www.pwc.nl
Oude waarden in nieuwe werkelijkheid Bouw Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland
Oktober 2013
Bij PwC in Nederland werken ruim 4.300 mensen met elkaar samen vanuit 12 vestigingen. PwC Nederland helpt organisaties en personen de waarde te creëren waarnaar zij op zoek zijn. Wij zijn lid van het PwC-netwerk van firma’s in 157 landen met meer dan 184.000 mensen. Wij zien het als onze taak om kwaliteit te leveren op het gebied van assurance-, belasting- en adviesdiensten. Vertel ons wat voor u belangrijk is. Meer informatie over ons vindt u op www.pwc.nl.
Voorwoord Oude waarden in nieuwe werkelijkheid Met veel genoegen bieden wij u hierbij de Performance-meting Top Bouwondernemingen over het verslagjaar 2012 aan. De bouwanalisten van PwC hebben van twaalf toonaangevende bedrijven de financiële performance en de financiële soliditeit gemeten. Zoals te verwachten viel, drukt de crisis een zwaar stempel op de uitkomsten. Over vrijwel de hele linie zijn de resultaten negatief. Edmond Verstraete
Voorafgaand aan de performance-meting schetsen wij zoals gebruikelijk de belangrijkste macro-economische ontwikkelingen en de gang van zaken in de bouw. Hoewel de afgelopen jaren meerdere malen te horen is geweest dat herstel op komst zou zijn, ziet de praktijk er anders uit. Pieken in de werkloosheids- en faillissementscijfers, aanhoudende bezuinigingen bij de overheid, sombere consumenten en onrust in Europa bepalen het beeld. De bouw gaat zwaar gebukt onder de crisis. Na een productiedaling van 15% in 2009 en 2010 komt daar over de jaren 2012 en 2013 nog eens 10% bovenop. Met een productiestijging van enkele procenten vormt alleen 2011 een positieve uitzondering op deze reeks. Na zes jaar daling van de werkgelegenheid zullen er eind 2014 per saldo 60.000 arbeidsjaren verloren zijn gegaan. Als de uitzendkrachten en gedetacheerden worden meegeteld, bedraagt de krimp zelfs 70.000 arbeidsjaren. Intussen gaat de concurrentie in alle hevigheid door. Sinds het uitbreken van de crisis zijn er tienduizenden bedrijven bijgekomen, veelal van zzp’ers, die werk zoeken op een krimpende markt. Dat gaat uiteraard ten koste van de prijzen en de toch al magere rendementen. De Nederlandse economie kampt met een aantal tegenstrijdigheden die het effect van de crisis versterken en dringend om een oplossing vragen. Particulieren sparen veel, maar hun schulden zijn aanzienlijk hoger. Er
zit ruim € 1.100 miljard in de pensioenpotten, maar dat supervermogen wordt grotendeels buiten Nederland belegd en het is te weinig om alle pensioenuitspraken in de toekomst te kunnen honoreren. Bij de pensioenfondsen klotst het geld tegen de plinten, maar banken moeten naar het buitenland om in hun kapitaalbehoefte te voorzien. Er wordt gezegd dat consumenten de hand op de knip houden, maar bij een nadere analyse blijkt dat ze al jaren meer uitgeven dan er binnenkomt. Er is nu hoge werkloosheid, maar binnen afzienbare tijd zullen er door de vergrijzing op de arbeidsmarkt grote tekorten gaan ontstaan. Nederland is in een nieuwe werkelijkheid beland. Veel problemen die zich nu voordoen, zijn in het verleden niet eerder voorgekomen. Wie had een aantal jaren geleden ook maar durven denken dat banken failliet kunnen gaan of dat er op de pensioenen gekort moet worden? De huizenprijzen leken uitsluitend te kunnen stijgen en aan het begin van deze eeuw werd zelfs gedacht dat zich door de maakbaarheid van de economie nooit meer een crisis zou voordoen. Dergelijke gedachten zijn nu volkomen irreëel. Van beleidsmakers worden creativiteit en economisch inzicht verwacht om de weg naar boven te hervinden. Bouwondernemers staan voor de grote uitdaging om hun bedrijf door de crisis te loodsen en in rustiger vaarwater te komen. Aloude waarden als ondernemerschap, doorzettingsvermogen, een resultaatgerichte instelling en de bereidheid om waar nodig andere wegen in te slaan, kunnen daarbij helpen. Dit performance-rapport reikt u naast analyses ook handvatten aan om kansen te benutten en tegenslagen te keren. Wij hopen u hiermee van dienst te zijn.
Edmond Verstraete
Sectorgroep Bouw
Bouw Performance-meting 3
4 PwC
Inhoudsopgave 1. Werken aan continuïteit op moeilijke markt 1.1 Historische dieptepunten in consumentenvertrouwen 1.2 Structureel minder geld in de huishoudportemonnee 1.3 Licht aan het eind van de bouwtunnel (nog ver weg) 1.4 Bouwondernemers staan voor dubbele uitdaging 1.5 Faillissementsgolf bereikt ongekende hoogte 1.6 Dringen om werk in overvolle bedrijfstak 1.7 Koopjes op de fusie- en overnamemarkt 1.8 Focussen op veranderingen bij opdrachtgevers 1.9 Stijgende zorguitgaven bieden kansen voor de bouw 1.10 Ketensamenwerking beste remedie tegen faalkosten 1.11 Bouw levert substantiële bijdrage aan duurzaamheid 1.12 Toekomstgerichte investeringen werpen vruchten af
6 8 9 10 12 13 15 16 16 18 18 21 25
2. Bouw Performance-meting
28
Bouw Performance-meting 5
1. Werken aan continuïteit op moeilijke markt
6 PwC
Drie recessies op rij in een veelkoppige crisis hebben de bouw een enorme dreun gegeven. Het herstel zal een keer komen, maar wanneer precies is onduidelijk. De mondiale bouwproductie stijging zet voor Nederlandse bedrijven in ieder geval geen zoden aan de dijk. Toch hoeven bouwondernemers niet bij de pakken te gaan neerzitten, want er is ook goed nieuws. In de strijd tegen faalkosten worden belangrijke stappen gezet. De fusie- en overnamemarkt biedt aantrekkelijke mogelijkheden voor het vormen van nieuwe allianties en in de zorgsector staan omvangrijke investeringen in vastgoed op stapel. Bij grote opdrachtgevers gaat veel veranderen, waarop bouwers kunnen inspelen. Op het gebied van duurzaamheid en duurzaam ondernemen ligt nog heel wat terrein braak om te ontginnen. De bouw kan daaraan een substantiële bijdrage leveren. Voor wie kansen ziet en mogelijkheden benut, zijn er altijd wegen te vinden om problemen de baas te blijven en aan de continuïteit van het eigen bedrijf te werken. Het zit niet mee. Ondanks de ‘lichtpuntjes’ die de afgelopen jaren her en der zijn gesignaleerd, is de economische stemming nog steeds slecht, piekt de werkloosheid, bereikt het aantal faillissementen recordniveaus, zijn consumenten somberder dan ooit en blijven de huizenprijzen onder druk staan. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) en De Nederlandsche Bank (DNB) zal ons land nog wel enige tijd de effecten ondervinden van de crisis die in 2008 bij de banken is begonnen. Een crisis die zich inmiddels tot veelkoppig monster heeft ontwikkeld. Na de bankencrisis hebben we te maken gekregen met de eurocrisis, de landencrisis, de kredietcrisis
overheidsfinanciën zwaar onder druk. Terwijl de belasting- en premie-inkomsten dalen, stijgen de uitkeringen en het begrotingstekort. Om het tekort terug te brengen tot 3% van het bruto binnenlands product zou vanaf 2014 een structurele ombuiging van € 6 tot 8 miljard nodig zijn. De Europese Commissie gaat echter akkoord met een bezuiniging van € 6 miljard. Gunstig is dat de export een stijgende lijn vertoont, hoewel ook deze traditionele gangmaker haperingen vertoont. De bedrijfsinvesteringen zullen in 2014 licht stijgen, maar ze worden belemmerd doordat de banken zeer terughoudend zijn met het verlenen van kredieten. Met name het middenen kleinbedrijf, een andere motor van de economie, lijdt hier sterk onder.
‘Nederland blijft gebukt gaan onder de economische crisis die in 2008 begon’ en de balanscrisis. Huishoudens, banken, pensioenfondsen en de overheid zijn nu bezig hun verslechterde financiële balansen te repareren. Hierdoor heeft de economie veel moeite om uit de laagconjunctuur te komen. Voor 2013 verwachten CPB en DNB een economische krimp van respectievelijk 1 en 0,8%, gevolgd door een groei van 1% (CPB) dan wel 0,5% (DNB) in 2014. Door de economische malaise staan de
De economische ontwikkeling is desastreus voor de arbeidsmarkt. De werkloosheid zal in 2014 stijgen tot 9% of ruim 700.000 personen. Dat niveau is hoger dan de piek van 1995, terwijl de snelheid waarmee de werkloosheid oploopt doet denken aan de situatie in het begin van de jaren tachtig. Vooral in het eerste halfjaar van 2013 steeg de werkloosheid fors door een combinatie van massale ontslagen en een forse daling van het aantal vacatures. Ten opzichte van december 2012 waren er in juli 2013 ruim 100.000 personen meer werkloos.
Bouw Performance-meting 7
‘De jeugdwerkloosheid laat al jaren een vrijwel constant stijgende lijn zien’ De kans van werklozen om binnen drie maanden een baan te vinden, is nu lager dan in het crisisjaar 2009. Voor de nabije toekomst blijft het beeld er somber uitzien. De groeiende werkgelegenheid in de zorgsector wordt volledig tenietgedaan door de daling van het aantal ambtenaren. Extra zorgwekkend is de jeugdwerkloosheid, die al sinds 2008 vrijwel onafgebroken stijgt. Op dit moment is een op de tien jongeren binnen de beroepsbevolking werkloos. Dat is overigens nog gunstig in vergelijking met andere landen. In de Europese Unie bedraagt de jeugdwerkloosheid gemiddeld 23%, met uitschieters naar 50% in Spanje en Griekenland. Het CPB verwacht dat de werkloosheid in 2017 zal uitkomen op het niveau van 2012: 470.000 personen of 5,25% van de beroepsbevolking. Dat is hoger dan vóór de uitbraak van de economische crisis in 2008. De prognoses van het CPB en DNB komen in grote lijnen overeen met de voorspellingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, zo blijkt uit de medio 2013 verschenen World Economic Outlook. Volgens de OESO krimpt de Nederlandse economie dit jaar ongeveer even sterk als in 2012. Vanaf eind 2013 trekt de groei aan, maar die opleving zal niet genoeg zijn om een verdere stijging van de werkloosheid te voorkomen. De aanhoudende bezuinigingen van consumenten en de overheid blijven een rem zetten op de economie. Voor 2014 voorspelt de OESO een economische groei van 0,7%. Ook de huizenmarkt kan roet in het eten gooien. Een verdere daling van de huizenprijzen kan er, samen met de oplopende werkloosheid, voor zorgen dat consumenten minder geld gaan uitgeven. Daarnaast kunnen
banken in de problemen komen als de betalingsachterstanden van huizenbezitters oplopen. De wereldeconomie gaat in 2013 volgens de OESO langzaam vooruit, mede dankzij de groei in de Verenigde Staten. Daar wordt geprofiteerd van het herstel van de financiële sector, de opleving van de huizenmarkt en de verbeterde arbeidsmarkt.
1.1 Historische dieptepunten in consumentenvertrouwen Een belangrijke verklaring voor de minimale groei zijn de achterblijvende binnenlandse bestedingen. De particuliere consumptie is al jaren laag vanwege de stijgende werkloosheid, dalende vermogens en huizenprijzen, lagere pensioenuitkeringen en hogere pensioenpremies. Over de periode 2011-2014 daalt de particuliere consumptie naar verwachting met 6%. Particulieren zijn sceptisch over de economische ontwikkeling, getuige de schommelingen in het consumentenvertrouwen dat wordt bijgehouden door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Na een - volgens het CBS - ‘historisch dieptepunt’ aan het begin van 2009 begon het vertrouwen in de economie bij consumenten te herstellen. Begin 2010 zette een daling in die halverwege het jaar omsloeg in een stijging. Met als gevolg dat het consumentenvertrouwen eind 2010 even hoog was als bij de start van het jaar. In 2011 keerde de negatieve trend terug: na een korte stijging volgde een daling die medio 2012 en in februari 2013 leidden tot nieuwe ‘historische dieptepunten’. In februari 2013 was het consumentenvertrouwen gedaald tot het laagste niveau sinds de start van de metingen in 1986. Consumenten waren vooral pessimistisch over hun eigen financiële situatie en het economisch klimaat. Na een korte stijging volgde weer een daling. In juli 2013 trok het CBS de conclusie, dat
‘Nederlanders zijn somberder over de toekomst dan Grieken’
8 PwC
het consumentenvertrouwen nergens in de eurozone zo radicaal is omgeslagen als in Nederland. Het CBS werd daarin bijgevallen door het economisch bureau van ING. Volgens de bank is de stemming onder de Nederlanders slechter dan bij de Grieken. Weliswaar draait de Nederlandse economie beter dan de Griekse economie, maar de Nederlanders zijn somberder over de toekomst dan de Grieken.
‘Producenten zijn minder pessimistisch over de economie dan consumenten’ Het producentenvertrouwen vertoonde, na een scherpe val in 2008, tussen 2009 en 2011 een overwegend stijgende lijn. Het vertrouwen van producenten in de ontwikkeling van hun bedrijf en de economie was aan het begin van 2011 even hoog als in het eerste kwartaal van 2008. In het eerste halfjaar van 2011 zette een nieuwe daling in die voortduurde tot eind 2012. In 2013 is per saldo weer sprake van een lichte stijging. Gevolgen crisis komen steeds dichterbij De situatie waarin Nederland zich bevindt en de stemming onder de bevolking, worden treffend weergegeven door het ‘Continu Onderzoek Burgerperspectieven’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Gemeten naar de stand medio 2013, gaven niet eerder zo weinig mensen (53%) een voldoende aan de Nederlandse economie. Begin 2008 was dat nog 81%. Over de toekomst van de economie is 54% somber en verwacht 46% dat de situatie niet verder zal verslechteren. De gevolgen van de crisis komen steeds dichterbij: 62% ervaart die in het eigen huishouden en in de directe omgeving. In 2009 was dat 41%. De gevolgen betreffen vooral de werkgelegenheid en de pensioenen. De ondervraagden zien in
‘Het vertrouwen in de politiek, de banken, Europa en de euro is verder afgenomen’
hun omgeving steeds meer mensen zonder werk, sommigen verliezen zelf hun baan en 43% zegt dat zijn pensioen in waarde is gedaald door de crisis. Ook hebben velen het gevoel dat het inkomen daalt, terwijl de kosten alsmaar stijgen. Vooral de stijgende zorgkosten worden vaak genoemd als punt van financiële zorg. Ouderen en mensen zonder werk zijn vaker somber over hun financiële toekomst en de gevolgen van de crisis. Het gebrek aan werkgelegenheid wordt door 23% spontaan genoemd als één van de belangrijkste maatschappelijke problemen; begin 2008 was dat nog 4%. Uit het rapport blijkt voorts dat het vertrouwen in de politiek, de Europese Unie, de euro en de banken (verder) is afgenomen. Het vertrouwen in het tweede kabinet-Rutte is gedaald van 57% in oktober 2012 naar 48% in juli 2013. Het aandeel Nederlanders dat banken voldoende vertrouwt, is gedaald van 58% in het laatste kwartaal van 2008 naar 33% medio 2013. Van het Nederlandse EU-lidmaatschap is 41% van de ondervraagden voorstander en 26% tegenstander. De steun voor de EU bereikt daarmee het laagste punt sinds de zomer van 2008. Ook de steun voor de euro daalt. Begin 2013 vond 36% het goed dat Nederland in tijden van crisis de euro heeft. Zes maanden later was dit gedaald naar 28%.
1.2 Structureel minder geld in de huishoudportemonnee Er wordt wel gezegd dat de spaarzin van Nederlanders een extra rem zet op de consumptieve bestedingen. Begin 2013 was het spaartegoed van alle Nederlandse huishoudens opgelopen tot € 330 miljard, bijna een verviervoudiging ten opzichte van 1991 toen het CBS met de peiling begon. De besparingen van gezinnen zouden de afgelopen jaren sterk zijn gestegen door het geringe vertrouwen in de economie. Particulieren houden de hand op de knip, luidt de algemene verklaring. De Nederlandsche Bank plaatst daar echter kanttekeningen bij. Volgens DNB staan
Bouw Performance-meting 9
‘De overwaarde op huizen is massaal omgezet in consumptieve uitgaven’ Nederlanders bekend als een spaarzaam volk. Dat klopt zeker waar het de pensioenen betreft, getuige het enorme vermogen van € 1.100 miljard dat bij pensioenfondsen en levensverzekeringsmaatschappijen is ondergebracht. Maar op vrijwillige basis zijn gezinnen al langere tijd verre van spaarzaam. Hun vrije besparingen zijn sinds 2003 zelfs negatief: sinds dat jaar ligt het inkomen waar zij over kunnen beschikken - dus na betaling van belastingen, pensioen- en andere premies - lager dan de consumptie. Er is jarenlang zowel gespaard als ontspaard. DNB noemt dat de ‘spaarparadox’. De verklaring? De extra consumptie is gefinancierd door hogere hypotheekschulden, consumptieve kredieten en studieschulden. Ook is massaal de overwaarde op huizen omgezet in consumptieve uitgaven, bijvoorbeeld voor verbouwing en/of uitbreiding van de eigen woning. De bouw heeft hier volop van geprofiteerd. Dat ging goed zolang de huizenprijzen stegen en de hypotheekrenteaftrek mogelijkheden bood voor spaar-, beleggings- en aflossingsvrije constructies. Nu is dat voorbij. De huizenprijzen dalen al jaren en de aftrek van de hypotheekrente wordt steeds meer aan banden gelegd. Dat heeft grote consequenties voor de economische groei. Nederlanders mogen dan veel sparen, hun gezamenlijke schulden zijn fors hoger, getuige alleen al de hypothecaire schuld van € 670 miljard. Voordat sprake is van echte besparingen, moet eerst op dat punt orde op zaken worden gesteld. In het verlengde hiervan ligt een andere ontwikkeling: het inkomen van Nederlandse huishoudens groeit niet mee met de economie. Uit berekeningen van De Nederlandsche Bank blijkt, dat de groei van het besteedbare huishoudinkomen achterblijft bij de groei van het bruto binnenlands product. Een steeds
10 PwC
groter deel van wat in Nederland wordt verdiend, gaat naar de collectief geregelde zorg en toekomstige pensioenaanspraken. Daarnaast heeft het bedrijfsleven zijn deel van het nationaal inkomen vergroot van 2% in 1992 tot 10% in 2012. Het bruto binnenlands product is de afgelopen twintig jaar met 35% gestegen, maar de inkomens van huishoudens veel minder. In 1992 hadden huishoudens de beschikking over 54% van het bbp en in 2012 over 45%. Als de huishoudinkomens waren meegestegen met de welvaart, zouden over de jaren heen miljarden meer euro’s beschikbaar zijn geweest voor consumptieve uitgaven van particulieren. De extra inkomsten uit de economische groei zijn opgegaan aan hogere pensioenpremies en zorgkosten. De premies die werknemers voor hun pensioen betalen, zijn de afgelopen vijftien jaar verdubbeld van 3 naar 6% van het bbp. De pensioenpotten puilen uit, maar slechts een klein deel daarvan komt direct ten goede aan de Nederlandse economie. De beleggingen vinden voor het overgrote deel in het buitenland plaats. Er wordt druk uitgeoefend op de pensioenbeheerders om meer te investeren in eigen land, met name door zich nadrukkelijk op de Nederlandse hypotheekmarkt te begeven. Dat zou tegelijk meer lucht geven aan de banken, die nu voor een groot deel van hun kapitaalbehoefte op het buitenland zijn aangewezen. Vooralsnog zijn de reacties vanuit de pensioenwereld en de banken echter terughoudend.
1.3 Licht aan het eind van de bouwtunnel (nog ver weg) De bouw verkeert door de crisis al jaren in zwaar weer. Volgens het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) kwam het totale productieverlies in 2009 en 2010 uit op 15%. Na een stevig herstel in de eerste helft van 2011 kantelde het beeld in de tweede helft, zodat het jaar per saldo met een productiestijging van 4% kon worden afgesloten. De totale bouwproductie in 2012 is ten opzichte van 2011 met 7% gekrompen,
‘Pensioenfondsen zouden meer geld in de Nederlandse economie kunnen steken’ ofwel in geld uitgedrukt van € 56,3 miljard naar € 52,4 miljard. Dit jaar laat een verdere krimp zien. In 2013 is het beeld voor de utiliteitsbouw licht positief en voor de grond-, water- en wegenbouw (gww) gematigd negatief, maar de woningbouwinvesteringen zullen opnieuw stevig dalen. De totale bouwproductie loopt in 2012 en 2013 met 10% terug. In 2014 zal de bouwproductie geen betekenisvol herstel laten zien. Dat volgt pas in 2015: naar verwachting zal de bouwproductie dan met 4% stijgen. Afgewacht moet nog worden wat precies de gevolgen zijn van de recente kabinetsbesluiten. Volgens het EIB hebben de maatregelen uit het Lente- en Regeerakkoord een stevig negatief effect op de woningbouwproductie in de komende jaren. Dit geldt zowel voor de koopsector als de huursector. De belangrijkste oorzaken hiervan liggen bij de beperking van de hypotheekrenteaftrek en de verhuurdersheffing die aan de corporaties wordt opgelegd. Daarnaast werken de bezuinigingen op het budget van Rijk en lagere overheden negatief door naar de investeringen in de gww-sector. De prognoses die het EIB eind 2012 afgaf, zijn inmiddels harde werkelijkheid. Het licht aan het eind van de tunnel is nog ver weg, zo blijkt uit de Monitor Bouwketen die het EIB medio 2013 publiceerde in opdracht van brancheorganisaties. Na een sterke krimp in het eerste kwartaal van 2013 verwacht het merendeel van de bouwondernemers dat de situatie verder zal verslechteren. Bijna de helft gaat voor de korte termijn uit van een afname van de omzet, slechts 22% verwacht een verbetering. De architecten- en
‘Het merendeel van de bouwondernemers verwacht dat de situatie verder zal verslechteren’
ingenieursbureaus verwachten de sterkste teruggang in het personeelsbestand. Aangezien deze bureaus vooraan in het bouwproces worden ingeschakeld, geeft dit een indicatie voor wat de uitvoerende bouwbedrijven en installatiebedrijven nog kunnen verwachten. De orderportefeuilles binnen de bouwketen zijn over de hele linie - uitgezonderd de ingenieursbureaus - afgenomen ten opzichte van een halfjaar geleden. Ook op grond hiervan moet rekening worden gehouden met een verdere verslechtering van de omzet en de werkgelegenheid in de bouwketen. PwC concludeert uit eigen onderzoek dat de bouw hard wordt geraakt door de grote economische onzekerheden. Daardoor lijkt een gezond investeringsklimaat voor de sector nog ver weg. Stimuleringsmaatregelen van de overheid, zoals de verlaging van de BTW en de overdrachtsbelasting, hebben over het geheel genomen slechts een beperkt effect. Met name kleine en middelgrote bedrijven profiteren ervan. De productie van de utiliteitsbouw neemt verder af. De kantorenmarkt kampt met een structurele overcapaciteit. Meer vastgoed hieraan toevoegen, betekent bouwen aan extra leegstand. De investeringen in de gww-sector stagneren vanwege de overheidsbezuinigingen. Pas in de tweede helft van dit decennium verwacht PwC weer een noemenswaardige stijging van de investeringen. Euroconstruct ziet pas herstel in 2015 De malaise in de bouw doet zich niet alleen in Nederland voor, ook andere Europese landen worden erdoor getroffen. Voor de nabije toekomst is het beeld op z’n hoogst gematigd positief. Het Europese bouwvolume daalt al sinds 2007, maar lijkt het dieptepunt in 2013 te bereiken. Voor 2014 wordt een stabilisatie verwacht en in 2015 een lichte
Bouw Performance-meting 11
stijging, zo blijkt uit cijfers van Euroconstruct, het netwerk van bouwonderzoeksinstituten uit negentien landen. Tijdens de 75ste Conferentie van de organisatie in juni 2013 kwamen de onderzoekers met sombere kortetermijnprognoses voor Nederland. Door de verslechterde economische situatie zijn eerdere voorspellingen naar beneden bijgesteld. In 2014 krijgt de Nederlandse bouw te maken met krimp en pas in 2015 wordt herstel verwacht. Volgens Euroconstruct komt de woningbouwproductie in 2014 uit op 48.500 eenheden. De nieuwbouw gaat in 2013 en 2014 nog licht omlaag ten opzichte van 2012 toen er 50.000 nieuwe woningen werden opgeleverd. In 2015 stijgt de productie naar 53.500 woningen. Het herstel in de
‘Het Europese bouwvolume bereikt in 2013 het dieptepunt’ logistieke en industriële bouw zal iets sneller verlopen. In de periode 2013-2015 groeien de industriële bouwactiviteiten naar verwachting met gemiddeld 3,5%. Voor de logistieke bouw wordt een gemiddelde groei van 5% verwacht. Deze groeicijfers volgen op een periode van zeer scherpe neergang. Mondiale stijging van de bouwproductie helpt Nederland niet of nauwelijks Wereldwijd bezien, mogen heel wat landen zich in aanzienlijk hogere groeicijfers verheugen. In 2025 zal de mondiale bouwmarkt een waarde hebben van ruim $ 15 biljoen - omgerekend zo’n € 12 biljoen een stijging van 70% ten opzichte van 2013. China, India en de Verenigde Staten zullen daarvan 60% voor hun rekening nemen. Een en ander blijkt uit het rapport ‘Global Construction 2025’, dat de ontwikkelingen in de wereldwijde bouwsector tot 2025 beschrijft. De bijbehorende database is
ontwikkeld door een team deskundigen van Global Construction Perspectives en Oxford Economics, ondersteund door PwC. Op dit moment vindt 52% van de mondiale bouwactiviteiten plaats in de opkomende economieën. In 2025 zal dit 63% zijn. China passeerde de Verenigde Staten in 2010 en werd toen de grootste bouwmarkt ter wereld met een aandeel van 18%. In 2025 zal dit zijn opgelopen tot 26%. India zal Japan passeren op de wereldranglijst en de derde plaats gaan innemen. Van de groeivertraging in China kunnen landen als Indonesië, Vietnam en de Filippijnen profiteren, met alle positieve consequenties van dien voor de bouw. Voor Europa zijn de vooruitzichten veel somberder. In 2025 zal de Europese bouwmarkt 5% kleiner zijn dan in 2008. PwC verwacht dat de mondiale bouwexplosie hooguit in beperkte mate gevolgen heeft voor de Nederlandse economie. Mogelijk zullen enkele internationaal georiënteerde bouwconcerns, architecten- en ingenieursbureaus een graantje van de gigantische geldstromen meepikken. Daar staat tegenover dat de toenemende mondiale behoefte aan bouwmaterialen zal leiden tot een opwaartse druk op de prijzen van grondstoffen, wat ongunstig is voor Nederlandse bedrijven.
1.4 Bouwondernemers staan voor dubbele uitdaging De productiedalingen die de Nederlandse bouw al jaren moet incasseren, laten diepe sporen na op de arbeidsmarkt. In 2012 is de werkgelegenheid in de gehele bouwsector volgens het EIB met 12.000 arbeidsjaren gedaald tot 446.000 arbeidsjaren. Aangezien de productie in 2013 verder daalt, zal de werkgelegenheid ook in 2013 en 2014 afnemen. Daarmee is dan sprake van zes jaar onafgebroken krimp. De totale werkgelegenheid in de bouw daalt
‘Wereldwijd zal de bouwproductie in 2025 een omvang van twaalf biljoen euro hebben’
12 PwC
‘Na de crisis zal in de bouw veel vraag ontstaan naar geschoold personeel’ in de periode 2008-2014 per saldo met 60.000 arbeidsjaren. Als ook de inzet van uitzendkrachten en gedetacheerden wordt meegeteld, bedraagt de krimp zelfs 70.000 arbeidsjaren. Op de arbeidsmarkt doen zich tegenstrijdige ontwikkelingen voor. Nu is er werkloosheid,
Bouwkostenindex versus aanbestedingsindex (jan 2007 = 100)
109 107 105 103 101 99 97 95 2007
2008
2009
2010
Bouwkostenindex
2011
2012
2013
Aanbestedingsindex
Bron: Bouwkostenkompas bewerkt door PwC
maar binnen afzienbare tijd zullen er in een groot aantal sectoren tekorten aan personeel gaan ontstaan. De bouw behoort ook daartoe. Vanwege de vergrijzing en de lage instroom van jongeren uit bouwopleidingen zal na de crisis snel veel vraag ontstaan naar geschoold personeel, blijkt uit de recente sectoranalyse voor de bouw van uitkeringsinstantie UWV. Volgens UWV staat de bouw voor een dubbele uitdaging. Enerzijds moeten bouwbedrijven de huidige malaise zien te overleven met behoud van voldoende vakbekwaam personeel. Anderzijds dient de sector te zorgen voor een grotere aanwas van werknemers. Zo het ernaar
uitziet, wordt in 2014 het dieptepunt op de bouwarbeidsmarkt bereikt. UWV verwacht dat het aantal vacatures in de bouw stijgt van circa 18.000 in 2013 naar gemiddeld 28.500 in de periode 2014-2017. Om aan de stijgende vraag te kunnen voldoen, is het noodzakelijk dat er een einde komt aan de al jaren dalende instroom van jongeren in bouwopleidingen, met name in het mbo. Veel leerlingen komen bij aanvang van de opleiding in dienst van een bouwbedrijf. De instroom van jongeren is daardoor erg gevoelig voor economische schommelingen. In de huidige recessie daalt het aantal leerlingen met een dienstverband dan ook sterk als gevolg van een tekort aan leerwerkplekken. De werkgelegenheid in de bouw is blijvend veranderd, zo stellen de onderzoekers. Er komt enerzijds een groeiende behoefte aan hoger opgeleide vakspecialisten, bijvoorbeeld voor de restauratie en de ombouw van kantoren naar (studenten)flats. De huidige crisis kan volgens UWV goed worden benut om bouwplaatspersoneel te scholen voor deze toekomstige uitdagingen. Anderzijds zal er steeds meer prefab gebouwd worden, hetgeen perspectieven biedt voor bouwspecialisten op lager niveau. Het is noodzakelijk daar nu alvast met scholingsactiviteiten op in te spelen.
1.5 Faillissementsgolf bereikt ongekende hoogte Door de crisis is het aantal faillissementen naar recordhoogte gestegen. In 2012 zijn volgens het CBS totaal 11.235 faillissementen uitgesproken, 18% meer dan in 2011. Het vorige record dateert uit 2009. Toen telde het CBS 10.559 faillissementen. Bij de bedrijven (excl. eenmanszaken) werden de meeste faillissementen uitgesproken in de handel: 1.532. In nagenoeg alle bedrijfstakken lag het aantal failliete bedrijven hoger dan een jaar daarvoor. In het transport gingen bijvoorbeeld 35% meer ondernemingen onderuit en in de financiële dienstverlening bijna 40%. Alleen in de horeca nam het aantal faillissementen licht af na een forse stijging in 2011. In de bouw
Bouw Performance-meting 13
‘In het eerste halfjaar van 2013 is een recordaantal bouwbedrijven failliet gegaan’ gingen in 2012 ruim 1.200 bedrijven failliet, ruim 35% meer dan in 2011. Het aantal faillissementen van bouwbedrijven vertoont al sinds 2009 een stijgende lijn, die in 2013 doorzet. Wanneer het stijgingspercentage aanhoudt, zullen dit jaar meer dan 1.500 bedrijven failliet worden verklaard, ofwel gemiddeld zes tot zeven per dag. In de eerste helft van 2013 zijn totaal 4.983 bedrijven en instellingen failliet verklaard. Dat is 14% meer dan in dezelfde periode van 2012 en het hoogste aantal faillissementen in een halfjaar sinds 1981. Bij de eenmanszaken bleef
bouw- en doe-het-zelfmaterialen en winkels in woninginrichting. In de bouw vielen de hardste klappen bij de nieuwbouw van woningen en bedrijfsgebouwen. Ook bij schildersbedrijven, loodgieters, glaszetters en projectontwikkelaars steeg het aantal faillissementen fors. Hoe de ontwikkelingen verder zullen verlopen, hangt naast de conjuncturele ontwikkeling mede van de banken af. Veel bouwbedrijven zijn zwaar gefinancierd en hebben moeite om aan hun verplichtingen te voldoen. Als gevolg hiervan staan veel aannemers onder
Totaal uitgesproken faillissementen
500 400 300 200 100 0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Bron: CBS bewerkt door PwC
de toename van het aantal faillissementen beperkt tot 1% en bij de overige bedrijven was de stijging 16%. De handel en de bouw werden het zwaarst getroffen. In de handel betrof het vooral (groot)handel in kleding,
‘Banken stellen hoge eisen aan kredieten en hypotheken’
14 PwC
verscherpt toezicht van de banken, maar de bankiers realiseren zich dat het vaak interessanter is om de financiering in stand te houden dan aan te sturen op een faillissement, zeker als het bedrijf een goed management heeft. Bij een faillissement blijft er weinig tot niets voor de schuldeisers over, terwijl het bedrijf heel goed weer kan opkrabbelen als de economie herstelt.
‘De schattingen over het aantal zzp’ers in de bouw variëren van 73.000 tot ver boven de 100.000’ In de kostensfeer wordt de bouw extra geraakt door de problemen in de financiële sector, die worden afgewenteld op bedrijven en particulieren. Ondanks de lage kapitaalmarktrente berekenen de banken hoge renteopslagen, met als gevolg dat bedrijven te kampen hebben met stijgende kapitaalkosten. Voorts voeren banken een uiterst restrictief beleid als het gaat om kredietverlening aan bedrijven en het verstrekken van hypothecaire leningen aan particulieren, wat een rem zet op de nieuwbouwproductie. De beperkingen van de hypotheekrenteaftrek hebben eveneens negatieve gevolgen voor de woningbouw.
1.6 Dringen om werk in overvolle bedrijfstak Uit de meest recente gegevens van Bouwend Nederland blijkt dat ons land per 1 januari 2012 bijna 1,25 miljoen bedrijven en instellingen telde, ruim 77.000 (6,6%) meer dan een jaar eerder. In de bouw stonden toen bijna 135.000 ondernemingen geregistreerd. Dit betekent een toename van 39.000 bedrijven (39%) in vijf jaar. Deze groei is volledig toe te schrijven aan bedrijven waar slechts één persoon werkzaam is: de zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Gemeten naar de stand aan het begin van 2012 werken bij ruim 128.000 bouwbedrijven (95%) minder dan tien personen, waarmee zij tot het kleinbedrijf worden gerekend. Het middenbedrijf telt 5.900 bedrijven, terwijl slechts 385 bedrijven honderd of meer werknemers in dienst hebben en daarmee tot het grootbedrijf behoren.
De arbeidsmarkt wordt voor een deel bevolkt door flexwerkers zoals uitzendkrachten, tijdelijke contractanten, freelancers en zzp’ers. Bedrijven spelen hierop in door rond hun eigen vaste medewerkers, ook wel kernmedewerkers genoemd, een schil van flexibele medewerkers te bouwen. Door voortdurend te schuiven met flexkrachten heeft een ondernemer onder alle omstandigheden de beschikking over het optimale aantal medewerkers. Dat systeem werkt goed op een krappe arbeidsmarkt, want dan is er ruime vraag naar flexwerkers. Tijdens een economische crisis kan het zich tegen de flexkrachten keren, omdat bedrijven dan hun flexibele schil afbouwen door de tijdelijke medewerkers massaal aan de kant te zetten. In veel branches is dit ook gebeurd, met alle negatieve gevolgen van dien voor met name de zzp’ers. Opdrachten zijn weggevallen, nieuw werk is moeilijk te vinden en door de felle concurrentie is er sprake van een druk op de prijzen. Zzp’ers kunnen geen beroep doen op de WW of een vergelijkbare regeling, dus als ze geen, onvoldoende of slecht betaald werk hebben, moeten ze interen op hun reserves (voor zover ze die hebben). In de bouw is er (nog) geen sprake van dat zzp’ers massaal de bedrijfstak verlaten. Wel is algemeen de indruk dat hun tarieven (zwaar) onder druk staan. Er circuleren verschillende cijfers over het aantal zzp’ers in de bouw. De hoogste schatting is afkomstig van de Stichting ZZP Nederland, die uitkomt op een getal ‘ver boven de 100.000’. FNV Bouw houdt het op 100.000 en Zelfstandigen Bouw op 75.000. Volgens het CPB is het aandeel zzp’ers 20% van de totale personeelsomvang - dus nu zo’n 90.000. Onderzoek uit 2012 van BouwKennis toonde aan, dat het aantal zzp’ers in de bouw- en installatiesector steeg van 52.600 in 2006 naar 76.850 in 2010: een toename van 46% in vier jaar. De crisis
‘Bouwers moeten creatief en oplossingsgericht met hun opdrachtgevers meedenken’
Bouw Performance-meting 15
‘Het aantal publiek-private samenwerkingsverbanden blijft gestaag groeien’ raakte de zzp’ers tot dan amper, omdat zij zich voornamelijk richtten op particuliere opdrachtgevers die nog op grote schaal bereid waren te investeren in de eigen woning. Die trend is in 2011 gekeerd. Het dalende consumentenvertrouwen en het daarmee gepaard gaande verminderde werkaanbod hebben ertoe geleid dat het aantal zzp’ers is gedaald. In april 2012 waren er nog 73.141, 4,8% minder dan in 2010. De grootste daling ondergingen de timmerbedrijven, metselaars en stukadoors. De productiecijfers van het EIB gaan voor de periode 2012-2015 uit van 98.000 zelfstandigen. Het EIB voegt daaraan toe dat het aantal zzp’ers door de crisis niet is gedaald. Wel zijn zij getroffen door de lagere vraag, met als gevolg dat het arbeidsvolume is afgenomen. Met andere woorden: er is minder werk voor eenzelfde aantal zelfstandigen.
1.7 Koopjes op de fusie- en overnamemarkt PwC ziet al enige tijd een nieuwe trend op de fusie- en overnamemarkt. Veel gezonde private ondernemingen en familiebedrijven grijpen de crisis aan om op overnamepad te gaan. Die conclusie trekt PwC uit de Private Companies Barometer, een periodiek onderzoek onder directieleden en directeuren-grootaandeelhouders van niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Er is sprake van een opvallende ontwikkeling, omdat het huidige financieringsklimaat de overnamemarkt fors onder druk zet. Toch verwachtte maar liefst 35% van de geïnterviewden in 2012 een ander bedrijf of een activiteit over te nemen. Volgens PwC is veel van dit type ondernemingen nog steeds tegen gunstige condities gefinancierd.
Voor hen is het huidige economische klimaat een uitgelezen kans om zwakkere broeders met financiële problemen te kopen tegen lage prijzen, al zullen de meeste overnames relatief klein van omvang zijn. In de vorige editie van dit performancerapport stelden wij dat de gesignaleerde trend naar de bouw zou kunnen overslaan. Hoewel een fusie- en overnamegolf in de bouw het afgelopen jaar is uitgebleven, achten wij de kans daarop nog steeds reëel. Bouwbedrijven met een sterke kaspositie kunnen juist nu toeslaan. Door de slechte marktomstandigheden staat het water bij veel aannemers tot aan de lippen. Een overname door een kapitaalkrachtige partner kan dan een mogelijkheid zijn om alsnog te overleven. De overnemende partij kan op zijn beurt voor een lage prijs een waardevolle toevoeging op de eigen bedrijfsactiviteiten in huis halen. Wellicht is het in de bouwsector als op de huizenmarkt, waar aspirant-kopers verwachten dat de prijzen nog verder zullen dalen en daarom rustig afwachten voordat ze hun slag slaan.
1.8 Focussen op veranderingen bij opdrachtgevers Schaalgrootte biedt bouwbedrijven diverse voordelen. Grote bedrijven hebben meer expertise in huis, kunnen zich scherper profileren ten opzichte van de concurrentie en meer toegevoegde waarde bieden. Bij voldoende bedrijfsomvang kunnen bouwers de steeds complexere projecten uitvoeren, waar de markt om vraagt en hun opdrachtgevers totaaloplossingen bieden. Zij kunnen bijvoorbeeld contracten offreren
‘Grote beleggers laten Nederland door de geringe rendementen steeds vaker links liggen’
16 PwC
waarin naast de bouw ook het ontwerp, het beheer en/of de financiering zijn geregeld. Die constatering sluit mooi aan op een andere door PwC gesignaleerde trend. De bouw krijgt in toenemende mate te maken met veranderingen in de visie van opdrachtgevers, met name projectontwikkelaars, gemeenten, corporaties, Rijkswaterstaat en institutionele
‘De investeringen in zorgvastgoed zullen sterk toenemen’ beleggers. PwC heeft op basis van eigen onderzoek en praktijkervaringen de belangrijkste trends en ontwikkelingen bij deze groepen in kaart gebracht, zodat bouwers er in hun strategische agenda rekening mee kunnen houden. Gemeenten hebben niet meer de mogelijkheid en de middelen om in te grijpen in de cyclus van de markt. Zij zullen zich steeds meer als actieve participant van de bouwmarkt terugtrekken en als regisseur gaan optreden. Door die veranderende opstelling zijn flexibiliteit en aanpassingsvermogen van het uitvoerend bouwbedrijf cruciaal om in deze markt een gezonde speler te blijven. Van bouwers wordt onder meer verwacht dat zij meedenken over het maatschappelijk belang van projecten en risicodragend gaan participeren. De grote complexiteit van projecten - die zowel op uitbreidings- als inbreidingslocaties worden gerealiseerd vereisen specifieke kennis en kwaliteit van bouwondernemers. Van belang is ook dat zij langdurige partnerschappen met lokale overheden aangaan. Corporaties zullen in de toekomst minder investeren in nieuwbouw. Het accent komt te liggen op herstructurering, onderhoud en verduurzaming van de
leefomgeving. Voor de korte termijn moeten corporaties reorganiseren en terug naar de kernactiviteiten, mede omdat de financiering van projecten steeds moeilijker wordt. Dat vraagt om professionalisering en verdere schaalvergroting. Corporaties hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd. Door vraaguitval en opdrogende kasstromen moeten zij nu afwegingen maken hoe hun kapitaal optimaal kan worden ingezet. Tot 2050 zal de vraag naar woningen met circa 20% toenemen. Voor de blijvende investeringsopgave streven corporaties naar een lage bouwprijs, zodat aflossingen en afschrijvingen mogelijk worden in een periode van 25 jaar. Van bouwondernemers wordt verwacht dat zij meedenken om die bouwopgave te realiseren. Rijkswaterstaat krijgt de komende jaren te maken met ingrijpende bezuinigingen en personele inkrimpringen. Tegelijk worden de infrastructurele projecten omvangrijker en complexer, mede door de toepassing van geavanceerde technologieën. Het aantal publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS) blijft gestaag groeien. RWS zal in toenemende mate gaan aanbesteden op basis van integrale contracten en minder uitgewerkte specificaties. De nadruk komt daarbij meer te liggen op kwaliteit dan op prijs. Buitenlandse partijen zullen proberen orders naar zich toe te trekken, waardoor de concurrentie voor Nederlandse bedrijven toeneemt. Dit alles vraagt om andere competenties van bouwers. Zij moeten omgaan met complexe projecten door de toevoeging van langetermijnverantwoordelijkheden, financieringsarrangementen en ICTcomponenten. Beleggers lopen steeds vaker tegen problemen rond de financiering aan en door de grote leegstand op de kantorenmarkt worden zij
‘Betere communicatie voorkomt faalkosten’ geconfronteerd met lage rendementen. Op Bouw Performance-meting 17
de huidige kopersmarkt zijn bedrijven eerder geneigd zich te vestigen in nieuwbouw dan in bestaande bouw. Voorts staat het rendement in het retailsegment onder druk. De consument geeft minder uit en het winkelen op internet wordt steeds populairder. Door deze ontwikkelingen gaan Nederlandse institutionele beleggers vaker op
‘Faalkosten ontstaan vooral in de ontwerp- en voorbereidingsfase’ zoek naar rendement in het buitenland. Ook buitenlandse investeerders lijken Nederland te mijden door de structurele problemen op de vastgoedmarkt. Bouwers kunnen toegevoegde waarde leveren door technische, logistieke, flexibele en klantgerichte oplossingen aan te dragen voor de herstructureringsopgaven waar beleggers voor staan.
1.9 Stijgende zorguitgaven bieden kansen voor de bouw De aanhoudende groei van de zorg- en welzijnssector biedt interessante kansen voor bouwbedrijven, concludeert het EIB in een recente studie. Er bestaat grote behoefte aan investeringen in zorgvastgoed, zowel op de korte als de lange termijn. Enerzijds is sprake van een sterk toenemende vraag naar zorg vanuit de vergrijzende bevolking. Bovendien zal dit deel van de bevolking steeds vermogender worden. Anderzijds is het zorgvastgoed voor een groot deel in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw gebouwd. Deze gebouwen moeten de komende decennia worden vervangen, zo staat te lezen in het rapport ‘Bouwen voor de zorg; Perspectief voor de Nederlandse bouw’. De voorraad zorgvastgoed is sterk gegroeid en zal dat blijven doen. In 1990 was 35 miljoen
vierkante meter vastgoed in gebruik door zorginstellingen. Dit was in 2010 opgelopen naar 52 miljoen vierkante meter en zal in 2030 bijna 80 miljoen vierkante meter zijn. Tegelijkertijd zullen door de veroudering van zorggebouwen de vervangingsinvesteringen in 2030 verdrievoudigd zijn. Vooral de toename van het aantal ouderen zal bepalend zijn voor de uitbreiding van het zorgvastgoed. De sterkste groei zit zowel historisch als naar de toekomst in de care-sector, waaronder verpleging, verzorging, thuiszorg en wijkverpleging vallen. De cure-sector, gericht op genezing, kent ook een sterke groei, maar blijft iets achter bij de care-sector.
1.10 Ketensamenwerking beste remedie tegen faalkosten Er zijn diverse oorzaken voor faalkosten in de bouw, die ook nog eens per bedrijf kunnen verschillen. Ze kunnen op allerlei plekken in de bouwkolom ontstaan. Uit meerdere onderzoeken komt naar voren dat gebrekkige communicatie en onvoldoende aandacht voor de uitvoerbaarheid van projecten in de ontwerpfase belangrijke oorzaken van faalkosten zijn. Veel bouwwerken worden onvolledig voorbereid, waardoor er in een later stadium technische aanpassingen nodig zijn. Daarnaast gaat er bij de uitvoering op de bouwplaats het nodige mis. In de communicatie speelt de gegevensuitwisseling een grote rol: het bouwproces is bijzonder complex gezien de vele betrokken partijen en deelprocessen. Alles moet worden gecoördineerd en op elkaar afgestemd. En waar zich veel afstemmingsmomenten voordoen, is het risico op falen groot. Overigens klinkt in de onderzoeken de laatste tijd ook een andere interessante constatering door. Onderzoekers vragen zich af of de faalkosten het afgelopen decennium écht zo
‘Bij ketensamenwerking voelen alle partijen zich verantwoordelijk voor een goed eindresultaat’
18 PwC
Bouw Performance-meting 19
hard zijn gestegen of dat de bewustwording rond deze kostenpost groter is geworden, waardoor er binnen bedrijven kritischer naar wordt gekeken. Als dit laatste het geval is, zou dat een goede stimulans zijn om de strijd tegen faalkosten in alle hevigheid voort te zetten. Het Bouwkennis Jaarrapport Nederland 2012/2013 concludeert uit de resultaten van een recent themaonderzoek, dat faalkosten in de bouw vooral ontstaan door fouten in de ontwerp- en voorbereidingsfase. Om de faalkosten per bouwfase inzichtelijk te maken, is gevraagd op welk moment in het
‘Op het gebied van duurzaamheid en duurzaam bouwen is al veel bereikt’ bouwproces de oorzaken en uiting ervan ontstaan. Allereerst vinden alle marktpartijen dat de uiting van faalkosten voornamelijk in de uitvoeringsfase optreedt. In veel mindere mate ziet men faalkosten optreden in de voorbereidingsfase en de opleveringsfase, maar bijna nooit in de initiatieffase en de ontwerpfase. Over de oorzaak van faalkosten zijn de meningen verdeeld. Ontwikkelaars vinden dat faalkosten vooral ontstaan door fouten in de ontwerpfase (44%). Ook hoofdaannemers leggen het accent op het voortraject: vooral in de ontwerpfase en in de voorbereidingsfase liggen de oorzaken voor faalkosten. Opvallend is dat bij installateurs en onderaannemers het accent ligt op de uitvoerende fase. Deze partijen hebben het beste zicht op het dagelijkse reilen en zeilen op de bouwplaats, wat hun mening extra kracht bij zet. Gevraagd naar de beste remedie tegen faalkosten, staat het verbeteren van de communicatie met stip op nummer één. Vooral ontwikkelaars (78%) noemen dit relatief vaak. De kwaliteit van het uitvoerend personeel verbeteren is vooral een remedie
tegen faalkosten voor uitvoerende partijen, terwijl ontwikkelaars daar minder in zien (37%). Andere punten zijn aandacht aan de uitvoerbaarheid (40%), aanbesteden op kwaliteit in plaats van de laagste prijs (39%) en ervaringen meenemen uit vorige projecten (29%). Per marktpartij zijn echter opvallende verschillen te zien. Zo zien onderaannemers meer in aanbesteden op kwaliteit in plaats van de laagste prijs (55%), terwijl zij juist aanzienlijk minder zien in de aandacht aan de uitvoerbaarheid van het ontwerp (28%). Dit sluit aan bij hun mening over de oorzaak voor faalkosten. Zij vinden immers relatief vaak dat in de uitvoerende fase de meeste oorzaken liggen voor faalkosten. Op diverse niveaus in de bedrijfstak worden initiatieven ontplooid om faalkosten inzichtelijk te maken en te bestrijden. De meest interessante ontwikkeling op dit punt is de ketenintegratie of ketensamenwerking. Hieronder wordt verstaan de samenwerking binnen en tussen de opeenvolgende schakels in de bedrijfskolom, vanaf de aannemer tot aan de opdrachtgever. Alle betrokkenen zijn vanaf de ontwikkeling tot de oplevering nauw bij de totstandkoming van een bouwproject betrokken. Een keten kan, afhankelijk van de omvang van het bouwwerk en de gestelde doelen, bestaan uit bijvoorbeeld de hoofdaannemer en onderaannemers, de architect, de leveranciers van bouwmaterialen, de constructeur en installateur, de opdrachtgever of ontwikkelaar. Partijen zitten met elkaar aan tafel om in een open en transparante sfeer de planning te centraliseren en voorts alle mogelijkheden en problemen te analyseren. Met als doel om de hoogste kwaliteit te bereiken in de kortst mogelijke tijd en tegen de laagste kosten. Door voortdurend overleg vanuit ieders specifieke deskundigheid wordt bereikt dat het bouwproces sneller en efficiënter verloopt, waardoor fouten c.q.
‘Het Energieakkoord levert duizenden banen in de bouw op’
20 PwC
‘De CO2-prestatieladder wordt door honderden bedrijven en opdrachtgevers ingezet’ faalkosten worden voorkomen. Groot voordeel van ketensamenwerking is dat een project als een gezamenlijke opdracht wordt beschouwd, waardoor iedereen zich verantwoordelijk voelt voor het eindresultaat en rekening houdt met de andere partijen in de keten. Bouwen wordt zodoende een integraal proces en niet een bonte aaneenschakeling van afzonderlijke taken. Risicomanagement: betere resultaten, meer stabiliteit PwC kan u als ondernemer behulpzaam zijn bij het bestrijden van faalkosten door risicomanagement in uw organisatie te integreren. De lat voor risicomanagement binnen de bouwsector is verhoogd. Risicomanagement is van oudsher een kritisch element in uw bedrijfsvoering. Als bouwondernemer of projectontwikkelaar heeft u te maken met uiteenlopende projecten, wat vraagt om excellent operationeel risicomanagement. Dit is echter niet meer genoeg. De reputatie van de bouwsector heeft het de laatste tijd zwaar te verduren en ook de financiële stabiliteit staat onder druk. De snelheid waarmee en de mate waarin risico’s uw prestaties bedreigen, zijn
‘Ondernemers die geen duurzame oplossingen leveren, zullen veel terrein verliezen’ om een aantal redenen toegenomen. Zoals: meer samenwerking in de waardeketen, geïntegreerde contracten, de algemene staat van de economie, integriteitsincidenten en de toegenomen maatschappelijke en wettelijke eisen ten aanzien van governance en transparantie. Dit vraagt om versterkt risicomanagement bij de strategische, financiële en compliance-doelstellingen.
PwC helpt u uw prestaties en het risicomanagement te integreren en te verbeteren. Op die manier verbetert u de resultaten, vergroot u de stabiliteit en versterkt u het vertrouwen in uw organisatie. PwC heeft een aantal methoden ontwikkeld waarmee we risico’s op een gestructureerde manier in kaart kunnen brengen, zodat ze succesvol kunnen worden gemanaged. Zo geeft onze quick scan in korte tijd een beeld van de risico’s in een organisatie op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Wij maken een nulmeting van het risicoprofiel van de portefeuille en de onderliggende projecten, en geven aan waar organisatorische verbeteringen kunnen worden aangebracht. Speciaal voor projectontwikkelaars die te maken hebben met een uitgebreide en complexe projectportefeuille, ontwikkelden wij de risicomonitor. Deze monitor kwantificeert en objectiveert de risico’s van alle individuele projecten, die daarna naar de totale portefeuille worden vertaald. Ook levert onze risicomonitor waardevolle informatie die kan worden afgezet tegen eerder gestelde criteria. Scenarioanalyses en dwarsdoorsneden naar de meest risicovolle projecten behoren tot de mogelijkheden.
1.11 Bouw levert substantiële bijdrage aan duurzaamheid De bouw speelt een sleutelrol bij het streven naar duurzaamheid en een duurzame economie. Duurzaamheid is een omvangrijk begrip, dat veelal wordt uitgedrukt in de drie P’s van people (mensen), planet (planeet) en profit/ prosperity (winst/welvaart). Op het gebied van duurzaamheid en duurzaam bouwen is al veel vastgelegd en bereikt. Zo loopt al jaren het overheidsprogramma ‘Schoon en Zuinig’, dat zich onder meer richt op verhoging van het aandeel duurzame energie in het totale energieverbruik en minder uitstoot
Bouw Performance-meting 21
‘Risicomanagement is van oudsher een kritisch element in de bedrijfsvoering’ van broeikasgassen. Veel bouwbedrijven, corporaties, projectontwikkelaars en beleggers onderschrijven de normen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen in hun jaarverslag, mission statements en gedragscodes. Er zijn tal van keurmerken op allerlei terreinen ontwikkeld. Investeerders, NGO’s en opdrachtgevers vragen steeds meer informatie van organisaties over niet-financiële data. Bedrijven worden op een groeiend aantal benchmarks beoordeeld. Er bestaan duurzame krediet- en projectfinancieringen, beleggingen en investeringen. In september 2013 is voor de derde keer de Dutch Green Building Week georganiseerd, die in het teken stond van duurzaam bouwen, wonen, werken en duurzame gebiedsontwikkeling. In oktober 2013 wordt de vijfde editie van de Dag van de Duurzaamheid gehouden, de Dag van de Bouw 2013 stond in het teken van duurzaamheid, en zo kunnen we nog wel even doorgaan. De vraag naar duurzame oplossingen zal de komende jaren enorm toenemen. De bouw levert daaraan al een substantiële bijdrage en de aandacht ervoor stijgt nog steeds. Een belangrijk langlopend project is het - in 2012 herijkte - Lente-Akkoord 2008, waarin partijen zich hebben verplicht om vanaf 2020 uitsluitend nog energieneutrale gebouwen op te leveren. Daarnaast onderschrijft een toenemend aantal bouwconcerns de ‘Leidende Principes’ om professionele samenwerking en
‘Duurzaamheid is een essentieel onderdeel van de bedrijfsstrategie’ ketensamenwerking in de bouw te bevorderen. Voorts wil Bouwend Nederland door meer marktwerking de winstgevendheid van duurzaam bouwen vergroten, zodat er steeds duurzamer gebouwd wordt.
22 PwC
Medio 2013 heeft het kabinet met werkgevers, vakbonden en milieuorganisaties een Energieakkoord gesloten, dat afspraken bevat over energiebesparing, schone technologie, en klimaatbeleid. In 2020 moet het aandeel duurzame energie 14% bedragen en in 2023 16%. In 2050 moet de energievoorziening volledig duurzaam zijn. Er komen programma’s voor de isolatie van woningen en het zelf opwekken van energie. Het akkoord levert naar verwachting minimaal 15.000 banen op, voornamelijk in de bouw. In 2012 heeft het Nederlandse bedrijfsleven € 1 miljard geïnvesteerd in energiezuinige technieken en duurzame energie. Daarbij is gebruikgemaakt van de Energieinvesteringsaftrek (EIA), een fiscale regeling die gemiddeld 10% belastingvoordeel oplevert. De investeringen uit 2012 zorgen gezamenlijk voor een CO2-reductie van circa 765 kiloton per jaar. Voor investeringen die milieuwinst opleveren, zijn de Milieuinvesteringsaftrek (MIA) en de Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen (Vamil) in het leven geroepen. Daarnaast kennen gemeenten en provincies diverse duurzaamheidssubsidies en heeft de Europese Unie stimuleringsregelingen voor duurzaam bouwen, zoals de Energy Efficient Buildings. De CO2-prestatieladder van de Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO) is een groot succes. Medio 2013 waren er meer dan 340 certificaten voor afgegeven. Niet alleen het aantal gecertificeerde bedrijven groeit gestaag, maar ook het aantal opdrachtgevers dat de ladder inzet. Op 1 april 2013 is de nieuwe Aanbestedingswet in werking getreden. Een van de meest verstrekkende bepalingen daarin, is het ‘EMVI, tenzij…’-beginsel. EMVI
staat voor ‘economisch meest voordelige inschrijving’ ofwel gunning op waarde. Bij een EMVI-aanbesteding wordt naast de prijs ook veel waarde toegekend aan kwalitatieve criteria als publieksgerichtheid, duurzaamheid en projectbeheersing. Uit een onlangs door USP gehouden onderzoek blijkt dat particuliere huiseigenaren enthousiast zijn over de toepassingen van zonne-energie. Ruim de helft van hen heeft belangstelling om zonnepanelen op het eigen huis te plaatsen. Financiële voordelen
‘Opdrachtgevers weten vaak niet hoeveel kennis bouwbedrijven in huis hebben’ geven daarbij de doorslag, zoals de verlaging van de energierekening en de verwachte waardestijging van de woning. Sinds 1 juli 2013 kunnen opwekkers van lokale duurzame energie hun verbruik onbeperkt salderen met hun eigen productie. Steeds meer consumenten nemen het initiatief om samen met buurtbewoners te investeren in zonnepanelen. Ook de mogelijkheid om panelen op een ander dak te plaatsen als het dak van de eigen woning niet geschikt is, vinden de ondervraagden interessant. Voor leveranciers van zonnepanelen liggen er dus kansen, temeer nu de dreigende Europese importheffing op Chinese zonnepanelen definitief van de baan is. PwC is sinds 2005 geaccrediteerd voor het uitvoeren van verificaties voor zowel het CO2- als het NOx-emissiehandelssysteem. De accreditatie is verleend door United Kingdom Accreditation Services (UKAS). Op dit moment is PwC verantwoordelijk voor de verificatie van circa 25% van de Nederlandse CO2- en NOx-emissies van stationaire installaties. Daarnaast is PwC marktleider in de verificaties
van jaarlijkse emissierapportages in de luchtvaartindustrie. Tevens verifieert PwC CO2-footprint rapportages ten behoeve van de CO2-prestatieladder van SKAO. Duurzaamheid rendeert Ondanks de vele gunstige resultaten is er nog heel wat braakliggend terrein om te ontginnen. Zo oordeelde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) al in 2009 dat de instrumenten uit het programma Schoon en Zuinig substantiële effecten hebben, maar dat de gestelde klimaat- en energiedoelen voor 2020 er niet mee worden gehaald. Daarvoor is aanvullend beleid nodig. En in de Duurzaamheid & Energie Monitor 2012 komt BouwKennis tot de conclusie dat duurzaamheid in de bouw een steeds grotere rol speelt, maar niet dé standaard is. Hoewel veel bouwondernemingen de groeiende rol van duurzaamheid aangrijpen om zich op de markt te profileren, aldus BouwKennis, zijn er nog altijd diverse belemmeringen die de toepassing ervan tegenhouden. De grootste bottleneck ligt bij de opdrachtgevers, die voor de hogere kosten moeten opdraaien. Lagere prijzen en een actievere rol van de overheid zouden dit dilemma kunnen wegnemen. Uit de Monitor blijkt voorts dat met name de levensduur een product duurzaam maakt. Duurzaamheid wordt meer en meer een vanzelfsprekende voorwaarde voor opdrachtgevers. Ondernemers die niet meegaan in het leveren van duurzame oplossingen, zullen veel terrein verliezen. Hierbij is het van belang te weten wat een product volgens de markt duurzaam maakt. Het meest genoemd wordt de levensduur van een product. Daarnaast maken de mogelijkheid tot hergebruik en milieuvriendelijke grondstofwinning een product duurzaam. De bijdrage aan de energiezuinigheid van een gebouw wordt weinig genoemd.
‘Voor leveranciers van zonnepanelen liggen er interessante kansen’
Bouw Performance-meting 23
Tot vergelijkbare conclusies komen PwC en Rabobank, die gezamenlijk onderzoek hebben gedaan naar de mogelijkheden en kansen van duurzaamheid in de dagelijkse praktijk van de utiliteitsbouw. Het rapport ‘Samen aan de slag! Best practices in duurzame utiliteitsbouw’ presenteert de visie, bevindingen en praktijkvoorbeelden van toonaangevende projectontwikkelaars, architecten, beleggers, banken, facilitaire dienstverleners, overheden en gebruikers. Een belangrijke conclusie is dat duurzaam denken en handelen bij veel bedrijven niet ‘nice to have’ is, maar een standaardonderdeel van hun waardepropositie en groeistrategie. Duurzaam opererende bedrijven onderscheiden zich door klantgerichter relatiemanagement, kostenreductie en diversificatie van producten en diensten. Een duurzame bedrijfsvoering stimuleert risico- en kostenmijdend gedrag
‘Bij 95% van de bouwbedrijven werken minder dan tien personen’
en levert een blijvende verbetering van operationele processen op. Dat rendeert, zo blijkt uit het onderzoek. De publicatie eindigt dan ook met de constatering dat ondernemers vandaag nog kunnen beginnen met hun duurzaamheidsagenda. De onderzoekers geven de volgende praktische tips en adviezen aan bouwondernemers: 1. Om duurzaamheid in het DNA van een bedrijf te krijgen, is leiderschap nodig. Neem die rol, geef het goede voorbeeld en stimuleer persoonlijke initiatieven van ‘duurzaamheidsambassadeurs’ binnen uw organisatie. 2. Integreer duurzaamheid in uw organisatie. De implementatie van duurzaamheid vraagt om een cultuurverandering. Breek de interne silo’s af en stuur op gedragsverandering van managers en medewerkers en de herschikking van werkpatronen.
24 PwC
3. Laat zien dat u duurzaam bent. Ondernemingen worden beoordeeld op hun duurzaamheidsprestaties. De koplopers hebben duurzaamheid in alle bouwfasen meetbaar gemaakt en communiceren dit actief in- en extern. Maak marketingbudget vrij om u te onderscheiden 4. Zoek de samenwerking in de keten als sleutel tot duurzaam succes. De partijen brengen hun kennis in het proces in en halen er nieuwe inzichten en verbindingen met de andere schakels uit. Stuur op evenwicht tussen halen en brengen. 5. Haal kennis van buiten naar binnen. Zorg dat er nieuwe uitdagingen en prikkels worden gecreëerd, zodat er nieuwe inzichten en oplossingen ontstaan. Betrek hiervoor andersoortige expertise van buiten uw eigen sector. 6. Combineer bewezen technieken. Creëer ruimte in het bouwproces en tijdens het gebruik om bewezen technieken gecombineerd toe te passen. Bewezen technieken moeten bij elkaar passen om tot synergie te komen. 7. Maak gebruik van de kennis van uw medewerkers, ze zijn uw experts in de details. Geef ruimte aan het toepassen van slimme ideeën. De interne creatieve doeen denkkracht is aanzienlijk. Het vraagt organiserend vermogen om die te benutten. Innovatieve en creatieve oplossingen De bouw kan voor duurzaamheids vraagstukken innovatieve, creatieve en technisch verantwoorde oplossingen bieden, tezamen met de daarbij behorende contractvormen. PwC constateert echter in haar adviespraktijk dat opdrachtgevers daarvan lang niet altijd op de hoogte zijn. Daarom moet deze kennis actief naar de klant worden gecommuniceerd. Het is van groot belang dat bouwers en opdrachtgevers vanaf het begin intensieve contacten met elkaar onderhouden, zodat innovaties in alle stadia van het bouwproces worden meegenomen. Wanneer bouwbedrijven meedenken over zaken als functionaliteit en duurzaamheid
‘Bouwbedrijven met een sterke kaspositie kunnen nu op de overnamemarkt hun slag slaan’
ontstaat een beter eindproduct, waardoor problemen achteraf tot het verleden gaan behoren. Bij het intensiveren van de contacten is een belangrijke rol weggelegd voor marketing en communicatie. Bouwers moeten zich beter profileren en aan opdrachtgevers tonen tot welke bouwprestaties en innovaties zij in staat zijn onder open en eerlijke prijs- en kwaliteitscondities.
1.12 Toekomstgerichte investeringen werpen vruchten af De bouw is door de crisis in een diepe put beland. Er zijn duizenden bedrijven failliet gegaan, waaronder grote en vooraanstaande spelers, en tienduizenden arbeidsplaatsen verdwenen. Veel werknemers voor wie geen plaats meer was bij werkgevers, hebben hun knopen geteld en zijn zelf ondernemer geworden. Het eind van het ingrijpende transitieproces is nog niet bereikt, want ook 2013 zal als een probleemjaar de boeken ingaan. Of 2014 herstel zal brengen is onzeker. Het ziet er meer naar uit dat de weg omhoog pas in 2015 wordt bereikt. Er is alle reden voor somberheid, maar voor de bouw zou die houding juist nu de allerslechtste remedie zijn om uit de problemen te komen. Bouwondernemers weten dat ook en handelen daarnaar. PwC verricht al jaren onderzoek naar de situatie in de bouw en daarin komt iedere keer weer naar voren, dat ondernemers zich niet laten kisten door tegenslagen. Ze richten zich op kansen en mogelijkheden en kijken naar de toekomst. Er zal altijd vraag naar bouwwerken zijn. Weliswaar zijn de productiecijfers de afgelopen jaren fors gedaald, maar de huidige sectoromzet van € 50 miljard is hoe dan ook een formidabel bedrag. Als de groei terugkeert, kunnen de volumes weer op het oude niveau komen.
Nu is de grootste uitdaging om door de crisis te komen. Dat vereist ondernemerschap, doorzettingsvermogen en stuurmanskunst, maar ondernemers in de bouw zijn wel wat gewend als het om crisisbeheersing gaat en staan ook nu hun mannetje. De komende tijd liggen er volop mogelijkheden voor ondernemers om de positie van hun bedrijf te verstevigen. Bij de bestrijding van faalkosten is een belangrijke doorbraak bereikt. Uit onderzoeken blijkt steeds duidelijker dat de meeste fouten in het bouwproces tijdens de ontwerp- en voorbereidingsfase worden gemaakt en dat ketensamenwerking de beste remedie is om faalkosten te bestrijden. De gunstige ervaringen die in de praktijk met bouwteams zijn opgedaan, kunnen verder worden uitgebouwd. Grote opdrachtgevers - zoals gemeenten, projectontwikkelaars en corporaties - zullen zich in toenemende mate als regisseur van het bouwproces opstellen en verlangen dat bouwondernemers daarop inspringen met nieuwe contractvormen, meer flexibiliteit en langdurige partnerschappen. Bij het streven naar grotere duurzaamheid kan de bouw zich stevig profileren. Hoewel op dit punt al indrukwekkende resultaten zijn geboekt, zal van bouwers worden gevraagd ook innovatieve oplossingen te bedenken voor de duurzaamheidsvraagstukken die nog op de agenda komen. Een nieuwe uitdaging vormt de vergrijzing. De afgelopen jaren hebben duizenden medewerkers de bedrijfstak vanwege pensionering verlaten en dat zal voorlopig doorgaan. Door de crisis valt dat niet zo op, omdat de gaten die zij achterlaten meestal snel kunnen worden opgevuld. Maar zodra de economie weer aantrekt en de arbeidsmarkt krimpt, worden de effecten van ‘de grote uittocht’ sterker zichtbaar. Het is daarom van groot belang om nu al rekening
Bouw Performance-meting 25
te houden met het verwachte verloop en de toekomstige behoefte aan personeel. Ondanks alle tegenslagen waarmee de bouw wordt geconfronteerd, is de grote kracht van bouwondernemers dat zij voortdurend blijven investeren in zaken als kwaliteitsverbetering, talentvolle medewerkers, technologische innovaties, risicomanagement, moderne samenwerkingsvormen en grensoverschrijdende partnering met opdrachtgevers. Zolang die mentaliteit de boventoon blijft voeren, is er alle reden voor vertrouwen in de toekomst.
26 PwC
Bouw Performance-meting 27
2. Bouw Performance-meting 2.1
28 PwC
De ‘Performance-meting Top Bouwondernemingen in Nederland’ is een door de bouwspecialisten van PwC ontwikkeld model, dat het mogelijk maakt zowel de financiële prestaties als de financiële soliditeit van bouwondernemingen te meten. Het model stelt u tevens in de gelegenheid uw performance te vergelijken met die van uw branchegenoten. Het performance-meting model Wij hanteren een model waarbij de prestatie van een (ontwikkelende) bouwonderneming wordt gemeten op grond van twee indicatoren: de financiële performance en de financiële soliditeit. Deze indicatoren geven inzicht in de mate waarin de onderneming rendement oplevert, én de mate waarin de onderneming een financiële buffer heeft opgebouwd om de contract-, project- en uitvoeringsrisico’s te bestrijden. De berekende ratio’s zijn gebaseerd op de door de ondernemingen gepubliceerde jaarverslagen. In de grafieken is onderscheid gemaakt tussen bedrijven die onder IFRS rapporteren en bedrijven die op basis van de Nederlandse richtlijnen voor de jaarverslaggeving (Dutch Gaap) rapporteren. De 2011 cijfers van Imtech zijn ontleend aan de bij de kamer van koophandel gedeponeerde 2011 jaarrekening. De cijfers zijn niet herzien zoals de herziene vergelijkende cijfers 2011 die in de 2012 jaarrekening van Imtech zijn gepubliceerd. Gehanteerde ratio’s performance-meting
Rendement werkzaam vermogen
Leencapaciteit
Garantievermogen
Orderportefeuille
Liquiditeit
Financiële soliditeit
Financiële performance
Rendement eigen vermogen
Rendement omzet
Bouw Performance-meting 29
Rendement gemiddeld werkzaam vermogen Het rendement op het gemiddeld werkzaam vermogen wordt bepaald door de vergoeding (bedrijfsresultaat + rentebaten na vennootschapsbelasting eventueel verhoogd met resultaat deelnemingen) uit te drukken in een percentage van het gemiddeld werkzaam vermogen (exclusief non recourse- leningen en projectfinancieringen). Met andere woorden: het rendement van al het vermogen dat beschikbaar is voor de onderneming en op grond daarvan een vergoeding verlangt. De non recourse-leningen en projectfinancieringen worden hierbij niet meegenomen in het werkzaam vermogen aangezien de bijbehorende financieringslasten rechtstreeks op de projecten drukken.
20%
Rendement gemiddeld werkzaam vermogen - IFRS
15% 10% 5% 0% -5% -10% 2012 2011 2010
20%
Boskalis 9,0% 10,7% 17,0%
Strukton 6,5% 11,6% 3,3%
Imtech -4,9% 11,7% 13,0%
Volker Wessels -5,3% 7,6% 7,0%
BAM Groep -5,8% 8,3% 4,0%
Ballast Nedam -6,4% 5,5% 5,8%
Heijmans -9,9% -3,0% 5,4%
Rendement gemiddeld werkzaam vermogen - Dutch GAAP
15% 10% 5% 0% -5% -10% 2012 2011 2010
30 PwC
TBI 8,9% 7,8% -10,0%
Van Wijnen 8,8% 13,8% 15,5%
Van Oord 8,0% 11,3% 13,0%
Hurks Groep 3,5% 12,5% 12,9%
Dura Vermeer 2,7% 10,4% 2,9%
Rendement gemiddeld eigen vermogen Het rendement op het gemiddeld eigen vermogen wordt bepaald door het nettoresultaat uit te drukken in een percentage van het gemiddeld eigen vermogen.
25%
Rendement gemiddeld eigen vermogen - IFRS
20% 15% 10% 5% 0% -5% -10% -15% -20% -25% -30% -35% 2012 2011 2010
30%
Boskalis 13,8% 15,4% 21,7%
Strukton Groep 9,3% 8,1% -9,3%
Volker Wessels -15,5% 8,6% 9,3%
BAM Groep -18,0% 11,1% 1,6%
Heijmans -24,2% -8,6% 3,6%
Ballast Nedam -27,2% 5,4% 4,3%
Imtech -32,5% 17,3% 21,4%
Rendement gemiddeld eigen vermogen - Dutch GAAP
25% 20% 15% 10% 5% 0% -5% -10% -15% 2012 2011 2010
Van Oord 15,1% 17,7% 25,9%
Van Wijnen 4,5% 9,8% 13,0%
Hurks Groep 3,5% 13,1% 12,9%
Dura Vermeer 2,5% 10,2% 1,7%
TBI 2,3% 9,9% -13,0%
Bouw Performance-meting 31
Rendement in percentage omzet Het nettoresultaat in procenten van de omzet is binnen de sector een belangrijke rendementindicator. Veel bouwbedrijven hanteren dit kengetal als KPI in het formuleren van (middellange) termijndoelstellingen.
12%
Rendement in percentage omzet - IFRS
10% 8% 6% 4% 2% 0% -2% -4% -6% 2012 2011 2010
12%
Boskalis 8,2% 9,3% 11,7%
Strukton Groep 1,3% 1,1% -1,1%
Volker Wessels -2,5% 1,7% 2,1%
BAM Groep -2,5% 1,6% 0,2%
Ballast Nedam -3,2% 0,7% 0,5%
Heijmans -3,9% -1,6% 0,6%
Imtech -4,3% 3,0% 3,2%
Rendement in percentage omzet - Dutch GAAP
10% 8% 6% 4% 2% 0% -2% 2012 2011 2010
32 PwC
Van Oord 5,9% 6,9% 10,5%
Hurks Groep 0,9% 3,5% 3,8%
Van Wijnen 0,6% 1,3% 1,6%
Dura Vermeer 0,3% 1,1% 0,2%
TBI 0,3% 1,1% -1,7%
Orderportefeuille in percentage omzet Over de omvang van de orderportefeuille zijn de grote bouwondernemingen veelal wel bereid informatie te verstrekken. Zeker als die goed gevuld is. Hoe groter de portefeuille, des te beter, want de onderneming straalt daarmee continuïteit uit. Een gegeven om rekening mee te houden.
350
Orderportefeuille in percentage omzet - IFRS
300 250 200 150 100 50 0 2012 2011 2010
350
BAM Groep 149% 131% 159%
Strukton Groep 144% 151% 144 %
Ballast Nedam 136% 141% 135 %
Boskalis 133% 125% 121 %
Imtech 118% 114% 116 %
Volker Wessels 112% 116% 121 %
Heijmans 87% 93% 82%
Orderportefeuille in percentage omzet - Dutch Gaap
300 250 200 150 100 50 0 2012 2011 2010
Hurks Groep 230% 266% 306%
Dura Vermeer 154% 137% 167%
Van Wijnen 131% 150% 175%
Van Oord 115% 99% 118%
TBI 90% 110% 138%
Bouw Performance-meting 33
Benutte leencapaciteit Het garantievermogen van de onderneming wordt in belangrijke mate bepaald door het gevoerde financieringsbeleid. Dit betekent, dat de leencapaciteit van de onderneming in meer- of mindere mate kan zijn benut. Het model houdt rekening met de benutte leencapaciteit van de onderneming en wel door de rentedragende schulden (exclusief non recourse-leningen; projectfinancieringen) te plaatsen tegenover de gerealiseerde EBITDA. Hoe lager de benutte leencapaciteit is, hoe beter de performance. De best mogelijke score is 0,10. In ons model is de score gemaximaliseerd op 10,00. Voor 2012 is voor een aantal ondernemingen geen leencapaciteit weergegeven. Deze ondernemingen hebben een negatief EBITDA. Dat leidt tot een negatieve score, wat voor een leencapaciteit niet kan.
12,00
Benutte leencapaciteit - IFRS
10,00 8,00 6,00 4,00 2,00 0 2012 2011 2010
4,00
Boskalis 1,79 1,39 1,34
Strukton Groep 2,34 1,47 2,32
Ballast Nedam 10,00 2,53 3,58
Imtech X 2,47 1,89
Volker Wessels X 2,79 2,82
BAM Groep X 4,71 5,72
Heijmans X 10,00 2,16
Benutte leencapaciteit - Dutch Gaap
3,50 3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0 2012 2011 2010
34 PwC
Dura Vermeer 0,10 0,10 0,10
TBI 0,12 0,10 0,62
Hurks Groep 0,45 0,10 0,10
Van Wijnen 0,75 0,10 0,10
Van Oord 2,09 1,54 0,75
Garantievermogen in verhouding tot balanstotaal Het garantievermogen in procenten van het balanstotaal is een belangrijke solvabiliteitsindicator. Het garantievermogen wordt hierbij bepaald door het eigen vermogen te verhogen met eventuele achtergestelde leningen.
60%
Garantievermogen in verhouding tot balanstotaal - IFRS
50% 40% 30% 20% 10% 0% 2012 2011 2010
60%
Boskalis 39,2% 37,4% 37,1%
Heijmans 28,1% 31,0% 32,6%
Strukton Groep 24,3% 23,6% 18,1%
Volker Wessels 18,7% 26,2% 27,6%
BAM Groep 15,7% 18,9% 18,3%
Ballast Nedam 14,8% 18,2% 14,9%
Imtech 14,1% 25,1% 26,8%
Garantievermogen in verhouding tot balanstotaal - Dutch Gaap
50% 40% 30% 20% 10% 0% 2012 2011 2010
Hurks Groep 44,5% 48,6% 58,9%
TBI 34,4% 33,3% 32,5%
Van Oord 27,9% 28,5% 37,0%
Dura Vermeer 27,7% 25,5% 24,7%
Van Wijnen 25,3% 25,2% 25,4%
Bouw Performance-meting 35
Liquiditeit De liquiditeit geeft aan in welke mate de onderneming in staat is om kasstromen uit operaties te genereren. Deze is berekend aan de hand van de operationele kasstroom als percentage van de netto-omzet.
20%
Liquiditeit - IFRS
15% 10% 5% 0% -5% -10% 2012 2011 2010
20%
Boskalis 9,1% 16,0% 19,7%
Volker Wessels 2,6% 1,2% 11,0%
Imtech 0,2% 3,9% 0,9%
Ballast Nedam 0,1% 5,2% -2,9%
BAM Groep -0,2% -0,4% 0,6%
Strukton Groep -1,8% -3,0% -2,6%
Heijmans -1,9% -0,2% 2,7%
Liquiditeit - Dutch Gaap
15% 10% 5% 0% -5% -10% 2012 2011 2010
36 PwC
Van Oord 9,3% 12,1% 13,8%
Van Wijnen -0,9% 1,7% 0,7%
TBI -2,7% 1,2% 1,8%
Dura Vermeer -4,0% 0,7% 6,0%
Hurks Groep -6,0% 11,1% -1,6%
Bouw Performance-meting 37
Deze publicatie is uitsluitend opgesteld als algemene leidraad voor relevante kwesties en dient niet te worden geïnterpreteerd als professioneel advies. U dient niet te handelen op basis van de in deze publicatie vervatte informatie zonder nader professioneel advies te hebben ingewonnen. Er wordt geen enkele expliciete of impliciete verklaring verstrekt of garantie geboden ten aanzien van de juistheid of volledigheid van de in deze publicatie vervatte informatie, en voor zover toegestaan krachtens de wet, aanvaarden PricewaterhouseCoopers, aan haar gelieerde ondernemingen, medewerkers en vertegenwoordigers geen enkele aansprakelijkheid, en wijzen zij iedere verantwoordelijkheid af, voor de gevolgen van enige handeling dan wel omissie door hetzij uzelf hetzij enige andere persoon op basis van de in deze publicatie vervatte informatie of voor enig besluit waaraan die informatie ten grondslag ligt.
‘PwC’ is the brand under which member firms of PricewaterhouseCoopers International Limited (PwCIL) operate and provide services. Together these firms form the PwC network. Each firm in the network is a separate legal entity and does not act as agent of PwCIL or any other member firm. PwCIL does not provide any services to clients. PwCIL is not responsible or liable for acts or omissions of any of its member firms nor can it control the exercise of their professional judgment or bind them in any way.
38 PwC
Contact Wilt u meer informatie over de Bouw Performance-meting en de mogelijke toepassing ervan in uw onderneming? Neem dan contact op met Edmond Verstraete (088 792 35 09) of Bas Alderliesten (088 792 35 11). Wij zijn u graag behulpzaam bij het maken van de juiste strategische keuzes en het realiseren van uw ondernemingsdoelen. Uiteraard houden wij ons ook aanbevolen voor uw opmerkingen en suggesties, die kunnen leiden tot verbetering van deze meting.
Voorzitter sectorgroep Bouw Edmond Verstraete RA Tel.: (088) 792 3509 E-mail:
[email protected]
Senior manager sectorgroep Bouw Léon Blokland RA Tel.: (088) 792 3615 E-mail:
[email protected]
Manager sectorgroep Bouw Bas Alderliesten RA Tel.: (088) 792 3511 E-mail:
[email protected]
Assistant manager sectorgroep Bouw Stefan van Treuren Tel.: (088) 792 3838 E-mail:
[email protected]
Bouw Performance-meting 39
© 2013 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden. 2011.09.01.01.2