www.researchportal.be - 3 Feb 2016 07:04:30
Organisaties (400 - 450 van 536) Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B)
Plantenbiochemie Universiteit Antwerpen The laboratory of Plant Biochemistry and -Physiology is specialised in the development of analytical techniques for the analysis of cyclic nucleotides and plant growth regulators, paticularly measuring endogenous phytohormone concentrations and their metabolism, as well as the metabolism of exogenously added phytohormones. Physicochemical techniques (GC-MS EI or CI, ESI LC-MS/MS, Micro and capillary ESI LC/LC-MS/MS, HPLCdiode array, HPLC-fluorescence) were developed and adapted for the analysis of cyclic nucleotides and phytohormones in minute plant or bacterial samples. Immunochemical techniques were developed for purification and analytical purposes as well as for immunolocalisation of cytokinins and cyclic nucleotides. The presence of this extensive analytical competence has ensured the group a rather unique position in the field of plant growth regulators. This analytical specialisation is dedicated to physiological research topics on the role of phytohormones and second messengers in developmental processes of higher plants covering : 1. The role of plant growth regulators in normal, mutant and genetically modified plants. 2. The phytohormonal aspects of Plant-Bacterium Interaction 3. The role of plant growth regulators during cell cycling 4. Functional aspects of cyclic nucleotides as second messenger during cell cycling 5. The role of cyclic nucleotides in chloroplast development.
Planten- en vegetatie ecologie Universiteit Antwerpen The research areas of the Focus Environment, whereto the research group of Plant and Vegetation Ecology (PLECO) belongs, are situated within the foIlowing major topics: ecology, in particular terfestrial ecology, including stagnant and running inland waters and estuaries; the past as weIl as the present of the changing ecosystems and landscapes are exarnined; this understanding combined with an experimental approach is used to predict future expected (global, atmospheric, land cover, nutrient and watercycles, biodiversity) changes and to apply this knowledge for ecosystem management); a multiscale approach: from individual organisms, via populations and communities towards ecosystems and landscapes. The main objectives of the research group of Plant and Vegetation Ecology are a better understanding of the functioning, the dynamics and the structure of plants, at the leaf, plant, community and ecosystem levels in present and future environments. At the autecological level the scientific approach is to study physical mechanisms, their experimentation and understanding in relation to plant ecophysiological responses and/or ecosystem physiological functioning. Response reactions of plants to their physical or physico-chemical environment (atmosphere, soil) are an inherent part of this approach. To examine how plants and vegetations interact with their abiotic environment, the effects of global environmental changes (as increased temperature, increased atmospheric CO2 concentrations, changed UV -B radiation levels, tropospheric poIlution, in particular ozone) on plants and vegetations are primarily studied: Modelling and experimenting global climatic changes on ontogeny, development, structural and process components of plants and plant canopies are used as suitable tools. The carbon, water and energy balances of vegetations are focal points of interest and study. As the soil is considered an integral and crucial part of the plant's environment, this compartment is also considered to a great extent. Applications include, among others, the improvement of potential crop productivity through cultural management regime (e.g. high density, short rotations, intensive management, fertilization) or ecophysiology of genotypes. At the synecological level (vegetation and community scales) theoretical aspects of habitat and landscape fragmentation, as weIl as of diversity measurements are studied. Aspects of biodiversity, ecosystem function and stability are considered focal areas for a better understanding of the dynarnics of ecosystems. Spatial models (at the plant and vegetation scales are developed for up-scaling, description and simulation purposes. Multi-species grassland,agricultural crops, tropical and temperate forests have been chosen as primary study objects. The methodologies that are being used to achieve the above mentioned objectives and approaches, include various ecophysiological and micrometeorological techniques, environment al physiology and physics, modelling, numerical and multivariate analyses.
Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO) Universiteit Antwerpen De onderzoeksgroep Planten- en Vegetatie-ecologie (PLECO) van het Departement Biologie (Campus Drie Eiken) heeft een uitgebreide en langlopende ervaring met de studie van een breed scala van subdisciplines binnen de ecologie, in bijzonder de ecologie van planten en vegetaties. Daarbij wordt het continuüm van ruimtelijke schalen overbrugd, gaande van de individuele plant, over populaties en plantengemeenschappen (vegetaties) tot landschappen en regio's. Het huidige onderzoek (en onderwijs) situeert zich in de plantenecofysiologie, fysische ecologie, gewasmicrometeorologie, ecosysteemfysiologie, plantensociologie en landschapsecologie. Experimenteel onderzoek wordt zo veel mogelijk gekoppeld aan bestaande of nieuw ontwikkelde modellen. Volgende onderzoekstopics komen vooral aan bod: - Kwantificeren van de koolstofcyclus op niveaus van de individuele plant, de vegetatie en het ecosysteem. De ervaring van PLECO houdt o.a. expertise in met koolstoffluxmetingen van de vegetatie en van de bodem, evenals de ontwikkeling van aangepaste systemen voor blootstelling aan klimaatsveranderingen (open top kamers, gesloten begassingsruimten, klimaatskassen, .....). - Impactstudies van verhoogde CO2 concentraties, verhoogde temperatuur en troposferische ozonconcentraties (globale klimaatsverandering) op individuele planten, vegetaties en ecosystemen - Biodiversiteit: functionele aspecten van en veranderingen in biodiversiteit, manipulatie van diversiteit in geassembleerde graslandecosystemen voor de studie van diversiteit-functie relaties en voor studies m.b.t. de impact van biologische invasie, modellering, ecosysteemresistentie - Structuur van planten en vegetaties en hun invloed op stralingstransfer, en onderzoek naar structuren op landschapsniveau (kwantificeren van habitatfragmentatie); toepassing van landschapsindices op tropische ontbossing - Ecologische modellering: koolstof- en stikstofcycli, stralingsinterceptie door gewassen, biodiversiteit en productiviteit, lokale extinctie van soorten, voorspelling van productie, groei en houtkwaliteit van bomen en bossen, impact van verhoogd CO2 en/of ozon op planten - Ecologie, energie en koolstofbalans van gemengde, gematigde bossen - Ecologie en fysiologie van populier in het kader van korte-omloop-hakhoutculturen voor bio-energieproductie (ecofysiologie, genomics, klonale variabiliteit) In termen van biomes wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke verscheidenheid (huidige activiteiten gelocaliseerd in de toendra, woestijnen, gematigd grasland, gematigd en tropisch bos, maar ook in landbouwgewassen en plantages).
Plantenfysiologie Universiteit Antwerpen Plant Physiology: investigation on the respons and defense mechanisms of plants to abiotic (e.g. heavy metals, ozone) and biotic (pathogens) stress factors. Plant cell responses are investigated at the molecular and cellular level. Plasma membrane proteins are characterized and purified.
Plantenfysiologie Vrije Universiteit Brussel (nederlandstalige doelstellingen volgt later)
Topic A : Biochemistry and molecular biology of plant cell wall degradation due to fungal and bacterial pectic enzymes (Fusarium, Pseudomonas) (Koedam N.) Molecular cloning, gene (product) and regulation analysis Investigation of virulence factors in Fusarium oxysporum induced wilting of chickpea and disease suppression by fluorescent Pseudomonas Topic B : siderophores of bacterial origin (Pseudomonas) : production, regulation and interaction with potentially toxic metals (Zn, Cd, Al, Cu, Ni,...) (Cornelis P. and Koedam N.) Application of rhizobacteria as biocontrol agents. Extension of these activities to the tropical environment (Sri Lanka) Plant growth promotion and fluorescent pseudomonads: mechanism of inhibition of Fusarium oxysporum f.sp. ciceris, causative agent of vascular wilt in Cicer arietinum Study on the interaction between plants and fluorescent pseudomonads within the rhizosphere : colonisational aspects, antagonism against fytophatogenes and effects on growth. Development of the orientation Molecular Biology at the University of Ruhuna, Sri Lanka Topic C : secondary metabolites of pharmaceutical importance in Datura (productivity, regulation) and allelopathy. Extension to some tropical medicinal plants (Demeyer K.) Valorisation des végétaux tropicaux par extraction d'huiles essentielles, alcaloïdes à usage pharmaceutiques, cosmétologiques et agro-alimentaire' Burundi Topic D : physiology of new crops in marginal soils (saline environments) : Crambe, Aster and Salicornia. Stress phenomena in saline environments (Bogemans J.) A contribution to the diversification of the production of vegetable crops by research on cultivation methods and selection of halophytes Topic E : Educational project : establishment of a scientific self-study centre at the University of Nairobi (Neirinckx L.)
Plantengenetica Vrije Universiteit Brussel In het Laboratorium Plantengenetica wordt fundamenteel plant moleculair-genetisch onderzoek gekoppeld aan toegepast onderzoek relevant voor de biotechnologische industrie en de landbouwsector. Het onderzoek concentreert zich op de volgende themata: xStudie van DNA herstel- en recombinatiemechanismen en methoden om deze mechanismen te beïnvloeden. Dit kan leiden tot het ontwikkelen van nieuwe technieken voor functionele analyse van genen, verbeterde procedures voor genetische wijziging van planten, en het creëren van nieuwe bronnen van variatie voor de plantenveredeling. xStudie van de biosynthesewegen van aminozuren en de regulatie hiervan. De kennis hierover wordt toegepast in nieuwe strategieën om het gehalte aan essentiële aminozuren in voedings- en voedergewassen te verhogen. Voor de menselijke voeding is dit in eerste instantie van belang voor populaties met een grotendeels vegetarisch dieet; in de veehouderij kan dit leiden tot verminderde milieuverontreiniging en tot voeders met minder additieven. xStudie van adaptatiemechanismen van planten ten opzichte van biotische en abiotische stress, met als uiteindelijk doel het creëren van variëteiten met verhoogde weerstand tegen deze stressfactoren. xMolecular farming: productie van eiwitten, waaronder vaccins, in plantenzaden. Terwijl voor de fundamentele aspecten van dit onderzoek gebruik gemaakt wordt van modelplanten zoals Arabidopsis thaliana, Medicago truncatula en Nicotiana spp. wordt voor de toepassingen met belangrijke gewassen gewerkt, waaronder rijst, sorghum, aardappel, boon en pigeonpea.
Plantengroei en -ontwikkeling Universiteit Antwerpen Op het laboratorium voor plantenbiochemie en 'fysiologie wordt volgend wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd: · Studie van de rol van cytokinine-, cyclisch nucleotide- en jasmonaatgestuurde signaaltransductieketens tijdens de celcyclus en geprogrammeerde celdood in hogere planten. · De rol van plantenhormonen in de groei en ontwikkeling van planten (wildtype,mutanten en genetisch gewijzigde). · De rol van plantenhormonen in plant-microbe interactie (bacteriën (symbionten, endosymbionten, rhizosfeer, pathogenen), protisten). · Fytohormoonsynthese door plant-geassocieerde bacteriën. · Functionele aspecten van cyclische nucleotiden als in signaaltransductieketens van hogere planten. · Studie van het celcyclus interactoom via een doelgerichte proteoomanalyse. · Toegepaste proteomics op industriële en potentiëel industriële fermentaties - Een onderzoeksinitiatief naar de isolatie en identificatie van biotensiden, geproduceerd uit recycleerbare oliën en vetten. · Wortelarchitectuur en cellulaire reactie op omgevingsparameters. · Een multidisciplinaire studie van zuurstofgerelateerde stress fenomenen, met behulp van geavanceerde proteoomanalyse.
Plantenmorfologie Universiteit Antwerpen Actually we keep to the study of cell elongation in cultured cells and try to advance on the levels of signalling, cytoskeleton, cell wall composition and mechanics, nuclear physiology (endoreduplication), and to compare the data with the reality in real leaves and roots. The main lines of future research will be on signalling, on cytoskeleton and cell wall, on wall mechanics, on nuclear physiology. These different lines of research on elongating cells fit in the working hypothesis that normal plant(organ) development in terms of tissues and cells, is achieved by an interplay of "leader tissues" that play a predominant role in shape and size definition, and "follower tissues" that rather passively develop in the space defined by the former. Depending on their status in this system, cells can or cannot dedifferentiate easily when given the right clue. The research is purely fundamental but bears possibilities for applications in plant manipulation.
Plantenmorfologie Universiteit Antwerpen De cellulaire basis van de elongatie en de controle van elongatie in cellen van zaadplanten. Verschillende aspecten worden onderzocht naar structuur en functie. Apoplastisch zijn dit de celwandopbouw, de biomechanica van de wand en de enzymatische aanpassing van de wand bij celexpansie. Symplastisch komen het cytoskelet, het kernmetabolisme en het remodeleren van celmembranen en organellen aan bod.
Pneumologie KU Leuven - Lung and chest wall mechanics: respiratory function in health and disease and effects of drugs.- Lung toxicology: fundamental mechanisms and epidemiologic research on occupational hazards.- Biochemical and metabolic functions of lung in health and disease and animal models.- Bronchial carcinoma: PET-scan, therapeutic modalities.- Respiratory muscles: animal models and changes in disease.- Difficult asthma.- Pulmonary embolism and hypertension.- COPD and rehabilitation.
Pneumologie en ademhaling Universiteit Antwerpen A. CELL BIOLOGY : A major laboratory research interest focuses on the pathogenesis of asthma, chronic obstructive pulmonary disease (COPD) and adult respiratory distress syndrome (ARDS). More specifically we are investigating mast cell behaviour upon challenge with different secretagogues as anti-IgE, tumour necrosis factor (TNF) and the modulating effects of mast cell stabilisers and nitric oxides. Mast cell cytology, in order to obtain a better insight into subtype distribution and function, is also subject of research. The second main area is the pathogenesis of lung injury. We have developed an experimental model for studying patients who underwent cardiac surgery. These patients may have a reduced risk of lung injury. During and after surgery several parameters in peripheral blood and in bronchoalveolar lavage (BAL) fluid, as cell number, differentiation and mediators are assessed to provide an indication of possible mechanisms of lung injury. The effects of pretreatment with steroids and oxygen radical scavengers in order to prevent lung injury are studied. In a controlled study mediator levels and other inflammatory parameters are measured in blood and BAL fluid of patients with astma and COPD before and after treatments. B. EPIDEMIOLOGY OF ASTHMA : We are active participators in collaborative projects related to the prevalence ans risk factors of asthma. We
participate in the EC Respiratory Health Survey by evaluating epidemiology of asthma in the Antwerp area and presently focusing on possible causes for differences in prevalence found between young adults living in the urban centre and those living in suburban area as well as in rural areas of the Province of Antwerp. We are also studying prevalence and risk factors of asthma and COPD in other population groups (eg. migrants, farmers) and in other age groups (children, older adults). We are finishing separate studies on the socio-economical and quality of life impact of asthma in the community, as well as on worldwide differences in asthma management among respiratory physicians.
Polaire Ecologie, Limnologie en Paleobiologie Universiteit Antwerpen 1. Ecology and palaeoecology of polar ecosystems (diatoms, thecamoebae, chrysophycaea, Rotifera, Tardigrada, higher plants,...), 2. Environment and Quartary environmental evolution in Flanders, 3. Archaeobiology, 4. Palaeobiology of Echinoidaea from the Boreal and the Tethys Realms.
Proefdierencentrum Biomedische Wet. KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Protetische Tandheelkunde Vrije Universiteit Brussel (nederlandstalige doelstellingen volgt later) The department PRTA consists of two units. Tfirst is dealing with fixed prosthodontics and the second with removable prosthodontics. Currently, most research is developed within the area of fixed prosthodontics. This unit which is lead by Dr. Peter Bottenberg is developing important research on the 'Biocompatibility of dental materials using in vitro tests'. The need for biocompatible materials implies the necessity of toxicity testing. The toxicity of a dental material can be evaluated by in vitro tests, animal experimentation including usage tests and clinical studies. In vitro studies are mainly the evaluation of cytotoxicity or genotoxicity. The two most important techniques for maintaining living materials are cell culture and organ culture. Cell and tissue cultures could be very sensitive, practical and the results are quick, cheap and quantitative. In the present study, by using primary and permanent cell lines and applying dental materials, cytotoxicity could be assessed. An approach of cell-material contact is the exposure of cell culture to soluble components or microparticular corrosion products of dental materials. Corrosion or degradation products will be obtained by exposing material samples to an artificial saliva of defined composition. After cell-material (corrosion products) interaction, changes such as morphological, viability and metabolic alteration will be specified. Determining these changes and their influence on the function of the cells could give a toxicity profile to dental materials related to physical characteristics of corrosion/degradation products. The relation between in vitro results with in vivo using these profiles can be investigated.
Prothet.Tand KU Leuven BIOMAT RESEARCH GROUPFibre-reinforced bioactive glass as a potential dental implantmaterial. Control of processing variables, designing andhistological and clinical evaluation of these implants in dogs.Bioactive glass particles as a filler material for osseouslesions.Bone remodelling around dental implants under load-bearingconditions.Hydroxylapatite plasma-sprayed oral implants and theireffectiveness in spongious jawbone. Experimental studies ingoats.Surface roughness of oral implants and their effectiveness inspongious jawbone. Experimental studies in goats.Clinical long term evaluation of dental osseointegrated implantsupported prosthetic reconstructions in man.Quantification and qualification of forces on oral implants:in vivo and vitro studies.
Psychopathologie en medische psychologie Universiteit Antwerpen 1. Taxonomy. During recent years there has been a considerable interest in validating hypotheses on the existence of subtypes of unipolar depressive disorders (melancholic, vital, neurotic, reactive, minor ...). We use multivariate statistical techniques and clusteranalysis as tools to investigate issues of the dimentional/categorical approach to classifying depressed patients. 2. Biological state markers of depressive disorders and the Serotine hypothesis. L-tryptophan (L-TRP) is the precursor of serotonin and a deficiency in this neurotransmitter plays a part in the pathophysiology of melancholia. The brain serotonin synthesis partly depends on the availability of L-TRP in the plasma and we showed that total L-TRP circulating levels were lower in melancholic patients as compared with normal controls or minor depressives. The blunted thyroid secreting hormone (THS) responsivity to thyreot ropin releasing factor (TRF) in severely depressed patients is determined by a lower basal TSH secretion. We study also the diminished ACTH secretory response after corticotropin-releasing-hormone (CHR). 3. Psycho-Immunology. During the last five years, our laboratory has provided strong evidence that severe depression may be accompanied by a systemic phagocytic (monocytes, neutrophils) cells, T cell activation, B-cell proliferation, an "acute" phase response with increased plasma levels of positive and decreased levels of negative acute phase proteins, higher autoantibo dy (antiphos-pholipid) titers, disorders in exopeptidase enzymes, such as dipeptidy) peptidase IV and angiotensin converting enzyme, and increased production of interleukin (IL)-1B and IL-6 by peripheral blood mononuclear cells. We have hypothesized that increased monocytic production of interleukins (IL-1B an IL-6) in severe depression may constitute key phenomena underlying the various aspects of the immune and "acute" phase response, while contributing to disorders in other biological markers of depression, such as hypothalamic-pituitary-adrenal-axis hyperactivity, and decreased serotonin metabolism.
Radiofarmacie KU Leuven The research of the group is directed towards the development ofnew radiopharmaceuticals for use in nuclear medicine and labelledwith technetium-99m, carbon-11 or fluorine-18. On the other hand,part of the activities is also in the field of optimisation ofexisting radiopharmaceuticals in terms of improved productionmethods, better methods for analysis, formulations with enchancedstability.The search for new radiopharmaceuticals is situated in the fieldof development of specific radiolabelled products for the earlydiagnosis of (1) Alzheimer's disease, (2) tumours on which anti-gens are expressed to which some peptides bind with high affinity(3) bone metastases, (4) hypoxic areas as an indication of tu-mours.The search includes (1) organic synthesis of non-radioactive pre-cursors, (2) labelling with technetium-99m, carbon-11 or techne-tium99m, (3) development of methods for analysis, (4) biologicalevaluation on cell lines and/or in mice, rabbits and/or a baboon.Depending on the results,
Radiologie KU Leuven 1. Experimental radiology :- Radiological study of the microvascularisation of normal andpathological tissues by microfocus microangiographic techniques.2. Computerized Tomography :- Volumetric spiral Computerized Tomography- Three dimensional imaging- High resolution Computerized Tomography of the lung- Geological applications3. Contrast agents :- Pharmacodynamics of experimental contrast agents for Magneticresonance in normal and pathological tissues - animal experimen-tation.4. Magnetic Resonance :- Functional brain imaging- Magnetic resonance angiography- Functional cardiac imaging- In vivo spectroscopy and spectroscopic imaging at 1.5 Tesla- Analysis and correction of image
distortion5. Image processing : - 3-Dimensional display, stereotactic workstation- Stereolithography- Digital radiology6. Ultrasound :- Intravascular ultrasound7. Simultaneous radioscopic and manometric registration duringthe study of swallowing and defecation act.
Radiologie en Klinische Beeldvorming Vrije Universiteit Brussel Op het gebied van medische magnetische resonantie (MR) beeldvoming ligt de focus van het onderzoek op 2 topics: diffusie beeldvorming en gevoeligheid van beelden.
RD Kulak KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Reproductie en Genetica Vrije Universiteit Brussel REGE houdt zich bezig met de interfase tussen reproductie en genetica, een ruime benaming die verschillende onderdelen vervat. Zo wordt de genetica van mannelijke infertiliteit en het zoeken naar genen die een rol spelen in de spermatogenese een eerste topic die vooral in samenwerking met het Centrum Medische Genetica wordt onderzocht. Een tweede belangrijke topic omvat de (epi)genetica van embryo's en embryonale stamcellen, dwz onderzoek naar chromosomale afwijkingen, epigenetische veranderingen en onderzoek van stamcellen die drager zijn van een monogene aandoening, als model voor deze aandoeningen. Dit betreft ook onderzoek van het mitochondriaal genoom en differentiatie naar o.m. longweefsel om normale stamcellen en stamcellen die drager zijn van mucoviscidose te vergelijken. Door de belangrijke samenwerking met het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde hebben wij een bijzondere interesse in menselijke embryologie waaronder pluripotentie van preimplantatie embryo's (en de vergelijking met embryonale stamcellen), de cryobiologie en de follow-up op lange termijn van kinderen geboren na medisch begeleide voortplanting. De klinische activiteit van het CRG waar voortdurend wordt gezocht naar nieuwe behandelingen voor infertiliteit en waar bestaande behandelingen voortdurend worden verbeterd, is zeer actief en wordt internationaal herkend. Als historisch gegroeide activiteit en link met de neuropediatrie zouden ook mitochondriale pathologieën en malformaties van corticale ontwikkeling worden onderzocht (samen met Prof. L. De Meirleir, KIND). Recent werd met de komst van Prof. Brugada op onze campus een samenwerking rond cardiogenetica opgezet. De interfase tussen genetica en reproductie is een heel specifieke hybride tak van de biomedische wetenschappen waarin de VUB en onze groep zeer sterk is.
Reproductieve Biologie Vrije Universiteit Brussel (nederlandstalige doelstellingen volgt later) Topic A : assisted fertilization for severe male-factor infertility Infertile couples who cannot be treated by standard in vitro fertilization, a.single spermatozoon is injected by micro-manipulation technique into the oocyte. Factors influencing the success of intracytoplasmatic sperm injection. Topic B : Cryopreservation of oocytes and embryos Since the number of oocytes and embryos which are replaced has to be limited to two or three, supernumerary oocytes and embryos can be cryopreserved. Assessment of different cryopreservation procedures for human oocytes and embryos Topic C : Preimplantation diagnosis Prenatal diagnosis can be done on one or two blastomeres of eight-cell embryos, only embryos which are non-affected will be replaced in couples at risk for genetic diseases. Preimplantation diagnosis on single cells for: Tay Sachs disease Gender determination Cystic fibrosis
Reproductieve immunologie en implantatie Vrije Universiteit Brussel De onderzoeksgroep Reproductieve Immunologie en Implantatie heeft tot doel de verschillende aspecten betrokken bij vroege implantatie te onderzoeken en meer in het bijzonder de interactie tussen het endometrium en het embryo welke tot succesvolle innesteling leidt in natuurlijke en IVF cycli. Het endometrium is slechts gedurende een beperkte periode receptief voor een innestelend embryo, gedurende het zogenaamde implantatievenster. Gecontroleerde ovariele stimulatie voor IVF gaat gepaard met een sterk gewijzigd endocrinologisch milieu dat potentieel invloed heeft op de receptiviteit van het endometrium. De precieze moleculaire netwerken betrokken bij deze receptiviteit zijn nog niet opgehelderd. Uit onderzoek verricht binnen onze groep is gebleken dat de morfologie van het endometrium op de dag van eicel pickup een premature secretoire verandering vertoont. Wanneer dit fenomeen extreem aanwezig is (endometrium met een maturatie die meer dan 4 dagen vooruitloopt op de chronologische dag) werden geen zwangerschappen vastgesteld. Tevens wordt bij IVF vaak een premature stijging van progesteron waargenomen. Het was tot nu toe echter niet duidelijk in welke mate deze een invloed heeft op zwangerschapsuitkomst. Wij hebben een verschil in endometriale genexpressie kunnen aantonen op de dag van eicel pickup welke gepaard gaat met subsequente zwangerschap en meer bepaald een moleculair netwerk, COX2 dat betrokken is in verschillende stimulatieprotocols voor IVF. Wij hebben eveneens een invloed kunnen aantonen van verhoogd progesteron in de laatfolliculaire fase op de genexpressie van het endometrium. Daarnaast spelen immunologische factoren een rol bij de interactie tussen embryo en endometrium en worden verantwoordelijk geacht voor een gedeelte van de implantatiestoornissen en miskramen. De interactie van HLA moleculen op embryo en trofoblast met Natural Killer (NK) cellen in het endometrium stimuleert deze cellen tot de secretie van cytokines en vasculaire groeifactoren die de implantatie bevorderen en T cellen inhiberen. Trofectoderm en extravilleus trofoblast drukken geen klassieke HLAmoleculen A en B uit, waardoor afstoting en activatie van cytolytische NK cellen voorkomen wordt, echter wel HLAC en de niet-klassieke HLA-G en -E moleculen. De receptoren voor HLA klasse I zijn de KIR (killer-cellimmunoglobuiln-like receptoren) die NK cellen kunnen activeren of inhiberen. De voornaamste liganden voor inhiberende KIR zijn HLA-Bw4, HLA-C en HLA-G moleculen. De liganden voor activerende KIR zijn tot op heden onvolledig gekend. Bepaalde HLA-C allelen binden activerende KIR met lage affiniteit. KIR receptoren op moederlijke NK cellen zouden een regulerende rol kunnen spelen bij implantatie door signalen te voorkomen die het embryo zouden kunnen beschadigen. Er werd een associatie aangetoond tussen miskraam en pre-ecclampsie in moeders met KIR AA genotype en een HLA-C2 foetus. Solubel HLA-G in kultuursupernatans van preimplantatie embryos werd naar voor geschoven als implantatie merker met de bedoeling het embryo met hoogste kans op implantatie te kunnen selecteren adhv niet-invasieve methodologiën, belangrijk in het kader van single embryo transfer ter preventie van de complicaties van meerlingzwangerschap. Momenteel zijn deze studies controversieel omwille van grote heterogeneiteit in technieken voor ART (assisted reproductive technology), eiceldenudatie, embryo was en cultuurcondities, transfer van single of multipele embryo's, behandeling van het kultuursupernatans voor immunoassay, HLA-G immuno-assay techniek (standardisatie, gevoeligheid, reproduceerbaarheid)
Revalidatie Research Vrije Universiteit Brussel "Overzicht van de belangrijkste onderzoeksactiviteiten: Pierre Lievens en Philip van der Veen -- Edema na mastectomie: Met het oog op de optimalisering van de fysische therapie behandeling van oedeem na mastectomie, het bestaan van nieuwe vormen van lympho-lymfestelsel anastomosises onderzocht op dierlijke modellen; -- De invloed van fysieke middelen op het lymfestelsel vasomoticity is onderzocht;
-- Op het gebied van de elektrotherapie zijn we op zoek naar de optimale parameters voor elektrische stimulatie van de spier; -- Op het gebied van Laser therapie zijn studies gedaan om de werkingsmechanismen van biostimulatie effecten van deze techniek. Peter Vaes: Enkel stabiliteit: samen met een aantal afdelingen van de VUB en de labs zijn een aantal studies uitgevoerd. De belangrijkste onderzoeksactiviteiten zijn: klinische studies van de diagnose en behandeling van de resultaten van het acute enkel sprain, Roentgenologic analyse van de werkzaamheid van de enkelblessure bandages en braces verschillende enkelblessure. Metingen van gezamenlijke proprioception. Eric Kerckhofs: Onderzoek op Neurologische Revalidatie (Stroke, Parkinson, multiple sclerose). Romain Meeusen: Onderzoek op het gebied van: Neurotransmission, Diabetes, Sport revalidatie, Cryotherapy."
Revalidatiewetenschappen Universiteit Hasselt
Het Studiecentrum voor revalidatieonderzoek (REVAL) is het onderzoeksinstituut van de PHL opleiding Revalidatiewetenschapen & Kinesitherapie (Dpt. Healthcare). In haar onderzoeksactiviteiten werkt REVAL samen met het Biomedische Onderzoeksinstituut (BIOMED) van de Universiteit Hasselt en het Revalidatie & MS Centrum.
REVAL bestaat uit een multidisciplinair onderzoeksteam actief in het domein van de neurologische, psychologische en musculoskeletale revalidatie en bewegingswetenschappen.
Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie (REVAKI) Universiteit Antwerpen De onderzoeksgroep REVAKI behoort tot de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, departement Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie. Het departement is geïntegreerd vanaf 1 oktober 2013. Momenteel is de onderzoeksgroep volop bezig met de invulling van hun onderzoek.
Scheikunde der Proteïnen Vrije Universiteit Brussel "De onderzoekseenheid Eiwit Chemie (SPRO) gaat terug tot 1967 toen deze werd opgericht dankzij de gezamenlijke inspanningen van Prof R. Jeener (ULB) en Prof L. Kanarek. Oorspronkelijk was de onderzoeksactiviteiten gericht op de immunogeniciteit van kip eiwit lysozym en haar proteolytische fragmenten. Sinds de vroege jaren zeventig werden de onderzoeksonderwerpen gediversifieerd. In de loop der jaren ontwikkelde het lab oorspronkelijke technologieen voor de zuivering van een breed scala aan eiwitten uit bacterien, gisten, dieren en planten. Vandaag zijn de belangrijkste onderwerpen: 1. Eiwit zuivering methodologie; 2. Isolatie, fysico-chemische karakterisering en organisatie van de enzymen die behoren tot de energie-metabolisme van trajecten, met name de citroenzuur-cyclus en de glyoxylic acid cyclus; 3. Onderzoeken op planten, ongewervelde en bacteriele lectines."
Screening, D KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Seksuele-Pel KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Skeletale Biologie en Engineering KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Sociaal-culturele voedingsstudies Vrije Universiteit Brussel Met de oprichting van deze muliti-disciplinaire onderzoeksgroep is het de bedoeling onderzoek te doen naar convergentie en divergentie in de Europese maatschappij vanaf de 18de eeuw tot vandaag, aan de hand van veranderingen in de voeding, en dit vanuit verschillende invalsperspectieven
Sociale Gerontologie Vrije Universiteit Brussel Het doel van deze onderzoeksgroep is om onderzoekers in het domein van de sociale en beleidsmatige gerontologie samen te brengen.
Specialiteiten (KNO, Dermatologie, Oftalmologie, Psychiatrie) Vrije Universiteit Brussel "De voormalige PSYM onderzoekzeenheid is nu onderdeel van SPEC. Onze eenheid is voornamelijk betrokken bij onderzoek op het gebied van depressies. In nauwe samenwerking met het Cyclotron Unit van de VUB en de Afdeling Nucleaire Geneeskunde van het Academisch Ziekenhuis van de VUB, worden brain imaging technieken, meer in het bijzonder single foton emissie tomografie (SPET) gebruikt om receptor function in vivo in depressieve patienten en de studie van de effecten van antidepressieve behandeling op verschillende receptoren te onderzoeken . SPET wordt ook gebruikt voor het onderzoek naar de differentiele effecten van typische en zogenaamde atypische antipsychotica bij schizofrene patienten. Onze fractie is ook bijzonder geinteresseerd in de psychobiology van de persoonlijkheid (stoornissen)."
Spin-off & Innovatie KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Spoorelementen in de biomedische wetenschappen Universiteit Antwerpen Since 1974, essential trace elements from selenium, through zinc, iron, chrome, manganese and silicium have been actively studied. This has been done in different body constituents (hair, plasma, urine and RBC) and in different age groups, as in their usual foodstuffs. Speciation studies on the chemical form and distribution of selenium in different food items were carried out: milk (of different origin), eggs, etc...
In 1990-1994 started a collaborative EU study on in vitro bioavailability of those nutrients, in which our lab was extensively involved. In 1994 we succeeded to develop an in vitro method consisting of a dialyse extraction of the trace metals after the gastric, biliary and pancreatic digestive fases were sucessively simulated. We are studying at this moment the effect of different fibers on the bioavailability of calcium, iron and zinc from baby foods. This study occurs in vitro and in vivo. Determination of fibers content is done in the Laboratory of Food Sciences in Antwerp since 1985.
Sport- & Bewegingsbeleid KU Leuven In the Department of Sport and Movement Sciences researchprojects are focused around the biocultural approach of men inmovement and the movements of men. In recent years this area ofresearch is identified with the term kinesiology. Three researchunits are operational and deal with: physical education and sportpsychology, sociocultural kinesiology and differentialdevelopmental kinesiology. The current research topics in eachof these research units are briefly outlined:SPORT PEDAGOGY LAB: analysis of teacher and pupil behaviors andthoughts (Teacher Value Orientation, beliefs, attitudes). Teachereducation (beginning teacher's problems and needs, use of port-folios in school practicum, teachers and school management).Curriculum goals and didactics of the Flemish topsport schools.SPORT PSYCHOLOGY LAB: Physical activity in adults (determinants,psychological effects, promotion). Personality of toplevelathletes (elaboration of a new intra-indivudal methodology).Goalorientation (task and ego or
Stamcelbiologie en Embryologie KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Stomatologie & Maxillo-faciale Heelkunde KU Leuven - Influence of antiflogistica after removal of wisdom teeth.- Distraction-osteogenesis- Biocompatibility and Osseointegration of hydroxylapatietBiocompatibility and alloplastic materials- Materialise - Stereolithography- ESAT - 3D-imaging- Fracture healing with rapid internal fixation (AO research)
Stomatologie, Orthodontie en Parodontologie Vrije Universiteit Brussel "De afdeling PADO ontwikkelt hoofdzakelijk onderzoek in de volgende domeinen: _________________________________________________________ 1. Epidemiologie van parodontale aandoeningen 2. Mondhygiene steun 3. Het gebruik van anti-bacteriele stoffen in de preventie en behandeling van parodontale aandoeningen 4. Diagnostische technieken in periodontology 5. Histopathology en microbiologie van parodontale aandoeningen De afdeling SMAF stomatologie en maxillofaciale chirurgie doet voornamelijk onderzoek in de volgende domeinen: 1. Computer assisted radiologie en chirurgie 2. Reconstructie van grote botdefecten met custom made implantaten vervaardigd door rapid prototyping AZ-VUB SMAF Stomatologie; 3. Controle op de stress build-up in all-keramiek met een roman optische vezel karakterisering Technic. 4. Ervaring met verschillende speech processing systemen in het dagelijks orofacial klinische routine 5. Chirurgie in de behandeling van aangeboren en verworven misvormingen 6. Therapie voor craniomandibular pijn disfunctie 7. Forensische wetenschappen; Bepaling van leeftijd op de tanden, verbeterde technieken en analyse in industriele onderzoeken op tandheelkundige materialen (polymeren, metalen.)"
Studentenadviesdiensten KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Studeren met een Functiebeperking KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Subdivisie Agrotech-JDB KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Switch Laboratorium KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE) Universiteit Antwerpen Binnen de onderzoeksgroep wordt fundamenteel en toegepast onderzoek verricht in verband met de adaptatie van aquatische en terrestrische organismen aan hun milieu en de effecten van milieuvervuiling op de gezondheidstoestand van organismen, populaties en gemeenschappen. Binnen dit kader kunnen drie onderzoekslijnen worden onderscheiden: De eerste lijn betreft onderzoek naar de biobeschikbaarheid en accumulatie van milieuschadelijke stoffen, de tweede lijn betreft onderzoek naar de werkingsmechanismen van toxische stoffen en de derde lijn onderzoek naar de relaties tussen effecten op verschillende niveaus van functionele organisatie. Bij dit onderzoek wordt zowel gebruik gemaakt van in vitro modellen als in vivo modellen en wordt zowel aandacht besteed aan de moleculaire aspecten (stressgenen, stresseiwitten, celfuncties) als organismale aspecten (biobeschikbaarheid, homeostase en adaptatie). Het onderzoek heeft verschillende toepassingen in de milieutoxicologie en in het bijzonder de milieudiagnostiek en normstelling (moleculaire en cellulaire merkers, blootstellings-en effectmodellen, toxiciteitsevaluatie en risicobeoordeling). Onderzoeksthema's: Biobeschikbaarheid en accumulatie van micocontaminanten: Onderzoek naar het relatief belang van blootstellingsroutes en de invloed van omgevingsomstandigheden op de biobeschikbaarheid, accumulatie en toxiciteit van metalen en andere prioritaire microcontaminanten voor aquatische en terrestrische organismen. Ontwikkeling van dynamische modellen om de effecten te voorspellen onder verschillende blootstellingsscenario's.
Moleculaire en cellulaire mechanismen van toxiciteit: Onderzoek naar effecten van blootstelling aan microcontamimanten en andere omgevingsfactoren op het niveau van de genexpressie, eiwitsynthese en cellulaire functies in modelorganismen, weefsels en cellen. Deze studies geven inzicht in het werkingsmechanisme van de stoffen en de reacties hierop en de informatie worden gebruikt voor de ontwikkeling van in vivo en in vitro modellen en sensoren die kunnen worden toegepast in de milieudiagnostiek. Adaptatie, homeostase en conditie: Onderzoek naar de regulatie van homeostatische functies en de invloed van veranderingen en verstoringen in omgevingscondities hierop. Identificatie van de meest gevoelige processen en hoe verschillen in acclimatisatie en adaptatie de verschillen in gevoeligheid en tolerantie tussen individuen, populaties en soorten kunnen verklaren.
TARGID KU Leuven - Normal and abnormal motor activity of oesophagus, stomach, small intestine, colon and anorectum.- Endocrine, paracrine and neurocrine peptideuntreated control mechanisms of gastrointestinal function.- Digestion and absorption of carbohydrates, lipids and proteins.- Clinical pharmacology of gastro-intestinal diseases.- Treatment of gastrointestinal cancer.- Computer analysis of manometric and electromyographic recordings.- Computer analysis of long-term pH and pressure measurements in oesophagus.- Radio immuno assay and receptor assay.- In vivo and in vitro studies of small muscle activity.- Breath tests with radioisotope and stable isotopes.- Intestinal perfusion studies.- Cell culture of intestinal smooth muscle cells.- Cell culture of myenteric neurons.- Laboratory Information System.
Theoretische neurobiologie Universiteit Antwerpen Despite the simplicity and regularity of the cerebellar circuitry, its function and operations remain poorly understood. This may be partially due to the emphasis theories of cerebellar function have placed on the pattems of connectivity in this structure, neglecting the physiological properties of different cerebellar cell types. It is our goal to improve the understanding of how the cerebellum works by using a combined cellular and systems level approach. To analyze the operations performed by different types of neurons in the cerebellum sufficient morphological and physiological data on each cell type are needed to build detailed and realistic computer models. A different approach is to investigate the input-output relations of the cerebellum at the system level. If the function of the circuitry is truly understood, both the cellular and system approach should lead to the same predictions. We are currently building and simulating both detailed single cell models of the different cerebellar neurons and a large-scale realistic neural network modelof the cerebellar cortex that can predict the input-output transformations. The cellular models have different levels of complexity, for example in one project we investigate the effect of dendritic morphology on calcium diffusion in Purkinje cells while, conversely, in the cerebellar network simulations we neglect at present the morphology of the neurons. In the future we will continue to improve these models. Sometimes by including more detail or newer physiological data (e.g. the firing properties of granule cells), or by expanding the network model to include additional brain regions (e.g. including the deep cerebellar nuclei and the olivary nucleus). As before we expect that simulations of these models will lead to new predictions on how the neurons or network function. In addition we will continue to develop advanced simulation software tools in context of our GENESIS and NEGSIM collaborations; these tools will be important towards further modeling research in the laboratory also. The experimental work interacts with the modeling work at many levels. The main focus at present is on extracellular electrophysiological recordings from multiple neurons in the cerebellar cortex of anesthetized rats. Because of network modeling results we initially focused on Golgi neurons and have rapidly built a reputation as specialists on the firing behavior of these cells. In the future we will keep recording form Golgi cells, but simultaneously also from other cerebellar units (Purkinje cells, mossy fibers) and from precerebellar projection neurons (e.g. somatosensory cortex). While a close interaction with the network modeling continues, the experimental work has generated specific new questions. For example, we need to understand better how cortex and cerebellum interact in the somatosensory system. Here also we will keep introducing new technologies. We are de veloping a system for chronic multi-unit recordings in awake rats and will introduce new types of electrodes. At present our anatomical methods consist of tracer injection methods, but in the future we want to employ juxtacellular staining methods to visualize single cells. A long-term goal is to start a slice set-up that would allow for intracellular recordings of cerebellar neurons and voltage clamp studies of their channels. The latest development is the use of functional brain imaging methods which offer the opportunity to study. cerebellar activation in the whole cerebellum at once in rats and to probe cerebenar function in non-motor conditions in humans. These projects are conaborative as we do not own the imaging equipment or have the technical expertise to use it. Our contribution to these conaborations, which have already resulted in publications, is to formulate and design the stimulus conditions and perform the analysis needed to specifically study cerebenar function.
Theoretische neurobiologie en neuroengineering Universiteit Antwerpen Ondanks uitgebreide studies blijft de exacte functie van het cerebellum een mysterie. Het is onduidelijk hoe de cerebellaire microcircuits de rol die het cerebellum speelt in motor coördinatie, motor leren en cognitieve functies ondersteunen en er is amper iets geweten over de cellulaire basis van de interactie tussen cerebellum en hersenschors. Wij onderzoeken deze vragen met een combinatie van experimentele en modeleringsmethodes. Onze modelleringstudies omvatten vele niveaus, van simulaties van de diffusie van signaal moleculen over gedetailleerde modellen van cellen en netwerken tot systeemmodellen die synaptische plasticiteit verbinden met gedrag. De moleculaire modellen focussen momenteel op abnormale diffusie in dendrieten en op stochastische effecten tijdens calcium vrijstelling in spines. We ontwikkelen nieuwe modellen van de Purkinjecel en van neuronen in de diepe kernen, gebruikmakend van automatische parameter zoekmethodes, met de bedoeling om het effect van cerebellair leren op deze neuronen te onderzoeken. Op netwerk niveau simuleren we informatieverwerking in de korrelcellaag en het effect van gapjuncties op cerebellaire oscillaties. We ontwikkelen zelf simulatiesoftware voor de efficiënte simulatie van celmodellen en voor simulatie van reactiediffusie systemen in dendrietmorfologieën. De experimentele studies omvatten in vivo multi-eenheid opnames in verdoofde en wakkere ratten en in vitro patch-clamp studies in cerebellaire weefselsnedes. We bestuderen in vivo informatieverwerking door de spike output van Purkinjecellen en diepe kern neuronen te analyseren. Antwoorden van Golgicellen op tactiele stimulatie worden voort onderzocht en gekoppeld aan simulaties van de korrecellaag. Een nieuwe onderzoekslijn gebruikt brein-computer interfacing tijdens discriminatie met de snorharen door wakkere ratten in het kader van onderzoek van de interactie tussen cerebellum en hersenschors. De in vitro studies onderzoeken synaptische plasticiteit van parallelvezel synapsen op Purkinje- en Golgicellen en de expressie van kaliumkanalen in Purkinjecellen. Anatomische studies van Golgicellen en functionele beeldvorming van cerebellaire activering gebeuren in Belgische samenwerkingen.
Theragnostisch Laboratorium KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Therapeutische en Diagnost. Antilichamen KU Leuven Geen Nederlandstalige ResAct
Toegepaste Biologische Wetenschappen Vrije Universiteit Brussel "De afdeling Toegepaste Biologische Wetenschappen richt zich op een verscheidenheid van disciplines in de fundamentele en toegepaste biologische wetenschappen. De onderzoeksthema's omvatten virale genetica, plantgenetica, fysiologie van planten, moleculaire en biochemische farmacologie, eiwitchemie, enzymologie, proteine-engineering, cellulaire immunologie, immunochemie, parasitologie, structurele biologie,
microbiologie, microbiele fysiologie, industriele microbiologie en verdere verwerking. De diversiteit van de disciplines steunt de opleidingsprogramma's in de biologie, biochemie en bio-engineering in graduate, post-graduate en Ph.D. Niveau. De afdeling is ook gastheer is van de Belgische EMBnet Node voor de Europese moleculaire en biotechnologische onderzoeksgemeenschap, in een gezamenlijk initiatief met de ULB. Twee van de negen afdelingen VIB (Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie) zijn gehuisvest in het Instituut voor Moleculaire Biologie en Biotechnologie van de Vrije Universiteit Brussel."