Oude Dorpskern Voorburg 2011
2
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk1
5 Planprocedure
5
Hoofdstuk2 Inleiding 2.1 Aanleiding 2.2 Algemeen 2.3 Doelstelling 2.4 Ligging en begrenzing van het plangebied 2.5 Vigerende regelingen 2.6 Opbouw van het plan
7 7 7 7 8 8 9
Hoofdstuk3 Beleidskader 3.1 Inleiding 3.2 Europees beleid 3.3 Rijksbeleid 3.4 Provinciaal beleid 3.5 Regionaal beleid 3.6 Gemeentelijk beleid
11 11 11 12 12 13 14
Hoofdstuk4 Bestaande situatie 4.1 Inleiding 4.2 Ruimtelijke analyse 4.3 Functionele analyse
19 19 19 26
Hoofdstuk5 Visie op het plangebied 5.1 Inleiding 5.2 Visie op het plangebied
35 35 35
Hoofdstuk6 Milieu-aspecten 6.1 Inleiding 6.2 Bedrijven en milieuzonering 6.3 Horeca en milieuzonering 6.4 Bodem 6.5 Water 6.6 Luchtkwaliteit 6.7 Geluid 6.8 Flora en Fauna 6.9 Externe Veiligheid 6.10 Duurzaam bouwen
49 49 49 50 50 54 58 60 61 63 74
Hoofdstuk7 Archeologie en Cultuurhistorie 7.1 Historie Oude Dorpskern 7.2 Archeologie 7.3 Cultuurhistorie
77 77 81 87
Hoofdstuk8 Juridische vormgeving 8.1 Inleiding 8.2 Systematiek van de bestemmingsregels 8.3 Bestemmingsregels 8.4 Overige regelingen 8.5 Toepassing en handhaving van het bestemmingsplan
89 89 89 90 92 92
Hoofdstuk9
95
Uitvoerbaarheid
3
9.1 9.2
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
4
Waterbeleidsdocumenten Nota duurzaam bouwen Aanwijzingsbesluit Beschernd Dorpsgezicht
95 95 97 99 101 117
Toelichting Hoofdstuk 1
Planprocedure
NAAM BESTEMMINGSPLAN
PROCEDUREFASE
DATUM
Oude Dorpskern Voorburg 2011
inventarisatie/onderzoeken
augustus 2010
Oude Dorpskern Voorburg 2011
ontwerpbestemmingsplan in college
14 december 2010
Oude Dorpskern Voorburg 2011
ontwerpbestemmingsplan in commissie OG
22 februari 2011
Oude Dorpskern Voorburg 2011
Ter inzagelegging
4 maart 2011 t/m 14 april 2011
Oude Dorpskern Voorburg 2011
opstellen zienswijzen
Oude Dorpskern Voorburg 2011 Oude Dorpskern Voorburg 2011 Oude Dorpskern Voorburg 2011 Oude Dorpskern Voorburg 2011 Oude Dorpskern Voorburg 2011 Oude Dorpskern Voorburg 2011
5
6
Hoofdstuk 2 2.1
Inleiding
Aanleiding
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op het plangebied 'Oude Dorpskern Voorburg' van de gemeente Leidschendam-Voorburg en de aanleiding c.q. motieven die aan het opstellen van een bestemmingsplan voor dit gebied ten grondslag liggen. Daarnaast komen de vigerende bestemmingsregelingen aan de orde die door het voorliggende bestemmingsplan zullen worden vervangen.
2.2
Algemeen
Een integrale herziening van het bestemmingsplan ''Oude Dorpskern Voorburg'', dat in 1987 door de gemeenteraad van Voorburg is vastgesteld, is om meerdere redenen gewenst. Het bestemmingsplan is een goed instrument om de cultuurhistorische waarden van het in 1971 aangewezen beschermde dorpsgezicht te bewaken. Het handhaven van de identiteit van het stedenbouwkundige en architectonisch waardevolle ensemble en van het ''dorps'' karakter, het bevorderen van de vitaliteit van de centrumfuncties en het garanderen van de leefbaarheid in het plangebied behoeven - in een zorgvuldige onderlinge afstemming - een hedendaags publiek rechtelijk kader. Als basis voor de herziening is een ontwikkelingsvisie voor de langere termijn opgesteld. Deze visie is op 28 september 2004 door de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg vastgesteld. In deze ''Ontwikkelingsvisie Oude Dorpskern Voorburg'' zijn de maatschappelijke wensen en de potenties en kwaliteiten van het gebied afgewogen, wat resulteerde in concrete aanbevelingen en in een functioneel- en een ruimtelijk ontwikkelingsbeeld. Onderliggend bestemmingsplan sluit goed aan bij de ontwikkelingsvisie vanwege het opnemen van de aanbevelingen en het ontwikkelingsbeeld dat voor de dorpskern is gewenst. In de hoofdstukken 4 en 5 van deze toelichting zijn de bestaande situatie en de visie op het plangebied weergegeven. Het betreft een beschrijving van de doelstellingen voor de Oude Dorpskern, van de bestaande situatie, de verschillende onderzoeken betreffende het plangebied en de gewenste ontwikkelingen en de visie in strikte zin. Daarnaast wordt ingegaan op het ruimtelijk beleidskader en fysieke omgevingsaspecten, de juridische vormgeving van het plan en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
2.3
Doelstelling
De Oude Dorpskern is een cultuurhistorisch waardevol gebied met een karakteristieke dorpssfeer. Het gebied functioneert als voorzieningencentrum en als woongebied. De ruimtelijke structuur is over het algemeen goed te noemen. Dit geldt zowel voor de kwaliteit van de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé als voor de architectonische en bouwkundige staat van de panden. De centrumfunctie van het gebied levert een spanning op ten opzichte van het conserverende beleid dat geldt vanwege de cultuurhistorische waarden en het karakter van het beschermende dorpsgezicht, maar heeft zijn aantrekkelijkheid er ook grotendeels aan te danken. Beoogd wordt dat de Oude Dorpskern van Voorburg zich blijft onderscheiden in Leidschendam-Voorburg en de hele Haagse Stadsregio. Dit op basis van de eigen identiteit als cultuurhistorisch, toeristisch recreatief verblijfsgebied in combinatie met een specifiek winkelaanbod en het woonkarakter. Ontwikkelingen op de langere termijn kunnen van invloed zijn op de economische vitaliteit en het karakter van het Oude Dorp als gemengd voorzieningencentrum. Het bestemmingsplan "Oude Dorpskern" heeft tot doel de kwaliteit van de bestaande situatie te behouden, waarbij mogelijkheden gegeven worden tot versterking van de identiteit en vitaliteit van het plangebied. Het betreft in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de dorpskern qua beeld en bebouwing worden behouden, maar
7
waarin tevens ruimte wordt geboden aan passende ontwikkelingen van het gebruik. In de Ontwikkelingsvisie Oude Dorpskern is een zorgvuldige evaluatie en analyse uitgevoerd van het plangebied. Hierbij is vooral op de ambitie, de positie en identiteit, de knelpunten en kansen, de waarden en potenties van het Oude Dorp ingegaan. Bovengenoemde aspecten zijn daarbij zowel vanuit de beleving van de verschillende belangengroepen als vanuit (deskundig) disciplinaire hoek benaderd en doordacht. Uitgangspunt van het bestemmingsplan "Oude Dorpskern" is dus kort gezegd het op planologisch-juridische wijze verantwoord vastleggen van de stedenbouwkundige en architectonische structuur, waarbij rekening wordt gehouden met te verwachten functionele ontwikkelingen.
2.4
Ligging en begrenzing van het plangebied
Het bestemmingsplangebied bevat nagenoeg alle gronden van de oude kern van Voorburg die bij gemeenschappelijk besluit d.d. 22 november 1971 van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk en van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet. Het besluit is op 7 februari 1972 in het daartoe bestemde register ingeschreven. De beschrijving is als bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen. Het bestemmingsplan "Oude Dorpskern Voorburg 2011" ligt in het stedelijk gebied van Voorburg direct aan de Vliet. Het bestemmingsplan wordt aan de westzijde begrensd door de Utrechtse Baan, de Zwartelaan en een klein stukje Laan van Nieuw Oost Ende. De percelen aan de Parkweg, nummer 1 t/m103, inclusief de begraafplaats. Aan de oostijde door het park en aan de zuidzijde door de Vliet.
Afbeelding 1: Ligging van het plangebied.
2.5
Vigerende regelingen
Voor het plangebied gelden thans de volgende bestemmingsplannen: a. Het bestemmingsplan ''Herziening Oude Dorpskern Voorburg'' van de gemeente Voorburg. Raadsbesluit 25-2-1987, besluit GS 13-10-1987, KB 21-03-1989. Dit plan heeft slechts
8
betrekking op gedeeltes van de kaartbladen en van de voorschriften van het oorspronkelijke bestemmingsplan ''Oude Dorskern Voorburg'' raadsbesluit 29-8-1978, GS besluit 6-11-1979. Deze combinatie, betrekking hebbend op het beschermde dorpsgezicht, wordt thans integraal herzien. b. Een gedeelte van het bestemmingsplan ''Utrechtsebaan en omgeving (deel III). Raadsbesluit 31-10-1979, GS besluit 3-2-1981, dat op 31-8-1988 door de gemeenteraad is herzien en goedgekeurd door GS op 10-1-1989. Dit betreft het westelijke deelgebied van onderhavig plan. Voor een gedeelte hiervan, de directe omgeving van het Van Wassenaar Hofmanplein vigeert het ''uitwerkingsplan N.Z.H.V.M-Terrein'', dat als uitwerkingsplan van een globale woonbestemming van het bestemmingsplan ''Utrechtse Baan en omgeving (deel III)'' op 11-7-1989 door het college van burgemeester en wethouder is vastgesteld en door GS op 3-10-1989 is goedgekeurd; c. Het bestemmingsplan "Parkweg" van de gemeente Voorburg. Vastgesteld bij raadsbesluit van 27 januari 1993 en gedeeltelijk goedgekeurd door GS op 07-09-1993.
2.6
Opbouw van het plan
De toelichting, behorende bij een bestemmingsplan, geeft uitleg over en een onderbouwing voor de op de verbeelding en in de regels opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is daartoe als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het ruimtelijk beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De relevante onderdelen worden benoemd en waar nodig vertaald naar het bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wdt ingegaan op de bestaande situatie. Onder meer wordt een beschrijving gegeven van de onts ortaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige structuur en de functionele opbouw van het plangebied. In hoofdstuk 5 wordt het toekomstbeeld voor het plangebied geschetst. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op diverse relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 7 gaat in op de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waardevolle bebouwing en archeologie. In hoofdstuk 8 is opgenomen hoe de in het bestemmingsplan benoemde keuzes juridisch worden vormgegeven in de regels en op de verbeelding. Tenslotte wordt in hoofdstuk 9 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven. Hierbij wordt ingegaan op de maatschappelijke en de financieel-economische uitvoerbaarheid.
9
10
Hoofdstuk 3
Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor de gemeente Leidschendam-Voorburg in het algemeen en het onderhavige plangebied in het bijzonder relevante ruimtelijk beleid. Dit beleidskader vormt de formele basis voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied en is daarnaast een onderbouwing voor de beleidskeuzes die in het plan zijn gemaakt.
3.1
Inleiding
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Streekplannen en planologische kernbeslissingen zijn vanaf 1 juli 2008 gelijkgesteld aan structuurvisies. Het overgangsrecht van de Wro regelt dat concrete beleidsbeslissingen van Rijk en provincie overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen. Het Rijk en de provincie werken momenteel aan een vertaling van hun beleid in algemene regels. Voor het Rijk is dit de AMvB Ruimte en voor de provincie is dit de provinciale verordening. Wanneer deze in werking zijn getreden, moeten die regels worden doorvertaald in bestemmingsplannen. Op het moment van het maken van dit bestemmingsplan is dit laatste nog niet aan de orde. Daarom is volstaan met het toetsen van dit bestemmingsplan aan datgene wat in de Nota Ruimte, Provinciale Structuurvisie en Provinciale Verordening is opgenomen. Daarnaast vindt toetsing aan het gemeentelijke beleid plaats.
3.2
Europees beleid
Europese Kaderrichtlijn Water De kaderrichtlijn water is op 22 december 2000 in werking getreden en is in Nederland geïmplementeerd via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water (Stb. 2005, 303). In deze Europese richtlijn is afgesproken dat lidstaten op het gebied van water gaan samenwerken. Deze samenwerking is grensoverschrijdend en per stroomgebied gericht op een ecologisch gezond watersysteem en duurzaam watergebruik. De Kaderrichtlijn water gaat ervan uit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. De Kaderrichtlijn water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. Naast de waterkwantiteit staat ook de waterkwaliteit centraal in de Kaderrichtlijn Water. Dit is een belangrijke aanvulling op het landelijke beleid, zoals dat in het kader van "Waterbeheer in de 21ste eeuw" is geformuleerd. In 2009 moet voor de stroomgebieden van Schelde, Maas, Rijn en Eems een stroomgebiedbeheersplan opgesteld zijn. Dit plan moet over de landsgrenzen heenkijken en afspraken bevatten over zowel de waterkwaliteit als de waterkwantiteit. Het watersysteem moet in 2015 voldoen aan de in het stroomgebiedbeheersplan vastgelegde normen. Het landelijk beleid gaat uit van streefnormen, terwijl de Europese Kaderrichtlijn Water uitgaat van toetsnormen. Dit betekent dat indien de geformuleerde normen in 2015 niet worden gehaald de lidstaten daarop worden afgerekend. Tevens zal de ecologische kwaliteit van het water in de beoordeling van de waterkwaliteit een belangrijke rol gaan spelen. Verdrag van Malta Het Europese Verdrag van Malta, ook wel het Verdrag van Valletta genoemd, beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologische erfgoed al voordat het tot monument is verklaard, integrale bescherming nodig heeft en krijgt. Om het bodemarchief beter te beschermen en om onzekerheden tijdens (bouw)werkzaamheden te beperken, wordt voorgesteld om steeds vooraf
11
onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
3.3
Rijksbeleid
Op 23 april 2004 heeft het kabinet de Nota Ruimte vastgesteld. In deze nota wordt ruimte voor ontwikkeling voorgesteld en wordt uitgegaan van het motto 'decentraal wat kan en centraal wat moet'. Voor heel Nederland is een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer 'basiskwaliteit' wat zorgt voor een ondergrens op het gebied van veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water. De Nota zorgt daarnaast dat water, als integraal sectorbeleid een stevig element vormt in de ruimtelijke planvorming. Verder kiest het Rijk voor bundeling van economie, infrastructuur en verstedelijking als ruimtelijke strategie. Het plangebied valt binnen de Nota Ruimte als zogenoemd bundelingsgebied binnen het nationale stedelijke netwerk Randstad Holland, waarvan het Rijk de internationale concurrentiepositie wil verstevigen. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels in bestaand bebouwd gebied of direct aansluitend daarop tot stand komt. De beschikbare ruimte in het bestaande stedelijke gebied moet daarvoor optimaal worden gebruikt. Structuurvisie Randstad 2040 In de Structuurvisie Randstad 2040 maakt het kabinet (ruimtelijke) keuzes voor de lange termijn, waarbij wordt ingezet op kwaliteit, duurzaamheid, aantrekkelijkheid en economische kracht. Het kabinet kiest voor twee ruimtelijke en integrale strategieën: een 'groene' strategie (gericht op versterking van groenblauwe structuren en de verbinding met de stad) en een 'rode' strategie (gericht op het uitbouwen van de internationale concurrentiekracht van de Randstad en het verbinden van verstedelijkingsopgaven met netwerken van infrastructuur). De nieuwe accenten die het kabinet hierbij legt zijn: Centrale positie voor de steden in onder meer economisch opzicht Focus op aantrekkelijkheid en kwaliteit woon-, werk- en leefomgeving Optimale benutting van de ruimte in de steden; herstructurering, transformatie en verdichting Kwaliteitsimpuls in groenblauw bij de steden Groter, diverser en waterrijker Groene Hart als onderdeel van een grote Groenblauwe Delta.
3.4
Provinciaal beleid
Op 1 juli 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. De structuurvisie vervangt het interimbeleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interimbeleid was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, de Nota Regels voor Ruimte (2006) evenals de structuurvisie Noordse Buurt-Nieuwkoop (2009) die integraal in de Provinciale Structuurvisie is overgenomen. De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart. Ook de verstedelijkingsafspraken over de Zuidvleugel zijn in het ruimtelijk beleid verankerd. Voor een goede ruimtelijke ordening is een integrale benadering nodig om een afweging tussen functies en belangen te kunnen maken. Deze integrale benadering ligt in het verlengde van het interim ruimtelijk beleid, maar speelt ook in op de actualiteit en maatschappelijke trends en ontwikkelingen. De provinciale belangen zijn geordend volgens vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie divers en samenhangend stedelijk netwerk vitaal, divers en aantrekkelijk landschap stad en land verbonden De provincie gaat terughoudend om met de inzet van een verordening. De verordening wordt ingezet voor ambities die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie een werend of beperkend karakter hebben. Er is een
12
rechtstreekse relatie met bestemmingsplannen: gemeenten moeten bij hun ruimtelijke plannen rekening houden met dit belang. Voor het opstellen van een verordening is gekozen als: Waarborgingsinstrument Beschermingsinstrument Het Rijk dit door middel van een niet-directe AMvB aan de provincie verplicht
Afbeelding: Uitsnede uit de Provinciale Structuurvisie Het plangebied is in de ontwerpstructuurvisie grotendeels aangegeven als stads-en dorpsgebied: aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Het beleid is gericht op concentratie van verstedelijking binnen de bebouwingscontouren. De verordening stelt geen specifieke eisen aan de ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. Het noordelijk deel van het plangebied is aangeduid als stedelijk groen buiten de contour: groengebied buiten en meestal in aansluiting op het stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie sportterrein, volkstuinen en/of begraafplaats.
3.5
Regionaal beleid
Regionaal Structuurplan Haaglanden Op 16 april 2008 heeft het Algemeen Bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal
13
Structuurplan Haaglanden 2020 vastgesteld. Het RSP geeft de ruimtelijke ambities tot 2020 weer met een doorkijk naar 2030. Het RSP bestaat uit vier delen, inclusief een plan MER waarin de milieuconsequenties van de voorstellen zijn beoordeeld. Het Regionaal structuurplan dient als bouwsteen voor het integrale beleidskader voor het afzonderlijke gemeentelijke beleid en bestemmingsplannen. Het RSP bevat richtinggevende en kaderstellende uitspraken die bepalend zullen zijn voor de inhoudelijke betrokkenheid van het Stadsgewest bij de voorbereiding en toetsing van gemeentelijke visies en bestemmingsplannen en bij bovenregionaal beleid. Ook het RSP onderschrijft het concentreren van wonen en werken binnen het stedelijk gebied. Dit heeft een gunstig effect op het draagvlak van stedelijke voorzieningen en het terugdringen van de automobiliteit ten gunste van langzaam verkeer.
3.6
Gemeentelijk beleid
3.6.1
Structuurvisie Ruimte voor Wensen
Het gemeentelijke ruimtelijke beleid is geformuleerd in de structuurvisie Ruimte voor Wensen, vastgesteld door de gemeenteraad in december 2006. Centraal uitgangspunt is het realiseren van een groene woongemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw. De structuurvisie vormt het integrale afwegingskader op gemeentelijk niveau waar het ruimtelijk beleid op hoofdlijnen wordt geschetst. Momenteel wordt gewerkt aan een uitvoeringsprogramma en daarbij behorende uitvoeringsstrategie waarin samenhang tussen de verschillende ruimtelijke programma's wordt aangebracht, zodat het mogelijk is om te kunnen faseren en prioriteren in ruimtelijke projecten.
3.6.2
Stroomlijnen kleine bouwplannen
In haar vergadering van 16 januari 2005 heeft het college het stroomlijnbeleid kleine bouwplannen vastgesteld. Doel van het stroomlijnbeleid is: algemene richtlijnen op te stellen voor de diverse erfbebouwingsregelingen; duidelijkheid te verschaffen door middel van een eenduidige regelgeving door enerzijds de procedures te vergemakkelijken en te versnellen en anderzijds geen compromissen te sluiten met betrekking tot de plankwaliteit; te komen tot een harmonisatie van de verschillende bouwplannen; dit beleid vormt tegelijkertijd een basis voor de actualisatie van de bestemmingsplannen.
14
3.6.3
Algemene erfbebouwingsregeling
In de vigerende bestemmings- en uitwerkingsplannnen van de gemeente Leidschendam-Voorburg gelden veelal verschillende regelingen voor aan- en bij-gebouwen. Om die reden heeft het college van burgemeester en wethouders op 16 januari 2005 het toetsingskader 'stroomlijn kleine bouwplannen' vastgesteld. Dit toetsingskader was nodig om harmonisatie aan te brengen in de verschillende bebouwingsregelingen uit de twee fusiegemeenten. Daar het bestemmingsplan altijd het eerste toetsingskader is voor bouwplannen, is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan onder andere duidelijke regels geeft voor de erfbebouwing die op een perceel is toegestaan. Uitgangspunt bij de actualisatie van bestemmingsplannen vormt, in aansluiting op het toetsingskader "stroomlijn kleine bouwplannen", een erfbebouwingsregeling waarbij de bij een woning behorende aan-, uitbouwen en/of bouwwerken in het hiertoe aangewezen gebied gezamenlijk een maximum oppervlakte van 40 m² mogen hebben, waarbij tevens de eis geldt dat van deze gronden niet meer dan 50 % mag worden bebouwd. Bij het gestelde maximum van 40 m² is rekening gehouden met de thans bestaande vergunningsvrije bouwrechten voor erfbebouwing. De erfbebouwingsregeling geldt niet (zonder meer) bij monumenten en in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht. De regeling voor erfbebouwing geldt alleen voor dat gedeelte van het erf dat buiten het bouwvlak is gelegen. 3.6.4
Dakterrassenbeleid
Op 8 juli 2008 is de nota "Het dak op! - Beleidsnotitie met sneltoetscriteria voor dakterrassen" door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De beleidsnotitie bevat concrete toetscritera waaraan aanvragen voor dakterrassen worden getoetst. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een dakterras spelen het waarborgen van de beeldkwaliteit van de openbare ruimte en het veiligstellen van de privacy van de buren een belangrijke rol. Voor een aantal gebieden is vanwege het specifieke straatbeeld en de waardevolle architectuur het dakterrassenbeleid niet van toepassing. Dit geldt voor de gebieden die in de welstandsnota zijn aangeduid als "Historisch" (gebieden 01 t/m 05) liggend in de kernen Voorburg, Leidschendam en Stompwijk. Tevens zijn monumenten uitgezonderd van de sneltoetscriteria voor dakterassen, evenals aanvragen voor dakterrassen op niet-woonfuncties. In de nota worden algemene regels gegeven voor het bouwen van een dakterras waaraan elke aanvraag moet voldoen. Bijvoorbeeld de eis dat het dakterras van binnenuit ontsloten dient te zijn en dat de daglichttoetreding van de omringende panden niet wordt verminderd. Daarnaast zijn voor elk type dakterras (op een plat dak, aan een kaplaag, op een uitbouw) specifieke eisen gesteld. Elke aanvraag zal aan de sneltoetscriteria worden getoetst. In het bestemmingsplan is binnen de woonbestemming een ontheffing opgenomen voor het plaatsen een vloerafscheiding op een aan- of uitbouw, een vloerafscheiding aan een kaplaag of een vloerafscheiding of dakopbouw op een plat dak ten behoeve van het realiseren van een dakterras. Indien men gebruik wil maken van de mogelijkheid om met een ontheffing een dakterras te bouwen, zal een dergelijk verzoek getoetst moeten worden aan het dakterrassenbeleid. Voldoet een aanvraag aan de sneltoetscriteria voor dakterrassen, dan kan de ontheffing worden verleend.
15
3.6.5
Fietsenbergingen
Het bouwen van fietsenbergingen in voortuinen is ruimtelijk niet wenselijk en wordt in beginsel niet toegestaan. Toch kan een fietsenberging van geringe omvang zonder vergunning in de voortuin worden geplaatst. Een fietsenberging met een hoogte van maximaal 1 meter, met een bruto-oppervlakte van minder dan 2 m² en als gevolg waarvan het voorerf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd, zijn namelijk bouwvergunningvrije (artikel 3, sub b van het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken). Indien men een grotere fietsenberging in de voortuin wil bouwen kan dat slechts bij hoge uitzondering. Dat kan alleen als er geen mogelijkheid aanwezig is om de woning aan de achterzijde te bereiken. Dergelijke fietsenbergingen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen: 1. 2. 3. 4. 5.
per perceel is één fietsenberging toegestaan; de hoogte van de fietsenberging mag maximaal 1 meter bedragen; de breedte van de fietsenberging mag maximaal 0,80 meter bedragen; de lengte van de fietsenberging mag maximaal 4 meter bedragen; de fietsenberging moet binnen 1 meter van de voorgevel worden gebouwd en mag de diepte van de voortuin niet overschrijden.
In het bestemmingsplan zijn de voortuinen bij woningen bestemd als Tuin. Binnen deze bestemming is bovenstaande regeling opgenomen. Indien aan alle voorwaarden wordt voldaan is het bouwen van een fietsenberging mogelijk. 3.6.6
Prostitutiebeleid
Met ingang van 1 oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt en vervangen door een vergunningstelsel op lokaal (gemeentelijk) niveau, met als doelstellingen: het reguleren van vrijwillige prostitutie; het tegengaan van onvrijwillige prostitutie; het bestrijden van misstanden in de prostitutiebranche. Op 6 juni 2006 is het prostitutiebeleid van de gemeente Leidschendam-Voorburg vastgesteld, dat onder meer voorziet in de introductie van een vergunningenstelsel voor seksinrichtingen. Het beleid heeft twee hoofduitgangspunten: bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat; verbetering van de positie van de prostiuées. De uitgangspunten en doelstellingen van het prostitutiebeleid zijn vertaald naar de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Leidschendam-Voorburg. Hierin is een vergunningenstelsel opgenomen voor de vestiging van seksinrichtingen en escortbedrijven, worden voorschriften verbonden aan de vergunning en gedragseisen gesteld aan de exploitant en beheerder. Het bestemmingsplan levert als ruimtelijk instrument mede een bijdrage aan het verwezenlijken van het prostitutiebeleid. In de gebruiksregels van het plan is daartoe een verbod opgenomen voor gebruik van gronden en/of bouwwerken voor een seksinrichting. In concrete gevallen kan van dit verbod ontheffing worden verleend, waarbij het gemeentelijk prostitutiebeleid als beoordelingskader fungeert. In het plangebied van het bestemmingsplan Oude Dorpskern Voorburg komen geen seksinrichtingen voor.
16
3.6.7
Welstandsbeleid
Vanaf 1 juli 2004 is het toetsen van bouwplannen aan 'redelijke eisen van welstand' alleen nog mogelijk op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota: de gemeentelijke Welstandsnota Leidschendam-Voorburg. In deze nota wordt aangeven op welke aspecten gelet wordt bij het beoordelen van een aanvraag tot verlening van een bouwvergunning. De redelijke eisen van welstand zijn onder andere geobjectiveerd door de gemeente te verdelen in een aantal gebiedstypen. In de welstandsnota is het grootste deel van het plangebied geschaard onder het gebiedstype 'Historisch'. Het betreft de lint Voorburg. Daarnaast valt een gedeelte van het gebied onder het gebiedstype ´Oostenburg´ en wordt het plangebied gecompleteerd door het gebiedstype 'Groenstructuur', waar het park Vreugd en Rust onder valt. Elk gebiedstype kent eigen welstandaspecten voor het bouwwerk op zichzelf en voor het bouwwerk in relatie tot de omgeving waarop beoordeeld wordt. 3.6.8
Woonvisie
De WOONvisie is ontstaan omdat er behoefte was om vanuit een brede optiek een toekomstbeeld te schetsen van het wonen in Leidschendam-Voorburg. Het karakter van de gemeente en de kwaliteit van het wonen en leven in de buurten en wijken, vormen daarbij het belangrijkste kader. Wat goed is en past bij wat de mensen in die wijken willen, moet zoveel mogelijk behouden blijven. Maar daar waar mensen eigenlijk niet langer meer willen of kunnen wonen zullen veranderingen doelgericht ter hand genomen moeten worden. De WOONvisie heeft een belangrijke relatie met de Regionale woonvisie Haaglanden, de Strategische Visie Leidschendam-Voorburg en de Structuurvisie. De Regionale woonvisie Haaglanden geldt als belangrijkste kader voor de WOONvisie: regionale ambities worden in deze WOONvisie uitgewerkt op lokaal niveau. In de WOONvisie is een voorschot genomen op enerzijds de structuurvisie en anderzijds de verschillende wijkvisies. Uiteraard is afwijken van de benoemde wijkprofielen mogelijk in het ontwikkelen van een wijkvisie/wijkontwikkelingsplan. Een profiel is niet een statisch gegeven, maar juist een dynamische. Een wijk wordt niet door iedereen op dezelfde wijze 'gezien' en gewaardeerd. Bij de beschrijving van de wijken, de gewenste woonmilieus en de benodigde strategie daarvoor is ervan uitgegaan dat alle wijken hun woonkarakter blijven behouden. Het inzetten van de strategie is dat ook bedoeld voor het versterken van dat woonkarakter.
17
18
Hoofdstuk 4 4.1
Bestaande situatie
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied op basis van de bestaande situatie. Aan bod komen de ruimtelijke hoofdstructuur van de wijk en de aanwezigheid van verschillende functies in het plangebied of in de directe nabijheid daarvan. De analyse is gebaseerd op de Ontwikkelingsvisie Oude Dorpskern van 2004, aangevuld met recente inventarisaties en onderzoeken.
4.2
Ruimtelijke analyse
4.2.1
Geschiedenis van het plangebied
De kern Voorburg heeft een lange geschiedenis, die voor een groot deel is beïnvloed door de ligging op de strandwallen en door de nabijheid van steden als Delft, Den Haag en Leiden.In de oudheid heerste de zee op de plaats waar thans Voorburg ligt. Omstreeks 5.000 voor Christus ontstond een strandwal van Calais tot voorbij Texel. Op deze eerste strandwal liggen nu plaatsen als Voorburg, Rijswijk en Voorschoten. Voor deze eerste standwal ontstond een tweede strandwal die zich uitstrekte tussen Monster en Wassenaar. De Oude Dorpskern ligt op de eerste strandwal, langs de Vliet, bij de overgang tussen het vroegere duingebied en het veenweidegebied.
19
In het jaar 85 verrees te Voorburg een Romeinse stad, "Forum Hadriani" (gelegen in de huidige wijk Voorburg West). De belangrijkheid van deze nederzetting komt onder meer hierin tot uiting, dat op geen enkel punt in Zuid-Holland, in zo rijke mate Romeinse oudheden zijn gevonden. "Forum Hadriani wordt beschouwd als één van oudste wooncentra in het westen van het land. Na de Romeinse tijd komt de naam "Foreburg" voor in een bijgehouden goederenlijst van de Utrechtse Kerk in de periode 777 en 866. Voorburg is in de Middeleeuwen als ambachts-heerlijkheid in eigendom van de families Van Wassenaar en De Ligne. De stad Delft heeft deze heerlijkheid in bezit gedurende de jaren 1615 tot 1828. In 1828 kocht het stadsbestuur van Voorburg deze heerlijke rechten. Door de ligging vlak bij het landelijk regeringscentrum lag, ontwikkelde Voorburg zich tot een plaats waar vooraanstaande en gegoede burgers hun buitenverblijf hadden. Zo liet onder andere de staatsman Constantijn Huygens in de 17e eeuw zijn buitenplaats Hofwijck bouwen (net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan). Tegenwoordig is Hofwijck een museum. De aanleg van de spoorlijn Den Haag-Gouda (1870) en de rijksweg Den Haag-Utrecht (1938) betekende een definitieve doorbraak door de oude structuur en het einde van de tuinen van Hofwijck. Veel kleinschaliger, maar heel bepalend voor het dorpsbeeld, was het gedeeltelijk dempen van de insteekhaventjes van het dorp. Begin 20ste eeuw werd de spoorlijn Den Haag - Leiden aangelegd die een barriere vormde tegen
20
de uit Den Haag oprukkende bebouwing. Hierdoor bleef Voorburg nog een lange tijd zijn landelijke karakter behouden. Onder invloed van de industrialisatie, het groeiend bestuurlijk apparaat en de infrastructurele vernieuwingen ontwikkelde Voorburg zich tot forenzendorp voor industriëlen uit Rotterdam en ambtenaren uit Den Haag. Aan het Oosteinde werden voor de bouw van individuele villa's ruim bemeten kavels uitgegeven, veelal afgesplitst van de oude buitenplaatsen. Aansluitend op het park Vreugd en Rust werd in 1937 aan de overzijde van de Parkweg het Juliana-Bernhardpark ingericht. In de vijftiger jaren werd een nieuw centrum ontworpen rond het Koningin Julianaplein. 4.2.2
Stedenbouwkundige opzet
Ruimtelijke positie De Oude Dorpskern is herkenbaar als historisch centrum van de kern Voorburg. De Oude Dorpskern is gelegen tussen twee groenstructuren, het Park Vreugd en Rust aan de noordoostzijde en de buitenplaats Hofwijck aan de zuidwestzijde. Tussen Hofwijck en de Oude Dorpskern bevinden zich de Utrechtsebaan en de spoorbaan Den Haag – Gouda. De Parkweg en de Vliet vormen de ander begrenzingen (zie kaart ligging centrumgebied). Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de Oude Dorpskern, inclusief het Park Vreugd en Rust.
Structuurlijnen De hoofstructuur van de Oude Dorpskern van Voorburg wordt bepaald door van zuidwest naar noordoost lopende drietal structuurlijnen, alsmede door de dwarsverbindingen die hierop haaks staan. De ruimtelijke structuurlijnen zijn; de Vliet, de lijn Westeinde/ Herenstraat/ Oosteinde, de lijn Parkweg/ Prinses Mariannelaan. Hieronder worden deze lijnen achtereenvolgens toegelicht.
21
De Vliet: De Vliet (Rijn - Schiekanaal) is de meest structuur bepalende lijn voor Voorburg. De Vliet was in de 14e eeuw een belangrijke vaarroute tussen de steden Delft en Leiden. Het gedeelte van de Vliet, tussen Hoornwijck en Leidschendam, wordt gekenmerkt door het grote aantal parken en buitenplaatsen aan weerszijden van deze vaart. Momenteel is het beeld vanaf de Vliet divers; historische buitenplaatsen en villa's worden afgewisseld met bedrijventerreinen en instituten. Ten zuidwesten van de Vliet loopt de Westvlietweg die fungeert als ontsluitingsweg. Opvallend is, dat de Oude Dorpskern als het ware aan de "achterzijde" van de kern is georiënteerd op de Vliet. Dit komt door de historische ontwikkeling van de kern langs de Herenstraat, die parallel loopt aan de Vliet. De voorzijde van de bebouwing kwam aan de Herenstraat te liggen, de achterzijde van de bebouwing was naar de Vliet gekeerd. Tuinen en parken liepen op veel plaatsen door tot aan de waterkant. Het beeld van de Oude Dorpskern vanaf de Vliet wordt gekenmerkt door de cultuurhistorisch waardevolle kerkbrug en de historische bebouwing tussen de Utrechtsebaan en de Kerkstraat, de "Urban villa's" aan de oude Haven en het zorgcentrum Rustoord, waarvoor nieuwbouwplannen zijn gemaakt. De voormalige buitenplaats Hofwijck en Park Vreugd en Rust, aan weerszijden van de Oude Dorpskern, bepalen verder het beeld. Herenstraat / Oosteinde / Westeinde: De Herenstraat maakt deel onderdeel uit van een historische heerweg. Deze verbinding dateert uit de eerste eeuwen van onze jaartelling. De benaming "Heerweg" is nog eeuwenlang gebruikt en bestaat heden uit de reeks Oosteinde, Herenstraat en Westeinde. De vorenvermelde benaming komt voor in de Atlas van het Hoogheemraadschap van Rhijnland uit 1712. Parkweg / Prinses Mariannelaan: De verbinding Parkweg - Prinses Mariannelaan werd voorheen "Achterweg" genoemd en fungeerde als heerweg vanaf Voorburg over de Geestbrug naar Rijswijk. Een opvallend detail is dat de weg een bocht maakt ter plaatse van de kerk, alwaar de twee heerwegen (Herenstraat en Parkweg) bijna bijeen komen. Thans is de Parkweg de belangrijkste ontsluitingsweg voor de dorpskern. Dwarsverbindingen: Kenmerkend voor de hoofdstructuur van de Oude Dorpskern van Voorburg zijn de dwarsverbindingen. Deze verbinden de Herenstraat met de Vliet en met de voormalige Achterweg (nu Parkweg) en de Broeksloot. Naar de Vliet zijn de meest opvallende de "Grote Laan" en de "Kleine Laan". De “Grote Laan” heeft sinds de jaren twintig van de vorige eeuw de benaming "Kerkstraat" en de “Kleine Laan” heeft thans de benaming "Schoolstraat.” Naar de Achterweg lopen onder andere de Franse Kerkstraat, het Wielemakersslop en het Kerkepad rond de Oude Kerk. De dwarsverbindingen kruisen nergens de van Zuidwest naar Noordoost lopende structuurlijnen. Hierdoor zijn deze structuurlijnen duidelijk dominant ten opzichte van de dwarsverbindingen (zie kaart dwarsverbindingen).
22
Groene dwarsverbindingen: Belangrijk in de structuur is de aanwezigheid van twee dwars-assen bestaande uit twee groengebieden loodrecht op de Vliet. De eerste dwars-as is de buitenplaats "Hofwyck" met vroeger de overtuin ter plaatse van het huidge stationsgebied. De tweede dwars-as loopt van de buitenplaats "Vreugde en Rust" tot aan het "Huis ten Bosch" te Den Haag. Deze groenstrook, via het Juliana-Bernhardpark en het park 't Loo, is met de dwars-as van "Hofwyck" de begeleiding ten oosten en respectievelijk ten westen van de oude kern. Tot op heden is de groenstrook Vreugd en Rust, Juliana-Bernhardpark en Park 't Loo bewaard gebleven. 4.2.3
Bebouwingsstructuur
Stedenbouwkundig patroon Binnen het ruimtelijk patroon dat zich op basis van de hiervoor beschreven structuurlijnen heeft ontwikkeld, is het historische assenkruis (Herenstraat en dwarsverbindingen) de meest markante en historisch waardevolle zone (zie kaart bebouwingsstructuur). Het zuidwestelijk deel van het Oude Dorp bestaat uit een "intiem" binnengebied met smalle woonstraten en dwarsstegen. Bij de Parkweg vormen grotere bouwblokken, deels van recente datum, de westelijke en oostelijk hoeken van het Oude Dorp. Deze bouwblokken omvatten interne woonhoven, zoals het Van Wassenaer Hoffmanplein, en binnenroutes. Nieuwbouw vond ook de laatste jaren van de 20e eeuw plaats en is als meer open bebouwing ingepast in het historische patroon tussen de Raadhuisstraat en de Vliet.
De bebouwing in de Oude Dorpskern van Voorburg kenmerkt zich door de typische elementen van een organisch gegroeide historische kern. De ontwikkelingen door de tijd zijn zichtbaar in de verkavelingsstructuur (perceelgrootte), de menging van functies (wonen en winkels), de techniek (materiaalgebruik), de mode en trends (architectuur) en de welstand van de bewoners (uitbundigheid van de versieringen). Door het sterke individuele karakter van architectuur, materiaalgebruik en rijkdom van de bewoners, zijn er een gevarieerdheid in goot- en nokhoogtes, gevelversieringen, gevelindelingen met zelfstandige entrees, kapvormen en koppeling van verschillende bouwmassa's aanwezig. Gezien het oorspronkelijke agrarische karakter en de beperkt florerende plaatselijke economie in Voorburg, is de architectuur over het
23
algemeen redelijk sober. De fysieke maat van de historische panden is in het algemeen begrensd door de kavelbreedte. De breedte van de zeer diepe kavels varieert gemiddeld van 4 tot 7 meter (m). De panden die daarop zijn gebouwd, bestaan veelal uit zowel een voor- (diepte 8-13m) als achterhuis (diepte 7-10m). Typologisch betreft het panden met twee of drie vensterassen en bestaan in principe uit twee bouwlagen met kap. In de loop der tijd is de oorspronkelijke woonfunctie op de begane grond verdrongen door winkels en door - inmiddels bijna verdwenen groep - ambachtelijke bedrijven. Kenmerkend voor de meeste panden is de lijstgevel. De bebouwing op de achterterreinen en in het Wielemakersslop is één laag met kap. In de Sionsstraat, Schoolstraat en Franse Kerkstraat is de bebouwingshoogte gemengd. Omdat de ontsluiting van de diepe kavels over het algemeen via eigen terrein moest worden verzorgd, zijn er op veel plaatsen poorten en open gangen aanwezig. Opvallend zijn ook de zogenaamde zoeien of kattegangen. Dit zijn de smalle gangen tussen de naast elkaar liggende panden die geheel los van elkaar zijn gebouwd. Het gebied dat gelegen is ten noordwesten van de Oude Dorpskern, in bijzonder tussen het Zwarte Pad en de Parkweg, vertoont een afwijkende stedenbouwkundige structuur. De locatie waar het appartementencomplex thans is gelegen, werd voorheen gebruikt voor een tram - en nadien busremise. De remise is in 1986 verplaatst en na een tijdelijke functie als parkeerterrein is de grond bestemd voor woondoeleinden. Het appartementencomplex heeft een symmetrische vormgeving die begeleid wordt door een as die uitkomt op een ovaal vormige binnenplein. De appartementen zijn begin jaren '90 van de vorige eeuw gerealiseerd. Aan de Parkweg zijn de appartementen vier lagen hoog en de overige bouwhoogte is drie lagen. Langs de Zwartelaan bevinden zich appartementen, grondgebonden woningen en kantoren in karakteristieke herenhuizen uit de eerste helft van de vorige eeuw. De beleving van het straatbeeld wordt in algemene termen bepaald door het verticale karakter van zowel de individuele panden op zich, als het ritme van een lange reeks afzonderlijke panden. Mede door de combinatie van wonen en winkels is hierdoor een grote levendigheid ontstaan.
4.2.4
Verkeersstructuur
De dorpskern is als geheel met de auto goed bereikbaar. De Parkweg vervult de functie van buurtontsluitingsweg voor de aanliggende gebieden, waaronder het plangebied. De verkeersstructuur in de Oude Dorpskern van Voorburg en directe omgeving bestaat uit gebiedsontsluitende wegen, erftoegangswegen, de regionale fietsroute en de Promenade. Gebiedsontsluitende wegen Binnen de huidige verkeersstructuur van de gemeente Voorburg vormt de Parkweg een onderdeel van de hoofdwegenstructuur. Van oudsher is de Parkweg samen met de Pr. Mariannelaan een van de verbindende routes tussen Leidschendam, Voorburg en Rijswijk. Voor de Oude Dorpskern is de functie van de Parkweg, de ontsluiting van het winkelcentrum in de dorpskern en van de aangrenzende woongebieden.Verder is de Parkweg een belangrijk onderdeel in het netwerk voor openbaar busvervoer. Een andere belangrijke gebiedsontsluitende weg is de Westvlietweg die op de zuidoost oever van de Vliet loopt (buiten het plangebied). Erftoegangswegen Er is een route tussen de Parkweg met de Westvlietweg te onderscheiden. Deze loopt over de Rozenboomlaan, de Herenstraat en Raadhuisstraat over de Kerkbrug. Hierop aangesloten is een doorsteek via de Van Schagenstraat, Herenstraat en Vlietstraat. Andere erftoegangswegen lopen tot aan de promenade. Enkele straten in de dorpskern hebben eenrichtingverkeer, zoals de Franse Kerkstraat, het Zwarte Pad, de Van Schagenstraat en de Vlietstraat. Aan deze erftoegangswegen zijn parkeervoorzieningen gekoppeld. Deze parkeervoorzieningen moeten toegankelijk blijven voor de gebruikers.
24
Promenade De Herenstraat en (gedeelten van de) aanloopstraten in winkelcentrum Oud Voorburg zijn promenadegebied. De Herenstraat is in het winkelcentrum niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. Hier kan gefietst worden, behalve op zaterdag tijdens markttijden. Over het promenade gebied loopt echter wel een kruisende route voor autoverkeer (Van Schagenstraat, Herenstraat en Vlietstraat). Dit levert een verstoring op. In de Ontwikkelingsvisie is daarom aangegeven, dat het uit het oogpunt van een eenduidige verkeersstructuur wenselijk is, deze route te veranderen in een promenade. Compenserende parkeergelegenheid daarbij is een belangrijke vereiste. Regionale fietsroute Door de Oude Dorpskern van Voorburg loopt een regionale fietsroute. Deze loopt vanaf het Nieuwveensepad (voorheen het Nootdorpsepad) via de Kerkstraat door de Herenstraat via de Franse Kerkstraat en in het verlengde daarvan door de Laan van Oostenburg. Deze regionale fietsroute maakt onderdeel uit van een fijnmazig fietsnet in Zuid-Holland dat plaatsen zo direct mogelijk met elkaar verbindt. Deze route verbindt Zoetermeer en Leidschenveen met Voorburg. Het tracé wordt tijdens de spitsuren als knelpunt ervaren ten opzichte van het verblijfskarakter. Openbaar vervoer De Oude Dorpskern is goed bereikbaar met het openbaar vervoer gezien de nabije ligging van het N.S.-station Voorburg en de busroute over de Parkweg met gunstig gesitueerde halteplaatsen. Parkeren Het aantal parkeerplaatsen in de Oude Dorpskern is beperkt. Deze parkeerplaatsen zijn van belang voor de kort parkeerder. Bij kort parkeerders gaat het met name om het winkelend publiek. Bij lang parkeerders gaat het om bewoners (en hun bezoek) en ondernemers (en hun personeel). Het P+R terrein bij station Voorburg (buiten het plangebied) wordt als eerste bestemd voor treinreizigers. De overige parkeerplaatsen zijn bedoeld voor openbaar gebruik. Om ervoor zorgen dat er voldoende parkeermogelijkheden blijven voor het winkelend publiek en tegelijkertijd ook tegemoet gekomen wordt aan de wensen van de bewoners en ondernemers hanteert de gemeente een parkeerbeleid. Parkeerontheffingen voor het oude centrum zijn slechts geldig voor het oude centrum. Dit houdt in dat ontheffinghouders uit andere delen van de gemeente hier geen gebruik kunnen maken van hun ontheffing net zoals de bewoners uit het oude centrum hun ontheffing niet in andere wijken zoals Voorburg West en Noord kunnen gebruiken. Voor ondernemers geldt een parkeernorm van één ontheffing per 10 medewerkers. Het beperken van de werking van parkeer-ontheffingen komt voort uit de Parkeernota die op 20 december 2005 door de raad is vastgesteld. 4.2.5
Groenstructuur
Park Vreugd en Rust Het park kent een hoge kwalitatieve inrichting. Een conserverende strategie past hier. Aandacht bij het beheer en onderhoud dient wel uit te gaan naar de randen, met name ook in relatie tot de inrichtingsmogelijkheden van de achtertuinen van de woningen aan de Prins Albertlaan. Een totaalbeeld passend bij de kwaliteit van het park dient hier te worden nagestreefd.
25
4.2.6
Waterstructuur
Water speelt een belangrijke ruimtelijk component in het plangebied. Enerzijds is het de kwalitatieve begeleiding van de kade en de kadebebouwing, anderzijds is zij een belangrijk inrichtingselement binnen de parken "Vreugd en Rust" en "Hofwyck". Beide elementen zijn belangrijke tegenhangers van de dichtbebouwde dorpskern. De groenstructuur volgt de waterelementen en draagt bij aan een sterk samenspel tussen nat en droog. Tevens zorgt groen voor het begeleiden van verschillende dwarsverbindingen vanaf de Vliet, zoals ten opzichte van de Kerkstraat en de Sionsstraat. Binnen het overige deel van het plangebied is weinig "overig samenhangend groen" te onderscheiden. Wel zijn veelal losse groene elementen aanwezig die samen het sterk versteend gebied verzachten. Belangrijk groenelement hierbij is de omgeving van de Kerk aan de Herenstraat. De overige groenelementen zijn opgenomen binnen de bouwblokken. Vlietoever In het kader van de versterking van de herkenbaarheid van de Oude Dorpskern vanaf de Vliet verdient een pleksgewijze versterking van de inrichting van de Vlietoever ter plaatse van de haakse relaties met de Herenstraat de nodige aandacht. Het accentueren van de levendigheid van de Vlietoever is zodoende mogelijk. Herinrichting van de kade direct oostelijk van de Kerkbrug (inclusief tracé Raadhuisstraat) wordt sterk aanbevolen. Deze plek heeft potenties als verblijfsgebied, mede in combinatie met de horecafunctie in deze omgeving, maar ook de verkeersfunctie van de Raadhuisstraat en het parkeren zijn hier van belang. De recreatieve passantenhaven aan de Vliet versterkt het gebruikskarakter van de kade.
4.3
Functionele analyse
4.3.1
Functionele structuur
Het centrum van Voorburg is een historisch waardevol gebied. Van oudsher bestaat het centrum uit een voorzieningengebied, dat geconcentreerd ligt langs de Herenstraat en de Parkweg. Het profiel van het gebied kan worden gekenmerkt door: de historische gegroeide kleinschalige structuur; het dorpse karakter; aantrekkelijke menging van functies. Wegens dit karakter onderscheidt het centrum zich ten opzichte van de omringende winkelcentra. Het onderscheidende verblijfsklimaat van de Voorburgse Oude Dorpskern wordt bepaald door: de historische ruimtelijke structuur; de hoge monumentale waarden; de combinatie van speciaalzaken (mode, delicatessen en lifestyle producten) galeries en musea, horecavoorzieningen.
26
4.3.2
Wonen
De historische dorpskern van Voorburg kent een grote mate van functiemenging: winkels, werken, recreatie en wonen. Wonen neemt een belangrijke plek in en de woningen zijn er erg gewild. De Oude Dorpskern is dan ook een wijk met een ijzersterke woningmarktpositie. De dichtheid van (woon)bebouwing is hoog, maar vanwege het historische karakter is de schaal niet zo groot. In het gebied bevinden zich diverse woonvormen met verschillende karakteristieken. In het centrum bevinden zich naast eengezinswoningen ook bovenwoningen en appartementen. De eengezinswoningen worden vooral gevonden in het deel tussen en langs de Voorhofstraat, Schoolstraat en Kerkstraat. Langs de Herenstraat worden de ruimten boven de winkels bijna overal bewoond. Langs de Prins Albertlaan staan grote vrijstaande villa´s. Appartementen zijn aanwezig in het complex de Oude Haven en in de westelijke en noordelijke deelgebieden bij de Parkweg. In dit plangebied wordt onderscheid gemaakt tussen (grondgebonden) eengezins-woningen, bovenwoningen, appartementen, appartementen vanaf de 1e verdieping en hetverzorgingstehuis. In de WOONvisie 2020 is besloten het huidige woonmilieu Oude Dorpskern te typeren als "kleinstedelijk". Het klein grondgebied kent variatie aan een palet van woonmogelijkheden. De voorzieningen zijn nabij het (dorps)centrum. Traditioneel overheerst alhier de koop boven de huur van woningen. 4.3.3
Economische analyse
In het gebied zijn ongeveer 200 kleine en middelgrote ondernemingen gevestigd. De ondernemingen zijn onderverdeeld in detailhandel, consumentengerichte dienstverlening, galeries, horeca, kleinschalige kantoren, overheidskantoren en gezondheidszorg. De evenwichtige mix van elkaar versterkende functies en het historische karakter veraangenamen het verblijf en waarborgen dat een groot gedeelte van het klantenbestand bestaat uit de wat meer recreatieve consument. De nabijheid van openbaarvervoersvoorzieningen en de bereikbaarheid met de auto hebben een positief effect op de economische ontplooiingskansen van dit gebied. De diverse groenvoorzieningen en de ligging aan de Vliet versterken de uitstraling van de omgeving en hiermee de aantrekkelijkheid van het gebied. Het historische karakter, de ligging nabij Vliet en de goede bereikbaarheid ook voor de fietser zijn voor zowel de toerist als de recreant belangrijke ingrediënten dit gebied te bezoeken. Detailhandel De detailhandel vertegenwoordigt circa 50% van de ondernemingen. De nadruk ligt op de niet-dagelijkse artikelensector. Het winkelaanbod bestaat overwegend uit speciaalzaken van lokale ondernemers met een bovenlokale aantrekkingskracht. De detailhandel richt zich merendeels op een wat hoger marktsegment. Het grootwinkelbedrijf- en filiaalbedrijf is er nauwelijks vertegenwoordigd. Goed vertegenwoordigende branches in het gebied zijn mode, luxe artikelen en woninginrichting (waaronder galeries), alsmede voedingsspeciaalzaken en er is één supermarkt. De Oude Dorpskern van Voorburg is niet alleen een dorpscentrum, maar ook een pleisterplaats in een stedelijke regio. De dorpskern kent een onderscheidend verblijfsklimaat dat bepaald wordt door de historische ruimtelijke structuur en de hoge monumentale waarden en door de combinatie van speciaalzaken (mode, delicatessen en lifestyle producten), galeries en musea, specifieke consumentgebonden dienstverlening en horecavoorzieningen. Dit is een kernkwaliteit waarin het centrum zich sterk regionaal onderscheid. De winkels bevinden zich hoofdzakelijk aan de Herenstraat, het Wielemakersslop, de van Schagenstraat, de Franse Kerkstraat en aan beide zijden van de Parkweg ter hoogte van de Oude Dorpskern. De winkels aan de Parkweg liggen aan een doorgaande route, maar de overige delen van het winkelgebied liggen enigszins verscholen.
27
Er is echter vrijwel nergens sprake van een aaneengesloten winkelfront van meer dan vijf panden. In sommige gedeelten van de Herenstraat komen onderbrekingen in het winkelfront voor doordat er enkele grote gebouwen staan die geen winkelfunctie hebben. De ateliers en galeries liggen verspreid over het gebied. Aan de randen van het winkelgebied neemt de vermenging met ambachtelijke of dienstverlenende functies toe. Het gaat met name om kappers, schoonheidsalons, een reisbureau, schoen- en kledingreparatie, lijstenmakers, drukwerk/copieerzaken e.d.. Makelaars zijn met name gevestigd langs de Parkweg. Hier zijn ook de meer doelgerichte winkels gevestigd, met name in de woninginrichting, zoals een badkamer/sanitairwinkel, een tegelzaak, een zonwering- en parketwinkel, maar ook een rijwielhandelaar. Horeca ligt verspreid over het hele winkelgebied. Het winkelaanbod in de Oude Dorpskern heeft een dubbelfunctie, dat wil zeggen: een lokale functie als het gaat om een zo goed mogelijke dagelijkse verzorging van het primaire verzorgingsgebied, de direct omliggende woonbuurten (ca. 7.000 mensen) een regionale uitstraling als het gaat om het unieke en de relatief hoogwaardige uitstraling van het aanbod in de niet-dagelijkse sector.
28
Tabel brancheringVoorburg centrum 2002
Levensmiddelen
2002
2010
2010
10
925
11
1.607
Persoonlijke verzorging
2
265
4
307
Totaal dagelijkse sector
12
1.190
15
1.914
28
3.115
29
3.073
Schoenen en lederwarean
5
425
3
251
Juwelier, optiek
4
215
4
251
Huishoudelijke en luxe artikelen
1
105
2
144
Antiek en kunst
2
180
2
96
Sport en spel
3
115
3
98
Hobby
4
250
3
258
Media
3
330
1
120
Dier en plant
2
160
4
394
Bruin- en witgoed
1
160
Fietsen en autoassessoires
2
375
1
246
Doe- het zelf
3
290
1
226
Wonen
9
990
13
1.336
Overige detailhandel
4
135
2
174
Totaal niet-dagelijkse sector
71
6.845
68
6.567
Totaal detailhandel
83
8.035
83
8.481
Warenhuis Kleding en mode
Bron: locatus 2002 en januari 2010
29
Het winkelcentrum Oud Voorburg heeft volgens inventarisatie in januari 2010 een winkeloppervlak van 8.481 m2 wvo, waarvan 1.914 m2 in de dagelijkse artikelensector. Het gaat in het totaal om 83 winkels. Naast twee relatief grote zaken (supermarkt en modewarenhuis) en een aantal winkels in de woninginrichting gaat het vrijwel geheel om winkels met een winkelvloeroppervlak van 50-100 m2. Dit is opvallend klein en een belangrijk kenmerk van de winkels in de Oude Dorpskern. Het betreft overwegend winkels van zelfstandige ondernemers. In totaal behoort slechts 17% tot een filiaalbedrijf. Dit is een opvallend laag cijfer en ook fors lager dan in de omliggende winkelcentra in de gemeente (88% Leidsenhage en 75% Julianabaan). Uit de verdeling van het wvo over de branchegroepen blijkt dat de groep "mode en luxe" een belangrijke plaats inneemt, evenals een vrij breed aanbod, maar wel kleinschalig in de woninginrichting. Ten opzichte van 2002 is het aanbod in de dagelijkse sector toegenomen van circa 1.200 m2 wvo naar circa 1.900 m2. Dat is conform de in de Ontwikkelingsvisie geformuleerde uitgangspunten. De uitbreiding van de Hoogvliet supermarkt heeft hiervan het grootste deel opgenomen, maar er zijn ook foodspeciaalzaken in het hoogwaardige segment bijgekomen. In de rest van de branches hebben zich geen grote wijzigingen voorgedaan. Ondanks het onderscheidend verblijfsklimaat staat het economisch functioneren onder druk, met name ten aanzien van de detailhandel. Er zijn veel mutaties en de leegstand neemt toe. In januari 2010 stonden 7 panden leeg, met een totaal oppervlak van 1.720 m² winkelvloeroppervlak Dit heeft alles te maken met de schaalvergroting die nog steeds doorzet en de grote concurrentie in de regio. Enerzijds liggen de relatief sterke winkelcentra De Julianabaan en Leidsenhage op circa 1 en 3 km van de dorpskern Voorburg. Verder zijn er de afgelopen jaren veel winkelcentra in de omgeving bijgekomen zoals in Ypenburg, Leidschenveen en de uitbreiding van het stadshart Zoetermeer. Zodoende is voor winkels die een vestigingslocatie zoeken meer keuze. Bij de afweging spelen omvang en ligging in het winkelgebied ook een belangrijke rol. De panden in de Oude Dorpskern zijn relatief klein. Anderzijds zijn er in deze gebieden ook inwoners bijgekomen, die behoren tot de potentiële doelgroep voor de Oude Dorpskern van Voorburg. De ontwikkeling van nieuwe woonwijken ten zuidoosten van Voorburg heeft tot gevolg dat Voorburg meer centraal komt te liggen in het stedelijk veld. Het station Voorburg vormt een belangrijk knooppunt in het openbaar vervoer waarvan de betekenis voor het Oude Dorp ook in de toekomst van groot belang is. De betekenis van de Oude Dorpskern als cultuurhistorisch ensemble met een specifieke centrumfunctie dient bij deze ontwikkelingen als belangrijk gegeven te worden onderkend.
30
Huidige situatie (summier kernaspectensamengevat) Kwantitatief
Kwalitatief
Het winkelaanbod in de regio is qua m2 sterk toegenomen. De koopkrachtbinding naar de OVD zal hier zeker door zijn afgenomen. Uit de meest recente cijfers van de ondernemersvereniging blijkt dat meer dan 50% van de bezoekers uit Leidschendam – Voorburg komt. Een % dat in het verleden lager lag wat aangeeft dat de regio destijds een belangrijke factor was.
In de (nieuwe) concurrerende winkelgebieden in de directe regio is schaalvergroting en filialisering in hoge mate aan de orde. Dit ontbreekt in de ODV ( dit kunnen ook kleine specialistische ketens zijn in het middenhoge segment van de markt).
Voor zowel trekkers in de dagelijkse sector als de niet- dagelijkse sector is er uitgaande van de aanwezige m2 per januari 2010, distributieve uitbreidingsruimte mogelijk van respectievelijk 125 m2 -950 en 0- 950 m2 (berekening uit rapport van B@S Consultants, gebaseerd op 'standaard en theoretische' berekeningsmethoden ). Het aantal panden dat geschikt is voor 'grotere' winkels is beperkt. Door schaalvergroting en filialisering neemt de behoefte aan dit soort panden toe. Filialiseringsgraad is 17 %. Dit is zelfs voor een oude dorpskern een relatief laag aandeel.
De indeling van het winkelgebied is langgerekt en redelijk afgesloten van passerend verkeer. Sterke marketingpromotieactiviteiten in relatie tot de historische kern zou meer bekendheid en aantrekkingskracht naar bezoekers in de regio genereren. De dagelijkse trekker is een supermarkt in het middensegment. Qua doelgroep is dit niet volledig passend bij de positionering van de overige winkels, waardoor de toegevoegde waarde van een dergelijke (dagelijkse) trekker niet volledig tot zijn recht zal komen. Openbare ruimte, architectonische waarden en historie van het gebied komen niet optimaal tot hun recht (zie hfdst 5).
Er is op een beperkt aantal (3-6) locaties in de toekomst uitbreiding van het gebied mogelijk. Twee van deze beoogde locaties bieden qua oppervlakte mogelijkheden voor grote trekkers. Dit zijn het gemeentepand Herenstraat 42 en Parkweg 30.
Versterking van het winkelgebied: Om het winkelgebied Oude Dorpskern te versterken is extra trekkracht nodig en meer samenhang in ruimtelijke en fysieke uitstraling. Hiervoor is structuurversterking van het centrum nodig en actief beleid en maatregelen. De trekkracht in het winkelgebied hangt nu voornamelijk op kleine winkeltjes. De huidige (sub)trekkers In het centrum zijn de markt op zaterdag, drogist De Waag, Hoogvliet en The Village. Daar redt de Oude Dorpskern het niet mee. Essentieel is het aantrekken van nieuwe trekkers in het winkelgebied, op plekken waar de winkels zoveel mogelijk kunnen profiteren van de nieuwe trekkracht. De locaties hiervoor zijn in de Oude Dorpskern beperkt. In principe gaat voor versterking van het centrum de voorkeur uit naar de vestiging van een trekker in de niet-dagelijkse sector, omdat een dergelijke vestiging de regiofunctie versterkt en nieuwe bezoekers trekt. Gezien de huidige economische laagconjunctuur en de actuele exploitatieproblemen bij met name de luxe modeformules, zal de invulling pas op termijn reëel zijn. Een trekker in de dagelijkse sector daarentegen versterkt de buurtfunctie, zorgt voor de hele
31
week hoge bezoekfrequentie, extra passanten in het centrum, is conjunctuurbestendig en zou zich in principe op korte termijn kunnen vestigen. Voor trekkers in de recreatieve c.q. modische sector (i.t.t. supermarkten en doe het zelf zaken) is een locatie op enige afstand van de parkeerplaatsen het meest ideaal. Dan profiteren alle winkels mee. Trekkers in de niet-dagelijkse sector zullen in het Oude Centrum in eerste instantie een locatie zoeken in de Herenstraat en als tweedekeus een locatie aan de Parkweg. De (hoek)panden langs de Parkweg zijn goede zichtlocaties langs de doorgaande weg. Naast het aantrekken van trekkers kan versterking ook plaatsvinden door schaalvergroting van bestaande winkels, maar ook door versterking van het aanbod. Daarbij is van belang dat 'kwaliteit' belangrijker is dan 'meer'. Voor de niet-dagelijkse artikelen kan gedacht worden aan een breed bekende modeformule in het hogere segment, toevoeging van winkels in de luxe sector en branches die niet niet in het centrum zitten, zoals huishoudelijke artikelen, een boekhandel. Het accent blijft echter liggen op luxe, mode en woninginrichting. Verder is er ruimte voor voorzieningen met het thema wellness, schoonheid en gezondheid. Voor de dagelijkse artikelen zou het aanbod levensmiddelenspeciaalzaken verbreed kunnen worden. De filialiseringsgraad in het winkelgebied is laag, slechts 17%. Een aantal filiaalbedrijven zou het centrum versterken. Daarbij valt te denken aan de kleine ketens. Distributieve marktruimte: B@S Consultans berekende in zijn rapport de distributieve uitbreidingsruimte tot 2015, uitgaande van het aantal m2 per januari 2010. Via de standaardberekeningsmethode kwam dit op 125-950 m2 wvo voor de dagelijkse artikelen en voor niet-dagelijkse artikelen op 0-950 m2 wvo. De uitbreidingsruimte voor dagelijkse artikelen is beperkt als het ingevuld wordt door kleinere zaken en maximaal 950 m2 voor een sterke nieuwe formule. Een sterke formule genereert in hoge mate haar 'eigen' omzet. Een sterke formule in bijvoorbeeld is bijvoorbeeld een hoogwaardige versmarkt, passend binnen de buurtfunctie. Horeca De Oude Dorpskern heeft een uitgebreid en gevarieerd horeca aanbod; er bevinden zich 22 horecavestigingen zaken, waarvan ongeveer de helft bestaat uit daghoreca gericht op het winkelend publiek en de andere helft uit avondhoreca gericht op het uitgaan. De daghoreca bestaat uit vier lunchrooms, vier café-restaurants, een grillroom en een snackbar. De avondhoreca telt een café, elf restaurants met een verscheidenheid aan keukens waaronder: Chinees-indisch, Italiaans, Spaans/Portugees en Frans/Nederlands. Verder is er een hotel: "Restaurant Hotel Savelberg". In 2009 is een horecafunctie gevestigd aan de Vlietoever, op de hoek van de Kerkstraat en de Raadhuisstraat. Ten aanzien van de ligging van de geïnventariseerde horecagelegenheden wordt opgemerkt dat er sprake is van een spreiding over het plangebied met een concentratie in de Kerkstraat. In 2009 is beleid vastgesteld voor detailhandelondersteunende horeca. Dit beleid houdt in dat winkels maximaal 30% van de verkoopoppervlakte mogen gebruiken voor horeca-activiteiten met een maximum van 34,99 m2. In het winkelgebied maken diverse winkels hier gebruik van, waaronder de bakker en de viswinkel, waardoor het aanbod van daghoreca is toegenomen. Overige bedrijvigheid Het gebied kent ook nog een aanbod van dienstverlenende en kleine (ambachtelijke) bedrijvigheid. De kleine ambachtelijke bedrijvigheid is vooral geconcentreerd aan het Zwarte Pad en de Raadhuisstraat. Ook zijn in het oude centrum verschillende verenigingen, stichtingen en musea aanwezig. De evenwichtige mix van elkaar versterkende functies en het historische karakter veraangenamen het verblijf en waarborgen dat een groot gedeelte van het klantenbestand bestaat uit de wat meer recreatieve consument.
32
De nabijheid van openbaarvervoersvoorzieningen en de bereikbaarheid met de auto hebben een positief effect op de economische ontplooiingskansen van dit gebied. De diverse groenvoorzieningen en de ligging aan de Vliet versterken de uitstraling van de omgeving en hiermee de aantrekkelijkheid van het gebied. Het historische karakter, de ligging nabij Vliet en de goede bereikbaarheid ook voor de fietser zijn voor zowel de toerist als de recreant belangrijke ingrediënten dit gebied te bezoeken. 4.3.4
Bedrijven en kantoren
In de Oude Dorpskern is sprake van bedrijven, opslagplaatsen, kantoren en kantoren op de eerste verdieping. Er bevinden zich een beperkt aantal (men name ambachtelijke) bedrijven in de Oude Dorpskern. De meeste bedrijven liggen aan 'achterstraatjes', zoals het Zwarte Pad en in mindere mate aan de Raadhuisstraat. Aan de Parkweg bevinden zich garage's en een smederij. Opmerkelijk is de glashandel in de Herenstraat. De bedrijvigheid in de dorpskern omvat zowel ambachtelijke- als startende bedrijvigheid die gebruik maakt van de 'kraamkamerfunctie' van enkele zones in de dorpskern. Deze 'kraamkamerfunctie' geldt voor het Zwarte Pad, De Raadhuisstraat achter de Kerkstaat en het terrein achter de Herenstraat tussen Wielemakersslop en Rozenboomlaan. In deze zones is ruimte voor ambachtelijke bedrijvigheid, die weinig overlast aan de omwonenden veroorzaakt, medische praktijken en kleine kantoren. Gekozen moet worden of de zones met 'kraamkamerfunctie' in de toekomst behouden moeten worden. Verspreid over de dorpskern bevinden zich enkele kantoren. Veelal bestaan deze uit aan huis gebonden kantoren en wordt erboven gewoond. In het deel van de Parkweg tussen de Laan van Nieuw Oosteinde en de Laan van Oostenburg, dat niet direct grenst aan de Oude Dorpskern, ligt een aantal grote makelaars- en administratiekantoren. Verder is er in de dorpskern kantoorruimte voor de gemeentelijke diensten. Langs de Rozenboomlaan biedt de begane grondverdieping ruimte aan kantoren. In het winkelcentrum Oud Voorburg is ruimte voor kleinschalige kantoren in bestaande bebouwing. Voorkomen moet worden dat de kantoorfunctie belangrijkste functies zoals winkels en wonen verdringt. 4.3.5
Voorzieningen
'Sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen zijn: het museum Swaensteijn, de Franse Kerk, de Ned. Hervormde Kerk (de Oude Kerk) en het gemeenschapshuis de Voorhof. De twee kerken zijn mede door het meervoudig gebruik belangrijk voor de levendigheid en multifunctionaliteit van de dorpskern. 'Sociaal-medische voorzieningen zijn: een apotheek en verschillende therapeutische praktijken, zoals het Medisch Centrum Oud Voorburg.
33
34
Hoofdstuk 5 5.1
Visie op het plangebied
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de ruimtelijke en functionele aspecten die van belang zijn voor de visie op het plangebied. Samen met hoofdstuk 4 vormt dit hoofdstuk de kern van de toelichting. De visie bepaalt de vorm en inhoud van de juridische regeling (bestemmingsregels) van dit bestemmingsplan. De visie op het plangebied is gebaseerd op de Ontwikkelingsvisie Oude Dorpskern van 2004, aangevuld met recente inventarisaties en onderzoeken, de rapporten van BRO en B@S Consultants.
5.2
Visie op het plangebied
5.2.1
Versterking van de Oude Dorpskern
De Oude Dorpskern is een waardevol historisch centrumgebeid met een diversiteit aan functies en een hoogwaardig en onderscheidend verblijfsklimaat. Vanoudsher bestaat de dorpskern uit een voorzieningengebied, dat geconcentreerd ligt langs de Herenstraat. Derze centrumfunctie draagt bij aan de sociaal-economishce dynamiek van het gebied. Deze dynamiek staat echter op gespannen voet met het conserverende beleid, dat geldt vanwege de cultuurhistorische waarden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht. Een bijzonder aandachtspunt hierbij vormt de vraag, welke positie de Oude Dorpskern inneemt ten opzichte van de omliggende voorzieningencentra. In de Ontwikkelingsvisie Oude Dorpskern Voorburg 2004 is een visie geformuleerd voor de dorpskern. De drie kernbegrippen van de visie zijn identiteit, vitaliteit en leefbaarheid. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende punten van belang. Identiteit 1. De huidige identiteit van de dorpskern verdient hoge waardering. Essentieel voor de identiteit van de Oude Dorpskern is de combinatie van historisch gegroeide kleinschalige ruimtelijke structuur, met het dorpse karakter en de aantrekkelijke menging van centrumvoorzieningen en het wonen. 2. De unieke ruimtelijke identiteit van de Oude Dorpskern, bepaald door de zeer karakteristieke ruimtelijke structuur en de hoge cultuurhistorische waarden van bebouwing, verkavelingspatroon en openbare ruimte, vormt de kwalitatieve drager en de (beperkte) speelruimte voor de ontwikkeling van velerlei gebruiksfuncties Vitaliteit 1. In de Oude Dorpskern bestaat een grote verscheidenheid aan functies. Deze multi-functionaliteit hoort bij een dergelijke historische dorpskern. De kracht van de Oude Dorpskern is en is altijd geweest, dat er ruimte is voor verschillende centrumfuncties. 2. De positie van de Oude Dorpskern is voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling als specialistisch winkelcentrum met een bovenlokale aantrekkingskracht. 3. Het centrum heeft extra trekkracht nodig, zowel gericht op de lokale klanten om dagelijkse loop in het gebied te behouden, als op regionale klanten, gericht op het recreatieve winkelen. Hiervoor is een bij de identiteit van de dorpkern passende structuurversterking van het centrumgebied nodig. 4. Het streven is het behoud van de buurtverzorgende detailhandel en waar mogelijk aanvulling met winkels gericht op het hoge marktsegment. 5. Voor het behoud van de regionale verzorgingsfunctie, met name in de modische sector, is versterking nodig middels trekkers. 6. De bereikbaarheid van de functies moet worden gegarandeerd.
35
Leefbaarheid 1. Uitgangspunt voor de ontwikkelingen in de Oude Dorpskern is een goede balans tussen het wonen en de centrumfuncties zoals winkelen, horeca, kunst en cultuur, consumentgebonden dienstverlening, openbare dienstverlening, kleine kantoren en ambachtelijke bedrijvigheid. In de dorpskern wordt er voor gekozen om centrum-functies en het wonen dicht bij elkaar te laten plaatsvinden. Hieraan zijn voor- en nadelen verbonden. Een zorgvuldige functie-afstemming en ruimtelijke zonering beogen de nadelen te beperken. 2. Om de leefbaarheid te behouden en waar mogelijk te vergroten is het nodig te bepalen welke ontwikkelingsruimte de centrumfuncties krijgen. 3. Ook qua inrichting van het centrumgebied kunnen verbeteringen de leefbaarheid versterken. 5.2.2
Visie op de functies in de Oude Dorpskern
De Ontwikkelingsvisie Oude Dorpskern (zie 5.1) beschrijft voor de centrumfuncties en het wonen de ontwikkelingsrichting. De aanvullende onderzoeken (zie 5.1) hebben betrekking op het functioneren van de detailhandel en horecafuncties. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende punten van belang. Detailhandel De waarde van de Oude Dorpskern ligt in de aantrekkelijke menging van centrumfuncties in de historische omgeving, met de detailhandel als belangrijkste drager van de centrumkwaliteit. Voor het wonen in en rond de Oude Dorpskern is de basisfunctie van de aanwezige buurtwinkels waardevol. Het streven is erop gericht dat de aanwezige buurtverzorgende detailhandel wordt behouden en waar mogelijk versterkt. In 2006 heeft al een versterking plaatsgevonden door uitbreiding van de supermarkt op de hoek van de Herenstraat en de Vlietstraat (Hoogvliet). Ook versterking van het aantal speciaalzaken in de foodsector is van belang. Verder kan het bijzondere karakter van de regionaal georiënteerde detailhandel worden versterkt door toename van specialistische winkels, in mode, luxe artikelen e.d. De weekmarkt op het Oosteinde heeft een duidelijke relatie met het winkelgebied, hiervoor dient ruimte te worden gehandhaafd. De Ontwikkelingsvisie beveelt aan, de detailhandel te concentreren binnen een kernwinkel-gebied en daarin zeer beperkt andere centrumfuncties toe te laten. In dit bestemmingsplan wordt in het kernwinkelgebied naast de detailhandel ook dienstverlening met baliefunctie toegestaan. In de aanloopstraten van- en naar dit kernwinkelgebied kunnen naast de detailhandel ook andere centrum gerelateerde functies worden toegestaan. In dit bestemmingsplan is dit principe, met een kernwinkelgebied en aanloopstraten, aangehouden. Detailhandel en andere centrumfunctie In het kernwinkelgebied ligt het primaat bij de detailhandel, waarbij verder alleen dienstverlening met baliefunctie wordt toegestaan. In de aanloopstraten van- en naar het kernwinkelgebied is er, zoals vermeld, naast de detailhandel ook ruimte voor andere centrumfuncties. In dit bestemmingsplan bestaan de andere functies in de aanloopgebieden uit dienstverlening met en zonder baliefunctie (waaronder ook medische praktijkruimten) en kantoren. In het kernwinkelgebied bevinden naast de genoemde centrumfuncties ook enkele functies, die door hun aard en omvang een specifiek plaats innemen waaronder de Oude kerk en de Franse kerk, de gemeentekantoren, het museum en enkele bedrijven waarvoor een afzonderlijke bestemmingsregeling is opgenomen. In de Oude Dorpskern bevinden naast de genoemde centrumfuncties ook enkele functies, die door hun aard en omvang een specifieke plaats innemen. Dit zijn de Oude kerk, de Franse kerk, de gemeentekantoren, het museum en enkele bedrijven. Ook deze functies dragen door het meervoudige gebruik bij aan de levendigheid en de multifunctionaliteit van de dorpskern. Vanwege afwijkend gebruik en verschijningsvorm zijn deze functies niet gerelateerd aan de
36
systematiek van het kernwinkelgebied met de aanloopstraten. In dit bestemmingsplan hebben deze functies een andere bestemming (namelijk Maatschappelijk) dan de andere functies in het centrumgebied (zie 5.2.4 Bestemmingen). Horeca Volgens de Ontwikkelingsvisie heeft de Oude Dorpskern een uitgebreid horeca-aanbod. In de dorpskern, die vooral het karakter heeft van een winkelgebied, bevinden zich genoeg horecavestigingen die zijn georiënteerd op het winkelend publiek. Er zou alleen nog ruimte zijn voor een grandcafé op een bijzondere locatie en het benutten van mogelijkheden voor een extra vestiging aan de Vlietoever. Bovendien is van belang dat rekening wordt gehouden met de voor het centrum belangrijke woonfunctie. Sinds de totstandkoming van de Ontwikkelingsvisie in 2004 heeft zich een horecafunctie gevestigd aan de Vlietoever, op de hoek van de Kerkstraat en de Raad-huisstraat. In dit bestemmingsplan is er vanuit uitgegaan dat: de dorpskern een ruim aanbod aan horeca heeft; het wonen in het centrumgebied niet verder belast moet worden met nieuwe horecavestigingen. Op basis hiervan legt dit bestemmingsplan de bestaande horecafuncties vast op de huidige vestigingsplaatsen en staat geen verdere uitbreiding van het horecabestand toe. De Ontwikkelingsvisie geeft aan dat enige uitbreiding van het winkelondersteunend aanbod mogelijk en wenselijk is. Volgens dit bestemmingsplan kunnen horeca-achtige nevenactiviteiten binnen winkels worden toegestaan indien deze activiteiten in lijn liggen van de producten die daar worden verkocht. Daarbij moeten deze activiteiten ook echt ondergeschikt zijn aan de detailhandelsfunctie. Dit bestemmingsplan geeft de mogelijkheid tot realisering van ondergeschikte horeca binnen de bestemming detailhandel, op voorwaarde dat de horeca-activiteiten niet meer dan 30% van het verkoopvloeroppervlak beslaan tot een maximum van 35 m2 (zie par. 5.2.4). Bedrijven Kenmerkend voor oude dorpskernen is dat deze een grote functiemenging kennen. Ook in de Oude Dorpskern van Voorburg is altijd plaats geweest voor bedrijvigheid. In de huidige situatie zijn de bedrijven gelokaliseerd in de zone van de dorpskern met de zgn. “kraamkamerfunctie” (voor kleine danwel startende bedrijven). De Ontwikkelingsvisie noemt als zones, het Zwarte Pad, de Raadhuisstraat achter de Kerkstraat en het gebied achter de Herenstraat, tussen de Wielemakersslop en de Rozenboomlaan. Dit bestemmingsplan beoogt de “kraamkamerfunctie” van het Zwarte Pad als de locatie voor niet-hinderlijke (startende) bedrijvigheid te behouden. Het Zwarte pad is van oorsprong een “achtergebied” waarbij het aangrenzende openbare domein vooral een verkeers- en parkeerfunctie heeft. Hier zijn de bedrijven het meest geconcentreerd, de bedrijvigheid geeft nauwelijks hinder ten opzichte van de omgeving en de bereikbaarheid voor laden en lossen is gunstig. Het Zwarte Pad heeft ongunstige condities voor het wonen. Vandaar dat het wonen boven de bedrijf- en kantoorruimten aan het Zwarte Pad niet wordt toegestaan. In dit bestemmingsplan wordt een verruiming van de kraamkamerfunctie beoogd, zodanig dat de hier gevestigde ondernemingen na toestemming van het college de mogelijkheid hebben het bedrijf te vergroten, door aanvullende bebouwingsmogelijkheid en door panden samen te voegen tot één vestiging. Ook de aanwezige bovenlagen kunnen voor de bedrijfsvoering worden benut De Raadhuisstraat (achter de Kerkstraat) was van oorsprong ook een “achtergebied met kraamkamerfunctie,” maar heeft steeds meer het karakter van een voorzijde met een centrumkarakter gekregen. In dit bestemmingsplan wordt de Raadhuisstraat niet meer als kraamkamergebied maar als een aanloopstraat gezien. Het wonen boven bedrijfs- en kantoorruimten wordt hier toegestaan. Ook het gebied achter de Herenstraat tussen de Wielemakersslop en de Rozenboomlaan wordt
37
niet als kraamkamergebied voor kleine dan wel startende bedrijvigheid gezien. De bedrijvigheid bevindt zich hier op een binnenterrein “nogal ingeklemd” tussen de omliggende woon-winkelbebouwing. In dit bestemmingsplan wordt de bedrijvigheid als zodanig bestemd maar uitbreidingsmogelijkheden worden niet toegestaan. Wonen In de Oude Dorpskern wordt veel gewoond. Het wonen is naast het winkelapparaat de belangrijkste functie. In het gebied bevinden zich diverse woonvormen met verschillende karakteristieken. In het centrum bevinden zich naast eengezinswoningen ook bovenwoningen en appartementen. De eengezinswoningen worden vooral gevonden in het deel tussen en langs de Voorhofstraat, Schoolstraat en Kerkstraat. Langs de Herenstraat worden de ruimten boven de functies bijna overal bewoond. Appartementen zijn aanwezig aan het Van Wassenaer Hoffmanplein, in het complex urban villa's De Oude Haven en in de westelijke en noordelijke deelgebieden bij de Parkweg. Op de afbeelding is onderscheid gemaakt tussen (grondgebonden) eengezinswoning (geel), bovenwoningen, appartementen (bruin), appartementen v.a. de 1e verdieping (gearceerd).
Wonen is een belangrijke functie in de Oude Dorpskern. Volgens de Ontwikkelingsvisie is het voor de identiteit van de Oude Dorpskern essentieel om het wonen en de centrumfuncties dicht bij elkaar te laten plaatsvinden. Bewoners ervaren de cultuurhistorische waarde als een kwaliteit van hun woonomgeving. Maar er is ook behoefte te voldoen aan de hedendaagse woonwensen. Woningverbouw en -uitbreiding dienen zoveel mogelijk te worden gehonoreerd zonder dat deze de cultuurhistorische waarden of het algemeen volkshuisvestelijk belang aantasten. Kansen voor verbouw en/of uitbreiding van woningen zijn vooral aanwezig in het woongebied van de Voorhofstraat, Schoolstraat en Kleine Laan. In de primair cultuurhistorisch waardevolle zones met hoge monumentale waarden zijn de mogelijkheden beperkt. In dit bestemmingsplan zijn in het kernwinkelgebied en de aanloopstraten, de bouwlagen, boven de centrumfuncties die zich in de eerste bouwlaag bevinden, bestemd voor woningen. In de woongebieden rond het centrumgebied, de omgeving van de Schoolstraat, en aan de Parkweg komen ook grondgebonden woningen voor. Deze hebben de bestemming Wonen Voor de toekomst betekent dit dat er in de Oude Dorpskern met name ingezet wordt op behoud
38
en verbetering van dit woonmilieu door middel van de strategie "Beheer en Behoud". Dit houdt in dat het woongebied al een goede marktpositie heeft. Deze moet worden behouden en waar mogelijk versterkt door onder andere beheer en onderhoud en eventueel verbetering van de woonomgeving. De gemeente heeft hier een faciliterende rol. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor particulier bezit vanzelfsprekend bij de eigenaar(-bewoner) ligt. Het is niet aan de gemeente om hier het voortouw te nemen, anders dan daar waar haar wettelijke taken liggen. De gemeente neemt haar verantwoordelijkheid ten aanzien van het beheer en onderhoud van de openbare ruimte. 5.2.3
Ruimtelijke visie
Volgens de Ontwikkelingsvisie vormt de kwaliteit van de cultuurhistorische waardevolle ruimtelijke structuur de basis voor de Oude Dorpskern als centrum- en woongebied. In dit bestemmingsplan ligt het accent ligt daarom vooral op het behoud van de waardevolle structuur. Slechts de volgende ruimtelijke ingrepen zijn toegestaan. Voor de bebouwde en onbebouwde ruimte betekent dit het volgende. Bebouwing De Ontwikkelingsvisie beveelt aan, de ondernemers de mogelijkheid te geven, uit te breiden naar het naastgelegen pand. De voorwaarde hierbij is dat niet meer dan twee panden voor één vestiging kunnen worden gebruikt en dat de perceelstructuur en het waardevolle uiterlijk van de panden behouden blijft. In de bestemming Waarde Beschermd Stads- en Dorrpsgezicht is onder samenvoeging hoofdgebouwen hierover een regel opgenomen. Woonbebouwing Volgens de Ontwikkelingsvisie dienen verzoeken tot woningverbouw en uitbreiding zo veel mogelijk gehonoreerd te worden, mits deze de cultuurhistorishe waarden in het plangebied niet aantasten. De visie ziet hiervoor kansen in het woongebied van de Voorhofstraat, Schoolstraat en de Kleine Laan. In het bestemmingsplan hebben de hier aanwezige woningen enige uitbreidingsmogelijkheid op het achtererf. Ruimtestructuur De Oude Dorpskern wordt vooral gekenmerkt door de langgerekte structuur. De hoofdwinkelstraat, de Herenstraat strekt zich uit tussen het Park Vreugd en Rust en het stationsplein. Parallel aan de Herenstraat lopen de Parkweg en de Vliet. De Herenstraat en (delen van) de zijstraten zijn promenadegebied, niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. In de Herenstraat kan wel worden gefietst behalve op zaterdag tijdens markttijden. De Parkweg doet dienst als doorgaande route voor autoverkeer en is belangrijk voor de bereikbaarheid van de dorpskern. De Vliet bepaalt mede de identiteit van de Oude Dorpskern en heeft ook een recreatieve functie. Samen bepalen deze drie lijnen de hoofdstructuur van het Voorburgse centrumgebied. De Herenstraat is als winkelstraat de drager van de winkelstructuur van het centrum. De krachtige uitstraling van de Herenstraat door de grote variatie aan historische panden en de aanwezigheid van de Oude kerk straalt echter onvoldoende uit naar de directe omgeving. Hoewel de Herenstraat de ruimtelijke kwaliteit van het Voorburgse Centrum dicteert, ligt de straat enigszins verborgen in het stedelijk weefsel. De zichtbaarheid van de Herenstraat is vanaf de Parkweg en de Vliet beperkt. De uitstraling van de panden in het winkelgebied is overwegend sterk. De hoogwaardige architectonische kwaliteiten van de panden en de grote variatie in architectuurstijlen uit verscheidene periodes zijn een kernkwaliteit in het winkelgebied. Behoud van de verschijningsvorm van de architectonische “parels” verdient veel aandacht. Deze architectonische potentie komt echter niet bij alle panden volledig tot uiting. Bij een aantal panden overstemt de aankleding van de winkelpuien de architectonische kwaliteit van het totale pand. In de Vlietstraat begeleidt een blinde gevel de looproute. Hierdoor verdwijnt de interactie tussen het leven op straat en het aanliggende pand, terwijl dat de essentie is van een sterk winkelmilieu.
39
De winkelstraten Herenstraat, Parkweg en de tussenliggende winkelstraten hebben een belangrijke recreatieve winkelfunctie. Een belangrijke voorwaarde voor recreatief winkelen is een prettig verblijfs- en winkelgebied, met een attractieve en kwalitatief sterke inrichting. In het gebied bevinden zich nu al hoogwaardige inrichtingselementen, zoals de kunstobjecten. Toch sluit de huidige inrichting van het centrum onvoldoende aan op het sterke winkelaanbod, enkele straten – zoals de Vlietstraat – ogen gedateerd en maken een versnipperde indruk. Er is geen éénduidige inrichting van de verschillende straten van het centrum. Dit geldt met name voor de Parkweg. De inrichting van het centrum maakt de indruk dat vooral de Herenstraat als centrum wordt gezien, maar de Parkweg vervult eveneens een winkelfunctie en behoort tot het centrum. Het ontbreekt in het centrum aan pleinruimte. De ruimte tussen de kerk en de Herenstraat wordt niet naar volle potentie benut, waardoor deze maar beperkt als ontmoetings- en rustplek kan functioneren. Aan de Vliet staat weliswaar zitmeubilair en er zijn passantenplaatsen, maar de gedateerde inrichting van de kade geeft het gebied een matige verblijfskwaliteit. De Herenstraat en (delen van) de zijstraten zijn promenadegebied, niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. In de Herenstraat kan wel worden gefietst behalve op zaterdag tijdens markttijden. Over het promenadegebied loopt echter wel een kruisende route voor autoverkeer, via de Van Schagenstraat, Herenstraat en Vlietstraat. Dit levert een verstoring op van het promenade gebruik en daarom beveelt de Ontwikkelingsvisie aan, deze kruisende verkeersroute te veranderen in een promenade gebied. Aan de Vliet is bij de Kerkbrug ruimte voor terrasvorming en voltooiing van het kademilieu indien wordt gekozen voor vergroting van het bestaande terras door het opheffen van de aanwezige parkeerplaatsen. Ook elders langs de Vlietkade worden mogelijkheden gezien voor pleksgewijze verbetering van de inrichting waardoor het ruimtelijke patroon haaks op de Vliet wordt benadrukt. Door pleinen in te richten als verblijfsplek om in spelen op toenemende behoefte aan recreatief winkelen valt zo een verlenging van de verblijfsduur in het winkelcentrum te stimuleren. Wenselijk is het versterken van de verblijfsruimte rondom de Vlietkade (en onderzoek naar uitbreiding passantenhaven met voorzieningen) en bij de Oude Kerk (koppelen aan opheffen autoverkeer uit de Van Schagenstraat en Vlietstraat). Ook het einde van de Herenstraat in de omgeving van The Village is hiervoor een optie.
40
41
Door het ontwikkelen van een eigen profiel en goede onderlinge (wandel) verbindingen kunnen bijvoorbeeld de Vlietkade (recreatieve functie), de Parkweg (poort tot het winkelgebied) en de beide uiteinden van de Herenstraat een veel grotere bijdrage leveren aan de centrumfunctie dan nu het geval is. Dit geldt ook voor de verbinding met het Stationsplein. Voor de gebieden waar de Ontwikkelingsvisie een herinrichting voorstelt, geldt in het bestemmingsplan de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn meerdere inrichtingen mogelijk. Het gebied dat binnen deze bestemming valt, kan zowel als verkeers- en parkeerruimte voor het autoverkeer als voor verkeersvrije voetgangersruimten met straatmeubilair en terrassen, worden ingericht. Samenvatting herinrichtingsopties: Herprofilering Parkweg om deze meer bij het kernwinkelgebied te betrekken. Herinrichting Herenstraat als geheel één uitstraling geven. Van Schagenstraat, Vlietstraat, autoverkeer eruit halen, creëren pleinfunctie rondom de Kerk (voorwaarde, voldoende parkeerplaatsen elders). Herinrichten Vlietkade, versterken recreatieve karakter, aantal parkeerplaatsen opheffen. Onderzoek uitbreiden passantenhaven in noordelijke richting, inclusief voorzieningen. Herinrichting Parkweg Voor de Parkweg wordt in 2011 een herinrichtingsplan uitgevoerd. Het doel is de verblijfskwaliteit en functie van de weg als entree tot de Oude Dorpskern te verbeteren.De weggedeelten bij de Laan van Nieuw Oosteinde en Rozenboomlaan krijgen nieuw asfalt. Het gedeelte tussen de Franse Kerkstraat en de Wielemakersslop krijgt een nieuwe inrichting. In dit gedeelte komt de rijbaan en het voetgangersgebied op hetzelfde niveau te liggen. Hiermee wordt benadrukt dat de Parkweg niet alleen een verkeersfunctie heeft. Ter hoogte van de Oude kerk wordt tevens een (winkel)pleinsfeer gecreëerd ten gunste van het winkelend publiek. Ook ontstaat een betere aansluiting tussen de Herenstraat en de Parkweg. Voor het verkeer heeft deze inrichting een betere attentiewaarde ten opzichte van de overstekende voetganger. In dit gedeelte van de Parkweg komen meer bomen en de bestrating wordt uitgevoerd in gebakken materiaal (verfraaiing). De bushaltes worden verplaatst zodat het zicht op de kerk wordt vergroot. Bij de kerk komt alleen een laad- en loszone eb geen parkeerplaatsen. Ook dit draagt bij aan een beter zichtbaarheid van de Oude kerk. De rijbaan in dit deel van de Parkweg wordt voorzien van een afwijkende bestrating als middengeleider die snelheidsremmend werkt. Herinrichting stationsomgeving Utrechtsebaan, het O.V. Kooppunt Voorburg De herinrichting heeft tot doel om de ruimtelijke kwaliteit van het stationsgebied te versterken, de samenhang met de Oude Dorpskern te vergroten en de transferfunctie van het stationsgebied te verbeteren. Op 23 februari 2010 heeft het college van B&W ingestemd met het Voorkeursbesluit. Het betrof hier de definitieve voorkeursvarianten voor het voorplein en de centrale looproute, het nieuwe busstation en de nieuwe parkeerindeling onder het Marianneviaduct. De nieuwe looproute tussen de Oude Dorpskern en de Binckhorst is de “ruggengraat” van alle planonderdelen. Onder het viaduct naar de Herenstraat wordt een aangename en verkeersluwe entree gemaakt naar het winkelgebied. Op het voorplein komt een 10 meter brede looproute die de opgangen naar de treinperrons, het P+R terrein en het busstation aandoet en vervolgens verder gaat langs het trapveld naar de Binckhorst. De herkenbare looproute wordt uitgerust met hoogwaardig materiaal en wordt tevens goed verlicht. De oversteek van de Prinses Mariannelaan en de aansluiting op de Maanweg is afgestemd met de organisatie die de plannen vormgeeft voor het nieuwe Binckhorst. In de verdere plannen voor de Binckhorst wordt rekening gehouden met een goede aansluiting. De waterbakken op het voorplein moeten als gevolg van de inpassing van de looproute verdwijnen. In overleg met Hofwijck is een voorstel voor een aangepast voorplein tot stand gekomen. Het voorstel respecteert de historische lijnen en boomvakken van Hofwijck en creëert een rustige overgang tussen de rust van Hofwijck en de hectiek van het stationsplein. Er
42
ontstaat een ruimte met mogelijkheden voor evenementen of een boekenmarkt. Aan de zijde van het Mövenpick hotel worden extra parkeerplaatsen gerealiseerd en rondom snackbar Stuut worden de parkeerplaatsen anders georganiseerd. Het busstation aan de Prinses Mariannelaan wordt voorzien van een eilandperron. Het busstation is in de eerste plaats een voetgangersgebied maar blijft een knooppunt waar verschillende verkeersstromen bij elkaar komen. Autoverkeer en busverkeer wordt van elkaar gescheiden. Alle overstapmogelijkheden worden optimaal gefaciliteerd. De wachtende buspassagier wordt een veilig en overzichtelijk eilandperron geboden waar alle bussen halteren. Het eilandperron ligt aan de centrale looproute tussen Herenstraat en de Binckhorst. Uit een verkeerssimulatie voor de situatie 2020 blijkt dat de verkeersafwikkeling op het (aangepaste) kruispunt Parkweg – Prinses Mariannelaan goed is. Sommige bussen belasten in de nieuwe situatie het kruispunt niet meer omdat ze voortaan op het busstation kunnen keren. Dit is een wijziging ten opzichte van de huidige situatie. Het fietsverkeer wordt langs het busstation geleid. De halte op de Parkweg wordt verplaatst naar de Laan van NOE. In de huidige situatie houden de bussen op deze halte het verkeer op omdat de bussen op de rijweg halteren. De nieuwe parkeerindeling onder het Marianneviaduct laat twee aparte terreinen zien. Er wordt nieuwe verlichting toegevoegd en het huidige kunstwerk op de centrale looproute verdwijnt (met schriftelijke goedkeuring van de kunstenaar. Doelstelling is een prettig verblijfsklimaat en een uitnodigend en kwalitatief hoogwaardig parkeerterrein te realiseren. Aan de stationskant komt een nieuw P+R terrein waar een betaald regime gaat gelden. Aan de kant van de Zwartelaan is een blauwe zone waar maximaal twee uur mag worden geparkeerd. Het huidige parkeerterrein onder het viaduct wordt op dit moment voor een groot deel gebruikt door een groot aantal oldtimers en werknemers uit Voorburg en de Binckhorst. Deze oldtimers en auto's van werknemers houden vrije parkeerplaatsen van winkelbezoekers en (potentiële) treinreizigers bezet. De verwachting is dat de nieuwe parkeerindeling door het invoeren van een regime een gunstig effect heeft op het aantal vrije parkeerplaatsen voor winkelbezoekers en treinreizigers. In de strook voor het Mövenpick hotel komen extra parkeerplaatsen. Hier komen ook “kiss & ride” plekken, een taxistandplaats en een parkeerplaats voor touringcars. Ook de parkeerindeling rondom de snackbar Stuut wordt aangepast. Parkeren Het is van belang dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor de vitaliteit van de Oude Dorpskern. Voldoende parkeerplaatsen zowel voor langparkeerders (winkelend publiek, bewoners, werknemers) als kort parkeerders is een vereiste om een winkelgebied goed te kunnen laten functioneren. In het centrum: is sprake van een hoge parkeerdruk, is met name behoefte aan extra plaatsen voor lang parkeren en zijn beperkt parkeerplaatsen in de directe omgeving van supermarkt Hoogvliet aanwezig; de aanwezige capaciteit in parkeergarage Oude Haven wordt onvoldoende benut. Voor het verbeteren van het verblijfsklimaat is het een mogelijkheid om de voetgangers-promenade uit te breiden en daarbij de verkeersdoorsteek Van Schagenstraat – Herenstraat – Vlietstraat te laten vervallen. De 15 parkeerplaatsen in de Van Schagenstraat zullen daarbij vervallen. Ook de verbetering van het verblijfsklimaat en het versterken van de relatie met de Vliet zal parkeerplaatsen kosten. Mogelijkheden om aanvullende parkeergelegenheid te realiseren bevinden zich aan de randen van de Oude Dorpskern (buiten het plangebied) bij de stations en de omgeving van de Utrechtsebaan en bij het Sportpark Westvliet. In de toekomst zal het parkeerterrein onder het NS-station Voorburg deels P&R-terrein worden waar men voor moet betalen (eerste twee uur gratis (onder voorbehoud)) en de overige parkeerplaatsen gaan behoren tot een parkeerschijfzone met maximale parkeerduur van twee
43
uur. Het aantal gratis parkeerplaatsen zal afnemen, maar de totale parkeercapaciteit neemt toe door uitbreiding van de blauwe zone. De verwachting is dat er door deze maatregelen meer mogelijkheden komen voor het winkelend publiek, voor zowel kortparkeerders als voor het recreatieve winkelen, de bezoekers die langer in het gebied willen verblijven. In de blauwe zone kan voor maximaal twee uur geparkeerd worden. Aan de noordoostzijde zijn er mogelijkheden voor langparkeerders langs het Oosteinde voorbij Savelberg en aan de Parkweg bij het Park Vreugd een Rust en op het parkeerterrein bij Sportpark Westvliet direct ten zuiden van de Vliet. Voor de gebieden waar de Ontwikkelingsvisie een herinrichting voorstelt, geldt in het bestemmingsplan de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn meerdere inrichtingen mogelijk. Het gebied dat binnen deze bestemming valt, kan zowel als verkeers- en parkeerruimte voor het autoverkeer als voor verkeersvrije voetgangersruimten met straatmeubilair en terrassen, worden ingericht. Dit betekent dat zowel een uitbreiding van de voetgangerspromenade in de Herenstraat en Van Schagenstraat, als handhaving van de huidige parkeergelegenheid, mogelijk is binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Ook herinrichting van de Vlietkade is mogelijk binnen deze bestemming. Gezien het belang van de parkeergelegenheid in de Oude Dorpskern, ligt het niet voor de hand, parkeerplaatsen in de Oude Dorpskern op te heffen ten gunste van de promenade, voordat elders aanvullende parkeergelegenheid kan worden gecreëerd. In het plangebied is geen ruimte beschikbaar voor aanvullende parkeervoorzieningen. 5.2.4
Zonering
In dit bestemmingsplan is evenals in de Ontwikkelingsvisie een onderscheid gemaakt tussen het kernwinkelgebied, aanloopstraten, kraamkamerzone en de rond het centrum gelegen woongebieden.
Kernwinkelgebied In het kernwinkelgebied ligt het primaat bij de detailhandel. Verder zijn in alle panden in het kernwinkelgebied ook diensten met baliefunctie toegestaan. Het kernwinkelgbied bestaat uit de Parkweg tussen de Franse Kerkstraat en de Wielemakersslop, de Franse Kerkstraat, de Wielemakersslop en de Herenstraat. Volgens de Ontwikkelingsvisie vielen de Parkweg en de Franse Kerkstraat niet in het
44
kernwinkelgebied. Reden voor deze voorgestelde wijziging is, dat het deel van de Parkweg, dat tussen de Franse Kerkstraat en de Wielemakersslop ligt en ook de Franse Kerkstraat, al jaren onderdeel vormt van het centrumgebied. Dit geldt ook voor de overzijde van de Parkweg tussen de Laan van Oostenburg en de begraafplaats. Beide zijden dragen bij tot het levendige en aantrekkelijke karakter dat kenmerkend is voor de Oude Dorpskern. Aanloopstraten In de aanloopstraten zijn behalve detailhandel ook dienstverlening met en zonder baliefunctie, waaronder ook (medische) praktijkruimten en kantoren toegestaan.De aanloopstraten zijn het aangrenzende deel van de Parkweg, de Raadhuisstraat bij de Vliet de Kerkstraat en de Rozenboomlaan. Ook het hoekpand Parkweg - Franse Kerkstraat wordt meer bij het winkelgebied betrokken. Hierin was voorheen de ABN/AMRO-bank gevestigd. Dit pand sloot destijds meer aan bij het karakter van de panden in de richting van het station met grotere makelaars- en administratiekantoren. Voor dit pand is interesse getoond door een supermarktconcern met een hoogwaardige formule (AH-City formule). De vestiging heeft positieve economische effecten voor het hele winkelgebied: Het biedt klanten van het hoogwaardige segment die nu uitwijken naar andere winkelgebieden een alternatief dichtbij huis. De formule sluit aan bij de hogere koopkracht van bewoners rond de Oude Dorpskern. Een supermarkt genereert de hele week een hoge bezoekfrequentie en daarmee een goede loop in het centrum. Hiervan profiteren alle winkels in de Oude Dorpskern. De vestiging van een trekker in een leegstaand pand stimuleert de invulling van de andere leegstaande panden langs de Parkweg en in de Franse Kerkstraat. Dat heeft een positief effect op het gehele winkelgebied. Met de invulling van een trekker op de hoek Parkweg/Franse Kerkstraat wordt een 'toegangspoort' gecreëerd richting Herenstraat. Ook wordt de relatie tussen de Parkweg en de Herenstraat en de zijstraten versterkt zodat het winkelgebied meer een geheel wordt. Bovendien wordt er een extra 'rondloop' gecreëerd. De vestiging creëert werkgelegenheid. Een supermarkt is een trekker met een duidelijkere relatie met het winkelgebied dan een kantoor of praktijkruimte. Een kantoor heeft een gesloten uitstraling, terwijl een supermarkt een open uitstraling heeft en zo publiek trekt vanaf de Parkweg. Bezoekers komen veelal te voet en per fiets uit een gebied met een straal van 700 meter rond de supermarkt. Op grond van vorenstaande is besloten in het college van 23 november 2010 om in het bestemmingsplan het perceel Parkweg 30 te bestemmen als Centrum – 2 (su1). Dit betekent dat een supermarkt mogelijk wordt gemaakt met een maximum winkelvloeroppervlak van700 m2.
Tevens is in de vergadering van 23 november 2010 besloten om de kosten voor de herinrichting van de openbare ruimte volledig te verhalen op de aanvrager door middel van een anterieure overeenkomst. Deze overeenkomst wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan aangeboden.
Kraamkamerzone De kraamkamerzone bestaat uit het Zwarte Pad. Overzicht zonering Voor het centrumgebied is een zonering opgenomen d.m.v. de bestemmingen Centrum, Centrum 1 en Centrum 2.
45
5.2.5
Bestemmingen Oude Dorpskern
Centrum Deze bestemming geldt voor het grootste deel van het kernwinkelgebied, de Herenstraat tussen het viaduct en de Raadhuisstraat, de Franse Kerkstraat, de Van Schagenstraat, de Wielemakersslop en de Parkweg tussen Franse Kerkstraat en Wielmakersslop. Onder deze bestemming vallen de volgende functies: Detailhandel ter plaatse van de aanduiding (su) is op de begane grond een supermarkt toegestaan en op de verdiepingen, is een kantine en/of kantoor behorende bij de supermarkt toegestaan; Dienstverlening met baliefunctie Wonen boven de centrumfuncties (vanaf de tweede bouwlaag) Centrum - 1 Deze bestemming geldt voor de aanloopstraten van en naar het kernwinkelgebied zoals de Kerkstraat en de aangrenzende delen van de Parkweg. De bestemming geldt ook voor enkele panden binnen het kernwinkelgebied, omdat in die panden momenteel functies gevestigd zijn die niet passen binnen de bestemming Centrum maar wel onder de bestemming Centrum 1. Onder de bestemming Centrum - 1 vallen de volgende functies: Detailhandel ter plaatse van de aanduiding (su) is op de begane grond een supermarkt toegestaan tot een maximum winkelvloeroppervlak van 700 m² en op de verdiepingen, is een kantine en/of kantoor behorende bij de supermarkt toegestaan; Supermarkt met een winkelvloeroppervlak Dienstverlening met en zonder baliefunctie (waaronder medisch, paramedisch) Kantoren Wonen boven de centrumfuncties (vanaf de tweede bouwlaag) Centrum - 2 De bestemming geldt voor het zgn. “Kraamkamergebied,” het ZwartePad. Onder deze bestemming vallen de volgende functies: Dienstverlening met en zonder baliefunctie Kantoren Niet hinderlijke bedrijvigheid (kleine werkplaatsen, praktijkruimten en ateliers). Wonen In de aanloopstraten komen behalve de centrumfuncties ook eengezinswoningen voor. Deze bevinden zich in de Franse Kerkstraat, in de Kerkstraat bij de Kerkbrug en in de Herenstraat tegenover de Raadhuisstraat. Voor de aanloopstraten geldt in principe de bestemming Centrum 1, maar de woningen vormen hierop een uitzondering. Deze woningen hebben de bestemming W-eengezinswoning. Wonen is een belangrijke functie in de Oude Dorpskern. Bewoners ervaren de cultuurhistorische waarde als een kwaliteit van hun woonomgeving. Maar er is ook behoefte te voldoen aan de hedendaagse woonwensen. Woningverbouw en -uitbreiding dienen zoveel mogelijk te worden gehonoreerd zonder dat deze de cultuurhistorische waarden of het algemeen volkshuisvestelijk belang aantasten. Kansen voor verbouw en/of uitbreiding van woningen zijn vooral aanwezig in het woongebied van de Voorhofstraat, Schoolstraat en Kleine Laan. In de primair cultuurhistorisch waardevolle zones met hoge monumentale waarden zijn de mogelijkheden beperkt. Horeca Horeca komt zowel in het kernwinkelgebied als in de aanloopstraten voor. Dit bestemmingsplan legt de bestaande horecafunctie vast op de huidige vestigingsplaatsen in het plangebied. Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid ondergeschikte horeca toe te laten binnen de
46
bestemming detailhandel, op voorwaarde dat de horeca-activiteiten niet meer dan 30% van het verkoopvloeroppervlak beslaan tot een maximum van 35m2 (zie 5.2.4). Maatschappelijk In het kernwinkelgebied zijn dit de bijzondere gebouwen in de Oude Dorpskern, de gemeeentekantoren aan de Herenstraat 42 en 72. Gemengd - 1 De Herenstraat 1 heeft de bestemming Gemengd - 1. Deze gronden zijn bestemd voor: kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen vanaf de tweede bouwlaag.
47
48
Hoofdstuk 6 6.1
Milieu-aspecten
Inleiding
In het bestemmingsplan is naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid ook rekening gehouden met verschillende omgevingsaspecten, zoals de bodemgesteldheid, geluid, luchtkwaliteit en de milieucategorisering van bedrijven.
6.2
Bedrijven en milieuzonering
Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten te voorkomen worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. In de bestemmingsregels wordt bepaald welke bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van de categorie-indeling op basis van de VNG-brochure " Bedrijven en milieuzonering" uit 2007. In deze brochure worden richtafstanden gegeven van functies op o.a. gevoelige bestemmingen. In het bestemmingsplan worden alleen binnen de bestemming "Bedrijf" bedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 2. Algemeen In het plangebied komen verschillende bedrijfsactiviteiten voor. Door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten wordt ernaar gestreefd de milieubelasting voor de gevoelige functies in de omgeving (zoals woningen) zoveel mogelijk te beperken. Hiervoor is gebruikgemaakt van een zogenoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar toenemende milieubelasting. Afhankelijk van de gevoeligheid van een gebied wordt vervolgens door middel van een milieuzonering aangegeven welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn. Voor een algemene toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2 van de regels. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering". Milieuzonering Voor het bepalen van de toelaatbaarheid van bedrijven in het plangebied is de aard van het plangebied van belang. Een groot deel van het plangebied behoort tot het centrum van Voorburg en is gemengd van aard, met name in de gebieden waar ook daadwerkelijk bedrijfsfuncties in de huidige situatie aanwezig zijn. Dit gemengde karakter komt tot uitdrukking in de verschillende functies die al dan niet in combinatie met elkaar in het gebied aanwezig zijn dan wel mogelijk zijn (onder andere detailhandel, dienstverlening, sociaal-culturele functies, maatschappelijke functies, horecafuncties, wonen en bedrijvigheid). Vanwege het gemengde karakter zijn op de locaties met een bedrijfsbestemming bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Tot deze milieucategorie behoren bedrijven die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. Daarnaast zijn op verschillende locaties in het plangebied alleen bedrijven toegestaan daar waar een nadere aanduiding op de plankaart is opgenomen, ook in gebieden met een gemengd karakter. Beoordeling bestaande bedrijven De bestaande bedrijven in het plangebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten (verwezen wordt naar bijlage 2 van de regels). Uit deze inventarisatie blijkt dat de meeste bedrijven tot categorie 2 van de Staat behoren. De bedrijven die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid, dan wel de bedrijven die gevestigd zijn op locaties waar in principe geen bedrijven zijn toegestaan, krijgen een specifieke subbestemming, naar gelang de aard van de bedrijvigheid. Op basis van deze subbestemming kunnen reeds aanwezige bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze subbestemming. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat, op de locaties met een bedrijfsbestemming, past binnen het algemene toelatingsbeleid.
49
Afwijkingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen bij de locaties met een bedrijfsbestemming gebruikmaken van haar bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan, om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in milieucategorie 3. Voorwaarde hierbij is dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving (bijvoorbeeld door een milieuvriendelijke werkwijze of door een geringe omvang van de hinderlijke bedrijven) vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de milieucategorieën 1 en 2.
6.3
Horeca en milieuzonering
Algemeen In het plangebied zijn verschillende horecagelegenheden aanwezig. Ook bij horeca wordt door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten ernaar gestreefd de milieubelasting voor de woningen zoveel mogelijk te beperken. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten: aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. In bijlage 1 van de regels is een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten opgenomen. Zonering In de gemeente is het uitgaansprofiel van het centrumgebied van Voorburg nader onder de loep genomen. Het streven van de gemeente is erop gericht om de bestaande hoeveelheid dag- en avondhoreca te handhaven. De reeds aanwezige horeca-activiteiten die in het vigerende bestemmingsplan reeds een horecafunctie hebben (uitgezonderd in de uit te werken gebieden), worden positief bestemd. Daarnaast staat dit bestemmingsplan wel open voor de mogelijkheid om bij de bestemming detailhandel ondergeschikte horeca toe te staan. Extra separate horecagelegenheden worden echter niet toegestaan. In het gebied worden derhalve de bestaande horecabedrijven uit categorie 1 en 2 toegestaan (dit is dag- en avondhoreca, variërend van een lunchroom, restaurant of snackbar tot een café). Er worden in dit gebied geen zwaardere categorieën horeca toegestaan dan de horecabedrijven die momenteel aanwezig zijn. Nachthoreca wordt in het plangebied niet toegestaan, vanwege de bescheiden schaal van het centrum en de woonfunctie in het gebied.
6.4
Bodem
6.4.1
Algemeen
In het algemene geldt dat op elke locatie waar nieuwbouw plaatsvindt van te voren conform de dan geldende normen een milieukundig bodemonderzoek wordt uitgevoerd. Wanneer overschrijdingen van bepaalde stoffen zijn geconstateerd, worden sanerende maatregelen getroffen, conform het provinciaal milieubeleid, het gemeentelijk milieubeleid en de Wet Bodembescherming, alvorens er een bouwvergunning wordt verstrekt en er kan worden gebouwd. Andere aandachtspunten waarbij de bodemkwaliteit van belang is, zijn: leggen en vervangen van kabels en leidingen; aanleg en vervanging van riolering; plaatsen van bomen. Alle bodemonderzoeken, voor zover bij de gemeente en bij de provincie bekend, zijn in een gemeentelijk databestand opgenomen. Deze data zijn vervolgens gekoppeld aan een GIS (Geografisch InformatieSysteem).Op onderstaande afbeelding zijn alle bij de gemeente bekende bodemonderzoeklocaties in het betreffende plangebied aangegeven.
50
6.4.2
Onderzoeken
Alle bodemonderzoeken, voor zover bij de gemeente en bij de provincie bekend, zijn in een gemeentelijk databestand opgenomen. Deze data zijn vervolgens gekoppeld aan een GIS (Geografisch InformatieSysteem).
In totaal zijn op 73 locaties binnen het plangebied onderzocht en in totaal 164 onderzoeksrapporten. In de periode 2010 tot 2015 zal de gemeente ter plaatse van potentieel verontreinigde locaties in verband met voormalige bedrijfsactiviteiten een historisch onderzoek uitvoeren om te bepalen in hoeverre de bodem verontreinigd geraakt zou zijn. Afhankelijk van ingeschatte (humane) risico's en de gemeentelijke financiële middelen zal een nader bodemonderzoek, in het kader van ISV worden uitgevoerd. In het plangebied dient men rekening te houden met het volgende: De bodem in het plangebied bevat grotendeels (sterk) verhoogde gehalten aan zware metalen met uitzondering van de twee parken en enkele terreinen langs de Vliet. Bij nieuwbouw /herinrichting zal de bodemverontreiniging conform de vigerende wettelijke regels moeten worden gesaneerd door middel van het compleet verwijderen van de verontreiniging of door middel van isolatie (beton vloer of een verhardingslaag van klinkers/stenen). Uit risico-evaluaties is gebleken dat de verhoogde gehalten in de bodem (vooralsnog) geen risico vormen voor de volksgezondheid. Ter plaatse van Herenstraat 42 bevindt in de bodem een olieverontreiniging met een omvang van ca. 1.000 m2 en een diepte van ca. 4 meter. Wegens deze olieverontreiniging is er een gebruiksbeperking van de bodem aanwezig. Dat wil zeggen dat niet zonder onderzoek gebouwd kan worden, er geen grondwater opgepompt mag worden zonder dat er voorzieningen zijn getroffen, dat de verontreinigde grond niet zonder toestemming van het bevoegde gezag mag worden verplaatst en dat er niet diep gespit (wegens risico's) mag worden. Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Op basis van de huidige situatie zijn er geen humane risico's te verwachten. Ter plaatse van het perceel Kerkstraat 65 en de achtertuinen van Kerkstraat 43, 45 en 47 bevinden zich in de grond en in het grondwater sterk verhoogde gehalten aan olie, PAK, fenol en aromatische koolwaterstoffen tot ca. 5 meter diepte. Deze verontreiniging is afkomstig van een voormalig gasfabriek. Er zijn mogelijk humane en verspreidingsrisico's aanwezig. Op 7 juli 1997 heeft de provincie middels een beschikking aangegeven dat er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging en dat de sanering urgent is. Voor
51
deze locatie geldt een gebruiksbeperking. Dat wil zeggen dat niet zonder onderzoek gebouwd kan worden, er geen grondwater opgepompt mag worden zonder dat er voorzieningen zijn getroffen, dat de verontreinigde grond niet zonder toestemming van het bevoegde gezag mag worden verplaatst en dat er niet diept gespit (wegens risico's) mag worden. Eind 2010 zal een verificatie bodemonderzoek worden uitgevoerd. Ter plaatse van diverse percelen bevonden zich in het verleden bedrijven die de bodem mogelijk hebben verontreinigd (zogenaamde HBB-punten). Te denken valt aan smederijen, olietanks, steenkoolopslagplaats, leerlooierij, etc. De verdachte percelen zijn bij de gemeente bekend en bij herinrichting/nieuwbouw zal een bodemonderzoek uitsluitsel moeten geven over de bodemkwaliteit met de wellicht noodzakelijke sanering. Tevens is het de bedoeling dat al deze verdachte locatie voor 2015 minimaal historisch zijn onderzocht In het plangebied bevinden zich diverse voormalige sloten waarvan bekend is dat deze sloten in het verleden zijn gedempt met afval. Bij graafwerkzaamheden zal een onderzoek naar de kwaliteit van het dempingmateriaal worden uitgevoerd en waarnodig zal het verontreinigde dempingsmateriaal conform de vigerende wettelijke regels worden gesaneerd. Op basis van diverse onderzoeksrapporten heeft het college van burgmeester en wethouders in december 2008 de Bodemkwaliteitskaart (BKK) en het Bodembeheerplan vastgesteld. In dit beleidsstuk staat aangegeven hoe de gemeente omgaat met hergebruik van vrijkomende gronden en wat de kwaliteit van de bij toepassing hiervan. Tevens is de globale bodemkwaliteit in bepaalde zones vastgelegd. Grond die vrijkomt in het plangebied is niet vrij toepasbaar wegens de aanwezigheid van sterk verhoogde gehalten en dat de grond ter plaatse van de parken niet is gezoneerd. In 2012 zal de BKK worden herzien. 6.4.3
Bodemkwaliteit
Algemeen Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. De provincie Zuid-Holland hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. In het algemeen geldt dat op elke locatie waar nieuwbouw plaatsvindt van te voren conform de dan geldende normen een milieukundig bodemonderzoek zal worden uitgevoerd. Waneer er overschrijdingen zijn van bepaalde stoffen zullen sanerende maatregelen worden getroffen, conform het provinciaal milieubeleid, het gemeentelijk milieubeleid en de Wet Bodembescherming, alvorens er een bouwvergunning wordt verstrekt en er kan worden gebouwd. Andere aandachtspunten waarbij de bodemkwaliteit van belang is, zijn: leggen en vervangen van kabels en leidingen; aanleg en vervanging van riolering; plaatsen van bomen. Plangebied. In het plangebied is door de gemeente een historisch onderzoek uitgevoerd naar bodembedreigende activiteiten sinds 1886. Onder deze activiteiten vallen onder andere smederijen, drukkerijen, olietanks, kolen en brandstoffenhandel. Op de gemeentelijke bodemkaart zijn de potentieel bodembedreigende activiteiten middels zogenaamde HBB-punten weergegeven. In het kader van ISV worden alle potentieel verontreinigde terreinen in de gemeente L'dam-Voorburg voor 2015 onderzocht. Op basis van diverse onderzoeksrapporten hebben het college van burgemeester en wethouders in juni 2006 de Bodemkwaliteitskaart en
52
het Bodembeheerplan vastgesteld.
Het plangebied bestaat uit drie zones te weten: Zone nr.
Omschrijving
Zonekwaliteit bovengrond Zonekwaliteit ondergrond
1
bruin
Oude kern en licht tot sterk verontreinigd lintbebouwing voor met koper, kwik, lood, zink 1900 en PAK
2
rood
Bebouwing 1900 - licht tot sterk verontreinigd licht verontreinigd met PAK 1960 met koper, lood, zink en PAK
3
groen
Groen, recreatie en volkstuinen
6.4.4
Ondergrondse tanks
niet gezoneerd, verwachting licht verontreinigd
licht verontreinigd met zware metalen en APK
niet gezoneerd, verwachting schoon
In het kader van twee acties tankslagen tussen 1988 en 2002 zijn in het plangebied diverse ondergrondse huisbrandolietanks onschadelijk gemaakt (schoongemaakt en afgevuld met zand, of verwijderd). Voor zover bekend bevinden zich in het plangebied geen ondergrondse huisbrandolietanks die niet conform het besluit BOOT onschadelijk zijn gemaakt.
53
6.5
Water
6.5.1
Inleiding
Sinds 14 februari 2001 is het verplicht een Watertoets bij ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook het bestemmingsplan een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen. De waterparagraaf omvat het advies van de waterbeheerder en een gemotiveerd besluit ten aanzien van de wateraspecten. Eventuele afwijkingen van het advies van de waterbeheerder worden gemotiveerd. Daarbij moet door de initiatiefnemer worden aangegeven hoe met die afwijking wordt omgegaan. In laatste instantie kan worden teruggegrepen op het nemen verzachtende maatregelen of compensatie inclusief afspraken over financiering en uitvoering. De waterparagraaf is een vast onderdeel van het bestemmingsplan en is in samenspraak met de waterbeheerders tot stand gekomen. In dit hoofdstuk komen alle relevante wateraspecten aan bod die van belang zijn in het plangebied. Aangezien het een actualisatie van het bestaande bestemmingsplan betreft en er geen grote wijzigingen worden voorzien is de mate van verstedelijking een gegeven. Er spelen wel enkele ontwikkelingen in of nabij het plangebied. Het gaat daarbij om het verzorgingstehuis Rustoord aan de Raadhuisstraat. Het Hoogheemraadschap van Delfland / Rijnland is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en -kwaliteit van de watergangen in het polderland binnen het plangebied als ook voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het boezemwater. Het Hoogheemraadschap is tevens de beheerder van de waterkeringen. De Provincie Zuid-Holland is vaarwegbeheerder van de Vliet en beheert de oeverbeschoeiing, maar de verantwoordelijkheid voor het water (kwantiteit, kwaliteit, waterkeringen) ligt bij het Hoogheemraadschap. De gemeentelijke taken zijn o.a. het riool- en oeverbeheer. 6.5.2
Functies
Het plangebied is een gebied met stedelijke doeleinden. Het oppervlaktewater in het plangebied heeft een belangrijke functie in de ont- en afwatering van grote delen van het stedelijk gebied van de gemeente. Binnen het plangebied is alleen boezemwater aanwezig. Het water van de Vliet heeft een waterrecreatieve en scheepvaartfunctie. Daarnaast heeft het water belevingswaarde. 6.5.3
Beleid
In tal van beleidsdocumenten wordt aandacht besteed aan het belang van 'water'. In bijlage 1 is een lijst met relevant waterbeleid opgenomen. Centraal uitgangspunt in voornoemd beleid is dat water meer ruimte gegeven moet worden om te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden daarvoor twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven: 1. Ten aanzien van waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren; 2. Ten aanzien van waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren. Daarnaast zijn aspecten als beperken van bodemdaling en het vergroten van de ecologische potenties van het water inclusief de oeverzones van belang. Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Belangrijk voor het plangebied is het beleid van het Hoogheemraadschap. Waterberging in nieuwe ontwikkelingen dient aanwezig te zijn in 325 m3/ha van het bruto bebouwd oppervlak. Het realiseren van een mogelijk tekort aan waterberging zal moeten plaatsvinden binnen dezelfde waterstaatkundige eenheid. In de Ontwikkelingsvisie Oude Dorpskern Voorburg wordt specifiek ten aanzien van het onderwerp water ingezet op het versterken van de relatie met de Vliet. Er worden kansen gezien
54
voor een sterkere beleving van de Vliet vanuit zowel recreatief als uit cultuurhistorisch oogpunt. De herontwikkeling van de kade en het uitbreiden van de passantenaanlegplaatsen in noordoostelijke richting worden als concrete opties genoemd. In het op 2 oktober 2007 vastgestelde gemeentelijke waterplan "Water verbindt en geeft kleur aan de stad" staan binnen het plangebied geen specifieke projecten benoemd. Als doelstelling voor dit gebied is genoemd om de relatie met de Vliet te versterken door bijvoorbeeld overkluisde zijtakken te vervangen door open water. 6.5.4
Ecologie
Ter hoogte van het park Vreugd en Rust stroomt aan beide zijden van het park loodrecht op de Vliet het water richting de Broeksloot. Ter hoogte van de Rozenboomlaan is dit water overkluisd evenals de dwarsverbinding ter hoogte van het Oosteinde. Het park Vreugd en Rust is ontworpen in landschappsstijl en is een rijksmonument. In het gedeelte van het park tussen Vliet en Oosteinde vormen de waterpartijen samen met de paden kronkelende lijnen in het park. De oevers zijn strak afgewerkt. Het water heeft een recreatieve functie en draagt het bij aan een prettig verblijfsklimaat. In het gedeelte van het park tussen Parkweg en Oosteinde is geen water aanwezig op een doodlopend stuk water na t.h.v. de tennisbaan. Omdat het water in de schaduw van bomen ligt en er veel blad in het water valt, zal de ecologische betekenis van het water gering zijn. 6.5.5
Het watersysteem
Het plangebied is een gebied met stedelijke doeleinden. Het gebied is boezemland, dat wil zeggen dat alle watergangen in verbinding met De Vliet en elkaar staan. Op de meeste plekken gaat het om open water en op sommige plekken is het water door duikers met elkaar verbonden. Het waterpeil van het oppervlaktewater is in het hele gebied NAP -0,42 in de zomer en -0,47 in de winter en heeft een beoogd toekomstig peil van NAP -0,43. Het oppervlaktewater heeft een beperkte functie in de ontwatering van het gebied, omdat het grootste gedeelte van het hemelwater wordt afgevoerd via het (hoofdzakelijk gemengde) rioolstelsel. 6.5.6
Grondwater
Het maaiveld in het gebied varieert van NAP + 0,80 tot NAP + 0,40 (bron rioleringskaart). Het gemeentelijke grondwatermeetnet kent 2 meetpunten in het plangebied. In het westen van het plangebied fluctueert de freatische grondwaterstand tussen NAP - 0,25 en - 0,41 en in het oostelijke deel van het plangebieddeelgebied tussen NAP -0,42 en -0,52 (meetgegevens uit periode 2007-2009). De ontwateringsdiepte ten opzichte van de representatief hoogste grondwaterstand komt op basis van de grondwatermetingen op minimaal 0,82 meter uit. Dit voldoet aan de gemeentelijke streefwaarde van een ontwateringsdiepte van minimaal 70 cm voor de gebiedsfunctie wonen en werken. Er zijn geen klachten van structurele grondwateroverlast bekend.
55
Grondwatermeetnet
6.5.7
Waterkwaliteit
Het plangebied is een gebied met stedelijke doeleinden. Het gebied is boezemland, dat wil zeggen dat alle watergangen in verbinding met De Vliet en elkaar staan. Op de meeste plekken gaat het om open water en op sommige plekken is het water door duikers met elkaar verbonden. Het waterpeil van het oppervlaktewater is in het hele gebied NAP -0,42 in de zomer en -0,47 in de winter en heeft een beoogd toekomstig peil van -0,43. Het oppervlaktewater heeft een beperkte functie in de ontwatering van het gebied, omdat het grootste gedeelte van het hemelwater wordt afgevoerd via het rioolstelsel. Aan de zuidoost kant van het gebied loopt de Vliet. Langs de vlietkades heeft het water een recreatieve functie en draagt het bij aan een prettig verblijfsklimaat. Binnen het plangebied heeft Delfland geen meetpunt voor waterkwaliteit. Van de waterkwaliteit van de boezem is echter wel een globaal beeld te schetsen. De waterkwaliteit van de boezem zal immers in sterke mate bepaald worden door De Vliet. Relevante meetpunten van het Hoogheemraadschap van Rijnland zijn het monsterpunt in het Rijnschiekanaal (De Vliet) bij de inlaat naar Delfland, meetpunt R077A. In onderstaande tabel zijn de toetswaarden weergegeven. Dit is een waarde die uit een jaarreeks is berekend en op die manier getoetst kan worden aan MTR-norm.
56
Tabel Monsterpunten en toetswaarden Toetswaard chloride tot. fosfor tot. stikstof koper e
nikkel
lood
zink
mg/l
mg/l
mg/l
ug/l
ug/l
ug/l
ug/l
MTR
200
0,15
2,2
3,8
6,3
220
40
Meetpunt RO77A
184
0,39
3,6
6,4
5
3
14
Bron: Rijnland, 2003
Gelet op de kwaliteit van de Vliet, zal de nutriëntconcentraties van fosfor en stikstof van het boezemwater boven de norm liggen. Dit geldt vooral voor fosfor, waarvan de waterkwaliteit van het water van De Vliet enkele malen boven de MTR ligt. Ook de concentraties van het zware metaal koper en mogelijk nikkel bevinden zich boven de MTR. 6.5.8
Waterkwantiteit
Het plangebied bestrijkt een stedelijk gebied van circa 23,57 ha. Het gebied is relatief dichtbebouwd met circa 6,4% aan oppervlakte open water. Het gebied is gelegen in het boezemland en wordt aande zuidzijde begrensd door de boezemwatergang De Vliet. Het hoogheemraadschap van Delfland toetst de waterberging op een T=100 situatie. Dit is een bui die eens per honderd jaar wordt bereikt of overschreden (kans van 1/100 per jaar), waarbij rekening wordt gehouden met klimaatsverandering conform het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw. Op dat moment mag geen wateroverlast vanuit het oppervlaktewatersysteem optreden, dat wil zeggen vanuit de sloot mag geen water op boezemsysteem in dit gebied geldt een maximale peilstijging van 0,40m. Voor het stedelijk gebied is door Delfland deze norm vertaald in een waterbergingsnorm. Deze norm houdt in dat per hectare bruto bebouwd oppervlak 325 kubieke meter water moet kunnen worden geborgen. In bestaand stedelijk gebied is de mate van verstedelijking en inrichtingen in grote mate een vast gegeven. De status als beschermd dorpsgezicht en de ontwikkelingen binnen het plangebied bieden nauwelijks mogelijkheden om de bergingscapaciteit van water te optimaliseren. De huidige hoeveelheid oppervlaktewater geldt dan als absoluut minimum. Waar mogelijk dient de bergingscapaciteit vergroot te worden indien er sprake is van herontwikkeling. Een eventuele nieuwe aantakking aan de Vliet moet voorzien zijn van een slibdrempel om opstuwing van slib vanuit de Vliet tegen te gaan. 6.5.9
Waterkering en veiligheid
Het plangebied bevindt zich deels binnen de kernzone en/of beschermingszone van de Vliet. De boezemkade heeft een beschermingszone van 15 meter. De kade van de Vliet is een handelskade zonder kade- of dijkfunctie. 6.5.10 Natuurvriendelijke oevers De inrichting en het onderhoud van watergangen hebben grote invloed op de biologische waterkwaliteit, dat wil zeggen de aanwezigheid van vissen, macrofauna en waterplanten. Rijnland streeft naar biologisch gezond water dat voldoet aan de eisen die er vanuit de toegekende functie aan gesteld worden. Aantasting van het aquatisch ecosysteem moet worden vermeden. Een natuurvriendelijke inrichting van de oevers en het benadrukken van de netwerkfunctie van het water dragen bij aan de ecologische en landschappelijke infrastructuur. Rijnland streeft daarom ook naar de realisatie van een natuurvriendelijke oeverinrichting langs waterlopen, met als doel de algemene kwaliteit van het watersysteem te verbeteren. Als basis hiervoor dient de "Handreiking natuurvriendelijke oevers". Echter binnen het plangebied zijn weinig mogelijkheden aanwezig voor de realisatie van natuurvriendelijke oevers. De Vliet heeft door haar harde oevers en scheepvaartfunctie geen mogelijkheden tot het aanleggen van natuurvriendelijke oevers. De watergangen in en langs het
57
park hebben door veel bladval, de stijl van het park en de geringe ruimte eveneens weinig potentieel voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers. 6.5.11 Riool- en baggerbeheer Riolering Gezien de aard van het gebied wordt geen gebruik gemaakt van dubbele rioolstelsels. Het gaat hier immers om een beheersgebied waarin niets veranderd wordt. Bij herinrichtings- en inbreidingslocaties zal nadrukkelijk moeten worden bezien of er afkoppelmogelijkheden zijn. In de nabijheid van oppervlaktewater zal er afgekoppeld moeten worden. Aan de hand van de leidraad "rioleringen en de beslisboom afkoppelen regenwater" van het Hoogheemraadschap van Delfland dienen de afkoppelmogelijkheden te worden bezien. Bagger. Het is binnen het plangebied niet mogelijk om bagger op de kant te zetten. Er is namelijk sprake van stedelijk gebied met beschermd dorpsgezicht zonder zachte oevers c.q. park Vreugd en Rust is ontworpen in landschappsstijl en is een rijksmonument. Vrijkomende bagger zal daarom buiten het plangebied verwerkt moeten worden. Met het hoogheemraadschap van Delfland zijn beheersafspraken gemaakt ten aanzien van bladvissen en baggerwerk.
6.6
Luchtkwaliteit
6.6.1
Wettelijk kader
Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen van de regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en bijbehorende besluiten (waaronder het Besluit 'niet in betekenende mate bijdragen'). In artikel 5.16, lid 1 Wm is bepaald onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders onder meer een bestemmingsplan mogen vaststellen of wijzigen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van deze bevoegdheid: 3. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; 4. een nieuwbouwproject leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; 5. een nieuwbouwproject draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging (d.w.z.: een concentratietoename van niet meer dan 3% van de grenswaarde: 0,03 * 40 = 1,2 microgram/m³); 6. een nieuwbouwproject past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), of binnen een regionaal programma van maatregelen Indien aannemelijk gemaakt kan worden dat tenminste aan één van bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, is het uitvoeren van een uitgebreid luchtkwaliteitsonderzoek wettelijk niet meer verplicht. Voor de luchtkwaliteit zijn met name de concentraties stikstofdioxide en fijn stof van belang. De concentraties van overige stoffen voldoen in Nederland ruimschoots aan de normen. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste luchtkwaliteitseisen samengevat.
58
Stof
Norm
Niveau
Status
Stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde
40 µg/m3
grenswaarde geldig vanaf 2015
Fijn stof (PM10)
jaargemiddelde
40 µg/m3
grenswaarde geldig vanaf 201
daggemiddelde; 50 µg/m3 overschrijding is toegestaan op niet meer dan 35 dagen per jaar.
grenswaarde geldig vanaf 2011
Fijn stof (PM10)
6.6.2
Nieuwe bestemmingen
Het betreft hier een vrijwel volledig consoliderend bestemmingsplan. De enige ontwikkeling binnen het plan betreft één qua omvang beperkte kantoorbestemming (Parkweg 30) die gewijzigd wordt naar detailhandel. Uit het onderzoek “Verkeerskundige consequenties van de vestiging van een supermarkt op Parkweg 30” (Grontmij, 23 april 2010) blijkt dat een wijziging naar de functie supermarkt op deze locatie een verkeerstoename veroorzaakt van circa 425 motorvoertuigen op de totale aanwezige maatgevende verkeersintensiteit op de Parkweg van 9000 mvt/weekdag. Uit een berekening met behulp van het standaardrekenmodel voor luchtkwaliteit (CAR II ) blijkt dat deze verkeerstoename een stijging van de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide veroorzaakt van 0,2 microgram/m³. Dit is ruimschoots lager dan de NIBM-grens van 1,2 microgram/m³ en dus geen in betekenende mate verslechtering van de luchtkwaliteit. Conclusie is dat de Wet luchtkwaliteit geen beletsel vormt voor de voorgenomen bestemmingswijziging. 6.6.3
Bestaande bestemmingen
Uit de gemeentelijk Verkeersmilieukaart (gebaseerd op rekenmodel CAR II) blijkt dat de luchtkwaliteit in het plangebied voldoet aan de grenswaarden die gelden vanaf 2011 resp. 2015. In onderstaande tabel is het wegvak met de hoogste concentraties weergegeven. Straat
Parkweg tussen laan van NOE en Laan van Rustenburg
Jaar concentratie op
10 meter van de
wegrand
2011
2015
2015
NO2
PM10
NO2
36,3 microgram/m³
21,1 microgram/m³
32,2 microgram/m³
Ook in de straten die het dichtst bij de A12 liggen (Zwartelaan, Zwartepad en Huygensstraat) voldoet de luchtkwaliteit aan de grenswaarden. In 2011 is daar de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) maximaal 33, 5 microgram/m³ en in 2015 maximaal 32,0 microgram/m³. De jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) is zowel in 2011 als 2015 lager dan 30 microgram/m³. Het Besluit gevoelige bestemmingen verbiedt de nieuwbouw of significante uitbreiding van scholen, kinderdagverblijven en verpleeghuizen binnen een afstand van 300 meter vanaf de snelweg als ter plaatse sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde. Binnen het plan is een dergelijke situatie niet aan de orde. Samengevat is in het plangebied geen sprake van een ontwikkeling die in betekenende mate
59
bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Bovendien is nergens binnen het plan sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de wettelijke grenswaarden. De eisen van de Wet Luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor de realisering van het plan.
6.7
Geluid
6.7.1
Wegverkeer
Wegverkeerslawaai Volgens de Wet geluidhinder (artikel 74, lid 1) bevindt zich aan weerszijden van elke weg, vanaf de wegas, een geluidszone. De zonebreedte is afhankelijk van de aard van de weg (stedelijk of buiten-stedelijk) en het aantal rijstroken. Er gelden geen zones langs wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en langs wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is voor nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een geluidzone akoestisch onderzoek noodzakelijk, om na te gaan in hoeverre voldaan kan worden aan de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt de geluidsbelasting van 30-km wegen meege-nomen in de beoordeling. In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen opgenomen. Om deze reden is in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuw akoestisch onderzoek vereist. 6.7.2
Bestaande geluidgevoelige bestemmingen
Ten aanzien van bestaande woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen in het plangebied blijkt uit de Verkeersmilieukaart (zie onderstaand figuur), dat in 2010 de hoogste geluidsbelastingen optreden langs de Parkweg, Westvlietweg, Rozeboomstraat, Herenstraat (tussen de huisnummers 1 en 17) en in een strook van 100 meter direct langs rijksweg A12. Nergens is het plangebied wordt de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder voor nieuwe situaties van 63 dB overschreden. Parkweg en Raadhuisstraat De Parkweg en de Raadshuisstraat zijn twee wegen die als knelpunt zijn opgenomen in het gemeentelijk Actieplan Geluid 2009-2013. Op grond van de Geluidskaart 2006 wordt op gedeelten van deze wegen de plandrempel uit het Actieplan Geluid van 60dB (inclusief correctie ex artikel 110g van de Wet geluidhinder) overschreden. Ingevolge het genoemde actieplan worden geluidreducerende maatregelen onderzocht (stil wegdek in combinatie met herinrichting en verkeersmaatregelen). Voor het geluidknelpunt aan de Raadhuisstraat is in de planperiode van het Actieplan een onderzoek gepland naar de mogelijkheden tot geluidsreductie. A12 spitsstrokenscherm Een groot aantal bestaande woningen in het plangebied langs rijksweg A12 (omgeving Herenstraat, Schoolstraat, Voorhofstraat Zwarte Pad, Kerkstraat en omgeving) ligt binnen de geluidszone weg-verkeerslawaai vanwege rijksweg A12. In verband met feit dat medio 2005 de vluchtstrook van rijksweg A12 tussen Prins Clausplein en de afrit Voorburg is ingericht als spitsstrook, zijn in 2007-2008 langs dit deel van rijksweg A12 nieuwe geluidsschermen geplaatst. Tevens is ter plaatse een 80 km zone ingericht en is op de noordelijke rijbanen van rijksweg A12 dubbellaags ZOAB aangebracht. Door uitvoering van deze maatregelen bedraagt de huidige geluidbelasting op woningen binnen het plangebied vanwege rijksweg A12 maximaal 61 dB. Er wordt nog akoestisch onderzoek uitgevoerd door Rijkswaterstaat naar de noodzaak van aanvullende gevelmaatregelen op een aantal woningen. Een deel van te onderzoeken woningen ligt binnen het plangebied. Resumerend kan worden gesteld dat na uitvoering van de ingevolge het Actieplan Geluid voorgenomen maatregelen ter plaatse van de Parkweg en Raadhuisstraat en de eerdergenoemde nog geplande laatstgenoemde maatregelen ter plaatse van rijksweg A12 er binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar geluidsbelasting vanwege
60
wegverkeerslawaai.
6.8
Flora en Fauna
6.8.1
Inleiding
De Flora- en Faunawet (FF-wet) is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet schrijft voor dat voor alle ruimtelijke ontwikkelingen of ingrepen een quickscan uitgevoerd dient te worden naar het voorkomen van beschermde dieren- en plantensoorten. 6.8.2
Plangebied
Het plangebied Oude Dorpskern Voorburg wordt begrensd door de A12, de Vliet, de Parkweg en de Prins Albertlaan. Het plangebied omvat het oude centrum van Voorburg met winkels, woonhuizen, een servicecentrum, autoluwe wegen, parkeerplaatsen, een kerk, kleine stukjes groen en bomen.Het nieuwe bestemmingsplan omvat ook het park Vreugd en Rust. Dit park wordt doorsneden door een autoweg en in het park zijn een kinderboerderij en een tennisvereniging aanwezig. In het park staan veel oude en dode bomen met holten waaronder beuk, haagbeuk, plataan, zomereik, Amerikaanse eik en linde. Er zijn in het park brede ondiepe watergangen en vijvers aanwezig, deze staan niet in contact met het water in de Vliet. Samen met het Juliana Bernardpark, Boerenbosje en park 't Loo vormt Vreugd en Rust een parkstrook dwars door Voorburg. 6.8.3
Doel
De quickscan dient om te beoordelen of in het bovengenoemde werkgebied Flora- en Faunawet beschermde plant-en diersoorten aanwezig zijn. Wanneer beschermde plant- en diersoorten aanwezig zijn zal worden beoordeeld of er, als gevolg van de werkzaamheden, handelingen worden verricht die strijdig zijn met de Flora- en Faunawet. Zo nodig worden aanbevelingen gedaan om eventuele negatieve effecten te voorkomen dan wel te verzachten. 6.8.4
Bureaustudie
Aanvullend op het terreinbezoek heeft beperkt bronnenonderzoek plaatsgevonden. Voor een actueel overzicht van beschermde soorten die in de regio voorkomen, is het Natuurloket opinternet (www.natuurloket.nl) bezocht en zijn diverse verspreidingsatlassen van relevantesoortgroepen en (jaar)verslagen van Particuliere Gegevensbeherende Organisaties(PGO's)geraadpleegd. 6.8.5
Veldonderzoek
Het onderzoeksgebied is eenmaal bezocht op 12 november 2008, met het doel de verschillende biotopen met de eventueel voorkomende beschermde soorten in het gebied en de directe omgeving in kaart te brengen. Tijdens het veldbezoek wordt de actualiteit en de bruikbaarheid van de aanwezige gegevens van de bureaustudie getoetst. Op basis van zicht- en geluidswaarnemingen, sporenonderzoek naar de aanwezigheid van pootafdrukken, nesten, holen, uitwerpselen, haren, terreinkenmerken, etc. is beoordeeld of het terrein gebruikt wordt en/of geschikt is voor de in de regio voorkomende beschermde soorten.De quickscan is een momentopname op basis van expert judgement en kan geen uitsluitsel geven over de afwezigheid van soorten. Indien op basis van het veld bezoek verwacht wordt dat strikt beschermde soorten (soorten voorkomend in tabel 2 of 3 van de toelichting op de FF-wet) in het onderzoeksgebied leven (maar niet zijn waargenomen tijdens het veld bezoek) en recente veld inventarisaties ontbreken, is aanvullend nader onderzoek noodzakelijk. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een schepnet om een indicatie te krijgen van de voorkomende soorten vissen. Veel vissen trekken zich voor de winter terug in diepere delen van het water, waardoor de trefkans kleiner wordt. Aanwezige bebouwing en bomen zijn extern beoordeeld op aanwezigheid van (sporen van) vleermuizen en geschikte jachtgebieden voor
61
vleermuizen zijn in kaart gebracht. Er heeft geen vleermuisonderzoek plaatsgevonden met een bat detector omdat de avondtemperatuur te laag was om voldoende vleermuisactiviteit te verwachten. Parken, graslanden, straten, muren en straatputten zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van beschermde (muur)planten. Op basis van terreinkenmerken en expert judgement is beoordeeld of het terrein geschikt is voor de in de regio voorkomende beschermde soorten. 6.8.6
Conclusies en aanbevelingen
Algemeen In het plangebied Oude Dorpskern Voorburg komt de beschermde tongvaren van tabel 2 van de Flora- en faunawet voor. Mogelijk is de beschermde soort daslook aanwezig in het park Vreugd en Rust. Ook deze soort staat in tabel 2 van de Flora- en faunawet. De volgende vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen komen voor in bomen en bebouwing: grote bonte specht, groene specht, bosuil, ransuil, ekster, zwarte kraai, gierzwaluw. In bebouwing en in bomen in het park Vreugd en Rust bevinden zich geschikte verblijfplaatsen van verschillende soorten vleermuizen (alle soorten tabel 3 van de Ffwet). Het park vormt het meest waardevolle jachtgebied voor vleermuizen. Voor de beschermde soorten uit Tabel 2 en 3 van de Ffwet is een ontheffing van de Ffwet nodig als er ten aanzien van deze soorten verbodsbepalingen overtreden worden. Voor de soorten uit tabel 1 van de Ffwet die met name in het park Vreugd en Rust verwacht worden geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen bij ingrepen in het kader van ruimtelijke inrichting en bestendig beheer en onderhoud. Aanbeveling Aanbevolen wordt om werkzaamheden aan watergangen en oevers zoveel mogelijk buiten devoortplantingsperiode en winterrust van amfibieën, vissen en grondgebonden zoogdieren uit tevoeren. Uitvoering vindt idealiter plaats in de periode september tot en met oktober. Groeiplaatsen van de tongvaren en andere muurvegetaties met onder andere eikvaren op demuur langs de noordzijde van de weg Oosteinde in het park Vreugd en Rust worden voor dewerkzaamheden herkenbaar gemaakt voor de uitvoerders. Waar mogelijk worden de begroeidedelen van de muur ontzien van alle werkzaamheden of tijdelijk weggenomen, in depot geplaatsten zo snel mogelijk weer teruggeplaatst. Ook individuele muurplanten kunnen wordenverplaatst. Bij onderhoudswerkzaamheden wordt gefaseerd gewerkt zodat er altijd een populatievan de planten aanwezig blijft. Bij restauratie wordt een kalkrijke mortel gebruikt en wordenvoegen diep en oneffen afgewerkt om kolonisatie van gerestaureerde muurdelen tebespoedigen. De werkzaamheden aan de muren vinden plaats buiten het groeiseizoen, van 1november tot en met 1 april, en onder leiding van een plantendeskundige.De beschaduwing van de muur door de omringende bomen zorgt dat de aangetroffen muurvegetaties hier kunnen groeien. Voor het behoud van de muurvegetaties is het van belang dat deze beschaduwing in stand wordt gehouden. Voordat grootschalige werkzaamheden in het park Vreugd en Rust worden gestart wordt in de periode mei tot en met juli gezocht naar groeiplaatsen van de beschermde plant daslook. Waar mogelijk worden deze groeiplaatsen ontzien van alle werkzaamheden. Als dat niet mogelijk is, wordt ontheffing aangevraagd van de Flora- en faunawet en worden planten verplaatst naar andere geschikte groeiplaatsen in het park. Bij het renoveren, slopen of kappen van gebouwen en bomen met verblijfplaatsen van vleermuizen worden mitigerende- en compenserende maatregelen afgestemd op de specifieke situatie. Werkzaamheden in groenstroken en het renoveren, slopen of kappen van gebouwen en bomen vindt plaats buiten de broedperiode van vogels om te voorkomen dat broedende vogels worden verstoord. De broedperiode loopt grofweg van 1 maart tot en met 1 augustus (ook buiten deze periode dient verstoring van broedvogels voorkomen te worden, de kans is echter veel kleiner dat er in deze periode nog vogels aan het broeden zijn).
62
Conclusie In het plangebied Oude Dorpskern Voorburg komt de beschermde tongvaren van Tabel 2 van de Flora- en faunawet voor. Mogelijk is de beschermde soort daslook aanwezig in het park Vreugd en Rust. Ook deze soort staat in Tabel 2 van de Flora- en faunawet. De volgende vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen komen voor in bomen en bebouwing: grote bonte specht, groene specht, bosuil, ransuil, ekster, zwarte kraai, gierzwaluw. In bebouwing en in bomen in het park Vreugd en Rust bevinden zich geschikte verblijfplaatsen van verschillende soorten vleermuizen (alle soorten Tabel 3 van de Flora- en faunawet). Het park vormt het meest waardevolle jachtgebied voor vleermuizen. Voor de soorten uit Tabel 1 van de Flora- en faunawet die met name in het park Vreugd en Rust verwacht worden, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen bij ingrepen in het kader van ruimtelijke inrichting en bestendig beheer en onderhoud. Voor de beschermde soorten uit Tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet is een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig als er ten aanzien van deze soorten verbodsbepalingen overtreden worden.
6.9
Externe Veiligheid
6.9.1
Algemeen
Externe veiligheid speelt een belangrijkere rol in de ruimtelijke ordening. Het is dan ook van belang inzicht te krijgen in de objecten en elementen in of nabij het plangebied die de externe veiligheid in het gebied kunnen beïnvloeden. Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. Het Bevi legt veiligheidsnormen en zoneringen op aan bedrijven en/of activiteiten die een risico vormen voor personen. Op grond van bovengenoemde regelgeving dienen bij ruimtelijke ontwikkelingen verplichte afstandsnormen tussen gevaarlijke inrichtingen of activiteiten en het vervoer van gevaarlijke stoffen (inclusief transportleidingen) en (beperkt) kwetsbare objecten in acht te worden genomen. Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan met gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Deze risico's worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico waarbij in de normering onderscheid wordt gemaakt in bestaande en toekomstige situaties. 6.9.1.1 Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat iemand komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt verondersteld dat een (fictieve) persoon zich gedurende 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een plaats bevindt. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Voor kwetsbare objecten geldt een maximale toelaatbare overlijdenskans van 1 op een miljoen (10-6 risicocontour). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, grote kantoren e.d.) tussen de 10-6 risicocontour en de inrichting, transportroute of buisleiding zich bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten (bedrijven, kleine kantoren e.d.) geldt de 10-6 contour als richtlijn. Dit betekent dat bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour opgericht worden, maar dat een gemeente hiervan gemotiveerd af mag wijken.
63
6.9.1.2 Groepsrisico Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van één ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van de kans op een ongeval, het effect van het ongeval en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied (de afstand tot waar nog dodelijke slachtoffers vallen). Het GR is niet ruimtelijk weer te geven met contouren maar wordt uitgedrukt in een grafiek waarin de groepsgrootte van aantallen slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval: de Fn- curve. 6.9.1.3 Beleid en onderzoek Externe veiligheid Voor externe veiligheid voor een inrichting is het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing. Op grond van dit besluit moet bij het vaststellen van een bestemmingsplan als het onderhavig worden getoetst op externe veiligheid. Ten eerste moet worden getoetst aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten (objecten met veel of met beperkt zelfredzame personen). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich onbeschermd in de buurt van een risicobron bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met die risicobron. Het Bevi bepaalt dat het plaatsgebonden risico ter plaatse van een kwetsbaar object niet meer mag bedragen dan één op de miljoen per jaar. Het plaatsgebonden risico bepaalt de minimale afstand tussen een risicobron en een kwetsbaar object. De waarde van één op de miljoen per jaar geldt alleen voor kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze als richtwaarde: overschrijden mag indien daar goede redenen voor zijn. Ten tweede moet het zogenaamde groepsrisico worden verantwoord. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen komt te overlijden ten gevolge van een incident met de risicobron. Anders dan bij het plaatsgebonden risico het geval is, geldt voor het groepsrisico geen grens- of richtwaarde. Wel is in het Bevi de zogenaamde oriënterende waarde bepaald, waarmee het berekende groepsrisico moet worden vergeleken. De oriënterende waarde geeft dus aan wanneer het groepsrisico een relevante waarde heeft, maar geldt niet als een norm. Het is toegestaan de oriënterende waarde te overschrijden. Verantwoording groepsrisico In plaats van een toetsing aan een norm schrijft het Bevi voor dat het bevoegd gezag het groepsrisico moet verantwoorden. Artikel 13 van het Bevi schrijft voor welke elementen in de verantwoording van het groepsrisico moeten worden vermeld: a. de aanwezige en de op grond van dat besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of inrichtingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, voor zover het invloedsgebied ligt binnen het gebied waarop dat besluit betrekking heeft, op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld; b. het groepsrisico per inrichting op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–9 per jaar; c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft, die dat risico mede veroorzaakt en, indien van toepassing, de voorschriften die zijn of worden verbonden aan de voor die inrichting geldende vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de wet; d. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in dat besluit zijn opgenomen; e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de voor een inrichting, die behoort tot een categorie van inrichtingen ten behoeve waarvan dat besluit wordt vastgesteld, te verlenen vergunning, bedoeld in artikel 8.1
64
van de wet. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico; g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst; h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting, en i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet. f.
Artikel 13 bepaalt tevens dat er overleg dient plaats te vinden met het bevoegd gezag van de inrichting waarvan het invloedsgebied geheel of gedeeltelijk over het plangebied valt. Ook moet de regionale brandweer om advies worden gevraagd. Beleid Externe Veiligheid Naast het gestelde in het Bevi heeft de provincie Zuid-Holland een beleid groepsrisico vastgesteld. Volgens dit beleid moet een groepsrisicoverantwoording plaatsvinden volgens de CHAMP-methodiek. CHAMP staat voor Communicatie, Horizon, Anticipatie, Motivatie en Preparatie. De CHAMP-methode wordt overigens volledig gedekt met de toepassing van artikel 13 van het Bevi. Naast de CHAMP-methode wil de provincie, neergelegd in de Provinciale StructuurVisie, dat op termijn het groepsrisico nergens de oriënterende waarde overschrijdt. Bij de verantwoording moet aannemelijk worden gemaakt dat dit op termijn het geval zal zijn. Daarnaast heeft het Stadsgewest Haaglanden de beleidsnota 'Samen Werken aan Externe Veiligheid' opgesteld. In beide nota's zijn een vijftal kernpunten opgenomen: het ontstaan van nieuwe knelpunten tegengaan; het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van inrichtingen; bestaande knelpunten saneren;Zorgvuldige risicocommunicatie; hulpverlening: het bevorderen van de samenwerking en de kwaliteit van de uitvoering en het richting geven aan de organisatorische versterking. De regionale beleidsnota 'Samen Werken aan Externe Veiligheid' wordt door de gemeente Leidschendam-Voorburg onderschreven. 6.9.1.4 Gewenste ontwikkelingen De vaststelling van het bestemmingsplan “Oude Dorpskern Voorburg” betekent niet dat er nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waardoor personen aan het plangebied worden toegevoegd. Het plan kan daarom worden aangeduid als een conserverend bestemmingsplan. De beoordeling van de risico's moet daarom plaatsvinden op grond van de bestaande situatie. Het aspect Externe Veiligheid wordt in het bestemmingsplan meegenomen en nader beoordeeld. 6.9.1.5 Inventarisatie relevante risicobronnen Inrichtingen binnen het plangebied In het bestemmingsplan zelf is de vestiging van risicovolle bedrijven in overeenstemming met de Bevi uitgesloten in de bestemmingsregeling en wordt door middel van de milieuzonering voldoende afstand van gevoelige bestemmingen gehouden bij de projectie van de bedrijvigheid. Binnen het plangebied zijn geen externe veiligheid relevant inrichtingen aanwezig. Inrichtingen buiten het plangebied Buiten het plangebied zijn geen externe veiligheid relevant inrichtingen aanwezig. Aardgasleiding Binnen het plangebied zijn geen externe veiligheid relevant buisleidingen aanwezig.
65
Vervoer per schip Uit dezelfde inventarisatie valt op te maken dat er met betrekking tot de externe veiligheid van vervoer van gevaarlijke stoffen in de binnenvaart momenteel geen knelpunten bestaan binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg, en dat deze voor de toekomst ook niet worden verwacht. Vervoer per Spoor Externe veiligheid is niet relevant; over het spoor Den Haag-Utrecht worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd Route gevaarlijke stoffen De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft verschillende routes vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen mag uitsluitend over deze wegen plaatsvinden. Om van deze vaste routes af te wijken heeft de vervoerder een ontheffing nodig. Een ontheffing heeft als doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum te beperken door: het reduceren van transportrisico's; het voorkomen van sluipverkeer; mogelijkheden voor verbetering van rampenbestrijding;Verzekering van aansluiting op het landelijke basisnet. De meest voorkomende stoffen die over de routes binnen het plangebied rijden, zijn Propaan en LPG transporten. Voor deze transporten gelden de voorgeschreven routes in de ontheffingen voor het vervoeren van andere gevaarlijke stoffen. Binnen het plangebied ligt de belangrijkste route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, de rijksweg A12 (Utrechtsebaan). Het groepsrisico is berekend met behulp van het rekenprogramma RBMII. Als basis voor de berekeningen is de regionale informatie (tellingen en kaart) genomen. 6.9.1.6 Transport gevaarlijke stoffen Transport van gevaarlijke stoffen In Leidschendam-Voorburg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de weg en via buisleidingen. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is uitgegaan van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid en het bijbehorende Basisnet Weg. Basisnet Weg In het Basisnet wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg water binnen de maatschappelijke randvoorwaarde van veiligheid duurzaam mogelijk gemaakt, met meeweging van de belangen van ruimtelijke ordening. Het Basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruikruimtes voor het vervoer en veiligheidzones voor de ruimtelijke ordening. Andere doelen van het Basisnet zijn het creëren van duidelijkheid over waar welk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en wat de consequenties van het vervoer van gevaarlijke stoffen voor burgers, bestuurders, bedrijfsleven en hulpverlenings- en rampenbestrijdingsorganisaties zijn.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg Het transport vanuit het zuiden naar Den Haag, Voorschoten en Wassenaar, zorgt voor een omvangrijke stroom van gevaarlijke stoffen over de A12 (Utrechtsebaan). In tabel 1 zijn de transportstromen over de rijksweg weergegeven met bijbehorend invloedsgebied. Transport van gevaarlijke stoffen over de relevante wegen
66
De Basisnet-tabel 1
Weg Omschrijving vlak Z16
A12: N44 624 0 (Benoordenho utseweg) Knp. Prins Clausplein
Weg Naamgeving vlak
GF GF3 3 max Ref.
LF1
LF2
LT1 LT2 LT3 GF GF GT GT GT GT 1 2 2 3 4 5
1182 2036 0
Veiligheids Plasbrand zone gemeten aandacht van het gebied midden van de weg
0
0
PR 10-7 contour LF1
0
0
0
0
0
0
Vervoershoeveel GR > heden GF3 voor 0,1*oriëntatiehet berekenen waarde van het GR
GF3 referentie waarde
GF3 max 28 gebruiks ruimte
Z8
Knp. Prins 11,5 Clausplein: aansluiting A12 van Benoordenhoutseweg / Utrechtsebaan / Zuid Hollandlaan A4 richting knp. Ypenburg
Ja
2495
3743
Nee
Z16
A12: N44 0 (Benoordenhoutsewe g) Knp. Prins Clausplein
nee
624
0
ja
Bijzonderheden: Z16 Routering geen gebruikruimte GF3
67
6.9.1.7 Categorisering van wegen in het Basisnet
Categorie
Gebruiksruimte vervoer
Maatregelen RO nieuw
Maatregelen RO bestaand
Paars
Toename vervoer mogelijk Geen nieuwe kwetsbare Geen kwetsbare t.o.v. prognose 2020 met objecten in de Vrije zone van objecten binnen de factor 1.5 voor GF 3 en factor 30 meter PR 10 -6 contour 2 voor alle andere stoffen
Oranje
Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 1.5 voor GF 3 en factor 2 voor alle andere stoffen
Geen nieuwe kwetsbare objecten in de Kwetsbaar Object Vrije -zone van 30 meter
Geel
Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 2 voor alle stoffen
Tot 30meter vanaf de Geen wegrand rekening houden met plasbranden
Groen
Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 2 voor alle stoffen
Geen
Geen kwetsbare objecten binnen de PR 10 -6 contour
Geen
Met betrekking tot de snelweg geldt vanuit de typering van wegen uit het Basisnet voor de A12 Utrechtsebaan dat deze als een 'Groen weg' getypeerd kan worden. In tabel staat de uitleg van de kleurcategorisering weergegeven De A12 Utrechtsebaan heeft een 10-6 /jaar plaatsgebonden risicocontour van 0 meter vanaf de rand van de weg. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare objecten en mogen in het kader van het Besluit-Transportroutes-Externe-Veiligheid ook geen kwetsbare objecten opgericht worden (de Kwetsbaar Object Vrije-zone. In figuur is de Basisnetkaart met bijbehorende kleurcategorisering, zoals aangegeven in tabel, voor geheel Nederland weergegeven.
68
Basisnetkaart met kleurcategorisering voor heel Nederland
69
Plaatsgebonden risico Uit de regionale informatie (GEO-web) blijkt dat de plaatsgebonden 10-6 contour binnen de grenzen van de Rijksweg ligt. Er liggen geen kwetsbare - en/of beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour.
Groepsrisico. Het huidige groepsrisico wordt door de invulling van het plangebied niet gewijzigd. Het groepsrisico is berekend met het RBMII rekenprogramma. Met behulp van kentallen is het aantal personen in de bestemmingsvlakken bepaald. Daardoor is bij de berekening een hoger aantal personen genomen dan in werkelijkheid aanwezig zullen zijn. Uit de berekening komt naar voren dat het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde ligt. In figuur is het groepsrisico weergegeven met behulp van Fn-curve.
Weg Kilo Maxf Fo Fow Ma Gr_niv Gf3 Gt4 Lf1 Lf2 Lt Lt Lt Grafiek Fowt Wegva num mete w bijn xn eau 1 2 3 xt k ID mer r weg vak P0243 7/81
R012 4-5
Rijksweg
70
1.9E- 0.0 57 7 29
116 1
901 0
213 180 4 0 0 R012_ 0.02 4 3 1 km_ 9 4-5jpg
Fn curve
Het groepsrisico is berekend op basis van tellingen van gevaarlijke stoffen. Zoals te zien in bovenstaande figuur is het groepsrisico kleiner dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Dit geeft aan dat op dit moment het transport over de rijksweg door Leidschendam-Voorburg geen knelpunten op het gebied van het groepsrisico oplevert. Buisleidingen Uit de digitaalkaart (GEO-web Haaglanden) voor buisleidingen blijkt dat in het naast gelegen plangebied ligt een reginale aardgastransportleidingen. Het betreft de leiding kenmerk nummer W-536-01-KR-001 t/m 007. De leiding kenmerk nummer W-536-01-KR-001t/m 007 heeft een diameter van 20 inch en een ontwerpdruk van 40 bar. De leiding wordt beheerd door de Gasunie. Uit het onderzoek van het Bureau externe veiligheid Haaglanden blijkt dat het plangebied op ± 400 meter afstand van deze buisleiding. Door de grote afstand is het invloedsgebied van deze wegen niet relevant voor de ruimtelijke ontwikkeling.
71
Buisladingen nabij het plangebied 6.9.1.8 Aantal personen in het invloedsgebied Huidige situatie en toekomstige situatie De vaststelling van het bestemmingsplan Oude Dorpskern Voorburg betekent niet dat er nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waardoor personen aan het plangebied worden toegevoegd. Het plan kan daarom worden aangeduid als een conserverend bestemmingsplan. De beoordeling van de risico's moet daarom plaatsvinden op grond van de bestaande situatie. Maatregelen ter beperking van het groepsrisico In het plangebied bestaan voldoend mogelijkheden om de nadelige gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico te beperken. Deze maatregelen zijn hieronder opgesomd. In het plangebied worden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A12 Utrechtsebaan; in het plangebied worden geen specifieke bestemmingen opgenomen waar verminderd zelfredzame personen zouden kunnen verblijven; binnen het plangebied worden geen specifieke bestemmingen opgenomen waar verminderd zelfredzame personen zouden kunnen verblijven. Gelet op de diverse gebruiksfuncties binnen het plangebied moet echter wel rekening worden gehouden met aanwezigheid van personen met een verminderde mobiliteit, zoals ouderen. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijk hulp van hulpverleningsdiensten. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote calamiteiten bij een incident te voorkomen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. De mogelijkheden van zelfredzaamheid zijn afhankelijk van het maatgevende scenario. In onderhavig geval is dit een plasbrand. Wanneer zich een incident voordoet op de Rijksweg is vluchten de insteek, aangezien schuilen niet effectief is. Gerealiseerd dient te worden dat indien daadwerkelijk een incident voordoet de vluchttijd bijzonder kort is. Omdat de evacuatietijd bij een dreigend incident zeer kort is, is goede informatie richting Bewoners, werknemers, bezoekers en omwonenden relevant. Risicocommunicatie speelt hier dus een belangrijke rol, met name de aanwezigen binnen het effectgebied van de Rijksweg A12. Het zelfredzame vermogen van personen in het plangebied is een belangrijk voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen. Is het gebied voldoende ingericht om de zelfredzaamheid te kunnen faciliteren?
72
Behalve de vraag of zelfredding mogelijk is, zijn de fysieke eigenschappen van gebouwen en omgeving van invloed op de vraag of die zelfredding optimaal kan plaatsvinden. Vanuit de hierboven geschetste mogelijkheden is het dus van belang dat het plangebied goed te ontvluchten is. Vluchtmogelijkheden Binnen het plangebied moet rekening worden gehouden met voldoende vluchtwegen van de risicobronnen af. Dit is gerealiseerd door de infrastructuur loodrecht op de risicobronnen te projecteren. Bij een calamiteit op de plangebied zijn er voldoende mogelijkheden om van de risicobron weg te vluchten. Transport route opnemen in crisisplan De route zal worden opgenomen in het crisisplan van de gemeente. Ook de mogelijke scenario's die zich kunnen voordoen worden in het crisisplan opgenomen. Bereikbaarheid oppervlaktewater Naast de standaard brandkranen kan het bij een calamiteit nodig zijn om meer bluswater beschikbaar te hebben. Dit bluswater kan verkregen worden uit oppervlaktewater. Dit oppervlaktewater moet wel voldoende bereikbaar zijn. In het plan is voldoende oppervlaktewater bereikbaar voor blusvoertuigen van de brandweer. Bestrijding Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets misgaat de hulpverlening niet wordt belemmerd bij de uitvoering van haar taken. De inrichting van de ruimte kan de bestrijding echter negatief of positief beïnvloeden. Het is dus van belang knelpunten voor de hulpverlening in de ruimtelijke inrichting te voorkomen dan wel op te lossen. Veel van dit soort aspecten zullen in een rampbestrijdingsplan vastgelegd zijn of in het geval deze niet aanwezig is nog moeten worden vastgelegd. Opstelmogelijkheden voor materieel, is er voldoende ruimte bij de bron en in de belaste omgeving om het materieel te stallen. De beheersbaarheid wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten om hun taken goed uit te oefenen. Communicatie Een goede communicatie over risico's tussen de gemeente en burgers is zeer belangrijk. Communicatie is het informeren van betrokkenen over de mogelijke gevolgen voordat een ongeval zich voordoet. Eén van de doelen van communicatie is burgers kennis en bewustwording bijbrengen zodat ze adequaat kunnen reageren op crisissituaties. Op 18-12-2008 is het Regionaal Beleidskader Risicocommunicatie vastgesteld. Momenteel wordt het Regionaal Uitvoeringsplan Risicocommunicatie Haaglanden ontwikkeld. De gemeente en de Veiligheidsregio Haaglanden zijn nauw betrokken bij de ontwikkeling van dit communicatieplan. In dit plan zal uitvoering worden gegeven hoe, en op welke wijze de gemeente zal communiceren met de burgers binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg over de aanwezige risico's en eventuele gevolgen. 6.9.1.9 Conclusie Conclusie Doordat een aantal woningen en bedrijven binnen de invloedgebied van de Rijksweg A12 (Utrechtsebaan) is Externe veiligheid voor het plangebied relevant.Het groepsrisico zal niet wijzigen t.o. de huidige situatie. Met deze onderbouwing wordt een adequate invulling gegeven aan de verantwoording van het groepsrisico. In deze rapportage is ingegaan op de onderdelen die bij de verantwoording van het groepsrisico dienen te worden betrokken. Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen samengevat, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad haar verantwoording kan baseren.
73
Ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de Rijksweg A12 Utrechtsebaan kunnen de onderstaande activiteiten niet worden toegestaan In het kader van het Besluit-Transportroutes-Externe-Veiligheid mogen geen kwetsbare objecten opgericht worden binnen het plaatsgebonden risicocontour van de Rijksweg; Scenario calamiteit transport gevaarlijke stoffen meenemen in oefenprogramma brandweer; Bewaking primaire bluswatervoorziening; Rijksweg A12 Utrechtsebaan opnemen in crisisplan. Verantwoording Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg hebben kennis genomen van de inhoud van deze rapportage en achten het groepsrisico aanvaardbaar.
6.10
Duurzaam bouwen
De ambities en afspraken op het gebied van duurzaam bouwen zijn vastgelegd in de beleidsnota duurzaam bouwen van de gemeente. Hierin zijn de ambities en doelstellingen op rijks- , provinciaal- en regioniveau vertaald naar het gemeentelijk werkveld. Bouwinitiatieven moeten voldoen aan deze ambities en doelstellingen. Buiten de bestaande normen vanuit het bouwbesluit richt het duurzaam bouwen beleid zich op een hoger ambitieniveau. Gezien de aanscherping van het duurzaam bouwen beleid een dynamisch traject is dienen bouwinitiatieven getoetst te worden aan het op dat moment geldend beleid. In de nota Duurzaam bouwen (2004-2009) zijn drie onderdelen als eis opgenomen. Deze nota is als bijlage xxx opgenomen. Deze maatregelen zijn van regionaal belang of tot op heden nog niet in de nationale pakketten opgenomen. De drie verplichte maatregelen zijn: 1. Indien hout wordt toegepast, pas dan duurzaam geproduceerd hout toe. Dit is met name hout met het FSC-keurmerk (Forest Stewardship Council). 2. Vermijd consequent het gebruik van zink, lood en koper voor zover blootgesteld aan de buitenlucht en gebruik geen koper voor waterleidingen . 3. Beperk zoveel mogelijk het gebruik van PVC in alle bouwdelen. Indien gebruik wordt gemaakt van PVC, gebruik dan gerecycled PVC en PVC waarvoor een retoursysteem bestaat. Deze beleidslijn blijft, om echter Duurzaam Bouwen meer tastbaar te maken werken wij met het instrument GPR-gebouw. GPR-gebouw is het hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzen bij nieuwbouw en renovatie van woningen, utilitaire gebouwen én scholen. GPR-gebouw is een praktische en gebruiksvriendelijke online applicatie om plankwaliteit en milieubelasting van een project is samenhang te optimaliseren. De prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers. Hierbij behaal je een 6 als je bouwt volgens het Bouwbesluit. Het steven naar een maximale duurzaamheid wordt vertaald in een score van 10. Welke score behaald dient te worden is vooralsnog afhankelijk van het project. Het streven is minimaal 7 en zo mogelijk 8 (één en ander wordt nader geconcretiseerd middels B&W rapportage actualisering duurzaam bouwen beleid, naar college 1e kwartaal 2009). In het kader van het klimaatbeleid wordt gestreefd naar het opnemen van collectieve duurzame energieopties in het bestemmingsplan en bouwplan. Een energievisie geeft de mogelijkheden aan wat voor duurzame energiemogelijkheden er zijn binnen Leidschendam-Voorburg. Een eerste aanzet hiertoe is de nota Klimaatlandschap Leidschendam-Voorburg. Dit onderzoek zal nader worden aangevuld met een duurzame energiescan waarbij ook de bedrijventerreinen en andere mogelijkheden worden meegenomen (windmolens, regionaal warmtenet etc.). Ruimtelijke inrichting Bij de openbare inrichting zijn verschillende thema's relevant waarbij per thema meerdere maatregelen kunnen worden onderscheiden, waarvan hier enkele voorbeelden worden aangegeven: duurzaam waterbeheer en rioleringsplannen, maatregelen zijn gericht op het voorkomen van afwenteling van overlast en verontreiniging, het voorkomen en tegengaan van verdroging en
74
het versterken van natuur- en recreatieve waarden (zoals afkoppelen van verhard oppervlakte, aanleg natuurvriendelijke oevers en dergelijke, zie de paragraaf over water); bij het aspect energie zijn maatregelen gericht op het verminderen van energiegebruik, het gebruik van passieve zonne-energie en duurzame energie; bij het materiaal in de openbare ruimte wordt zo veel mogelijk voorkomen dat gebruik wordt gemaakt van materialen als zink, koper en lood en wordt zo veel mogelijk herbruikbare verharding toegepast; ten aanzien van het aspect ecologie wordt onder andere meer ruimte gegeven voor nieuwe bomen, wordt inheemse vegetatie toegepast en wordt de belevingswaarde van het groen vergroot; bij leefbaarheid gaat het om leefbare en flexibele wijken (multifunctioneel bouwen, meervoudig grondgebruik, functiemenging) en het vergroten van de gebruiks- en belevingswaarde (voorkomen windhinder, oncontroleerbare ruimtes, zorg voor veiligheid en toegankelijkheid); ten aanzien van afval worden in de woonstraten onder andere ondergrondse afvalcontainers geplaatst. Duurzaam bouwen op gebouwniveau Duurzaam bouwen op gebouwniveau heeft betrekking op energie, water, binnenmilieu, omgevingsmilieu en materiaalgebruik. De energiezuinigheid van een wijk in zijn geheel wordt met de zogenoemde EPL-waarde uitgedrukt, in een schaal van 0 tot 10. Op energievlak wordt voor de toekomstige situatie gestreefd naar een EPL-waarde van 6,0 (onder andere door gebruik te maken van zonneboiler/zonnecollectoren en een laagtemperatuurverwarming). Voor water worden maatregelen genoemd als toepassen regentonnen en waterbesparende voorzieningen (kranen, douchekop, toiletdoorspoeling). Op het gebied van het binnenmilieu kan gedacht worden aan maatregelen als geen open trap in de woonkamer en de isolatie van kruipruimten. Maatregelen voor het omgevingsmilieu zijn onder andere het toepassen van vegetatiedaken en gevelbegroeiing. Ook bij het materiaalgebruik kan bij worden gedragen aan een duurzame omgeving, onder andere door het toepassen van duurzaam geproduceerd hout en andere minder milieubelastende materialen.
75
76
Hoofdstuk 7 7.1
Archeologie en Cultuurhistorie
Historie Oude Dorpskern
In verband met het opstellen van het bestemmingsplan “Oude Dorpskern Voorburg” zijn door de betrokken afdelingen van de gemeente Leidschendam-Voorburg in juni 2007 diverse deelonderzoeken uitgevoerd te weten: korte geschiedenis van het plangebied alsmede diverse uitsneden uit historische kaartenbodemonderzoeken en bodemkwaliteit plangebied; archeologische verwachting en reeds onderzochte locaties; geologie; In september 2010 is het onderhavig onderzoek aangevuld en aangepast met recente informatie. Bij het historisch onderzoek is rekening gehouden met de norm NVN-5725 en het handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Het onderhavige rapport betreft geen diepgravend historisch onderzoek naar het vroegere gebruik van de percelen. De geschiedenis van enkele oude panden en voormalige panden/bouwmanswoningen/landhuizen worden, afkomstig uit diverse literatuur, in het kort weergegeven. De sloopvergunningen (mits ze in het archief aanwezig zijn), gegevens over het bouwrijp maken, gegevens over aan- en verkoop van percelen alsmede oude en huidige kadastrale gegevens zijn niet of zeer summier geraadpleegd. Bij het uitvoeren van het historisch onderzoek is gebruik gemaakt van onderstaande gegevens: verticale en schuine luchtfoto´s van Gemeente Leidschendam; verticale luchtfoto´s afkomstig van de topografische dienst te Emmen van 1939 tot heden; topografische kaarten van 1876 t/m 1998 en de kadastrale Minuutplan uit 1812; historische kaarten van het Hoogheemraadschap van Delfland; historische kaarten aanwezig op kasteel Duivenvoorde (voornamelijk over Voorschoten); archief van Gemeente Leidschendam-Voorburg en Veur (o.a. bouw- en hinderwetarchief); diverse boeken, zie literatuurlijst; de (vernieuwde) geologische kaart opgesteld door TNO alsmede de kaart van Pruisius; gegevens afkomstig van de Archeologische Werkgroep Leidschendam-Voorburg (AWLV); computerbestanden uit ARCHIS (archeologie), BLIZ / StraGis (bodemverontreiniging); milieukundige bodemonderzoeken uitgevoerd in de het onderzoeksgebied; Terreingegevens Het bestemmingsplan “Oude Dorpskern Voorburg 2011” betreft de Oude Dorpskern van Voorburg en wordt globaal omsloten door de Utrechtsebaan, Parkweg, oostkant van het park en in het zuiden de Vliet. 7.1.1
Historischonderzoek
Voor uitgebreide informatie over de geschiedenis van Voorburg wordt verwezen naar diverse boeken. 7.1.1.1 Straatnamen Franse kerkstraat De naam Franse Kerkstraat is in1885 door de gemeenteraad vastgesteld. In 1812 werd deze straat genoemd: Rue de Franse Kerkslob. Herenstraat. De naam Herenstraat is in 1885 door de gemeenteraad vastgesteld. In het "Memoriboec van Voirburch" is reeds in 1387 een aantekening te vinden van "t's graven heerstraet" en in 1466 werd melding gemaakt van "des heren heerwech". In 1812 werd het genoemd: Rue de Heerestraat, in 1712 De Heer Wegh en in 1466 Des heren
77
Heerwech. De Herenstraat is rond 1328 aangelegd en men sprak toen van: "De weg ten zuiden van de kerk van Voorburg". Kerkstraat De Kerkstraat betreft een weg naar de Oude Kerk aan de Herenstraat, die volgens de alleroudste bron uit 1285 dateert en was toegewijd aan st. Martinus. De straatnaam is door de gemeente raad vastgesteld in 1885, was eeuwenlang genaamd: "Groote Laan" en "Kerklaan". De Kerkstraat heeft als kenmerk dat aan de kant van de Vliet een insteekhaven was. Deze insteekhaven werd in 1914 gedempt. Oosteinde (verlengde van de Herenstraat in noordelijke richting) Het Oosteinde, in vroeger eeuwen onderdeel van de Heer Wegh, heeft zich eeuwenlang gekenmerkt door de vele buitenplaatsen onder andere "Vreugd en Rust". Het Oosteinde (heette in in 1812 de Voorweg, in 1712 De Heer Wegh en in 1466 Des heren Heerwech) is rond 1328 aangelegd. De straatnaam Oosteinde is door de gemeente-raad in 1886 vastgesteld. Raadhuisstraat De straatnaam "Raadhuisstraat" is door de gemeenteraad in 1976 vastgesteld. De Raadhuisstraat is omstreeks 1976 aangelegd om de Herenstraat te ontlasten. Hiervoor werden de gebouwen van de gemeentewerf en enige schoolgebouwen gesloopt. Het adres van Huize Rustoord en de pastorie was voor 1975 namelijk Herenstraat 4,heden ten dagen is dat adres Raadhuisstraat 2. Rozenboomlaan De Rozenboomlaan leidde oorspronkelijk naar de oprijlaan van de hofstede "Eynddorp". In 1661 werd de oorspronkelijke boerderij door de toenmalige burgemeester van Den Haag gekocht en verbouwd tot een buitenplaats. In 1726 ging het buitenhuis in eigendom over naar de dochter Elisabeth, gehuwd met Mr. Simon Rooseboom. Rooseboom heeft hierin tot 1792 gewoond. In 1826 werd melding gemaakt van "het plaatsen van een lantaarn en paal aan de Roosebome Laan". Op de proceskaart uit 1560 is de Rozenboomlaan niet weergegeven. Wel op de kaart uit 1712. De straatnaam Rozenboomlaan is door de gemeenteraad in 1922 vastgesteld. Wielemakersslop In 1973, nadat het 't huis "Vossenburgh" was gerestaureerd, heeft het gemeentebestuur besloten de tot dan toe geheten "Kerkhofstraat" weer de oude naam van "Wielemakersslop" te geven. Voor 1900 heeft het straatje ook nog een tijdlang "Burenslop". Westeinde (verlengde van de Herenstraat in zuidelijke richting) Het Westeinde heette in 1639 Voorwegh, in 1712 Voorwegh in Voorburg.Het straatnaam Westeinde is door de gemeenteraad in 1886 vastgesteld. Voor deze datum heette het de Voorweg. Zwartelaan De huidige Zwartelaan werd in 1885 de Zwarteweg genoemd, in 1886 werd de naam veranderd in Laan van Nieuw Oosteinde en in 1926 werd het de Zwartelaan. De straatnaam Zwartelaan is door de gemeenteraad in 1926 vastgesteld. 7.1.1.2 Historische kaarten In de dertiende en veertiende eeuw bestond de kern van Voorburg uit houten boerderijen (nabij de stenen kerk, gebouwd omstreeks 1282) op de helling van de strandwal (Herenstraat) met stukjes bouwgrond op de daarvoor geschikte, nog vrij hoog liggende schuin naar beneden aflopende zandgrond. Omstreeks 1281 is de Vliet aangelegd. Omstreeks 1328 is de Heerweg aangelegd, tegenwoordig de Herenstraat en het Westeinde. Van deze perioden zijn geen kaarten beschikbaar. Op de proceskaart van Coenraet Oelensz van ca. 1556 is de gehele Vliet weergegeven vanaf Delft tot Leiden met daarbij alle ondiepten alsmede bruggen en bebouwing. Op deze kaart is de
78
Kerk in de dorpskern van Voorburg prominent aanwezig. Deze situatie komt ook overeen met een proceskaart van de Middenweg uit 1559/1560.
Proceskaart uit 1559 van hoogheemraadschap Delfland (refnummer:339)
Uit een kaart gemaakt door Cruquius in 1712 (Kaart van Hoogheemraadschap Delfland getekend door Cruquis (9e, 10e, 14e en 15e-stuk van Delfland; ref. nummer KVD2001_12, 13, 16 en 17) is mooi zichtbaar dat rondom de Herenstraat bebouwing aanwezig is met grote tuinen, dat Park Vreugd en Rust onbebouwd is met aan de rand van het park het voormalig landhuis Den Dom met tuinen (gebouwd ca. 1485), dat er een scheepsmakerij aanwezig is nabij Park Vreugd en Rust, langs de Vliet. Op de hoek Oosteinde en de Pr. Albertlaan is een buitenplaats aanwezig genaamd Lienburch (later bij Vreugd en Rust en daarna een Oranjerie). Aan de linker kant van de kaart-uitsnede is Hofwijck met de tuinen zichtbaar. Net naast Hofwijk ligt momenteel de Utrechtsebaan (westelijke plangrens).
Kaart Cruquius 1712 wordt nog ingevoegd.
Op de kadastrale minuutkaart uit 1812 zijn diverse zaken op zichtbaar zoals: een sloot/insteekhaven aanwezig in de Schoolstraat (de Kleine Laan)en de Kerkstraat (De Kerklaan) alsmede diverse andere sloten die momenteel allemaal zijn gedempt; de kerk, Sionsslust, Zegtrust, Den Dom; diverse onbebouwde percelen (weiland) of grote tuinen (pand aan de Herenstraat met achtertuin tot aan de Vliet), terrein ten noordwesten van de Parkweg is onbebouwd.
79
7.1.1.3 Bijzondere gebouwen
7.1.1.3 Bijzondere gebouwen Oosteinde 14 (Vreugd en Rust) Historische gegevens over het pand "Vreugd en Rust" zijn sporadisch aanwezig in de gemeentelijke archieven. In de 17e en de 18e eeuw verrezen langs de Vliet diverse buitenplaatsen. De hofstede "Vreugd en Rust" dateert vermoedelijk uit de 17e eeuw. Het oudste gegeven hierover is namelijk dat de hofstede in 1758 in het bezit was van een zekere Johan ten Ham. Door afbraak, bij- en verbouw en aan- en verkoop is het perceel steeds fraaier en uitgebreider geworden. In 1801 werd in het landhuis de historicus-staatsman Mr. Guillaum Groen van Prinsterer geboren. In 1855 kwam "Vreugd en Rust" in handen van de Voorburgse burgemeester Otto Baron van Wassenaer Catwijck. Na 1887 geraakte het buitengoed in het bezit van de erven die het omstreeks 1916 verkochten aan gemeente Den Haag. In 1960 is de buitenplaats gekocht door gemeente Voorburg. Er zijn geen gegevens bekend over het bouwjaar van het thans bestaande huis en bouwwerken. Aangenomen wordt dat de bouw heeft plaatsgevonden omstreeks de 18e en de 19e eeuw aangezien de empire-bouwstijl kenmerkend is voor die tijd. Momenteel is het pand in gebruik als restaurant.
80
7.2
Archeologie
7.2.1
Algemeen
7.2.1.1 Verdrag Malta In 1988 heeft het Nederlands parlement het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed goedgekeurd, dat begin 1992 in Valletta (Malta) is ondertekend. Het zogenaamde verdrag van Malta voorziet in de bescherming van het cultureel erfgoed door onder andere de risico's op aantasting daarvan te beperken. Dit kan door het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in de bodem (in situ) te bewaren en door de integratie van de archeologie in de ruimtelijke ordening. 7.2.1.2 Wet op de archeologische monumentenzorg Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De nieuwe wet houdt een omvangrijke aanpassing in van de oude Monumentenwet uit 1988 in verband met de archeologische monumentenzorg. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. De eigen rol van de overheden wordt nu ‘officieel’. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. Provincies krijgen de taak om ‘archeologische attentiegebieden’ aan te wijzen. Voor die gebieden zullen gemeenten ook hun bestaande bestemmingsplannen moeten aanpassen. De belangrijkste bepalingen van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn de volgende: archeologische waarden dienen zoveel mogelijk in de bodem behouden en beschermd te worden.De verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed ligt bij de gemeenten, die – binnen de kaders van de wetgeving – dienen te beschikken over een gemeentelijke beleidsnota archeologie en een beleidskaart archeologie; gemeenten kunnen archeologische randvoorwaarden opleggen aan omgevingsvergunningen en onfheffingsbesluiten. Het instrument hiertoe is het bestemmingsplan, waarin de archeologische monumentenzorg wordt geregeld en waarin het gemeentelijke archeologiebeleid wordt vertaald naar concrete eisen aan archeologisch onderzoek en aan de eventuele inpassing van archeologische waarden in planontwikkeling en -uitvoering. Het is ook mogelijk dat een vergunning of ontheffingsbesluit in het belang van de archeologische monumentenzorg niet wordt verleend; de initiatiefnemer van de bodemverstorende activiteit is financieel en operationeel verantwoordelijk voor het door de gemeente verplicht gestelde archeologische onderzoek en de eventuele inpassing van archeologis che waarden in de planontwikkeling en –uitvoering (principe “de verstoorder betaalt”); elk archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie KNA) door een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning. Onder het nieuwe wettelijke regime zijn de provinciale taken aanvullend op die van rijk en gemeenten. Deze taken sluiten aan op de beleidspraktijk zoals deze de afgelopen jaren is ingevuld. Gelet op de bedoelingen van Malta en de consequenties van de nieuwe wet voor provincies, verschuift de beleidsinzet nog nadrukkelijker van toetsing op archeologische aspecten bij ruimtelijke plannen achteraf naar inbedding van deze aspecten vooraf, van alleen regels handhaven naar meedenken en van behoud van archeologische waarden sec naar behoud en benutting van deze waarden.
81
7.2.1.3 Archeologische verwachtingskaarten De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft, in samenwerking met de gemeenten Wassenaar en Voorschoten het archeologisch beleid van de drie gemeenten met een gemeentelijke archeologische verwachtingskaart vastgesteld. Deze kaart laat zien dat er een hoge verwachting is voor het aantreffen van sporen uit de periode Neolithicum - Middeleeuwen. Volgens deze kaart gelden voor plangebied Oude Dorpskern Voorburg twee typen archeologische verwachting: archeologische verwachting type 3: hoge archeologische verwachting vanwege de ligging binnen de historische dorpskern van Voorburg en op een strandwal, die van oudsher aantrekkelijk is geweest voor bewoning. Voor gebieden met een archeologische verwachting type 3 geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte > 10 m2. archeologische verwachting type 5: hoge verwachting voor de periode Neolithicum t/m Nieuwe tijd, vanwege de ligging op een strandwal. Voor gebieden met een archeologische verwachting van type 5 geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen > 30 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld. De provincie heeft drie cultuurhistorische disciplines, te weten historische bouwkunde (nederzettingen), historische geografie (landschappen) en archeologie, samengevoegd. Deze vormen samen de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Voor de archeologie geeft de CHS bekende archeologische terreinen aan alsmede de trefkans op archeologie bij andere terreinen. De gemeentelijke verwachtingskaart is een afgeleide van de CHS en van de geologische kaart. Van de aangegeven terreinen staat vast dat ze in meer of mindere mate bescherming verdienen vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Binnen ruimtelijke plannen dient men rekening te houden met deze terreinen. 7.2.1.4 Bescherming archeologische resten Uit de verbeelding van het bestemmingsplan blijkt dat er voor het gehele bestemmingsplan verwacht kan worden dat er archeologische resten aanwezig zijn (dubbelbestemming "Waarde Archeologie hoge verwachtingen") en waarvoor bij een bodemverstoring in beginsel een archeologisch bodemonderzoek noodzakelijk is. Bij een bouwactiviteit en/of werkzaamheden moet voor gronden die zijn aangeduid met een archeologische dubbelbestemming eerst bekeken moet worden of sprake is van een uitzonderingsgeval. Dit betreft dan voornamelijk ingrepen die zo kleinschalig zijn dat bodemonderzoek en een vergunning achterwege kunnen blijven. Dat is het geval indien er sprake is van de volgende gevallen: a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 30 m²; c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm komt te liggen en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. Indien een bouwactiviteit en/of werkzaamheden niet voldoen aan bovenstaande voorwaarden is onderzoek naar de mogelijke archeologsische waarden verplicht. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek, kan het college aan de omgevingsvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenvoorschriften verbinden gericht op 1) het het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, 2) het doen van opgravingen, 3) het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties, zoals opgenomen in de monumentenverordening. Stappen archeologisch onderzoek Elk archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de bepalingen in de Monumentenwet, het gemeentelijk beleid en de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarbij de volgende cyclus wordt doorlopen:
82
Stap 1: bureauonderzoek, eventueel aangevuld met een verkennende booronderzoek. Op basis van de resultaten van het bureau- en booronderzoek beslist de gemeente Leidschendam-Voorburg of archeologisch vervolgonderzoek, stap 2, noodzakelijk is (selectiebesluit) Stap 2: Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen (karterend en waarderend booronderzoek), proefsleuven of een archeologische begeleiding. Hiertoe dient een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat ter goedkeuring aan de gemeente wordt voorgelegd. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek beslist de gemeente of vervolgonderzoek, stap 3, noodzakelijk is (selectiebesluit). Stap 3: Archeologische begeleiding of opgraving. Hiertoe wordt een Programma van Eisen opgesteld, dat ter goedkeuring aan de gemeente wordt voorgelegd. De resultaten van de begeleiding of opgraving worden vastgelegd in een rapportage. 7.2.2
Beschermd stads- en dorpsgezicht
In het vigerende bestemmingsplan wordt er uitgegaan van een onderscheid in A en B gebieden binnen het rijksbeschermd stadsgezicht. Dit onderscheid verwijst naar de beeldbepalende waarden van het betreffende gebied. Gebied A is van grotere cultuurhistorische waarde dan gebied B. In de voorschriften wordt er vervolgens op verschillende wijze met de gebieden omgegaan. De voorschriften zijn echter niet meer passend bij bestemmingsplannen van deze tijd. Het bestemmingsplan is immers een middel om de ruimtelijke wensen van een gemeente vast te leggen in voorschriften (regels). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten we denken aan maten en volumes en niet aan de uitvoering. De afweging of bijv. een uitbouw op het achterterrein juridisch ruimtelijk toelaatbaar is, staat los van de uitvoering van het gebouw. Dat is pas in tweede instantie interessant om te weten. Stedenbouw gaat immers voor architectuur (de regel van de wetgever). De afgelopen jaren is er veel veranderd op het gebied van architectuurbeleid. De wetgever heeft aangegeven dat er geen architectuurbeleid mag worden gevoerd als er geen welstandsnota is (ten minste dan mag er geen welstandstoets plaatsvinden). De voorschriften die in het vigerende bestemmingsplan voor de a en b gebieden zijn opgenomen zijn architectuurregels, die erg nauw verwant zijn aan welstandscriteria zoals deze in een welstandsnota staan. Ze reguleren de voorgestelde materialen, kleuren en detailleringen. Zolang er geen achterliggend beleid is en de regels geen onderdeel uitmaken van een welstandsnota heb je dus eigenlijk geen gronden op basis waarvan je deze regulering kan handhaven. Je hebt het namelijk over een uitvoeringsvraagstuk, waar je moet bepalen of het juridisch ruimtelijke kader aan moet geven of de ontwikkeling op zich juist is en aansluit op de ruimtelijke wensen van de gemeente. Om bovenstaande reden is er gekozen om de verouderde voorschriften ten aanzien van het rijksbeschermd stadsgezicht en de tweedeling in het gebied te laten vervallen. 7.2.3
Bestemmingsplan
Archeologie De lange ontstaansgeschiedenis van Voorburg draagt bij aan het huidige karakter van de oude dorpskern rondom de Herenstraat. De ontwikkeling van de kern op een oude zandrug, - en daarmee samenhangend de lange bewoningsgeschiedenis -, heeft een grote invloed op de cultuurhistorische waarde van de grond. Vooral ter plaatse van de oude zandrug heeft de grond mogelijk veel archeologische waarde. Een deel van de Oude Dorpskern staat bekend als een zeer hoog archeologisch waardevol gebied. Dit betekent dat aan een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bij graafwerkzaamheden archeologische sporen gevonden kunnen worden. Dit sluit nieuwe ontwikkelingen ter plaatse niet uit, echter geeft vorenstaande blijk dat met name bij sloop- en nieuwbouw voorzichtig te werk moet worden gegaan. Aan een sloop- dan wel
83
bouwvergunning zullen in dit gebied nadere eisen door het college worden gesteld om de archeologische waarden van de grond te beschermen. Het overige deel kan geïnterpreteerd worden als een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Dit betekent dat er bij sloop- en bouwwerkzaamheden een grote kans op archeologische sporen bestaat. In de huidige situatie is het zo dat de archeologische verwachting wordt gebaseerd op een drietal kaartbeelden en achterliggende informatie. Het betreft de Archeologische MonumentenKaart (AMK) van het Rijk, waarop alle archeologische onderzoeken zijn verwerkt die ook in het Archeologisch informatiesysteem (Archis) zijn verwerkt. De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten heeft de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. De door de provincie Zuid-Holland ontwikkelde Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) is onderdeel van het door de provincie gevoerde archeologiebeleid. Deze kaartbeelden bieden een duidelijke richtlijn voor het te voeren beleid ten aanzien van archeologisch onderzoek bij ruimtelijk plannen. Voor de archeologie geeft de CHS bekende archeologische terreinen aan alsmede de trefkans op archeologie bij andere terreinen. Van de aangegeven terreinen staat vast dat ze in meer of mindere mate bescherming verdienen vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Binnen ruimtelijke plannen dient men rekening te houden met deze terreinen. Op de digitale verwachtingskaart uit 2008 is weergegeven dat het terrein globaal tussen de Herenstraat en de Parkweg (bruin) een grote kans heeft op archeologische sporen. Het betreft de strandwal. Het terrein tussen de Herenstraat en de Vliet (grijs) heeft een redelijk tot grote kans heeft op archeologische sporen. Het betreft de strandvlakte of te wel de flanken van de strandwal. Afbeelding: Archeologische verwachtingswaarde (CHS)
Ten westen van het plangebied bevindt zich een archeologisch monument, namelijk Hofwijk met nummer 3183. De CHS is een verfijning van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) versie 2.1 van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Op de IKAW wordt de trefkans op weergegeven voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem in geheel Nederland. Volgens de IKAW geldt voor het plangebied een hoge en middelhoge trefkans op archeologische resten in de bodem. Door het rijk is een Archeologische MonumentenKaart (AMK) opgesteld. Het betreft een gedigitaliseerd bestand van alle bekende en behoudenswaardige archeologische terreinen in Nederland. De informatie waarop dit kaartbeeld is gebaseerd bevindt zich in het centrale Archeologisch Informatiesysteem, afgekort ARCHIS. In onderstaand kaartje zijn de AMK terreinen geprojecteerd op een topografische kaart.
84
Afbeelding: AMK-terreinen
De omschrijving van de monumenten en van de geregistreerde waarnemingen binnen het plangebied zijn in hoodstuk 7.3 weergegeven. Door de Archeologische werkgroep Voorburg zijn vanaf 1980 tot heden diverse onderzoeken, waarnemingen en (nood)opgravingen in het plangebied uitgevoerd.De resultaten hiervan zijn weergegeven in nieuwsbrieven, persberichten en in diverse vakbladen. Een lijst met archeologische onderzoeken is in de bijlage PM weergegeven. In onderstaand kaartje worden diverse onderzochte terreinen weergegeven die bij de gemeente zijn gearchiveerd in het digitale bestand StraArch.
Afbeelding: kaart onderzochte terreinen StraArch
Op basis van diverse kaarten en de diverse onderzoeken die in het plangebied zijn uitgevoerd blijkt dat de bodem in het plangebied een hoge verwachting heeft op archeologische resten.Op de plankaart van dit bestemmingsplan zijn locaties weergegeven waarvan verwacht kan worden dat er archeologische resten aanwezig zijn en waarvoor bij een bodemverstoring een archeologisch bodemonderzoek noodzakelijk is. Deze locaties zijn op de plankaart aangegeven met de dubbelbestemming ´Waarde - Archeologie hoge verwachting´. Ter plaatse van de (recente) nieuwbouw met parkeerkelders (Oude Haven, Herenstaat 1, Raadhuisstraat 1 t/m 74) en de terreinen waarvan het bodemarchief in het verleden dermate is verstoord/vernietigd dat de kans op archeologische resten in-situ nihil zijn (o.a. Herenstraat 50-52, Herenstraat 42(ged), Van Wassenaerhofmanplein 1 t/m 100, Schoolstraat 22 en 24, Kleinelaan 2 en 4), zijn geen archeologische resten meer te verwachten. In onderstaande tabel is de archeologische verwachting van diverse deellocaties weergegeven op basis van diverse opgravingen, waarnemingen en kaartmateriaal.
85
locaties
verwachting omschrijving
rondom de Herenstraat
hoog
bebouwingsresten middeleeuwen t/m 20e eeuw
rondom de Kerkstraat en Schoolstraat hoog
bebouwingsresten middeleeuwen t/m 20e eeuw
rondom Vlietstraat, Zwartelaan
hoog
15e eeuw t/m 20e eeuw
tussen Raadhuisstraat en de Vliet
matig
middeleeuwen tot 18e eeuw; veenwinning
Franse Kerkstr. en Van Schagenstr.
hoog
bebouwing middeleeuwen t/m 20e eeuw
Voorhofstraat
matig
17e eeuw t/m 20e eeuw
Park Vreugd en Rust
hoog
Neolithicum, middeleeuwen t/m 16e eeuw
Pr. Albertlaan
matig
16e eeuw t/m 20e eeuw
geheel plangebied
matig
(zeer) plaatselijk Romeinse en Prehistorische resten
Per bouwlocatie zal altijd gekeken moeten worden wat de daadwerkelijke verwachting is (op basis van kaart materiaal, bouwvergunningen, voormalige panden, geologie, lokale kennis, ervaring, nieuwe inzichten, nieuwe vondsten, etc.). Zodoende bestaat er een mogelijkheid dat een hoge verwachting omgezet wordt tot een lage verwachting. Archeologisch onderzoek Op terreinen met een matig of hoge kans op archeologische resten dient bij verstoring van de bodem de archeologische waarden te worden geïnventariseerd. Indien uit deze inventarisatie blijkt dat er archeologische waarden in het geding zijn, moet aanvullend onderzoek uitwijzen of deze waarden behoudenswaardig zijn. Het onderzoek is als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen. Uitvoering van het archeologisch onderzoek Het archeologisch onderzoek moet conform het Kwaliteitshandboek Archeologie (KNA) worden uitgevoerd en ook conform het provinciaal beleid. Eind 2007 zal de gemeente Leidschendam-Voorburg in samenwerking met de gemeenten Wassenaar en Voorschoten het gemeentelijk archeologiebeleid (met archeologieverordening) vaststellen. Onderzoek moet derhalve voldoen aan deze beleidsnotitie en archeologieverordening. Per 1 september 2007 is de monumentenwet 1988 uitgebreid ten aanzien van de archeologiewetgeving. Per 1 september is de gemeente verantwoordelijk voor het voeren van een eigen archeologiebeleid. Voorheen was het de provincie, die verantwoordelijk was voor de toetsing van ruimtelijke ordeningsplannen en bouwplannen, ed op archeologie. De aangepaste monumentenwet legt deze taken nadrukkelijk bij de gemeenten neer. De wet is gericht op het nadrukkelijk vooraf incalculeren van archeologie en behoud van waarden. Daarnaast staat als doelstelling voorop dat de archeologische waarden ook benut moeten gaan worden in de ruimtelijke planontwikkeling. In aansluiting op de per 1 september 2007 gewijzigde monumentenwet 1988, is het de doelstelling van de gemeente om bodemverstorende activiteiten te reguleren. Dit betekent dat er vooraf aan een bouwproces altijd, op basis van een archeologische verwachting, een archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. In dat kader is er in het najaar van 2006 met de gemeenten Wassenaar en Voorschoten gestart met het opstellen van een archeologische waardenkaart voor de drie gemeenten. Deze kaart zal een verfijning zijn van de hierboven genoemde kaarten en een gedetailleerder beeld geven van de archeologische verwachting
86
binnen de gemeente. Op deze kaart zijn namelijk ook de kleinschaliger onderzoeken verwerkt die door amateurarcheologen zijn uitgevoerd. Het gezamenlijk opstellen van een archeologisch beleid is gevolg van de geologische samenhang van de drie gemeenten. Naar verwachting zal het archeologie beleid begin 2008 door de raad worden vastgesteld en als beleidsinstrument worden toegepast.
7.3
Cultuurhistorie
Cultuurhistorie Sinds 1971 is de Oude Dorpskern een beschermd dorpsgezicht. De karakteristiek van de Oude Dorpskern is bij de aanwijzing uitvoerig beschreven (zie bijlage 3). Bepalend zijn enkele bijzondere bouwwerken (huizen, kerken en landgoederen) en het historisch stedenbouwkundig karakter met aaneengesloten bebouwing van eenvoudige woonhuizen, alwaar bij laatstgenoemde meestal voorkomt dat de winkels op de begane grond zijn gesitueerd. Naast de gebouwde karakteristieken van het beschermd stadsgezicht speelt ook de openbare ruimte in de oude dorpskern een rol en met name het Park Vreugd en Rust Het park kent een hoge kwalitatieve inrichting. De karakteristieke straatprofielen en parken dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het beschermd stadsgezicht. Beschermde monumenten De gemeente Voorburg kent een tweetal monumentenlijsten, namelijk; een rijksmonumentenlijst en een gemeentelijk monumentenlijst. Binnen het plangebied bevinden zich ongeveer 35 rijks - en 125 gemeentelijke monumenten. Aangewezen monumenten zijn beschermd. Ontwikkelingen in en nabij dergelijke monumenten mogen niet plaatsvinden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bevoegd gezag.
87
Hieronder treft u een lijst aan van alle monumenten in de Oude Dorpskern. Straat
Gemeentelijk monumenten huisnummers
Rijksmonumenten huisnummers
Franse Kerkstraat
10-12.
2, 4, 6, 8, 24.
Herenstraat
3, 6-8, 9, 11, 15, 17, 18, 2, 13, 35, 42, 51, 55, bij 56, 20-22, 24-24a, 26, 31-31a, 72-74, 76, 77, 101-101a, 33-33a, 34, 36, 37, 41-43, 141-143, 167-169. 45-47, 48, 50, 53-53a, 54, 56-58, 57, 59-61, 60, 62-64, 66-66a, 68-68a, 70-70a, 78, 79-79a, 81, 83, 87, 87a, 89-91, 92, 93, 94, 95, 96, 97-99, 98, 100, 102, 104, 106-106a, 106 b c, 106 d e, 107-109, 111-113, 114, 116, 118-120, 121, 122, 123, 124, 125, 126-130, 129, 132-134, 136, 137, 138, 139, 140, 142-142a, 144-144a, 145b-149, 146, 151-153, 155, 157-157a, 159-161, 163-165, bij 37a.
Kerkstraat
1, 1a, 2-8, 6, 9, 11, 32, 37-39, 41, 49, 51, 53, 55, 60-60a.
13, 42, 59, 65, 34-34a, 38-40, 44-46, 48-50, 52, 54, 56, bij 60, achter 65, bij 65, bij 61.
Laan van Nieuw Oosteinde
1, 3.
Oosteinde
1, 23, 116.
Parkweg
105-107.
Schoolstraat
1, 3, 5, 19-23, 3a.
Sionsstraat
1, 2-2a, bij 3, 3, 4, 9.
Vlietstraat
6
Wielemakersslop
1c, 2, 3, 4, 6, 8, 10,
Zwartepad
19 (v/h 5).
88
25, 27, 43.
Hoofdstuk 8 8.1
Juridische vormgeving
Inleiding
Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor bouwplannen in het plangebied alsmede vormt het bestemmingsplan een bindend kader voor het gebruik van gronden en opstallen in het gebied.
8.2
Systematiek van de bestemmingsregels
8.2.1
Algemeen
De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan is gemaakt conform de gangbare en actuele bestemmingsplannormen en standaarden voor digitaal uitwisselbare ruimtelijke plannen. De plandocumenten omvatten de bindende planstukken, te weten de regels en de verbeelding, en de onderbouwende of toelichtende planstukken (de toelichting en de onderzoeken). De regels en de verbeelding bevatten een juridische vertaling van de beleidsvoorwaarden vanuit de diverse overheden enerzijds (hoofdstuk 2) en van het beoogde ruimtelijk toekomstperspectief anderzijds (hoofdstukken 4 en 5). De bindende planstukken worden nader onderbouwd met: de toelichting op de verbeelding en regels; nadere onderzoeken t.b.v. diverse specifieke beleidsaspecten. 8.2.2
Inleidende regels
De artikelen 1 en 2 omvatten alle gebruikelijke bepalingen en definities, die van belang zijn voor de toepassing van zowel de bestemmingsregels als de dubbelbestemmingen en algemene regels. Zodoende hebben zij een zekere betekenis voor de handhaving van de regels en de hierin bepaalde eisen ten behoeve van de stedenbouwkundige karakteristiek, monumentale en/of cultuurhistorische waarde enzovoorts. 8.2.3
Bestemmingen Oude Dorpskern
Het bestemmingsplan "Oude Dorpskern Voorburg 2011" is overwegend conserverend van aard en de basis voor het bestemmingsplan is de Ontwikkelingsvisie Oude Dorpskern, vastgesteld in 2004 door de raad. Aangevuld met BRO en BAS onderzoek (niet vastgesteld) en een recente functie-inventarisatie. Het belangrijkste uitgangspunt voor het bestemmingsplan is: Behoud van de winkelfunctie en het centrumkarakter van de Oude Dorpskern.De Ontwikkelingsvisie geeft aan te streven naar: Behoud en versterking van de identiteit, vitaliteit en leefbaarheid van de Oude Dorpskern Wat betekent dit voor het bestemmingsplan? Het bestemmingsplan moet de gewenste bestemmingen (passend bij de identiteit, vitaliteit en leefbaar-heid van de dorpskern) toelaten / stimuleren en ongewenste bestemmingen uitsluiten. Daarbij moet het bestemmingsplan enerzijds voldoende rechtszekerheid bieden voor de burger, anderzijds een zekere flexibiliteit hebben gedurende een planperiode van 10 jaar bruikbaar te zijn als instrument van ruimtelijke ordening. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is de Ontwikkelingsvisie uit 2004 in grote lijnen aangehouden. De structuur van de Oude Dorpskern is immers in 6 jaar niet wezenlijk veranderd. Afwijkingen van de visie zijn dat: de horecafuncties worden bestemd op de huidige vestigingsplaatsen en niet door een zonering (bestuurlijke visie /uitgangspunt). de bijzondere gebouwen in het centrum worden afzonderlijk bestemd; de supermarkt wordt bestemd als detailhandel met de aanduiding supermarkt. Er wordt een tweede supermarkt - trekkersfunctie - toegestaan in het pand Parkweg 30; in de bestemming C2 wordt wonen niet toegestaan.
89
Voor het centrum van het dorpscentrum worden voor de verschillende gebieden, de volgende bestemmingen gehanteerd. Principe
Bestemmingen
Straten
Kernwinkelgebied
Centrum
Herenstraat tot de Raadhuisstraat, Wielemakersslop, Franse Kerkstraat, Van Schagenstraat en Parkweg 55 t/m 103 en 38 t/m 70g.
Aanloopstraten
Centrum - 1
Kerkstraat, Parkweg van 5 tot nr 53 en de Raadhuisstraat (achtezijde Kerkstraat)
Kraamkamergebieden Centrum - 2
8.3
Zwarte pad
Bestemmingsregels
Bedrijf Deze bestemming omvat gronden die bestemd zijn voor bedrijven, zoals genoemd in de lijst Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot ten hoogste de categorie zoals die op de verbeelding is aangegeven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen. Bedrijf - Nutsvoorziening Deze bestemming omvat gronden die bestemd zijn voor nutsvoorzieningen. Hieronder vallen onder meer transformatorstations en dergelijke. Ten behoeve van de bestemming kunnen kleinschalige bouwwerken worden opgericht. Centrum Deze bestemming geldt voor het grootste deel van het kernwinkelgebied, de Herenstraat tussen het viaduct en de Raadhuisstraat, de Franse Kerkstraat, de Van Schagenstraat, de Wielemakersslop en de Parkweg tussen Franse Kerkstraat en Wielmakersslop. Centrum - 1 Deze bestemming geldt voor de aanloopstraten van en naar het kernwinkelgebied zoals de Kerkstraat en de aangrenzende delen van de Parkweg. De bestemming geldt ook voor enkele panden binnen het kernwinkelgebied, omdat in die panden momenteel functies gevestigd zijn die niet passen binnen de bestemming Centrum maar wel onder de bestemming Centrum 1. Centrum - 2 De bestemming geldt voor het zgn. “Kraamkamergebied,” het ZwartePad. Cultuur en ontspanning Het museum aan de Herenstraat heeft de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. Gemengd - 1 Deze bestemming wordt opgelegd als er binnen een perceel meerdere hoofdfuncties aanwezig zijn. De Herenstraat 1 heeft de bestemming Gemengd - 1. Deze gronden zijn bestemd voor: kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen vanaf de tweede bouwlaag. Groen De groenstructuur in het plangebied is ondergebracht onder de bestemming Groen. Het betreft hier de grotere parken en de plantsoenen in de woonwijk. Kleinschalige groenelementen in de wijk zijn niet inbegrepen in deze bestemming. Groen - Park Het Park Rust en Vreugd is ondergebracht in de bestemming 'Groen - Park' .Deze gronden zijn
90
bestemd voor: a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ecologische waarden en landschappelijke waarden; b. groenvoorzieningen; c. plantsoenen; d. water; Horeca Horeca komt zowel in het kernwinkelgebied als in de aanloopstraten voor. Dit bestemmingsplan legt de bestaande horecafunctie vast op de huidige vestigingsplaatsen in het plangebied. Kantoor In het plangebied staat een aantal kantoren. Daar hier sprake is van een enkelvoudige functie hebben deze panden de bestemming kantoren. Maatschappelijk In het kernwinkelgebied zijn dit de bijzondere gebouwen in de Oude Dorpskern, de gemeeentekantoren aan de Herenstraat 42 en 72. Maatschappelijk - Begraafplaats Op de begraafplaats aan de Parkweg ligt de bestemming Maatschappelijk-Begraafplaats. Tevens is dit perceel een monument. Sport De tennisbaan gelegen in het park Vreugd en Rust is voorzien van de bestemming Sport. Tuin De erven rondom de diverse woningen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Tuin. Binnen deze bestemming kunnen ondergeschikte uitbreidingen van de bestaande woningen worden gerealiseerd, als erkers, fietsenbergingen en met ontheffing carports Verkeer De hoofdverkeersstructuur is voorzien van de bestemming Verkeer. Deze wegen dienen als ontsluiting van de gehele wijk en hebben daarmee een belangrijke verkeersfunctie. De wegen hebben bij uitstek een doorgaande verkeersfunctie. Verkeer - Verblijfsgebied De overige wegen in het gebied zijn voorzien van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Anders dan de hoofdwegen kennen deze wegen een meer gemengd karakter. Deze wegen zijn niet gericht op het doorgaand verkeer. Water De belangrijke watergangen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Water. Wonen In de aanloopstraten komen behalve de centrumfuncties ook eengezinswoningen voor. Deze bevinden zich in de Franse Kerkstraat, in de Kerkstraat bij de Kerkbrug en in de Herenstraat tegenover de Raadhuisstraat. Voor de aanloopstraten geldt in principe de bestemming Centrum 1, maar de woningen vormen hierop een uitzondering. Deze woningen hebben de bestemming Wonen. Wonen - 1 De bestemming Wonen - 1 is van toepassing op de in het plangebied aanwezige appartementencomplexen. Binnen deze bestemming zijn kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet toegestaan, wel is een regeling opgenomen voor aan huis gebonden beroepen. Waarde - Archeologie hoge verwachting
91
In het gehele plangebied kunnen plekken met hoge archeologische waarden voorkomen. Daarom is in het bestemmingsplan de bestemming "Waarde – Archeologie hoge verwachting" opgenomen om er voor te zorgen dat deze waarden zoveel als mogelijk veilig worden gesteld. Waarde Cultuurhistorie De Vliet en het Park Vreugd en Rust vallen binnen de bestemming Waarde-Cultuurhistorie. Daarom is in het bestemmingsplan deze bestemming opgenomen om er voor te zorgen dat deze waarden zoveel als mogelijk veilig worden gesteld. Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht Vrijwel het hele plangebied valt binnen de het Beschermd stads- en dorpsgezicht. Daarom is in het bestemmingsplan de bestemming "Waarde Beschermd stads- en dorpsgezicht" opgenomen om er voor te zorgen dat deze waarden zoveel als mogelijk veilig worden gesteld. Waterstaat - Waterkering Langs diverse watergangen ligt een waterkering. Voor deze waterkeringen is de bestemming "Waterstaat - Waterkering" opgenomen. Naast de onderliggende bestemming staat binnen deze bestemming het belang van de waterkering voorop.
8.4
Overige regelingen
In het bestemmingsplan is een aantal algemene regels opgenomen. Het betreft hier een aantal algemene bouw- en gebruiksregels en een aantal algemene flexibiliteitsbepalingen (algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels). Tenslotte is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, met name ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in het gebied. Tenslotte zijn de wettelijk verplichte bepalingen ten aanzien van het overgangsrecht opgenomen in het bestemmingsplan.
8.5
Toepassing en handhaving van het bestemmingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. De wettelijke basis hiervoor is gelegd in artikel 125 van de Gemeentewet, in samenhang met de afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid: 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. Het bestemmingsplan is immers aan eenieder kenbaar gemaakt zodat wordt aangenomen dat belanghebbenden in het plangebied op de hoogte (kunnen) zijn van de regels. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is. 4. Actief handhavingsbeleid.
92
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. De afdeling die belast is met handhaving heeft jaarlijkse handhavingsplannen en een handhavingsprogramma voor meerdere jaren. Daarin zijn prioriteiten gesteld ten aanzien van de te handhaven zaken. In het algemeen geldt op grond van vaststaande jurisprudentie een beginselplicht tot handhaving. Dat neemt natuurlijk niet weg dat per geval moet worden onderzocht of handhaving (nog) mogelijk of proportioneel is. Een uitzondering is bijvoorbeeld concreet zicht op legalisatie van de overtreding. Bij handhaving van de regels wordt onder meer aandacht besteed aan de normen met betrekking tot brandveiligheid en constructieve veiligheid, monumentenstatus, toezicht op de naleving en uitvoering van bouwvergunningen en de handhaving op milieu-overtredingen.
93
94
Hoofdstuk 9 9.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan kent een overheersend consoliderend karakter. De ruimtelijke inrichting van het plangebied betreft grotendeels een bestaande situatie, waarvoor de Gemeente Leidschendam-Voorburg geen nieuwe kosten verwacht die verbonden zijn aan inrichting van dit gebied. De incidentele nieuwe ontwikkelingen die binnen het plangebied te verwachten zijn, betreffen hoofdzakelijk particuliere initiatieven. Deze ontwikkelingen zullen dan ook niet van invloed zijn op de gemeentelijke financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
9.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het opstellen van een bestemmingsplan dient zorgvuldig te gebeuren. In dat kader blijft het van belang dat er vooroverleg met betrokken instanties, burgers en maatschappelijke organisaties plaatsvindt, zodat in een vroeg stadium knelpunten, belangen en verbeterpunten kunnen worden gesignaleerd. De verplichting tot het voeren van vooroverleg vloeit voort uit de artikelen 3.1.1 en 3.1.6 sub e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in samenhang met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gecodificeerde zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond hiervan is de gemeente verplicht bij de voorbereiding van een bestemmingsplan de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen. Het bestemmingsplan wordt niet aan inspraak onderworpen op grond van de 'Inspraakverordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2006'. Door het volgen van de procedure als bedoeld in artikel 3:4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) wordt eenieder immers actief betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Het eerst inspraak verlenen voegt daarom niets toe en is dubbelop.
95
96
Bijlagen
97
98
Bijlage 1 Waterbeleidsdocumenten Vierde Nota Waterhuishouding, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1999. Waterbeleid in de 21e eeuw, Advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, 2000. Beleidsnota Water, provincie Zuid-Holland 2005. Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010, provincie Zuid-Holland. Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland, ontwerp, 2003. Grondwaterbeheersplan 2007-2013, provincie Zuid-Holland. Waterschapswet, Wet op de Waterhuishouding, Grondwaterwet. Peilbesluit Rietvinkpolder, Waterschap De Oude Rijnstromen, 1995 Waterbeheerplan 2006-2009 van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Keur en Beleidsregels 2006, Hoogheemraadschap van Rijnland Voorbereiding peilbesluit boezem, deelonderzoek stedelijk gebied, Hoogheemraadschap van Rijnland, 2000 Waterplan Leidschendam-Voorburg 2007-2015: "Water verbindt en geeft kleur aan je stad", oktober 2007. Waterplan Damcentrum, Arcadis 25-02-2005. Waterplan Damcentrum aanvullende rapportage, Arcadis, 05-07-2005.
99
100
Bijlage 2 Nota duurzaam bouwen
101
102
Duurzaam Bouwen Nota duurzaam bouwen Leidschendam-Voorburg 2004-2009
Afdeling Ruimte, Wonen en Milieu Cora J. Gijswijt en Marian Rood januari 2004
Inhoud Inhoud ........................................................................................................................................................... 2 1. Inleiding ..................................................................................................................................................... 3 1.1 waarom een Duurzaam Bouwen beleid? ............................................................................................ 3 1.2 Wat is duurzaam bouwen?.................................................................................................................. 3 1.3 Rijksbeleid ........................................................................................................................................... 4 1.4 Stadsgewest Haaglanden ................................................................................................................... 4 1.5 Gemeente Leidschendam-Voorburg ................................................................................................... 5 2. Ambities duurzaam bouwen...................................................................................................................... 7 2.1 Stedenbouw en ruimtelijke inrichting................................................................................................... 7 2.2 Woningbouw nieuw en beheer ............................................................................................................ 7 2.3 Utiliteitsbouw nieuw en beheer............................................................................................................ 8 2.4 Grond- Weg en Waterbouw................................................................................................................. 9 2.5 Bedrijventerreinen ............................................................................................................................... 9 3. Implementatie duurzaam bouwen........................................................................................................... 11 3.1 Organisatie ........................................................................................................................................ 11 3.2 Kennisontwikkeling ............................................................................................................................ 12 3.3 Convenanten ..................................................................................................................................... 12 3.4 Monitor t.b.v. duurzaam bouwen beleid ............................................................................................ 13
Bijlagen: 1. Overzicht maatregelen uit de nationale pakketten duurzaam bouwen 2. Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw
2
1. Inleiding 1.1 WAAROM EEN DUURZAAM BOUWEN BELEID? In het collegeprogramma 2002-2006 ´Samen sterker´ heeft de gemeente uitgesproken om duurzaam bouwen en een duurzame stedelijke ontwikkeling te bevorderen en waar mogelijk zoveel mogelijk het goede voorbeeld te geven. Duurzaam bouwen is niet wettelijk voorgeschreven en berust op vrijwilligheid bij organisaties, particulieren, burgers en bedrijven. Gezien dit feit is het belangrijk om een helder beleidskader te hebben op basis waarvan bij ruimtelijke projecten met de betrokken partijen afspraken gemaakt worden over duurzaam bouwen. Daarbij is de organisatie een belangrijke succesfactor. In alle fasen van het bouwproces van initiatief tot en met beheer en uiteindelijk sloop worden immers keuzes gemaakt die invloed hebben op aspecten als natuur, water, energie, comfort en flexibiliteit. Van een succesvol duurzaam bouwen beleid is sprake als duurzaam bouwen een standaard onderdeel is van de bouwpraktijk. Deze nota gaat eerst in op bestaand beleid, zowel op nationaal en regionaal niveau als op het beleid van de voormalige gemeenten. Vervolgens wordt ingegaan op de ambitie die haalbaar wordt geacht voor duurzaam bouwen. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de meeste energie gestoken wordt in kansrijke projecten op het terrein van duurzaam bouwen. De grootste kansen liggen bij de gemeentelijke gebouwen en de openbare inrichting. Afhankelijk van de grondpositie van de gemeente en de bereidheid van projectontwikkelaar, bouwer en/of woningcorporatie wordt de hoogte van een ambitieniveau van een bouwproject bepaald. Tot slot wordt ingegaan op de implementatie van duurzaam bouwen.
1.2 WAT IS DUURZAAM BOUWEN? Duurzaam bouwen is het op zodanige wijze inrichten, bouwen, beheren en slopen van gebouwen en de gebouwde omgeving dat de schade aan het milieu in alle stadia van ontwerp tot en met sloop zoveel mogelijk wordt beperkt of tot staan wordt gebracht. Het gaat bij duurzaam bouwen om milieu, comfort, aanpasbaarheid, leefbaarheid en toekomstwaarde. Duurzaam bouwen kan gevat worden in drie beleidslijnen te weten integraal ketenbeheer, energie-extensivering en kwaliteitsbevordering. Integraal ketenbeheer Integraal ketenbeheer betekent het zoveel mogelijk sluiten van kringlopen van grondstoffengebruik door het voorkomen van afvalstromen en door het bevorderen van hergebruik van bouw- en sloopafval en ‘afval’ warmte. Energie-extensivering Energie extensivering is het realiseren van besparing op ruimte- en tapwaterverwarming in woningen en utiliteitsgebouwen door het beperken van de vraag, het verhogen van het aandeel van duurzame energie en efficiencyverbetering.
3
Kwaliteitsbevordering Kwaliteitsbevordering is zorgen voor het verhogen van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Zo levert bijvoorbeeld vloerverwarming, dat veel wordt toegepast in combinatie met duurzame energie, stralingswarmte op. Dit is een vorm van warmte die door iedereen als de meest aangename vorm wordt beschouwd en dus bijdraagt aan het comfort. Bovendien ontbreken bij vloerverwarming de radiatoren, wat een bijdrage levert aan stofarme en dus gezonde woning of werkplek. Een ander voorbeeld is het integreren van natuur in de gebouwde omgeving. Een ´groene´ omgeving wordt hoog gewaardeerd door bewoners.
1.3 RIJKSBELEID Het Beleidsprogramma Duurzaam Bouwen 2000-2004 beschrijft het beleid van de rijksoverheid, gericht op verankering van duurzaam bouwen in beleid en praktijk. In de komende jaren richt het beleid voor duurzaam bouwen op gebouwniveau zich op energie, materialen en gezondheid. Doel van energiebesparing en toepassing van hernieuwbare energie is terugdringing van de uitstoot van CO2 door de gebouwde omgeving. Verantwoord materiaalgebruik betekent beperking van de milieueffecten van de materialen die in bouwwerken worden toegepast, en zoveel mogelijk hergebruik. Het waarborgen van een goed binnenklimaat is gericht op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers. Het binnenmilieu moet zo goed zijn dat het verblijf geen allergieën, cara en kanker veroorzaakt. 'Gezond' betekent ook dat een gebouw voldoet aan de criteria voor geluidsoverlast en stank. Het streven is op deze drie terreinen de inzet van het beleid concreter en meetbaar te maken. Voor het klimaatbeleid is dat thans al goed mogelijk. Voor materiaalgebruik in gebouwen zal het naar verwachting binnen twee jaar mogelijk zijn om de milieueffecten in kwantitatieve termen inzichtelijk te maken. Voor duurzaam bouwen zijn er verschillende hulpmiddelen ontwikkeld. De bekendste zijn de nationale pakketten. De pakketten zijn ontwikkeld als standaard voor de Nederlandse bouwpraktijk. De pakketten bestaan uit vaste en variabele maatregelen gericht op duurzaam bouwen. De volgende pakketten zijn beschikbaar: 1. Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw; 2. Nationaal Pakket Woningbouw nieuw; 3. Nationaal Pakket Woningbouw beheer; 4. Nationaal Pakket Utiliteitsbouw nieuw en beheer; 5. Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen Grond- weg- en waterbouw.
1.4 STADSGEWEST HAAGLANDEN Het Stadsgewest Haaglanden heeft in februari 2002 haar duurzaam bouwen beleid geactualiseerd en vastgelegd in “Regionale Afspraken Duurzaam Bouwen voor de woningbouw nieuw en beheer, 2002”. In Zuid-Holland werken de waterkwaliteitsbeheerders en de provincie samen op het gebied van de waterkwaliteit en de aanpak van diffuse bronnen. Voor Zuid-Holland is geconstateerd dat de toepassing van zink en koper op plaatsen waar dit uit kan logen, tot een aanzienlijke belasting van het oppervlaktewater leidt. Dit heeft ten eerste te maken met het feit dat het wateroppervlak in Zuid-Holland op veel plaatsen onder directe invloed van de bebouwde omgeving staat en ten tweede dat zink door de nabijheid van de zee
4
versneld oplost in water. In Haaglanden is daarom het vermijden van de materialen zink, lood en koper onderdeel van het duurzaam bouwen beleid. De regionale afspraken bestaan uit drie ambitieniveaus: ondergrens, richtinggevend ambitieniveau en hogere ambities. De ambitiegrenzen worden bepaald met behulp van de maatlat van de Regeling Groenfinanciering. Deze regeling is op haar beurt gebaseerd op de nationale pakketten duurzaam bouwen woningbouw nieuw en beheer. Naast deze ambities zijn acht extra maatregelen, waarvan drie verplicht, toegevoegd. Deze maatregelen zijn van regionaal belang of tot op heden nog niet in de nationale pakketten opgenomen. De drie verplichte maatregelen zijn: 1. Indien hout wordt toegepast, pas dan duurzaam geproduceerd hout toe. Dit is met name hout met het FSC-keurmerk (Forest Stewardship Council). 2. Vermijd consequent het gebruik van zink, lood en koper voor zover blootgesteld aan de buitenlucht en gebruik geen koper voor waterleidingen1. 3. Beperk zoveel mogelijk het gebruik van PVC in alle bouwdelen. Indien gebruik wordt gemaakt van PVC, gebruik dan gerecycled PVC en PVC waarvoor een retoursysteem bestaat. Stadsgewest Haaglanden is ook gestart met het ontwikkelen van duurzaam bouwen beleid voor de utiliteitsbouw en de grond- weg- en waterbouwsector. Tot die tijd zal LeidschendamVoorburg het nationaal pakket utiliteitsbouw en nationaal pakket voor de sector Grond-, Wegen Waterbouw (GWW) gebruiken. Het stadsgewest heeft een dubo-consulent die de gemeente kan ondersteunen bij de verdere ontwikkeling en uitvoering van haar duurzaam bouwen beleid. Te denken valt aan de verdere ontwikkeling van het dubo-instrumentarium. Het rekenprogramma Ecoquantum bijvoorbeeld kan mogelijk in de toekomst de maatregelenlijsten vervangen. Op dit moment doet Zoetermeer ervaring op met dit instrument in de nieuwbouwwijk Oosterheem. Ook op concreet projectniveau en op het niveau van handhaving kan de dubo-consulent om advies gevraagd worden. Het dubo-consulentschap Haaglanden zal in 2004 verder worden vormgegeven aan de hand van een plan van aanpak dubo-consulentschap.
1.5 GEMEENTE LEIDSCHENDAM-VOORBURG De voormalige gemeente Leidschendam voerde vanaf 1995 een duurzaam bouwen beleid. De voormalige gemeente Voorburg daarentegen kende geen duurzaam bouwen beleid, maar had in haar milieubeleidsplan en het meerjaren stedelijk vernieuwingsprogramma opgenomen om een duurzaam bouwen beleid te ontwikkelen en bouwprojecten te realiseren volgens de uitgangspunten van duurzaam bouwen.
1
Zink, koper en lood wordt al lange tijd toegepast in gebouwen. Niet alleen als dakbedekking, goten en hemelwaterafvoeren, maar ook voor ornamenten. Bij monumenten maakt deze materiaalkeuze veelal een wezenlijk onderdeel uit van de monumentale waarde van het pand. Het vermijden van zink, lood en koper is in die situaties dan ook géén optie en voor monumenten wordt dan ook maatwerk voorgesteld, zie paragraaf 2.2.4.
5
In het collegeprogramma van de gemeente Leidschendam-Voorburg is opgenomen dat de gemeente duurzaam bouwen bevordert en waar mogelijk de gemeente hierbij het goede voorbeeld geeft. Bij ruimtelijke ontwikkeling besteedt de gemeente aandacht aan duurzaamheid van zowel bouw als ruimte. In 2002 heeft de gemeente zich geconformeerd aan de regionale afspraken met betrekking tot duurzaam bouwen. In het Milieuprogramma 2002-2003 zijn ambities uitgesproken op de gebieden van duurzame (stedelijke) ontwikkeling en duurzaam bouwen. Relevante onderwerpen uit de Regionale Afspraken Duurzaam Bouwen voor de woningbouw nieuw en beheer, het Milieuprogramma 2002-2003 en het Activiteitenplan klimaatbeleid 20022006 zijn opgenomen in deze beleidsnotitie.
6
2. Ambities duurzaam bouwen De Nationale pakketten duurzaam bouwen en de regionale afspraken zijn de belangrijkste instrumenten die de gemeente Leidschendam-Voorburg gaat gebruiken bij het in de praktijk brengen van duurzaam bouwen. Hieronder is voor de verschillende schaalniveaus en bouwtype weergegeven wat het beleid van de gemeente Leidschendam-Voorburg is. Het betreft: 1. Stedenbouw en ruimtelijke inrichting 2. Woningbouw nieuw en beheer 3. Utiliteitsbouw nieuw en beheer 4. Grond- Weg en Waterbouw 5. Bedrijventerreinen
2.1 STEDENBOUW EN RUIMTELIJKE INRICHTING De belangrijkste doelgroep is de gemeente zelf. Bij ruimtelijke ontwikkeling is de gemeente leidend. Het ambitieniveau van duurzame stedenbouw is dat bij elk project maatregelen worden toegepast, die in het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw aangeduid zijn als “altijd doen”. Afhankelijk van locale situaties, belangen van verschillende actoren en enthousiasme wordt een hoger ambitieniveau uitgewerkt. Een ander instrument voor de inbreng van milieu-aspecten bij voorkomende ruimtelijke plannen is het zogenaamde MIRUP (Milieu in Ruimtelijke Plannen), ontwikkeld door Haaglanden. Het instrument bestaat uit: 1. Een systematische methode om ambities en maatregelen in een plangebied voor duurzame inrichting op te stellen, 2. Praktische informatie hoe deze milieuaspecten in het planproces te brengen en 3. Voorbeelden.
2.2 WONINGBOUW NIEUW EN BEHEER De doelgroepen waarmee we te maken hebben bij woningbouw nieuw en beheer zijn: 1. Particuliere bouwers en verbouwers 2. Woningcorporaties 3. Projectontwikkelaars 4. Monumenten 2.2.1 Particuliere bouwers en verbouwers Deze doelgroep bestaat uit individuele burgers die bij de gemeente een bouwvergunning voor een nieuw te bouwen woning of een verbouwing aanvragen. Het beleid van de gemeente is er op gericht deze doelgroep te informeren en te adviseren over duurzaam bouwen en verbouwen. De afdeling Servicecentrum is hier verantwoordelijk voor. Zij zorgt voor informatie over duurzaam bouwen, bijvoorbeeld in de vorm van voorbeelden, tips over duurzaam bouwen en verwijzingen. Deze informatie heeft een wervend karakter. Als communicatiemiddel worden folders, brochures en de website van de gemeente gebruikt.
7
2.2.2 Woningcorporaties De beide woningcorporaties, WoonInvest en Vidomes, hebben met de voormalige gemeenten Voorburg en Leidschendam afzonderlijke afspraken gemaakt. Deze afspraken worden geactualiseerd. Er worden nieuwe prestatieafspraken gemaakt tussen de gemeente Leidschendam-Voorburg en de afzonderlijke corporaties. De inzet van de partijen is het hoogste ambitieniveau zoals omschreven in het regionale duurzaam bouwen beleid. Tevens worden afspraken gemaakt over de relevante onderwerpen uit het klimaatbeleid, met name het Energie Prestatie Advies (EPA). In de concept-prestatieafspraken is een tekstvoorstel met deze strekking opgenomen. 2.2.3 Projectontwikkelaars Per project wordt met de betrokkenen het ambitieniveau van duurzaam bouwen bepaald. De inzet van de gemeente bij de onderhandelingen is het hoogste ambitieniveau uit de regionale afspraken. Het afgesproken ambitieniveau zal bepaald worden door de mogelijkheden die de situatie biedt en de invloed die de gemeente op de onderhandelingen uit kan oefenen. Heeft de gemeente grond in eigendom dan is de zeggenschap van de gemeente groter en zal onder andere via de gronduitgifte in ieder geval minimumvoorwaarden worden opgenomen. De afspraken hierover worden vastgelegd in een convenant. 2.2.4 Monumenten Een bijzondere doelgroep binnen duurzaam bouwen is de monumentenzorg. Duurzaam bouwen en monumentenzorg hebben een gezamenlijke doelstelling, die er uit bestaat dat we onze erfenis aan milieugoederen - waaronder het gebouwde cultureel erfgoed - zodanig beheren en nalaten aan onze nakomelingen dat ook zij over die nalatenschap kunnen beschikken. Monumenten zijn in die zin gebouwen die reeds bewezen hebben dat ze duurzaam zijn. Duurzaam bouwen en monumentenzorg hoeven elkaar dan ook niet te bijten als voor monumenten in het licht van duurzaamheid maatwerk wordt geleverd. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft hiertoe een brochure ´Duurzame Monumentenzorg´ uitgebracht. Hierin is aangegeven hoe dit maatwerk vorm kan worden gegeven.
2.3 UTILITEITSBOUW NIEUW EN BEHEER De Utiliteitsbouw wordt ingedeeld in: • Eigen gemeentelijke gebouwen • Scholen • Utiliteitsbouw door derden 2.3.1 Gemeentelijke gebouwen Voor gemeentelijke gebouwen wordt per project een ambitieniveau bepaald op basis van het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen en Beheren Utiliteitsbouw. Inzet is het hoogste ambitieniveau, namelijk: alle vaste en variabele maatregelen die binnen een redelijk termijn2 kunnen worden terugverdiend. Daarnaast gelden ook de maatregelen uit het Klimaatbeleid, zoals een EPC toepassen van een met 4% - 8% verscherpte EPC voor nieuwbouw en een Energie Prestatie Advies uit laten voeren voor de bestaande gemeentelijke gebouwen.
2
economische of technische levensduur
8
2.3.2 Scholen Voor scholen geldt een ambitieniveau dat alle vaste maatregelen en alle variabele kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal pakket Utiliteitsbouw, die binnen een redelijke termijn kunnen worden terugverdiend, toegepast moeten worden. Het ambitieniveau en de maatregelen worden in overleg met de besturen van de scholen vastgelegd in een convenant. De financiële normen voor het primaire en voortgezet onderwijs zijn vastgelegd in de gemeentelijke regelgeving. Deze financiële normen moeten worden aangepast aan het ambitieniveau voor duurzaam bouwen. Uit onderzoek3 is gebleken dat de “meerkosten” voor duurzaam bouwen minimaal 1% van de stichtingskosten bedragen. De raming van de kosten voor schoolgebouwen is voor de komende 10 jaar circa 25 miljoen euro. De meerkosten voor duurzaam bouwen zijn dan € 250.000. Deze ramingen zijn zeer globaal en meer duidelijkheid bestaat hier pas over nadat de gemeenteraad zich heeft gebogen over het integraal huisvestingsplan voor het onderwijs. 2.3.3 Utiliteitsbouw door derden Voor utiliteitsbouw van derden, bijvoorbeeld kantoorgebouwen, geldt als ambitieniveau dat alle vaste maatregelen en alle variabele kostenneutrale maatregelen uit het nationaal pakket utiliteitsbouw toegepast worden. Het ambitieniveau en de maatregelen worden in overleg met de eigenaar en/of projectontwikkelaar vastgelegd in een convenant. Ook hier geldt wederom dat in het geval dat de gemeente grond in eigendom heeft, de invloed van de gemeente op de onderhandelingen groter zal zijn. Via de gronduitgifte zullen in ieder geval minimumvoorwaarden worden opgenomen.
2.4 GROND- WEG EN WATERBOUW. Bij de werken: wegen; kabels, leidingen en buizen; waterwegen en waterkeringen; groen en water wordt zowel bij het dagelijks beheer als bij reconstructie, nieuwbouw en sloop het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen voor de GWW-sector gebruikt. Het ambitieniveau is: • Alle vaste maatregelen, die toepasbaar zijn • Alle vaste en variabele maatregelen met minder kosten of die kostenneutraal zijn • Alle vaste en variabele maatregelen die binnen een redelijke termijn4 kunnen worden terug verdiend
2.5 BEDRIJVENTERREINEN Een duurzaam bedrijventerrein is een terrein waar rekening gehouden is met de omgeving en waar zoveel mogelijk wordt samengewerkt om een verhoogd (milieu-) rendement te krijgen en te behouden. Bij het ontwikkelen, revitaliseren en beheren van bedrijventerreinen kunnen de volgende beleidslijnen worden gevolgd: 1. Integraal ketenbeheer 2. Energie-extensivering en
3 4
Basisscholen Bos en Lanen, Deloitte & Touche, 7 april 2000 economische of technische levensduur
9
3. Kwaliteitsbevordering. Praktische voorbeelden zijn het gebruik maken van restwarmte en spoelwater, gezamenlijk en gescheiden afvalinzameling, woon- werkverkeer via vervoersmanagement en compact ruimtegebruik. Door middel van parkmanagement wordt de samenwerking tussen bedrijven contractueel vastgelegd. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft relatief kleine bedrijventerreinen, zoals Overgoo en de Star. Het ambitieniveau en de maatregelen die genomen moeten worden, worden in overleg met de betrokken partijen vastgelegd in een convenant. Uitgangspunten zijn o.a.: • Efficiënt ruimtegebruik • Duurzaam en veilig waterbeheer • Groenontwikkeling • Duurzame en veilige verkeersafwikkeling • Minimaliseren energiegebruik • Duurzame energie • Minimaliseren geluid-, stank- en andersoortige milieuhinder
10
3. Implementatie duurzaam bouwen 3.1 ORGANISATIE Om duurzaam bouwen binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg in de praktijk te brengen wordt het volgende voorgesteld. 1. De gemeentelijke projectleiders van de bouwprojecten en stedelijke vernieuwingsprojecten zorgen ervoor dat duurzaam bouwen onderdeel vormt van projectplannen. De voortgang van duurzaam bouwen wordt besproken in projectteamvergaderingen en verantwoord in voortgangsrapportages. Gemeentelijke projectleiders zorgen ervoor dat in convenanten gemaakte afspraken over duurzaam bouwen worden vastgelegd. 2. Indien de grond eigendom is van de gemeente worden duurzaam bouwen maatregelen gekoppeld aan de gronduitgifte contracten. In de algemene verkoopvoorwaarden zal een bepaling voor duurzaam bouwen worden opgenomen. 3. De afdeling Accommodaties neemt in haar ramingen voor beheer en nieuwbouw van gemeentelijke gebouwen de kosten van duurzaam bouwen maatregelen mee. De keuze voor variabele maatregelen bepaalt zij aan de hand van de terugverdientijden van deze maatregelen. 4. Aan de financiële normen voor nieuwbouw van gebouwen t.b.v. het onderwijs, die de gemeente opstelt, worden de kosten voor duurzaam bouwen maatregelen gekoppeld. De meerkosten zijn minimaal 1% van de stichtingskosten. 5. De afdeling Servicecentrum wijst de aanvrager van een bouwvergunning op de mogelijkheid om duurzaam te bouwen. Zij zorgt voor informatie over duurzaam bouwen, bijvoorbeeld in de vorm van voorbeelden, tips over duurzaam bouwen en verwijzingen. Deze informatie heeft een wervend karakter. De website van de gemeente zal als communicatiemiddel worden gebruikt. Ook wordt gebruik gemaakt van folders en brochures. 6. Ten behoeve van de toetsing, controle en “handhaving”5 van duurzaam bouwen in de planfase en op de bouwplaats worden door de afdelingen Dienstverlening Vergunningen en Belasting en Handhaving concrete en handzame checklisten gemaakt. 7. De medewerker die plannen toetst of op de bouwplaats controles uitvoert, heeft als taak te signaleren. Indien blijkt dat afspraken over het nemen van duurzaam bouwen
5
Duurzaam bouwen, voor zover niet geregeld in het Bouwbesluit, kan wettelijk gezien niet worden gehandhaafd. Met “handhaven” in deze nota wordt bedoeld het signaleren en terugkoppelen naar de verantwoordelijke bouwer. Indien dat geen positief effect heeft worden de bevindingen teruggekoppeld aan de gemeentelijke projectleider.
11
maatregelen niet worden nagekomen, zal deze medewerker de verantwoordelijke bouwer hierop wijzen. Indien dit geen positief effect heeft, zal de medewerker dit terugkoppelen aan de gemeentelijke projectleider. 8. Voor de activiteiten op het gebied grond- weg- en waterbouw worden door de afdeling Inrichting Openbare Ruimte en Wijkbeheer concrete en handzame checklisten samengesteld. 9. Binnen de afdelingen Ruimtelijke Ontwikkeling, Wonen en Milieu; Economie, Mobiliteit en Vastgoed; Dienstverlening Vergunningen en Belasting; Handhaving; Accommodaties; Inrichting Openbare Ruimte en Wijkbeheer moet expertise zijn op het gebied van duurzaam bouwen. Voorstel is om door middel van cursussen kennis ten aanzien van duurzaam bouwen te vergroten. Vervolgens wordt duurzaam bouwen in het takenpakket van verschillende ambtenaren opgenomen.
3.2 KENNISONTWIKKELING Veel directies en afdelingen zijn bij de uitvoering van duurzaam bouwen betrokken. Via cursussen vergroten medewerkers hun kennis over duurzaam bouwen. Bij grotere projecten worden workshops en of themabijeenkomsten georganiseerd met het doel om deskundigheid met betrekking tot duurzaamheid te vergroten. Ook andere instrumenten zoals excursies en rondleidingen zullen worden ingezet. Waar mogelijk wordt aangesloten bij de activiteiten van Haaglanden op dit gebied.
3.3 CONVENANTEN Grote bouwprojecten, waar meerdere partijen bij betrokken zijn, vragen een specifieke aanpak om duurzaam bouwen op een hoger plan te brengen. Het is van belang om in een vroegtijdig stadium de ambities ten aanzien van duurzaam bouwen vast te leggen. Dat betekent dat in de intentieverklaring in grote lijnen de ambitie voor duurzaam bouwen wordt vastgelegd. Om duurzaam bouwen vervolgens ook op de bouwplaats in praktijk te kunnen brengen, wordt een convenant opgesteld door de gemeente en de projectontwikkelaars. Hierin is het ambitieniveau geformuleerd, zijn maatregelenlijsten opgenomen en is de organisatie beschreven. De gemeentelijke projectleider is verantwoordelijk voor het gehele traject van het opstellen van tot de naleving hiervan. Hij of zij betrekt daartoe in ieder geval de afdeling Dienstverlening, Vergunningen en Belasting bij het samenstellen van maatregelenlijsten. De afdeling Handhaving zal de toetsing op de bouwplaats ter hand nemen, waarbij zij een onderscheid maakt tussen wettelijke voorschriften en de eisen die voortvloeien uit het convenant. Bij de duurzaam bouwen maatregelen die op basis van het convenant zijn vastgesteld, wordt het resultaat van toetsing doorgegeven aan de gemeentelijke projectleider. De projectleider bespreekt dit met de projectontwikkelaar. In het convenant is bepaald welke sancties genomen worden bij het niet houden aan het convenant.
12
3.4 MONITOR T.B.V. DUURZAAM BOUWEN BELEID Een monitor moet gezien worden als meetinstrument en vergelijkt de vooraf gestelde concrete en meetbare doelen met de resultaten. Bij de start van een project worden heldere en concrete (meetbare) doelen gesteld. Deze doelen gaan over de totale breedte van duurzaam bouwen, te weten: • Organisatie • Proces • Duurzame stedenbouw • Duurzaam Bouwen nieuwbouw, beheer en GWW-sector o Ambitieniveau uit de regionale afspraken duurzaam bouwen o Maatregelenlijsten
13
Bijlage 2
Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw
33
Bijlage 3 Aanwijzingsbesluit Beschernd Dorpsgezicht
117
118