiever en aantrekkelijker onderwijs, maar dat dat zelden uitsluitend aan die bijdrage kan worden toegeschreven. Andere relevante factoren zijn visie, deskundigheid, en de beschikbaarheid van digitaal leermateriaal en de ict-infrastructuur. Een goede balans van deze vier factoren is noodzakelijk om de meerwaarde van ict tot zijn recht te laten komen. In het genoemde artikel Vier in Balans Monitor 2009 rapporteert Kennisnet (op basis van gegevens van TNS NIPO 2009) over het gebruik van ict binnen de drie sectoren basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsonderwijs. We beperken ons hier tot het voortgezet onderwijs.
10
Volgens het management gebruikt 61% van de leraren computers tijdens de les. Gemiddeld was dat percentage over de drie sectoren in 2003 nog 56. De managers verwachten dat dit gemiddelde percentage in 2012 gestegen zal zijn tot 89. Dat betekent dat vrijwel alle leraren dan bij het lesgeven computers zullen gebruiken. Hier staat echter tegenover dat leraren in het voortgezet onderwijs in 2009 de computer gemiddeld (slechts) vijf uur per week bij hun lessen inzetten, en dat zij verwachten dat dit de komende drie jaar naar acht uur zal stijgen.
Voor de leerlingen geldt dat zij bij hun schooltaken het internet gebruiken: in 2006 was dat gemiddeld 2,5 keer per maand op school en 1,5 keer per maand thuis. In 2008 waren deze getallen gestegen naar respectievelijk 3,3 en 1,7 keer per maand. De leraren verwachten dat de leerlingen maximaal 11,6 uur per week effectief achter de computer op school kunnen leren en thuis 10 uur. Uit een overzicht van het percentage leerlingen dat in de eerste twee jaren van het voortgezet onderwijs voor bepaalde schoolactiviteiten in 2008 het internet gebruiken, blijkt dat opzoeken op internet met 83% het hoogste scoort. In 2006 was dat nog 70%. Andere inhoudelijke activiteiten met bijbehorend leerlingenpercentage zijn (tussen haakjes zijn de percentages in 2006 vermeld): −
samen met andere leerlingen een opdracht maken: 55 (40)
−
oefentoets maken: 26 (26)
−
via mail een vraag stellen aan de leraar: 12 (6)
−
idem aan een expert: 6 (5).
Organisatorische activiteiten scoren als volgt: −
contact met andere leerlingen over schooltaken (deels ook een inhoudelijke activiteit): 38 (-)
−
via mail huiswerk inleveren: 23 (14)
−
opzoeken wat het huiswerk is: 20 (12)
−
website bouwen en bijhouden (deels ook een inhoudelijke activiteit): 10 (-)
−
kant en klare werkstukken opzoeken om te kopiëren: 5 (7).
Samengevat is de stand van zaken bij het gebruik van ict in met name het voortgezet onderwijs als volgt: leraren en leerlingen gebruiken langzaam maar zeker steeds meer ict bij het onderwijs, maar het kan nog aanzienlijk verbeterd worden.
1.2
Leeswijzer
De lezer vindt in hoofdstuk 2 de informatie over het samenwerkingsproject die nodig is om de uitgevoerde onderzoeken een plaats te geven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de vraagstellingen van de uitgevoerde onderzoeken en de wijze waarop die zijn uitgewerkt. Hoofdstuk 4 bevat de resultaten van de onderzoeken. In hoofdstuk 5 ten slotte worden uit deze resultaten conclusies getrokken en bediscussiëerd. De bedoeling is aanbevelingen te formuleren over hoe de toepassing van ict in het onderwijs kan worden verbeterd. Die aanbevelingen volgen in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 tenslotte bevat een samenvatting van dit rapport.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
11
12
2
Kader: samenwerkingsproject DigilessenVO.nl – Ruud de Moor Centrum
Eind 2008 hebben de Stichting DigilessenVO.nl en het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit afgesproken in 2009 een samenwerkingsproject uit te voeren met als doelen: −
het ontwikkelen van een aantal (online) cursussen voor het scholen van docenten in het arrangeren van digitaal leermateriaal. Onder arrangeren verstaan wij in dit verband het samenstellen van digitaal leermateriaal, meestal op basis van bronnen die op het internet gevonden worden.
−
het ontwikkelen van een kwaliteitskader voor digitaal leermateriaal.
DigilessenVO.nl is een samenwerkingsverband van dertig scholen voor voortgezet onderwijs dat als doel heeft het produceren, uitwisselen en gebruiken door docenten van digitale leermaterialen. Om dit doel te bereiken besteedt de Stichting onder andere veel aandacht aan het ontwikkelen van professionaliseringstrajecten voor docenten, om zo tot een betere productie en een betere inzet van digitale leermaterialen te komen. Daarnaast wordt een kwaliteitskader voor digitale leermaterialen ontwikkeld.
Het Ruud de Moor Centrum (RdMC), onderdeel van de Open Universiteit, is het expertisecentrum voor de professionalisering van onderwijsgevenden. Een belangrijk deel van de activiteiten van het RdMC is erop gericht om in samenwerking met partijen uit het onderwijsveld producten en diensten te ontwikkelen gericht op de professionalisering van medewerkers van de betreffende partij. Een kenmerk is vrijwel altijd dat die professionalisering zoveel mogelijk plaats- en tijdonafhankelijk uitgevoerd kan worden. Als onderdeel van de Open Universiteit beschikt het RdMC op dit punt over veel expertise.
Het samenwerkingsproject had, zoals gezegd, onder andere tot doel een aantal cursussen (voornamelijk online) te ontwikkelen om leraren te professionaliseren in het arrangeren van digitaal leermateriaal. Met arrangeren wordt bedoeld het met behulp van bestaande digitale bronnen samenstellen van digitaal leermateriaal, om dat door de leerlingen te laten gebruiken in de eigen klas, maar ook in klassen van collega’s, al dan niet van de eigen school. Daarnaast wil DigilessenVO beschikken over criteria om de kwaliteit van dergelijk gearrangeerd leermateriaal te kunnen toetsen: een kwaliteitskader voor gearrangeerd digitaal leermateriaal.
Om ervoor te kunnen zorgen dat het uit te voeren professionaliseringstraject aansluit bij de visie van de deelnemers op onderwijs met digitaal leermateriaal, op professionaliseren in het algemeen en op professionaliseren in het kader van het voorgenomen samenwerkingsproject in het bijzonder, hebben we een online-vragenlijst voorgelegd aan de arrangeurs van DigilessenVO. Mede op basis van de resultaten van deze enquête zijn vervolgens de online-workshops ontwikkeld, uitgevoerd en geëvalueerd, en is het kwaliteitskader ontwikkeld. Er hebben vier online-workshops
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
13
plaats gevonden: didactische richtlijnen (bij het werken met digitaal leermateriaal), (het schrijven van) webteksten, informatievaardigheden (voor leraren) en werkvormen (bij digitaal leermateriaal).
Om een beter inzicht te krijgen in wat weerstanden en de achterliggende redenen zijn tegen het gebruik van digitale leermaterialen hebben we na de zomer van 2009 een veel breder onderzoek uitgezet. Hierin werd onder leraren nagegaan welke obstakels de inzet van ict in het algemeen en digitaal leermateriaal in het bijzonder in hun onderwijs in de weg staan. Ook is een weliswaar veel kortere maar vergelijkbare vragenlijst voorgelegd aan een groot aantal leerlingen van scholen van DigilessenVO, om erachter te komen of de waardering van de leerlingen voor digitaal leermateriaal wellicht een reden voor die weerstand is. Aan de leerlingen is gevraagd wat zij vinden van het werken met digitaal leermateriaal, welke voor- en nadelen zij ervan zien, en wat zij vinden van het gebruik van computers bij het schoolwerk.
14
3
Context en opzet van de onderzoeken
In dit hoofdstuk gaan we nader in op −
het onderzoek dat we bij het begin van het samenwerkingsproject hebben uitgevoerd naar de visie van leraren op het gebruik van digitaal leermateriaal en op professionalisering op dit gebied;
−
het onderzoek onder leraren naar obstakels om digitaal leermateriaal of meer algemeen ict in hun onderwijs in te zetten;
−
het onderzoek onder leerlingen naar hun mening over het inzetten van digitaal leermateriaal of meer algemeen van ict bij hun schoolwerk.
3.1
Onderzoek naar de visie van de deelnemers op het gebruik van digitaal leermateriaal
Het samenwerkingsproject had primair tot doel een bijdrage te leveren aan het professionaliseren van leraren op het gebied van het arrangeren van digitaal leermateriaal. Om de activiteiten zo goed mogelijk af te stemmen op de doelgroep, namelijk de arrangeurs van de DigilessenVO, wilden we hen op de volgende terreinen beter leren kennen: −
hun visie op onderwijs met digitaal leermateriaal
−
hun visie op professionaliseren in het algemeen
−
hun verwachtingen ten aanzien van vorm en inhoud van het kwaliteitskader
−
hun verwachtingen ten aanzien van vorm en inhoud van de scholing
−
de betrokkenheid van de leerlingen
−
een aantal achtergrondkenmerken van de bevraagde leraren.
Gezien de wijze waarop het samenwerkingsverband, en dan met name het professionaliseringstraject gepland was - namelijk zoveel mogelijk online - lag het afnemen van een online-enquête voor dit onderzoek voor de hand. We hebben ons daarbij mede laten leiden door het onderzoek van het SCO-Kohnstamm Instituut, waarover in Leren met meer effect: rapportage van een onderzoek wordt gerapporteerd (zie Meijer & Van Eck, 2009). Bij de vijf hiervoor genoemde inhoudelijke terreinen kregen de deelnemers uitspraken gepresenteerd die zij moesten ordenen in volgorde van belangrijkheid. Verder was er bij de meeste uitspraken ruimte om zelf punten in te brengen. Zoals gezegd gaan we in dit rapport in op de visie op onderwijs met digitaal leermateriaal en de visie op professionaliseren. De betrokkenheid van de leerlingen en de achtergrondkenmerken komen beperkt aan de orde. 3.2
Onderzoek naar de obstakels om ict of digitaal leermateriaal te gebruiken
Bij het ontwerpen en ontwikkelen van het professionaliseringstraject kwam herhaaldelijk naar voren dat er allerlei redenen en oorzaken zijn of zouden zijn die het ‘doorbreken’ van ict in het onderwijs in de weg staan. Ook uit het onderzoek van paragraaf 3.1 bleek dat al. We hebben besloten om daar
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
15
expliciet onderzoek naar te doen, zowel onder leraren als onder leerlingen. In aansluiting op het eerste onderzoek is voor de leraren voor een online-vragenlijst gekozen. Bij dit onderzoek hebben we gebruik gemaakt van het TNS NIPO-rapport Succesvolle inzet ict vereist meer kennis en kunde van de docent. Onderzoek onder docenten in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (zie Plantinga & De Heer, 2009). Het genoemde onderzoek van Kennisnet, Vier in Balans Monitor 2009, ict in het onderwijs: de stand van zaken, steunt overigens ook grotendeels op dit rapport. Deze vragenlijst is uitgezet onder de ruim zeshonderd leraren die in de zomer van 2009 als arrangeur waren opgenomen in de database van de auteurstool van DigilessenVO.nl. Zij zijn niet allemaal daadwerkelijk actief als arrangeur. De vragen voor de leraren in dit onderzoek betroffen de volgende gebieden: −
computergebruik in of ten behoeve van de eigen lessen
−
behoefte aan ondersteuning bij de inzet van ict
−
kennis en vaardigheden met betrekking tot de inzet van ict in het eigen onderwijs
−
een aantal achtergrondkenmerken van de bevraagde leraren.
De vragen bestonden voor het overgrote deel uit uitspraken waarvan de deelnemers op een vijfpuntsschaal moesten aangeven in hoeverre ze het met de betreffende uitspraak eens waren. Verder was er ook hier veel ruimte om eigen opvattingen naar voren te brengen. Van deze vragenlijst hebben we een korte vragenlijst voor leerlingen afgeleid. In overleg met een aantal leraren is ervoor gekozen om deze vragenlijst op papier aan de leerlingen voor te leggen. De vragenlijst bestond uit vragen in de categorieën: −
werken met digitaal leermateriaal
−
functie van digitaal leermateriaal
−
werken met computers.
Per categorie werd aan de leerlingen een aantal uitspraken voorgelegd waarvan ze moesten aankruisen in hoeverre ze het met een bepaalde uitspraak eens waren.
16
4
Resultaten van de onderzoeken
In dit hoofdstuk geven we de resultaten weer van de drie genoemde onderzoeken. Per onderzoek beschrijven we globaal de antwoorden, de details hebben we in de bijlage opgenomen. Wel geven we hier de opmerkingen bij de vragen weer. Op de achtergrondgegevens gaan we hier maar heel beperkt in.
4.1
Onderzoek naar de visie van de deelnemers op het gebruik van digitaal leermateriaal
Deze vragenlijst is uitgezet bij ruim 300 leraren, die van 25 maart 2009 tot en met 5 april 2009 konden reageren. 69 leraren gaven respons. De belangrijkste reden voor deze betrekkelijk lage respons is vermoedelijk dat leraren niet gewend zijn aan dit soort onderzoek mee te doen, zeker als ze het nut ervan niet inzien. Er was, voor zover zij konden overzien, nauwelijks voordeel voor hen mee te behalen. Van de respondenten was 57% man en 43% vrouw. Zij hebben de vragenlijst geheel of gedeeltelijk ingevuld. Hun gemiddelde leeftijd was 44,5 jaar. Van hen werkt 39% in havo/vwo bovenbouw, 35% in havo/vwo onderbouw, 15% in vmbo-theoretisch en 11% in vmbo-beroepsgericht. De helft is eerstegraads bevoegd, 43% tweedegraads en 7% heeft de pabo gedaan. De verdeling over leergebieden is als volgt: 36% in mens- en maatschappijvakken, 36% in de exacte vakken, 20% in de talen en 9% in de kunstvakken. De gemiddelde tijd waarin men werkzaam is in het onderwijs is 16,4 jaar . Op de huidige school werkt men gemiddeld 12,2 jaar met een gemiddelde aanstellingsomvang van 0,9 (van 1 fte). Alle vragen en antwoorden staan in bijlage 1, met uitzondering van de vragen waarbij de deelnemers zelf punten naar voren konden brengen. Die zijn in deze paragraaf verwerkt. De hieronder gebruikte vraagnummers zijn die van de oorspronkelijke enquête.
4.1.1 Visie op onderwijs met digitaal leermateriaal
Bij vraag 1, Waarom gebruikt u zelf digitaal leermateriaal in uw lessen?, krijgen de eerste twee mogelijkheden, namelijk als (gedeeltelijk) vervangend voor het leerboek en als uitdaging voor de leerlingen, de hoogste score. Het laagst scoren de opties materiaal als oefenmateriaal voor (ict)vaardigheden, materiaal om te laten zien hoe schoolse kennis in de praktijk wordt gebruikt. Bij deze vraag worden de volgende opmerkingen gemaakt. We hebben min of meer gelijke opmerkingen maar een keer opgenomen. Heel specifieke opmerkingen, bijvoorbeeld met betrekking tot een specifiek schoolvak, hebben we weggelaten. Dit hebben we bij alle vragen waarbij de deelnemers zelf punten naar voren konden brengen, zowel in het eerste als het tweede onderzoek, consistent gedaan. De opmerkingen: −
Het is rijker dan een lineaire methode.
−
Het is volledig van deze tijd.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
17
−
Leerlingen in een voor hun veilige omgeving laten stoeien met onderwerpen, waarbij ze naar hartenlust fouten mogen maken. Al doende leren ze dan vanzelf hoe het in elkaar steekt.
−
Lessen leuker/interessanter/eigentijdser aanbieden.
−
Leerlingen een eigen leerroute bieden.
−
Leerling geconcentreerd bezighouden.
−
Het bevordert zelfstandig leren.
−
Niet een andere reden, wel omdat ik denk dat deze lessen beter aansluiten bij de (digitale) belevingswereld van de leerling en er bij een toenemend aanbod meer variëteit mogelijk is.
−
Actualiteit van de leerstof.
−
Betere manier om de lesstof over te brengen, m.b.v. animaties, et cetera.
−
Ik kan inhoud aanbieden die niet via methoden wordt behandeld en toch te maken heeft met het verplichte materiaal.
−
Mogelijkheid om kosten van schoolboeken te verlagen, flexibel in te springen en om te kunnen integreren met andere vakken.
−
Werken aan constructivistische opdra.chten. Helaas zitten die nog maar weinig in de materialen die via DigilessenVO.nl beschikbaar zijn
−
Toegang tot veel audio- of visueel materiaal.
−
Naslagmateriaal voor leerlingen die de uitleg gemist hebben.
Bij vraag 2, Hoe ziet u de eigen rol als leraar/lerares bij het gebruiken van digitaal leermateriaal in uw lessen?, scoren de mogelijkheden samenvatten en vraagbaak zijn voor een leerling of groepjes leerlingen het hoogst. Uit wat verder wordt genoemd, citeren we: −
Wanneer leerlingen thuis oefenen in de vaardigheden, kunnen ze op school zinvolle opdrachten gaan doen, waarbij ze worden uitgedaagd, hun kennis in de praktijk kunnen toepassen en leren samenwerken.
−
Ik heb legio mogelijkheden voor aanschouwelijk materiaal bij mijn instructie.
−
Coachen op proces, anders dan dat leerlingen zelf komen om hulp.
−
Als arrangeur van lesmateriaal zie ik erop toe dat het aangeboden materiaal in een context staat en in verbinding met de werkelijkheid. Niet slechts losse oefeningen maar één coherent geheel.
−
Vooral ben ik begeleider, ze werken op een zelfstandige manier nadat ik heb uitgelegd wat ze moeten doen.
−
Ik maak de les, zodat ik onderwerpen die ik belangrijk vind, kan benadrukken.
−
Meer mogelijkheden om het inzichtelijk te maken. Meer oefenstof.
−
Ik ben de ontwerper van het totaal aan onderwijs. Ik bepaal als docent welke activiteiten plaats zullen gaan vinden en bepaal met welke media dat kan/mag. De leerlingen gaan zelf aan de slag met de opdrachten waarbij ze enige vrijheid hebben in de constructie van het eindproduct, zowel inhoudelijk als de vorm waarin.
18
−
Ik probeer het in te zetten met groepswerk en daarmee ook het groepsproces en de samenwerking te bevorderen.
Bij vraag 3, Hoe laat u uw leerlingen werken met digitaal leermateriaal dat door u gearrangeerd is?, scoort de mogelijkheid dat leerlingen er soms individueel, soms in groepjes mee werken, het hoogst. En verder wordt genoemd: −
Individueel als opdracht voor thuis (huiswerk) ter voorbereiding op klassikale les.
−
In de toekomst komt er materiaal dat niveaugebonden wordt aangeboden. Als je bepaald niveau gehaald heb kun je naar een volgend niveau toe. Die benadering is in eerste instantie individueel, maar kan ook opdrachten voor duo's of trio’s bevatten.
−
Ja, klassikaal; met één pc en beamer op een active-board; deze methode wordt gebruikt omdat in veel lokalen slechts één pc met beamer beschikbaar is.
−
Presenteren, groepsgewijs werken met smartbord, individueel werken met smartbord.
−
De leerlingen werken thuis via de elo met het materiaal.
−
Wanneer ik zelf materiaal maak, let ik erop dat het materiaal aanknopingspunten bevat om leerlingen binnen een groep aan verschillende deelopdrachten te laten werken die de leerlingen vervolgens samenbrengen om gezamenlijk tot de uitkomst te komen.
Bij vraag 4, Als u in uw lessen werkt met digitaal leermateriaal dat iemand anders arrangeerde, in welke vorm wilt u dat dan aangeleverd krijgen?, ontlopen de twee mogelijkheden elkaar niet veel: zelf kunnen aanpassen of zonder aanpassingen beschikbaar stellen. Dit wordt aangevuld met de opmerkingen: −
Het nadeel van het materiaal zoals dat op DigilessenVO wordt aangeboden is, dat het lineair lesmateriaal is. Leerlingen kunnen niet door de lesstof heen zappen van het ene onderwerp naar het andere. Daarom ben ik bezig met een aparte website, waar alle theorie op komt te staan. De lessen in DigilessenVO kunnen daarop aansluiten. Apart zie ik weinig meerwaarde boven papieren opdrachten.
−
Ik wil het materiaal kunnen bewerken zodat het in mijn lessen naadloos ingepast kan worden.
−
Leermateriaal is op onderdelen aan te passen, maar zeker de eindopdracht van de les.
−
Het materiaal moet bij voorkeur opgedeeld zijn in brokken die in elk geval in een lesuur van 45 minuten passen.
−
Het materiaal moet passen binnen een universeel afgesproken bandbreedte van tijd.
−
het moet ook in de les werken, leerlingen moeten bij het materiaal kunnen komen.
Op vraag 5, of het arrangeren van digitaal leermateriaal altijd teamwork is, antwoordt de overgrote meerderheid ontkennend.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
19
4.1.2 Visie professionaliseren in het algemeen
Vraag 6 luidt: Wat zijn voor u de belangrijkste redenen om aan professionaliseringstrajecten mee te doen? De mogelijkheden de hoop de kwaliteit van de lessen te verbeteren en de hoop op betere prestaties van de leerlingen scoren het hoogst. Het laagst scoren de mogelijkheden in een hogere salarisschaal komen en door de schoolleiding gestuurd worden. Verder worden genoemd: −
Het is boeiend om onderwijs te verbeteren, dus leuk werk voor mezelf. Het werk wordt er uiteindelijk lichter van, veel op de computer, goed georganiseerd. Leerlingen die de lessen boeiender en interessanter gaan vinden.
−
Er bestaat geen goed materiaal voor mijn vak en ik wil graag iets ontwikkelen.
−
Het kan ook gewoon leuk zijn en een bijdrage leveren aan je welbevinden in je beroep. Daarnaast geeft het je een breder zicht op de dingen waar je mee bezig bent en die je meer dan andere zaken interesseren.
−
Uitdaging voor mezelf om stof op een andere manier aan te bieden.
−
Verdieping en verbreding van mijn eigen kennis, uitdaging zoeken in mijn werk.
−
Gewoon leuk mag ook?
−
Gewoon omdat ik nieuwsgierig ben en me onderwijskundig verder wil verdiepen.
−
Vanuit persoonlijke interesse.
Bij vraag 7, Naar welke manier van professionaliseren gaat uw voorkeur uit?, scoren vijf van de zes mogelijkheden ongeveer even hoog: met collega’s in groepsverband een opgedragen problematiek bespreken en oplossingen uitwerken, deelnemen aan (door de school georganiseerde) studiedagen, deelnemen aan een cursus met face to face en online bijeenkomsten, binnen de vaksectie een didactisch thema bespreken en uitwerkingen uitproberen, een cursus met uitsluitend face tot face bijeenkomsten. Ook worden genoemd: −
We hebben binnen onze vereniging een grote onderwijsontwikkelgroep, met docenten die in het praktijkonderwijs les geven tot en met gymnasium bovenbouw. Allemaal zeer bevlogen mensen die op de maandagmiddag werken aan nieuw onderwijsmateriaal. Daar leren we heel veel van elkaar.
−
Door tijd te krijgen om zelf iets uit te proberen.
−
Een nieuwe masteropleiding volgen op de universiteit.
Vraag 8, Beschouwt u het arrangeren van digitaal leermateriaal als een vorm van professionaliseren?, krijgt van vrijwel iedereen een instemmend antwoord.
Bij vraag 9, Wat zijn voor u in het algemeen relevante thema’s van een professionaliseringtraject?, kreeg de mogelijkheid leren systematisch de kwaliteit van je onderwijs vaststellen en verbeteren de meeste stemmen. De overige mogelijkheden scoren het laagst: leren nieuwe onderwijsvormen
20
systematisch te testen, een nieuwe onderwijspraktijk verantwoord invoeren, pedagogische competenties verbeteren, leermiddelen ontwikkelen, klassenmanagement verbeteren. Verder worden genoemd: −
De vorige vraag was eigenlijk moeilijk beantwoordbaar: de diverse elementen doen zich per geval in verschillende mate voor.
−
aansluiten voor 75% bij de vraag van de docent.
4.1.3 Betrokkenheid leerlingen
Op vraag 21, Wat vinden, naar uw oordeel, uw leerlingen van het werken met digitaal leermateriaal?, krijgen de mogelijkheden zij vinden het prettig en af en toe het boek vervangen door digitaal materiaal de voorkeur. Zij vinden het saai en te vaak digitaal scoren beduidend lager. Ook noemt men: −
Het is uit onderzoek gebleken dat je met ict in het onderwijs ook over the top kunt gaan. Dan werkt het contraproductief. Zinvol inzetten van ict kan waardevol zijn, domme oefeningetjes maken kan op pc leuker zijn, internet als informatiebron ook. Mooie presentaties maken is ook zinvol. Maar ook websites met de stof digitaal, zodat ook meer chaotische leerlingen altijd weten waar ze het kunnen vinden.
−
Ze vinden het juist niet saai en het gebeurt niet te vaak!
−
Leerlingen zijn vooral geïnteresseerd in de winst die ze ermee boeken.
−
Mijn ervaring is dat leerlingen niet anders kunnen dan aan het werk zijn met de les. Dat valt ze tegen, want er moet op de computer gewoon gewerkt worden en dat is wennen voor ze. Vandaar dat ze het nu vooral saai vinden.
−
Net als zo veel dingen is het hier ook weer EN/EN. Niet altijd het boek vervangen door digitaal. Er moet afwisseling blijven in de schooldag van de kinderen.
−
4.2
Leerlingen willen ook met boek werken, het moet naast elkaar gebruikt worden.
Onderzoek onder leraren naar obstakels om ict of digitaal leermateriaal te gebruiken
In oktober 2009 hebben we aan 616 leraren van 30 scholen gevraagd om middels een online-enquête aan dit onderzoek mee te doen. Er zijn 65 enquêtes binnengekomen, waarvan er 33 volledig ingevuld waren. De respons is dan ook 10,5%, waarvan dus iets meer dan de helft de vragenlijst volledig heeft ingevuld. Ook hier geldt dat de relatief lage respons waarschijnlijk komt doordat de aangeschreven leraren niet zagen welk voordeel deelname hun zou opleveren. Verder is onze indruk, gebaseerd op wat we van deze leraren weten, dat het niet volledig invullen van de vragenlijst geen invloed heeft op het beeld per vraag. Bij dit onderzoek was de gemiddelde leeftijd 44,4 jaar met 52% mannen en 48% vrouwen. Verdeling over de schooltypen is: havo/vwo onderbouw 17%, havo/vwo bovenbouw 51%, vmbo-theoretisch 14% en vmbo beroepsgericht 17%. De verdeling over de leerstofgebieden is: mens- en
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
21
maatschappijvakken 24%, exacte vakken 44%, talen 9% en kunstvakken 6%. Men was gemiddeld 14,9 jaar als leraar werkzaam. Alle vragen en antwoorden staan in bijlage 2, met uitzondering van de vragen waarbij de deelnemers zelf punten naar voren konden brengen. Die zijn in deze paragraaf verwerkt.
4.2.1 Computergebruik in of ten behoeve van de eigen lessen
Op vraag 1, Hoever bent u met het computergebruik in uw eigen lessen?, schat ruim meer dan de helft zich als (ver)gevorderde gebruiker in.
Bij vraag 2, Hoeveel uur per week zet u computers in bij het geven van onderwijs?, is het antwoord gemiddeld bijna zes uur, overigens met een ruime spreiding.
Op vraag 3, Hoeveel uur per week maakt u zelf thuis gebruik van een computer voor schoolwerkzaamheden?, is het antwoord gemiddeld bijna elf uur, weer met een ruime spreiding.
Bij vraag 4, Wat zijn voor u de belangrijkste redenen waarom u NIET of NAUWELIJKS gebruik maakt van ict in de lessen?, worden als belangrijkste genoemd: tijdgebrek en te weinig computers. Dat de software niet afgestemd is op de methode krijgt ook nog een redelijke score. Het laagst scoren: gebrek een kennis, geen interesse en verouderde computers.
Bij vraag 5 konden degenen die bij vraag 4 nog anders hadden ingevuld dat toelichten. We noemen: −
Computer lokalen hebben ongeveer 30 computers. Vaak werken verscheidene computers niet. Er moet dan samengewerkt worden wat soms echt niet gaat, soms tot kletsen leidt. Met de laptops is er vaak een slechte verbinding met internet. Zelfs op vrijdagmiddag als er verder niets op school is zijn de computers zeer traag. Als ik zelf de computer wil gebruiken, moet ik een beamer regelen. Zelfs als je een reservering maakt zijn de beamers vaak verdwenen en als je een beamer hebt, ben je niet zeker dat je verbinding met het internet kunt maken.
−
Bij ongeveer 30% van mijn lessen zet ik de computer in, er zijn leuke websites om mee te oefenen ook bijvoorbeeld met luisterfragmenten. Dat vind ik voldoende omdat ik een taal doceer en de rest van de tijd wil ik graag gebruiken om te spreken met de klas.
−
Apart computerlokaal gebruiken werkt niet goed.
−
Het computerlokaal is te vaak bezet.
−
Geef beeldende vorming praktijkvak, en bedoeld om onder andere motorische vaardigheden te ontwikkelen.
−
De computerlessen lopen vaak fout. Computers lopen vast en zo. Sites werken niet bij alle kinderen.
−
22
Methodesite en of internet werken niet en dan wordt mijn geplande les een puinhoop.
−
Ik moet werken met stand alone laptops. Leerlingen hebben daar beheersrechten en stellen er hun eigen persoonlijke voorkeuren op in tot en met eigen wachtwoorden. Hoewel er een sneller netwerk is, kan daar niet op worden ingelogd, zodat alles nogal traag werkt.
−
Te vaak werkt het netwerk niet afdoende of duurt het opstarten te lang waardoor er te veel tijdverlies in een 45 minutenles ontstaat. Leerlingen zijn te individueel bezig en komen nauwelijks om feedback, gebruiken de feedback van het computerprogramma ook onvoldoende.
−
Het lukt niet om met de leerlingen tegelijkertijd op het netwerk te werken. Steeds zijn er enorme wachttijden of loopt het vast.
−
Computer + chemicaliën in scheikundelokaal gaat niet zo goed samen.
Op vraag 6, Hoe verkrijgt u digitaal leermateriaal?, krijgen de volgende mogelijkheden de hoogste score: ict-lesmateriaal bij de methode, zelf zoeken op internet, zelf ontwikkelen of bestaand materiaal bewerken. Het laagst scoorden via collega’s en via Kennisnet.
Op vraag 8, Er zijn allerlei redenen waarom het computergebruik op uw school NIET van de grond komt. Welke is het meest van toepassing?, antwoordt bijna de helft van de respondenten dat dit teveel de verantwoordelijkheid van elke leraar is. Veel lager, maar toch nog alleszins redelijk scoorden: geen of nauwelijks afspraken op schoolniveau over de didactische inzet van ict, als die afspraken er wel zijn, wordt het niet belangrijk gevonden de leraren eraan te houden, geen aansluiting tussen de inzet van ict en de opvattingen van de school over onderwijs en leren.
Bij vraag 9 worden een aantal situaties met betrekking tot ict voorgelegd. De deelnemers moesten aangeven in hoeverre die situatie op hun school voorkomt. Het meeste komen voor: ruimte voor leraren om met ict in het onderwijs te experimenteren en het ondersteund worden bij de uitvoering van ict-gebruik in hun onderwijs. De overige uitspraken, stand van zaken van ict-gebruik wordt door de schoolleiding met de leraren besproken, afspraken over ict-gebruik worden bewaakt, teamprofessionelisering op het gebruik van ict wordt gestimuleerd en georganiseerd, scoren veel lager.
Bij vraag 10 worden uitspraken over de visie van de schoolleiding op de inzet van ict gegeven. De respondenten moesten weer aangeven in hoeverre die op hun school van toepassing zijn. Het hoogst scoren: de schoolleiding heeft een duidelijke visie op de rol van ict, de schoolleiding heeft die visie duidelijk overgebracht op het personeel, de schoolleiding steunt met raad en daad de toename van ict-gebruik en de schoolleiding faciliteert het zelf maken van digitaal leermateriaal.
Bij vraag 11 konden nog andere opmerkingen over de visie van de schoolleiding worden aangegeven. We noemen: −
De visie van de schoolleiding lijkt eerder een zee van onwetendheid. Per ongeluk gebeuren er soms goede dingen. Maar per ongeluk gebeuren er soms dingen die het gebruik van ict eerder remmen dan bevorderen.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
23
−
Misschien is die er wel maar deze is onvoldoende gecommuniceerd.
−
De schoolleiding geeft een bepaalde groep mensen wel de mogelijkheid om op een middag digitaal materiaal te ontwikkelen, dus in de baas zijn tijd.
−
Ict-gebruik staat los van schoolleiding. Ze faciliteren wat er gevraagd wordt (veel) maar sturen nooit. Schoolleiding past op de winkel, geen pedagogisch-didactische visie met betrekking tot ict.
−
Ze willen wel dat je ict gebruikt, maar schaffen niet de computers aan die daarvoor nodig zijn.
−
Men wil meer computergebruik, maar dit wordt vooral gestimuleerd door in alle lokalen digitale schoolborden op te hangen. Ook krijgen vakgroepen (beperkt) tijd om digitaal lesmateriaal te ontwikkelen.
−
De schoolleiding belijdt met de mond voorstander te zijn van ict (daar kan je maatwerk mee leveren), maar als puntje bij paaltje komt is er nooit genoeg geld, bijvoorbeeld niet voor een laptopproject in 4 vwo. Als je ict wil inzetten is de beschikbaarheid in de klas van computers een voorwaarde. Zolang dat niet gebeurt worden alle ontwikkelingen in de kiem gesmoord. Dat wil zeggen: ict-opdrachten in de les zelf. Natuurlijk geven wij de leerlingen wel degelijk de opdracht om thuis het internet op te gaan of de site van de schoolboekuitgever te bezoeken of te communiceren met Its Learning, of de site van de sectie Nederlands te raadplegen. Maar didactische inpassing in de lessen zelf is andere koek. Dan moet elke leerling over een laptop beschikken , of moet er een computer zijn per twee leerlingen. De schoolleiding ziet op tegen de kosten. Met name het onderhoud en de opberg- en en oplaadsystemen die horen bij laptops voor elke leerling. Beheer, onderhoud.
−
Schoolleiding wil wel maar er is niet een mentaliteit dat zaken moeten. Verder wil men wel uitbreiden maar er is te weinig fysieke ruimte voor computers en er is te weinig geld plus dat systeembeheer niet optimaal functioneert/communiceert met het veld. Ict-coördinator en Teletopbeheerder en ict’ers krijgen waar mogelijk wel alle ruimte en mogelijkheden (binnen alle beperkingen).
Bij vraag 12 moesten de respondenten schatten welk deel van de tijd de leerlingen met een boek en welk deel van de tijd digitaal werken. Het antwoord is gemiddeld 27% digitaal met een zeer ruime standaarddeviatie.
4.2.2 Behoefte aan ondersteuning bij inzet van ict
Bij vraag 13 ging het erom op welke punten men behoefte heeft aan ondersteuning op het gebied van ict. Goede voorbeelden van ict en didactiek scoort het hoogst, gevolgd door scholing gericht op het lesgeven met ict-toepassingen, directe deskundige hulp als de computers of het netwerk haperen en hulp bij het vinden en selecteren van educatieve software. Deskundigheidsbevordering via internet scoort het laagst. Verder noemt men (vraag 14): −
Een goede laptop.
−
Samen met collega’s aan ict-materiaal werken (Digibord).
24
−
De zogenaamde opslagfactor (tijd voor lesvoorbereiding en dergelijke) per les moet drastisch omhoog. Tegenwoordig moet je al zoveel dat een groot deel van de voorbereiding voor het toepassen van ict in je eigen vrije tijd moet gebeuren.
−
Lerarenopleidingen aan boord.
−
Ict ondersteuning die meehelpt in plaats van tegen.
−
De uitgever moet de docenten beter voorlichten over de eigen faciliteiten en ervoor zorgen dat men kan inloggen. 'Men': dat zijn de leerlingen. En ervoor zorgen dat het spul op tijd werkt. Daarover hebben wij veel klachten.
−
Collega’s hebben alle hulp en zeer korte lijnen met ict-coördinator en Teletopbeheerder wat zij zeer plezierig ervaren, maar alles binnen de eerder genoemde beperkingen.
−
Sloopvrije behuizingen van de computers.
Bij vraag 15 moesten de respondenten aangeven wat hen ervan weerhoudt met ict in hun onderwijs aan de slag te gaan. De volgende punten worden door meer dan een kwart genoemd: er zouden meer computers beschikbaar moeten zijn, te weinig bruikbaar lesmateriaal, het niet ontwikkelen van een breed gedragen visie (schoolleiding en team) op het gebruik van ict, en het ontbreken van programma’s waarmee leerlingen zelfstandig kunnen werken. In tabel 1 staan alle punten van deze vraag met de bijbehorende score. We geven hier en bij de volgende vraag de tabel met alle antwoorden, omdat het hier om de kern van ons onderzoek gaat.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
25
TABEL 4.1
Overzicht van scores op de vraag: Welke van de volgende uitspraken geven goed weer wat u ervan weerhoudt om met ict in uw onderwijs aan de slag te gaan? %
Er zouden meer extra computers zoals laptops beschikbaar moeten zijn
42
Er is te weinig bruikbaar lesmateriaal voor computergebruik (content)
34
Het schoolmanagement ontwikkelt niet samen met het team een breed gedragen visie voor het gebruik van ict op onze school
32
Er zijn te weinig computerprogramma's waarmee leerlingen zelfstandig kunnen werken
29
De kwaliteit van de software bij de methode is onvoldoende
20
De beschikbaarheid van computers op school voor leerlingen buiten de les is onvoldoende
17
Binnen het team of de sectie bestaat veel weerstand tegen het inzetten van ict
15
Er is te weinig software bij de methode beschikbaar
14
Het ontbreekt de sectie of het team aan een budget om educatieve software aan te schaffen
14
Onze internetvoorzieningen zijn onvoldoende
11
Ikzelf beschik niet over voldoende kennis en vaardigheden om ict in te zetten
11
De aansluiting met internet is onvoldoende betrouwbaar (er zijn teveel storingen)
11
Het ontbreekt aan een bruikbaar computerprogramma dat hulp biedt bij het afnemen en nakijken van toetsen
11
Ons netwerk is niet draadloos
8
Onze elektronische leeromgeving is niet voldoende bruikbaar
8
Er ontbreekt een snelle en veilige verbinding vanuit huis met de computervoorzieningen op school
6
Er is geen elektronische leeromgeving
5
Ik heb onvoldoende zelfvertrouwen om ict in te zetten
5
Nog anders (als u dit aanklikt kunt u dit in de volgende vraag desgewenst toelichten)
11
26
Bij de laatste mogelijkheid worden genoemd (vraag 16): −
Ik geef ckv en beeldende vorming. Vaak is een laptop op tafel niet handig. Beamer kan via eigen laptop wanneer die goed werkt.
−
Bij wiskunde is er ruim voldoende verdiepingsmateriaal en opleuking maar geen materiaal ter vervanging van hoofdstukken. Het programma zit te vol om ernaast allerlei dingen te doen die alleen ‘tijd kosten’ zoals bovenbouw leerlingen vinden.
−
Het ontbreekt me aan tijd en taakuren om goed materiaal te ontwikkelen. Bestaand materiaal is niet goed.
−
Ik geloof in de computer als middel, het moet geen doel worden zeker niet bij taalonderwijs: als ik Italiaans doe is het prettiger om door de docente geholpen te worden met uitspraak en dergelijke dan dat ik een robotstemmetje hoor die me corrigeert of zegt dat 72% van de uitspraak in orde was.
−
De schoolleiding heeft ervoor gekozen om de subsecties geen overlegtijd te gunnen. Zonder geregeld overleg op menselijke tijdstippen is het niet mogelijk innovatie in gang te zetten. De schoolleiding vindt overleg binnen zogenaamde kernteams belangrijker dan sectieoverleg. Men is doof voor de klacht dat we wekelijks sectieoverleg willen in plaats van kernteamoverleg.
−
Heel veel kan en mag, maar naast de fysieke ontoereikendheid, is het allemaal te vrijblijvend en dat is erg lastig.
−
Niet alle leerlingen hebben met zekerheid een goed werkende computer thuis.
Als het om ondersteuningsbehoeften (vraag 17) gaat scoren de volgende het hoogst (meer dan een kwart van de respondenten noemt die): digitale materialen beter vindbaar maken, transparant maken voor welke leerdoelen die materialen bedoeld zijn, de technische uitwisselbaarheid van die materialen standaardiseren, leraren faciliteren om zelf te ontdekken welke materialen het best bij hen passen en gebruik maken van open source software die iedereen zonder kosten mag gebruiken, aanpassen en verspreiden. In tabel 2 staat het volledige overzicht.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
27
TABEL 4.2
Overzicht van de scores op de vraag: Al meer dan 10 jaar staat in de top 3 aan ondersteuningsbehoeften van leraren 'meer bruikbare digitale leermaterialen'. Wat moet volgens u gebeuren om te voorzien in de behoefte aan bruikbare digitale leermaterialen? Selecteer alles wat voldoet. %
Beschikbare digitale leermaterialen voor het onderwijs beter vindbaar maken
49
Transparant maken voor welke leerdoelen digitale leermaterialen bedoeld zijn
32
De technische uitwisselbaarheid van digitale leermaterialen standaardiseren
29
Leraren meer faciliteiten geven om zelf te ontdekken welke digitale leermaterialen het beste
29
passen bij de eigen manier van lesgeven Gebruik maken van open source software zodat iedereen zonder kosten digitale leermaterialen
28
mag gebruiken, aanpassen en verspreiden Inzichtelijk maken welke digitale leermaterialen het beste passen bij een bepaalde manier van
25
lesgeven Meer digitale leermaterialen via Kennisnet beschikbaar stellen
25
Een kwaliteitskeurmerk voor digitale leermaterialen toepassen
22
Via onderzoek vaststellen met welke digitale leermaterialen leerlingen daadwerkelijk beter
22
presteren Eerst een breed gedragen visie op gebruik van ict binnen de school ontwikkelen en daarna
17
digitale leermaterialen aanschaffen die op deze visie zijn afgestemd Bij digitale leermaterialen aangeven welke vaardigheden een leerkracht nodig heeft om er
15
succesvol gebruik van te kunnen maken Geld voor schoolboeken gebruiken voor ontwikkeling van digitale leermaterialen en deze
11
materialen delen met andere scholen Nog anders (u kunt desgewenst bij de volgende vraag toelichten)
5
Weet niet
2
Bij vraag 18, waar kan worden aangegeven wat er, naast de aangegeven mogelijkheden nog meer moet gebeuren, wordt het volgende genoemd. −
Bij science (in het Engels) is het moeilijk materiaal te vinden dat qua niveau van het Engels en science op de leerlingen afgestemd is.
−
Ontwikkeling van een digididactiek. Onderwijskundig fundament/didactisch conservatisme moet eruit.
−
De uitgevers van schoolboeken moeten veel werk maken van ondersteuning via ict; ik geef Nederlands.
Bij vraag 19, Ontwikkelt u zelf digitaal leermateriaal?, blijkt de meerderheid dat te doen. Bij vraag 20 bleek dat van deze groep ook de meesten bereid zijn hun ontwikkeld materiaal via internet aan anderen beschikbaar te stellen. Als voorwaarden hiervoor werden bij vraag 21 genoemd: −
28
Er geld of ander lesmateriaal tegenover staat.
−
Indien er ook leermateriaal voor mij beschikbaar is (geven en nemen).
−
Men bij wijzigingen de les onder een andere naam opslaat.
−
Anderen er niet mee aan de haal gaan.
−
Het om ‘goed’ gebruik gaat.
4.2.3 Over de kennis en vaardigheden met betrekking tot het inzetten van ict in uw onderwijs
Van de respondenten geeft een grote meerderheid aan voldoende of meer dan dat op de hoogte te zijn van de computertoepassingen die bruikbaar zijn (vraag 22).
Bij vraag 23, waar bij een groot aantal activiteiten met ict aangegeven moest worden hoe vaardig men daarmee is, scoren de volgende activiteiten het hoogst: communiceren met leerlingen via ict, het gebruik van de elektronische leeromgeving, de computer als didactisch hulpmiddel en het organiseren van lessen waarin ict gebruikt wordt. Het laagst scoort het vertalen van het schoolbeleid voor ict naar de lessen.
Bij vraag 24, Welke steun ontvangt u vanuit de school om uw ict-vaardigheden te ontwikkelen?, scoren het volgen van cursussen en hulp van collega’s het hoogst. Bij de vraag was er de mogelijkheid ‘nog anders’ aan te vinken. Daarop komen de volgende reacties (vraag 25): −
Plaats hebben in een ontwikkel- en onderzoekscommissie waarin ict-toepassingen voorop staan.
−
Ik word een beetje gefaciliteerd om content te ontwikkelen.
−
Ben zelf een kartrekker die vanuit de schoolleiding wel alle ruimte en redelijk de tijd krijgt. Dat deel is dus positief.
Vraag 26 ging over de mate van vertrouwdheid met ict. Het hoogst scoren: voldoende zelfvertrouwen, de methode loslaten en ict daarvoor in de plaats zetten, zelf een duidelijke visie hebben op de meerwaarde van ict en een actieve bijdrage leveren aan de verdere visieontwikkeling op het inzetten van ict. Het laagst scoort het inzetten van ict om het onderwijs af te stemmen op de verschillen tussen leerlingen.
In vraag 27 werd gevraagd naar de mate waarin bestaand digitaal materiaal wordt gebruikt. Hierbij waren er geen uitschieters. De volgende mogelijkheden kregen alle ongeveer dezelfde, maar niet erg hoge score: ter vervanging van papieren lesmateriaal, als extra stof naast het leerboek, als (extra) oefenmateriaal. Als herkomst werd genoemd, met vergelijkbare scores als de vorige punten: zelf gemaakt materiaal en elders op internet gevonden materiaal. De laagste score wat betreft herkomst, kreeg materiaal van DigilessenVO.nl dat niet zelf gemaakt was.
Bij vraag 28 moesten de respondenten aangeven waarom ze digitale leermaterialen gebruiken. Het hoogst scoren: aansluiten bij de (digitale) beleving van de leerlingen en de mogelijkheden die digitaal
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
29
leermateriaal biedt boven het leerboek. Het laagst scoort het gebruik van digitaal leermateriaal ter vervanging van schoolboeken om de kosten te verlagen. Verder worden genoemd: −
Met goede internetopdrachten kunnen leerlingen laten zien wat ze kunnen buiten de van te voren gebaande wegen in de meeste methodes.
−
4.3
Beelden, filmpjes met betrekking tot kunst en theater zijn snel duidelijk te maken.
Onderzoek onder leerlingen naar het gebruik van digitaal materiaal en van de computer in de les
In oktober 2009 hebben we aan enige honderden leerlingen van scholen van DigilessenVO vragen voorgelegd in de categorieën: werken met digitaal leermateriaal, functies van digitaal leermateriaal en werken met computers. De leerlingen kregen per categorie zeven tot tien uitspraken voorgelegd waarvan ze moesten aangeven in hoeverre ze het met de betreffende stelling eens waren. We hebben 294 reacties teruggekregen die bijna allemaal volledig waren ingevuld. Hieronder volgen de belangrijkste resultaten waarbij de antwoorden ‘dat weet ik niet’ en blanco niet meegeteld zijn. In bijlage 3 worden de volledige resultaten gegeven.
4.3.1 Gebruik van digitaal leermateriaal
Van de uitspraken met betrekking tot het gebruiken van digitaal leermateriaal scoren die waarin gesteld wordt dat het leerzaam is (uitspraak a) en dat het prettig is (uitspraak c) het hoogst. Het laagste scoren de uitspraken dat men graag een rol zou willen spelen bij het ontwikkelen van digitaal leermateriaal door de leraar (uitspraak g) en dat het werken met digitaal leermateriaal moeilijk is (uitspraak d). Van de overige uitspraken scoren het werken met digitaal leermateriaal is interessant (uitspraak b) en bij keuze liever digitaal leermateriaal dan een lesboek (uitspraak e) net boven het gemiddelde, en de uitspraak dat digitaal leermateriaal of een lesboek niet uitmaakt (uitspraak f) net onder het gemiddelde. In figuur 1 zijn de gemiddelde scores weergegeven. Hierbij hebben we de score precies omgekeerd: helemaal mee eens: 4, beetje mee eens: 3, niet zo mee eens: 2 en helemaal niet mee eens: 1.
30
gebruik digitaal m ateriaal 3,5
gemiddelde score
3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 a
FIGUUR 4.1
b
c
d
e
f
g
Gemiddelde scores van de leerlingen bij de vraag naar het gebruik van digitaal leermateriaal.
a: werken ermee is leerzaam; b: werken ermee is interessant; c: werken ermee is prettig; d: werken ermee is moeilijk; e: liever digitaal leermateriaal dan een boek; f: digitaal leermateriaal of een boek maakt niet uit; g: graag een rol bij het ontwikkelen van digitaal leermateriaal door de leraar.
4.3.2 Functies van digitaal leermateriaal
Alle zeven uitspraken scoren boven de theoretische gemiddelde score van 2,5 die wordt behaald als per uitspraak evenveel respondenten ‘helemaal mee eens’, ‘een beetje mee eens’, ‘niet zo mee eens’, ‘helemaal mee oneens’ zouden scoren. De hoogste score krijgen: digitaal leermateriaal is nuttig bij het maken van een verslag (uitspraak e) en digitaal leermateriaal is nuttig bij het maken van een presentatie (uitspraak f). Maar ook de andere uitspraken: het is nuttig om de lesstof te oefenen (uitspraak a), het is nuttig om ingewikkelde zaken duidelijk te maken (uitspraak b), het laat toepassingen zien van wat je geleerd hebt (uitspraak c), het is nuttig bij het verzamelen van informatie (uitspraak d) en het is nuttig om je op een proefwerk voor te bereiden (uitspraak g), scoren boven het gemiddelde. Uitspraak g scoort daarbij het laagst. In figuur 2 staan de gemiddelde scores. Ook hier hebben we de score omgekeerd.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
31
functie van digitaal materiaal 4 3,5
gemiddelde score
3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 a
FIGUUR 4.2
b
c
d
e
f
g
Gemiddelde scores van de leerlingen bij de vraag naar de functie van digitaal leermateriaal.
a: het is nuttig om lesstof te oefenen; b: het is nuttig om ingewikkelde zaken duidelijk te maken; c: het is nuttig om toepassingen te zien van wat je geleerd hebt in je boek; d: het is nuttig bij het verzamelen van informatie; e: het is nuttig bij het maken van een verslag; f: het is nuttig bij het maken van een presentatie; g: het is nuttig om je voor te bereiden op een proefwerk.
4.3.3 Gebruik van computers
Bij deze categorie kregen de leerlingen tien uitspraken voorgelegd. De hoogste score krijgt de uitspraak (waar ze het niet mee eens zijn) dat ze het werken met de computer maar niet onder de knie kunnen krijgen (uitspraak b). Dan volgt de uitspraak (waar ze het wel mee eens zijn) dat ze zich haast nooit zenuwachtig voelen tijdens lessen waarin de computer gebruik wordt (uitspraak f). Ook nog relatief hoog scoren de uitspraken (met geen van deze drie zijn ze het eens): blij als het lesuur met computergebruik voorbij is (uitspraak c), in je latere leven kun je best zonder computer (uitspraak g) en eigenlijk werk ik liever zonder computer (uitspraak j). In deze zelfde groep zit ook de uitspraak (waar ze het mee eens zijn) dat je iedere dag dingen tegenkomt waarbij je de computer nodig hebt (uitspraak i). Dicht bij het gemiddelde zitten de volgende uitspraken: de computer zal niet gauw een hobby worden (uitspraak a, hiermee zijn ze het oneens), lessen waarin de computer gebruikt wordt zijn vaak boeiend en interessant (uitspraak d, eens), de computer is belangrijk om later een baan te krijgen (uitspraak e, eens), liever later een baan zonder computer (uitspraak h, oneens). In figuur 3 staan de gemiddelde scores, weer net als bij beide vorige figuren omgekeerd: de hoogste score voor helemaal mee eens, de laagste score voor helemaal niet mee eens.
32
werken met de computer 4 3,5
gemiddelde score
3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 a
FIGUUR 4.3
b
c
d
e
f
g
h
i
j
Gemiddelde scores van de leerlingen bij de vraag naar werken met de computer.
a: de computer zal niet gauw een hobby worden; b: kan het maar niet onder de knie krijgen; c: vooral na een lesuur met de computer ben ik blij dat het voorbij is; d: lessen met de computer zijn vaak boeiend en interessant; e: het is van belang om later een baan te krijgen; f: tijdens lessen met de computer voel ik me haast nooit zenuwachtig; g: later kun je best zonder computer; h: ik zou best een baan zonder computer willen; i: bij veel dingen van iedere dag heb je wat aan de computer; j: ik zou liever zonder computer werken.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
33
34
5
Conclusies en discussie
We beginnen deze paragraaf met de belangrijkste conclusies uit de drie onderzoeken. Daarbij vergelijken we die, voor zover mogelijk, met de resultaten van TNS NIPO 2009 zoals vermeld in Vier in Balans Monitor 2009 van Kennisnet. Vervolgens gaan we in op mogelijke conclusies die over de drie onderzoeken heen getrokken kunnen worden. Hierbij merken we op voorhand op dat dergelijke, overkoepelde conclusies maar heel weinig kunnen voorkomen door de opzet van de onderzoeken. Het eerste onderzoek vond plaats onder leraren die (meer) willen leren over het maken van digitaal leermateriaal. Het ging vooral over de visie op het gebruik van digitaal leermateriaal en over professionaliseren in het algemeen. Het tweede onderzoek betrof vooral de redenen waarom men al dan niet digitaal leermateriaal of, meer in het algemeen, ict gebruikt. Aandacht wordt besteed aan iets wat in het eerste en het derde onderzoek aan de orde komt: hoe denken de leraren dat leerlingen tegenover het gebruik van digitaal leermateriaal staan (onderzoek 1) en hoe denken de leerlingen er feitelijk over (onderzoek 3). Verder besteden we binnen onderzoek 2 aandacht aan de vraag in hoeverre bepaalde resultaten over een aantal te onderscheiden categorieën binnen de groep van respondenten verschillen. We sluiten af met een discussie naar aanleiding van onze conclusies.
5.1
Conclusies van het onderzoek onder leraren naar het gebruik van digitaal leermateriaal
In de visie van de respondenten dient het gebruik van digitaal leermateriaal vooral ter vervanging van de methode en om de leerlingen uit te dagen. Hun eigen rol daarbij is die van begeleider van de leerlingen. Die werken soms individueel, soms in groepjes met dat materiaal. Dat materiaal moet, zo willen de leraren, makkelijk aan het eigen onderwijs aanpasbaar zijn. De reden om aan professionaliseringsactiviteiten mee te doen is dat men verwacht het eigen onderwijs kwalitatief te kunnen verbeteren. Het arrangeren van digitaal leermateriaal wordt als een vorm van professionaliseren gezien. De vorm van een professionaliseringstraject is bij voorkeur in teamverband aan een onderwijsprobleem werken, aan studiedagen meedoen en deelnemen aan cursussen die deels face to face en deels online zijn. De leraren denken dat de leerlingen het werken met digitaal materiaal prettig vinden en dat zij er de voorkeur aan geven af en toe het leerboek door digitaal materiaal te vervangen.
5.2
Conclusies van het onderzoek naar de obstakels om ict of digitaal leermateriaal te gebruiken
5.2.1 Over de leraren
De respondenten in dit onderzoek beschouwen zichzelf als (ver)gevorderd in het gebruik van ict in hun onderwijs. In de les gebruiken zij de computer gemiddeld bijna zes uur per week. Dat is iets meer dan in het TNS NIPO onderzoek van 2009. Thuis gebruiken zij de computer gemiddeld bijna elf uur. Dat is aanzienlijk meer dan de ruim zes uur die uit de gegevens van TNS NIPO 2009 gedestilleerd
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
35
kan worden. De verhouding tussen ‘les met papier’ en ‘les met de computer’ is ongeveer 3 : 1. In het onderzoek van TNS NIPO 2009 vormt in het voortgezet onderwijs ‘les met de computer’ bijna een vijfde van het totaal. Dat het gebruik van ict door docenten in dit onderzoek hoger uitvalt dan in het TNS NIPO onderzoek, kan mogelijk grotendeels worden verklaard uit het feit dat in ons onderzoek docenten zijn bevraagd die als gebruiker van de auteurstool van DigilessenVO geregistreerd stonden en dus al minimaal een zekere interesse in ict bezaten. De leraren gebruiken de computer vooral om met hun leerlingen te communiceren, met de elektronische leeromgeving te werken, als didactisch hulpmiddel en om de lessen met ict te organiseren. Dit spoort aardig met de gegevens van TNS NIPO 2009 waar de top 3 van de didactische vaardigheden in het voortgezet onderwijs zijn: communiceren via ict met leerlingen, gebruik van de computer als didactisch hulpmiddel en gebruik van het leerlingvolgsysteem. Opvallend in ons onderzoek is dat aan het vertalen van het ict-beleid van de school naar de lessen de minste waarde wordt toegekend. De leraren geven aan voldoende (zelf)vertrouwen te hebben om de computer in te zetten. De belangrijkste redenen om ict in te zetten zijn het aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen en de voordelen die ict boven een boek heeft. Opmerkelijk is dat 62% van de respondenten aangeeft zelf ontwikkeld materiaal aan anderen beschikbaar te stellen en dat 35% aangeeft hiertoe onder de voorwaarde van wederkerigheid bereid te zijn. Overigens beantwoorden 26 van de 33 leraren die de vragenlijst volledig hebben ingevuld, deze vraag.
5.2.2 Over de obstakels
De belangrijkste redenen om geen ict in te zetten zijn tijdgebrek en te weinig computers op school. En wat er aan software voorhanden is, is meestal niet afgestemd op de lesmethode. Men is van mening dat het inzetten van ict teveel aan de eigen verantwoordelijkheid van de individuele leraar wordt overgelaten. Dit wordt ondersteund door de opmerking dat men vooral aan digitaal leermateriaal komt door zelf te zoeken, niet via collega’s of via Kennisnet. In het onderzoek van TNS NIPO 2009 scoren voor de herkomst van digitaal leermateriaal het hoogst: zelf zoeken op internet, ict-materiaal wordt bij het lesboek geleverd, via collega’s. Op dit punt wijkt onze groep dus iets af van die van TNS NIPO 2009. Als er al op schoolniveau afspraken over het inzetten van ict zijn gemaakt, wordt op de nakoming daarvan onvoldoende gelet, zo blijkt uit ons onderzoek. In het onderzoek van TNS NIPO 2009 ervaren veel leraren in het voortgezet onderwijs het volgen van wat de leraren met ict in het onderwijs doen en het bewaken van de afspraken door de directie als belangrijke activiteiten.
5.2.3 Over de wensen
Als het gaat om het inzetten van ict te bevorderen worden de volgende wensen naar voren gebracht : ruimte krijgen om te experimenteren en daarbij ook ondersteund worden. Deze mogelijkheden worden ook in het onderzoek van TNS NIPO 2009 als de belangrijkste activiteiten door de leraren in het
36
voortgezet onderwijs ervaren. Het ontwikkelen van een door schoolleiding en leraren gedeelde, dus breed gedragen visie op het inzetten van ict, met name als het om arrangeren gaat, is de volgende wens in ons onderzoek. Dit spoort goed met het onderzoek van TNS NIPO 2009 waar 50% van de leraren aangeeft (zeer) grote behoefte te hebben aan een breed gedragen visie die ontwikkeld wordt door het management en het lerarenteam samen.
Op het praktisch vlak worden genoemd: meer computers, meer bruikbaar digitaal leermateriaal, goede programmatuur waarmee de leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen, transparantie in de relatie tussen de leerdoelen en de leermaterialen, voorbeelden van goede inzet van ict met de bijbehorende didactiek, scholing met name op het punt van het zoeken, vinden en selecteren van educatieve software, een goede (technische) ondersteuning en het standaardiseren van de technische uitwisselbaarheid van digitale leermaterialen. Zoveel mogelijk open source software kan al veel helpen. In het onderzoek van TNS NIPO 2009 hebben de volgende wensen van de leraren in het voortgezet onderwijs de hoogste prioriteit: meer computers, directe deskundige hulp als de computers of het netwerk haperen, grotere betrouwbaarheid van de internetaansluiting en snelle en veilige verbinding vanuit huis met de computervoorziening op school.
5.2.4
Over de vraag in hoeverre er verschillen zijn tussen onderscheiden categorieën respondenten
Binnen het tweede onderzoek is het zeker interessant om na te gaan of bepaalde redenen om geen ict in te zetten bijvoorbeeld samenhangen met de leeftijd (‘jongere leraren zijn wellicht eerder geneigd om ict in te zetten dan ouderen’), of met het leergebied (‘leraren exacte vakken zijn misschien eerder geneigd ict in te zetten dan leraren uit de andere leergebieden’). Helaas zijn hier geen significante conclusies te trekken. Dat komt doordat met name de vragen naar de achtergrond (sector, leergebied, leeftijd, geslacht en jaren ervaring) aan het eind van de vragenlijst stonden en slechts door de helft van de respondenten is ingevuld. Een voorbeeld hiervan is tabel 3, waarin is aangegeven hoeveel respondenten het eens, dan wel oneens zijn met de uitspraak ‘zelf niet over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om ict in te zetten’, uitgesplitst naar leraren die jonger dan de gemiddelde leeftijd van 44,4 jaar zijn, dan wel ouder dan die leeftijd. Van slechts 34 van de 65 respondenten hebben we gegevens over beide aspecten.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
37
TABEL 5.1
Aantallen respondenten die het (on)eens zijn met de uitspraak ‘zelf niet over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om ict in te zetten’, uitgesplitst naar de leeftijdscategorieën jonger dan de gemiddelde leeftijd van 44,4 jaar en ouder dan die leeftijd.
jonger dan 44,4 jaar
ouder dan 44,4 jaar
totaal
eens
2
5
8
oneens
14
13
27
totaal
16
18
34
Passen we op de gegevens van tabel 3 bijvoorbeeld een chi-kwadraattoets toe om te toetsen of er verschil bestaat over de uitspraak tussen de ‘jongere’ en de ‘oudere’ leraren in de steekproef, dan is de overschrijdingskans p = 0,27, dus geen significant verschil. Voor allerlei andere combinaties gelden overeenkomstige conclusies.
We vatten de conclusies van onderzoek 2 als volgt samen. De leraren in ons onderzoek gebruiken in de les en thuis (naar eigen zeggen) op gevorderde manier de computer ten behoeve van hun onderwijs. Maar dat is vooral op het vlak van communicatie (e-mail) en informatie (elektronische leeromgeving). Met betrekking tot het didactisch verantwoord inzetten zijn er nog veel obstakels, respectievelijk wensen. Deze variëren van meer computers tot meer deskundigheid verwerven, met name voor het vinden van geschikte materialen, meer werken vanuit een schoolbrede visie inclusief bijbehorende afspraken die door de schoolleiding gevolgd en gecontroleerd worden, meer software en materialen die passen bij of passend te maken zijn voor het eigen onderwijs, meer tijd en ruimte om te experimenteren. Tot slot merken we op dat onze bevindingen over het algemeen in lijn zijn met de bevindingen van TNS NIPO 2009 die de basis vormen voor de publicatie Vier in Balans Monitor 2009 van Kennisnet. Helaas zijn er geen uitspraken te doen over de vraag of er verschillen zijn tussen categorieën die binnen de groep respondenten zijn aan te wijzen waar het gaat om de redenen waarom leraren ict niet inzetten in hun onderwijs. Dit komt omdat we slechts van ongeveer van de helft van de respondenten weten tot welke groep ze behoren.
5.3
Conclusies van het onderzoek onder leerlingen naar het gebruik van digitaal materiaal en van de computer in de les
De leerlingen staan overwegend positief tegenover het gebruik van digitaal leermateriaal en het werken met de computer. De grootste voordelen liggen bij het maken van verslagen, presentaties en het zoeken van informatie. Onze conclusie dat leerlingen overwegend positief tegenover het gebruiken van digitaal leermateriaal en het werken met computers staan, is in lijn met de samenvatting die Vier in Balans Monitor 2009 geeft van wetenschappelijke onderzoeken, namelijk dat leerlingen werken met ict meestal aantrekkelijk en leuk vinden. Ook in Vier in Balans Monitor 2009 staat dat het verzamelen van informatie het hoogst scoort als activiteit waarbij het internet wordt
38
gebruikt. Dat geldt in alle drie onderzochte onderwijssectoren, dus ook het voortgezet onderwijs. Ook dat is in lijn met onze conclusie.
5.4
Vergelijking van een gemeenschappelijk aspect in het eerste en derde onderzoek
Tot slot vergelijken we wat de leraren denken over hoe de leerlingen het werken met digitaal leermateriaal beoordelen met wat de leerlingen daarvan zeggen (vraag 21 van het eerste en vraag 1 van het derde onderzoek). De leraren geven aan de uitspraak dat hun leerlingen naar hun oordeel het werken met digitaal leermateriaal prettig zullen vinden, de hoogste score. Bij de leerlingen blijkt dat dit inderdaad het geval is. De leerlingen beoordelen ‘het werken met digitaal leermateriaal is leerzaam’ overigens nog net iets hoger. Als het gaat om de vraag waaraan de leerlingen de voorkeur geven, digitaal leermateriaal of leerboek, verwachten de leraren dat ‘af en toe het leerboek vervangen door digitaal leermateriaal’ hoog zal scoren. De leerlingen geven aan de uitspraak ‘bij keuze liever digitaal leermateriaal dan een lesboek’ een gemiddelde score. Je zou voorzichtig kunnen zeggen dat leraren niet al te terughoudend hoeven te zijn met het inzetten van digitaal leermateriaal.
5.5
Discussie
Bij het eerste onderzoek moet bedacht worden dat het vooral intern bedoeld was: om onszelf, de mensen van DigilessenVO en het Ruud de Moor Centrum, zicht te geven op de doelgroep waarmee we in het samenwerkingsproject te maken zouden krijgen. Het gaf een eerste indruk van haar visie op het inzetten van ict in het onderwijs, haar visie op professionaliseren via een dergelijk samenwerkingsproject en meer in het bijzonder op het arrangeren van digitaal onderwijs materiaal. Bovendien gaf het ons een indruk van de verwachtingen die bij deze doelgroep bestonden ten aanzien van de resultaten van de samenwerking.
Het tweede onderzoek onder leraren naar de obstakels om ict in te zetten had een veel bredere bedoeling. Voor het opstellen van de vragenlijst konden we gebruik maken van de vragenlijst zoals die in het onderzoek van TNS NIPO 2009 ten behoeve van de Vier in Balans Monitor 2009 van Kennisnet is gebruikt. De respons was met iets meer dan 10% overigens erg beperkt, zodat we niet zeker weten in hoeverre het resultaat representatief is. Hoewel er afwijkingen van de resultaten van TNS NIPO 2009 zijn, is het totaalbeeld van ons onderzoek toch redelijk in overeenstemming daarmee. Dat betekent dat we onze resultaten kunnen gebruiken voor het vervolg op het samenwerkingsproject van DigilessenVO en het Ruud de Moor Centrum in 2010. Ze kunnen daarbij vooral fungeren als uitgangspunt om tot een aantal aanbevelingen te komen waarmee scholen die ict en meer in het bijzonder digitaal leermateriaal in hun onderwijs willen gebruiken, hun voordeel kunnen doen.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
39
Ten aanzien van het derde onderzoek moet om te beginnen worden opgemerkt, dat hier zeker geen sprake is van een aselecte of representatieve steekproef. Het zijn immers allemaal leerlingen die op scholen van DigilessenVO zitten, maar uiteraard zijn niet al hun leraren ook arrangeurs van digitaal leermateriaal. Aangenomen mag worden dat op de betreffende scholen ict en meer in het bijzonder digitaal leermateriaal regelmatig zal voorkomen. Dat verklaart waarschijnlijk in belangrijke mate waarom de leerlingen zo positief zijn over digitaal leermateriaal en over het werken met computers.
40
6
Aanbevelingen
Om het inzetten van ict in het onderwijs - en meer in het bijzonder het didactisch verantwoord gebruiken van digitaal leermateriaal - goed te laten verlopen, bieden onze onderzoeken een aantal aanknopingspunten die we in dit hoofdstuk presenteren. In lijn met de inhoudelijke opzet van onze onderzoeken kunnen we drie hoofdlijnen onderscheiden: 1. de visie van de school van waaruit gewerkt wordt; 2. de uitwerking van die visie in de praktijk met een inhoudelijke en procesmatige component en met aandacht voor de bijbehorende professionalisering van de leraren; 3. de randvoorwaarden waarbinnen die uitwerking uitgevoerd wordt. We bespreken elk van deze drie hoofdlijnen.
Geheel in lijn met de constatering van de Vier in Balans Monitor 2009 van Kennisnet, is het noodzakelijk over een solide basis te beschikken: een brede visie op de inzet van ict, gedragen door schoolleiding en leraren. Wij zouden daar in ieder geval aan willen toevoegen dat er ook onder leerlingen voldoende draagvlak moet zijn. Uit ons derde onderzoek blijkt dat deze voorwaarde voor de leerlingen van de scholen van DigilessenVO vervuld is. De uitwerking van deze visie moet uiteraard door de leraren in samenwerking met hun leerlingen gebeuren. Leerlingen inschakelen bij het ontwikkelen van digitaal leermateriaal kan, maar uiteraard geldt dat lang niet voor alle leerlingen. Maar die uitwerking kan niet zonder meer door de schoolleiding aan de leraren worden overgelaten. De schoolleiding moet de leraren steunen, ondersteunen en nagaan of gemaakte afspraken worden nagekomen. Zie hiervoor onderzoek 2. Wat de leerlingen betreft merken we het volgende op. De leerlingen van onderzoek 3 zijn kennelijk gewend met ict en digitaal leermateriaal te werken en zien daar ook de waarde van in. In deze groep bestaat er draagvlak voor. En wellicht enigszins tentatief kun je zeggen: draagvlak onder leerlingen ontstaat door ze met ict en digitaal leermateriaal te laten werken.
Bij de uitwerking van die visie op het niveau van de lessen gaat het om een inhoudelijk aspect, de procesmatige kant en de bijbehorende professionalisering. Inhoudelijk gezien gaat het om het afstemmen van de keuze voor de leermaterialen, werkvormen en toetsing op de doelen van het onderwijs, gegeven de leerlingengroep (sector, vak, niveau, enzovoort). Daarbij spelen overwegingen van efficiëntie, effectiviteit en aantrekkelijkheid mede een rol. Bij het afwegen van de voor- en nadelen van de keuzen zijn de doelstellingen leidend. Soms is een boek beter, soms het inzetten van digitaal leermateriaal. Soms wordt er door de leerlingen individueel gewerkt, soms in groepjes en soms klassikaal, bijvoorbeeld om bepaalde kennis te consolideren. Terecht vragen de leraren in ons tweede onderzoek om meer transparantie in de relatie tussen leerdoelen en het inzetten van digitaal leermateriaal. Terecht ook vragen zij om meer goede voorbeelden van digitale didactiek. Het proces van het inzetten van ict in het onderwijs, meer in het bijzonder van digitaal leermateriaal, behelst natuurlijk meer dan de keuze voor ‘les met het boek’ of ‘les met de computer’. Een reden om
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
41
met de computer te gaan werken kan zijn dat het de leerlingen meer uitdaagt, zoals in ons tweede onderzoek wordt geconstateerd. Maar om dat waar te maken is meer nodig dan alleen maar op het internet een aantal bronnen te selecteren en die aan de leerlingen voor te leggen. Er moet een onderwijsontwerp gemaakt worden met heldere doelen, weloverwogen werkvormen en adequate toetsing. Uiteraard geldt dit net zo voor ‘les met het boek’. Het verschil zit erin dat het maken van schoolboeken al behoorlijk geprofessionaliseerd is en er daarbij veel aan kwaliteitsbewaking wordt gedaan, bijvoorbeeld door met teams van auteurs te werken. Bij het arrangeren van digitaal materiaal gaat het vaak om eenpersoonswerk, zoals uit ons eerste onderzoek blijkt. Wij bepleiten een fasering van het traject van het ontwikkelen van digitaal materiaal. De eerste fase begint klein. Een groep leraren, liefst uit verschillende klassen en scholen vervangt een bepaald onderwerp uit het boek door digitaal materiaal. Dat doen ze pas nadat ze de volgende vier vragen die bij elke verandering aan de orde zijn, hebben beantwoord: −
Wat gaan we vervangen?
−
Waarom gaan we het vervangen?
−
Hoe gaat dat vervangen in zijn werk en hoe toetsen we of het zinvol is?
−
Wanneer gaan we het in de klas uitproberen?
Uiteraard hoeven ze dat digitaal materiaal niet zelf te ontwikkelen, daarvoor zijn zij immers niet opgeleid. Ze kunnen materiaal kiezen dat door de uitgever van het boek beschikbaar wordt gesteld, maar ze kunnen ook zelf op zoek gaan en bijvoorbeeld materiaal gebruiken dat door anderen is gemaakt. Dat materiaal proberen ze uit in hun eigen klas en ze letten daarbij op vooraf gedefinieerde effecten. Denk hierbij aan zaken als aantrekkelijkheid of uitdaging voor de leerlingen (bevraag ze hier expliciet op) en hun leerresultaten, die in ons eerste onderzoek werden genoemd. De volgende stap kan zijn dat er een uitvoeriger ontwerp wordt gemaakt en dat er echt gearrangeerd wordt: bronnen die aan geëxpliciteerde criteria moeten voldoen worden gezocht, gevonden en geselecteerd, en vervolgens geassembleerd tot kwalitatief goed leermateriaal. Ook dit wordt uitgeprobeerd, geëvalueerd en verbeterd. En ook hier wordt mede ten behoeve van de kwaliteitsbewaking in een team gewerkt: ‘twee weten meer dan één’. Het moge duidelijk zijn dat deze gefaseerde aanpak van de uitwerking leraren al werkend professionaliseert. Maar professionaliseren alleen via de praktijk is niet voldoende. Ook over ictvaardigheden beschikken is niet voldoende. In ons tweede onderzoek worden bijvoorbeeld informatiekennis en informatievaardigheden genoemd. Onze suggestie is om teams van arrangeurs of zelfs ontwikkelaars van digitaal materiaal te laten begeleiden, zodat die teams ‘just in time’ of ‘just in case’ van de noodzakelijke kennis kunnen worden voorzien.
De gefaseerde aanpak van de uitwerking en de professionalisering kunnen al als randvoorwaarden worden gezien die vervuld moeten zijn. Uit ons tweede onderzoek blijkt dat een heel belangrijke randvoorwaarde is, dat de betrokken leraren tijd en ruimte krijgen om een en ander uit te proberen, met andere woorden om te experimenteren. Uitgaande van een teamaanpak gebeurt dat in verschillende klassen en het liefst ook in verschillende scholen. Dat kan de kwaliteit alleen maar ten goede komen.
42
Naast deze ‘inhoudelijke’ randvoorwaarde blijven er vanzelfsprekend de ‘technische’ randvoorwaarden: meer computers en op afroep beschikbare ondersteuning voor alle technische zaken.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
43
44
Literatuurlijst Meijer, J., & Van Eck, E. m.m.v. Felix, Ch. (2009). Leren met meer effect; rapportage van het onderzoek. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Plantinga, S., & de Heer, F. (2009). Succesvolle inzet van ict vereist meer kennis en kunde van de docent. Onderzoek onder docenten in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. Amsterdam: TNS NIPO. Kennisnet (2009). Vier in Balans Monitor 2009. Zoetermeer: Kennisnet.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
45
46
Bijlage 1 Vragen en antwoorden van het eerste onderzoek Deze bijlage bevat alle vragen met bijbehorende antwoorden die in het eerste onderzoek aan de respondenten zijn voorgelegd, met uitzondering van de vragen naar de verwachtingen. De vragen waarbij de deelnemers zelf punten naar voren konden brengen zijn hier weggelaten. Deze zijn opgenomen in paragraaf 4.1.
- Visie op onderwijs met digitaal leermateriaal vraag 1 Waarom gebruikt u zelf digitaal leermateriaal in uw lessen?
N 69
volgorde Ik zie dat materiaal als (gedeeltelijk) vervangend voor het leerboek. Ik zie dat materiaal als uitdaging voor de leerlingen. Ik zie dat materiaal als extra stof naast het leerboek. Ik zie dat materiaal als oefenmateriaal voor (ict-)vaardigheden. Ik zie dat materiaal als mogelijkheid om te laten zien hoe schoolse kennis in de praktijk gebruik wordt.
vraag 2 Hoe ziet u de eigen rol als leraar/lerares bij het gebruiken van digitaal leermateriaal in uw lessen?
N 67
Ik leid in en vat samen. Ik ben vraagbaak voor een leerling of groepje leerlingen die/dat vastzit.
vraag 3
N
Hoe laat u uw leerlingen werken met digitaal
63
% 26 24 21 16 13
% 50 50
% De leerlingen werken er individueel mee.
35
De leerlingen werken soms individueel,
42
leermateriaal dat door u gearrangeerd is?
soms in groepjes met het materiaal. De leerlingen werken er in groepjes aan.
vraag 4
N
Als u in uw lessen werkt met digitaal
62
23
% Het materiaal is in onderdelen
leermateriaal dat iemand anders arrangeerde, in
opgedeeld, zodat ik kan kiezen of ik
welke vorm wilt u dat dan aangeleverd krijgen?
zo’n onderdeel aanbied of niet. Het materiaal moet ik zonder
54
46
aanpassingen aan mijn leerlingen beschikbaar kunnen stellen.
vraag 5
N
Het arrangeren van digitaal lesmateriaal is altijd teamwerk.
62
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
% nee
85
ja
15
47
- Visie op professionaliseren in het algemeen vraag 6
N
Wat zijn voor u de belangrijkste redenen om
62
% Ik hoop de kwaliteit van mijn lessen te
36
verbeteren.
aan professionaliseringstrajecten mee te doen?
Ik hoop dat mijn leerlingen betere
33
prestaties gaan leveren. Ik hoop in een hogere salarisschaal te
17
komen. Ik word door mijn schoolleiding gestuurd.
vraag 7
N
Naar welke manier van
59
14
% Door met collega’s van de eigen school in groepsverband
professionaliseren gaat uw
een zelf bepaald of door anderen opgedragen
voorkeur uit?
problematiek te bespreken en oplossingen uit te werken. Door deelname aan studiedagen (door de school of
20
19
externen georganiseerd). Door middel van een cursus met zowel face-to-face- als
18
online-bijeenkomsten. Door binnen de vaksectie een didactisch thema te
17
bespreken en uitwerkingen uit te proberen. Door middel van een cursus met uitsluitend face-to-face-
16
bijeenkomsten. Door middel van een cursus met uitsluitend online-
9
bijeenkomsten.
vraag 8
N
Beschouwt u het arrangeren van digitaal leermateriaal als een vorm van
59
% ja
93
nee
7
professionaliseren?
vraag 9
N
Wat zijn voor u in het algemeen
58
relevante thema’s van een
% Leren hoe je systematisch de kwaliteit van je
23
eigen onderwijs kunt vaststellen en verbeteren.
professionaliseringtraject? Leren hoe je nieuwe onderwijsvormen
17
systematisch op waarde kunt testen. Leren hoe je een nieuwe onderwijspraktijk verantwoord kunt invoeren.
48
17
Leren hoe je pedagogische competenties kunt
16
verbeteren. Leren hoe je digitale of papieren leermiddelen
15
kunt ontwikkelen. Leren hoe je klassenmanagement kunt
11
verbeteren.
- Betrokkenheid leerlingen
vraag 19
N
Hoe kunnen we het best te weten komen wat de
47
% Door onder de leerlingen een
91
vragenlijst af te nemen.
leerlingen vinden van het werken met digitaal leermateriaal?
Door dat aan de deelnemende
9
leraren te vragen.
vraag 20
N
Als we van de leerlingen willen weten wat zij vinden van
47
% Vinden ze het leerzaam?
30
Vinden ze het interessant?
27
Vinden ze het leuk?
23
Als ze de keuze hebben,
20
het werken met digitaal leermateriaal, op welke onderdelen moeten we dan de leerlingen bevragen?
waaraan geven ze dan de voorkeur: digitaal of papier?
vraag 21
N
Wat vinden, naar uw oordeel, uw leerlingen
46
% Zij vinden het prettig.
34
Zij geven er de voorkeur aan dat het digitaal
33
van het werken met digitaal leermateriaal?
leermateriaal af en toe het leerboek vervangt. Zij vinden het saai.
16
Zij vinden dat dit te vaak gebeurt.
16
- Achtergrondgegevens
Leeftijd
aantal antwoorden
gemiddelde
loopt van
tot
46
44,5
27
65
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
49
Geslacht
% m
57
v
43
Schooltype
N
In welke schooltypen bent u werkzaam?
46
Bevoegdheid
N
Wat is uw hoogste bevoegdheid?
46
% havo/vwo bovenbouw
39
havo/vwo onderbouw
35
vmbo-theoretisch
15
vmbo-beroepsgericht
11
% eerstegraads
50
tweedegraads
43
pabo
7
Bevoegdheid
N
In welk leergebied heeft u uw bevoegdheid?
45
% mens- en maatschappijvakken
36
exacte vakken
36
talen
20
kunstvakken
9
Ervaring
N
gemiddeld
loopt van
tot
Hoeveel jaar bent u al in het onderwijs werkzaam?
46
16,4
3
40
Hoeveel jaar werkt u in het door u aangegeven schooltype waar u de
N
gemiddeld
loopt van
tot
46
12,2
1
39
grootste aanstelling hebt?
Aanstellingsomvang
N
Wat is de omvang van deze aanstelling in fte? Bijvoorbeeld: volledige aanstelling: 1,0;
39
halve aanstelling: 0,5; enzovoort
Computerprogramma’s Met welke computerprogramma’s hebt u ervaring?
50
44
Word
28
Excel
20
PowerPoint
20
Software om webpagina's te maken
14
Toetssoftware
13
voting system
6
0,9
Informatiekennis en informatievaardigheden
N
%
Hoe schat u uw eigen informatiekennis en informatievaardigheden in? (Denk aan
46
goed
72
matig
22
slecht
7
zoeken, vinden, bewerken en verwerken van informatie op het web.)
Rollen
N
Bij het arrangeren en gebruiken van digitaal leermateriaal
46
% Ideeën genereren.
17
Eigen ontwerp invullen en
16
zijn verschillende rollen te onderscheiden. Welke rollen vervult u bij voorkeur?
uitwerken. Ontwerp maken.
15
Digitaal leermateriaal
14
vormgeven. Eigen digitaal leermateriaal in
14
de eigen les gebruiken. Ontwerp van een ander
8
invullen en uitwerken. Digitaal materiaal van een
7
ander in de eigen les gebruiken. Digitaal leermateriaal van een
7
ander van feedback voorzien.
Werkwijze
N
Voordat u digitaal materiaal gaat arrangeren, overlegt u dan met andere mensen? Zo
46
% niet
52
wel
48
ja, met wie?
Belang
N
Hoe belangrijk is het voor uzelf om mee te doen aan dit project?
46
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
% belangrijk
39
beetje belangrijk
39
erg belangrijk
17
onbelangrijk
4
51
Doelen
N
Waarom doet u mee aan dit
46
project?
52
% Om mezelf beroepsmatig (pedagogisch, didactisch,
37
vakinhoudelijk) te ontwikkelen. Om mezelf persoonlijk te ontwikkelen.
31
Om in een hogere salarisschaal te komen.
16
Omdat de schoolleiding mij stuurt.
16
Bijlage 2 Vragen en antwoorden van het tweede onderzoek Deze bijlage bevat alle vragen met de bijbehorende antwoorden. De vragen waarbij de deelnemers zelf punten naar voren konden brengen zijn hier weggelaten. Deze zijn opgenomen in paragraaf 4.2. 616 leraren van 30 scholen is via e-mail gevraagd aan deze online-enquête mee te doen. Er zijn 65 antwoorden binnengekomen waarvan 33 volledig waren ingevuld. Dit betekent dus dat 10,5% heeft gereageerd, waarvan iets meer dan de helft volledig en vrijwel de helft onvolledig.
Onder N staat vermeld hoe vaak het betreffende antwoord is aangekruist, onder % het bijbehorende percentage. Waar percentages of gemiddelden zijn berekend zijn de antwoorden ‘weet niet’ niet meegenomen. Waar het gemiddelde is berekend is tevens de standaarddeviatie berekend.
- Computergebruik in of ten behoeve van de eigen lessen
1 Hoe ver bent u met het computergebruik in uw eigen lessen? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven: N
%
Geen gebruik en ook nog geen plannen.
2
3
Beginnend gebruik.
19
30
Gevorderd gebruik.
36
57
Vergevorderd gebruik.
6
10
Weet niet.
2
3
2 Hoeveel uur per week zet u computers in bij het geven van onderwijs? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven: Geen. Minder dan 2 uur per week. 2 tot 5 uur. 5 tot 10 uur. 10 tot 15 uur. 15 tot 20 uur. 20 uur of meer. Weet niet.
N = 65
Gemiddeld 5,8 uur
standaarddeviatie 4,9 uur
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
53
3 Hoeveel uur per week maakt u zelf thuis gebruik van een computer voor schoolwerkzaamheden? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven: Geen. Minder dan 2 uur per week. 2 tot 5 uur. 5 tot 10 uur. 10 tot 15 uur. 15 tot 20 uur. 20 uur of meer. Weet niet.
N = 65
Gemiddeld 10,7 uur
standaarddeviatie 6,0 uur
4 Wat zijn voor u de belangrijkste redenen waarom u NIET of NAUWELIJKS gebruik maakt van ict in de lessen? Selecteer alles wat voldoet. N
%
Gebrek aan kennis.
6
7
Geen interesse.
2
2
Verouderde computers.
5
5
Software niet afgestemd op methode.
16
17
Tijdgebrek.
20
22
Te weinig computers.
23
25
Nog anders (u kunt dit desgewenst toelichten in de volgende vraag).
15
16
Weet niet.
5
5
N
%
Ict-lesmateriaal wordt bij lesboek geleverd.
42
25
Via collega's.
20
12
Zelf zoeken op internet.
47
27
Zelf ontwikkelen of bestaand materiaal bewerken.
45
26
Via Kennisnet.
16
9
Niet.
0
0
Nog anders (u kunt dit desgewenst toelichten bij de volgende vraag).
1
1
Weet niet/geen opgave.
0
0
6 Hoe verkrijgt u digitaal leermateriaal? Selecteer alles wat voldoet.
54
8 Er zijn allerlei redenen waarom het computergebruik op uw school NIET van de grond komt. Welke is het meest van toepassing? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven:
Het is teveel de verantwoordelijkheid van elke leraar om zelf te bepalen wel of geen ict te
N
%
25
48
11
21
10
19
6
12
gebruiken bij het lesgeven. Er zijn binnen onze school niet of nauwelijks afspraken gemaakt over de didactische inzet van ict. Er zijn weliswaar binnen onze school afspraken gemaakt over de didactische inzet van ict, maar het wordt niet belangrijk gevonden dat alle leraren zich aan deze afspraken houden. Er is geen aansluiting tussen de inzet van ict en de opvattingen die wij op deze school hebben over onderwijs en leren.
9 In welke mate doen zich de volgende situaties op uw school voor? Kies het toepasselijk antwoord voor elk onderdeel: Nooit 0 Ruimte voor docenten om met ict in het onderwijs
Zo nu en dan 1
Vaak
Weet niet
gem.
standdev.
1,5
0,6
1,3
0,7
0,9
0,7
0,8
0,7
1,1
0,5
2
te experimenteren. Docenten krijgen ondersteuning bij uitvoering van ict-gebruik in hun onderwijs. Stand van zaken van ict-gebruik wordt door de schoolleiding met docenten besproken. Afspraken over werkwijze met ict in onderwijs worden bewaakt. Stimuleren en organiseren van teamprofessionalisering op gebied van onderwijskundig gebruik ict.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
55
10 Hieronder staat een aantal uitspraken over de visie van de schoolleiding op de inzet van ict. Kunt u bij elke uitspraak aangeven in hoeverre naar uw oordeel de uitspraak op uw school van toepassing is? Kies het toepasselijk antwoord voor elk onderdeel: Niet van toepassing 0 De school heeft een duidelijke
Neutraal 1
Geheel van toepassing 2
Weet niet
gem.
standdev.
1,3
0,6
1,0
0,7
1,0
0,8
1,2
0,8
1,3
0,7
visie op de rol die ict zou moeten spelen in het onderwijs bij ons op school. De schoolleiding heeft deze visie duidelijk overgebracht op het personeel. De schoolleiding stuurt in de dagelijkse praktijk duidelijk op meer ict-gebruik in het onderwijs. De schoolleiding ondersteunt met raad en daad (middelen) toename van ict-gebruik in het onderwijs. De schoolleiding faciliteert het zelf maken van digitaal leermateriaal door docenten.
12 Welk deel van de leermiddelen die leerlingen het afgelopen schooljaar gebruiken bestaat uit boeken en welk deel is digitaal? Geef een zo goed mogelijke schatting van het percentage leermiddelen dat de leerlingen digitaal krijgen. Vul in een percentage tussen 0 en 100. N
gemiddeld %
standaarddeviatie
49
27
28
56
- Behoefte aan ondersteuning bij inzet van ict
13 Kunt u aangeven in welke mate u behoefte heeft aan de volgende ondersteuning op het gebied van ict? Kies het toepasselijk antwoord voor elk onderdeel. Weinig
Niet veel, niet weinig 1
gem.
standdev.
1,2
0,8
1,1
0,7
Goede voorbeelden van ict en didactiek.
1,6
0,6
Handreikingen voor het gebruik van
1,2
0,7
1,3
0,7
Deskundigheidsbevordering via internet.
0,9
0,6
Directe deskundige hulp als de computers of
1,3
0,8
0
Veel
Weet niet
2
Hulp bij het vinden en selecteren van goede educatieve software. Gelegenheid om op andere scholen te kijken hoe ict wordt gebruikt.
computerprogramma's in de les. Scholing gericht op lesgeven met icttoepassingen (didactische vaardigheden).
het netwerk haperen.
15 Welke van de volgende uitspraken geven goed weer wat u ervan weerhoudt om met ict in uw onderwijs aan de slag te gaan? Selecteer alles wat voldoet. N
%
Er is te weinig bruikbaar lesmateriaal voor computergebruik (content).
22
34
Er zijn te weinig computerprogramma's waarmee leerlingen zelfstandig kunnen werken.
19
29
Er zouden meer extra computers zoals laptops beschikbaar moeten zijn.
27
42
Er is geen elektronische leeromgeving.
3
5
Onze elektronische leeromgeving is niet voldoende bruikbaar.
5
8
Onze internetvoorzieningen zijn onvoldoende.
7
11
Ons netwerk is niet draadloos.
5
8
Het schoolmanagement ontwikkelt niet samen met het team een breed gedragen visie voor
21
32
Binnen het team of de sectie bestaat veel weerstand tegen het inzetten van ict.
10
15
Ikzelf beschik niet over voldoende kennis en vaardigheden om ict in te zetten.
7
11
Ik heb onvoldoende zelfvertrouwen om ict in te zetten.
3
5
Er ontbreekt een snelle en veilige verbinding vanuit huis met de computervoorzieningen op
4
6
7
11
het gebruik van ict op onze school.
school. De aansluiting met internet is onvoldoende betrouwbaar (er zijn teveel storingen).
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
57
De beschikbaarheid van computers op school voor leerlingen buiten de les is onvoldoende.
11
17
Er is te weinig software bij de methode beschikbaar.
9
14
De kwaliteit van de software bij de methode is onvoldoende.
13
20
Het ontbreekt de sectie of het team aan een budget om educatieve software aan te
9
14
7
11
7
11
schaffen. Het ontbreekt aan een bruikbaar computerprogramma dat hulp biedt bij het afnemen en nakijken van toetsen. Nog anders (als u dit aanklikt kunt u dit in de volgende vraag desgewenst toelichten).
17 Al meer dan 10 jaar staat in de top 3 aan ondersteuningsbehoeften van leraren 'meer bruikbare digitale leermaterialen'. Wat moet volgens u gebeuren om te voorzien in de behoefte aan bruikbare digitale leermaterialen? Selecteer alles wat voldoet. N
%
Meer digitale leermaterialen via Kennisnet beschikbaar stellen.
16
25
Beschikbare digitale leermaterialen voor het onderwijs beter vindbaar maken.
32
49
Transparant maken voor welke leerdoelen digitale leermaterialen bedoeld zijn.
21
32
Inzichtelijk maken welke digitale leermaterialen het beste passen bij een bepaalde manier
16
25
De technische uitwisselbaarheid van digitale leermaterialen standaardiseren.
19
29
Bij digitale leermaterialen aangeven welke vaardigheden een leerkracht nodig heeft om er
10
15
Een kwaliteitskeurmerk voor digitale leermaterialen toepassen.
14
22
Via onderzoek vaststellen met welke digitale leermaterialen leerlingen daadwerkelijk beter
14
22
18
28
11
17
19
29
7
11
Weet niet.
1
2
Nog anders (u kunt desgewenst bij de volgende vraag toelichten).
3
5
van lesgeven.
succesvol gebruik van te kunnen maken.
presteren. Gebruik maken van open source software zodat iedereen zonder kosten digitale leermaterialen mag gebruiken, aanpassen en verspreiden. Eerst een breed gedragen visie op gebruik van ict binnen de school ontwikkelen en daarna digitale leermaterialen aanschaffen die op deze visie is afgestemd. Leraren meer faciliteiten geven om zelf te ontdekken welke digitale leermaterialen het beste passen bij de eigen manier van lesgeven. Geld voor schoolboeken gebruiken voor ontwikkeling van digitale leermaterialen en deze materialen delen met andere scholen.
58
19 Ontwikkelt u zelf digitaal leermateriaal? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven: N
%
Ja.
29
69
Nee, maar ik ben het wel van plan.
6
14
Nee, en ik ben het ook niet van plan.
7
17
20 Beantwoord deze vraag alleen als u 'Ja' hebt geantwoord op vraag 19. Bent u bereid het door u zelf ontwikkelde leermateriaal via internet beschikbaar te stellen aan andere leraren? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven: N
%
Ja, zonder meer.
16
62
Ja, mits ... (u kunt dit desgewenst in de volgende vraag toelichten).
9
35
Nee.
1
4
- Over uw kennis en vaardigheden met betrekking tot het inzetten van ict in uw onderwijs 22 In welke mate bent u als leraar op de hoogte van de computertoepassingen die u bij uw onderwijs zou kunnen gebruiken? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven: N
%
Slecht
1
2
Matig
8
20
Voldoende
18
44
Goed
5
22
Uitstekend
9
12
Weet niet
0
0
23 Kunt u van de volgende activiteiten aangeven hoe vaardig u daarmee bent? Kies het toepasselijk antwoord voor elk onderdeel. Helemaal
Basaal
Gevorderd
niet 0
1
2
Het gebruik van de computer
Zeer
Weet
gevorderd
niet
gem.
standdev.
3 1,9
0,8
1,8
0,8
als didactisch hulpmiddel. Het organiseren van lessen waarin ict wordt gebruikt.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
59
Het vinden van educatieve
1,5
0,9
1,6
0,9
1,6
0,8
1,6
0,7
1,9
1,0
1,4
0,9
1,4
0,9
1,4
0,9
2,0
0,8
1,5
0,9
1,6
0,7
1,1
0,9
programmatuur. Het gebruik van educatieve programmatuur. Het beoordelen van de bruikbaarheid van educatieve programmatuur. Het integreren van ict in uw onderwijs, op zodanige wijze dat het een meerwaarde heeft. Het gebruik van een elektronische leeromgeving. Het gebruik van het leerlingvolgsysteem. Het aanpassen van digitaal leermateriaal van internet zodat het geschikt is voor gebruik in de les. Het zelf ontwikkelen van digitaal leermateriaal. Het communiceren met leerlingen via ict. Het werken met de klas aan een project waarbij de leerlingen tijdens de lessen verschillende icttoepassingen gebruiken. Het onderkennen van onderwijssituaties die geschikt zijn om gebruik te maken van computers. Het vertalen van het schoolbeleid voor ict-gebruik naar uw lessen.
60
24 Welke steun ontvangt u vanuit uw school om uw ict-vaardigheden te ontwikkelen? Selecteer alles wat voldoet: N
%
Mogelijkheid tot het volgen van cursussen.
31
48
Hulp van collega's.
27
42
Samenwerking met ict-afdeling die uitleg geeft.
16
25
Geen, maar heb wel de behoefte.
0
0
Geen, en heb ook geen behoefte.
2
3
Nog anders (u kunt dit desgewenst in de volgende vraag toelichten).
3
5
26 Hieronder staat een aantal uitspraken. Wilt u van elke uitspraak aangeven in welke mate u het met die uitspraak eens bent. Kies het toepasselijk antwoord voor elk onderdeel. Oneens
Niet eens,
Eens
niet oneens 0
1
Ik heb voldoende zelfvertrouwen om te
Weet
gem.
niet
standdev.
2 1,8
0,4
1,4
0,7
1,5
0,7
1,3
0,8
0,7
0,7
1,0
0,8
1,1
0,6
experimenteren met ict in de klas. Ik durf de methode los te laten en ict in plaats daarvan in te zetten. Ik heb zelf een duidelijke visie op de meerwaarde die ict in mijn onderwijs kan bieden. Ik draag in ons team actief bij aan de verdere visieontwikkeling op leren en onderwijs en de rol van ict daarbij. Ik gebruik ict om mijn onderwijs af te stemmen op verschillen tussen leerlingen. Ik maak ict-opdrachten die leerlingen stimuleren tot kennisproductie/ontwikkeling. Ik vind dat leerlingen meer leren met inzet van ict dan zonder inzet van ict.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
61
27 Hieronder staat een aantal uitspraken over de mate waarin u bestaand digitaal leermateriaal gebruikt. Wilt u bij elke uitspraak aangeven hoe vaak? Kies het toepasselijk antwoord voor elk onderdeel. Nooit
Zo nu
Vaak
en dan 0
1
Weet
gem.
niet
standdev.
2
Ik gebruik digitaal leermateriaal ter vervanging
1,0
0,6
1,2
0,6
1,0
0,5
1,1
0,7
0,5
0,7
0,4
0,5
0,5
0,6
1,0
0,6
van papieren lesmateriaal. Ik gebruik digitaal leermateriaal als extra stof naast het leerboek. Ik gebruik digitaal leermateriaal als (extra) oefenmateriaal voor de leerlingen. Ik maak gebruik van digitaal leermateriaal dat wordt geleverd bij de methode die ik gebruik. Ik maak gebruik van lessen van DigilessenVO die ik zelf heb gemaakt. Ik maak gebruik van lessen van DigilessenVO die ik NIET zelf heb gemaakt. Ik maak gebruik van materialen die ik heb gevonden op de website van de Digischool. Ik maak gebruik van materiaal dat ik zelf elders op internet heb gevonden (niet van Digischool of Digilessen VO).
28 Hieronder staat een aantal uitspraken over de redenen waarom u digitaal leermateriaal gebruikt. Geef van elke uitspraak aan in welke mate u het met die uitspraak eens bent. Kies het toepasselijk antwoord voor elk onderdeel. Oneens
Niet eens,
Eens
niet
Weet
gem.
niet
standdev.
oneens 0 Ik gebruik digitaal leermateriaal als
1
2 0,9
0,7
1,2
0,7
1,2
0,7
mogelijkheid om de leerlingen te laten zien hoe schoolse kennis in de praktijk wordt gebruikt. Ik gebruik digitaal leermateriaal omdat het meer van deze tijd is. Ik gebruik digitaal leermateriaal omdat het zelfstandig leren bevordert.
62
Ik gebruik digitaal leermateriaal omdat het
1,5
0,6
1,6
0,7
0,4
0,6
aansluit bij de (digitale) beleving van de leerlingen. Ik gebruik digitaal leermateriaal omdat het meer mogelijkheden biedt dan het leerboek (denk bijvoorbeeld aan beeldondersteuning door middel van animaties). Ik gebruik digitaal leermateriaal omdat het een mogelijkheid is de kosten van de schoolboeken te verlagen.
- Achtergrondinformatie 30 In welk schooltype bent u voornamelijk werkzaam? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven: N
%
havo/vwo onderbouw
6
17
havo/vwo bovenbouw
18
51
vmbo-theoretisch
5
14
vmbo-beroepsgericht
6
17
31 In welk leergebied bent u voornamelijk werkzaam? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven: N
%
Mens- en maatschappijvakken.
8
24
Exacte vakken.
15
44
Talen.
9
26
Kunstvakken.
2
6
32 Wat is uw leeftijd? N = 34
gemiddeld 44,4 jaar
standaarddeviatie 10,2 jaar
33 Wat is uw geslacht? Kies a.u.b. één van de volgende alternatieven: N
%
Vrouwelijk
17
52
Mannelijk
16
48
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
63
34 Hoeveel jaar bent u als docent werkzaam? N = 34
64
gemiddeld 14,9 jaar
standaarddeviatie 10,4 jaar
Bijlage 3 Gebruik digitaal leermateriaal
Helemaal mee eens 1
Wel een beetje mee eens 2
Niet zo mee eens 3
Helemaal niet mee eens 4
Dat weet ik niet
1 Ik vind het werken met
gem.
standdev.
2,04
0,71
2,15
0,85
2,00
0,88
3,34
0,83
2,33
1,16
2,69
0,88
3,05
1,01
gem.
standdev.
1,78
0,76
1,68
0,73
1,96
0,80
1,61
0,78
digitaal leermateriaal leerzaam. 2 Ik vind het werken met digitaal leermateriaal interessant. 3 Ik vind het werken met digitaal leermateriaal prettig. 4 Ik vind het werken met digitaal leermateriaal moeilijk. 5 Als ik de keuze zou hebben, dan werk ik liever met digitaal leermateriaal dan met een lesboek. 6 Mij maakt het niet uit of ik met digitaal materiaal of met een lesboek werk. 7 Ik zou graag een rol spelen bij het ontwikkelen van digitaal leermateriaal door de leraar. Functie van digitaal leermateriaal
Helemaal mee eens 1
Wel een beetje mee eens 2
Niet zo mee eens 3
1 Digitaal leermateriaal is nuttig
Helemaal niet mee eens 4
Dat weet ik niet
om lesstof te oefenen. 2 Digitaal leermateriaal is nuttig om ingewikkelde zaken duidelijk te maken, bijvoorbeeld door een animatie. 3 Digitaal leermateriaal is nuttig om toepassingen te zien van wat je in je leerboek geleerd hebt. 4 Digitaal leermateriaal is nuttig bij het verzamelen van informatie.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
65
5 Digitaal leermateriaal is nuttig
1,45
0,72
1,45
0,75
2,11
0,89
gem.
stand-
bij het maken van een verslag. 6 Digitaal leermateriaal is nuttig bij het maken van een presentatie. 7 Digitaal leermateriaal is nuttig om je voor te bereiden op een proefwerk. Werken met de computer
Helemaal
Wel een
Niet zo
Helemaal
Dat
mee eens
beetje
mee
niet mee
weet
mee eens
eens
eens
ik niet
2
3
4
1 1 De computer zal niet gauw een
dev.
3,12
0,94
3,71
0,58
3,36
0,73
2,29
0,86
1,87
0,87
1,59
0,91
3,37
0,76
2,70
0,92
1,75
0,77
3,38
0,82
hobby van mij worden. 2 Op de een of andere manier kan ik het gebruiken van de computer maar niet onder de knie krijgen. 3 Vooral bij een lesuur met computergebruik ben ik blij als dat lesuur voorbij is. 4 Lessen waarin de computer wordt gebruikt, zijn vaak boeiend en interessant. 5 De computer kunnen gebruiken is van belang om later een baan te krijgen. 6 Tijdens lessen waarin de computer wordt gebruikt, voel ik me haast nooit zenuwachtig. 7 In je latere leven kun je best zonder computer. 8 Ik zou later best een baan willen waarbij je geen computer gebruikt. 9 Bij veel dingen die je iedere dag tegenkomt heb je wat aan de computer. 10 Eigenlijk zou ik liever op school zonder computer werken.
66
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
67
Over de auteurs Prof.dr. Bert Zwaneveld is hoogleraar professionalisering van onderwijsgevenden, in het bijzonder in het wiskunde- en informaticaonderwijs, bij het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit. Zijn onderzoeksgebieden zijn ondermeer onderwijs in wiskundig modelleren en de pedagogical content knowledge van het programmeeronderwijs. Daarnaast gaat zijn belangstelling uit naar het gebruik van ict in het onderwijs. Het project van het Ruud de Moor Centrum met de stichting DigilessenVO is hier een goed voorbeeld van.
Drs. Herman Rigter is werkzaam als directeur ICT bij de Verenigde Scholen J.A. Alberdingk Thijm (bestaande uit 6 VO-scholen en 12 PO-scholen in Hilversum en omgeving). In deze functie is hij verantwoordelijk voor de (innovatieve) inzet van ICT in het onderwijs. Daarnaast is hij projectleider bij de Stichting DigilessenVO.nl , een samenwerkingsverband van 30 scholen met als doel het produceren, uitwisselen en gebruiken van digitale leermaterialen door docenten.
68
Colofon Uitgave Ruud de Moor Centrum Open Universiteit juli 2010 Bezoekadres Valkenburgerweg 177 6419 AT Heerlen telefoon 045- 576 22 22 Postadres Postbus 2960 6401 DL Heerlen Tekst Bert Zwaneveld Herman Rigter Bureauredactie Drs. R. Hoekstra Oplage 150 exemplaren Lay-out Evelin Karsten Omslag Janine Cranshof De RdMC-rapporten staan onder redactie van prof. dr. R.L. Martens en prof. dr. P.J.J. Stijnen
U kunt deze publicatie downloaden via www.rdmc.ou.nl. Dat geldt ook voor eerder verschenen RdMCpublicaties. Een overzicht daarvan vindt u achterin deze publicatie.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
69
70
Eerder verschenen RdMC-rapporten
Someren, K. van, Doornebos-Klarenbeek, D., Walhout, J. (2010), Een pakkend begin! Vakdidactiek en economie. Ruim 30 concrete voorbeelden voor het economieonderwijs om goed van start te gaan. Rapport 3. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes, M., Beeksma, M., Delea, P., Hooijer, J. (2010), Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHLHogeschool Leeuwarden. Eindverslag van de samenwerking tussen de NHLHogeschool Leeuwarden en het Ruud de Moor Centrum, de activiteiten en de resultaten in de periode 2005-2009. Rapport 2. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes, M., Delea, P., Laat, M. de (2010), Onderzoek naar de succes- en faalfactoren bij het leernetwerk Consortium VMBO-MBO. Rapport 1. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Eerder verschenen RdMC-publicaties
Stevens, L.M. (2010), Zin in onderwijs, inaugurale rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Martens, R.L. (2010), Zin in onderzoek. Docentprofessionalisering, inaugurale rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Martens, R.L. (2009), RdMC onderzoeksprogramma 2009-2011, Succesvol leven lang leren op de werkplek: onderzoek naar de praktijk van docentprofessionalisering. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Dekeyser, H.M., Nielissen, G., Kallenberg, A. & van der Veen, D.J. (2009), Kennis van kennisbanken, Maatwerk in de professionalisering van beginnende leraren. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Evers, A., Reynders, L. & Janssen, S. (2008), Het karakter en de ambities van de Academische School Limburg. Professionaliseren van binnenuit. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Potters, H. & Poelmans, P. (2008), Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs. Bevindingen van 7 pilots. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Bastiaens, Th.J. (2007), Onderwijskundige innovatie: Down to earth, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Gerrichhauzen, J.T.G. (2007), De lerende en onderzoekende docent, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Brouwer, N. (2007), Verbeelden van onderwijsbekwaamheid. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
71
Schulte, F. (2007), E-coaching van docenten-in-opleiding in de opleidings- en schoolpraktijk. Bevindingen uit de E-coaching pilots van het project E-didactiek van het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit Nederland. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Kallenberg, A.J. (2007), Opleiden van leraren bij institutionele samenwerking: Een vierluik. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van Ingen, S., Joosten-ten Brinke, D., Schildwacht, R. & Knarren, J. (2007), Formatieve Assessments voor Docenten. Een evaluatierapport. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Evers, A., Vermeulen, M. & van der Klink, M. (2007), The need to invest in teachers and teacher education. How to manage costs and achieve quality in teacher education? Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van der Klink, M., Evers, A. & Walhout, J. (2006), De kwaliteit van EVC in de lerarenopleidingen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Luchtman, L. (red.) (2006), E-coachen voor lerarenopleiders. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van der Klink, M. & Schlusmans, K. (red.) (2006), EVC voor Velen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Hanraets, I., Potters, H. & Jansen, D. (2006), Communities in het Onderwijs. Adviezen en tips, een handreiking voor moderatoren. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Staal, H. (2006), De Kennisbank Wiskunde en competentiegericht opleiden van leraren. Verslag van een samenwerking tussen de Educatieve Hogeschool van Amsterdam en het Ruud de Moor Centrum. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Firssova, O., Jeninga, J., Lockhorst, D. & Stalmeier, M. (2006), Begeleiden van zij-instromers met een digitaal portfolio. Verslag van een pilot. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Xu, W. (2005), Preliminary requirements of social navigation in a virtual community of practice. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van Veen, M.J.P. (red.) (2005), Door de bomen het bos: Informatievaardigheden in het onderwijs. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Zwaneveld, G. (2005), Wiskunde en informatica: innovatie en consolidatie, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Coonen, H.W.A.M. (2005), De leraar in de kennissamenleving, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Kolos-Mazuryk, L. (2005), META: Enhancing Presence by means of the social affordances. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Kluijtmans, F., Becker, B., Crijns, M. & Sewandono, I. (2005), Anders leren, anders organiseren!? Eindrapport van het project Leraar anders: herontwerp van schoolorganisaties. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
72
Goes, M., Dresen, M. & van der Klink, M. (2005), Zonder leraren geen meesterlijke ontwikkeling. Het uitwerken van kenmerkende beroepssituaties. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Jansen, D., Schuwer, R. & Dekeyser, H.M. (2005), RdMC-applicatieprofie. Een poldermodel voor omgaan met metadata. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Dekeyser, H.M. & Schuwer, R. (2005), Ontwikkelen van kennisbanken en digitale leermaterialen. Enkele Handreikingen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Poelmans, P. (2005), Community of practice ‘Nieuwe leraren’, Evaluatie pilot met VO docenten. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Klap-van Strien, E. (2005), Recente trends in opleiden en leren in arbeidsorganisaties met aandacht voor zingeving en bezieling. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Broeksma, H.C.E. (2004), E-nabling E-learning, onderzoeksrapport. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Vermeulen, M. (2003), Een meer dan toevallige casus, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Stijnen, P.J.J. (2003), Leraar worden: ‘under construction’?, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs
73
5510274