Oudercomité STK, Veldstraat 11, 1880 Kapelle-op-den-Bos
Verslag van de voordrachtavond “Doe dat dan toch gewoon!” Dokter Piet Vandebriel, kinder- en jeugdpsychiater en leraar hield een zeer geanimeerde avond voor een 70-tal ouders en onderwijzend personeel. Dit is het verslag van de voordrachtavond die plaatsvond op donderdag 22 oktober 2009. Men zegt al meer dan 2.500 jaar dat “de jeugd van tegenwoordig niet meer respectvol enz. … is”. Zo bewijst een tekst die verslag uitbrengt van een toespraak van Socrates uit de 5de eeuw voor Christus. Het is een indicatie dat het spanningsveld tussen volwassenen en pubers wellicht zo oud is als de mensheid. Pubers moeten blijkbaar ook gewoon zo doen. Hoe is het in werkelijkheid met de jongeren gesteld? • • • • •
16% kent gedragsproblemen (waaronder ook moeilijk doen valt) 80% gaat graag naar school (niet te verwarren met graag de inhoud leren: Oesocijfers geven aan dat 60% van de 13-jarigen niet graag leren op de manier waarop nu geleerd wordt) 90% vindt zichzelf gezond 4% zoekt professionele hulp 75% kijkt positief naar de toekomst
Daarnaast zijn er volgende gegevens: • Het risicogedrag neemt toe • 15% vindt niemand om mee te praten • 10% vindt zichzelf ongelukkig • 26% heeft een onveiligheidsgevoel (45% heeft dit gevoel ’s nachts) • Deze cijfers zijn echter vergelijkbaar met de cijfers van volwassenen…! In plaats van de ouders en leerkrachten een soort kookboekrecept aan te bieden, vindt dr. Vandebriel het veel belangrijker om eens te kijken wat een gezonde ontwikkeling is.
1
Het einddoel dat de meeste ouders met hun kinderen voor ogen hebben is “om sterk in de maatschappij te kunnen staan”.
Het “veerkrachthuis”
?
Sociale vaardigheden
Zelfwaardegevoel
Humor en zelfrelativering
Betekenis – ik-besef (wie ben ik?)
(het “doen”)
(het “zijn”)
Bovenstaand model van dokter Vandebriel laat zien dat een persoonlijkheid die “klaar is” om het leven aan te kunnen meerdere niveaus bevat. Om met veerkracht in de maatschappij te kunnen staan, is de onderste laag, het “gelijkvloers” van zeer groot belang. Dit vergt “onvoorwaardelijke totale acceptatie van de persoonlijkheid” Inderdaad: de persoon onvoorwaardelijk accepteren is een houding die men moet uitstralen. Dit betekent trouwens geenszins dat men alle “gedrag” moet accepteren. Het gaat hier om te accepteren wie iemand “is” (het “zijn”). In het vormen van de persoonlijkheid zijn er drie “spelers”: 1. De puber zelf 2. Het kader en de context waarin iemand zich beweegt 3. De volwassenen die deel uitmaken van de omgeving van de puber 1. De puber zelf Om het gelijkvloers te vormen (betekenis/ het “zijn”) is het van belang dat een puber zijn eigen karakter kan vormen. De puber doet dit door te experimenteren om uiteindelijk te komen tot het kunnen maken van keuzes. Daarvoor heeft de puber een gevoel van competentie nodig 1. De puber heeft
1
Dit sluit perfect aan bij de vorige spreker, professor ontwikkelingspsychologie Maarten Vansteenkiste: zie ander verslag/powerpointpresentatie op deze website: de psychologische basisbehoefte om zich competent te voelen (competentie hebben en kunnen groeien)
2
een basisvertrouwen in zichzelf nodig. De puber vormt zijn karakter volgens dr. Vandebriel grotendeels door zich volgende drie vragen te stellen: 1. Wie zou ik willen zijn? 2. Wie ben ik volgens mezelf? 3. Wie ben ik volgens de anderen? Als er tussen 2 en 3 overeenstemming is zal er een stabiele opbouw van de persoonlijkheid plaatsvinden. Wanneer 2 en 3 niet in overeenstemming zijn, zal de puber meestal werken aan de identiteit op basis van de reacties/feedback van anderen. Daardoor zullen zijn gedachten en gedrag kunnen veranderen, in een ideaal scenario tot er overeenstemming is tussen 1, 2 en 3. In grote mate kan men stellen dat dit volgens 4 stappen verloopt (naar het model van Kolb: ervaringsleren): 1. Concreet ervaren 2. Waarnemen en overdenken 3. Abstracte begripsvorming 4. Actief experimenteren en actief toetsen Het toetsen gebeurt: • Op basis van reacties uit de omgeving • Aan de subculturen (van jongeren: waarschuwing voor de emo-cultuur die ervan uitgaat dat je negatieve emoties diep moet beleven om echt te “zijn”) • Aan de media en reclame • Bij vrienden en vriendinnen • … Globaal gezien gaat de jongere 1. Vragen stellen 2. Bijsturen 3. Ontdekken wie hij/zij is In feite kan men de ontwikkelingspsychologie als volgt samenvatten:
3
hoeveelheid
Baby … kleuter…
1° 2° 3° middelbaar
pubertijd
Leeftijd
Het is een normale fase in de ontwikkeling dat kinderen meer autonomie willen, en dat daaruit conflicten ontstaan met de volwassenen, die controle dienen te lossen en daar vaak moeite mee hebben… 2. Het kader Onze maatschappij biedt een steeds complexer wordende omgeving voor kinderen en pubers: • • • • •
• •
Ingewikkelde structuren: de complexiteit van onze samenleving is sterk toegenomen (meer regels, meer bestuursniveaus in België bijvoorbeeld die nog amper voor volwassenen te vatten zijn); Snelheid in verandering is sterk toegenomen Steeds meer en meer geïndividualiseerd. De normen en waarden zijn binnen een cultuur zelfs sterk verschillend van gezin tot gezin (bvb. regels betreffende bedtijd vroeger en nu); Veel verleidingen (materieel aanbod) Globalisering leidt tot vraagstelling in verband met “verschil”: o Mogen we nog anders zijn (kledij in San Francisco of Nieuwstraat Brussel is quasi identiek) o Er is een hoge druk om zich te conformeren o De tolerantie ten aanzien van anders zijn is in feite afgenomen Er is veel “buitenkant” aandacht (hoe zie ik er uit, materialisme) en weinig aandacht voor de binnenkant (mentale, emotioneel welbevinden) Moeilijk “controleerbaar” en veel angst en onthechting in de maatschappij o Ouders tonen zich angstig (wat zal er onze kinderen overkomen) waardoor kinderen deze angst opmerken en zich ook angstiger voelen: bvb. als het donker is, naar school fietsen…
4
•
•
Afname van structuren om op terug te vallen o Familiebanden o Familiewaarden o Familienormen o … Toegenomen prestatiedruk (op basis van vraagstelling werd dit punt toegevoegd) op volwassenen (doelstellingen, tweejaarlijkse evaluaties enz.) en jongeren (moeten presteren, opmerkingen in rapport, onverwachte toetsen) permanent gevoel onder controle te staan 2.
3. Wij als volwassenen Uit onderzoek van de KUL naar opvoedingsstijl blijkt dat ouders er globaal gezien volgende opvoedingsstijlen op nahouden: Autoritair – controlerend: 15% Gezaghebbend democratisch: 24% Permissief: 38% (verantwoordelijkheid elders leggend) Verwaarlozend: 17% Opmerking: initieel werd aangekondigd dat zou gewerkt worden met het interpersoonlijk circumplex – een cirkelvormige, tweedimensionale voorstelling van het menselijk interpersoonlijk gedrag. Hier bestaan diverse toepassingen van: van ouderlijke stijl over communicatiestijl, over stijl van lesgeven en leiderschap. Er bestaan ook diverse vragenlijsten over (NIAS, IIP, CLS360…) en de naamgeving zoals hiervoor aangehaald verschijnt ook in deze modellen. Hierna werd een visuele voorstelling opgenomen om het bijhorend gedrag bij elke opvoedingsstijl nog wat concreter te maken:
2
Zie hiervoor eveneens de vorige spreker prof. Maarten Vansteenkiste: “onder externe controle staan” heeft diverse effecten: • Het stuurt gedrag maar tijdelijk motiveert echter niet langdurig tot verandering • Leidt vaak tot amotivatie • Neem straf of beloning weg en het gedrag houdt op • Mensen (en kinderen) persisteren minder lang aan de taak en verliezen het plezier in de activiteit
5
6
Wat nu – wat te doen? •
Een basisfilosofie aannemen in plaats van een kookboekrecept o Onvoorwaardelijke acceptatie van hun persoonlijkheid Niet: “jij bent moeilijk” of “je kunt moeilijk zijn” Maar wel: “jij doet moeilijk” / “je gedraagt je moeilijk” “ik heb u graag hé, maar nu doe je toch moeilijk, ik hou niet van dat gedrag” o Voor warmte zorgen in het gezin die de verbondenheid 3 benadrukt Gezelligheid Ruimte geven Samen tv kijken (en zeker geen eigen tv in speel- of slaapkamer) … o Structuur aanbieden: er moeten wel degelijk regels en normen zijn (kader bieden). Zuinig zijn met structuren (we kunnen er niet veel onthouden: gemiddeld 7 – cfr. “The magical number seven plus or minus 2” – de gemiddelde korte termijn geheugencapaciteit). Regels moeten ook herzien worden met de leeftijd, als ze niet zinvol meer zijn, als je er je zelf niet kan aan houden… Dr. Vandebriel geeft het voorbeeld van de twee regels die hij hanteert in de omgang met kinderen met gedragsproblemen:
3
Een tweede (van de drie) basispsychologische behoeftes uit de ZelfDeterminatieTheorie (zie vorige spreker prof. Ontwikkelingspsychologie Maarten Vansteenkiste).
7
• •
Je praat alleen over jezelf (je mag het niet op anderen steken/ anderen aanvallen of de schuld geven) Je doet wat ik zeg! (maar alleen maar als ik iets zeg: waarmee aangegeven wordt dat in principe alles mag, behalve wanneer de dokter tussenkomt: dan moet men luisteren)
•
Het dus hebben over gedrag in plaats van de persoon: o “Ik ga (letterlijk!) naast jou staan om samen naar de moeilijkheden/het probleem te kijken.” Dit vermijdt dat je voortdurend de nonverbale reactie van je puber ziet, die jou kan boos maken Doe alsof het probleem (bijvoorbeeld het uur waarop ze thuiskomen) voor je ligt; bvb: “daar ligt halfeen: hoe gaan we dat aanpakken”. Je moet geloven (en daardoor geloof uitstralen) in de bereidheid en de competentie van de andere. Dit verhoogt hun gevoel van competentie (ze mogen meedenken) en hun gevoel van autonomie 4
•
Keuzes, keuzes, keuzes aanbieden! (gevoel van autonomie) o Maak ruim op voorhand afspraken (beter op hun 15de afspreken wat de uren gaan zijn als ze gaan beginnen uitgaan vanaf 16de) o Op voorhand besproken en vastgelegd Buiten de situaties om! • Men kan het nuchterder bekijken • In alle rust evalueren (nadien) • Geen invloed van (verborgen) agenda o Praat vóór en nà conflicten (dan blijf je nuchter, heb je je kalmte herwonnen), nooit in het conflict: je bent dan te boos. Stuur de puber liever naar de kamer en bespreek de dag nadien het gedrag / de fout / de gevolgen (die werden op voorhand vastgelegd in afspraken)
•
Voer conflictvrije dialogen o Gelijkwaardig is niet hetzelfde als gelijkaardig. Ik ben als volwassene en ouder meer ervaren en bovendien verantwoordelijk voor jou o Hou de balans “autonomie verlenen” en “controle uitoefenen” in de gaten: aanpassen in functie van leeftijd of maturiteit o Een discussie is niet hetzelfde als een beslissing: inspraak mag, maar tot een bepaalde leeftijd of maturiteit blijft de beslissing wel bij de ouder!
•
Als de puber een fout of overtreding (“de slechte weg”) van de afspraak maakt: o Dit mag! Niet onmiddellijk bestraffen! o Dag nadien straf (na afkoeling… van jezelf) toedienen: zeggen dat gezien de jongere zijn verantwoordelijkheid niet nam en koos voor
4
De derde psychologische basisbehoefte volgens de vorige spreker, prof. Maarten Vansteenkiste: Autonomie of keuzevrijheid blijkt uit deze maar ook tal van andere onderzoeken en disciplines cruciaal te zijn voor onze geestelijke en fysieke gezondheid (stressonderzoek, ondermeer de Belstress studies van het Universitair Ziekenhuis te Gent bij meer dan 14.000 werknemers, de procedurele fairness onderzoeken, onderzoek naar de gevolgen van autoritair leiderschap enz.)
8
o o
overtreding, de straf nu ook iets is waarvoor hij/zij heeft gekozen. Jij past enkel afspraken toe. Durf de straf consequent toe te passen, wees ervan overtuigd. Durf ze te forceren om te luisteren naar wat je te zeggen hebt (inhoudsniveau) (bijvoorbeeld aan tafel), ook al zitten ze non-verbaal (betrekkingsniveau) aan te geven dat ze het niet eens zijn (bvb ogen rollen, omhoog of wegkijken, zuchten…)
Conclusies: o Geef kinderen wat ze aankunnen o Hun probleem blijft hun probleem (laat ze zoveel mogelijk zelf oplossen! Zo verhoog je gevoel van competentie en autonomie) o Bied kansen tot experimenteren: “Een schildpad kan maar vooruit gaan als ze haar nek uitsteekt!” o Durf! o Zelf weten wat we willen (en waarom eigenlijk?) o Samen weten wat we willen o Elkaar steunen als ouderpaar o Erin geloven dat de structuren en afspraken werken o Zorg dat deze duidelijk en eenvoudig zijn o Niet teveel: wees zuinig o Kan je er zelf achter staan? o Zelf en samen consequent zijn. Iedereen gelijk voor de wet (!) doe zelf wat je zegt. En de titel (“Doe dat dan toch gewoon!”) Getuigt van: o Weinig inspraak verlenen o Weinig geloof in de andere o Veel controle en weinig autonomieverlening
9
Enkele vragen en bijkomende bedenkingen “Mijn tieners maken onderling ruzie. Kom ik tussen en zo ja, hoe?” Laat ze waar mogelijk doen: ze moeten kunnen oefenen in onderhandelen en onderling conflicten oplossen. Stop ze alleen als het fysiek wordt of toch blijft escaleren. Probeer dan liever moderator te spelen. Liever geen scheidsrechter: laat je niet voor de kar van één partij scharen. Dan verliest de verliezer twee keer. Je mag ze ook sneller stoppen als het om een belangrijke familiewaarde gaat. “Mijn tieners komen over elkaar klagen (bvb. Ze is toch naar de fuif geweest)” Ga hier niet op in. Zeg dat de andere dat maar zelf moet komen zeggen. Zet het kind aan om tegen het andere kind (de “overtreder) dan maar zelf de moed te vatten om te zeggen dat het vindt dat het andere kind dit moet komen zeggen. Vraag: waar was jij of aan wie had je je kind toevertrouwd dat dit toch heeft kunnen gebeuren? “Mijn tieners hebben een zak chips gegeten zonder dit te vragen” Hangt ervan af of je dit zelf hebt vastgesteld en met zekerheid weet wie. Dan kan je aankaarten en stellen dat je dit gedrag niet fijn vindt. Vraag waarom ze dit gewoon niet vragen? “Neemt de controle en druk niet toe, net zoals bij volwassenen? Vorige spreker was het niet eens met de onaangekondigde toetsen. Hij vond dat dit teveel het gedrag afdwingen was door controle. Als de controle of dwang ophoudt, is het vaak zo dat het gedrag (bvb regelmatig leren) ook ophoudt. Men is namelijk niet opgevoed tot het nemen van verantwoordelijkheid. Bent u het daarmee eens?” Dr. Vandebriel is het daarmee eens. Na een reactie uit het publiek: dat zou voor sommigen een goede oplossing kunnen zijn, maar voor anderen niet. De vraag is of je die aanpak dan moet opleggen aan iedereen?
Verslaggever: Patrick Vermeren, lid van oudercomité en nu ouderraad.
10