30 waarbij
I
P = percentage dat inwoners rechtstreeks financieel kunnen participeren, tot op 3 cijfers na de komma. De cijfers nà de komma bij de berekening van Q worden zogenaamd commercieel
afgerond: <0,499 wordt lagere eenheid, >0,500 wordt hogere eenheid. 3
Aan de stad aangeboden participatie in het kapítaal van het consortium of
200
vennootschap die het warmtenet zal aanleggen en exploiteren voor het ter beschikking stellen van het publieke domein Bij de definitieve opmaak van de overeenkomst beslist het stadsbestuur of van dit aanbod gebruik zal gemaaK worden. Een latere opname van het aanbod moet altijd mogelijk blijven.
In bijlage een toelichting rond dit aanbod en mogelijkheden tot opname van het aanbod opnemen. Maximaal percentage dat wordt aangeboden?
Quotering: Q
Q=0puntenindienP=0
Q = P x 20 punten + 75 índien 0
5 waarbij P = aangeboden participatieaandeel dat de stad ven¡¡erft onder vorm van een percentage op het totaal ingebracht kapitaal van alle partners in het consortium of de vennootschap, tot op 3 cijfers na de komma. De cijfers nà de komma bij de berekening van Q worden zogenaamd commercieel afgerond: 30,499 wordt lagere eenheid, >0,500 wordt hogere eenheid.
Blz. L4
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN
STAD EEKLO 4
Andere aangeboden tegemoetkomingen engagementen die door de kandidaat aangeboden worden aan de stad
Ref.: 8122-2016 BO
Welke andere tegemoetkomingen, zoals het engagement tot realiseren of financieren van REG en HE (hernieuwbare energie)-projecten (of andere milieuprojecten) worden door de inschrijver aangeboden :
- projecten die in relatie staan met bestrijding van kansarmoede: (max. 40 punten) - originaliteit, haalbaarheid en timing van de aangeboden engagementen (max. 40 punten)
5
Het kalenderjaar waarin gegarandeerd voor 100o/o wärmte geleverd wordt op basis van hernieuwbare energie
200
Uitgangspunt: concessieduur van 30 jaar met twee mogelijke verlengingen van elk 10 jaar In bijlage aangeven hoe dit zal worden gerealiseerd. Tegen welk jaar?
Q : 200
- (J x B) waarbij
q = quotering
in punten; J = rekenkundig jaar van de concessie waarbinnen de 100% warmtelevering uit hernieuwbare energie gegarandeerd gerealiseerd wordt;
IndienJ=0,isQ=2gg IndienJ>25,igQ=0. De cijfers nà de komma bij de berekening van Q worden zogenaamd commercieel
afgerond:
<0,499 wordt lagere eenheid, >0,500 wordt hogere eenheid.
6
Percentage hernieuwbare energie dat vanaf de start van de exploitatie van het warmtenet zal ingezet worden om warmte te leveren
40
In bijlage aangeven welke hernieuwbare energiebronnen onmiddellijk worden ingezet. Welk percentage?
Quotering: Q =
P
x (200o/o - P) waarbij
Q = quotering in punten; P
= percentage hernieuwbare energie, tot op 3 cijfers na de komma;
De cijfers nà de komma bij de berekening van Q worden zogenaamd commercieel
afgerond:
<0,499 wordt lagere eenheid, >0,500 wordt hogere eenheid. Totaal gewicht gunningscriteria
1000
:
Blz. 15
STAD EEKLO
PROVI NCI E OOST-VI.AAN
D ERE
N
Ref.: 8122-2016
Aan elk criterium werd een gewicht toegekend. Op basis van de afirueging van al deze criteria rekening houdende met het gewicht dat er aan werd toegekend, zal de concessie worden verleend aan de indiener van de offerte die de hoogste scoort op alle bovenvermelde críteria samen.
Beoordelinoscom missie: De beoordeling van de gunningscriteria zal gebeuren door een panel bestaande uit vertegenwoordigers van het college van burgemeester en schepenen en de stadsadministratie en zal eventueel worden aangevuld met externen.
I.l1
Exoneratie stad Eeklo voor verstrekte informatie
De stad Eeklo leveft geen garantieverklaring af, noch Ímplíciet, noch uitdrukkelij( met betrekking tot de volledigheid, relevantie en interpretatie van de in de selectie- en gunningsleidraad opgenomen informatie of enige andere informatie die op een later tijdstip door de stad zou worden verstrekt in het kader van onderhavige procedure die geheel voor risico van de geselecteerde kandidaten blijft. Zij wijst bijgevolg elke aansprakelijkheid af, van welke aard ook, voor enige schade die of verlies dat de geselecteerde kandidaat zou kunnen lijden tengevolge van (i) het gebruik van de verstrekte informatie, (ii) het feít dat de geselecteerde kandidaat zou vertrouwd hebben op deze informatie of (iii) het ontbreken, niet relevant zijn of de interpretatie van bepaalde verstreKe informatie.
Blz. 16
STAD EEKLO
II.
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN
Ref.: 8122-2016
Concess¡evoorwaa rden
Dit tweede deel regelt de procedure die betrekking heeft op de uiWoering van de opdracht.
II.1 Aansprakelijkheid handelingen van de concessiehouder De stad Eeklo is in geen geval aansprakel'rjk voor de schade aan personen of goederen die rechtstreeks of onrechtstreeks het gevolg is van de activiteiten die nodig z'rjn voor de uitvoering van de opdracht (hierin inbegrepen de aanleg alsook de exploitatie). De concessíehouder vr'tjwaaft de stad tegen elke vordering van schadevergoeding door derden in dit verband.
lI'2
U
itvoe ri n g ste rm ij n
Vooziene begindatum van de concessie: l januari 2017 Vooziene einddatum van de concessie: 31 december 2047, onderhandelbare verlenging mogelijk met maximaal 2 tienjarige periodes, De concessie wordt door de stad Eeklo verleend voor een periode van 30 jaar (verlengbaar met twee periodes van elk 10 jaar), enkel en alleen voor het bouwen en exploiteren van een in regel ondergronds warmtenet en
de bijhorende technische installaties, die bovengronds kunnen voozien zijn (ook leidingen moeten deels bovengronds kunnen aangelegd worden in specifieke situaties).
II.3 Randvoorwaarden voor het ontwerp, de aanleg, explo¡tatie
en
onderhoud van het warmtenet Onderstaande opsomming is niet in volgorde van belangrijkheid en is niet limitatief.
1. De uiteindelijke concessieovereenkomst zal vastgelegd worden bij notariële aKe. 2. Het tracé van de leidingen wordt altijd in samenspraak met de stad
Eeklo
bepaald.
3.
De verkrijger van de concessie, hierna de bouwheer-exploitant genoemd, neemt de concessie met alle ondergrondse en bovengrondse zichtbare en niet zichtbare gebreken. De stad Eeklo kan niet verantwoordelijk worden gesteld, ook niet financieel, voor het eventuele feit dat in bepaalde straten of pleinen het technisch onmogelijk is om een warmtenet aan te leggen.
4.
De stad Eeklo behoudt het recht om de aanleg van een warmtenet in bepaalde straten of pleinen al
dan niet tijdelijk te weigeren, dit zonder enig recht op schadevergoeding van welke aard weigering zal steeds gemotiveerd worden.
ook.
Die
5.
De stad Eeklo heeft altijd het recht om de leídingen van het warmtenet te verleggen of te laten verleggen in functie van het algemeen belang zoals bvb bij openbare werken.
6.
De bouwheer-exploitant, neemt alle verantwoordelijkheid op zich voor het aanvragen van de nodige
huidige of toekomstige vergunningen (stedenbouwkundige vergunning, milíeuvergunning en eventuele andere mogelijke vergunningen of machtigingen) of andere huidige of toekomstige admin istratieve voon /aarden (bodemattest, opmetingspla n nen, ... )'
Blz. L7
SÏAD
EEKLO
7. Alle administratieve
PROVINCIE OOST-VLAAN DEREN
Ref.: 8122-2016
kosten (aanvraag vergunningen, bodemattest, opmetingsplannen, .,.) vallen ten
laste van de bouwheer-exploitant.
B. De bouwheer-exploítant neemt alle verantwoordelijkheden op zich qua veiligheid tijdens
de bouw,
exploitatie en afbraak van het warmtenet, inclusief de technische installaties, en sluit de nodige vezekeringen af.
9.
De bouwheer-exploitant neemt bij de aanleg van het warmtenet en bijhorende technische installaties alle kosten op zich rond het herstelvan het publieke domein in zijn oorspronkelijke staaÇ tenz¡- anders wordt overeengekomen. Bijvoorbeeld als het publieke domein wordt heraangelegd op initiatief van
de stad Eeklo of er een gedeeld project tussen de bouwheer-exploitant en de stad Eeklo kan gerealiseerd worden,
10. De bouwheer-exploitant neemt alle kosten en lasten van de bouw, exploitatie en afbraak op zich. Dit geldt evenzeer voor de belastingen of te betalen rechten die, direct of indirect, verband houden met het warmtenet en de bijhorende technische installaties. 11. De bouwheer-exploítant blijft te allen tijde eigenaar van het warmtenet en de bijhorende technische installaties.
12. De stad Eeklo kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor afnemers van warmte die hun factuur niet / niet kunnen betalen. 13. De stad Eeklo kan op geen enkele wíjze verantwoordelijk worden gesteld , ook niet financieel, voor problemen die opduiken bij de realisatie van het warmtenet op privédomein of het publieke domein van andere overheden.
14. Blj het toekennen van de concessie wordt overeengekomen dat de stad Eeklo, de Eeklose bedrijven en instellingen en de inwoners van Eeklo warmte kunnen afnemen tegen het principe'niet meer dan anders', dit wil zeggen tegen een kostprijs (all-inprijs kWhprijs = kost leveren warmte, distributiekosten, meterkosten, taksen, BM, ...) die lager is dan warmte geleverd op basis van een individuele gasinstallatie. Bij extreme dalingen of stijgingen van de marKprijs van gas kan de warmte
/
verkocht worden
aan de reële kostprijs + een
winstmarge
van max. Lïo/o.
Aangezien de concessie een tijdsverloop kent van 30 jaar met twee mogelijke verlengingen van telkenmale 10 jaar, kan de verwijzing naar de gasprijs in vorig lid vervangen worden door de prijs van de dan meest courante en relevante venruarmingsbron,
15. De bouwheer/exploitant staat
in voor de
leveringszekerheid van warmte aan marktconforme
voon¡¡aarden voor de levering van energie volgens het principe "niet meer dan anders" zoals vermeld
in 14. 16. Indien de concessie na 3Ojaar niet wordt verlengd of er wordt geen andere overeenkomst afgesloten zal het publieke domein in zijn oorspronkelijke staat worden gebracht door en op kosten van de bouwheer-exploitant, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de partijen. 17. De concessie veryalt zonder enige vergoeding van welke aard ook voor de concessiehouder indien de exploitatie van een voorbeeldstellend/relevant deel van het warmtenet niet gestart is binnen een periode van 3 jaar na de ondertekening van de notariële akte waarin de concessievoon¡¡aarden en modaliteiten zullen vastgelegd worden. Deze termijn kan worden verlengd in onderlinge overeenkomst, bv. in añ¡¡achting van het verkrijgen van vergunningen, concessies, .... Een voorbeeldstellend/relevant deel van het warmtenet kan bvb. zijn: de aanleg van een warmtenet in de omgeving van het stedelíjk sportcomplex in de Burgemeester Lionel Pussemierstraat, in de omgeving van het ProvinciaalTechnisch Instituut in de Roze, bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Kunstdal of Broeken, bij de ontwikkeling omgeving Patersker( .., Het niet verder uiWoeren van het warmtenet na deze periode kan ook een reden zijn tot opzegging
Blz. 18
STAD EEKLO
PROVINCIE OOST-VLAAN DEREN
Ref.: 8122-2016
van de concessie, voor het gedeelte dat nog niet ís gerealiseerd, zonder enige vergoeding van welke aard ook voor de kandidaat.
18. De bouwheer/exploitant laat zich registreren als leidingenbeheerder (KLIP). 19. De stad Eeklo stelt in regel de ondergrond van haar openbaar domein ter beschikking van de kandidaat. Die terbeschikkingstelling kan zich veftalen naar een waardering eruan onder vorm van een participatie in het kapitaal van het consortium of de vennootschap die het warmtenet zal aanleggen en exploiteren. Bij de definitíeve opmaak van de overeenkomst beslist het stadsbestuur of van deze optie gebruik zal maken. Een latere opname van het aanbod moet altijd mogelijk blijven.
20. Bij het niet nakomen van de substantiële engagementen (nakomen percentage hernieuwbare energie dat vanaf de start van de exploitatie van het warmtenet zal worden ingezet, de evolutie van de levering van warmte op basis van hernieuwbare energie, het uitvoeren van de informatie en communicatíecampagne, het aanbieden van rechtstreeke financiële participatie voor de inwoners, het realiseren van andere tegemoetkomingen aan de stad, zoals het engagement tot realiseren of financieren van REG en HE-projecten (of andere milíeuprojecten) tot realiseren van een warrntenet kan de stad Eeklo de concessie opzeggen zonder enige vergoeding van welke aard ook voor de concessiehouder.
21. Bij het niet nakomen van één van volgende overeengekomen engagementen worden volgende vergoedingen voor de stad Eeklo voozien: - niet nakomen percentage hernieuwbare energie dat vanaf de start van de exploitatie van het warmtenet moet ingezet om warmte te leveren: L}o/o van de op het moment van vaststelling reeds gedane investering door de bouwheer/exploitant; - niet nakomen van de periode waarin de bouwheer/exploitant de evolutie van de levering van warmte op basis van hernieuwbare niet nakomt: tlo/o van de op het moment van vaststelling reeds gedane investering door de bouwheer/exploitant; - niet uiWoeren van de informatie- en communicatiecampagne door de bouwheer/exploitant voor, tijdens en na de bouw van het warmtenet: 50.000€ Deze vergoeding is ook verschuldigd per deelfase. - het niet concretiseren en aanbieden van rechtstreekse financiële pafticipatie in het project aan de inwoners: jaarlijks 10olo van de op het moment van vaststelling reeds gedane investering door de bouwheer/exploitant - het niet realiseren van andere tegemoetkomingen aan de stad, zoals het engagement tot realiseren of financieren van REG en HE-projecten (of andere milieuprojecten): vergoeding 100o/o gerelateerd aan de waarde van de voorgestelde projecten
22. De uitbreiding van het warmtenet buiten het grondgebied van de stad Eeklo kan enkel mits voorafgaande instemming van het stadsbestuur. 23. Voorgaande bepalingen kunnen bij het definitief opmaken van de concessieovereenkomst worden aangevuld met bepalingen uit de beoordelingscriteria, bepalingen in overleg met de bouwheerexploitant en bepalingen uit de vergunningen.
lI,.4 Periodiek overleg en informatieplicht De concessiehouder verbindt zich tot het organiseren van en daadwerkelijk deelnemen aan overleg met de stad Eeklo omtrent de voortgang van het ontwerp, de aanleg, exploitatie en onderhoud van het warmtenet. De frequentie en modaliteiten van dit overleg, alsook de bepaling van de leden van het overlegcomité, zullen nader worden bepaald in de concessieovereenkomst.
Blz. 19
PROVINCIE OOST.VI.AAN DEREN
STAD EEKLO
Ref.: 8122-2016
De concessiehouder zal in ieder geval op eerste verzoek van de stad Eeklo alle relevante informatie verschaffen zodat de stad op efficiënte wijze een controle kan uitoefenen op de naleving van de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de concessieovereenkomst.
If.s Bodemgesteldheid De stad Eeklo stelt, onder de modaliteiten die nader zullen worden bepaald in de concessieovereenkomst, ter
beschikking aan de concessiehouder in de staat en de toestand waarin het zich bevindt op het tijdstip van het ondeftekenen van de concessieovereenkomst. De stad Eeklo waarborgt bijgevolg niets met betrekking tot de gesteldheid van het openbaar domein, de stand van het grondwater, de grondvesten, de grondweerstand, de riolen, de ondergrondse leidingen of materialen die zich aldaar zouden bevinden, evenmin wat betreft de wijze waarop het openbaar domein of de aanpalende of naburige onbebouwde onroerende goederen en de aldaar bestaande of later tot stand te brengen gebouwen of inrichtingen zich in de toekomst zullen gedragen.
II.6 Overdracht van de rechten van de concess¡ehouder De concessiehouder kan de rechten en verplichtingen die uit de concessieovereenkomst voortvloeien slechts aan een derde hierna "Overnemer" genoemd - overdragen, mits voorafgaandelijk schriftelijk akkoord van de stad Eeklo.
-
Onder "overdrachf in de zin van dit aftikel zal tevens worden begrepen een fusíe en/ of splitsing, een overdracht of ínbreng van een algemeenheid of van een bedrijfstak en een overdracht van aandelen van de concessiehouder. De stad Eeklo is ertoe gehouden om in alle redelijkheid de aanvraag tot overdracht van de rechten en plichten uit de concessieovereenkomst te ondezoeken en uiterlijk binnen een termíjn van vier maanden na de ontvangst van de schriftelijke aanvraag een schriftelijk en gemotiveerd antwoord te bezorgen aan de concessiehouder. De aanvraag dient minstens te bevatten : de naam, hoedanigheid en woonplaats van de Overnemer(s), de overeenkomst "/re varietuf'aangegaan door de concessiehouder en de Overnemer(s). De stad Eeklo heeft het recht om haar goedkeuring afhankelijk te maken van het verschaffen van een bijkomende zekerheid, te stellen door de Overnemer(s), hetz'rj een derde ten behoeve van de aandeelhouders van de Overnemer(s). De stad Eeklo beslist vrij doch in alle redelijkheid over de gewenste zekerheid en het bedrag van de borgstelling. De concessiehouder draagt de bewijslast van de datum van verzendíng van de aanvraag tot goedkeuring van de voorgenomen overdracht. De stad Eeklo draagt de bewíjslast van de datum van venending van het antwoord op de aanvraag.
Blz.20
STAD EEKLO
PROVINCIE OOST-VI.AAN DEREN
Ref.: 8122-2016
BIJI.AGEN:
A : Offefteformulieren: de offerte moet minimaal de hiernavolgende documenten bevatten. Hierbij wordt verplicht volgende indeling gevolgd waarbij iedere beschrijving/nota/voorstel door de bevoegde personen ondeftekend wordt:
I. II.
Documenten m.b.t. de handtekenbevoegdheid Voorgesteld concept en plan van aanpak (gunningscriterium 1)
III
Nota waarin de mogelijkheden tot rechtstreekse financiële paÉicipatie door de inwoners en verenigingen in het proiect wordt voorgesteld en besproken (gunningscriterium 2)
IV
Nota met vermelding van maximaal percentage dat aan de stad aangeboden wordt voor paÉicipatie in het kapitaal van het consoltium of vennootschap die het warmtenet zal aanleggen en exploiteren (gunningscriterium 3)
v.
Beschrijving van andere aangeboden tegemoetkomingen en engagementen die door de kandidaat aangeboden worden aan de stad (gunningscriterum 4)
\II
Het kalenderjaar waarin gegarandeerd voor 100o/o warmte zal kunnen geleverd worden op basis van hernieuwbare energie De inschrijver geeft aan op welke wijze dit zal worden gerealiseerd (gunningscriterium
s)
VII.
Percentage hernieuwbare energie dat vanaf de staÉ van de exploitatie van het warmtenet zal ingezet worden om warmte te leveren Hierbij geeft de inschrijver duidelijk aan welke hernieuwbare bronnen onmiddellijk inzetbaar zijn (gunningscriterium 6)
Blz.2L
SÏAD
EEKLO
PROVINCIE OOST-VLAAN DEREN
B. Haalbaarheidsstudie'SamsØ in EeklØ' Zie alzonderl ijke bijlage
Blz.22
Ref.: 8122-2016
Samsø in Eeklø Haalbaarheidsstudie warmtenet Eeklo op basis van recuperatie van restwarmte in de verbrandingsinstallatie van lVM. Peter Grondelaers - Ruben Vos
CORE CVBA-so Kapeldreef 75 3001 Heverlee www.thinkcore.be
Alle rechten, waaronder het auteursrecht, op de informatie vermeld in dit document berusten bij Coöperatief Ondernemen in Rationeel Energiegebruik CVBA-so ("CORE"), Kapeldreef 75, B-3001 Heverlee, BTW BE 0845 955 806. De informatie, zoals verstrekt in dit document, is vertrouwelijke informatie van CORE. Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van CORE mag dit document niet gereproduceerd of verspreid worden noch geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor het instellen van claims, voor het voeren van gerechtelijke procedures, voor reclame of antireclame en ten behoeve van werving in meer algemene zin aangewend worden.
lnhoudsopgave 1. Inleiding
1
2.
Gegevens en aannames
2
2.1. Huidige situatie: restwarmte 2.2. Warmtenet 2.3. Verbruikers 2.4, Investeringen en opbrengsten 2.5. Energieprijzen
2 J 3
4 4
3. Warmtecaptatie
5
3.1. Methode 1 - Optimale tegendrukverhoging 3.2. Methode 2 - Beperkte tegendrukverhoging, recuperatie rookgaswarmte 3.3. Methode 3 - Beperkte tegendrukverhoging, recuperatie rookgaswarmte, implementatie van verwarmingsketel
3.4. Methode 3.5. Besluit
4.
.
5
7 8
I 9 9
Technisch 4.I.1. Consumptie 4.1.2. Warmtecaptatie 4.1.3. Duration curve 4.1.4. Warmtenet 4.1.5. Pompen
10 10 10
t2 l3
4.1.6, Aansluitingen 4.1.7. Back-up boiler 4.1.8. Buffervat 4.1.9. Tussenstations 4. 1.
l4 I4 15
l5 ,16 t6 t6 t6
10. Waterbehandeling
4.l.ll. 4.2.
Controlesysteem 4.1.12. Kosten studiebureau Financieel 4.2.I. Investeringen 4.2.2. Kosten 4.2.3. Opbrengsten
17
t7 t8
4.2.4. Rentabiliteit 4.2.5. Sensitiviteitsanalyse
4.3. 4.4.
5.
5
4 - Industriële warmtepomp
Case 1: Netwerk in antennestructuur
4.1.
5
18
20 20
Resultatentabel Conclusie case I
Case 2: Netwerk in ringstructuur
21
5.1.
2t
Technisch 5.1.1. Consumptie 5.1.2. Warmtecaptatie
2l 22
llt
5.1.3. Duration Curve
5.I.4.
22 22 23 23
Warmtenet Pompen
5.1.5. 5.1.6. Aansluitingen 5.1.7. Back-up boiler 5.1.8. Buffervat 5.1.9. Tussenstations
23 23 23
10. Waterbehandeling 5.1.1 1. Controlesysteem Financieel 5.2.1. Investeringen 5.2.2. Kosten 5.2.3. Opbrengsten 5. 1.
5.2.
5.2.4. Rentabiliteit 5.2.5. Sensitiviteitsanalyse 5.3. 5.4.
6.
Resultatentabel Conclusie case 2
25
25 25 25 27 28
Conclusie
29
A. Warmtenet case I B. Sensitiviteitsanalyse case
24 24 24 24
31 1
32
C. Warmtenet case 2
33
D. Sensitiviteitsanalyse case 2
34
1
I
lnleiding
Warmtenetten zijn aan een opmars bezig in Europa, en ook in België begint het besef van de voordelen van deze technologie te groeien. Warmtedistributie is in Vlaanderen echter nog een onbekend concept. Door het succes van warmtenetten in Scandinavië en Centraal-Europa, waar het aandeel van warmtedistributie in de warmtevoorziening meer dan 4ÙVobedraagt, neemt de belangstelling ervoor langzaammaar zeker toe. Een sterke groei van het aandeel van duurzame warmte in België is nodig om de Europese doelstellingen
voor 2020 in het eindverbruik van energie te halen. Belgiö moet tegen 2020 naar l37o hernieuwbare energie gaan. Op dit moment is het aandeel hernieuwbare energie minder dan 4Vo. Op basis van het eindverbruik is het aandeel warmte in het Belgisch energieverbruik meer dan twee keer zo groot als het aandeel elektriciteit. Zonder een forse toename van duurzame warmte is de doelstelling voor 2020 dus niet haalbaar, zelfs al zou het merendeel van de elektriciteit duurzaam worden opgewekt. Via het Vlaams Actieplan Groene Warmte wordt in Vlaanderen voor het eerst een steunmechanisme ingesteld voor de aanleg van warmtenetten. Ook de Europese Commissie legt in haar ontwerprichtlijn over energieefûciëntie een belangrijke rol weg voor warmtenetten. Door warmtenetten te voeden met de restwamte, die elektriciteitscentrales of industrie vandaag via koeltorens in de atmosfeer of het oppervlaktewater laten verloren gaan, wordt de energie-efficiënte meer dan verdubbeld. Wanneer een stad over een restwarmtebron beschikt, is het beslist een goed idee om eens te bekijken of deze restwarmte gerecupereerd kan worden. In Eeklo is er zo een restwarmtebron aanwezig, namelijk de afvalverbrandingscentrale van IVM, waar tot 18MW aan restwarmte verloren gaat bij de elektriciteitsproductie. Het doel is om deze restwarmte maximaal te benutten. Stad Eeklo, IVM, Veneco, Ecopower en REScoop gaven de opdracht een haalbaarheidsstudie uit te voeren aan CORE CVBA-so, een coöperatie van ingenieursstudenten van GROEP T met als missie de transitie naar een duurzame studentensamenle-
ving. De inspiratie voor deze studie werd gevonden in het Deense eiland SamsØ. Hier werd in I99'l beslist om de overstap te maken van fossiele brandstoffen naar plaatselijk geproduceerde energie voor elektriciteit en warmte. Op tien jaar zijn zij hierin geslaagd en tegenwoordig leveren zij zelfs meer elektriciteit naar het vasteland van Denemarken dan ze zelf verbruiken op jaarbasis. De warmte wordt opgewekt door zonne-energie en het verbranden van biomassa en wordt vervolgens tot in de huizen gebracht door middel van een warmtenetwerk.
In dit rapport worden de resultaten van deze studie toegelicht. Hierbij worden eerst de gegevens en aannames besproken. Vervolgens worden voor twee concrete netwerken, case I en case2, de technische en financiële berekeningen toegelicht en aan een kritische analyse onderworpen. Het rapport wordt afgesloten met een conclusie, waarin een algemeen besluit wordt gevormd, een kritische analyse wordt gemaakt en een suggestie wordt gedaan over hoe het project verder kan verlopen. Het principe van de beoogde restwarmterecuperatie is innovatief te noemen. Klassiek voor bestaande restwarmterecuperatie is aftap van stoom uit de stoomturbine, waardoor er beduidend minder elektriciteit geproduceerd wordt. Met deze haalbaarheidsstudie willen we de energie-efûciëntie verdubbelen met een minimaal verlies aan elektriciteitsproductie door het maximaal benutten van condensatiewarmte en restwarmte in de rookgassen.
I
2. Gegevens en aannames Hieronder wordt beschreven welke de uitgangsposities zijn van deze voorstudie, zeg maar een schets van de huidige situatie en de veel gebruikte aannames. Een aantal van deze aannames zijn gedaan naar analogie met bestaande warmtenetten, andere voorstudies en vuistregels die CORE heeft meegekregen tijdens de Summer School District Energy van IHA, Aarhus Engineering College in Denemarken.
2..1. Huidige situatie: restwarmte De huidige situatie met de grote verliespost bij de afvalverbrandingscentrale van IVM in de vorm van restwarmte wordt hier in kaart gebracht. Figuur 2.1 toont het processchema van de energiecentrale. p¡mr
I
rrcr
31,E
{00
o{Ul') | l'(Ì.llq}
1'¡1 ¿%
HVt
IGIE.
+
+
t
I :
3{51
ó7E
I iro
tStá tlr
sa
32!8
30-ütt
t
0,1 4,44 1.8
€
5(
o.er
lô0 2.ôt7
t.409
WARUENEf
qr
yó
.5r
30,r6
n7
!.ttg
T
I
64
f
3¿6
t¡t0
Tõ¡æñ-I l¿zu"o-r¡'cl
7,15 33.'l
vo€t ¡¡tGgPoIP
o.312
2ta
t.lG8
k
Figuur 2.1.: Processchema met warmtewisselaar
In de ketel wordt de warmte die vrijkomt bij de afvalverbranding aangewend om stoom te maken (5). Deze stoom gaat door de turbine waarbij kinetische energie vrijkomt en waarbij elektriciteit gemaakt wordt in de generator. In de turbine expandeert de oververhitte stoom waardoor de druk en de temperatuur van de stoom zakken, evenredig met de hoeveelheid elektriciteit die geproduceerd wordt. Aan de uitgang (9) van de turbine komt de afgewerkte stoom op een lage druk (0,1 bara) en lage temperatuur (48"C) en wordt gecondenseerd tot water (1) in de aerocondensor, waarbij een enorrne hoeveelheid energie vrijkomt, de zogenaamde condensatiewarmte. Dit condensaat wordt terug voorverwarmd (2) met behulp van een stoom aftap (10) waarna het water terug in de ketel komt om er opnieuw stoom van te maken.
2
lMw
slæm .6 M1"/
elektr¡ciÞ¡t stoom 7,3 MW Atual
kgasw
Figuur 2.2.: Sankey diagram proces IVM De energiestromen van dit proces kunnen vereenvoudigd voorgesteld worden zoals in figuur 2.2. De ketel wordt gevoed met afval aan een vermogen van 351,4W. Hiermee wordt ongeveer 7MV/ aan elektriciteit geproduceerd en gaat er 18MW aan w¿ìrmte verloren in de aerocondensor. Het rendement ligt nu dus op 20Vo. De overige hoeveelheid energie gaat verloren in andere delen in het proces onder de vorrn van
warmte.
Het is dan ook deze 1SMW aan restwarmte die in deze voorstudie op de best mogelijke manier zal aangewend worden voor de toelevering van het warmtenet. De manier waarop dit gedaan wordt, wordt verderop besproken
bij 'Warmtecaptatie' (zie hoodstuk
3).
2.2. Warmtenet In deze voorstudie is gekozen voor een 70/40 regime voor het warmtenet wat duidt op de temperaturen in het netwerk, namelijk 70oC voor de heenleiding en 40"C voor de retourleiding. Deze waarden werden in het begin vastgelegd en hebben zowel effect op de productie van warmte als op het ontwerp van het warmtenet. Een 70/40 regime is in de district heating weield een lage maar gewenste temperatuur. Huidige netwerken worden momenteel aangepast om op dit temperatuurregime te werken en nieuwe netwerken worden hierop, of zelfs op lagere temperaturen, ontworpen. Een lage temperatuur heeft als voordeel dat er minder warmteverlies in de leidingen is en dat een hogere efficiëntie wordt bekomen bij de productie van elektriciteit doordat de condensordruk lager kan zijn. Voor Eeklo waarbij er restwarmte op een lage temperatuur ter beschikking is, is dit dus de juiste keuzp. Toch is er gekozen om niet lager te gaan dan 70'C. De huidige potentiele afnemers hebben nood aan een relatief hoge temperatuur. Oudere gebouwen met een beperkte isolatie in combinatie met een klein radiatoroppervlak moeten het met 70"C kunnen stellen, anders kan dit voor een uitsluiting zorgeî in het warmtenet. Extra inspanningen (naisolatie en eventueel vernieuwing van radiatoren) zijn dan vereist en worden aangemoedigd om toch in aanmerking te komen als klant van het warmtenet.
2.3. Verbru¡kers Voor het inschatten van de consumptie werden in overleg met Ecopower een aantal aannames gemaakt voor het aandeel van de gebouwen dat mits een goede aansturing vanuit lokale overheid en projectteam aangesloten zou kunnen worden op het warmtenet. Deze worden teruggevonden in tabel 2.1. Deze percentages stellen dus het aantal afnemers per categorie voor die overtuigd moeten worden om klant te worden van het warmtenet. Een overzicht van deze aansluitingen kan gevonden worden op de kaarten in appendix A en C.
3
Tabel 2.1.: Aannames betreffende percentage te overtuigen klanten
Soort gebouw
Percentage
Gebouwen van Stad Eeklo Scholen, ziekenhuizen, rusthuizen Nieuwe industrieparken Bestaande industriële gebouwen Appartementsblokken Particulieren
1007o 8O7o
60Vo 3ÙVo
307o 30Vo
2.4. lnvesteringen en opbrengsten In deze studie werd verondersteld dat alle investeringen door een aparte vennootschap gedaan worden en dat de kosten en opbrengsten naar deze organisatie gaan. Dit is zo gekozen om de rentabiliteit van de totale investering te evalueren waarna op een later ogenblik een passende constructie kan gevonden worden om deze investering te doen. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de investeringskost in het warmtenet, of de investering in het stoomcircuit bij IVM, maar ook evenzeer de installatiekosten bij de afnemers. Een belangrijk gegeven hierbij is dat de restwarmte als gratis energiebron kan aangewend worden, uiteraard rekening houdend met de daling in elektriciteitsproductie als gevolg van de validatie van deze restwarmte. De restwarmte wordt nu immers ook gratis ter beschikking gesteld van de atmosfeer.
2.5. Energ¡epr¡¡zen De energieprijzen werden bepaald volgens het principe 'niet meer dan anders', waarmee men het volgen van de laagste gasprijs bedoelt. De prijzen die werden aangenomen voor de verkoop van warmte zijn: 40 EUR/MV/h voor KMO's en 50 EUR/lvfWh voor particulieren, beiden exclusief BTV/. Deze komen ongeveer overeen met de laagste gasprijzen in Eeklo inclusief de distributienettarieven en heffingen. Een prijs van 55 EUR/ÌVIWh werd gebruikt voor de elektriciteitsproductie van de energiecentrale. De groenestroomcefificaten van 45 EUR/lvtWh zijn immers niet meer van tel vanaf 2014 voor IVM. Het elektriciteitsverbruik van de pompen is ook aan dit tarief onderhevig doordat deze energie rechtstreeks van de gerierator kan worden afgenomen op de site van fVM. Dit tarief van 55 EUR/MWh komt overeen met de gemiddelde Belpex-prijs.
4
3. Warmtecaptatie Wat de warmtecaptatie bij IVM betreft zijn er vier verschillende methoden uitgewerkt.
3.1. Methode
1 - Optimale
tegendrukverhoging
In deze methode werd ervan uitgegaan dat de tegendruk van de turbine in de condensor kan verhoogd worden van 0,1 naar 0,386 bara. Op die manier krijgt de afgewerkte stoom die de turbine verlaat een temperatuur vanJ1oC. Na een warmtewisselaar wordt een temperatuur in het warmtenet van 70oC bekomen wat de gewenste temperatuur is in de heenleiding. Om het verlies aan elektriciteitsproductie voor IVM te minimaliseren, zou er ook nog een interne verbetering aan het proces worden doorgevoerd. De rookgassen hebben na de rookgaszuivering nog een temperatuur van 200"C, maar deze temperatuur zou verder verlaagd kunnen worden tot 150"C zonder de werking van de schoorsteen in problemen te brengen. Deze warmte zou dan gebruikt kunnen worden om de stoom aftap (10) naar de voorverwarmer te vervangen. Dit is goed tezien in figuur 3.1. Op die manier zou het verlies aan elektriciteitsproductie grotendeels gecompenseerd worden. Met de huidige turbine blijkt deze methode momenteel echter technisch niet mogelijk omdat de huidige maximale tegendruk van de turbine op 0,3 bara ligt. De impact van een nieuwe turbine op de investe¡ing en de opbrengsten is niet bekeken in deze voorstudie. Het is echter aan te bevelen om dit nader te onderzoeken.
3.2. Methode 2 - Beperkte tegendrukverhoging, recuperatie rookgaswarmte Als altematieve oplossing werd een tweede methode uitgewerkt. Het grote verschil met methode I is dat hierbij de stoom aftap (10) niet wordt afgesloten (zie figuur 3.2). De warmte uit de rookgassen wordt nu gebruikt om het water in het warmtenet nog wat bij te verwarmen na de condenserende warmtewisselaar. Het voordeel hierbij is dat de tegendruk van de turbine kan verlaagd worden in de zomerperiode . In deze periode is de warmtevraag en dus het debiet lager waardoor een hogere uitgangstemperatuur bekomen wordt met de warmte van de rookgassen. Het sluiten van de stoom aftap zoals in methode 1 is hier echter niet mogelijk waardoor er bij deze methode meer elektriciteitsverlies is. Deze constructie kan de beperking van de tegendruk van de turbine die opgedoken is in de vorige methode voor het grootste deel van het jaar oplossen maar bij een piekvraag, wanneer het debiet in het warmtenetwerk een maximum bereikt, kan de gewenste temperatuur van 70"C niet bereikt worden.
3.3. Methode 3 - Beperkte tegendrukverhoging, recuperat¡e rookgaswarmte, i m plementatie van verwarm i n gsketel Om voorgaande reden werd er een derde mogelijkheid uitgewerkt. In methode 3 wordt er uitgegaan van de situatie uit methode 2, maar wordt er nog een verwarmingsketel (boiler op figuur 3.3) in serie gezet om de beperking van de turbine te omzeilen Deze ketel heeft de taak om bij een piekvraag het water bij te verwarmen tot de gewenste temperatuur. De reden hiervoor is het hoge debiet tijdens een
5
I
Pfàmt
Tfcr
31,E
.400
0{ür) I lt(lJlq)
tw
I
t{EtËL
-+
-+
3¿3
393
2J1
32r0
u16
¡45r
I t5r8
3¿r8
1210
96*
!0¡5t
t
0,1 4.44
180
LE
L81f
4a
t4
o,9r
t¡09 97,5
2.5?t
WÀRMTENET
qr
Rod(gõsn
I
I
6.t 37.6
t.¡09
T
5.?il
tffiffi] lz¡ ¡"""
- r
o'c
l
I trcl
31,E
2:t1
321!
zttç
*+
1
- "Optimale tegendrukverhoging"
¡
393
HW
+
H
211
100
hûJÀg)
I(EIE.
0,3¿
r-t.Ð
Figuur 3.1.: Processchema methode
o(lt') I
t
7.t5 :ì:¡,r
YOE IIGSPOP
amr
€
xf 21.*
30,16
I
3151
¿'l8 3210
f .zfo 96!a
30¡5r
ß
¡
4,44
180
t,8
2.611
*
0,9t
lrat 0.9
s7,5
2.6il 1.82
WÂRt¡lTÊNET
0,r
I
w
64
t¡gt
I
37,6 5.730
IõFæE-I l¿,¡¡","-m'cl
331
Figuur 3.2.:
Ltæ
t a3f2
1,15
YO€fttcsp0E
€
.4 *6 z2I
30,16
211
k
Processchema methode 2 - "Beperkte tegendrukverhoging, recuperatie rookgaswarmte"
6
Pfbs¡al
I
o(trl I
34,8
Tfcr
{00
qH¡le)
Ì{yv
!\3
3CI
2,?1
3210
2t't6
IGIE-
+
-+
I
t 7.57E
31,51
f.zla 961
?218
3oJtl
I
0,3
4,4
180
t,8
2.811
t¡s
69,r
t2.71
+lr
BOITER
WA-RMTENET
t
##l
w
84
I
316 5.730
0,372
7,t5
33t
!rð
vo€tx{GEPo$
214
H
Figuur 3.3.: Processchema methode 3 - "Beperkte tegendrukverhoging, recuperatie rookgaswarmte, implementatie van verwarmingsketel"
grote warmtevraag waardoor de warmte van de rookgassen een kleinere temperatuursverhoging zal ver' oorzaken. Tijdens deze momenten zal een verwarmingsketel bijspringen en de temperatuur hierdoor nog enkele graden hoger brengen naar de gewenste 70'C. Op het schema in figuur 3.3 wordt duidelijk hoe de verwarmingsketel verwerkt is in het schema. Deze ketel kan naast bijstook ook dienst doen als back-upketel. De volgorde van de energiebronnen die worden aangesproken om de temperatuurverhoging te bekomen is: eerst wordt alle beschikbare energie uit de rookgassen gehaald, daarna wordt indien nodig de tegendruk verhoogd tot zijn drempelwaarde en pas daarna wordt de verwarmingsketel aangesproken. Op figuur 3.4 wordt dit duidelijk. De onderste lijn geeft de temperatuur weer wanneer het condensaat aan de huidige tegendruk wordt gebruikt om het warmtenet te verwarmen. De middelste lijn geeft de temperatuur weer die wordt gerealiseerd door het recupereren van de warmte van de rookgassen. In de winter is die lager doordat de warmtevraag eî dus het debiet hoger is. De bovenste lijn geeft de temperatuur weer nadat ook de tegendruk verhoogd wordt, zoveel als nodig en mogelijk. Tijdens een piekverbruik van een paar honderd uur per jaar zal dit niet voldoende zijn en wordt de ketel ingeschakeld om de gewenste temperatuur van 70oC te behalen. Hieruit blijkt duidelijk dat de ketel slechts een klein deel van de warmtecaptatie op zich neemt. Wanneer (in de winter) een temperatuur van bijvoorbeeld 75'C nodig blijkt te zijn enlof wanneer de piekwarmtevraag sporadisch boven de beschikbare 18MW stijgt, wordt de rol van deze ketel belangrijker.
3.4. Methode 4 - lndustriële warmtepomp In
deze methode wordt een warmtepomp aangewend om de energie van een warmtebron op een lage temperatuur over te brengen naar een verwarmingskring op een hogere temperatuur. In de meeste toepassingen wordt er warmte gebruikt van de grond, water of buitenlucht. Bij een mechanische warmtepomp is er een compressor in het warmtepompcircuit, die minder elektriciteit verbruikt naarmate de COP
7
Validering restwarmte 75
70
-65 "g 5so
HuidigetsrlPefeúur
E
girBtegenúuk t¡VarmÞ -.** rækgassen -Vefh ...+ Bijsook kÉel
Ë. ss E
l
'50 45 .fO
O
1O0O
20ffi 3Om ,rc(P sOm ffi
7Om
80æ
Branduren {u/j}
Figuur 3.4.: Validering restwarmte methode
3
stijgt. De COP (Coefûcient Of Performance) geeft de verhouding aan waarmee nuttige warmte wordt geproduceerd (uit de warmtebron op lagere temperatuur) ten opzichte van energie die de warmtepomp vraagt. Een industriële warmtepomp kan op de plaats van de warmtewisselaar komen waarbij de restwarmte van de turbine wordt aangewend als warmtebron van de warmtepomp om daarmee het water aan de district heating kant te verwarmen tot de nodige 70"C. De volledige temperatuursverhoging bekomen met een warmtepomp kost echter meer aan elektriciteit dan het gemiddelde elektriciteitsverlies dat wordt veroorzaakt door de tegendruk te verhogen. Een andere optie is een thermische warmtepomp waarbij als warmtebron op hoge temperatuur voor aandrijving van de warmtepomp de rookgaswarmtewisselaar wordt gebruikt. Dat wil echter niet zeggen dat een industriële warmtepomp niet nuttig kan zijn. In de zomer zou het bijvoorbeeld gunstiger zijn om een warmtepomp in te schakelen omdat het energieverbruik hiervan afhankelijk is van het geleverde thermisch vermogen terwijl het verhogen van de tegendruk dit niet is. Zo kan er een optimum gekozen worden tussen verhoging van de tegendruk en inschakeling van de warmtepomp waarbij deze in de winter de functie van de verwarmingsketel van vorige methode kan overnemen. Een toepassing verderop in het netwerk, in een substation, is ook mogelijk. Op deze manier kan het netwerk geoptimaliseerd worden om de centrale temperatuur zo laag mogelijk te houden en kan toch worden voorzien in de noden van huizen met een hoge temperatuur verwarming. Andere mogelijkheden zijn een seizoensgebonden temperatuur variatie en het gebruik van een industriële warmtepomp als regelend orgaan van het elektriciteitsnet.
3.5. Besluit Na afweging wordt voor de warmtecaptatie gekozen voor methode 3 (zie figuur 3.3), waarbij er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van de rookgassen, waarna de tegendruk in de condensor zoveel als nodig en mogelijk wordt verhoogd en tijdens de piekuren een verwarmingsketel wordt ingeschakeld. Deze oplossing is minder optimaal dan de eerste twee methodes maar wel één die zeker mogelijk is. Tijdens de verdere studie wordt duidelijk dat het gebruik van de verwarmingsketel zeer beperkt blijft.
8
4. Case 1: Netwerk in antennestructuur Case I omvat een netwerk waarbij de westelijke en zuidelijke zijde van Eeklo van warmte wordt voorzien met een netwerk in antennevorm. In appendix A bevindt zich een kaart van Eeklo waarop het netwerk getekend is.
4.1. Technisch 4.1.1. Consumptie Voor het bepalen van het totale verbruik wordt als volgt te werk gegaan: de grootverbruikers van de stad Eeklo (industriezones, scholen, verzorgingstehuizen) worden in kaart gebracht en hun verbruik wordt ingeschat aan de hand van benchmark tabellen voor bestaande gebouwen. Met behulp van de GlS-kaart van Eeklo, Google Maps en Google Street View wordt de verwarmde vloeroppervlakte ingeschat. Het product van het energieverbruik per vierkante meter en deze oppervlakte geeft een goed beeld van de warmtebehoefte. Voor appartementsblokken wordt uitgegaan van een gemiddeld verbruik van l2MWh per appartement, voor de sociale woningen met laagenergie-standaard lONIWh en voor bestaande particuliere woningen 23MWh. Voor elk gebouw apart kan er een grote afwijking bestaan maar de som van het geheel zal relatief goed uitgemiddeld zijn. Vervolgens worden de gebouwen die dicht bij het netwerk liggen aangesloten volgens de eerder vermelde aannames (tabelz.I). Op deze manier wordt het totale verbruik aan warmte berekend, rekening houdend met de tarifering van aardgas op de onderste verbrandingswaarde en een gemiddelde ketelefficiëntie van g\Vo wat overeen komt met een hoogrendementsketel en een netwerkrendement van 90Vo. Op deze wijze wordt een totaal verbruik van 62GWh thermisch bekomen. De verdeling tussen de verschillende categorieën kan teruggevonden worden in tabel 4.1. Hieronder een overzicht van de grootverbruikers waarbij tussen haakjes het aantal aangesloten gebouwen wordt vermeld:
. Gebouwen
van Stad Eeklo: sporthal, zwembad, stadsdiensten, brandweer, politiekantoor en sociale woonwijken van ongeveer 70 woningen per wijk
.
3
Scholen en rusthuizen: OLV college, verplegersschool, rusthuis Sint-Elisabeth, rusthuis AYZ. appartementen oud ziekenhuis
I - "Netwerk in antennestructuur" Jaarlijks verbruik (MWh)
Tabel 4.1.: Jaarlijks verbruik van grootverbruikers case
Soort gebouw Gebouwen van stad Eeklo Scholen en rusthuizen Nieuwe industrieparken Bestaande industriële gebouwen Appartementsblokken Particulieren
9
8 300
20 000 13 900 l5 200 2 l2O (200 appartementen) 2 300 (l l2 woningen)
' .
Nieuwe industrieparken: Industriezone Balgerhoeke (36), de uitbreidingen van de industrieparken Kunstdal (5) en Nieuwendorpe (8) en de aaneensluiting van industriezone Kunstdal en Nieuwendorpe (12). Bestaande industriële gebouwen: industriezone Kunstdal (9) en Nieuwendorpe (14), Ramaco en het winkelcentrum
4.1.2. Warmtecaptat¡e I wordt 2l7MV/h aan aardgas verbruikt voor bijstook met de verwarmingsketel wat neerkomt op slechts 0,4Vo vande totale warmteverkoop. Het productieverlies van de stoomturbine blijft beperkt tot Voor case
2800MWh wat neerkomt op 4,4Vo van de totale elektriciteitsproductie. De kostprijs van deze warmtecaptatie bedraagt ongeveer €925A aan aardgas en €155200 aan de verminderde elektriciteitsproductie. De investeringskost hiervan wordt geraamd op €300000 voor de nodige aanpassingen aan de installatie bü IVM. De kosten van de warmtewisselaars, voor de uitgaande stoom en voor de rookgassen, worden geraamd op €150000 per stuk. Dit geeft een veilige schatting van €600000 voor de nodige investeringskost voor de warmtecaptatie.
4.1.3. Duration curve Een duration curve of een jaarbelastingscurve is een goede manier om het verbruik en de productie van warmte voor te stellen. Zowel de consumptie als de productie wordt hierop van groot naar klein geordend waardoor men een beter overzicht krijgt dan wanneer men gebruik zou maken van een jaarprofiel. Om deze duration curve te bekomen werd het eerder bekomen totale verbruik van dit netwerk uitgezet ten opzichte van een duration curve van een bestaand district heating netwerk in Denemarken. Op de grafiek
uit figuur 4.1 valt meteen op dat voor case I de beschikbare 18MW aan restwarmte voldoet, zelfs bij piekverbruik. Dit wil echter niet zeggeî dat er nooit een verbruik zal worden opgetekend hoger dan deze lSlVtW aangezien in deze duration curve reeds een buffervat is verwerkt waardoor de pieken wat worden afgevlakt. Ook in dit netwerk zal dit zo gebeuren waardoor aan de productiezijde geen hoger vermogen dan die lSMW moet geleverd worden, in een gemiddeld jaar uiteraard. Wanneer dit wel het geval is, zal de verwarmingsketel voor dit extra vermogen instaan.
De bovenste lijn, het maximale verrnogen dat beschikbaar is als restwarmte, wordt weergegeven om de consumptie van dit netwerk in perspectief te zien met de beschikbare warmte. De benutting van de restwarmte ligt hier op 39Vo. De benutting van het piekvermogen bedraagt 93Vo tijdens de koudste dagen van het jaar. l00%o mag hier zeker niet als een maximum beschouwd worden, aangezien deze piek eenvoudig kan opgenomen worden door de bijstook- en back-up verwarmingsketel. Het piekvermogen komt immers maar een beperkt aantal uren per jaar voor waardoor het aandeel van deze bijstook zeer klein blijft.
4.1.4. Warmtenet Om de optimale lay-out van het netwerk te bepalen, werd er eerst een overzicht gemaakt van de grootverbruikers in Eeklo. Er werd gekozen om eerst op hen te focussen omdat er op die manier veel minder klanten overtuigd moeten worden om aan een bepaald vermogen te komen en omdat de kost van een nieuwe aansluiting voor grotere gebruikers in verhouding kleiner is. Dit maakt het netwerk meer rendabel.
Vervolgens werd er een netwerk uitgewerkt dat de meeste van deze verbruikers verbond. Hierbij werd geprobeerd om zoveel mogelijk langs gemakkelijk te bewerken terreinen te gaan (zoals langs het kanaal en openbaar domein) en werd er voor gezorgd dat er nergens een privéterrein werd doorkruist, ook al
l0
Duration curve: case 1 20 18
Ë16
Eru
Ê" Eto
.#Re*warmte
!e
+Warmtevraag
t8 J¡ f
Ê4 2
o o
zOCI]
¡lOü¡
6{]æ
Stxn
10æ0
Branduren {hl
Figuur 4.1.: Duration curve case I betekende dit soms een kleine omweg. Daarna werden volgens de percentages die vermeld staan in tabel 2.1, willekeurig enkele mogelijke klanten aangeduid.
Om het netwerk te dimensioneren werd een bottom-up approach gebruikt. Dit houdt in dat er achteraan in het netwerk wordt vertrokken en zo iaar het hoofdstation wordt toegerekend. In het geval van case 1 bevindt het verste punt zich op de plaats waar momenteel het zwembad is. Bij de bepaling van de benodigde diameter van de leidingen zijn 2 parameters belangrijk: het maximale gewenste drukverlies van het water en het debiet. Het drukverlies per lopende meter, dat veroorzaakt wordt door de snelheid van het water, wordt beperkt om enerzijds het benodigde pompvermogen laag te houden en anderzijds om ruimte voor uitbreiding van het netwerk over te laten. Het benodigde verrnogen van elke klant werd reeds bepaald in 4. 1. 1. Met deze gegevens kan de eerste leiding bepaald worden. Een belangrijke eigenschap om rekening mee te houden in de berekeningen is de gelijktijdigheidsfactor of simultaneity factor. Deze neemt in beschouwing dat, wanneer je met vele aansluitingen zit, de piekvraag van elk huis wordt uitgemiddeld, omdat de kans heel klein is dat er in elk huis op hetzelfde moment bijvoorbeeld gedoucht wordt. Dit effect is goed te zien op figuur 4.2.
Door vervolgens elke zijtak, rekening houdend met de simultaneity factor, te combineren met de reeds berekende tak, bekomen we uiteindelijk overal de benodigde diameter. Deze varieert in dit geval van 10mm voor de sociale woningen aan het einde van het netwerk tot 300mm aan het hoofdstation. Voor de pr4zen werd een bron uit de Summer School District Energy in Denemarken gebruikt. De gebruikte prijzen bevatten GIS services (geografische informatiekaarten), materiaalkosten, graafwerken, leidingwerken en herstellingswerken. Rekening houdend met dit alles, bekomen we een totale kostprijs van €12,6 miljoen. Dit werd vergeleken met een richtwaarde voor warmtenetwerken van 250 EUR/m. Het netwerk uit case I bedraagt 22285m geisoleerde buis. Hieruit volgt een gemiddelde prijs van 282 EUR/m. De iets hogere prijs is te verklaren doordat het een groot netwerk betreft met vooral grote afnemers en hierdoor is de gemiddelde leidingdiameter, en dus ook de kostprijs, hoger. Daarnaast is dit netwerk licht overgedimensioneerd om de pompkosten laag te houden en ruimte te laten voor toekomstige uitbreiding van het net.
Er dient nog opgemerkt te worden dat de leidingen tot een bepaalde diameter in dezelfde isolatie vervat
ll
åa
¡!
à
T
t
t
E
6
g gr)
Brtiu
\ \ nw
lo
zo
30 q
¡10
n: Numùcr of büiHings
JO
(t ps)
Figuur 4.2.: Simultaneity factor. Waarbij DIIW = Domestic Hot Water (sanitair warm water)
Figuur 4.3.: Leidingtypes
zitten, zoals te zien is in ûguur 4.3. Hierdoor zijn de leidingen makkelijker te leggen en nemen ze minder plaats in.
4.1.5. Pompen Stromend water door leidingen geeft een drukverlies door de wrijving van het water tegen de buizen. Dit drukverlies wordt door enkele maatregelen binnen de perken gehouden, dit enerzijds door gladde buizen met lage weerstand te gebruiken, door een lichte overdimensionering van de leidingen waardoor de snelheid van het water en dus het ook het drukverlies lager ligt en door een optimalisering van de pomplay-out. In plaats van één centrale pomp is er gekozen voor de implementatie van meerdere kleinere pompen verderop in het netwerk (boosterpompen) waardoor de benodigde druk verdeeld wordt over de verschillende pompcentrales. Dit geeft een belangrijke energiebesparing aangezien het debiet verderop in het netwerk lager ligt dan in de centrale pomp. Het vermogen van een pomp wordt immers bepaald door het product van de opvoerdruk en het debiet.
Dit brengt echter
een meerkost voor de investering met zich mee dus zal er een optimum moeten gezochr.
worden in deze verfijning. In deze studie werd gebruik gemaakt van een centraal station, 3 tussenstations
t2
2
Figuur 4.4.zLife cyclecostpompenGrundfos. Waarbij:
1.
Initialcost-2. Maintenancecost-3. Energycost
en een extra pompstation voor een lange zijtak in de industriezone Nieuwendorpe. De opvoerdruk van de pompen wordt op deze manier ongeveer maximaal 2 bar.
Per station is de maximum en minimum druk en debiet berekend. Aan de hand van deze berekeningen en met de pompkarakteristieken van Grundfos hebben we de pomptypes bepaald.
Energiekosten
Om de energiekost te bepalen zijn de vermogens bepaald op basis van het debiet dat
volgt uit de duration curve. Naarmate de warmtevraag stijgt, stijgt immers het debiet in de leidingen. Voor voorgaande opstelling komt dit op een jaarlijks verbruik van 167MWh met een pomprendement van707o wat neerkomt op een jaarlijkse kost van €9200 aan elektriciteit.
lnvesteringskosten Er is telefonisch contact geweest met Grundfos voor de kostprijs van de pompen. In elk pompstation is er steeds een redundante pomp aanwezig. De totale investeringskost komt dan uit op €289000. De levensduur van de pompen wordt geschat op 20 jaar. Onderhoudskosten
Aan de hand van de life cycle cost equation zoals te zien op figuur 4.4 werden
de onderhoudskosten bepaald. Voor pompen van Grundfos zien we dat de onderhoudskosten ongeveer de helft zijn van de investeringskosten. Dit komt neer op €7200 op jaarbasis. In deze studie ligt de energie-
kost veel lager dan hieronder afgebeeld wat toe te schrijven is aan de optimalisering van de pomplay-out, het feit dat deze pompen ontworpen zijn op het piekverbruik en door de lage energiekost rechtstreeks aan de generator.
4.1.6. Aansluitingen Het warmtenetwerk is berekend tot aan de gebouwen. De aansluiting van de gebouwen komt bovenop de kost van het aanleggen van het warmtenet. Deze kosten zijn enerzijds de kostprijs van de warmtewisselaar inclusief warmteteller (figuur 4.5) die het verwarmingstoestel vervangt en de werkuren om dit aan te sluiten. De aansluitingskost bij de klanten is sterk afhankelijk van de grootte van de installatie. Voor elke aansluiting werd op deze manier de kost bepaald. Dit komt neer op ongeveer €2,7 miljoen Het is echter de bedoeling om de installaties te laten plaatsen door personeel van het warmtenet en dus niet uit te besteden aan een externe firma. Om die reden wordt er geschat dat dit 30Vo goedkoper kan uitgevoerd worden. Daardoor komt de totale kost op ongeveer €1,9 miljoen. Jaarlijks zal elke klant via zijn warmtefactuur een kleine vaste kost moeten betalen voor de huur van de installatie. Dit komt op een totaal van €93000 voor het eerste jaar.
13
(
Figuur 4.5.: a) Straatconnectie - b) Thuisinstallatie bij warmtenetwerken Tabel 4.2.¿ Investerings- en brandstofkosten back-up boiler case I
Inversteringskost(€) Jaarlijksebrandstofkost(€) Stookolie Gas
Pellets
l
670000 170 000
40 000 30 000
3 350 000
24000
l
4.1,7, Back-up boiler In een DH-netwerk is om 2 redenen een back-up boiler nodig. Ten eerste om in de winter, wanneer door de installatie van IVM niet aan de piekvraag kan worden voldaan, het water nog bij te verwarmen tot de gewenste 70'C. Ten tweede is het altijd nodig een back-up boiler te hebben voor het geval dat de centrale van IVM, om welke reden dan ook, geen warmte kan produceren.
De analyse is opgebouwd uit 2 delen: enerzijds het benodigde vernogen en anderzijds de hoeveelheid brandstof om een bepaalde periode te kunnen overbruggen zonder bij te vullen. Uit de duration curve valt af te leiden dat de boiler een vermogen moet hebben van 17MV/. Omdat case I een relatief klein netwerk is, is er in de winter nooit het probleem dat er niet aan de piekvraag kan worden voldaan. Om gedurende een panne van 4 dagen een gemiddeld vermogen van 7MW te kunnen leveren, is wel 678MWh nodig. Er is in deze studie geen rekening gehouden met gepland onderhoud aan de verbrandingscentrale. Dit dient uiteraard in de mate van het mogelijke steeds in de zomer uitgevoerd te worden waardoor de energiekost van de verwarmingsketel binnen de perken
blijfr. De kosten voor elk type brandstof zijn terug te vinden intabel4.2.
Hieruit volgt dat gas economisch veruit de beste keuze is voor een back-upketel die weinig draaiuren zal realiseren. Het is niet alleen veel goedkoper als investeringskost, maar biedt ook het voordeel van snelle opstart en lage emissies.
4.1.8. Buffervat Een buffervat heeft bij een warmtenet een tweevoudige functie. Enerzijds zal het inspringen voor de volledige warmtevoorziening wanneer er een plots defect zou voorkomen dat de warmteproductie stillegt. Op deze manier kan een staÍ-up van de back-up boiler worden voorbereid of in sommige gevallen zelfs worden vermeden. Er werd gekozen voor een overbruggingstijd van minstens I uur, dus wordt dit berekend op het koudste uur. Daarnaast zal dit ook instaan voor het bufferen van het grillige consumptieprofiel waarbij korte piekvermogens hoger dan lSN4W gehaald worden. Hier zijn verschillende mogelijkheden zoals het uitmiddelen van de warmtevraag op dag- of weekbasis. Er werd uiteindelijk
t4
Tabel 4.3.: Investeringskost substations case I
f-'l f"ttpq 180 000 180 42000 42 32 32 000 22000 22
Opp"*t"n"
Hoofdstation I 2 3
Tussenstation Tussenstation Tussenstation
gekozen om dit te beperken tot het leveren van het verschil in vermogen tussen piekuren in de winter en de beschikbare 18MW. Tijdens minder kritieke uren, meestal 's nachts, zal er terug overproductie zîjn, aatgezien de verbrandingsoven volcontinu werkt, die wordt gebruikt om de buffertank te hervullen. Op deze manier kan de benuttingsgraad van de restwarmte worden verhoogd en het gebruik van de verwarmingsketel op gas worden beperkt, omdat dit zowel ecologisch als economisch de minst gunstige oplossing is door het gebruik van aan te kopen fossiele brandstof. Voor de berekening hiervan werd gebruik gemaakt van verbruiksproûelen van Cogen Vlaanderen met de opsplitsing tussen particuliere verbruikers en kantoren/scholen. Bij het bekomen van de duration curve van eerder is reeds een buffer toegepast om de pieken af te vlakken, vandaar het gebruik van een ander verbruiksprofiel om de vereiste grootte van buffer in te schatten.
Met deze werkwijze bedraagt de nodige buffercapaciteit respectievelijk 28 en 24MWh voor de verschillende doeleinden. Er is dan een buffervat nodig van ongeveer 1500m3. Dit is bijvoorbeeld een vat van lOm in diameter en ongeveer 19m hoog. Dit klinkt enorrn maar bij bestaande warmtenetten is dit zeer normaal. Het kostenplaatje daarvan bedraagt €219 000 bij een prijs van 150 EUR/m3 installatiekost voor grote district heating buffervaten.
4.1.9. Tussenstations Zoals al eerder vermeld in 4. 1.5, zijn er in het netwerk enkele tussenstations aanwezig. Het eerste station bevindt zich op de terreinen van IVM. In dit hoofdstation staan de back-up boiler en de 3 eerste pompen. Verder is hier ruimte voorzien voor het stockeren van reseryeonderdelen. Het buffervat bevindt zich ook op dit terrein, maar staat niet in het hoofdstation en is dus niet bij de oppervlakte hiervan geteld. In de daaropvolgende stations staan respectievelijk 4,3 en 2 pompen. De gemiddelde bouwprijs van een tussenstation bedraagt 1000 EUR/m2 voor de beschutting, exclusief het materieel zoals pompen. De oppervlakte van elk station is gebaseerd op basis van de oppervlakte van de pompen en de eventuele verwarmingsketels. Dit geeft uiteindelijk de kosten zoals te zien in tabel 4.3. Dit brengt de totale investeringskost op €276000.
4.1.10. Waterbehandeling Het water in een DH-netwerk moet behandeld worden om corrosie en verstoppingen te vermijden. Daarom wordt het water onthard en wordt het water basisch (pH = 9,5) gemaakt. Verder moet er verrneden worden dat er O, en Nr-gas in de leidingen komt.
De investeringskost bestaat uit de waterzuiveringsinstallatie zelf en de benodigde chemische producten om het water, waarmee het netwerk voor de eerste keer wordt gevuld, te behandelen. Deze kosten worden geschat op respectievelijk €40000 en€27400. Verder zijner nog de operationele kosten. In het hoofdstation wordt voortdurend een deel van het water omgeleid naar de waterbehandelingsinstallatie. De kosten van de chemische producten voor deze behandeling worden geschat op €4200 per jaar.
l5
Tabel 4.4.: Overzicht investeringskosten case 1
Kostprijs
(€)
Warmtenet Aansluitingen klant Energiemeters Aanpassingen IVM Warmtewisselaars Back-up boiler (gas)
-12 557 800 -l 866 500
Buffervat
-2r9 200
Studiebureau Pompen Tussenstations
-350 000 -288 900
Waterbehandeling Controlesysteem
-67 400 -300 000 -17 827 000
Totaal
-129 900
-300 000 -300 000
-r t71400
-276000
4.1.11. Controlesysteem Om een DH-netwerk te kunnen beheren en monitoren, zijn er verschillende apparaten nodig. Zo zitten er in elke leiding sensoren die de temperatuur en het debiet van het water meten en die in geval van een fout, een signaal sturen naar het hoofdstation. Ook zitten er op verschillende plaatsen kleppen om delen van het netwerk af te sluiten, bijvoorbeeld bij onderhoud of defecten. Verder zijn er nog de pompen en back-up boilers in de tussenstations. Al deze apparaten en sensoren moeten aangestuurd en/ofuitgelezen kunnen worden in een centraal controlecentrum. Meestal gebeurt deze verbinding via een draadloze 3G-verbinding. We gaan er bij deze voorstudie van uit dat de prijzen van de sensoren reeds bevat zitten in de kosten van de leidingen. De kosten van de communicatieapparatuur bij de pompen en boilers zijn verwaarloosbaar.
Om een schatting te maken van de investeringskosten van het monitoringsysteem zelf, hebben we contact gehad met National Instruments. ,Op basis hiervan is de investeringskost geraamd op €300000 voor hardware en programmeerwerk samen.
4.1.12. Kosten studiebureau De kosten voor het uiteindelijke ontwerp zijn moeilijk te bepalen, daarom werden ze gebaseerd op twee bestaande studies, namelijk de studies in Genk en Antwerpen. Ook al zijn beide studies slechts haalbaarheidsstudies, toch kunnen we ons op basis hiervan een beeld vorrnen van wat het ontwerp van het warmtenet zal kosten. Zo wordt uiteindelijk de kostprijs voor de studie in Eeklo op €350000 geraamd.
4.2. Ftnancieel 4.2.1. lnvesteringen Tabel 4.4 geeft een overzicht van de investeringskosten. De totale investeringskost bedraagt afgerond €18 miljoen, waarbij het warmtenet wordt afgeschreven op 30 jaar, de gebouwen op 20 jaar en de installaties en machines op 10 jaar.
t6
Tabel 4.5.: Overzichtjaarlijkse kosten case I
Kost
(€)
Brandstof boiler
-39 700
Electriciteitskosten pompen Electriciteitsverlies IVM
-9 200 -155 200 -120 000 -100 000 -250 000
Personeel
Administratie Onderhoud warmtenet Waterbehandeling Onderhoud
-4200 -7 200 -685 500
Totaal
4.2.2. Kosten De jaarlijkse kosten voor de uitbating van het warmtenet zijn weergegeven in tabel 4.5. De totale jaarlijkse kost bedraagt ongeveer €700000 volgens de aangenomen prijzen en berekeningen. Voor het personeel werd er €120000 geschat voor één technisch geschoolde werknemer en één bediende. Daarnaast kan de technische ondersteuning in samenwerking met IVM gebeuren, gezien hun kennis en expertise. De administratie kan tevens worden uitbesteed aan bijvoorbeeld Ecopower omwille van hun ervaring als coöperatieve energieleverancier.
Voor de onderhoudskosten aan het netwerk, materiaal en uitbestedingen, wordt een jaarlijkse kost van €250000 gerekend. Dit is gebaseerd op praktijkwaarden van het warmtenet van Roeselare dat ondertussen ongeveer 25 jaar oud is waardoor dit als een veilige schatting mag beschouwd worden. De eerste drie jaarlijkse kosten zijn onderhevig aan de desbetreffende stijging van de energieprijzen en de andere kosten zijn onderhevig aan de inflatie van gemiddeld2,57o.
4.2.3. Opbrengsten De opbrengsten kunnen afgelezen worden uit tabel 4.6 met een totaal van €2,4 miljoen. Zij beslaan
uit enerzijds de verkoop van de warmte waarbij het verbruik gefactureerd wordt op basis van de huidige laagste gasprijs in Eeklo en anderzijds een vaste kost als leasingskost van de thuisinstallaties. Deze laatste is gebaseerd op de redenering dat de klant niet moet opdraaien voor de investeringskost bij de aansluiting, deze investering wordt gedragen door het warmtenet waardoor het beheer van de afnamepunten in eigen handen blijft. De aansluiting wordt niet rechtstreeks aangerekend aan de klant, maar wel verspreid over het leveringscontract of de levensduur van deze installatie. Deze installatie vervangt een verwarmingsketel die elke I 5 tot 20 jaar wordt vervangen en de kostprijs komt hier ook mee overeen.
Tabel 4.6.: Overzichtjaarlijkse opbrengsten case 1
Opbrengsten Verkoop warmte
Huur thuisinstallaties Totaal
(€)
2 300 000 93 000 2 400 000
Naast deze inkomsten uit de verkoop van warmte kunnen er volgens de huidige richtlijnen gedurende de eerste 10 jaren ook warmtekrachtcertificaten bekomen worden. In de eerste jaren hebben deze een waarde van ongeveer €950000 per jaar waarna deze afnemen tot €400000 in jaar 10. De totale steun van deze ondersteuningsmaatregel komt op €7,6 miljoen. De certiflcaten worden berekend op basis van
t7
de zogenaamde relatieve energiebesparing die stijgt naarmate de totale efficiëntie van de installatie stijgt.
De certificaten hebben een minimumwaarde van verder in detail besproken.
3l EUR/MWh.
De berekeningswijze wordt hier niet
4.2.4. Rentabiliteit Om over de rentabiliteit van deze investering te kunnen oordelen is er een financiöle analyse opgemaakt. De gecumuleerde cashflow kan worden afgelezen in figuur 4.6.
Cumulated Cash Flow case
1
1{X}
Ç* o åæ E ;40 E 6 E
go
,l
5 I
10
15
20
25
30
35
,lt)
45
-ro -.K)
laren
Figuur 4.6.: Gecumuleerde cash flow voor case I Met de eerder aangehaalde aannames bedraagt de terugverdientijd minder dan 10,5 jaar, wordt er een IRR (Internal Rate of Return) bekomen van9,77o en bedraagt de netto contante waarde (NCV/ of NPV) bij een RRR (Required Rate of Return) van 6Va,tevens het maximum dividend voor een erkende coöperatie,
€11,1 miljoen. Indien de investering gedaan wordt door een coöperatie, is ook de inbreng van hetjaarlijkse dividend als kosten een interessant gegeven waarmee de IRR van de investering stijgt tot ll, %o.
De knik die men ziet in jaar 20 is een nieuwe reeks van investeringen. Dit zijn alle installaties en machines zoals pompen, thuisinstallaties en energiemeters.
4.2.5. Sensitiviteitsanalyse Om te onderzoeken hoe gevoelig deze resultaten zijn aan de verschillende aannames werd een beperkte sensitiviteitsanalyse uitgevoerd. Volgende parameters werden hierbij geëvalueerd: evolutie energieprijzen, geleidelijke instroom van het klantenbestand, veranderingen in de regelgeving voor ondersteuningsmaatregelen, verlaging van de energievraag door energiebesparing en verandering in klantenbestand.
In de grafiek van figuur 4.7 is de gecumuleerde cash flow weergegeven voor deze verschillende simulaties. In appendix B kan een grotere afbeelding gevonden worden van deze analyse. Hierna worden deze scenario's kort uitgelegd:
l8
Sensitiviteit case 1
60
ren8r¡o
-Bæis
lnstræm
-Onmiddel¡Jke 10jâaf
!co ¡¿ a åg
-lffitr@m
2%
groene wârmte
È'o
-Steun subsidles -Gæn gasprijs : 2 96
?o t
-St¡¡ging
gilprris
-stt¡gnc
gaspfifs = 69ó
-!
:o 25
15
3{)
35
-stijginS ¡¡O -Warmtenet
= 096
209É d
2096
uurder
gædkoper
-Wârmtenet câç
-worstcåç -20
-Best
4{)
,aae¡
Figuur 4.7.: Gecumuleerde cash flows van sensitiviteitsanalyse case I
. Basis scenario: De initiële situatie met een instroom van het klantenbestand op 5 jaar beginnend meÍ 50Vo initieel, aanspraak op warmtekrachtcertif,caten, een stijging van de gasprijs van37o en continue verkoop (bespaarde energie bij de ene klant wordt gecompenseerd door instroom van nieuwe klanten). Een huidige gasprijs van 40 en 50 EUR/MWh wordt gebruikt voor respectievelijk grootverbruikers en particulieren. Voor de elektriciteitsprijs wordt een gemiddelde Belpex-prijs van 55 EURA4Wh aangenomen.
.
Onmiddellijke instroom: Dit is de situatie waarbij vanaf het eerste jaar elke verbruiker warmte afneemt.
. Instroom L0 jaar: De instroom van het klantenbestand gebeurt lineair over l0 jaar. . Renovatiegraad2%ozElkjaarwordl2%ovanhetwoningbestandgerenoveerdwaarbijeenenergiebesparing van 5O7o wordt gerealiseerd. De overige parameters van het origineel blijven behouden.
. Steun groene warmte: De steun voor groene warmte wordt bekomen bovenop de warmtekrachtcertificaten. Er wordt gerekend met een prijs van 3 EUR/MWh in plaats van het huidige EUR/MV/h voor grootschalige installaties.
.
6
Geen subsidies: De situatie waarbij alle subsidies of ondersteuningsmaatregelen komen te vervallen.
. Stijging gasprijs
2%oz
De stijging van de gasprijs bedraagt slechts 27o. Dit is lager dan de inflatie
(=2,5Vo).
. Stijging gasprijs ÙVoz De gasprijs blijft constant gedurende 40 jaar. . Stijging gasprijs 67o: De gasprijs stijgt aan 6Vo per jaar. . Warmtenet 20Vo duurder: Het warmtenet is 207o duurder dan een warmtenet
in Denemarken
enlof het netwerk is ondergedimensioneerd.
. Warmtenet2ùVo goedkoper: Het warmtenet is 2OVo goedkoper dan een warmtenet in Denemarken en/of het netwerk is overgedimensioneerd.
t9
. .
Worst case: Stüging van de gasprijs gelijk aan ÙVo,warmtenetis20Vo duurder, een renovatiegraad van 2Vo zonder uitbreiding van het netwerk, geen subsidies en een instroom van 10 jaar. Best case: Stijging van de gasprijs gelijk aan 6Vo, warmtenet is 20Vo goedkoper, energiebesparing wordt gecompenseerd door een uitbreiding van het netwerk, aanspraak op zowel warmtek¡achtcertificaten als steun voor groene warmte en een onmiddellijke instroom.
Uit deze analyse kunnen we concluderen dat de meeste parameters slechts een kleine invloed hebben op zowel de terugverdientijd als op de net present value. De enige parameter die echt effect kan hebben op de rentabiliteit is de evolutie van de gasprijs, vermits de facturatie van de geleverde warmte gebaseerd is op het principe "niet meer dan anders". Enkel indien de gasprijs gedurende 40 jaren constant blijft zal deze investering onaantrekkelijk worden. Maar zelfs in deze zeer onwaarschijnlijke situatie zal het netwerk op een break-even uitkomen. De terugverdientijd zal, uitgezonderd voor de worst en best case, steeds tussen de 8 en de 13 jaar bedragen.
4.3. Resultatentabel Een samenvatting van de belangrijkste resultaten is terug te vinden in tabel 4.7
Tabel 4.7.2 Resultatentabel case I
Investering Terugverdientijd NPV (40 jaar, RRR = IRR (40 jaar)
4.4. Conclusie case
€17,8 miljoen 10,5 jaar
67o) €l l,l
miljoen
9,770
1
De aanleg van een warmtenet vergt een enorrne investering. Indien deze echter gedeeltelijk gedragen wordt door de klanten zelf, kan het al heel wat makkelijker worden om het benodigde investeringsbedrag samen te krijgen en tevens zorgt het voor klantenbinding en verbondenheid. Daarom is het coöperatief model geschikt als bedrijfsvorm. Hierbij dient elke klant vennoot te worden van de coöperatie en op die manier een steentje bij te dragen aan de investering. Voor een erkende coöperatie is wettelijk vastgelegd dat deze jaarlijks maximum6Vo dividend mag uitkeren. Ãangezien de IRR in dit geval ruim boven deze 6Vo ligt, blijft er jaarlijks nog een aanzienlijk bedrag over dat in de coöperatie gei'nvesteerd kan worden om bijvoorbeeld het netwerk uit te breiden, een nieuwe warmtebron te plaatsen of aan sensibilisatie te doen om het energieverbruik naar omlaag te halen. Hoewel de investering fors is, ligt de terugverdientijd nog betrekkelijk laag, zeker in vergelijking met een levensduur van het netwerk van 50 jaar. Uit deze resultaten kunnen we besluiten dat case I een haalbare case is.
20
5. Case 2: Netwerk in ringstructuur Case 2 omvat een netwerk waarbij het centrum van Eeklo wordt omci¡keld met een netwerk in ringstructuur. De ring is een grote leiding rondom het centrum met een grote diameter waarop eenvoudig af te takken valt, waardoor er vooral naar straten en woonwijken kan uitgebreid worden. De ringstructuur zorgt er tevens voor dat de warmtevoorziening gegarandeerd blijft bij een eventueel lek door het water langs de andere kant van de ring te vervoeren. De investeringskosten van een dergelijk netwerk zullen wel hoger liggen dan die van het antennenetwerk uit case 1. In appendix C bevindt zich een kaart van
Eeklo waarop het netwerk getekend is.
5.1. Technisch 5.1.1. Consumptie Analoog aan case 1 wordt voor case 2 een totaal verbruik van ongeveer 7 l GWh (l5%o meer dan case I ) bekomen. De verdeling tussen de verschillende categorieën wordt weergegeven in tabel 5.1. Table 5.1.: Jaarlijks verbruik grootverbruikers case 2 - "Netwerk in ringstructuur"
g"U"". l"*tlt Gebouwen van stad Eeklo Scholen en rusthuizen Nieuwe industrieparken Bestaande industriële gebouwen S""tt
Appaftementsblokken
Particulieren
8 849
20 800 13 860 12 020
10403(2l0appartementen) 5393 (373 huizen)
Hieronder een overzicht van de grootverbruikers waarbij tussen haakjes het aantal aangesloten gebouwen wordt vermeld:
. Gebouwen van Stad Eeklo: sporthal, zwembad, stadsdiensten,
brandweer, politiekantoor, stadhuis, kerk, CC de herbakker en 3 sociale woonwijken van ongeveer 70 woningen
. Scholen en rusthuizen:
OLV college, verplegersschool, De Academies, KA Den Tandem, basischool St Jozef, basisschool Droomschip, rusthuis SinrElisabeth en rusthuis AVZ
. Nieuwe industrieparken: industriezone
Balgerhoeke (36), de uitbreidingen van de industrieparken Kunstdal (5) en Nieuwendorpe (8) en de aaneensluiting van industriezone Kunstdal en Nieuwendorpe (12)
.
Bestaande industriële gebouwen: industriezone Kunstdal (9) en Nieuwendorpe (14), Ramaco en een winkelcentrum.
. Appartementsblokken: Jan Frans lilillemplein, Sint Jozef, oud ziekenhuis (nieuwbouwproject)
2l
Duration curve case 2 25
20
31s
E
;o
*Re*warmte
3
Ê10
"-ri*Warmtevraag
5
o o
20æ
!Ðm
æffi
80æ
1omo
Br¡nduren lhl
Figuur 5.1.: Duration curve
case 2
5.1.2. Warmtecaptatie Voor case 2 wordt 600MWh aan aardgas verbruikt als bijstook, wat neerkomt op slechts 0,8% van de totalewarmteverkoop. Hetproductieverliesvandestoomturbineblijftbeperkttot3l00MWhelektrischwat neerkomt op 4,8Vo van de totale productie. De kostprijs om deze restwarmte op de gewenste temperatuur te brengen komt op ongeveer €25500 aan aardgas en €169000 aan de verminderde elektriciteitsproductie.
5.1.3. Duration Curve De duration curve ziet er voor case 2 uit als in figuur 5.1. Hierbij valt op dat in tegenstelling tot case I de totale consumptie in die mate gestegen is dat tijdens piekverbruik de restwarmte beschikbaar bij IVM niet zal volstaan. Een back-up boiler vult dit echter zonder probleem aan en door de zeer beperkte draaiuren blijft dit beperkt tot 0,8Vo van de jaarlijkse energieproductie. Door de stijging van de warmtevraag is in case 2 de benuttingsgraad van de restwarmte gestegen tot45Vo.
5.1.4. Warmtenet Omdat het netwerk in case 2 geen antennestructuur, maar een ringstructuur betreft, is de bottom-up approach voor de dimensionering van het leidingwerk moeilijker toe te passen. Voor de aftakkingen op de ring is ze nog steeds bruikbaar, maar voor de ring zelf, werd overal eenzelfde diameter gebruikt. Hierbij werd in het achterhoofd gehouden dat het volledige netwerk in worst case langs één kant bevoorraad moet worden. Enkel naar het uiteinde van elke ringhelft toe, werd de leiding iets versmald omdat het zelden voorkomt dat hier nog een groot debiet door moet en er op dat moment altijd een extra pomp kan worden aaírgezet. De extra pompkosten door het verhoogde drukverlies zijn voor deze korte periodes verwaarloosbaar.
22
Uiteindelijk vinden we dat ook hier de leidingdiameters variëren van lOmm tot 300mm en voor de ringstructuur werd overal een leiding van 200 of 250mm gebruikt. Uit deze gegevens bekomen we uiteindelijk een totale kostprijs van €15,9 miljoen. Hieruit volgt een gemiddelde prijs van 289 EUR/m, wat opnieuw in de buurt van de verwachtingen ligt.
5.1.5. Pompen In case 2 werd ervoor gekozen om niet te optimaliseren naar pomp lay-out maar werd gekozen voor een grote centrale pomp. In het midden van de ring bevindt zich nog een extra pompstation dat enerzijds de relatief lange tak naar onder andere het zwembad zal bevoorraden en anderzijds extra pompen bevat om in noodgeval een extra boost te geven zodat het hele netwerk alsnog kan voorzien worden van warmte wanneer er ergens een stuk leiding wordt afgesloten door een defect, wegenwerken en dergelijke. De totale kostprijs voor deze pompen komt op €400000.
5.1.6. Aansluitingen In dit geval bedraagt de investeringskost, inclusief de besparing van30Vo, ongeveer €2,6 miljoen. Dit komt neer op een huur van €130000 voor het eerste jaar. Dit is niet recht evenredig met het aantal aansluitingen aangezien de verhouding grootverbruikers in case 2 lager ligt.
5.1.7. Back-up boiler Uit de duration curve valt af te leiden dat de boiler in dit geval een verrnogen moet hebben van l9MW. Om een kritisch weekend te overbruggen is 780MWh nodig en jaarlijks is er 260MV/h nodig om bij te verwarmen wanneer de centrale van IVM niet volstaat om aan de piekvraag te voldoen. De hierbij horende kosten voor elk type brandstof zijn terug te vinden in tabel 5.2. Ook in dit geval is gas veruit de beste keuze. Tabel 5.2.: Investerings- en brandstofkosten back-up boiler case 2
Inversteringskost(€) Jaarlijksbrandstofkost(€) Gas
I 930 000 r 350 000
Pellets
3 860 000
Stookolie
62 000
47 000 37 000
5.1.8. Buffervat Op dezelfde werkwijze als in case I wordt de benodigde buffercapaciteit bepaald als 29MWh voor backup en 34MWh voor het afvlakken van de toppen. Hiervoor is een buffervat nodig van 1800m3. Dit is een vat van 10m in diameter en23mhoog. De kostprijs hiervan bedraagt €270000.
5.1.9. Tussenstations In case 2 wordt, zoals eerder uitgelegd, gewerkt met een ringstructuur. Daarom zijn er in dit geval slechts 2 stations: I hoofdstation en I halverwege de ring. Dit tweede station is vooral belangrijk in het geval van een defect in het netwerk. In dat geval wordt het defect geïsoleerd door de kleppen aan beide kanten ervan te sluiten en kan de warmtelevering via de andere helft van de ring komen. Om te vermijden dat hiervoor een grotere pomp in het hoofdstation moet worden geplaatst, is het beter om halverwege een tweede te plaatsen. Een tweede voordeel hiervan is dat dit pompstation voor de benodigde drukverhoging
23
Tabel 5.3.: Investeringskosten tussenstations case 2
Oppervlakte
(m2)
Kostprijs
(€)
Hoofdstation
300
300 000
Tussenstation
42
42000
kan zorgen om de uitloper van het netwerk naar het zwembad te kunnen bevoorraden. In de 2 stations staan respectievelijk 9 en 4 pompen. Dit geeft uiteindelijk de oppervlaktes en kosten zoals terug te vinden in tabel5.3. Dit brengt de totale investeringskost op €342000.
5.1.1
0. Waterbehandeling
De waterbehandelingsinstallatie betreft dezelfde als in case 1 en kost dus ook €40000. Om het netwerk een eerste keer te behandelen wordt gerekend op een kost van €33800. De operationele zuiveringskosten komen op €5200 per jaar.
5.1.11. Controlesysteem De kostprijs van het controlesysteem bestond uit: de elektronica, de ethernetkabels en het programmeerwerk. Dit laatste was de grootste kost en aangezien het bij een groter netwerk niet drastisch toeneemt, veronderstellen we dezelfde kostprijs als in case 1, namelijk €300000.
5.2. Financieel 5.2.1. lnvesteringen De kosten voor het studiebureau schatten we net zoals in case
I
op €350000. Tabel 5.4 geeft een
overzicht van de overige investeringskosten. De totale investeringskost voor case 2 bedraagt afgerond
€22,3 miljoen. Tabel 5.4.: Overzicht investeringskosten case 2
Kostprijs (€) Vy'armtenet
-15 865 500
Aansluitingen klant Energiemeters
-2 594lOO
Pompen
-129 800 -300 000 -300 000 -t 352 200 -270 600 -350 000 -400 000
Tussenstations
-342000
Waterbehandeling Controlesysteem
-73 800 -300 000
Totaal
-22277 900
Aanpassingen IVM 'Warmtewisselaars
Back-up boiler (gas)
Buffervat Studiebureau
24
5.2.2. Kosten De jaarlijkse kosten voor de uitbating van het warmtenet zijn weergegeven in tabel 5.5. De totale jaarmiljoen volgens de aangenomen prijzen en berekeningen. lijkse kost bedraagt ongeveer
€l
Voor het personeel wordt de kost verhoogd tot €150000. De administratiekost vergroot evenredig met het aantal aansluitingspunten (886 voor case 2 in plaats van 498 voor case l) tot ongeveer €180000. De onderhoudskosten aan het netwerk verhogen tot €315000 door het grotere netwerk in case 2.
Tabel 5.5.: Overzichtjaarlijkse kosten case 2
Kost Brandstof
boiler
(€)
-72 400
Electriciteitskostenpompen -85600
ElectriciteitsverlieslVM -169300
Personeel Administratie
-150 000 -180 000 -120 000 warmtenet Onderhoud 'Waterbehandeling -5 200 -10 000 Onderhoud -987 500
pompen Totaal
5.2.3. Opbrengsten De opbrengsten voor case 2 kunnen afgelezen worden uit tabel 5.6 met een totaal van€2,9 miljoen. De warmtek¡achtcefificaten brengen in case 2 in de eerste jaren ongeveer €1 miljoen per jaar op met een totaal van €7,9 miljoen tijdens de eerste 10 jaren.
Tabel 5.6.: Overzichtjaarlijkse opbrengsten case 2
OpU*tett"t (€) Verkoop warmte Huur thuisinstallaties
Totaal
2 751 800
t29 700 881 500
5.2.4. Rentabiliteit Om de rentabiliteit van deze case te kunnen schatten, is er een beperkte financiële analyse opgemaakt. Dezelfde afschrijftermijnen, inflatie en stijging van energieprijzen werden gebruikt als in case 1. De gecumuleerde cash flow gedurende de 4Ojaar kan worden afgelezen op de grafiek in figuur 5.2. Met de eerder aangehaalde aannames bedraagt de terugverdientijd ongeveer l1 jaar, wordt er een financieel rendement (IRR) bekomen van97o en bedraagt de winst (NPV) €11,0 miljoen bij een gewenst rendement (RRR) van 6Vo.
5.2.5. Sensitiviteitsanalyse Uiteraard is voorgaande slechts een berekening uitgaande van de vooropgestelde aannames. Om te onderzoeken hoe gevoelig deze resultaten zijn aan variatie van de verschillende aannames werd ook hier een beperkte sensitiviteitsanalyse uitgevoerd. Volgende parameters werden hierbij aangepast: evolutie
25
Cumulated Cash Flow case 2 1ü)
EBo 3 .g60 E
>
¿K)
E
f20 E
?3n It
5 IJ
10
15
25
2t}
3t}
35
¿lO
45
-to -¡tt)
Iaren
Figuur 5.2.: Cumulated Cash Flow voor case 2 energieprijzen, een geleidelijke instroom van het klantenbestand, veranderingen in subsidies, verlaging van de energievraag door energiebesparing en verandering in klantenbestand.
In de grafiek van figuur 5.3 is de cumulated cash flow weergegeven voor deze verschillende simulaties. Hieronder worden deze scenario's kort uitgelegd:
.
Basis scenario: De initiele situatie met een instroom van het klantenbestand op 5 jaar beginnend met 50Va initieel, aanspraak op warmtekrachtcertitcaten, een stijging van de gasprijs van 3Vo en continue verkoop (bespaarde energie bij de ene klant wordt gecompenseerd door instroom van nieuwe klanten). Een huidige gasprijs van 40 en 50 EUR/MWh wordt gebruikt voor respectievelijk grootverbruikers en particulieren. Voor de elektriciteitsprijs wordt een gemiddelde Belpex-prijs van 55 EUR/IVIWh aangenomen.
. Onmiddellijke
instroom: Dit is de situatie waarbij vanaf het eerste jaar elke verbruiker warmte
afneemt.
. .
fnstroom
l0jaar:
De instroom van het klantenbestand gebeurt lineair op lOjaar.
RenovatÍegraad27oz Elk jaar wordt2%o van het woningbestand gerenoveerd waarbij een energiebesparing van 50Vo wordt gerealiseerd. De overige parameters van het origineel blijven behouden.
. Steun groene warmte:
De steun voor groene warmte wordt bekomen bovenop de warmtekracht-
certificaten. Er wordt gerekend met een prijs van 3 EURA4Wh in plaats van het huidige 6 EUR/MV/h voor grootschalige installaties.
. Geen subsidies: De situatie waarbij alle subsidies of ondersteuningsmaatregelen komen te vervallen.
. Stijging gasprijs 2%oz De stijging van de gasprijs bedraagt slechts 2Va, lager dan de inflatie (=2,5Vo)'
. . .
Stijging gasprijs ÙVo: De gasprijs blijft constant gedurende 40 jaar. Stijging gasprijs 67o: De gasprijs stijgt
aan 6Va per jaar.
Warmtenet 207o duurder: Het warmtenet is 20Vo duurder dan een warmtenet in Denemarken en/of het netwerk is ondergedimensioneerd.
26
Sensitiviteit case 2 ao
60
senârio
-Böis
injtrolom
8o
-Onmiddelûke 10iær
a 3
-lnstræm
å
296
gnene warmte
-51€Un 5ub5¡d¡es
¡
t20 !
-Gæn
gasprijr = 2%
-St¡iging
8æpriie
a
-st¡jging
! I
:o
=
2096
-Warmtenet *-Warmtenet Wo rst €e '-.8€5tGæ
2Õ
15
fi{
duurder
20X goed koper
-20
-4{)
þre¡
Figuur 5.3.: Gecumuleerde cash flows van sensitiviteitsanalyse
. .
case 2
Warmtenet 20lo goedkoper: Het warmtenet \s 207o goedkoper dan een warmtenet in Denemarken en/of het netwerk is overgedimensioneerd. Worst case: Stijging van de gasprijs gelijk aan jEo,warmlenetis20Va duurder, een renovatiegraad van 2Vo zonder uitbreiding van het netwerk, geen subsidies en een instroom van 10 jaar.
. Best case: Stijging van de gasprijs gelijk aan 67o, warmtenet is 20Vo goedkoper, energiebesparing wordt gecompenseerd door een uitbreiding van het netwerk, aanspraak op zowel warmtekrachtcertificaten als steun voor groene warmte en een onmiddellijke instroom. Net zoals in case t heeft enkel de evolutie van de gasprijs een grote invloed op de rendabiliteit van de investering. De terugverdientijd blijft stabiel tussen 9 en 14 jaar, uitgezonderd in het worst case scenario. In dat laatste geval zal het netwerk verlieslatend zijn. In appendix D kan een grotere afbeelding gevonden worden van deze analyse.
5.3. Resultatentabel Een samenvatting van de belangrijkste resultaten is terug te vinden in tabel 5.7
Tabel 5.7.: Resultatentabel case 2
(eenmalig) €22,3 miljoen Terugverdientijd ongeveer 11 jaar
Investering
NPV (40 j aar, RRR = IRR (40 jaar)
67o)
€11,0 miljoen 9,070
27
5.4. Conclusie case 2 Meer nog dan in case 1, vergt case 2 een grote investering. De meerkost van de investering is te verklaren door het ringnetwerk wat extra leidingwerk met zich meebrengt. De grootverbruikers bevinden zich echter vooral in het zuiden van Eeklo waardoor de warmteafname niet evenredig toeneemt met de extra investering. Een groot voordeel van de ringstructuur is de toename in flexibiliteit wat het eenvoudiger maakt om het netwerk uit te breiden gedurende de jaren. Ook kan via dit netwerk een groter deel van Eeklo bevoorraad worden mits de aanleg van extra aftakkingen. Het grootste voordeel is echter de bedrijfszekerheid die bij een warmtenetwerk in ringvorm hoger ligt doordat het net langs beide kanten bediend kan worden bij een mogelijk lek. De terugverdientijd, NPV en IRR zijn nog steeds aanvaardbaar en dus is ook deze case een haalbare oplossing.
28
6. Conclusie Uit de voorstudie naar de haalbaarheid van een warmtenet in Eeklo voor de benutting van de restwarmte van de afvalverbrandingsinstallatie van IVM kan men besluiten dat dit een interessante investering is. Een investering die een besparing oplevert ter waarde van 14 en 16 ton CO2 (voor respectievelijk case I en 2) en tegelijk een aantrekkelijk financieel voordeel oplevert voor zowel de investeerder als de consument. De consument is niet meer onderhevig aan het grillige karakter van de fossiele brandstofprijzen. De investeerder kan vertrouwen op een veilig rendement dat enkel door het constant blijven van de gasprijs gedurende 40 jaar in gevaar gebracht kan worden.
De kerncijfers van de investering voor de twee uitgewerkte netwerken en gebaseerd op het facturatieprincipe 'niet meer dan anders' die de laagste gasprijs volgt, zijn als volgt: case 1, het kleinere antennenetwerk, geeft een terugverdientijd van 10,5 jaar en levert een rendement van 9,77o op 40 jaar. Het grotere ringnetwerk van case 2 met een terugverdientijd van I 1 jaar levert een rendement van97o op. Uit de sensitiviteitsanalyse blijkt dat enkel in het zeer onwaarschijnlijke scenario dat de gasprijs gedurende 40 jaar constant blijft, de rentabiliteit in het gedrang gebracht kan worden. Het samenbrengen van alle slechte parameters in een worst case scenario geeft in beide gevallen ongeveer een break-even. Men kan zich dan afvragen waarom de situatie in Eeklo een dergelijk positief beeld geeft voor een warrntenet in tegenstelling tot enkele minder succesvolle voorbeelden van bestaande netwerken of voorstudies in België. De reden hiervoor kan gezocht worden in verschillende oorzaken.
Om te beginnen speelt de schaalvergroting en de dichtheid van de uitgewerkte netwerken in deze studie een belangrijke rol. Ten opzichte van een recente studie over de levering van restwarmte aan uitsluitend het nieuwe ziekenhuis in Eeklo, is er in onze beide cases een veel grotere afname van warmte wat de grote investering van een warmtenet spreidt over meerdere klanten. Ten opzichte van de netwerken in Roeselare, Brugge en Gent is de dichtheid van afnemers in dit netwerk groter wat de investeringskost per afnemer verlaagt. Daarnaast wordt in deze voorstudie gebruik gemaakt van de modemste technieken van stadswarmte wat onder andere hoogwaardige isolatie van de leidingen inhoudt, waardoor de warmteverliezen beperkt blijven tot l\Vo. De betere leidingen en verbindingen verlagen daarbij de onderhoudskost. Er wordt gebruik gemaakt van water op een lagere temperatuur in plaats van stoom of oververhit water, wat voordelig is voor het onderhoud en de efficiëntie van de elektriciteitsproductie. Een optimale lay-out en een lagere
snelheid van het water door grotere buizen halen de pompkosten naar beneden. Ook brengt de benutting van de restwarmte slechts eeî zeer klein verlies van de elektriciteitsproductie en dus ook een lage kost met zich mee, mede door de benutting van de warmte van de rookgassen en de lage temperatuur van de warmtevoorziening waardoor de tegendruk slechts weinig moet worden verhoogd. Dit is een belangrijk verschil met klassieke warmtenetten waar de warmtebron meestal aftapstoom is uit de stoomturbine waardoôr aanzienlijk minder elektriciteit wordt geproduceerd. Hier betreft het recuperatie van echte restwarmte onder de vorm van condensatiewarmte uit de condensor en rookgaswarmte uit de schouw Ook ligt de investeringskost aan de warmtecaptatie zeer laag ten opzichte van warmtenetten met een warmtek¡achtkoppeling welke een grote investeringskost met zich meebrengt. Ten slotte werd er in deze studie rekening gehouden met het coöperatieve model waar de investeerders, in hoofdzaakde consumenten zelf , zich tevreden stellen met het wettelijk vastgelegd dividend van maximum 67o. De afvalverbrandingsinstallatie van IVM speelt duidelijk een belangrijke rol in het succes van dit watmtenetwerk. Dit wil echter niet zeggen dat het netwerk volledig aftrankelijk is van de toekomst van de
29
centrale en dus de evolutie van de afvalstromen. Afval moet immers vooreerst vermeden worden en daarna gerecycleerd worden in de mate van het mogelijke. Echter zolang er afval bestaat dat daarbuiten valt, moet dit op de best mogelijke manier verwerkt worden en daarbij speelt cogeneratie en dus een warmtenet een belangrijke rol. Tijdens de eerste l0 jaren van het bestaan van het netwerk is de centrale nodig om de investering in het warmtenet terug te verdienen. Vanaf dan kan er indien nodig of gewenst geïnvesteerd worden in een nieuwe WKK op een andere, liefst hernieuwbare brandstof, welke op zijn beurt een hoger rendement heeft en warmte gedreven is. Daarnaast kunnen ook andere warmtebronnen worden ingeschakeld dankzij de flexibiliteit van een warmtenetwerk. Voorbeelden hiervan zijn recuperatie van proceswarmte van de aanwezige industrie, hout uit lokaal beheer, zonnewarmte, aardwarmte, eî2. Andere oppornrniteiten zijn de uitbreiding van het warmtenet vanaf de start of gedurende de levensduur ervan. Mogelijkheden daarbij zijn de aanleg van een warmtenet naar buurgemeente Maldegem, dat in afstand even ver verwijderd is van de verbrandingsoven als Eeklo, de aanleg van extra aftakkingen en het aansluiten van extra gebruikers aan een bestaande leiding. Het is immers perfect mogelijk om de restwarmte in te zetten voor een warmtenet waar de consumptie dubbel zo hoog of hoger ligt. De benuttingsgraad van de restwarmte zal danhoger komen liggen - nu slechts ] - en voor het piekverbruik zal er een optimale oplossing gevonden moeten worden in een ketel op gas of biomassa. Hierdoor zal de kost voor de warmteproductie wel stijgen. De resultaten van een positieve voorstudie doen de vraag rijzen wat de noodzakelijke volgende stappen zijn die moeten genomen worden. Daarbij kunnen we stellen dat er een constructieve samenwerking nodig zal zijn tussen de opdrachtgevers van deze studie waar alle partijen en dus ook de toekomstige klanten beter van worden. Daarbij moet er naar de juiste partners worden gezocht die in dit project geloven. Minstens even belangrijk is het creëren van een draagvlak bij de consument. Een optimale manier om deze twee 'hindernissen' te overwinnen is het gebruik maken van het coöperatieve model voor de levering van duurzame warmte en een voortrekkersrol vanuit de lokale besturen om een kader te scheppen waarbinnen de realisatie van een coöperatief warmtenet mogelijk wordt.
30
A. Warmtenet case 1
il
l'
r¡ftE
Ê -.", :ô-
E
qi
ry
:-
,:4
,!a -
ts
,"þit
À
enil;råoe
3t
F U, J-
o
Sensitiviteit case 1 a{)
U,
r+ I'
+ =' II
o
60
II
scenario
-B€6ism¡ddel¡jke ¡nstroom -On loiaar -lnstroom 29ú'
$ao o E
a
(, l.)
åE
-Renovatkgræd groene vrarmtê
¡ Ê20 t
-Steun syþ5¡dþ5 -Qse¡
!E
-stüginggasprüs=296 gaspr¡js = 096
!
o
¡ Eo tJ
-St[$ng -St|i$ng
!,
t5
23
30
35
4{)
-Warmteriet -Wãrmten€t câSe
-Worstca<ê
-20
-B€'St
-40
l¡ré'n
Ð Jq¡ -
U,
gesprlF = 69t 2096 d
1 U,
uurder
209{ goed koper
o o Ð v,
o J
C. Warmtenet case 2
i"
¡=-
tg
ã ,
.... 4 -
:] cF
,Ê
ii-r
/\ â oa
!
óç
c
enilfuånÈ
-')
-')
P U'
o J o
Sensitiviteit case 2
I
80
r+ -t
+ =' o + -I
6(}
I¡
scenðrio
-B,asis¡¡i{d¿lfke instroom
-Q¡
!ao a
-trEtroom
É f
(J)
è
åE I e?o
10
jâer 296
-Reñovðt¡egrâad groene w¡¡rmte
-Steun subsidie¡ -Geen g¿sprF = 296
ú ! I
t
5o U 5
15
2D
-Stûging gaspnjs = 096 -Stl¡png gasprþ = ffi -Stügtng 2096 duurder -Warmtenet 2096 goed koper -Warmtenet cãs€
-ll¡orst cãee -B€,st
-20
-40
lðren
ro
g, q =t
v,
o o g, Ø
o
l\'
Financlële pârtic¡patie lnwoners
Score
%
100% H.E. ln
Participatle stad
Jaar
Score
%
Hernieuwbâre energie vânaf start exploitatie
96
mlnderdan xJaâr
Score
Score
%
t20
0
2
t27
7
9s
2
L34
2
115
176
t4L
3
135
168
97
0 99,
148
4
155
5
160
96
25
155
5
t75
6
152
95
99,75
26
t62
>5
200
7
94
27
169
I
93
99,64 .99,s1
28
776
9
92
29
183 190
7
99,36 99,19
1
98,
200 88
80
86
16
72
85
97
L7
64
84
97,44
18
83
97,7t
19
82
96,76 96,39
3
95,s9 95,
94, 76 75 74 73
92,7L
72
92,16
7I
91,59 91,00 90,39 89, 89,
87 63 62
6t 60 59
84,00 83,19 82,36
57
8t,5t 80,64
79,75 77,97
49 48 47 46 45 44
73,
68,64
43
67,57
42
66,36 65,19
64,00 62,79
61,56 60,31 57,75 55, 32 31
53,
30 29
51,00 49,59 48,L6 46,71.
45,24
43, 23 11
40,7 20
37,59 19
34,39
18
37,76
77
37,L7
16
14
79,44 27,75 26,04
73
24,3r
15
22,56
20, 17,L
L5,3 7
13,5 1
6 5
9,75
4
7,84
3
q
2
3,96
L
1qq
0
ol
00