Acta Universitatis Wratislaviensis No 3289 Neerlandica Wratislaviensia XIX Wrocław 2010
Katarzyna TRYCZYŃSKA (Wrocław)
Over de transfer van Poolse cultuurgebonden elementen bij de vertaling. Enkele theoretische overwegingen Abstract Translation of literature which refers to the cultural code being a communication tool of a certain community poses a significant challenge. The Dutch translator of Dukla, Karol Lesman, encountered and had to face difficulties resulting from certain cultural differences. The author discusses firstly the theoretical side of this matter, and secondly focuses on the outlined problems and on some of the choices made by the translator so as to draw conclusions concerning the consequences these decisions have for the outcome of the translation process and to state to what extent the couleur locale of the source text has been preserved. The topic in question is analyzed from the perspective of the target text reader using the example of some aspects which appeared to be vital for the research.
Inleiding Centraal staan in de onderhavige bijdrage de cultuurgebonden elementen bij de vertaling in het Nederlands van Poolse literaire werken. In de laatste jaren, vooral na de cultural turn, tonen talrijke theoretici alsook practici van de vertaling veel belangstelling voor deze kwestie. De aandacht ervoor groeit gestaag ook onder andere door het feit dat de vertaling tegenwoordig wordt gezien als één van de manieren waarop de culturen met elkaar in contact komen en daardoor elkaar verrijken. In de tijd van globalisering en integratie verwerft de kwestie van de transfer van cultuurgebonden elementen bij de vertaling een bijzonder plaats en wordt steeds meer in de vertaalwetenschappelijke beschouwingen geaccentueerd.
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 159
2011-01-20 14:41:41
160
KATARZYNA TRYCZYŃSKA
Taal en cultuur in de vertaling Zowel de taal alsook de cultuur zijn vervlochten in het vertalen. “Cultuur zit overal, (...) niet alleen in de zogenaamde culturele elementen” constateert Naaijkens (Naaijkens 2004: 19). Daarom ziet hij elke vertaling als een culturele vertaling. Het geldt voornamelijk voor de vertalingen van literaire werken waarbij we met realia te maken hebben, d.w.z. cultuurspecifieke verwijzingen die een bepaalde taal vastknopen aan een bepaalde cultuur, die een essentieel factor is, waardoor het gebruik van de taal wordt gedetermineerd. Culturele elementen worden door vertalers omgezet in de taal van hun eigen cultuur en op die manier komt de lezer van een vertaling in aanraking met “het vreemde”, “het nieuwe”. Men zou toch in acht moeten nemen dat realia “slechts oppervlakkige symbolen zijn voor andere wereld die in een tekst vertegenwoordigd wordt” (Naaijkens 2004: 19) waarin men cultuur kan vinden. Dit is echter niet de enige manier waarop de cultuur zich manifesteert. Ze openbaart zich ook tussen de woorden, in de manier van begrijpen en ervaren, in de beelden die ze oproept, alsook in de scènes (vooral in literaire teksten). Gezien het voorgaande moet men in aanmerking nemen dat “de culturele wereld van een literair werk niet los te knopen van taal is” (Evenepoel 2004: 126) die als het ware een werktuig van de vertaler vormt. De taal kan als een cultuurdragend medium beschouwd worden omdat dit een weerspiegeling is van een gemeenschappelijke kennis van zijn gebruikers alsmede hun manier van de waarneming van de buitentalige werkelijkheid. De aandacht concentreert zich dus altijd weer op woorden, ook bij de vertaling. Al die woorden zijn bij elkaar “sleutels gesmeten door vertalers” (Evenepoel 2004: 126), die de vreemde werelden openen voor nieuwe lezers. Het belang van details is onbetwistbaar want dergelijke woorden kunnen zelfs zonder context niet zelden een cultuurdragend element zijn. De vertaler kan er op verschillende manieren mee omgaan en als gevolg van zijn vertaalkeuzes komt een bepaald beeld van de broncultuur1 tot stand. Bovendien komen op die manier bepaalde culturen met elkaar in contact wat als het doel van het vertalen o.a. door Levý gezien wordt: “Vanuit teleologisch oogpunt is vertalen een communicatief proces: het doel van vertalen is de anderstalige lezer te laten delen in de informatie die in het origineel besloten ligt” (Levý 2004: 135). Sinds ruim twintig jaar legt men in de vertaalwetenschap gestaag meer klemtoon op culturele aspecten van het vertalen. Deze wending wordt naar Bassnet en Lefevere als cultural turn genoemd (Bassnet en Lefevere: 1990; Bassnet en Lefevere: 1998). Vertaling moet dus in een bepaalde culturele, maatschappelijke en historische context worden gesitueerd die de manier bepaalt waarop het 1
Verderop ga ik weleens de afkorting BC voor broncultuur en BT voor brontaal hanteren.
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 160
2011-01-20 14:41:41
OVER DE TRANSFER VAN POOLSE CULTUURGEBONDEN ELEMENTEN
161
vertalen gebeurt en de vertaling later in de doel cultuur functioneert (verg. Venuti: 1992). Dit betekent dat de functie van vertalen in een maatschappelijk-culturele context moet worden beschouwd met het oog op vergaande gevolgen en invloeden ervan op het literaire systeem. De nieuwe manier van denken over vertalen houdt in dat het proces van literair vertalen onlosmakelijk verbonden is met interpretatie en receptie van het origineel wat afhankelijk is van de veranderlijkheid van estethische normen die elk literair werk en respectievelijk elke literaire vertaling bepalen. Een literaire vertaling kan niet als slechts een product van doeltaal en-cultuur2 worden gezien, maar als een intellectueel proces dat nauw verbonden is met het origineel en de manier waarop het in de BC functioneert. Een vertaling kan niet beschouwd worden als confrontatie van talen, maar van culturele systemen in de communicatie die door middel van teksten plaatsvindt, deze confrontatie is niet op competitie en gevecht gericht, maar op ontmoeting, want dankzij deze confrontatie ontstaat de culturele dialoog (Skibińska, 1999: 34).
De rol van de vertaler Het behoeft geen betoog dat de nieuwe aanpak, die buiten het vertaalproces als zodanig gaat en culturele gevolgen van vertalen onderzoekt, de vertaling situeert in een maatschappelijke en historische context en de rol van de vertaler in een ander licht stelt. Hij wordt niet alleen als een bemiddelaar tussen verschillende talen gezien, maar ook als een bemiddelaar in het proces van interculturele communicatie; een mediateur die een bepaalde macht heeft. Door middel van alle genomen vertaalkeuzes kan hij beslissen wat voor beeld van het origineel doeltekstlezers aangeboden krijgen. Bovendien kan hij op basis van de vertaalde teksten invloed uitoefenen op de beeldvorming van een doeltekstontvanger over de cultuur waartoe het origineel behoort. “Translation wields enormous power in constructing representations of foreign cultures” (Venuti 1998). De vertaling is uiteraard niet de enige, maar wel een belangrijke bron van kennis over het andere. Dit vergt niet zelden veel inspanning van de vertaler die doelbewuste en zorgvuldige keuzes moet maken met betrekking tot vertaaltechnieken en vertaalstrategiën om de brontekst aan te passen aan de normen van de DT en DC. Daarom zijn de competenties van de vertaler uitermate belangrijk. Het gaat hier niet alleen om talige begaafdheid, maar ook om eruditie, kennis van de cultuur in kwestie, maatgevoel en juiste dosering, etc. Om terug te komen op de kwestie van vertaling van cultuurgebonden elementen, is de rol van de vertaler tweevoudig. Hij moet het origineel aan een dubbele 2
Resp. DT (doeltaal) en DC (doelcultuur).
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 161
2011-01-20 14:41:41
162
KATARZYNA TRYCZYŃSKA
negotiatie onderwerpen, met andere woorden, de tekst moet een dubbele interpretatie ondergaan. Eerst moet de vertaler communicatieve competentie van de brontaal en brontekst gebruiken, d.w.z. de cultuurgebonden elementen identificeren, juist begrijpen (interpreteren) en hun culturele waarde in de tekst bepalen. Dan pas komt de tweede fase waarin de vertaler de taalige en culturele eigenschappen/mogelijkheden van doeltekstontvangers in acht neemt. De vertaler moet het origineel in de doeltaal teruggeven op een dergelijke manier die een maximaal juiste transfer inhoudt van alle erin inbegrepen informatie en betekenissen alsook de interculturele communicatie mogelijk maakt. In deze fase wordt hij vaak met vertaalproblemen geconfronteerd die vaak uit de verankering van de brontekst in de broncultuur voortvloeien.
Cultuurgebonden elementen Zoals reeds aangetoond: “cultuur zit overal”. Cultuur openbaart zich meestal op elk niveau van een literair werk, d.w.z. in de microstructuur en in de macrostructuur ervan (Skibińska 1999: 57). In de macrostructuur wordt de cultuur vertegenwoordigd door de algemene strekking van een literair werk, door het feit dat er een verhaal in het kader van een traditioneel genre wordt verteld, door de aanwezigheid van motieven die in andere teksten terug te vinden zijn alsook door stilistische ontleningen en specifieke allusies. In de microstructuur (d.w.z. zinnen of tekstfragmenten) vinden we culturele verwijzingen in vorm van3: – persoonsnamen, – geografische begrippen (vooral landschappelijke bijzonderheden van bijv. Polen), – historisch politieke en administratieve instellingen, ambten en waardigheden in Polen, – tegenwoordig politieke en administratieve instellingen, ambten en waardigheden in Polen, – specifiek in Polen uitgeoefende beroepen, – namen van culinaire producten, – gewoontes, – alsook de denkwijze die zich impliciet of expliciet manifesteert in de opvattingen en in het gedrag van de personages. De bovengenoemde elementen die tot de microstructuur behoren, worden aangeduid als cultuurgebonden elementen, ofwel culturele elementen; afwisselend gebruikt men ook de term culture specific items (CSIs). Dit begrip behoeft 3
Deze indeling baseer ik op de classificatie voorgesteld door S. Prędota (zie: Prędota 1982: 112–113) en K. Hejwowski (zie: Hejwowski 2006: 71–72), daarnaast hanteer ik ook eigen categorieën.
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 162
2011-01-20 14:41:41
OVER DE TRANSFER VAN POOLSE CULTUURGEBONDEN ELEMENTEN
163
een nadere uitleg. In principe kunnen alle elementen van een literair werk als cultuurgebonden gezien worden. Zoals reeds aangetoond is de taal een onderdeel van de cultuur en bovendien “in a language everything is culturally produced, beginnig with language self” (Aixela 1996: 57). We nemen hier echter alleen deze tekstelementen in aanmerking die in een bepaalde context op een specifieke manier een duidelijk verband tonen met de cultuur van het land in de kwestie. Hierbij hanteer ik de definitie van culture specific items (CSIs) van Aixela (1996: 58): textually actualized items whose function and connotations in a source text involve a translation problem in their transference to a target text, whenever this problem is a product of the nonexistence of the referred item or its different intertextual status in the cultural system of the reader of the target text.
Het valt hier op te merken dat culture specific items vooral met de meest arbitraire domeinen van elk linguïstisch systeem worden geassocieerd terwijl alle doorsnee gevallen buiten beschouwing worden gelaten. En juist de laatste kunnen soms uitermate interessante onderzoeksresultaten opleveren (zie verder Aixela 1996: 57). Het concept van culture specific items is dynamisch want elementen van de broncultuur kunnen als CSIs gezien worden niet alleen als er sprake is van een bepaald talenpaar, maar in een context en een specifieke co-tekst. “Essentieel is toch dat de culture specific items niet op zichzelf staan, maar in relatie tot de doeltekst moeten worden geïdentificeerd” (Naaijkens 2004: 19) en geïnterpreteerd. Daarom kunnen CSIs in geen geval worden beperkt tot extralinguïstische fenomenen zoals eigennamen, institutionele namen, toponiemen, e.d. Culturele elementen veroorzaken vertaalproblemen pas als ze los worden gemaakt van de cultuur waartoe ze behoren en als de vertaler een uitdrukking ervan moet geven in een taal waar geen direct equivalent ervan bestaat. Met andere woorden, er bestaat geen denotatie en connotatie voor doeltekstlezers van bepaalde begrippen uit de brontekst, deze termen zijn dus in de doeltaal en -cultuur onbekend. Heel vaak moet men ook dergelijke culturele elementen, ook weleens toespelingen4 genoemd, in aanmerking nemen waarbij het soms op het eerste gezicht niet duidelijk waarneembaar is dat ze “indicators of strangeness” zijn. Indien in het geval van zulke allusies hun connotatieve en pragmatische betekenis in het vertaalproces over het hoofd wordt gezien, kan dat tot “culture bumps” leiden (verg. Leppihalme 1997), die als volgt worden gedefineerd: Een vertaling waarin de verschillen in de culturele achtergronden onderschat worden is zelden begrijpelijk. Soms zijn de “culture bumps” niet zichtbaar, maar af en toe zijn ze een ernstige belemmering in het communicatieproces. 4
Hier hanteert ik de term allusie, resp. toespeling, met een uitgebreide betekenis die Leppihalme heeft voorgesteld (zie verder: Leppihalme 1997: 3).
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 163
2011-01-20 14:41:41
164
KATARZYNA TRYCZYŃSKA
De (on)vertaalbaarheid van cultuurgebonden elementen Vanuit een vertaalwetenschappelijk oogpunt veroorzaakt de culturele specifiekheid van deze elementen zekere problemen. Een aantal wetenschappers (verg. o.a. Aixela 1996: 57; Snell-Hornby 1988: 42; Toury 1985: 28) wijzen op het feit dat culture specific items ten eerste een dynamische natuur hebben en ten tweede nooit als zodanig bestaan, ze komen tot stand als gevolg van een conflict dat ontstaan is in het vertaalproces vanwege het gebrek aan of een andere betekenis van een bepaald item in de doelcultuur. Panasiuk, een Poolse vertaaltheoreticus, representeert een vergelijkbaar standpunt. Hij beweert dat in het geval van teksten die diep in een bepaalde cultuur geworteld zijn, waarin dus culture specific items in een groot aantal aanwezig zijn, er sprake is van lacunes, met andere woorden gebreken in ervaring en kennis. Deze term definieert hij als volgt: Een lacune is een cultureel onveranderlijk element dat de mate bepaalt waarin de culturen van elkaar verschillen. Het ontstaat als er sprake is van een intercultureel contact en wordt door de ontvanger ervaren als iets wat in zijn cultuur niet bestaat. Bij de interpretatie van de cultuur gaat de ontvanger of de vertaler immers van zijn eigen kennisniveau uit. Een lacune betekent dus als het ware geen kloof in een bepaalde cultuur als zodanig, maar een systemisch verschil waardoor culturen zich van elkaar onderscheiden (Panasiuk 2003: 101, vertaling van mij — KT).
De kwestie van transfer van cultuurgebonden elementen wordt op een vergelijkbare manier benaderd door Olgierd Wojtasiewicz, één van de bekendste Poolse vertaaltheoretici (de oprichter van de Poolse vertaalwetenschap). Hij noemt het gebruik van dergelijke elementen erudiete allusies, waarbij de eruditie als kennis van bepaalde feiten gezien wordt (zie verder: Wojtasiewicz 1957: 77–78). Zijns inziens kunnen de allusies van de auteur alleen door de ontvangers van de brontekst volledig begrepen worden, wat ook niet altijd gebeurt want de associaties van verschillende brontekstgebruikers kunnen ook uiteenlopend zijn. Het is dus plausibel dat deze toespellingen in vertaalde teksten soms nauwelijks en soms helemaal niet meer terug te vinden zijn. De vertaler kan ze eventueel uitleggen, maar de verwoording ervan in de doeltaal zal vrijwel nooit dezelfde associaties oproepen. Dat verschil in de waarneming leidt tot uitspraken van sommige vertaaltheoretici over absolute onvertaalbaarheid van sterk cultuurgeoriënteerde teksten; de onvertaalbaarheid die door veel wetenschappers in samenhang met de culturele specifiekheid van de tekst wordt overwogen, “there is always a space of untranslatability, an element of resistance in Benjamin’s words, where the cultural frontier is expanded (...)” (Carbonell 1996: 91). Deze beperking in de receptie van de vertaling is een aanleiding voor een aantal theoretici om over “vreemdheid in de vertaling” te schrijven (zie verder: Lewicki 2002: 43–52). Op dergelijke extreme opvattingen over absolute onvertaalbaarheid gaat o.a. Hejwowski wat dieper in (verg. Hejwowski 2004: 72). Zijns inziens zijn
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 164
2011-01-20 14:41:42
OVER DE TRANSFER VAN POOLSE CULTUURGEBONDEN ELEMENTEN
165
zulke uitspraken een resulaat van te vergaande verwachtingen. Ik ga hier net als Hejwowski van een minder extreem standpunt uit. Daarvoor haal ik de woorden van Karl Dedecius, de belangrijke vertaler en bemiddelaar van de Poolse literatuur, aan: “(...) degene die de vertaalbaarheid van een kunstwerk negeert, negeert eo ipso de leesbaarheid ervan. Lezen is immers ook vertalen” (Dedecius 1974). Het blijkt soms dat de culturele verankering van de teksten een moeilijkheid in de communicatie veroorzaakt, maar volgens Balcerzan is “vertalen een manier om de onvertaalbaarheid te overwinnen” (Balcerzan 1998: 17). Hejwowski, die een polemiek met de voorstanders van de absolute onvertaalbaarheid voert, ziet twee bronnen van mogelijke vertaalmoeilijkheden: culturele en talige verschillen, die soms tot een betrekkelijke onvertaalbaarheid kunnen leiden. Hij verwerpt de mythe van de identieke ervaring van lezers. Dit idee vindt hij onaanvaardbaar, omdat de manier waarop we de wereld waarnemen uitermate persoonlijk is. Bovendien is het gedeeltelijke karakter van de communicatie immers de kwintessens ervan. En dit sluit de mogelijkheid van de absolute communicatie zonder meer uit. Dit is ook het geval met de receptie van vertalingen. Het is niet verwonderlijk dat de ontvangers van een vertaling van een diep in de broncultuur verankerde tekst hem in een mindere mate kunnen begrijpen dan de brontaalgebruikers. Maar dat neemt niet weg dat niet alle brontekstrecipiënten hem evenzo goed en juist kunnen interpreteren. Hejwowski verwijst verder naar een hiermee samenhangende opmerking van Nida (Hejwowski 2004: 73). Volgens Nida wordt er echter een belangrijke factor door de voorstaanders van de onvertaalbaarheid over het hoofd gezien en geminimaliseerd, namelijk het aanpassingsvermogen van mensen aan andere gedragspatronen. Op basis daarvan mag aangenomen worden dat de meerderheid van teksten die ooit tot stand zijn gekomen vertaalbaar zijn. Het gebeurt echter niet zonder verlies, dat immers in het vertaalproces thuis hoort en geaccepteerd moet worden (verg. Hejwowski 2004: 74; Ricoeur 2006: 3). Hier komen we dus neer op de kwestie van verlies, maar discussies erover worden naar mijn gevoel geleidelijk steeds vaker vervangen door overwegingen over het verrijkende aspect van vertalen (verg. Eco 2001: 45; Naaijkens 2002: 14; Skibińska 2007: 198). Vertalingen leveren immers toegang tot andere culturen, verrijken de doeltaal zelf, kunnen niet zelden als sleutel tot literatuur worden gezien, dienen als een hulpmiddel om de literaire productie van andere culturen te percipiëren en eigen te maken. Bovendien hebben ze al meerdere keren aanzienlijk bijgedragen tot de uitbreiding van literaire systemen alsook talrijke ontwikkelingen teweeggebracht waarvan een voor de hand liggend voorbeeld is de Duitse vertaling van de Bijbel door Luther. Rekening houdend met het bovenstaande kunnen we de “toegevoegde waarde van een vertaling, zowel in talig als in cultureel of cultuurhistorisch opzicht” niet betwisten (Naaijkens 2002: 14). De literatuur wint ongetwijfeld door vertaling want het wordt erdoor als het ware opnieuw tot leven geroepen op een ander plek en in een andere tijd.
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 165
2011-01-20 14:41:42
166
KATARZYNA TRYCZYŃSKA
De praktijk bewijst dat het echter ook een andere kant kan uitlopen. De keuzes van de vertaler kunnen immers serieuze consequenties tot gevolg hebben waarop we door Carbonell attent worden gemaakt. “Translation as a bridge between cultures may also be a source of separation when it reaffirms received stereotypes” (Carbonell 1996: 83). Een dergelijk resultaat is soms uitermate ongewenst en kan onbewust in gang worden gezet, maar niet zelden vloeit het voort uit doelbewuste keuzes en doordachte strategieën.
Vertaalstrategieën en vertaaltechnieken De bovengenoemde vertaalkeuzes van de vertaler zijn cruciaal met het oog op de bemiddelende functie van de vertaling in de interculturele communicatie. Deze beslissingen worden gerealiseerd op twee niveaus van elke tekst, d.w.z. door middel van vertaalstrategieën en -technieken. Vertaalstrategieën en -technieken (of vertaalprocedures) worden uitgebreid door verschillende vertaalwetenschappers besproken, maar vaak wordt ermee naar andere fenomenen verwezen. Hierin wordt de vertaalstrategie gezien als: A textually manifest, norm-governed, intersubjectively verifiable global choice of the degree in which to subscribe to source-culture or target-culture concepts, norms and conventions (Kwieciński 2001: 120). De bovenstaande definitie is gebaseerd op inzichten o.a. van Van Dijk en Kintsch, Jääskeläinen, Chesterman, Toury and Lörscher. Praktisch gezien betekent dit een keuze tussen de tot de vertaalwetenschap door Venuti geïntroduceerde foreignisation en domestication, wat uiteraard een zekere vereenvoudiging is. Met andere woorden, de vertaler moet bepalen of het vreemde aan de doelcultuur ofwel andersom de doelcultuur aan het vreemde wordt aangepast. In het eerste geval voldoet de doeltekst aan de in de doeltaal en -cultuur bestaande concepten, normen en conventies, in het tweede geval worden vreemde en soms onduidelijke concepten en taalvormen uit de brontekst overgenomen in de doeltekst en als gevolg ervan in de doelcultuur zelf. De vertaalpraktijk bewijst dat er in de meeste gevallen naar een middenweg wordt gezocht, wat zich manifesteert in “rendering the foreign familiar, and striving to preserve its foreigness at the same time” (Carbonell 1996: 82). Een gelijke opmerking vinden we bij Ricoeur. Hij beweert dat men “linguistic friendly” kan vertalen, “where the pleasure of dwelling in the other’s language is balanced by the pleasure of receiving the foreign at home, in one’s own welcoming house” (Ricoeur 2006: 10). Historisch gezien was Humboldt degene die voor het eerst de manier in overweging nam waarop de vertaling de doelcultuur kan veranderen en Schleiermacher heeft gewezen op het alternatief: moet de vertaler de doeltekstontvanger
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 166
2011-01-20 14:41:42
OVER DE TRANSFER VAN POOLSE CULTUURGEBONDEN ELEMENTEN
167
in de specifiekheid van culturele verschijnselen van de broncultuur introduceren en hem dit culturele universum helpen te begrijpen, of moet hij de wereld van het origineel naar de doeltekstrecipiënt brengen met gebruik van “culturele filters” waardoor bepaalde elementen van de broncultuur in de categorieën van de doelcultuur transformeren (verg. Albrecht 1998: 75–76; Eco 2001: 22; Skibińska 1999: 34). Carbonell (1996: 84) spreekt in dit verband over “two key processes” in het vertaalproces, volgens hem hebben we te maken met estranging (of the familiar) en familiarization (of the exotic). De concepten van foreignisation en domestication hebben een vaste plaats in de vertaalwetenschap en bovendien hebben ze een bijzondere gangbaarheid verworven sinds ze door Venuti in zijn theoretische werken werden gebruikt (o.a. Venuti 1998 en 2004). Hij wijst op een essentieel aspect van deze dichotomie: bij het bepalen van een foreignising of domesticating karakter van een vertaling moet altijd rekening worden gehouden met de veranderende maatstaven van de doelcultuur (verg. Venuti 1998: 243). Een dergelijke aanpak ten opzichte van vertaalstrategieën gaat buiten de tekst zelf en beschrijft fenomenen die op het macrostuctureel niveau voorkomen. Onder de noemer vertaalstrategie wordt hier dus een globale keuze begrepen die betrekking heeft op de macrostuctuur van de vertaalde tekst. Op het microstructurele niveau worden vertaaltechnieken toegepast die een resultaat zijn van de gekozen vertaalstrategie. De vertaaltechnieken zijn dus “the subsequent lower-level decisions, which take place, [for instance] in relation to specific lexical items” (Jääskeläinen, geciteerd naar Kwieciński 2001: 118). Deze beslissingen worden weerspiegeld door de op het linguïstische of tekstuele niveau toegepaste vertaalkeuzes die zich in de tekst manifesteren; ze worden door normen bepaald en zijn verifieerbaar (verg. Kwieciński 2001: 120). Ten behoeve van de analyse van culture specific items van de geselecteerde hedendaagse Poolse romans wordt de taxonomie van vertaaltechnieken van Kwieciński gebruikt (verg. Kwieciński 2001: 157). De keuze voor een dergelijke systematiek lijkt wetenschappelijk verantwoord te zijn omdat de door Kwieciński voorgestelde classificatie met het oog op de analyse van CSIs werd ontworpen. Naast de globale keuze tussen foreignisation en domestication bestaat er een autonome categorisering met twee polen: exoticism en assimilation (verg. Kwieciński 2001: 15). Terwijl de dychotomie foreignisation en domestication kwalitatief en intersubjectief is, kan het tweede spectrum, betrekking hebbend op de microstructuur van het werk, als een formele categorisering van vertaaltechnieken worden gezien die de culturele en linguïstische “otherness” overbrengt of juist niet. De veronderstelling berust op het feit dat de toepassing van allebei categoriseringen een breder beeld van foreignisation en domestication kan scheppen (Kwieciński 2001: 15).
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 167
2011-01-20 14:41:42
168
KATARZYNA TRYCZYŃSKA
Analyse Aan de hand van de analyse van de vertaalstrategieën en vertaaltechnieken, die de vertalers hebben gehanteerd, wordt onderzocht in welke mate de couleur locale in de Poolse romans voor de Nederlandse lezers is weergegeven. Hier baseer ik me op de resultaten van de analyse van Dukla van Andrzej Stasiuk en de Nederlandse vertaling ervan. Om praktische redenen kan ik in het onderhavige artikel slechts enkele voorbeelden presenteren. Gezien de laatste ontwikkelingen op het gebied van de vertaalwetenschap, d.w.z. “a perspective towards a macro-level of study that encompasses the cultural context as a whole” (Carbonell 1996: 79), wordt de analyse op twee niveaus uitgevoerd: op het tekstfragmentniveau en op het tekstniveau. De afgezonderde CSIs worden in alle gevallen in context geanalyseerd omdat “it is no longer possible to limit oneself to the word as a translation unit; one must take into consideration both the original and target cultures with which the translator is connected” (Álvarez en Vidal 1996: 7). Eerst worden dus alle CSIs geanalyseerd in samenhang met het tekstfragment waarin ze voorkomen en daarna worden conclusies van meer algemene aard getrokken met betrekking tot de betekenis ervan voor het onderzochte literaire werk. De doelstelling is hierbij om het gekozen literaire werk op een dergelijke manier te lezen en aan de analyse te onderwerpen waarop een gemiddelde doeltaalgebruiker dit doet, met andere woorden om de vertaling als het ware door de ogen van een Nederlandstalige lezer te bekijken die het Poolse origineel niet kent en puur voor zijn plezier leest. Tijdens een dergelijke lectuur krijgt hij een beeld van Polen en van zijn burgers.
Analyseresultaten 1. Pl. petetek (p.13) — Nl. PTTK* (p. 21) *PTTK — Polskie Towarzystwo Turystyczno-Krajoznawcze, de Poolse Vereniging voor Toerisme en Heemkunde, die door heel Polen vakantieoorden heeft, waarvan men vooral in groepsverband gebruikmaakt; hier: de naam van van het plaatselijke hotel, inzonderheid de bar ervan. Exoticism/assimilation (A/E): heel exotisch (borrowing + extratextual gloss) Co-text and context: Pl. No i wciąż wracam do tej Dukli, żeby oglądać ją w różnych światłach i porach. Na przykład wtedy w lipcu, gdy niebo zasnute było duszną, mleczną poświatą burzowej pogody. Wypite w peteteku piwo natychmiast występowało na skórę.
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 168
2011-01-20 14:41:42
OVER DE TRANSFER VAN POOLSE CULTUURGEBONDEN ELEMENTEN
169
Nl. En steeds keer ik weer terug naar Dukla om het in verschillende soorten licht en op andere tijdstippen te aanschouwen. Bijvoorbeeld die keer in juli, toen de hemel omfloerst werd door het zwoele, melkachtige lichtschijnsel van naderend onweer. Het in de PTTK* gedronken bier drong onmiddelijk weer door je huid naar buiten. Effect: vrijwel begrijpelijk exoticisme Comment: Uit de context kan men aannemen dat PTTK een soort kroeg is, en dit wordt nog door middel van een voetnoot uitgebreid. Enkele associaties blijven dus behouden (bv. het feit dat dit een bekend regionaal bier is en dat PTTK oorspronkelijk een andere functie vervulde), het valt echter niet erg op en lijkt niet storend te zijn. Rating (F/D): 4 2. a) Pl. sztany lata siedemdziesiąte (p. 37) — Nl. jarenzeventiglaarzen (p.61) b) Pl. wczesny Gierek i bazar Różyckiego (p. 37) — Nl. vroege Gierek-tijd en Różycki-bazaar (p. 61) Exoticism/assimilation (A/E): a) assimilerend b) tamelijk exotisch (borrowing + calque) Co-text and context: Pl. Jeszcze w Gorlicach, gdy o siódmej rano kupowałem na drogę red bulle, przede mną stał facet w rozszerzanych sztanach lata siedemdziesiąte z kantem i w takiej katanie: cała czarna, ortalion, tylko rękawy w kolorze chabrowym, czyli wczesny Gierek i bazar Różyckiego, z grubym plastikowym eklerem. Nl. Nog in Gorlice, waar ik die ochtend om zeven uur wat Red Bulls voor onderweg had ingeslagen, stond voor mij een kerel met brede jarenzeventiglaarzen met een rand, gekleed in zo’n ruige jekker: geheel in het zwart en van nylon, alleen de mouwen waren korenblauw, kortom: vroege Gierek-tijd en Różycki-bazaar, met een dikke plastic ritssluiting. Effect: a) tamelijk onduidelijk exoticisme Comment: De referenties verwijzen naar fenomenen die meteen een bepaald beeld bij de brontekstrecipiënten oproepen. Hier kan het niet het geval zijn omdat DT-lezers geen extra informatie krijgen die nogal belangrijk zou zijn om de betekenis ervan te kunnen weten. Bovendien hebben we met een semantische verschuiving (referentie “a”) te maken — de eerste CSI heeft betrekking op een bepaalde soort broek en de foutieve vertaling veroorzaakt een zekere verwarring. Rating (F/D): a) 2/ b) 2 3. a) Pl. Radio Maryja (p. 38) — Nl. Radio Maryja (p.63) b) Pl. orzeł biały — Nl. witte adelaar
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 169
2011-01-20 14:41:42
170
KATARZYNA TRYCZYŃSKA
Exoticism/assimilation (A/E): heel exotisch a) (plain borrowing)/ b) assimilerend ( recognized equivalent) Co-text and context: Pl. Wszedłem do księgarni przy tej ulicy, która za mostem skręca w prawo i opasuje podnóże starego miasta. Wewnątrz było ciepło i cicho. Ksiądz naradzał się półgłosem z młodą sprzedawczynią. W kąciku szemrało Radio Maryja. (…) Radio Maryja nadawało swoją ulubioną piosenkę z balangową harmoszką i mieszanym chórkiem, który śpiewał, że zwycięży orzeł biały, zwycięży polski ród. Nl. Ik stapte de boekhandel binnen in de straat die na de brug naar rechts afbuigt en de uitlopers van de oude stad omgordt. Binnen was het warm en stil. Een priester beraadslaagde op zachte toon met een jonge verkoopster. In een hoekje stond Radio Maryja. (…) Radio Maryja zond haar favoriete liedje met feestelijke close harmony uit en een gemengd koor zong dat de witte adelaar zou zegevieren, zegevieren zou het Poolse geslacht. Effect: a) tamelijk begrijpelijk exoticisme b) vervreemdend — foreignised exoticism (estrangement) Comment: Het is denkbaar dat het fenomeen van Radio Maryja (vooral het orthodoxe karakter van de zender) alsook de gedaante van de witte adelaar helemaal niet vanzelfsprekend zijn voor de meeste DT-ontvangers. Terwijl het in dit fragment duidelijk wordt dat het om een katholieke zender gaat (de naam ervan kan dergelijke associaties oproepen, door overeenkomsten tussen woorden radio in de beide talen: Maryja en Maria), is het anders gesteld in het geval van de tweede referentie, die tamelijk vaag blijft. Rating (F/D): a) 3 b) 1 4. Pl. zsiadłe mleko (p. 53) — Nl. zure melk (p. 87) Exoticism/assimilation (A/E): assimilerend (covert cultural subsitution) Co-text and context: Pl. Żelazne brony na wozach, widły, zaprzęgi, gumiaki na bose stopy, symbioza woni stajni i domu, zamierzchły i mocny splot ludzkiej i zwierzęcej egzystencji, zsiadłe mleko, ziemniaki, jaja, słonina i żadnych dalekich wypraw po trofea, żadnych cudów ni legend poza sytością i spokojną śmiercią. Nl. Ijzeren eggen op karren, rieken, trekkarren, rubberlaarzen om blote voeten, de symbiose van stal- en huislucht, de aloude en solide verstrengeling van menselijke en dierlijke existentie, zure melk, aardappelen, eieren, spekvet en niks verre expedities naar trofeeën, niks wonderen noch legendes behalve een volle buik en rustige dood. Effect: onbegrijpelijk, vervreemdend; estrangement Comment: Terwijl zure melk of echter zsiadłe mleko in Polen als een lekker zuivelproduct wordt beschouwd, wordt het door de meeste Nederlanders als oneetbaar en heel vies gezien. Hier hebben we dus te maken met een voorbeeld
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 170
2011-01-20 14:41:42
OVER DE TRANSFER VAN POOLSE CULTUURGEBONDEN ELEMENTEN
171
van culture bumps, die een vreemde voorstelling van zaken veroorzaakt, waardoor de samenhang van dit fragment verstoord wordt. Het is immers vreemd dat zoiets als zure melk in een rij met alle andere normale voedingsmiddelen wordt genoemd. Rating (F/D): 1 5. Pl. wspomnienia z saksów w Reichu (p. 53) — Nl. herinneringen aan een gastarbeidverblijf in het Reich (p. 89) Exoticism/assimilation (A/E): assimilerend (covert cultural substitution) Cotext and context: Pl. Tory odgradzają starą część miasteczka od tej nowobogackiej wysztafirowanej kopii seriali i wspomnień z saksów z Reichu. Nl. De rails scheiden het oude gedeelte van het stadje van die nouveaux-richesachtige uitgedoste kopie van tv-series en herinneringen aan een gastarbeidverblijf in het Reich. Effect: assimilerend, covert domestication Comment: De referentie werd hier door middel van een juist aangepaste vertaaltechniek vertaald en daardoor is het begrijpelijk voor DT-ontvangers. Hoewel er bepaalde associaties verdwijnen, is het niet storend en wordt uit het zicht van de lezer gehouden. Rating (F/D): 5
Conclusies In dit artikel heb ik gepoogd enkele globale kaders te schetsen van vertaling van cultuurgebonden elementen. Deze kwestie heb ik gepresenteerd aan de hand van de analyse van een aantal CSIs die uit Dukla geëxcerpeerd zijn. Ze dienen representatief voor het geheel te zijn en worden hier ter illustratie van het probleem gekozen. Het uiteindelijke effect (van domestication en foreignisation) hangt af van het specifieke doel, de situationele context en de directe co-text dat door de voorbeelden geïllustreerd wordt. Belangrijk is dat het niet om enkele gevallen gaat, maar om een aanpak ten opzichte van de gehele tekst. Vooral interessant is dat terwijl soms voor exotiserende vertaaltechnieken wordt gekozen (voorbeeld 1), het uiteindelijke resultaat het tegenovergestelde ervan kan zijn. Om een andere terminologie te gebruiken: er bestaan zulke cultuurgebonden elementen die afzonderlijk bekeken onduidelijk lijken te zijn. In de context bewijzen ze echter iets geheel anders, of nog sterker: ze kunnen die veronderstelling volledig ontkennen. Een andere opmerking is dat het echter ook de andere kant kan uitlopen, d.w.z. CSIs die met gebruik van assimilerende technieken worden vertaald, kunnen in een context
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 171
2011-01-20 14:41:42
172
KATARZYNA TRYCZYŃSKA
als onhelder en verwarrend overkomen (voorbeeld 4). Ze hoeven dan niet meteen als storend geclassificeerd te worden want soms fungeren ze in de vertaling als het ware als een vreemd intrigerend vleugje. Het springt in het oog dat de vertaler graag naar een hulpmiddel greep, dwz. de vaak omstreden voetnoten gebruikte wat hier in één van de geciteerde voorbeelden te zien is. Dit is een omstreden hulpmiddel o.a. vanwege het feit dat het de leesstroom onderbreekt en de lezers eraan herinnert dat zij een vertaling lezen, maar aan de andere kant is het in veel gevallen verantwoord en suggereert dat het origineel een soort “meerwaarde” heeft. Dat neemt niet weg dat men er zuinig mee moet omspringen en het gebruik ervan moet rationaliseren wat mijns inziens in dit geval gebeurde. Uit de analyse blijkt ook dat exotiserende vertaaltechnieken soms een gelijk effect op het macrostructurele niveau hebben. We hebben dan te maken met foreignisation; en omgekeerd: assimilerende vertaaltechniken resulteren in een domestication. Afsluitend kan geconstateerd worden dat cultuurgebonden elementen van literaire werken nooit los van de tekst, de strekking ervan en andere macrostructurele factoren mogen worden bekeken. Het samenspel tussen de tekst als geheel en zijn details is uitermate belangrijk. Als de vertaler de voorgaande voorwaarden en maatstaven met een maatgevoel accompagneert, kan zijn bemiddeling in de interculturele dialoog als succesvol gezien worden.
Bibliografie Aixela, J.F. (1996), Culture-Specific Items in Translation, in: R. Alvarez, M.C.A. Vidal (red.), Translation, Power, Subversion. Clevedon-Philadelphia-Adelaide: Multilingual Matters Ltd, p. 52–78. Albrecht, J. (1998), Literarische Übersetzung. Geschichte — Theorie — Kulturelle Wirkung. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft. Álvarez, R., Vidal M.C.A. (1996), Translating: a political act, in: R. Álvarez, M.C.A. Vidal (red.), Translation, Power, Subversion. Clevedon-Philadelphia-Adelaide: Multilingual Matters Ltd, p. 1–10. Balcerzan, E. (1998), Czym jest nieprzekładalność — faktem praktyki translatorskiej czy zmyśleniem teoretyków, in: P. Fast (red.), Przekład artystyczny a współczesne teorie translatologiczne. Katowice: Śląsk. Bassnett, S., Lefevere, A. (1990), Translation, History and Culture, London/New York: Pinter Publishers. Bassnet, S. (1998), The Translation Turn in Cultural Studies, in: S. Bassnet, en A. Lefevere (red.), Constructing cultures. Essays on Literary Translation. Clevedon etc.: Multilingual Matters Ltd. Carbonell, O. (1996), The Exotic Space of Cultural Translation, in: R. Alvarez, M.C.A. Vidal (red.), Translation, Power, Subversion. Clevedon-Philadelphia-Adelaide: Multilingual Matters Ltd, p. 79–98. Dedecius, K. (1974), Notatnik tłumacza. Kraków: Wydawnictwo Literackie. Eco, U. (2001), Experiences in translation. Toronto-Buffalo-London: University of Toronto Press. Evenepoel, S. (2004), Taal en cultuur in vertaling. De wereld van Cees Nooteboom. AntwerpenApeldoorn: Garant.
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 172
2011-01-20 14:41:42
OVER DE TRANSFER VAN POOLSE CULTUURGEBONDEN ELEMENTEN
173
Hejwowski, K. (2006), Kognitywno-komunikacyjna teoria przekładu. Warszawa: Wydawnictwo Naukowe PWN. Holmes, J.S. (1988), Translated! Papers on Literary Translation and Translation Studies. Amsterdam: Rodopi. Jääskeläinen, R. geciteerd naar P. Kwieciński (2001), Disturbing strangeness, Foreignisation and domestication in translation procedures in the context of cultural assymetry. Toruń: Wydawnictwo EDYTOR. Kwieciński, P. (2001), Disturbing strangeness, Foreignisation and domestication in translation procedures in the context of cultural assymetry. Toruń: Wydawnictwo EDYTOR. Kwieciński, P. (2004), Between conventional exoticism and impenetrable alterity. A tentative descriptive framework, in: O. Kubińska, W. Kubiński, Przekładając nieprzekładalne II. Materiały z II Międzynarodowej Konferencji Translatorycznej Gdańsk. Gdańsk: Wydawnictwo Uniwersytetu Gdańskiego. Lefevere, A. (1990), Translation: Its Genealogy in the West, in: S. Bassnet en A. Lefevere (red.), Translation, History and Culture. London-New York: Pinter Publishers. Leppihalme, R. (1997), Culture bumps. An empirical Approach to the Translation of Allusions. Clevedon etc.: Multilingual Matters Ltd. Levý, J. (2004), Vertalen als besluitvormingsproces, in: T. Naaijkens, C. Koster, H. Bloemen en C. Meijer (red.), Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen, p. 135– 149. Lewicki, R. (2002), Obcość w przekładzie a obcość w kulturze, in: R. Lewicki (red.), Przekład — język — kultura. Lublin. Naaijkens, T. (2002), De slag om Shelley en andere essays over vertalen. Nijmegen: Vantilt. Naaijkens, T. (2004), Een wereld van verschil. Over taal en cultuur in vertaling, in: S. Evenpoel, G. Rooryck & H. Verstraete (red.), Taal en cultuur in vertaling. De wereld van Cees Nooteboom. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Panasiuk, I. (2003), Miejsce modelu lakun w obrębie teorii tłumaczenia kultur, in: K. Hejwowski (red.), Teoria i dydaktyka przekładu. Olecko, p. 99–112. Prędota, S. (1982), Over Poolse vertalingen van Nederlandse realia, in: Handelingen Colloquium Neerlandicum 8, p. 112–116. Ricoeur, P. (2006), On Translation. London-New York: Routledge Taylor & Francis Group. Skibińska, E. (1999), Przekład a kultura. Elementy kulturowe we francuskich tłumaczeniach „Pana Tadeusza”. Wrocław: Wydawnictwo Uniwersytetu Wrocławskiego. Skibińska, E. (2007), Ten trzeci, ta trzecia w przekładzie. Smaki Prowansji Anglikom opisane, Polakom wytłumaczone, in: O. Kubińska, W. Kubiński, Przekładając nieprzekładalne II, Materiały z II Międzynarodowej Konferencji Translatorycznej Gdańsk. Gdańsk: Wydawnictwo Uniwersytetu Gdańskiego. Snell-Hornby, M. (1988), Translation studies. An integrated approach. Amsterdam: John Benjamins. Toury, G. (1985), A Rationale for Descriptive Translation Studies, in: T. Hermans (red.), The Manipulation of Literature. London: Croom Helm. Venuti, L. (1992), Rethinking translation. London-New York: Routledge. Venuti, L. (1998), Translation strategies, in: M. Baker, Routledge Encyclopedia of Translation Studies. London-New York: Routledge Taylor & Francis Group, p. 240–44. Venuti, L. (1999), The scandals of translation. Towards an ethics of difference. London-New York: Routledge. Venuti, L. (2004), The Translator’s Invisibility. A history of Translation. London-New York: Routledge. Wojtasiewicz, O. (1957), Wstęp do teorii tłumaczenia. Warszawa: Państwowe Wydawnictwo Naukowe.
Neerlandica Wratislaviensia 19, 2010 © for this edition by CNS
Neerlandica-XIX.indb 173
2011-01-20 14:41:42