Ouderenkorting 2010
Ouderenkorting in LogiSal.....................................................................................................1 Vrijstelling 55+ (overgangsregeling)....................................................................................1 Premiekorting Handicap.....................................................................................................1 Premiekorting Uitkeringsgerechtigde 50+.............................................................................2 Premiekorting 62+............................................................................................................2 Korting niet altijd verzilverd................................................................................................2 Aangiftetijdvak versus loontijdvak.......................................................................................2 Disclaimer........................................................................................................................2 Publicatie Belastingdienst aan Softwareontwikkelaars...............................................................2 Premiekorting oudere werknemer (hierna ouderenkorting).....................................................3 Berekening van de ouderenkorting in een aangiftetijdvak.......................................................4 A Volledige dienstbetrekking............................................................................................4 B Arbeidsduur korter dan 36 uur per week (deeltijd)...........................................................4 C Ouderenkorting in de periode van indiensttreding............................................................4 D Ouderenkorting voor een werknemer die in het aangiftetijdvak 62 wordt............................5 E Overgang van 50 of ouder naar 62 of ouder....................................................................5 F Berekening ouderenkorting bij stukloon..........................................................................5 De bestaande premievrijstelling oudere werknemer (hierna ouderenvrijstelling) na 01-01-2009. .6 Vragen en antwoorden.......................................................................................................6 Nieuwsbrief Loonheffingen 2009 punt 16:...............................................................................7 Overgangsregeling............................................................................................................7 Premiekorting voor oudere werknemers...............................................................................7 Werknemer van 62 jaar of ouder.........................................................................................7 Premiekorting berekenen...................................................................................................8
Ouderenkorting in LogiSal U kunt deze regelingen (de-)aktiveren bij Werknemer tab Subsidies.
Vrijstelling 55+ (overgangsregeling) Voorheen genaamd Wao korting 55+ Voorwaarden toepassing: a. Werknemer op 1 januari 2009 55,5 jaar of ouder. b. Mag in dit tijdvak geen 62 jaar of ouder zijn. c. Moet in 2008 ook recht gehad hebben op de vrijstelling en sindsdien bij u in dienst zijn. Deze regeling werd in 2008 automatisch toegepast, in 2009 ev niet meer. In LogiSal moet u toepassing aktiveren. Als u in LogiSal administraties importeert uit 2008 en daar had werknemer recht op deze regeling dan wordt dit in 2009 ook geaktiveerd. Controles a en b vinden wel plaats.
Premiekorting Handicap Zie handboek Loonheffing 2008 paragraaf 5.4.2. Voorwaarden waarop LogiSal controleert: a. In dienst genomen jong gehandicapte maximaal 3 jaar toepassing b. In dienst genomen gehandicapte maximaal 3 jaar toepassing. In LogiSal moet u toepassing aktiveren. Controles a en b vinden plaats.
Premiekorting Uitkeringsgerechtigde 50+ Voorwaarden toepassing: a. Toepassing maximaal 3 jaar mits datum aanvang is ingevuld. LogiSal controleert op voorwaarde a. Bij tijdvak indiensttreding en uitdiensttreding wordt de korting evenredig verlaagd. - Voor uurloners wordt dit gedaan als bij parttimers (zie hieronder). - Voor vastloners geldt als basis het aantal kalenderdagen (dus niet loondagen) dat werknemer in dienst is in de betreffende maand. Bij parttimers wordt de premie evenredig verlaagd met als basis bij 4wekenloon 144 uur en bij maandloon 156 uur. LogiSal telt overuren niet mee.
Premiekorting 62+ (vervallen miv 2013) De regeling is automatisch toepasbaar maar kent uitzonderingen. Bij het maken van een nieuwe werknemer wordt deze regeling geaktiveerd. U kunt deze zonodig uitzetten. Voorwaarden toepassing: a. Moet 62 jaar of ouder zijn. b. Moet 65 of jonger zijn. c. De premiekorting Uitkeringsgerechtigde 50+ mag niet toegepast zijn. LogiSal past controle a en b en c toe. Voor parttimers en indienst en uitdienst: zie regeling Premiekorting Uitkeringsgerechtigde 50+ Let op: Bij tijdelijke onderbreking en overname vervalt het recht op Premiekorting 62+ en Premiekorting Uitkeringsgerechtigde 50+. U dient dan de Premiekorting Handicap toe te passen.
Korting niet altijd verzilverd Premiekorting is een korting op premie. Als de premie minder bedraagt dan de berekende korting dan wordt de korting automatisch lager. Deze controle vindt pas plaats bij het doen van de loonaangifte. Korting die niet verrekend kan worden met premie is voorwaarts en achterwaarts compensabel (c.q. verrekenbaar met de totale premie in dat kalenderjaar). Dat doet LogiSal automatisch. Dit betekent tevens dat in de journaalpost het ‘recht’ wordt weergegeven zoals dat in de boeking is vastgelegd. Eventueel niet verrekende korting dient u handmatig te journaliseren.
Aangiftetijdvak versus loontijdvak De belastingdienst wil dat de kortingen van de nieuwe regelingen per aangiftetijdvak worden berekend en niet per loontijdvak. In verreweg de meeste gevallen is aangiftetijdvak en loontijdvak hetzelfde. LogiSal (en vele andere pakketten) doet dit niet omdat wij dit een onzinnige en nauwelijks te realiseren eis vinden. Daar is diep over nagedacht. De belastingdienst is hiervan op de hoogte. Wij verwachten niet dat dit tot problemen leidt, ook niet in bedrijven die als loontijdvak 4 weken hebben en als aangiftetijdvak een maand.
Disclaimer Deze uitgave beoogt slechts toepassing van de regelingen in LogiSal te verduidelijken. U kunt hieraan geen rechten ontlenen. Er zijn inmiddels al meerdere publicaties van de belastingdienst over dit onderwerp. Zie hieronder.
Publicatie Belastingdienst aan Softwareontwikkelaars
Hieronder volgt integraal de tekst die de belastingdienst aan softwareontwikkelaars heeft verstrekt:
Premiekorting oudere werknemer (hierna ouderenkorting) Per 01-01-2009 vervalt de premievrijstelling oudere werknemer (hierna ouderenvrijstelling) voor het in dienst nemen van werknemers van 50 jaar of ouder. De ouderenvrijstelling wordt vervangen door de ouderenkorting. Wel blijft de ouderenvrijstelling voor het in dienst houden van werknemers van 54,5 of ouder via overgangsrecht bestaan. U kunt de ouderenkorting alleen toepassen voor de periode dat een werknemer verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. De ouderenkorting valt in twee delen uiteen: 1) Korting van € 6.500 per jaar, zolang de dienstbetrekking bestaat, maar maximaal drie jaar, voor het in dienst nemen van werknemers van 50 jaar of ouder; Afkomstig uit een uitkeringssituatie (WW, WAO/WIA, Wajong, Wamil, WWB, IOAW, IOAZ, WIK, APPA en wachtgeld voor een werkloze ambtenaar, niet vallend onder de werknemersverzekeringen); Of De afgelopen 2 jaren recht gehad hebben op een ANW-uitkering en geen arbeidsinkomen had (nieuw 2010). 2) Korting van € 2.750 (ingaande 2013 € 6.500) per jaar voor het in dienst hebben/houden van werknemers van 62 jaar of ouder. Het bedrag aan ouderenkorting ( € 6.500 respectievelijk € 2.750) bedraagt bij een volledige dienstbetrekking bij een: - aangiftetijdvak van 4 weken € 500,00 € 211,54 - aangiftetijdvak van een maand € 541,67, € 229,17 - aangiftetijdvak van een halfjaar € 3.250,00 € 1.375,00 - aangiftetijdvak van een jaar € 6.500,00 € 2.750,00 De twee delen kunnen niet tegelijkertijd van toepassing zijn. De regeling voor 50 jaar of ouder gaat voor (zie hierna onder E). Cumulatie is dus niet mogelijk. Hierna wordt in de voorbeelden steeds uitgegaan van een ouderenkorting van € 6.500 tenzij anders vermeld. Voor beide delen geldt dat de bedragen gedeeld moeten worden door twee waarbij de ene helft in mindering komt op de WW-Awf/UFO (werkgeversdeel) en de andere helft op het totaal van de premies WAO/WIA. Dit is conform de verdeling van de arbeidsgehandicaptenkorting. Ingaande 2010 wijzigt dit. Vanaf dat moment hoeft er (ook voor de arbeidsgehandicaptenkorting) geen splitsing meer te worden gemaakt. Let op: In de voorbeelden hierna zijn de berekende bedragen nog niet verdeeld. De bedragen (€ 6.500 en € 2.750 per jaar) zijn gebaseerd op een normweek van 36 uur. Wanneer de dienstbetrekking is aangegaan voor tenminste 36 uur per week dan wordt dit beschouwd als een volledige dienstbetrekking. Er hoeft dan geen rekening te worden gehouden met een deeltijdfactor. Voor de berekening van de ouderenkorting worden contracten van minder dan 36 uur beschouwd als deeltijdcontracten en moet er rekening worden gehouden met een deeltijdfactor. De ouderenkorting voor een werknemer kan hoger zijn dan de voor die werknemer betaalde premies. De verrekening van de ouderenkorting vindt plaats op collectief niveau en komt dus in mindering op het totaal aan verschuldigde premies. Het totaal van de verschuldigde premies (op collectief niveau) kan niet lager worden dan nul. Een eventueel overschot aan ouderenkorting mag in een later tijdvak worden verrekend. Mocht bij de aangifte van december (of de dertiende 4-wekenaangifte) nog steeds sprake zijn van een onverrekend bedrag, dan kan met eerdere tijdvakken worden verrekend. Verrekening over de jaargrens is niet mogelijk. Let op: De nieuwe ouderenkorting berekent u op aangifteniveau en niet op loontijdvakniveau.
Berekening van de ouderenkorting in een aangiftetijdvak.
A Volledige dienstbetrekking Allereerst moet het jaarbedrag van € 6.500 (of bij 62 of ouder € 2.750) worden gedeeld door 13 (4-wekenaangifte), 12 (maandaangifte), 2 (halfjaaraangifte of 1 (jaaraangifte). Wanneer de dienstbetrekking 36 uur of meer bedraagt dan wordt dit beschouwd als een volledige dienstbetrekking. Er hoeft dan geen rekening te worden gehouden met een deeltijdfactor. Bedraagt de dienstbetrekking minder dan 36 uur per week, dan wordt dit beschouwd als een deeltijdcontract en moet er herrekening plaatsvinden.
B Arbeidsduur korter dan 36 uur per week (deeltijd) Hier moet onderscheid worden gemaakt tussen deeltijdcontracten met een vast overeengekomen aantal uren en met contracten zonder overeengekomen aantal uren (bijvoorbeeld nul-urencontracten). 1) Bij overeenkomsten met een vast overeengekomen aantal uren past u een deeltijdfactor toe; hierbij is de teller het aantal overeengekomen uren en de noemer 36 (de normweek). 2) Bij overeenkomsten zonder overeengekomen aantal uren berekent u de ouderenkorting aan de hand van de verloonde uren in het aangiftetijdvak. De teller is hierbij het aantal verloonde uren in het aangiftetijdvak en de noemer is het aantal normuren van het aangiftetijdvak. De normuren bedragen: - 144 uur (4 wekenaangifte), - 156 uur (maandaangifte), - 936 uur (halfjaaraangifte) 1872 uur (jaaraangifte). Voorbeelden 1) Vast contract van 10 uur per week. Maandaangifte Het bedrag aan ouderenkorting omgerekend naar een maandaangifte bedraagt € 541,67. De ouderenkorting wordt dan 10/36 x € 541,67. Wanneer er sprake is van een 4-wekenaangifte wordt de ouderenkorting: 10/36 x € 500 2) Geen vast contract, maar wisselende uren per week. Maandaangifte. Stel er worden 80 uren verloond in het aangiftetijdvak. 80 is hierbij het aantal verloonde uren in de maand. € 541,67 is het bedrag aan ouderen korting omgerekend naar een maandaangifte. De ouderenkorting wordt dan 80/156 x € 541,67 Wanneer er sprake is van een 4-wekenaangifte wordt de ouderenkorting: 80/144 x € 500
C Ouderenkorting in de periode van indiensttreding In de aangifteperiode waarin een werknemer in dienst treedt, moeten voor de berekening van het bedrag aan ouderenkorting twee situaties onderscheiden worden: 1) werknemers met een vast overeengekomen aantal uren 2) werknemers zonder vast overeengekomen aantal uren. Ad 1 werknemers met een vast overeengekomen aantal uren In deze situatie bestaat recht op de ouderenkorting naar rato van het aantal kalenderdagen dat het dienstverband heeft geduurd in het aangiftetijdvak ten opzichte van het feitelijk aantal kalenderdagen van de maand. Bij contracten van minder dan 36 uur per week moet u nog rekening houden met een deeltijdfactor. Voorbeeld Overeengekomen aantal uren is 18 per week. Stel de werknemer treedt op 15 januari in dienst; dit betekent dat er in januari (31 dagen) op 17 dagen een dienstbetrekking aanwezig is. De ouderenkorting is dan € 541,67 x 17/31 x 18/36 Bij een 4 weken aangiftetijdvak wordt de tijdsfactor bepaald door het aantal kalenderdagen
dat de dienstbetrekking in het aangiftetijdvak aanwezig is, afgezet tegen 28 dagen. Ad 2 werknemers zonder vast overeengekomen aantal uren. In deze situatie berekent u de ouderenkorting aan de hand van de in het aangiftetijdvak verloonde uren afgezet tegen de normuren van het aangiftetijdvak. Voorbeeld In het aangiftetijdvak waarin de dienstbetrekking is aangevangen worden 60 uren verloond. Het aangiftetijdvak is een maand De ouderenkorting wordt dan € 541,67 x 60/156. Bij een aangiftetijdvak van 4-weken zou de ouderenkorting € 500 x 60/144 bedragen. Let op: Wanneer de verloning niet meer mogelijk is de maand van indiensttreding bestaat er in die periode geen recht op ouderenkorting. Deze uren tellen wel mee in de noemer in het aangiftetijdvak waarin deze uren worden verloond.
D Ouderenkorting voor een werknemer die in het aangiftetijdvak 62 wordt Hierbij zijn drie situaties te onderscheiden. 1. direct voorafgaande bestond voor deze werknemer recht op ouderenkorting 2. direct voorafgaande bestond voor deze werknemer recht op ouderenvrijstelling 3. direct voorafgaande bestond geen recht op ouderenkorting/vrijstelling Situatie 1 wordt hierna onder E behandeld. Voor de situaties onder 2 en 3 is het volgende van toepassing. U hoeft in deze situaties geen rekening te houden met het feit dat de werknemer slechts een deel van het aangiftetijdvak 62 jaar is. U berekent de ouderenkorting alsof de werknemer het gehele aangiftetijdvak 62 jaar is. De berekeningssystematiek is dezelfde als onder A of B is beschreven. U gaat daarbij uit van een jaarbedrag van € 2.750.
E Overgang van 50 of ouder naar 62 of ouder Stel u neemt iemand van 60 jaar in dienst op 15 april 2009. Deze werknemer is afkomstig is uit een uitkeringssituatie. De geboortedatum van de werknemer is 20 mei 1948. De werkweek bedraagt 40 uur en het aangiftetijdvak is een maand. De dienstbetrekking eindigt op 19 mei 2013. Bij de indiensttreding heeft u recht op de ouderenkorting van 50 jaar of ouder. De regeling van 50 jaar of ouder gaat voor op die van 62 jaar of ouder. In april 2012 (einde drie jaarstermijn) vindt er een overgang plaats van de regeling van 50 jaar en ouder naar die van 62 jaar en ouder. In het aangiftetijdvak van deze overgang past u uitsluitend de regeling voor 62 jaar en ouder toe (€ 2.750 per jaar) In januari 2013 wordt het bedrag van € 2.750 per jaar verhoogd naar € 6.500 per jaar. Hoewel er in mei 2013 geen premies meer verschuldigd zijn voor deze werknemer (maand van 65 worden) mag u nog wel de ouderenkorting toepassen.Wel moet u dan rekening houden met een tijdsfactor, omdat de werknemer vanaf de dag dat hij 65 wordt, niet meer verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. Voorbeeld Bedragen aan ouderenkorting per aangiftetijdvak: In april 2009 40/36 (maar niet meer dan 1) x 16/30 x € 541,67 Van mei 2009 tot en met maart 2012 40/36 (maar niet meer dan 1) x € 541,67 April 2012 tot en met december 2012 40/36 (maar niet meer dan 1) x € 229,17 (= € 2750/12) Januari 2013 tot en met april 2013 € 541,67 Mei 2013 40/36 (maar niet meer dan 1) x 19/31 x € 541,67
F Berekening ouderenkorting bij stukloon Bij stukloon is er geen sprake van verloonde uren. In deze situatie berekent u de ouderenkorting via de volgende formule:
Brutoloon van de werknemer in het aangiftetijdvak/normloon x € 541,67 bij een maandaangifte (of € 500 bij een 4-wekenaangifte). Het normloon is gesteld op XXXX % van het bruto minimumloon. Zodra de factor waarmee u het bruto minimumloon moet vermenigvuldigen bekend is, wordt u daarover via de community geïnformeerd.
De bestaande premievrijstelling oudere werknemer (hierna ouderenvrijstelling) na 01-01-2009 Regeling voor 50 of ouder De huidige ouderenvrijstelling voor het in dienst nemen van werknemers van 50 jaar of ouder vervalt per 01-01-2009. Hiervoor geldt geen overgangsrecht. Regeling voor 54,5 of ouder De ouderenvrijstelling voor het in dienst houden van werknemers van 54,5 of ouder blijft via overgangsrecht bestaan. De ouderenvrijstelling blijft van toepassing op werknemers: - voor wie op 31 december 2008 de premievrijstelling van toepassing is; en - die nog geen 62 jaar zijn. Wanneer de werknemer 62 wordt dan vervalt de ouderenvrijstelling en wordt ingaande het aangiftetijdvak waarin de werknemer 62 wordt de ouderenkorting van toepassing (zie ook onder D).
Vragen en antwoorden Vraag: Kan de ouderenkorting ook toegepast worden bij gemoedsbezwaarden? Antwoord: Ja, zowel in de situatie dat de werknemer gemoedsbezwaard is als in de situatie dat de werkgever gemoedsbezwaard is kan de ouderenkorting worden toegepast. NB. Dit geldt dus ook voor de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer. Vraag: Kan de ouderenkorting ook toegepast worden bij een stagiair (alleen verzekerd voor de ZW)? Antwoord: Ja, het betreft een werknemer in de zin van de Wfsv. NB. Dit geldt dus ook voor de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer. Vraag: Kan de ouderenkorting ook worden toegepast bij volledig onbetaald verlof (bijvoorbeeld levensloop)? Antwoord: Nee Vervolgvraag: Is dit anders bij gedeeltelijk onbetaald verlof Antwoord: Ja, tijdens de periode van gedeeltelijk onbetaald verlof is er sprake van een tijdelijke aanpassing van de overeengekomen arbeidsduur. Aan de hand van dit nader vastgestelde aantal uren moet u de deeltijdbreuk (x/36) voor de periode van gedeeltelijk onbetaald verlof opnieuw vaststellen. Vraag: Hoe moeten de bedragen van de ouderenkorting worden afgerond. Antwoord: U berekent eerst per werknemer het bedrag aan ouderenkorting, afgerond op twee decimalen naar boven. Vervolgens moet u de bedragen die u per werknemer heeft berekend overbrengen naar het collectief deel. Hier rondt u af op hele euro’s naar boven. 0B De bedragen worden niet per werknemer in de aangifte opgenomen Dit document is tot stand gekomen als gevolg van een overleg van 07-11-2008 tussen de Belastingdienst en een afvaardiging van de software ontwikkelaars. Het geeft weer wat op 12 november 2008 bekend is over de invoering per 01-01-2009 van de premiekorting oudere werknemer. Utrecht, 12-11-2008
Nieuwsbrief Loonheffingen 2009 punt 16: 16. Premievrijstelling en premiekorting voor oudere werknemers In paragraaf 5.4.1 van het Handboek 2008 staat dat u recht hebt op vrijstelling van de basispremie WAO/WIA voor de volgende oudere werknemers: – werknemers die 50 jaar of ouder zijn op het moment dat ze bij u in dienst treden – werknemers die op 1 januari 2008 bij u in dienst zijn en 54,5 jaar of ouder zijn Met ingang van 1 januari 2009 wordt deze premievrijstelling voor oudere werknemers vervangen door de premiekorting voor oudere werknemers.
Overgangsregeling Past u de premievrijstelling in 2008 toe voor een werknemer en is deze werknemer op 1 januari 2009 55,5 jaar of ouder, dan mag u de premievrijstelling ook in 2009 blijven toepassen. De werknemer moet dan nog wel bij u in dienst zijn en nog geen 62 jaar zijn. Vanaf het moment dat de werknemer 62 jaar is en nog bij u in dienst is, past u niet meer de premievrijstelling toe, maar de premiekorting voor oudere werknemers (zie hierna). Hebt u in 2008 of eerder een werknemer in dienst genomen die toen 50 jaar of ouder was en is deze werknemer op 1 januari 2009 jonger dan 55,5 jaar, dan hebt u in 2009 geen recht meer op de premievrijstelling. De premiekorting voor werknemers met een arbeidshandicap (zie paragraaf 5.4.2 van het Handboek 2008) blijft in 2009 bestaan naast de premiekorting voor oudere werknemers.
Premiekorting voor oudere werknemers In 2009 hebt u in de volgende situaties recht op premiekorting voor oudere werknemers: – U neemt in 2009 een uitkeringsgerechtigde in dienst die 50 jaar of ouder is – U hebt een werknemer van 62 jaar of ouder in dienst. – Uitkeringsgerechtigde van 50 jaar of ouder Neemt u in 2009 een werknemer in dienst die 50 jaar of ouder is en die direct voor indiensttreding een werkloosheidsuitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkering of bijstandsuitkering kreeg, dan hebt u bij een dienstverband van ten minste 36 uur per week recht op een premiekorting van € 6.500 per jaar. U kunt deze korting toepassen zolang de dienstbetrekking bestaat, maar maximaal drie jaar. Wilt u deze premiekorting toepassen, dan moet u wel kunnen bewijzen dat de werknemer voor indiensttreding een werkloosheidsuitkering (WW, wachtgeld), arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WIA, Wajong, Waz, Wamil) of bijstandsuitkering (WWB, WIK, IOAW, IOAZ) kreeg. Uw werknemer kan daarvoor een verklaring bij zijn uitkerende instantie aanvragen waarin staat dat hij recht had op een uitkering voor hij bij u in dienst trad. Bewaar deze verklaring bij uw loonadministratie. Of bewaar een andere brief van de uitkeringsinstantie aan de werknemer bij uw loonadministratie.
Werknemer van 62 jaar of ouder Hebt u in 2009 een werknemer in dienst die 62 jaar of ouder is, dan hebt u bij een dienstverband van ten minste 36 uur per week recht op een premiekorting van maximaal € 2.750 per jaar. U kunt deze korting toepassen zolang de dienstbetrekking bestaat, maar uiterlijk totdat de werknemer 65 jaar wordt. Hebt u voor een werknemer zowel recht op de premiekorting van maximaal € 6.500 per jaar als voor de premiekorting van maximaal € 2.750 per jaar, dan gaat de eerste premiekorting voor. U past dan dus alleen de premiekorting toe van maximaal € 6.500 per jaar. Let op! Is de dienstbetrekking met de oudere werknemer voor wie u recht hebt op premiekorting, tijdelijk onderbroken? Of neemt u een onderneming over met werknemers voor wie de overdragende werkgever recht had op premiekorting?
Dan past u bij (nieuwe) indiensttreding bij u de premiekorting toe zoals staat beschreven in paragraaf 5.4.2 van het Handboek 2008. Geen recht op premiekorting De premiekorting voor oudere werknemers geldt niet voor dienstbetrekkingen die in het kader van de Wet sociale werkvoorziening volledig gesubsidieerd zijn.
Premiekorting berekenen Als de werknemer minder dan 36 uur per week voor u werkt, dan moet u het bedrag van de premiekorting evenredig verlagen. U doet dit bij werknemers met een vast overeengekomen aantal uren door de overeengekomen arbeidsduur te delen door 36. Bij werknemers zonder overeengekomen arbeidsduur gaat u uit van de uitbetaalde uren in het aangiftetijdvak gedeeld door de normuren per vier weken (144) of per maand (156). U moet de premiekorting toetsen aan de premie WW/Awf/Ufo en de premies WAO/WIA Dit betekent dat de ene helft van de premiekorting niet hoger mag zijn dan de premie die u voor de WW/Awf en Ufo betaalt. En de andere helft van de premiekorting mag niet hoger zijn dan de totale premies voor de WAO/WIA. Voorbeeld U doet per maand aangifte. U neemt op 1 maart 2009 twee werknemers in dienst van 52 jaar die tot 1 maart 2009 een WW-uitkering kregen. De ene werknemer (A) heeft een contract voor 20 uur per week, de andere werknemer (B) heeft geen vast overeengekomen arbeidsduur. In maart 2009 heeft werknemer B 120 uur betaald gekregen. De premiekorting per maand per werknemer is maximaal E 6.500/12 = 541,67. Werknemer A heeft een deeltijdcontract. Daarom moet u de premiekorting herleiden. U deelt de overeengekomen uren door 36. De premiekorting over maart 2009 is dan: 20/36 x E 541,67 = E 300,93. Werknemer B heeft geen vast overeengekomen arbeidsduur. U herleidt de premiekorting dan door de uitbetaalde uren te delen door 156. De premiekorting is dan 120/156 x E 541,67 = E 416.67. Voor de twee werknemers is de premiekorting dan E 300,93 + E 416,67 = E 717,60. Het totaalbedrag van de premiekorting mag u naar boven afronden op E 718. Dit bedrag moet u toetsen aan de premie WW/Awf/Ufo en de premies WAO/WIA. Stel dat de premie voor de WW/Awf/Ufo voor al uw werknemers in maart 2009 E 300 bedraagt en de premies voor de WAO/WIA E 800. De helft van de premiekorting (E 359) is hoger dan de premie WW/Awf/Ufo. U mag voor deze helft dan maximaal E 300 premiekorting toepassen. De andere helft van de premiekorting is lager dan de premies WAO/WIA. Deze helft mag u dus helemaal toepassen. In de aangifte loonheffingen past u dan E 300 + E 359 = E 659 aan premiekorting toe. Als u de premiekorting niet in één keer kunt verrekenen, dan mag u deze binnen het kalenderjaar met andere aangiftes verrekenen. Codes premiekorting In de aangifte loonheffingen 2009 moet u aangeven welke premiekorting u toepast. Hiervoor moet u de volgende codes invullen: – 0 Geen premiekorting – 5 Werknemer met een arbeidshandicap – 6 Werknemer van 50 jaar of ouder die vanuit een bepaalde uitkeringssituatie in dienst is getreden – 7 Werknemer van 62, 63 of 64 jaar voor wie code 6 niet van toepassing is – 8 Werknemer voor wie code 5 en 6 beide van toepassing zijn – 9 Werknemer voor wie code 5 en 7 beide van toepassing zijn