ORPHYDICE Niet met en niet zonder elkaar.
geschreven door Els Roobroeck vrij naar Orpheus en Eurydice, Ovidius Rechten bij SABAM
proloog Eurydice: Herfst. Het is herfst. Vroeger dan verwacht. Het landschap transformeert, snel en indrukwekkend. Steeltjes verdorren. De sterke greep van het blad op de boom verslapt. Iedereen, het is tijd om afscheid te nemen. De herfst is hier. Herfst. Wat een raar woord eigenlijk. Herfst. Het eindigt op 4 medeklinkers en rijmt op niks. Herfst. Herbist. Harbista. Harvest. Tijd om te oogsten. Boven, onder en naast me, overal waar ik kijk zie ik vallende bladeren. Zielen die hun tijd hebben gehad. Zielen die de grote oversteek moeten maken. Sommigen nog voor ze het groen van de lente hebben opgebruikt. Het zijn er meer dan je denkt en ik ben er één van. Ik kijk omhoog. Nietig. Ik ben een nietig onderdeel van dit grote schouwspel. Naast me ligt mijn trouwboeket. Mijn handen bloeden. Onverwacht. Wanneer je het minst verwacht, gebeurt het. Iedereen, neem afscheid, de herfst is hier. Daarnet voelde ik de wind van een gouden nazomerdag op mijn gezicht. Ik glimlachte want ik was gelukkig.We zouden trouwen. Mijn geliefde, lief, liefste, lieveling wachtte op mij. Soms, als ik naar hem keek, moest ik huilen want ik voelde dat een liefde zo sterk ook kapot maakt. Maar ik was gelukkig. We zouden trouwen. Tot voor kort begreep ik niet waarom mensen dit doen, dit trouwen. Alsof samen één-zijn meer is dan 2 alleen. Waarom zou je jezelf verloochenen.Waarom zou je jezelf inruilen voor iets waarvan je niet meer weet waar je zelf begint, en de ander eindigt. Het niet kunnen aftekenen van mijn eigen grenzen leek me verstikkend. Een eeuwige gevangenis die een leven lang duurt. Waarom zou iemand zichzelf dit aandoen? Maar nu begrijp ik het. Hij is mijn baken. Mijn vuurtoren. Mijn richtingaanwijzer in de dikke mist. Ik houd me vast aan hem. Hij glimlacht naar me. Tranen vullen zijn ogen. Af en toe ontsnapt er een traan langs zijn neus naar beneden. Ze volgen steeds hetzelfde pad. In zijn ooghoek bolt een traan op, wanneer de oppervlaktespanning te groot wordt, ontvouwt deze traan zich tot een kanaal langswaar het verdriet ontsnapt. Dit verdriet drupt op mijn lippen. Smaakt naar niks. Ik begrijp het niet. Tranen smaken toch zout? Terwijl hij mijn hoofd streelt, tel ik ze. Ik vraag me af uit hoeveel druppels de zee bestaat. Ik denk uit zoveel druppels als waaruit mijn liefde voor deze man bestaat. Tot enkele luttele seconden geleden had ik geen idee hoe het voelt om afscheid te moeten nemen. Ik voel me voor eeuwig verscheurd. Ik ben een blad waarvan het steeltje is verdord. Ik val samen met anderen, honderden terzelfdetijd. Iedereen schreeuwt maar elke schreeuw verdwijnt in een gat dat rechtstreeks toegang geeft tot de oneindigheid. Vanaf nu wordt alles anders. Iedereen, het is tijd om afscheid te nemen. De herfst is hier.
Orphydice, Els Roobroeck
2
scène één Orpheus: Waarom?! Eurydice: Ik hoorde hem niet. Orpheus: Waarom?! Waarom! Eurydice: Ik hoorde hem gewoonweg niet, ok. Ik was op weg naar huis en dacht aan ons. Ons verdere leven samen. Orpheus: Waarom? Eurydice: Ik was gelukkig Orpheus. Ik was gelukkig. Daarom hoorde ik hem niet. Ik was zo gelukkig dat ik me afvroeg of ik ooit al zo gelukkig geweest was. Orpheus: En? Was je ooit al zo gelukkig geweest? Eurydice: Één keer. Ik speelde verstoppertje met mijn vader. Ik zat verstopt op een plek die ik tijdens het wandelen had ontdekt. Een plek waarvan ik onmiddellijk wist dat het een goede schuilplek was. Op die plek zat ik te wachten terwijl mijn vader me aan het zoeken was. Ik hoorde hem steeds dichter naderen. Het was een kwestie van seconden voor hij me zou vinden. In mijn hoofd was ik snel mijn opties aan het overlopen: “Blijven zitten en hopen dat hij me rakelings passeert. Of weglopen, nu, onmiddellijk, snel, geruisloos, naar een andere plek die misschien nog beter is.” Mijn hele buik tintelde. Ken je die kriebels? Je weet dat het maar een spel is maar het voelt alsof je leven ervan afhangt. Je weet dat diegene die je zoekt je geen kwaad zal doen, maar toch voelt hij als de vijand. Die man was mijn vader niet meer, maar mijn tegenstander. Een vreemde, die op mij aan het jagen was. Ik was de buit. Ik wist dat als hij mij zou vinden, ik de kietel-dood zou sterven. Minutenlang. Maar ik genoot ook van het vooruitzicht gevonden en gekietteld te worden. Alles zou ik er aan doen om uit die woeste kietel-greep van hem te ontsnappen. Ik was klaar voor de confrontatie. En genoot. Want op dat ogenblik was mjn vader de hele wereld voor mij en ik de hele wereld voor hem. Dat gevoel maakte me opperst gelukkig. Ik wist dat ik nergens anders ter wereld dan in zijn armen de kieteldood wou sterven. Orphydice, Els Roobroeck
3
Orpheus: Waarom. Eurydice: Ik hoorde hem niet. Hij had me, zonder dat ik hem had horen naderen. Hij greep me van links, zijn neus vol in mijn flank. In slowmotion zag ik mezelf de lucht in katapulteren. De stekende pijn werd steeds erger. Ik zag mezelf liggen op de plek waar het was gebeurd. Mijn gezicht zwol op. Mijn buik bloedde. Orpheus: Waarom? Eurydice: Ik had haast. Orpheus: Waarom?! Eurydice: Omdat ik aan jou dacht, bij jou wilde zijn. Ik kon je niet missen. Orpheus: Waarom? Waarom! Eurydice: Omdat ik van je houd. Altijd van je zal blijven houden. Maar vanaf nu wordt alles anders. Vanaf nu wordt alles…
Orphydice, Els Roobroeck
4
scène twee Orpheus: Vervelend. Als ik haar in één woord moest omschrijven, vervelend. (knipoogt naar het publiek) Eurydice: Huh? Orpheus: Niet uitzonderlijk vervelend maar gewoon ‘alsof je sok niet goed in je schoen zit’ vervelend. Eurydice: Hoe bedoel je? Orpheus: Grapje lief! Ik maak een grapje, lief. Ik vond je niet vervelend. Ik vond je... Ik vónd je gewoon. Eurydice: Hoe bedoel je ‘gewoon’?! Orpheus: Ik vond je niet gewóón. Ik bedoel gewoon dat ik je vónd. Gewoon, we liepen elkaar gewoon tegen het lijf waardoor ik je vond. En dat bedoel ik niet negatief. Ik bedoel dit zelfs heel positief. Je past zo goed bij mij dat het vanaf de eerste seconde gewoon klopte. Eurydice: Gewoon… Ik zou het gewoon fijn vinden mocht je alsjeblief gewoon even stoppen met het woord gewoon te gebruiken als je het over onze uitzonderlijke liefde hebt. Gewoon. Orpheus: Dus… gewoon… Eurydice: …stoppen ja! Orpheus: (stilte) Eurydice: Niet met praten, gewoon met het gebruik van het woord… Orphydice, Els Roobroeck
5
Orpheus: gewoon Eurydice: Ja. Orpheus: Als ik jou daar een plezier mee doe lief. Mag ik nu verder vertellen? Eurydice: Wat wil je eigenlijk vertellen? Orpheus: Hoe we elkaar ontmoet hebben. Eurydice: (doet teken dat hij mag vertellen) Orpheus: Dank je. De dag dat we elkaar ontmoetten was een on-gewone dag. Eurydice: Kappen nou! Orpheus: (lacht) Als je mij nu even laat uitspreken. Ik wil alleen maar zeggen dat het zo’n dag was waarop je je ‘s ochtends bij het opstaan niet kunt voorstellen hoe ongelooflijk je leven die dag zal veranderen. Ik was niet op zoek naar iemand, integendeel, ik was aan het weglopen van iemand. Letterlijk. Ik had het net uitgemaakt met mijn ex die ochtend. Een echt drama. Zoals gewoonlijk overdreef ze de hele kwestie. Het euvel escaleerde dermate dat ik bijna mijn kop werd ingeslagen met het hyperdeluxe parkietenhok dat ik haar cadeau had gedaan voor haar verjaardag. Mijn maag verdraagt dergelijke mishandeling niet, en al helemaal niet als het over dieren gaat. Eurydice: Kunnen we het hebben over hoe je mij ontmoette en niet over je ex en haar parkiet? Orpheus: Je mag het anders ook zelf vertellen hoor. Orphydice, Els Roobroeck
6
Eurydice: (zwijgt) Orpheus: Ok, waar was ik gebleven? Ah, mijn ex. Het hele ‘ik hou echt van je maar iets binnen in mij zegt dat we niet zijn voorbestemd voor elkaar’debacle nam zoveel tijd in beslag, dat ik ik bijna mijn trein miste. Ik zette het op een rennen. Sloeg de hoek van de stationstraat om. Stak de straat over. Liep het station binnen. En toen ontmoette ik haar. Eurydice. De liefde van mijn leven. Eurydice: Echt ontmoeten kan je het niet noemen. Je knalde tegen me op en ik viel op de grond. Orpheus: Ja, ik botste tegen je aan, maar ik hielp je ook weer recht. Eurydice: Je was inderdaad charmanter dan je eruit zag. Orpheus: Dank je. Jij mocht er ook wel wezen. Eurydice: Je probeerde er direct van onderuit te muizen. Orpheus: Maar dat was buiten jou gerekend. Je stond er op dat ik je een nieuwe koffie zou betalen. Eurydice: Ja, want de mijne lag op de grond. Orpheus: Een grote penis. Eurydice: Wat? Orpheus: De vlek die de koffie had gemaakt op de stoep leek op een grote penis. Orphydice, Els Roobroeck
7
Eurydice: Moest je daarom lachen? Orpheus: Ja. Je was zo schattig toen je dacht dat ik met jou aan het lachen was. Je werd helemaal rood, zo kwaad was je. Daarom ben ik ook een koffie met je gaan drinken. Je wou een caffé-latte met magere melk. Je zei geen woord. En hoe kwader je keek, hoe leuker ik je vond. Daar, in de bar van het station, wist ik het. Terwijl mijn trein zonder mij vertrok, nam jij een laatste slok van je latte. Je zette je verongelijkte mondje aan je glas en toen wist ik het. Jij was het. Jij bent het. Mijn teruggevonden helft waarvan ik niet wist dat ik hem eerder was verloren. Vanaf dat ogenblik wilde ik alleen nog maar bij jou zijn. Eurydice: Slijmbal.
Orphydice, Els Roobroeck
8
scène drie Ze staat elke dag om tien voor zeven op. Half acht stip vertrekt ze naar haar werk. Om acht uur begint haar shift en om vier uur in de namiddag klokt ze uit. Door de file doet ze gemiddeld 45 minuten over de terugweg naar huis. Thuisgekomen eet ze een een boterham met zelfgemaakte tzaziki en drinkt ze een caffé latte. Om vijf uur stipt begint ze met de voorbereidingen van ons huwelijksfeest. Zo verlopen de dagen bij ons, althans de weekdagen. In het weekend proberen we ons te ontspannen. Zo gaan Diekje en ik bijna elke zondagavond naar een saunacomplex in de buurt. Dat vinden we heerlijk. Eigenlijk mag ik Diekje, zo noem ik Eurydice, geen Diekje noemen. Ze vindt dat Diekje lijkt op dikje en ze zegt dat ik haar zo een body image complex aanmeet. Een vetfixatie. Maar ik vind het heerlijk om haar Diekje te noemen en ik blijf haar ook gewoon Dikje, euch Diekje, noemen. Ik probeer sowieso niet te veel te luisteren naar wat ze vindt of zegt. Mannen die te veel luisteren zeggen uiteindelijk niks meer. Ze grommen alleen nog maar. Ze grommen wanneer ze ja of neen bedoelen. Ze grommen omdat ze langzaam zijn vergeten hoe het praten gaat. Ik wil geen man worden die is vergeten hoe zijn eigen stem klinkt. Zo’n man die al tien jaar te krappe broeken draagt en er niet in slaagt dit te communiceren met zijn vrouw die de broeken voor hem koopt. Ze blijft maar broeken kopen in de maat die hij had toen hij gelukkig was. Toen hij nog als een woeste tijger over de vlakte zwierf, een druk sociaal leven had en haar als het meest goddelijke schepsel op aarde beschouwde. Langzaam aan verdikte hij, millimeter per millimeter. Voor elk woord dat hij minder sprak, kwam er een streepje vet bij. Ze ziet wel dat de broeken te krap zijn en hij heeft het haar ook al talloze keren gezegd. Ze volhardt echter in de droom van het geluk waar ze ooit op leefden. Ze hoopt dat het net niet dichtkrijgen van de broeksknoop haar man motiveert om af te vallen. Minder te drinken. Meer te sporten. Fitter en gelukkiger te worden. Haar meer te zoenen. Meer te complimenteren. Mocht hij haar meer zien dan zou zij ook gelukkiger zijn. En fitter. En magerder. Maar vooral gelukkiger. Daarom koopt ze hem krappe broeken. Al zou Diekje dit nooit doen. Diekje heeft mijn complimenten niet nodig om zich gelukkig te voelen. Daar is ze te zelfstandig voor. Ons huwelijksfeest bijvoorbeeld. Ze is al maanden bezig met de voorbereidingen. Helemaal alleen. Ik bemoei mij er niet mee. Niet omdat het mij niet interesseert. Diekje weet gewoon perfect wat ze wil en hoe het eruit moet zien. Geweldig vind ik dat. Zo creatief en inspirererend. Elke werkdag om vijf uur stipt, begint ze eraan. Ze heeft welgeteld één uur de tijd om alle telefoontjes te doen. Soms anderhalf uur, als de desbetreffende instantie open is tot half zeven ‘s avonds. Al nemen deze vaak de telefoon niet meer aan na zes uur. Volgens Diekje zijn ze bang dat ze misschien moeten overwerken. Je weet wel, als er dan een telefoontje komt met een lastig probleem… Als ze klaar is met telefoneren komen de mails aan de beurt. Om half acht stopt ze ermee, dan is het tijd voor het avondeten. Ze heeft helemaal uitgerekend hoeveel uren er nodig zijn voor de externe contacten betreffende het feest. Als je alle uren optelt die ze heeft tussen 17u en 19u30, vanaf het moment dat ze eraan begonnen is tot aan onze huwelijksdag, dan heeft ze precies genoeg tijd, zegt ze. Ongelooflijk knap hoor. Af en toe zou ik ook wel zo’n verbetenheid willen voelen, zo’n passie voor een bepaald iets. Een sport of een hobby. Het lijkt me wel wat om een quad te hebben. Daar zou ik elke dag na het werk mee gaan rijden. Over landweggetjes en weilanden. We zouden dan wel niet meer in ons stadsappartementje wonen maar ergens in een idyllisch dorp met veel landerijen. Elke avond zou ik na het rijden nog een uurtje werken aan mijn quad. Eerst de modder afspoelen natuurlijk met de tuinslang. Zo’n tuinslang die automatisch terug oprolt als je er een klein rukje aan geeft. Zo’n sjieke tuinslang die netjes aan de buitenmuur bevestigd hangt. Zo’n tuinslang die, wanneer je maar wil zonder gedoe, gebruikt kan worden om bijvoorbeeld de modder van je nieuwe quad af te spoelen. Na het afspoelen zou ik mijn quad inzepen. Dat inzepen doe ik dan met zo’n opzetstuk voor de tuinslang en speciale quadzeep die de metallic blauwe lak nog meer diepte en glans geeft. Na het inzepen, afspoelen natuurlijk en droogwrijven met een zachte katoenen doek die tevens polijstende kwaliteiten heeft. Daarna zou ik de mechanica van de quad controleren. Het is heel belangrijk dat dagelijks te doen. Beter voorkomen dan genezen. Om aan mijn quad te kunnen sleutelen zou ik wel eerst nog een avondcursus automechanica moeten volgen. Mijn beste vriend heeft al laten Orphydice, Els Roobroeck
9
weten dat hij dan meegaat naar die avondcursus. Hij wil later ook een quad en zegt er ook één te zullen kopen voor zijn zoontje. Dat lijkt me niet echt verantwoord maar ik zeg er niks van. Dat zijn zaken waar ik mij niet mee bemoei.
Orphydice, Els Roobroeck
10
scène vier Eurydice: Als iemand mij twee jaar geleden had gezegd dat ik zou trouwen met zo’n ongelooflijk knappe en intelligente man, dan had ik deze nooit geloofd. Nooit had ik kunnen vermoeden dat mijn toekomstige zo’n stuk zou zijn. Zijn haren bijvoorbeeld, als de zon erop schijnt weerspiegelt de wereld in de glans die ze hebben. Orpheus: Dat heb je mij nog nooit verteld. Eurydice: Ik kan uren naar hem kijken. En soms, door een toevallige windvlaag, word ik overvallen door zijn geur. Mijn benen worden nog steeds week als dat gebeurt. Orpheus: En soms, dan word ik overvallen door jouw toevallige windvlaag. (doet teken dat het stinkt) Ik kan je verzekeren dat mijn benen ook week worden als dat gebeurt. Eurydice: (ironisch) En dan heb ik het nog niet over zijn humor gehad. Orpheus: Mijn beste karaktereigenschap en de reden waarom je voor me gevallen bent. We waren net een week samen, om het te vieren nam ik haar mee naar het sjiekste restaurant van de stad. Een visrestaurant. ‘La Mer’. Eurydice: ‘De Zee’. Orpheus: De zee kreeg 4 vlammetjes op restaurantweb en vijf duimpjes op restodotcom. Eurydice: Hij onthoudt alles. Niks ontgaat hem, zelf het kleinste detail niet. Ik vind dat ongelooflijk. Het is één van de redenen waarom ik zoveel van hem houd. Orpheus: (blaast kushandje haar richting uit). Eurydice: (na een lange verliefde stilte) Je was aan het vertellen. (doet teken dat publiek er nog zit) Orphydice, Els Roobroeck
11
Orpheus: Vertel jij maar. Ik hoor je graag vertellen. Eurydice: (blaast kushandje zijn richting uit) Bij het binnenkomen stond er een ober klaar aan de deur om onze jassen in ontvangst te nemen. Zo gaat dat, in die sjieke restaurants. Je komt binnen en moet onmiddellijk je jas uittrekken. Ik krijg altijd stress van dat moment. Het uittrekken van mijn jas gaat nooit zo vlot als anders. Op één of andere manier kom ik altijd vast te zitten in één van de mouwen. Of ik blijf met mijn haren aan een knoop hangen. Of zit mijn rits vast. Muurvast. Obers zijn wel altijd zo galant om de jas aan te nemen alsof er niks genânts gebeurd is. Ze nemen de jas aan en hangen hem weg aan de kapstok. Ik vraag mij altijd af of ik de juiste jas terug zal krijgen. Ik bedoel maar, hoe doen ze dat? Avond na avond na avond, tientallen verschillende jassen. En niemand die ooit met de verkeerde jas naar huis gaat. Ik vraag mij ook altijd af of ik het zou zeggen, mocht ik de verkeerde jas terugkrijgen. Indien de jas ouder of lelijker is dan mijn jas, uiteraard. Maar stel nu dat ik een mooie lange lederen jas terug krijg, of een jas van één of ander duur merk, of gewoon een jas die ik nooit zou kopen omdat hij eigenlijk een beetje hoerig is. Stel nu dat ik zo’n jas terug krijg, dan denk ik dat ik hem aantrek alsof het mijn eigen jas is en ermee naar huis ga. Als ik erin pas tenminste. Orpheus: Maar we kwamen dus aan in dat sjieke visrestaurant en daar stond een ober te wachten op zijn lading jassen van de dag. Eurydice: En ik weet nog dat ik naar Orpheus keek (Orpheus en Eurydice lachen samen) Orpheus: Je moet weten, we hadden net een documentaire over pinguïngs gezien. Eurydice: En in de auto had ik een pinguïng zitten nadoen. Orpheus: (maakt een zeehondengeluid) Eurydice: Nee, dat is een zeehond. Orphydice, Els Roobroeck
12
Orpheus: Ik kwam niet meer bij van het lachen. Zo met die handjes. Hilarisch. Eurydice: En dan stap je een restaurant binnen, en daar staat een ober met een zwartwit kostuum en zijn handjes klaar om je jas aan te nemen… Orpheus: Hij draaide zich om met onze jassen en ze kon het natuurlijk niet laten. (Orpheus en Eurydice bulderlachen) Orpheus en Eurydice: Hilárisch! Eurydice: Ach, het was zoiets waar je bij moest zijn geweest om het grappig te vinden.
Orphydice, Els Roobroeck
13
scène vijf (Alles off-set, we horen enkel versterkte stemmen vanuit de kleedkamer) Orpheus: Eurydice? Euridice. Ik vind mijn sweater niet. Je weet wel. Die wollen sweater. Ik had hem klaargelegd op de plank bij de spiegel. Je zou hem wassen. Ik heb een kostuumwissel nu. Dadelijk moet ik op in die sweater. Eurydice: Shit. Orpheus: Hoezo, shit? Eurydice: Luister Orpheus, ik heb er echt niet om gedaan. Hij kwam tussen de bonte was te zitten. Orpheus: Jezus. Eurydice. Hij is helemaal gekrompen! Wat moet ik nu aantrekken? Ik heb niks anders om aan te trekken. Dat was mijn laatste nette sweater. Hij zat perfect. Ik was helemaal dol op die sweater. Weet je trouwens hoeveel die gekost heeft? Vorige week ben je ook al één van je dure gouden oorbellen verloren. Die die je gekregen hebt voor kerst en waarvan je weet dat ik er een half jaar naar gezocht heb. Je hebt gewoon geen respect voor mijn spullen. En de week daarvoor heb je het lichtje van de auto laten branden waardoor we een fortuin aan de ANWB hebben moeten betalen. Goed bezig. Goed bezig Eurydice. Heb je trouwens al contact opgenomen met de installateur van de douche ivm de lekkage? Je weet dat de garantie volgende week vervalt. Ga jij de kosten betalen? Je zou het nog niet eens kunnen betalen met dat loontje van je. Meneer hier zal wel blijven werken. Blijf jij alles kapot maken. Fijn hoor. Heel fijn. Super. Super hoor. Super fijn. Lekker bezig. Lekker bezig Eurydice.
Orphydice, Els Roobroeck
14
scène zes Eurydice: Één keer heb ik sterk aan hem getwijfeld. Wat mij betreft was het op dat ogenblik over. Orpheus: Krijgen we dat weer. Eurydice: Ik weet dat hij het niet zo bedoelde. Orpheus: Waarom begin je er dan over. Eurydice: Je hebt me geslagen Orpheus. Vol in mijn gezicht. Een week lang heb ik concealer moeten gebruiken. En het klassieke excuus dat ik tegen de deur was gelopen. Wat mij betreft was het over. Een week lang kreeg ik geen woord over mijn lippen. Hij excuseerde zich dagelijks maar voor mij was het over. Orpheus: Lief… Eurydice: Die bewuste avond was nochtans zo leuk begonnen. Uit eten met de vrienden, viergangenmenu, wijnarrangement, uitgaan in onze favoriete club, dansen, rum cola, lachen tot we bijna in onze broek piesten. Orpheus: Lief, kan je er alsjeblief over ophouden. Eurydice: Te dicht. Ik danste blijkbaar net iets te dicht bij een andere man. Orpheus: Lief, ik vraag het je nog éénmaal. Eurydice: Orpheus gaf hem een duw en begon te schreeuwen dat hij hem kapot zou maken. Ik geneerde mij en probeerde tussen beiden te komen. Had ik beter niet gedaan want blijkbaar heb ik hem daar in zijn eer aangetast. Bij het verlaten van de club was hij witheet en ontplofte hij nogmaals. Hij Orphydice, Els Roobroeck
15
duwde me. Ik viel op de grond. Zonder nadenken stond ik recht en gaf ik hem een duw terug. Vervolgens maakte ik kennis met zijn vuist. Orpheus: Je beseft niet wat je veroorzaakt bij mannen. Eurydice: Niet weer beginnen. Orpheus: Je zendt de signalen uit die je niet kan controleren. Eurydice: Dat zeg jij, omdat jij die zo interpreteert. Wat meer over jou dan over mij zegt. Orpheus: Je had niet tussenbeide moeten komen! Eurydice: En toezien hoe je jezelf volledig belachelijk maakt en de avond voor iedereen vergalt?! Orpheus: Je bent gewoon naiëf! Eurydice: Kappen nu! Orpheus: Jij bent erover begonnen. Eurydice: Orpheus, kappen. Of ik ga weg. Orphydice, Els Roobroeck
16
scène zeven Orpheus: We zijn helemaal van het verhaal afgeweken. Euryice: Weet ik. Maar ik vind het geen mooi verhaal. Kunnen we geen ander verhaal verzinnen? Orpheus: Ik wou dat ik een ander verhaal kon verzinnen. Ik wou dat ik al het voorgaande kon vergeten. Euryice: En als je het nu eens probeert? Orpheus: Het feit is dat jij doodging en ik alleen achterbleef! Euryice: Ik kon er niks aan doen. Ik hoorde hem niet! Orpheus: Weet ik lief. Weet ik. Ik verwijt je ook niks. Ik zou je ook nooit iets kunnen verwijten. Je bent mijn licht. Mijn leven. Mijn alles. Die man achter het stuur, hij, hij heeft schuld. Hij had dit alles kunnen voorkomen. Hij had ons kunnen behoeden voor dit ongeluk. Hij had beter moeten opletten, zich niet laten afleiden door dat krijsende kind op de achterbank. Hij had minder moeten drinken de avond ervoor. Hij had zich niet moeten overslapen ‘s ochtends. Hij had de normale route moeten nemen naar de crèche. Hij had geen tijd moeten proberen te winnen met een shortcut en meer kilometers per uur. Hij had niet moeten telefoneren tijdens het autorijden om te zeggen dat hij laat is. Hij had gewoon te laat moeten komen opdagen. Hij had alles maar deed niks, behalve je aanrijden! Eurydice: Het was mijn eigen schuld. Ik lette niet op. Ik had hem moeten zien, horen aankomen. Ik was niet aan het opletten. Orpheus: Je was gelukkig. Niemand die echt oplet wanneer hij gelukkig is. Eurydice: Ik was verstrooid. Ik dacht aan ons telefoongesprek van die ochtend. Orphydice, Els Roobroeck
17
scène acht Orpheus: De dagen na haar dood zijn gewist uit mijn geheugen. Mijn hoofd kon de horror van dit verhaal niet bevatten. Je hoort wel vaker van die verhalen, maar die gebeuren altijd met vrienden van vrienden. Dood, ze is dood, Eurydice is dood. Ik bleef deze zin herhalen. Dood, ze is dood, Eurydice is dood. Ik moest deze zin blijven herhalen. Dood, ze is dood, Eurydice is dood. Het was de enige manier om mijn lijf te laten ophouden met voelen. Dood, ze is dood, Eurydice is dood. Tegen iedereen die om haar vroeg zei ik het. Dood, ze is dood, Eurydice is dood. Ik schreeuwde tegen iedereen: “Dood, ze is dood, Eurydice is dood. Dood, ze is dood, Eurydice, mijn Eurydice is dood. Ze is dood. Dood. Dood. Eurydice, mijn geliefde, lieveling, lief, liefste Eurydice is dood.” Uren, dagen zwierf ik door de stad. Op zoek naar die klootzak die haar vermoordde. Ik begon met drinken. Steeds meer, tot ik niet meer op mijn benen kon staan. Zolang ik maar dronk, hoefde ik niet te denken. Ik werd steeds vaker wakker in mijn eigen kots en pis. Ik sloeg mensen in elkaar en werd in mekaar geslagen. Ik was kwaad, zo ongelooflijk kwaad. Ik wou mezelf en anderen kapot maken. Ik haatte het leven. Iedereen maar lachen, lachen en geld uitgeven. Terwijl ik elke dag opnieuw naar huis moest. Ons huis. Het huis dat we samen kochten. Alleen opstaan. Alleen koffiedrinken. Alleen eten. Alleen TV kijken. Alleen drinken. Alleen slapen. Alleen, alles alleen. Ik zag de kinderen rondlopen die we nooit hebben gehad en begon ons huis te haten. Ik sloeg muren in en sloopte alles wat ik kon. De buren sloegen me gade van achter hun gordijnen. Eerst vol medelijden, daarna misnoegd en uiteindelijk de politie bellend als ik weer eens op de stoep voor onze voordeur mijn roes lag uit te slapen. Ik wentelde me in medelijden en zelfdestructie. Eurydice: Dood. Ik ben dood. Ik, Eurydice, ben dood. Ik ben dood. Dood. Dood. Wat een raar woord eigenlijk. Twee dezelfde klinkers en twee dezelfde medeklinkers. En als je het woord omdraait ben ik nog steeds dood. Zo definitief en duidelijk. Geen spoor van twijfel in dit woord. Orpheus: Palindroom Eurydice: Wat? Orpheus: Een woord met een symmetrische volgorde van letters heet een palindroom. Dood is een palindroom. Eurydice: Een palindroom. Ik, Eurydice, ben een palindroom. Orpheus: Ze is nu ongeveer een maand dood. Ikzelf zweef ergens tussen leven en dood. Ik heb nog niet besloten. Orphydice, Els Roobroeck
18
Daarstraks was ik nog op zoek naar de kurkentrekker om de volgende fles wijn van de avond open te maken. Ik kon hem niet vinden. Ik had hem nochtans een uur eerder in mijn handen gehad, Ik heb het hele huis afgezocht op zoek naar die verdomde kurkentrekker. Ik weet niet eens meer waarom ik er zoveel tijd aan besteedde. Waarom een kurkentrekker gebruiken als je de kurk ook gewoon kan doorsteken? Ik wou hem per se vinden. Alsof het vinden van de kurkentrekker en het kunnen openen van de fles zoals hij bedoeld, reden binnen mijn bestaan zou brengen. Ik liep over de brokstukken van wat ooit de badkamermuur was, toen bedacht ik mij dat etiquette als eerste verdwijnt als je verdriet hebt, daarna logica. Dingen hebben niet langer een voor de hand liggende plek. Zoals de flessenopener bijvoorbeeld. Hij ligt niet langer in het vakje van de lade in de keuken die bestemd is voor de flessenopener. Hij ligt nu in de gesloopte badkamer naast het toilet, tussen de natte badmat en de beschimmelde douche. Blootsvoets baande ik mij een weg over de brokstukken baksteen. Vloekend omdat ik een half uur heb lopen zoeken, Met mijn dronken kop liep ik zonder opletten naar de kurkentrekker toe. Met mijn bebloede voeten en volledige gewicht, trapte ik vol op een kapotte blootliggende stroomkabel. Zo stom gebeurde het. Als een flits verscheen Eurydice, mijn geliefde, lief, liefste, lieveling. Ik huilde. Schreeuwde dat ik haar graag zag. Ik greep haar vast. Rook haar haren, huis. Keek in haar ogen, proefde haar smaak. Ik heb haar zo gemist. We hebben nooit afscheid kunnen nemen. Ik wil haar nooit meer loslaten, Ik wil haar verlossen uit deze nachtmerrie. Ik zal haar de weg tonen naar boven. Ik zal haar leiden. Ik moet haar enkel loslaten. Ze zal me volgen. Ik mag niet achterom kijken. Vraag me niet hoe ik dat weet. Ik voel het gewoon. Net zoals je voelt dat het een gewone dag wordt, wanneer je lievelingsnummer 's ochtends bij het opstaan op de radio speelt. Of net zoals je weet wanneer je exact tien rode auto's telt op de weg naar je werk, je baas goedgezind zal zijn. Of wanneer je met je fiets voorbij de volgende lantaarnpaal kunt rijden, nog voor de volgende auto je passeert, je die dag geluk zult hebben. Dat zijn zo van die dingen die je weet. Die je voelt diep vanbinnen. Ik kan me bijna niet losmaken. Ik ben bang dat dit onze laatste omhelzing is. Dat ik haar nooit meer zal kunnen proeven, ruiken, voelen. Haar haren zijn zo zacht. Ik weet dat dit mijn laatste kans is, maar ik kan me niet losmaken van haar. Waarom kan ik je niet loslaten? Waarom kan ik je godverdomme niet loslaten? Waarom ?!" Eurydice: Omdat je me niet vertrouwt. Omdat je denkt dat ik niet luister. Omdat je denkt dat ik alles fout doe. Omdat je denkt dat ik je moedwillig zou kwetsen. Je was al de hele dag aan het schelden omdat er vanalles misliep. Orpheus: Jij was verantwoordelijk voor de uitnodigingen. Eurydice: Ja, er stond een fout in. Ja, de afspraak bij de kapper liep uit waardoor ik te laat was om je moeder op te pikken aan het station. Maar ook bij jou liepen dingen niet goed. Orpheus: Ik stond in de file. Daar kan ik toch niks aan doen. Die taart zou niet als vanzelf bij onze voordeur komen aanvliegen. Bovendien had je nog tijd genoeg om het boeket zelf op te halen. Orphydice, Els Roobroeck
19
Eurydice: Ja, klopt ja. En ik ben het boeket ook gaan halen nadat je me gebeld had. Je liet trouwens me geen keus. Weet je nog wat je zei?! Orpheus: Ik zei enkel dat je naar de bloemist moest. Eurydice: Je zei dat ik, éénmaal getrouwd, wel beter zou gaan luisteren. Daar zou je persoonlijk voor zorgen. Je zei dat je niks aan me had. Dat ik een last was die beter gedresseerd moest worden. Alsof je over een paard of een hond sprak. Je commandeerde me. Intimideerde me. Ik voelde me weer alsof we uit die club kwamen. Alsof die vuist me weer vol in het gezicht raakte. Orpheus: Ik had zenuwen. Eurydice: Ik was op weg naar huis. De bloemist feliciteerde me nog. En ik hem, het boeket met wilde witte rozen was prachtig. Maar mijn hoofd explodeerde met twijfel over ons. Ik was verstrooid, daarom hoorde ik die auto niet. Orpheus: Ik liet je niet los. Ik liet je godverdomme niet los. Waarom liet ik je godverdomme niet los. Waarom? Eurydice: Omdat je me niet vertrouwt. Ik moet nu echt gaan Orpheus. Het is over. Orpheus: Blijf! Eurycide: Ik ga. Ik raad je aan hetzelfde te doen. Als je hier blijft liggen, dan sterf je. Orpheus: Hoe bedoel je? Eurydice: Je bent met je blote voeten op een kapotte stroomkabel gaan staan. Je lijf kan 220 volt niet aan. Orphydice, Els Roobroeck
20
Orpheus: Als dit de enige mogelijkheid is om bij je te zijn dan is het maar zo. Eurydice: Orpheus, het spijt me. Het spijt me zo verschrikkelijk. Ik had beter moeten uitkijken. Ik had je onmiddellijk moeten vertellen hoe ongelukkig dat telefoongesprek me maakte. Ik had eerlijk moeten zijn. Alsjeblieft, sta op. Laat me los. Leef je leven. Zoek een meisje, maak een kindje en leef. Het is niet enkel jouw schuld. Ik had iets kunnen zeggen of doen maar ik koos ervoor om te zwijgen. Ik koos ervoor om je zwijgend te tergen. Zoals ik altijd deed. Zoals ik stiekem genoot van jouw jaloezie. Zoals ik bewust flirtte met andere mannen om jou op te stoken. Ik wist precies wat ik moest zeggen of doen om jou te raken. Orpheus: Ik heb je kapot gemaakt. Eurydice: Ik heb jou kapot gemaakt Orpheus en Eurydice: We hebben elkaar kapot gemaakt.
Orphydice, Els Roobroeck
21
Epiloog Orpheus en Eurydice: Weet je nog hoe het is om 10 jaar te zijn? Je zit op je favoriete schuilplek. Die ene plek in huis waar je moeder je nooit kan vinden. Je hoort haar roepen want het is tijd om te eten. Ze roept je naam één keer, twee keer, drie keer. De derde keer hoor je een lichte paniek in haar stem. Je krijgt een kriebel in je buik. Je weet dat die paniek betekent dat ze je graag ziet. Waneer ze je een vierde keer roept is haar stem overmeesterd door de angst dat er misschien iets met je is gebeurd. Je vader besluit mee te zoeken. Je hoort hem stommelen. Je weet dat je een hele slimme vader hebt, dat hij je uiteindelijk altijd vindt. Vanbinnen, op de plek waar je maag zit, voel je dat zenuwachtig gevoel. Voel je dat gevoel dat je voelt als je weet dat je bijna gevonden wordt. Je weet dat je je moeder hebt laten schrikken. Je weet dat ze op dit eigenste ogenblik verdriet heeft omdat ze denkt dat ze je voor eeuwig kwijt is. Je weet dat je vader kwaad zal zijn omdat je je moeder zo hebt laten schrikken. Je blijft ondanks dit alles zitten. Je blijft op je schuilplaats zitten omdat je niet meer tevoorschijn durft komen. Het leuke spelletje is een hel geworden. Diegenen die je het liefste ziet van de hele wereld, zijn nu kwaad op je. Het liefste wil je de klok terugdraaien. Uiteindelijk kruip je uit je schuilplek en ga je naar je vader toe. Je gaat naar je vader omdat je je moeder nog niet onder ogen durft te komen. Je gaat naar je vader omdat je weet hij sterk is en nooit verdriet heeft. Samen met je vader ga je naar je moeder toe. Nog voor je sorry kan zeggen, omhelst ze je zo hard dat je niet kunt ademenen. Ze huilt, snikt grote tranen in je haar. Je huilt mee want dit was niet de bedoeling. Je belooft je nooit meer te verstoppen. Wanneer je ‘s avonds met een grote kop warme chocolademelk lacht om een mopje van je vader, lijkt het alsof die hel van een paar uur geleden nooit heeft bestaan. Alles is weer goed. Iedereen is gelukkig. Er bestaan geen problemen meer, althans vanavond niet. Ik wou dat ik 10 jaar was en met een grote kop warme chocolademelk aan het lachen was met een mopje van mijn vader. Ik wou dat deze hel voorbij was. Dat er geen zorgen meer waren en geen verdriet. Eurydice: Ik wou dat het tijd was om te gaan slapen. Dat ik in een warm liefdevol bed kon kruipen. Dat ik morgen als een gelukkige getrouwde vrouw kon opstaan. Een vrouw met een man die haar graag ziet, die haar vertrouwt en voor haar zorgt. Een vrouw met kinderen. Drie, twee meisjes en en jongen. Een vrouw waarvan gehouden wordt. Een vrouw die er alles aan doet om die liefde te beantwoorden. Een vrouw die ongerust wordt als haar kind niet antwoordt. Een vrouw die de lekkerste chocolademelk van de hele wereld maakt en samen met haar kinderen lacht om een mopje van haar man. Orpheus: Ik wou dat we samen oud waren geworden. Ik wou dat ik vanaf de dag dat ik haar kende tot in de eeuwigheid elke dag iets in haar oor had gefluisterd. Ik wou zoveel. Ik mis haar. Het wordt nooit meer… Eurydice: Nooit meer… Orpheus en Eurydice: Meer. EINDE Orphydice, Els Roobroeck
22